KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50
COM 709
CRIV 50
COM 709
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRESENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET
VERTAALD BEKNOPT VERSLAG
VAN DE TOESPRAKEN
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTEGRAL
AVEC
COMPTE RENDU ANALYTIQUE TRADUIT
DES INTERVENTIONS
C
OMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
C
OMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
woensdag
mercredi
27-03-2002
27-03-2002
10:00 uur
10:00 heures
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE

































AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CD&V
Christen-Democratisch en Vlaams
FN
Front National
MR
Mouvement réformateur
PS
Parti socialiste
PSC
Parti social-chrétien
SP.A
Socialistische Partij Anders
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties:
Abréviations dans la numérotation des publications:
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode +
basisnummer en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° de
base et du n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag,met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaald beknopt verslag van de toespraken (op wit
papier, bevat ook de bijlagen)
CRIV
Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu
intégral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit
des interventions (sur papier blanc, avec les annexes)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV
Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV
Compte Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen:
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel.: 02/ 549 81 60
Fax: 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail:
publicaties@deKamer.be
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél.: 02/ 549 81 60
Fax: 02/549 82 74
www.laChambre.be
e-mail:
publications@laChambre.be
CRIV 50
COM 709
27/03/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i


INHOUD
SOMMAIRE
Interpellatie van mevrouw Greta D'hondt tot de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de studentenarbeid" (nr. 1183)
1
Interpellation de Mme Greta D'hondt au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "les
emplois d'étudiant" (n° 1183)
1
Sprekers:
Greta D'hondt, Frank
Vandenbroucke
, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Greta D'hondt, Frank
Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van mevrouw Simonne Creyf aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de evaluatie van de ligdagprijs in de Brusselse
ziekenhuizen van 1997 tot 2001" (nr. 6658)
6
Question de Mme Simonne Creyf au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "l'évaluation
du prix de la journée d'hospitalisation dans les
hôpitaux bruxellois de 1997 à 2001" (n° 6658)
6
Sprekers:
Simonne Creyf, Frank
Vandenbroucke
, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Simonne Creyf, Frank
Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de situatie van het personeel tewerkgesteld in de
extramurale laboratoria voor klinische biologie"
(nr. 6820)
8
Question de Mme Greta D'hondt au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "la situation
du personnel des laboratoires extra-muros de
biologie clinique" (n° 6820)
8
Sprekers:
Greta D'hondt, Frank
Vandenbroucke
, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Greta D'hondt, Frank
Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van de heer Daniel Bacquelaine aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de verhoogde uitkering inzake gezondheidszorg
voor kinderen die verhoogde kinderbijslag
genieten in het stelsel van de zelfstandigen"
(nr. 6803)
11
Question de M. Daniel Bacquelaine au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "le
bénéfice de l'intervention majorée en matière de
soins de santé aux enfants bénéficiant
d'allocations familiales majorées appartenant au
régime des travailleurs indépendants" (n° 6803)
11
Sprekers: Daniel Bacquelaine
, voorzitter van
de MR-fractie
, Frank Vandenbroucke
,
minister van Sociale Zaken en Pensioenen
Orateurs: Daniel Bacquelaine
, président du
groupe MR
, Frank Vandenbroucke
, ministre
des Affaires sociales et des Pensions
Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de eerste
minister, aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen en aan de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over "de
structurele bijdrageverminderingen" (nr. 6844)
12
Question de Mme Greta D'hondt au premier
ministre, au ministre des Affaires sociales et des
Pensions et à la vice-première ministre et
ministre de l'Emploi sur "la réduction structurelle
des cotisations" (n° 6844)
12
Sprekers:
Greta D'hondt, Frank
Vandenbroucke
, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Greta D'hondt, Frank
Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
CRIV 50
COM 709
27/03/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1



COMMISSIE VOOR DE SOCIALE
ZAKEN
COMMISSION DES AFFAIRES
SOCIALES
van
WOENSDAG
27
MAART
2002
10:00 uur
______
du
MERCREDI
27
MARS
2002
10:00 heures
______

De vergadering wordt geopend om 10.18 uur door de heer Joos Wauters, voorzitter.
La séance est ouverte à 10.18 heures par M. Joos Wauters, président.
01 Interpellatie van mevrouw Greta D'hondt tot de minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de studentenarbeid" (nr. 1183)
01 Interpellation de Mme Greta D'hondt au ministre des Affaires sociales et des Pensions sur "les
emplois d'étudiant" (n° 1183)
01.01
Greta D'hondt
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, het fenomeen van de toename van het aantal studenten die
studentenarbeid verrichten en van het volume van die
studentenarbeid is ons genoegzaam bekend. Wij hebben zelf ook
altijd gezegd dat het op zich een positief fenomeen is dat jongeren
werkervaring opdoen in hun studententijd. Sedert een paar jaar
stellen we echter vast dat de evolutie van het fenomeen
studentenarbeid afwijkt van de oorsprong ervan. Op zich vind ik dat
geen slechte zaak. Oorspronkelijk bestond de noodzaak van
studentenarbeid in het kader van de democratisering van het
onderwijs omdat een groot aantal studenten zijn studies moest
betalen door te werken. Ik zal zeker niet zeggen dat deze reden
helemaal verdwenen is, dat zou de waarheid meer dan geweld
aandoen. Wij stellen echter vast dat het bestaande volume aan
studentenarbeid niet langer alleen kan worden verklaard door de
financiële noodzaak om de studies te kunnen betalen. Wij stellen
trouwens vast dat het aantal jongeren dat studentenarbeid verricht
nooit alleen kan worden verklaard door de financiële noodzaak om
de studies te betalen. Wij stellen bovendien vast dat het aantal
gewerkte uren niet van die aard is dat het helemaal of grotendeels
kan worden verklaard door de financiële noodzaak om de studies te
betalen.

Verder stellen wij reeds heel wat jaren vast dat het fenomeen
studentenarbeid, dat oorspronkelijk bedoeld was om de studies te
bekostigen en zich situeerde in de vakantieperiodes, uitdijt over het
volledige kalenderjaar en niet meer beperkt is tot de zomervakantie.
Al heel wat jaren wordt er ook tijdens de andere vakanties
studentenarbeid verricht en de laatste 10 en zeker de laatste 5 jaar is
dit zelfs uitgebreid over het hele jaar en over alle weekdagen. Dit
wordt nog versterkt door het feit dat de sector van de uitzendarbeid
en de werkgevers die markt van de studentenarbeid hebben ontdekt
01.01
Greta D'hondt
(CD&V):
Les étudiants qui travaillent
pendant les vacances d'été, de
Noël et de Pâques sont exonérés
de cotisations ONSS. Ils doivent
cependant s'acquitter d'une
cotisation de solidarité de 2,5%.
Les cotisations patronales pour les
travailleurs étudiants s'élèvent à
5% pendant ces périodes.

Le 18 janvier 2002, le
gouvernement a décidé d'étendre
l'exonération de cotisations ONSS
accordée pendant les vacances
scolaires aux étudiants lorsque
ceux-ci travaillent pendant l'année
scolaire pour le même employeur.

Nous estimons qu'il est bon que
les étudiants puissent acquérir
une expérience professionnelle
pendant leurs études mais nous
constatons que les besoins en
matière de financement des
études, qui permet à davantage
de jeunes d'accéder à
l'enseignement supérieur, ne suffit
plus à expliquer le volume pris par
les jobs d'étudiants. Le
phénomène des emplois étudiants
concerne l'ensemble de l'année
27/03/2002
CRIV 50
COM 709
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
om een zekere vorm van flexibiliteit te kunnen invoeren in de
arbeidsorganisatie.

Studentenarbeid wordt dan ook heel het jaar door verricht.
Studentenarbeid is een instrument van flexibiliteit geworden in de
organisatie van de arbeidsmarkt. Studentenarbeid wordt niet langer
verricht vanuit een economische en financiële noodzaak van
jongeren en hun families om de studies te betalen. Voor een steeds
groter wordende groep studenten is studentenarbeid een bron van
inkomsten die hen moet toelaten op een gedegen manier te leven en
zich te ontspannen.

Mijnheer de minister, als het volume van die studentenarbeid heel
beperkt zou zijn en als het werkelijk gefocust zou zijn op die groep
jongeren voor wie het verrichten van studentenarbeid de
mogelijkheid is om hun studies te betalen zodat studentenarbeid op
die manier een positieve bijdrage zou leveren in de democratisering
van het hoger onderwijs, kon ik heel goed leven met het feit dat op
die arbeid geen of zeer lage sociale zekerheidsbijdragen moesten
worden betaald.

Studentenarbeid was toen ook beperkt in de tijd. Er waren dus twee
zeer belangrijke elementen voor het niet-heffen van bijdragen:
enerzijds, was dat de noodzaak om studies te betalen gerelateerd
aan de democratisering van het onderwijs en, anderzijds, het
beperkte volume van studentenarbeid per student. Nu is de situatie
totaal anders. Ook in de vorige legislatuur heb ik daar al vragen over
gesteld. Ik heb meer en meer vragen over het feit of wij er
maatschappelijk wel goed aan doen om studenten vertrouwd te
maken met arbeid en inkomen uit arbeid, als die arbeid minder zwaar
wordt belast inzake solidariteitsbijdragen dan wanneer zij hun studies
hebben beëindigd en werk zoeken. Ik vind dit meer en meer ingaan
tegen de idee van solidariteit. Als men met laatstejaarsstudenten
praat, merkt men dat heel wat jongeren een zwaar vertekend beeld
hebben van het inkomen dat zij als normale loontrekkende netto
kunnen verdienen na hun afstuderen. Dit heeft te maken met
algemene maatschappelijke opleiding, maar de laatste jaren ook
meer en meer met het feit dat het overgrote deel van die jongeren
als student hebben gewerkt.

Zij werden steeds geconfronteerd met zeer lage inhoudingen op hun
loon, en hielden van hetzelfde brutoloon in verhouding een veel
hoger nettoloon over dan wanneer zij, na het beëindigen van hun
studies, hetzelfde werk met een gewoon contract in loondienst
zouden uitoefenen.

Het voorgaande in overweging nemende, wil ik erover discussiëren
of het goed is jongeren te laten wennen aan zo'n groot verschil
tussen bruto- en nettoloon. Wanneer zij later in gewone loondienst
zullen werken, zal het immers volledig anders zijn. Wegens die
bekommernis was ik niet zo aangenaam verrast toen ik vernam dat u
nog verder wou gaan: de regering heeft op 18 januari 2002 beslist de
mogelijkheid tot werken zonder de toepassing van de sociale
zekerheid uit te breiden. Indien ik juist ben geïnformeerd, zou de
vrijstelling van RSZ-bijdragen voor de zomermaanden ook gelden
voor studenten die tijdens het schooljaar voor dezelfde werkgever
werken. Tijdens de zomer wordt vooral gewerkt in de horeca en in de
toeristische sector. Nu zullen wij vaststellen dat studenten naast
scolaire.

Le secteur de l'intérim a lui aussi
jeté son dévolu sur le marché du
travail étudiant. Cette formule est
plutôt devenue un gage de
flexibilité sur le marché du travail.
Pour un nombre croissant de
jeunes, le travail étudiant
représente la possibilité
d'acquérir, en marge des études,
un revenu sûr. L'idée de la
démocratisation de
l'enseignement qui sous-tendait à
l'origine le régime du travail
étudiant, s'en retrouve dès lors
vidée de sa substance.

Est-il vraiment conseillé de
donner aux étudiants l'impression
que l'écart entre le salaire brut et
le net est si restreint? Ce système
porte également un coup à la
solidarité. Les étudiants ont une
vision tout à fait faussée du
salaire net qui leur reviendra au
moment où ils seront employés en
qualité de simples salariés.

L'extension de la période au cours
de laquelle les étudiants sont
exonérés de cotisations ONSS
comporte certains risques. A
prestation égale, l'étudiant qui
travaille pendant l'année retire de
son travail davantage que les
autres travailleurs. Certains
employeurs opteront pour des
étudiants plutôt que pour des
travailleurs réguliers, ce qui
engendrera une inégalité de fait
entre travailleurs. Ce sont surtout
les travailleurs moins qualifiés qui
feront les frais de cette mesure.
Quel est le contexte social qui
incite le gouvernement à effectuer
cette modification? Une
concertation a-t-elle été ouverte
avec les partenaires sociaux à
propos de cette nouvelle mesure?
Quelle est l'attitude du ministre
envers la question de l'éviction?
Le ministre ne craint-il pas que les
étudiants se fassent une image
erronée du rapport entre salaire
brut et salaire net?
CRIV 50
COM 709
27/03/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
reguliere arbeiders of niet-studenten werken, en dat zij voor dezelfde
prestaties meer zullen overhouden dan hun collega's die het
hetzelfde werk doen.

Mijnheer de minister, vermits het niet meer alleen zal gelden voor
studentenarbeid tijden de zomermaanden maar ook tijdens het jaar,
vrees ik dat werkgevers minder geneigd zullen zijn andere
werknemers dan studenten voor bepaalde activiteiten aan te werven.

Aangezien dat niet meer alleen in de zomermaanden geldt, maar ook
voor studentenarbeid tijdens het jaar, zullen werkgevers minder
geneigd zijn andere werknemers dan studenten aan te werven voor
bepaalde activiteiten. Voor die studenten moet namelijk alleen een
solidariteitsbijdrage worden betaald, die lager is dan de RSZ-bijdrage
voor tijdelijke werknemers. De winst is dus dubbel: enerzijds voor de
werkgever, anderzijds voor de student. Die winst is echter ten nadele
van de solidariteit.

Mijnheer de minister, ik zou graag het volgende van u vernemen.

Ten eerste, welke maatschappelijke, sociale of eventueel andere
achtergronden hebben u ertoe aangezet de regering ervan te
overtuigen die regeling nog te verruimen of te versoepelen?

Ten tweede, is er over de regel om ook tijdens het jaar een lagere
sociale zekerheidsheffing toe te passen overleg gepleegd met de
sociale partners? Steunt die regel op een unaniem positief advies
van de sociale partners?

Ten derde, wat is uw mening over de kans op verdringingseffect
zoals ik het daarnet heb geformuleerd?

Ten vierde, wat is uw reactie op mijn bekommering dat studenten
door die maatregelen ­ ik bedoel niet alleen de laatste maatregel,
maar alle maatregelen gegroeid in de tijd ­ eigenlijk een verkeerd
beeld krijgen over de afstand tussen brutoloon en nettoloon?
01.02 Minister
Frank Vandenbroucke
: Mijnheer de voorzitter,
collega D'hondt, de concrete aanleiding voor deze wijzigingen ligt in
de gewijzigde sociaal-economische realiteit van de student die er
steeds vaker een bijverdienste op nahoudt buiten de
vakantiemaanden juli, augustus en september. In onze samenleving
geven heel wat studenten de voorkeur aan een job tijdens het school-
of academiejaar, bijvoorbeeld 's avonds, op woensdagnamiddag of in
het weekend. Het lijkt ons onbillijk deze personen te verplichten een
andere werkgever te zoeken voor hun tewerkstelling tijdens de
zomermaanden om te kunnen genieten van het voordeel van de niet-
onderwerping aangezien tewerkstelling tijdens de kerst- of
paasvakantie die verplichting niet met zich brengt.

In het belang van een gelijke behandeling van de studenten die een
job aanvaarden tijdens de kerst- en/of paasvakantie en de studenten
die een job aanvaarden tijdens de andere schoolvakanties, tijdens de
weekends of op andere weekdagen op het vlak van de vrijstelling
van onderwerping voor de tewerkstelling van studenten tijdens de
zomermaanden werden de woorden "kerst- en paasvakantie"
vervangen door de woorden "periodes van niet verplichte
aanwezigheid in de onderwijsinstelling". De voorwaarde dat een
01.02
Frank Vandenbroucke
,
ministre: Les étudiants sont de
plus en plus nombreux à avoir un
job en dehors des mois de juillet,
août et septembre. Il est injuste de
les contraindre, pour qu'ils
puissent continuer à travailler
sans être soumis à l'ONSS, à
chercher pour leur job d'été un
autre employeur que celui pour
qui ils travaillent pendant le reste
de l'année. C'est pour cette raison
que la référence aux vacances de
Noël et de Pâques a été
remplacée par une référence
aux périodes sans obligation de
fréquenter les établissements
scolaires. Les autres conditions
d'emploi en vigueur restent
d'application.
27/03/2002
CRIV 50
COM 709
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
dergelijke tewerkstelling dient te geschieden in het kader van een
arbeidsovereenkomst voor de tewerkstelling van studenten
overeenkomstig titel VII van de wet van 3 juli 1978 betreffende de
arbeidsovereenkomsten blijft integraal behouden, net als alle andere
voorwaarden opgesomd in het huidige artikel 17bis van het koninklijk
besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni
1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944
betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.

Deze benadering heeft bovendien als voordeel dat toekomstige
terminologische wijzigingen in de benamingen van de
vakantieperiodes geneutraliseerd worden ten aanzien van de
wetgeving betreffende de vrijstelling van onderwerping voor de
tewerkstelling van studenten.

Uiteraard werd aangaande deze aanpassing overleg gepleegd met
de sociale partners. Op 15 mei 2001 verleende de Nationale
Arbeidsraad over deze aangelegenheid een positief advies, nummer
1351. Omdat de Nationale Arbeidsraad in dit advies mijn aandacht
vestigde op de wenselijkheid het verschil in woordgebruik tussen de
wijzigingsvoorstellen en de laatste alinea van het huidige artikel
17bis nader te onderzoeken, werd in navolging van het advies van
de sociale partners een nieuw wijzigingsvoorstel voor advies
voorgelegd aan het beheerscomité van de RSZ. Dit beheerscomité
gaf op 23 november 2001 het nieuwe voorstel een gunstig advies.

Met betrekking tot de door u geciteerde problematiek kan ik enkel
verwijzen naar de strikte bepalingen van titel VII van de wet van 3 juli
1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Deze wetgeving werd
geconcipieerd teneinde oneerlijke concurrentie tegenover de regulier
tewerkgestelde werknemers te voorkomen en bevat bijgevolg zeer
strikt na te leven voorwaarden. Ik vestig uw aandacht op het feit dat
deze wetgeving bepaalde studenten uitsluit van de mogelijkheid een
overeenkomst voor tewerkstelling van studenten te sluiten, een
voorwaarde die nog steeds vermeld staat in het artikel 17bis van het
koninklijk besluit van 28 november 1969. Zo zijn onder andere
uitgesloten de studenten die minstens sedert zes maanden werken,
voltijds of deeltijds. Voor alle verdere informatie omtrent het
toepassingsgebied van deze wetgeving verwijs ik naar de
bevoegdheid van mijn collega, mevrouw Onkelinx.

Ik wens uw aandacht te vestigen op het feit dat de student die naast
zijn studies een job uitoefent tijdens het school ­ of academiejaar ­
dit wil zeggen buiten de maanden juli, augustus of september ­ wel
aan de sociale zekerheid der werknemers onderworpen is.

De arbeid die als student wordt gepresteerd, doorgaans onder een
arbeidsovereenkomst voor de tewerkstelling van studenten, valt
immers onder het toepassingsgebeid van de wet van 27 juni 1969.

Als de student aan de sociale zekerheid is onderworpen, moeten
bijdragen worden betaald, zoals de wet voorschrijft. Er bestaan geen
specifieke bijdrageverminderingen voor de studenten, waardoor de
gewone regels van toepassing zijn. Als er bijdragen worden betaald,
volgen daaruit ook de rechten die door de sociale zekerheid uit de
bijdrageplicht volgen. Bijgevolg kunnen deze studenten juist beter de
afstand tussen het brutoloon en het nettoloon inschatten, aangezien
zij op dezelfde manier hun nettoloon verkrijgen als andere, regulier
Cet aménagement a fait l'objet
d'une concertation avec les
partenaires sociaux. Le CNT a
rendu un avis positif à ce sujet le
15 mai 2001. Le comité de gestion
a rendu un avis favorable au sujet
de cette proposition de
modification le 23 novembre.

La loi du 3 juillet 1978 relative aux
conventions collectives de travail
avait pour objectif d'éviter une
concurrence déloyale pour le
travailleur ordinaire. Elle énonce
des conditions qui doivent être
rigoureusement respectées.

Certains étudiants sont exclus de
la possibilité de conclure une
convention d'emploi d'étudiants.
Mme Onkelinx pourra vous fournir
de plus amples précisions à
propos du champ d'application de
cette loi.

L'étudiant qui travaille en dehors
des mois de juillet, d'août et de
septembre est quant à lui soumis
aux règles de la sécurité sociale.
Des cotisations seront dues,
comme le prescrit la loi. Les
règles ordinaires s'appliquent. Par
conséquent, l'intéressé pourra
faire valoir les droits qui découlent
de l'obligation de cotiser. Les
étudiants pourront ainsi mieux
apprécier l'écart entre le salaire
net et le salaire brut. La
modification de l'article 17
bis
est
une simple adaptation des
conditions d'exonération des
cotisations ONSS durant les mois
d'été.

Du point de vue pédagogique,
c'est donc un excellent exercice.
CRIV 50
COM 709
27/03/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
tewerkgestelde werknemers.

De niet-onderwerping aan de sociale zekerheid van studenten
krachtens artikel 17bis, geldt uitsluitend voor de zomermaanden juli,
augustus en september, voor zover aan bepaalde voorwaarden werd
voldaan. De wijziging in artikel 17bis betreft louter een aanpassing
van een van deze voorwaarden.

Mevrouw D'hondt, pedagogisch is dit net een heel goede oefening,
als dit de bedoeling van de wetgever zou zijn ­ quod non.
01.03
Greta D'hondt
(CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor
uw antwoord. De reden van mijn interpellatie was zeker niet het in
vraag stellen van studentenarbeid en het nut ervan. Ik was vooral
geïnspireerd door de recente wijziging ­ tijdens het jaar mag men bij
dezelfde werkgever als tijdens de zomermaanden werken ­, door het
volume van de studentenarbeid en door de wijze waarop
studentenarbeid steeds meer wordt uitgeoefend, onder meer via
uitzendarbeid. Ik wil geen negatieve kwalificatie geven, maar het
overstijgt de essentie van studentenarbeid.

Het is arbeid, uitgeoefend door studenten. Of die arbeid nu wordt
uitgevoerd door bruggepensioneerden, door veertigjarigen of door
studenten doet er niet toe. Het is arbeid en zo moet het worden
bekeken. Studentenarbeid moet worden herleid tot zijn
oorspronkelijke gedachte of tot een beperkt volume.

Mijnheer de minister, wanneer wij na de zomer over de meest
recente cijfers van het aantal gepresteerde uren studentenarbeid
beschikken, zal ik hier op terugkomen. Het volume van het aantal
gewerkte uren per student is onderhand zo groot dat dit met
studentenarbeid niets meer te maken heeft. Dit is veeleer
flexibele
arbeid
. Ik zeg niet dat ik dat goed of slecht vind, ik stel louter vast en
ik vraag u om dit eens goed te bekijken. Ook minister Onkelinx zal ik
hierover ondervragen. Gezien het volume van de gewerkte uren per
student, kan dit niet langer als studentenarbeid worden beschouwd,
maar veeleer als arbeid. Deze arbeid behoeft dan ook geen speciale
behandeling en evenmin een speciale benaming. Deze arbeid vormt
immers hoe langer hoe meer een concurrentie voor de
laagstgeschoolden op de arbeidsmarkt.

Mijnheer de voorzitter, zodra we beschikken over de cijfers van de
werkuren van de eerste jaarhelft van 2001, zal ik aantonen dat het
hier niet meer gaat over studentenarbeid. Dit is gewone arbeid die
men het label van studentenarbeid geeft om voor een deel van de
gepresteerde uren tegen een lager tarief te kunnen werken.

U zou kunnen argumenteren dat het werk tijdens het jaar aan
hetzelfde tarief wordt betaald. Welnu, ik zeg u dat een reguliere
werknemer die hetzelfde aantal uren werkt als een student, voor de
werkgever duurder is. Een student die hetzelfde aantal uren werkt als
een gewone werknemer, heeft op jaarbasis meer netto-inkomen over
dan de werknemer. Zo lang het een of twee maanden betrof,
gespreid over het jaar of in de zomer geconcentreerd, had ik er geen
enkel probleem mee. Nu het arbeidsvolume bij sommige studenten
bijna een halftijdse jaarprestatie beloopt, vind ik dat daarvan een te
groot deel aan het voorkeurstarief inzake sociale zekerheid wordt
behandeld, zowel voor werkgevers als werknemers. Dat is in feite
01.03
Greta D'hondt
(CD&V): Ma
question m'a été inspirée par la
modification récente des règles
auxquelles est soumis l'emploi
d'étudiant et de ses modalités,
également en ce qui concerne son
ampleur. On risque d'en arriver à
des emplois exercés par des
étudiants au lieu d'un véritable
emploi d'étudiant. A cela s'ajoute
le risque de voir ainsi apparaître
une concurrence pour les
travailleurs peu qualifiés. Je
demande au ministre de bien
vouloir examiner ce dossier et je
poserai également la question à la
ministre Onkelinx.

27/03/2002
CRIV 50
COM 709
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
mijn punt. U hebt in feite niets veranderd door de uitbreiding, maar in
de praktijk zijn er heel wat studenten die, in arbeidsvolume
uitgedrukt, bijna aan een halve normale arbeidsprestatie komen. De
verhouding van wat aan een lager tarief wordt afgehouden is volgens
mij niet correct in het kader van de solidariteit en de afhouding op
bezoldigingen.

Ik zal daar nog op terugkomen. Ik vraag u dat fenomeen in die zin te
onderzoeken. Ik vind dit procentueel niet meer correct.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Vraag van mevrouw Simonne Creyf aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen over "de
evaluatie van de ligdagprijs in de Brusselse ziekenhuizen van 1997 tot 2001" (nr. 6658)
02 Question de Mme Simonne Creyf au ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
"l'évaluation du prix de la journée d'hospitalisation dans les hôpitaux bruxellois de 1997 à 2001"
(n° 6658)
02.01
Simonne Creyf
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, ik heb bij mijn vraag een tabel gevoegd die de evolutie
weergeeft van de ligdagprijzen in de Brusselse openbare, private en
universitaire ziekenhuizen. Ik spits mijn vraag vooral toe op het
verschil tussen de private ziekenhuizen en de openbare
ziekenhuizen. Ik vind de tabel vrij sprekend. De ligdagprijzen in de
openbare ziekenhuizen liggen merkelijk hoger dan die in de
particuliere sector. In 1997 was er al een verschil van 3.000 frank,
zijnde een ligdagprijs in de openbare ziekenhuizen van iets minder
dan 11.000 frank en in de private ziekenhuizen iets meer dan 8.000.
In 2001 is het verschil nog toegenomen. De ligdagprijs in de
openbare ziekenhuizen bedraagt nu iets meer dan 14.000 frank en
die in de private ziekenhuizen iets meer dan 9.000 frank. Beide zijn
dus verhoogd: de private ziekenhuizen met gemiddeld 1.000 frank en
de openbare met gemiddeld 3.000 frank

Mijnheer de minister, hoe verklaart u deze verschillen tussen de
ligdagprijzen van de private en de openbare ziekenhuizen en
waaraan is de verschillende groei te wijten? Ik heb zelf een paar
hypotheses, maar toch kreeg ik graag uw verklaring omtrent deze
verschillen.
02.01
Simonne Creyf
(CD&V): Le
tableau qui donne un aperçu de
l'évolution du prix de la journée
d'hospitalisation dans les hôpitaux
bruxellois est éloquent. En effet,
dans les hôpitaux privés, le prix
de la journée d'hospitalisation est
nettement moins élevé que dans
les hôpitaux publics. En 1997, le
prix de la journée d'hospitalisation
dans les hôpitaux publics s'élevait
à 11.000 francs, contre 8.000
francs dans les hôpitaux privés.
En 2001, ces prix se montaient
respectivement à 14.000 et 9.000
francs. En l'espace de cinq ans,
on note donc une augmentation
de 3.000 francs pour les hôpitaux
publics et de 1.000 francs pour les
hôpitaux privés.

Le ministre peut-il expliquer ces
différences?
02.02 Minister
Frank Vandenbroucke
: Mijnheer de voorzitter,
collega Creyf, ik heb wat cijfers, maar over die cijfers zouden wij
natuurlijk lang kunnen discussiëren. Ik neem de ligdagprijs zonder
inhaalbedragen voor openbare ziekenhuizen op 1 december 1997.
Die ligdagprijs bedraagt 9.537 Belgische frank, in private
ziekenhuizen gaat het op 1 december 1997 om 7.867 frank. In
vergelijking met 1 december 2001 bedraagt de ligdagprijs voor
openbare ziekenhuizen 11.485 frank en voor private ziekenhuizen
9.316 frank. De gemiddelde groeivoet over de periode 1997-2001
bedraagt voor openbare ziekenhuizen bijgevolg 4,8% voor openbare
ziekenhuizen en 4,3% voor private ziekenhuizen. Dat verschil is
klein. Het gaat natuurlijk om een gemiddelde groeivoet. De absolute
groei voor de periode 1997-2001 bedraagt 20,42% voor de openbare
ziekenhuizen en 18,42% voor de private ziekenhuizen. Het verschil
02.02
Frank Vandenbroucke
,
ministre: Le prix de journée,
montants de rattrapage non
compris, des hôpitaux bruxellois
publics est passé de 9.537 à
11.485 francs entre 1997 et 2001,
ce qui représente une croissance
annuelle moyenne de 4,8% et une
croissance absolue de 20,42%. En
ce qui concerne les hôpitaux
privés, le prix de journée a
augmenté de 7.867 à 9.316
francs, soit une croissance
annuelle moyenne de 4,3% et une
CRIV 50
COM 709
27/03/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
in groeivoet vind ik niet zo dramatisch.

Als ik die cijfers analyseer, dan zou ik mij nu gewoon willen beperken
tot de bemerking dat wij moeten kijken naar de onderdelen B1 en B2
voor de verschillende dienstjaren. B1 en B2 zijn gebaseerd op de
karakteristieken en de activiteiten van de individuele ziekenhuizen.
Dat verklaart het verschil tussen de private en de openbare
ziekenhuizen. Er is geen systematisch prijsverschil. Die verschillen
vloeien niet voort uit het statuut van de ziekenhuizen, maar wel uit de
activiteiten en de karakteristieken van de individuele ziekenhuizen.
Meer kan ik daarover niet zeggen. Men zou een grondige analyse
moeten maken van de activiteiten van die ziekenhuizen.
croissance absolue de 18,42%. La
différence entre les deux types
d'établissements n'est que de 2%
et elle s'explique notamment par
la fixation des éléments B1 et B2
pour les différents exercices.
Ceux-ci sont déterminés sur la
base de l'activité et des
caractéristiques des hôpitaux et
non pas en fonction de leur statut.
02.03
Simonne Creyf
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik dank de
minister voor zijn antwoord.

Mijnheer de minister, ik ben eigenlijk niet veel wijzer geworden. Ik
begrijp dat het misschien niet zo evident is. Ik kan akkoord gaan met
de cijfers, want ze komen overeen met de cijfers die ik zelf heb
gehanteerd. Het verschil is inderdaad ongeveer 2% in absolute groei.

Het feit dat ze een verschillende groei hebben, maakt dat de prijzen
van de openbare en de private ziekenhuizen toch uit mekaar blijven
groeien. U zegt dat dit te maken heeft met de karakteristieken. Dat is
precies mijn vraag. Wat is er nu zo specifiek? Hoe komt het dat die
prijzen uiteenlopend zijn? Wat is daarvoor de verklaring? Wat
begrijpt u onder die karakteristieken? Ik schiet niets op met uw
antwoord. Kunt u mij nog wat meer verduidelijking geven?
02.03
Simonne Creyf
(CD&V):
Voilà qui ne m'avance guère. La
différence est de quelque 2% en
croissance absolue du coût. Cette
donnée démontre que la
différence se creuse entre les
deux types d'établissements.
Qu'entend le ministre par
"caractéristiques"?
02.04 Minister
Frank Vandenbroucke
: Mevrouw Creyf, daarvoor
moeten wij een zeer grondige studie uitvoeren. U weet hoe de
ligdagprijs bepaald wordt. De ligdagprijs heeft, ten eerste, te maken
met het soort van diensten, ten tweede, met de punten die worden
gegeven en ten derde, met een aantal vaststellingen op het vlak van
de nomenclatuur, met andere woorden van de prestaties die worden
geleverd. Een dergelijke studie zou best interessant kunnen zijn; ik
denk dat daaraan een doctoraatstudie gewijd kan worden. Daarmee
overdrijf ik niet als wij dat echt goed willen analyseren.
02.04
Frank Vandenbroucke
,
ministre: Il est impossible de
répondre immédiatement à cette
question. Une étude approfondie
est nécessaire. Elle pourrait
même faire l'objet d'une thèse de
doctorat. Le prix de la journée
recouvre en effet toute une série
d'éléments.
02.05
Simonne Creyf
(CD&V): Mijnheer de minister, wordt die
analyse dan niet uitgevoerd als wordt vastgesteld dat er
prijsverschillen zijn?
02.05
Simonne Creyf
(CD&V):
N'avez-vous pas demandé
l'organisation d'une étude?
02.06 Minister
Frank Vandenbroucke
: Mevrouw Creyf, u focust nu
volledig op het verschil tussen de openbare en de private
ziekenhuizen. Zo kan ik er nog wel enkele noemen.
02.07
Simonne Creyf
(CD&V): Mijnheer de minister, ik heb die
cijfers vastgesteld en ik wil natuurlijk weten hoe dat komt. Dat is de
kern van mijn vraag.
02.08 Minister
Frank Vandenbroucke
: Mevrouw Creyf, ik begrijp u,
maar ik kan niet aan mijn administratie vragen om daarover een
doctoraatstudie uit te voeren. Mijn administratie verzuipt al in veel
andere problemen. Dat verschil zou geanalyseerd kunnen worden en
dat zou interessant kunnen zijn. Er moet dan wel erg precies
onderzocht worden wat specifiek dat patroon verklaart. Misschien
02.08
Frank Vandenbroucke
,
ministre: Il serait intéressant de
procéder à une analyse mais je ne
puis charger mon administration
de cette mission dans la mesure
où le travail ne manque pas. La
27/03/2002
CRIV 50
COM 709
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
voelt iemand zich daartoe geroepen, maar het is toch een tamelijk
grondige studie. Ik geef toe dat ik die niet heb laten maken.
différence constatée ne concerne
en rien les coûts historiques mais
se rapporte plutôt aux services et
aux activités offerts. Les services
d'oncologie facturent un prix de la
journée plus élevé mais je ne
souhaite pas multiplier les
exemples car cela relèverait de
l'improvisation.
02.09
Simonne Creyf
(CD&V): Mijnheer de minister, ik moet daaruit
dus concluderen dat de karakteristieken van de openbare en de
private ziekenhuizen verschillend zijn.
02.10 Minister
Frank Vandenbroucke
: Natuurlijk. U moet weten dat
wij ons in een fase bevinden waarin de ziekenhuisfinanciering niets
meer te maken heeft met de historische kosten. Ze heeft louter te
maken met de diensten en de activiteiten en die zijn uiteraard
verschillend van ziekenhuis tot ziekenhuis. Er zijn diensten en
activiteiten die aanleiding geven tot een veel hogere ligdagprijs dan
andere.
02.11
Simonne Creyf
(CD&V): Bijvoorbeeld?
02.12 Minister
Frank Vandenbroucke
: Ik wil daarover niet
improviseren, maar men geeft mij het voorbeeld van oncologie in het
Brugmannziekenhuis. Dat vergt een hogere ligdagprijs. U kunt dat
nakijken in de reglementering. Ik beschik terzake over niet meer
gegevens dan ik u heb verstrekt. Ik herhaal, ik ga niet improviseren
om u een analyse te geven van de redenen van die prijsverschillen.
Het is een feit dat de ligdagprijzen zeer verschillend zijn van
ziekenhuis tot ziekenhuis.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

Le
président
: La question n° 6756 de M. Yvan Mayeur a été reportée à une date ultérieure.
03 Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen over "de
situatie van het personeel tewerkgesteld in de extramurale laboratoria voor klinische biologie"
(nr. 6820)
03 Question de Mme Greta D'hondt au ministre des Affaires sociales et des Pensions sur "la
situation du personnel des laboratoires extra-muros de biologie clinique" (n° 6820)
03.01
Greta D'hondt
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, niet lang
geleden heb ik reeds de gelegenheid gehad de minister over deze
problematiek te ondervragen.

Mijnheer de minister, ik heb uw antwoord besproken met de mensen
van de extramurale labs. Zij waren niet erg tevreden. Ik laat in het
midden of dit te wijten was aan mijn vraag of aan uw antwoord.
Daarom doe ik een tweede poging en zal ik proberen mijn vraag
duidelijker te formuleren. Wie weet zijn de betrokken nu wel tevreden
met uw antwoord. De problematiek is, mijns inziens, ernstig genoeg
om u erover opnieuw te ondervragen.

Naar verluidt ­ u zult dat beter weten dan ik ­ werd met het federaal
03.01
Greta D'hondt
(CD&V):
Les personnes travaillant dans les
laboratoires de biologie clinique
n'avaient pas apprécié la réponse
précédente du ministre. L'accord
fédéral pour le non-marchand de
fin 2000 met fin à un grand
nombre d'injustices. Le personnel
des laboratoires extra-muros est
toutefois resté sur la touche. Lors
de son entrée en service, un
laborantin de niveau A1 travaillant
dans un laboratoire extra-muros
CRIV 50
COM 709
27/03/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
akkoord voor de non-profitsector dat eind 2000 werd gesloten een
niet onbelangrijk aantal onrechtvaardigheden rechtgezet. Dankzij dit
akkoord werden de arbeids- en verloningsmaatregelen van
verschillende sectoren in de social profitsector in overeenstemming
gebracht met deze van de ziekenhuizen. Daar ligt de oorsprong van
de frustratie van de mensen van de extramurale labs. Zij vallen
immers niet onder dat akkoord. Dit betekent dat de verschillen die
reeds bestonden tussen de laborant, tewerkgesteld in een
extramuraal lab, en een laborant met eenzelfde opleidingsniveau en
ervaring in een lab in een ziekenhuis nog toenemen. Naar verluidt
verdient een A1-laborant in een extramuraal lab bij indiensttreding
ongeveer 370 euro per maand minder dan zijn collega in een
ziekenhuis. Na 20 jaar is het verschil reeds opgelopen tot 745 euro.
Een werknemer in een extramuraal lab heeft, in tegenstelling tot zijn
collega in een ziekenhuis, geen recht op een eindejaarspremie,
arbeidsduurvermindering vanaf 45 jaar, bijkomende vakantiedagen
of premies. De vergoedingen voor onregelmatige prestaties zijn ook
veel lager.

De harmonisering van de CAO's loopt over de periode 2001-2005.
Tegen eind 2005 zouden de lonen in de non-profitsector moeten
gelijkgeschakeld zijn. Volgens berekeningen zou 400 miljoen frank of
10 miljoen euro moeten volstaan om de discriminatie van de
arbeidsvoorwaarden in de extramurale labs voor klinische biologie
ongedaan te maken.

Mijnheer de minister, u kunt opnieuw antwoorden ­ zoals u op 2
februari hebt gedaan ­ dat de loon- en arbeidsvoorwaarden moeten
worden onderhandeld bij het opstellen van de CAO's. Dit is een
kwestie van machtsverhoudingen. Ik ken deze materie voldoende om
te weten dat dit antwoord juist is. In de realiteit is het wel iets
ingewikkelder dan dat. In die sector kan men in een CAO slechts zo
ver gaan als de subsidiëring het toelaat. Als de financiële ruimte om
CAO's te sluiten in ziekenhuizen en intramurale labs ruimer bemeten
is dan die in extramurale klinische labs hangt het niet af van
kundigheid in het onderhandelen, maar draait alles ­ wat dikwijls het
geval is in de social profitsector ­ rond de vraag hoeveel middelen
de voogdijoverheid ter beschikking stelt.

Vandaar dat ik mij veroorloof opnieuw een vraag te stellen die u,
naar mijn overtuiging, niet zo gemakkelijk zult beantwoorden door te
zeggen dat dit nu eenmaal de onderhandelingsmacht en de
onderhandelingsmogelijkheden zijn. Daar moet natuurlijk ook geld
tegenover staan. Vandaar mijn vragen.

Zult u stappen ondernemen om de discriminatie van de extramurale
labs te kunnen opheffen? Onderschrijft u, in orde van grootheid, de
berekening dat het hier om 10 miljoen euro gaat? Is het meer? Of
minder? Wat zal de budgettaire impact op de ziekteverzekering zijn
bij een harmonisatie van de arbeids- en beloningsvoorwaarden in de
extramurale labs vergeleken met de ziekenhuislabs?
gagne par exemple 370 euros de
moins que ses collègues
travaillant en hôpital. Par ailleurs,
il bénéficie de moins de primes et
se voit appliquer un régime
différent en ce qui concerne la
réduction du temps de travail et
les jours de congé
supplémentaires. L'on m'a affirmé
que 400 millions de francs
suffiraient pour lever cette
discrimination. Mais on ne peut
donner sur la base d'une CTT
dans ce secteur qu'en fonction des
subventions que reçoit ce dernier.

Le ministre a-t-il l'intention de
prendre des mesures pour
remédier à la discrimination dont
sont victimes les laboratoires
extra-muros de biologie clinique?
Que coûtera la suppression de
cette discrimination? Quel serait
l'incidence budgétaire de cette
suppression sur l'assurance
maladie?




03.02 Minister
Frank Vandenbroucke
: Mijnheer de voorzitter, ik
geef de voorkeur aan een duidelijk antwoord.

Mevrouw D'hondt, wij zijn niet van plan extra middelen ter
beschikking te stellen in het Riziv-budget klinische biologie, die het
mogelijk zouden maken om de arbeidsvoorwaarden in de
03.02
Frank Vandenbroucke
,
ministre: Nous ne comptons pas
dégager de moyens
supplémentaires en faveur du
budget de la biologie clinique de
l'INAMI pour aligner les conditions
27/03/2002
CRIV 50
COM 709
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
extramurale labs gelijk te schakelen aan de voorwaarden in de
ziekenhuissector. Niet alleen beschikken wij daarvoor niet over de
nodige middelen, u moet dat ook beschouwen als een markt.
Weliswaar wordt die door de sociale zekerheid compleet
gesubsidieerd, maar toch is dit een vrije markt waar over loon- en
arbeidsverhoudingen moet worden onderhandeld.
de travail des laboratoires extra-
muros sur celles du secteur
hospitalier. Il faut considérer les
laboratoires extra-muros comme
un marché qui opère un auto-
assainissement et dont les
employeurs et les travailleurs
partagent la responsabilité des
conditions de travail.
03.03
Greta D'hondt
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik denk dat ik
hier nog eens zal moeten terugkomen! Mijnheer de minister, laten wij
wel zijn. Koken kost geld. Ik ga met u akkoord dat op de commerciële
markt wellicht andere regels gelden dan in een gesubsidieerde
sector. Dit zijn echter twee gesubsidieerde sectoren. Het gaat niet zo
zeer over de verzorging in de ziekenhuizen, wel over de labs in de
ziekenhuizen. Het gaat over de werknemers die daar werken. Een
laborant in een extramuraal lab heeft er geen boodschap aan dat zijn
werkgever op de markt opereert en dat een andere sector
gesubsidieerd is. Die werknemer doet, daar ben ik van overtuigd,
minstens dezelfde intellectuele arbeid.
03.03
Greta D'hondt
(CD&V):
Les règles du marché diffèrent de
celles du secteur subventionné. Il
s'agit en l'occurrence de deux
secteurs subventionnés. Le
travailleur n'a cure des discours
du ministre.

03.04 Minister
Frank Vandenbroucke
: Mevrouw, zo rigoureus als u
daarjuist hebt geredeneerd inzake studentenarbeid, zo weinig
rigoureus bent u nu aan het redeneren. Bij studentenarbeid zegt u
algemene principes te hebben. Dat studenten daarmee zo makkelijk
aan het werk kunnen raken, stoort een aantal van uw algemene
principes over de ordening van de samenleving en daar moet dus
over worden nagedacht. Interessant debat. Hier gelden echter ook
algemene principes. Een ziekenhuis is een instelling die zich bevindt
in een sector die wij non-profit noemen. In die sector gelden
spelregels. Een van die spelregels is: gelijk loon voor gelijk werk.
Hier bent u bezig met een profitsector en dat is iets anders. Ik heb
niks tegen deze mensen en draag hun geen kwaad hart toe. Dit is
tewerkstelling. Ik vind dat even belangrijk als tewerkstelling in andere
sectoren. Ik vind arbeidsvoorwaarden belangrijk, maar er is geen
reden waarom wij zouden zeggen dat deze mensen van de overheid
de middelen zouden moeten krijgen om hun arbeidsvoorwaarden
gelijkgeschakeld te zien met die in de non-profitsector. Daar is geen
reden voor. Ik vind dat u daarin niet erg rigoureus redeneert. Ik
begrijp dat u deze mensen wilt verdedigen. Verdedig ze, dat is
legitiem, maar zoek een beter argument.
03.04
Frank Vandenbroucke
,
ministre: Le raisonnement de
Mme D'hondt devient soudain
moins rigoureux qu'en ce qui
concerne la problématique du
travail des étudiants. Ici aussi, les
principes généraux sont de mise.
Les hôpitaux appartiennent au
secteur non marchand, auquel
s'applique la règle "à travail égal,
salaire égal". Les laboratoires
relèvent du secteur marchand.

03.05
Greta D'hondt
(CD&V): Mijnheer de minister, het gaat over
taken die in een ziekenhuis niet direct met de zorg te maken hebben.
03.05
Greta D'hondt
(CD&V): Il
s'agit de tâches qui, dans un
hôpital, ne concernent pas
directement les soins.
03.06 Minister
Frank Vandenbroucke
: Mag ik een voorbeeld
geven? Moeten wij aan de arbeiders van de farmaceutische industrie
binnenkort zeggen dat zij eigenlijk iets te maken hebben met
gezondheidszorg en dat wij dus hun arbeidsvoorwaarden
gelijkschakelen aan de arbeidsvoorwaarden van de arbeiders in de
ziekenhuizen, waarvoor wij dan extra geld geven aan de
farmaceutische industrie? Nee toch!
03.06
Frank Vandenbroucke
,
ministre: Si l'on adopte ce
raisonnement, on peut
revendiquer un salaire égal pour
des travailleurs d'une entreprise
pharmaceutique, dans la mesure
où ils sont indirectement impliqués
dans les soins de santé.
CRIV 50
COM 709
27/03/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
03.07
Greta D'hondt
(CD&V): Dat heb ik niet gezegd. Mijnheer de
minister, geef mij met dezelfde principes een logisch antwoord op de
vraag waarom een laborante in een ziekenhuis met middelen van de
solidariteit betere arbeidsvoorwaarden mag hebben dat een laborante
in de privé-sector?
03.07
Greta D'hondt
(CD&V):
Pourquoi une laborantine occupée
dans un hôpital devrait-t-elle,
grâce aux moyens financiers de la
sécurité sociale, gagner
davantage qu'une laborantine
travaillant ailleurs?
03.08 Minister
Frank Vandenbroucke
: Omdat ze in een ziekenhuis
werkt.
03.08
Frank Vandenbroucke
,
ministre: Parce qu'elle travaille
dans un hôpital.
03.09
Greta D'hondt
(CD&V): Aha! Nu zijn we er! Dat is wel een
zeer gevaarlijke redenering, mijnheer de minister! U ontkent dat,
maar toch is het zo! Het betekent dat de plaats waar de functie wordt
uitgeoefend de appreciatie ­ uitgedrukt in loon ­ van het werk
bepaalt. Dat is nu eens een interessant antwoord! Daar zal ik zeker
op terugkomen.
03.09
Greta D'hondt
(CD&V):
C'est un raisonnement dangereux.
Le lieu de travail déterminerait
donc l'importance qu'il faut
accorder à un emploi. Je ne
manquerai pas de revenir sur
cette question.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Question de M. Daniel Bacquelaine au ministre des Affaires sociales et des Pensions sur "le
bénéfice de l'intervention majorée en matière de soins de santé aux enfants bénéficiant
d'allocations familiales majorées appartenant au régime des travailleurs indépendants" (n° 6803)
04 Vraag van de heer Daniel Bacquelaine aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de verhoogde uitkering inzake gezondheidszorg voor kinderen die verhoogde kinderbijslag
genieten in het stelsel van de zelfstandigen" (nr. 6803)
04.01
Daniel Bacquelaine
(MR): Monsieur le président, monsieur le
ministre, j'ai une question très brève concernant les enfants
handicapés bénéficiant d'allocations familiales majorées et pouvant
prétendre au bénéfice de l'intervention majorée de l'assurance soins
de santé.

En l'état actuel des dispositions légales et réglementaires, il existe
cependant une différence de traitement entre les enfants handicapés
du régime général, d'une part, et ceux du régime des travailleurs
indépendants, d'autre part.

En effet, sur la base de l'article 37 de la loi du 14 juillet 1994 et de
l'article 32 de l'arrêté royal de 1997 relatif aux travailleurs
indépendants, le bénéfice du remboursement préférentiel n'est
accordé aux enfants du régime indépendant que sous réserve d'un
plafond de ressources alors que, dans le régime général, cette
condition n'existe pas. Il nous revient que les instances compétentes
de l'INAMI se seraient déjà penchées sur cette question.

Pouvez-vous nous informer, monsieur le ministre, sur l'état
d'avancement de ces travaux et sur votre position au sujet de cette
discrimination entre enfants relevant du même handicap
médicosocial?
04.01
Daniel Bacquelaine
(MR):
Gehandicapte kinderen die de
verhoogde kinderbijslag genieten,
kunnen aanspraak maken op een
verhoogde tegemoetkoming van
de ziekteverzekering. Dossiers
van gehandicapte kinderen in het
algemene stelsel worden echter
niet op dezelfde manier
behandeld als dossiers in het
stelsel van de zelfstandigen.

Krachtens artikel 37 van de wet
van 14 juli 1994 en artikel 32 van
het koninklijk besluit van 29
december 1997 betreffende de
zelfstandigen, kunnen kinderen in
het stelsel van de zelfstandigen
de verhoogde tegemoetkoming
enkel genieten wanneer een
bepaalde inkomensgrens niet
overschreden wordt, terwijl die
voorwaarde niet geldt in het
algemene stelsel.

Naar verluidt hebben de RIZIV-
organen zich over de kwestie
27/03/2002
CRIV 50
COM 709
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
gebogen. Wat is de stand van
zaken van de werkzaamheden?
Wat is uw standpunt over die
discriminatie van kinderen met
nochtans dezelfde medisch-
sociale handicap?
04.02
Frank Vandenbroucke
, ministre: Monsieur le président,
monsieur Bacquelaine, l'intervention majorée de l'assurance est
octroyée aux enfants handicapés bénéficiaires de ce fait d'allocations
familiales majorées, pour autant que les revenus annuels bruts
imposables du ménage dont ils font partie n'atteignent pas un certain
plafond. Actuellement, ce plafond s'élève à 12.482,92 euros,
augmentés de 2.310,92 euros par personne à charge.

Ces conditions sont d'application dans le régime général et dans le
régime indépendant. Cependant, il est possible à un enfant
bénéficiaire du régime général de solliciter son inscription en qualité
de titulaire handicapé s'il a plus de 15 ans ou en qualité de titulaire
résident. Dans ces conditions, cet enfant constitue un ménage à lui
seul, et seuls ses éventuels revenus sont pris en considération. Peu
de gens le savent. En effet, quand j'ai donné cette réponse ici en
commission, il y a deux ans, ce fut une surprise pour beaucoup. C'est
une réalité.

Cette possibilité n'est pas octroyée aux enfants bénéficiaires du
régime indépendant, voilà le problème. La manière de résoudre ces
difficultés tout en gardant les mécanismes de solidarité spécifiques
au régime indépendant est actuellement examinée au sein du comité
technique des travailleurs indépendants, siégeant au sein de l'INAMI,
et où sont représentés les travailleurs indépendants, les organismes
assureurs, le représentant du ministre chargé des classes moyennes
ainsi que mon représentant.

Je suis sensibilisé à cette situation et je m'efforce d'y porter remède.
Je crois, en effet, qu'il est difficile de légitimer ces différences. C'est
la raison pour laquelle nous sommes en train d'examiner le problème
en concertation avec le ministre des Classes moyennes, bien
entendu.
04.02
Minister
Frank
Vandenbroucke
: De verhoogde
verzekeringstegemoetkoming
wordt toegekend aan
gehandicapte kinderen, die uit
dien hoofde al recht hebben op de
verhoogde kinderbijslag, voor
zover de belastbare bruto
jaarinkomsten van het gezin
waarvan het kind deel uitmaakt,
lager liggen dan 12.482,92 EUR,
vermeerderd met 2.310,92 EUR
per persoon ten laste. Die
voorwaarden gelden voor het
algemene stelsel én voor het
stelsel van de zelfstandigen.

Wel kan een gehandicapt kind in
het algemene stelsel een
aanvraag doen om als
gehandicapte rechthebbende te
worden ingeschreven, als het
ouder dan vijftien jaar is, of als
inwonende rechthebbende. In die
situatie vormt het kind een gezin
op zich, en worden enkel zijn
eventuele inkomsten in
aanmerking genomen. Die
mogelijkheid hebben kinderen in
het stelsel van de zelfstandigen
niet.

Het Technisch Comité voor de
zelfstandigen onderzoekt
momenteel hoe dat probleem kan
worden opgelost, met behoud van
het solidariteitsmechanisme in het
stelsel van de zelfstandigen.

Ik ben gesensibiliseerd voor het
probleem, en probeer een
oplossing te vinden, want de
bestaande discrepantie is moeilijk
te verantwoorden.
04.03
Daniel Bacquelaine
(MR): Monsieur le président, je remercie
le ministre de sa réponse qui me donne entière satisfaction.
04.03
Daniel Bacquelaine
(MR):
Ik ben tevreden met het antwoord
van de minister.
L'incident est clos.
CRIV 50
COM 709
27/03/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
Het incident is gesloten.
05 Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de eerste minister, aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen en aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid over "de structurele
bijdrageverminderingen" (nr. 6844)
05 Question de Mme Greta D'hondt au premier ministre, au ministre des Affaires sociales et des
Pensions et à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "la réduction structurelle des
cotisations" (n° 6844)

(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister van Sociale Zaken en Pensioenen.)
(La réponse sera fournie par le ministre des Affaires sociales et des Pensions.)
05.01
Greta D'hondt
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, over hoeveel
tijd beschik ik?
De
voorzitter
: Mevrouw D'hondt, ik zal daarover ten gepaste tijde beslissen. U kent de limieten van de
tijdsbesteding voor de vraagstelling. Gewoonlijk ben ik daarin soepel.

(...)
05.02
Greta D'hondt
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, u komt er
eigenlijk nog maar zeven te kort.
De
voorzitter
: Mevrouw D'hondt, dat is de verantwoordelijkheid van elke afzonderlijke fractie.
05.03
Greta D'hondt
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik hoop toch
niet dat iemand dat wijt aan mijn vervelende vragen.

Mijnheer de minister, mijn vraag gaat over de structurele bijdragen.
Iedereen zal toch moeten erkennen dat de regering-Dehaene ook
goede zaken gedaan heeft. De regering-Dehaene stippelde een
timing uit, in het jargon "tijdspad" genoemd, voor de jaarlijkse
verhogingen van de structurele bijdrageverminderingen ­ eigenlijk is
dit een contradictio in terminis. Die verhoging zou telkens op 1 april
gebeuren. Het was de bedoeling om de handicap van de
werkgeverslasten ten opzichte van de buurlanden binnen dat
"tijdspad" van zes jaren weg te werken.

De huidige regering en de eerste minister zeiden met veel bravoure
dat zij het beter zouden doen. Inderdaad, die operatie werd op 1 april
2000 versneld met 32 miljard Belgische frank en met de belofte in
april 2002 een bijkomende en gelijkaardige inspanning te doen. Naar
aanleiding van de beleidsverklaring werd het ons in 2001 al duidelijk
dat die toegezegde bijkomende inspanning er niet zou komen. Dat
wordt niet geapprecieerd in de ondernemingswereld. Ondanks dat,
meenden wij dat het geplande "tijdspad" toch zou blijven gelden. Dat
betekent dat op 1 april 2002 ­ volgende week ­ een verhoging zou
moeten plaatsvinden. Budgettair wordt daarvoor 95 miljoen euro
uitgetrokken voor 2002. In de toelichting op de begroting-2002 was
dat nog uitgedrukt in Belgische frank. Het ging dus om 4 miljard
Belgische frank.

Op vrijdag 22 maart 2002 heb ik mij veroorloofd deze vraag op te
stellen. Ik heb, voor ik naar hier kwam, het Belgisch Staatsblad van
vandaag nog niet gelezen. Op vrijdag 22 maart 2002 was het
koninklijk besluit dat de nieuwe, beloofde bijdragevermindering moet
invoeren, echter nog niet verschenen. Dat wekte wat onrust. De
05.03
Greta D'hondt
(CD&V): Le
gouvernement Dehaene voulait
résorber en six ans le handicap de
la Belgique par rapport aux pays
voisins en matière de charges
patronales en augmentant chaque
année les réductions structurelles
des cotisations. Ce gouvernement
allait faire mieux et accélérer le
processus. Visiblement, il n'en est
rien aujourd'hui. Le régime mis en
place par le gouvernement
précédent n'en reste pas moins
d'application. Vendredi dernier,
l'arrêté royal qui devait instaurer
la nouvelle diminution des
cotisations au 1 avril 2002 n'avait
pas encore été publié. Il est dès
lors permis de se demander si le
gouvernement ne cherche pas à
remettre en question ce point là
également.

Le gouvernement respectera-t-il
sa promesse de réduction des
cotisations à partir du 1 avril
2002? A partir de cette date, quels
montants entreront en ligne de
compte pour la réduction des
cotisations? L'arrêté royal a-t-il été
signé par le Roi? Quand paraîtra-
t-il au
Moniteur Belge
?
27/03/2002
CRIV 50
COM 709
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
vraag rees of de minister ook daarop zou terugkomen.

Mijnheer de minister, vandaar heb ik de volgende vragen voor u,
tenzij het Belgisch Staatsblad van vandaag een zucht van verlichting
zou doen opgaan.

Ten eerste, zal de regering haar belofte houden om vanaf 1 april
2002 een nieuwe bijdragevermindering in te voeren, volgens het
"tijdspad" nog vastgelegd door de regering-Dehaene?

Ten tweede, welke bedragen zullen vanaf 1 april 2002 gelden als
bijdragevermindering?

Ten derde, wanneer mogen wij de publicatie van het noodzakelijke
koninklijk besluit verwachten in het Belgisch Staatsblad? Ik hoop dat
dit besluit ondertussen al door de Koning ondertekend is, want dat
weet ik natuurlijk ook niet.

05.04 Minister
Frank Vandenbroucke
: Mijnheer de voorzitter,
collega's, dit is een belangwekkende vraag waarop ik het volgende
kan antwoorden.

In de begroting 2002 is een bedrag van 81,8 miljoen euro vastgelegd
voor de verdere toenadering van het bedrag aan structurele
lastenverlaging tussen bedienden en arbeiders. Dit bedrag van 81,8
miljoen euro komt overeen met de kostprijs voor drie trimesters. Die
verhoging wordt maar van kracht op 1 april.

De geleidelijke toenadering tussen arbeiders en bedienden ligt vast in
het mechanisme van de wet zelf. Ik neem aan dat u de wet goed
genoeg kent. Het verschil tussen arbeiders en bedienden stamt nog
uit de periode van de Maribel-verminderingen waarbij er enkel een
bijdragevermindering voor arbeiders bestond. U weet dat wij terzake
problemen hebben gehad met Europa en daarom hebben wij die
toenadering in een wet opgenomen.

Met uitvoering van artikel 35 van de wet van 29 juni 1981 houdende
de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers,
wordt dit verschil in de periode 1999-2004 geleidelijk weggewerkt.
Dat is ook de belofte die aan Europa werd gedaan. Voor de periode
april 2002 tot maart 2003 moet volgens de wet eenderde van het
resterende verschil tussen arbeiders en bedienden ingevuld worden.
Concreet betekent dit dat de bijdragevermindering voor bedienden
vanaf 1 april 2002 zal stijgen van 11.298 Belgische frank per
kwartaal in 2001 naar 12.660 Belgische frank per kwartaal in 2002.
Uitgedrukt in euro wordt dit dan 313,83 euro per kwartaal in 2002.

Tijdens een ontmoeting op 25 februari met de minister van
Werkgelegenheid, mevrouw Onkelinx, vroegen de sociale partners
uitdrukkelijk om de toepassing van dit mechanisme. Terzake wordt
overleg gepleegd. Momenteel ligt het ontwerp van koninklijk besluit,
waarin de nieuwe bedragen van de structurele lastenverlaging
worden vastgelegd, ter advies voor bij het beheerscomité van de
Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. Gezien de bedragen van de
lastenvermindering van invloed zijn op de te betalen sociale
bijdragen voor het tweede kwartaal van 2002, dient dit koninklijk
besluit vóór 1 juli 2002 in het Belgisch Staatsblad te verschijnen. Wij
zullen ervoor zorgen dat dit gebeurt.
05.04
Frank Vandenbroucke
,
ministre: Un montant de 81,8
millions d'euros est inscrit au
budget 2002 pour la poursuite de
l'harmonisation de la réduction
structurelle des charges entre
employés et ouvriers. Le montant
couvre les coûts pour trois
trimestres étant donné que la
réduction entre en vigueur le 1er
avril.

L'harmonisation progressive entre
ouvriers et employés est ancrée
dans le mécanisme de la loi. La
différence découle encore de la
période Maribel au cours de
laquelle une réduction des
charges n'avait été opéré que
pour les seuls ouvriers. Cette
distorsion sera progressivement
gommée entre 1999 et 2004,
comme nous y contraint l'Europe.

Pour la période d'avril 2002 à
mars 2003, la loi stipule qu'un
tiers de la différence restante
entre ouvriers et employés doit
être effacé. La réduction des
charges pour les employés
augmentera à compter du mois
d'avril 2002, pour atteindre 313,83
euros par trimestre.

Lors de la concertation organisée
au mois de février avec la
ministre de l'Emploi, les
partenaires sociaux ont
explicitement demandé
l'application de ce mécanisme.
CRIV 50
COM 709
27/03/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15

Le projet d'arrêté royal qui fixe les
nouveaux montants de la
réduction structurelle des charges
a été transmis pour avis ou
Comité de gestion de l'ONSS.
Dans la mesure où les montants
de réduction des charges influent
sur les cotisations de sécurité
sociale, cet arrêté royal doit être
publié au
Moniteur belge
avant le
1er juillet 2002.
05.05
Greta D'hondt
(CD&V): Mijnheer de minister, het klopt dat de
bijdragen voor het tweede kwartaal maar vóór 1 juli moeten worden
vereffend. Dit is natuurlijk geen toonbeeld van goed beleid. Normaal
gesproken moeten de bijdragevoeten gekend zijn vóór de aanvang
van het kwartaal waarop zij betrekking hebben. Ik zal de laatste zijn
om te beweren dat daartegen in het verleden niet is gezondigd. Het
is echter niet het correcte antwoord.

Het correcte antwoord is dat deze bijdragevoeten nu in het Belgisch
Staatsblad hadden moeten staan. Voor de inning van de sociale
zekerheidsbijdragen is het niet direct een catastrofe als dit op 1 april
nog niet is gepubliceerd. Ik herhaal dat dit geen toonbeeld is van
goed beleid.

Ik kom dan bij de cijfers. Ik heb het misschien niet juist gelezen,
maar in de begroting van 2002 stond 4 miljard Belgische frank
ingeschreven. U citeert nu andere bedragen. Wilt u het bedrag nog
eens herhalen?
05.05
Greta D'hondt
(CD&V):
Les cotisations du second
trimestre ne doivent être payées
que fin juin. Cela ne témoigne
toutefois pas d'une
bonne
administration. L'arrêté royal
aurait en fait déjà dû être publié.

4 milliards de francs étaient
inscrits au budget 2002. Le
ministre annonce à présent un
montant tout à fait différent.
05.06 Minister
Frank Vandenbroucke
: Het gaat om 81,8 miljoen
euro voor het "stapje" naar de bedienden, dus ongeveer 3,2 miljard
frank.
05.06
Frank Vandenbroucke
,
ministre: L'harmonisation
s'élèvera pour les employés à
81,8 millions d'euros. Il s'agit de la
prochaine étape.
05.07
Greta D'hondt
(CD&V): Mijnheer de minister, het gaat niet
over het "stapje" bedienden. Ik heb het over het bedrag dat in de
begroting is ingeschreven als de volgende stap die was afgesproken
in het tijdspad. Daarover heb ik het.
05.08 Minister
Frank Vandenbroucke
: Daar spelen nog andere
elementen.
05.09
Greta D'hondt
(CD&V): Natuurlijk. Het handelt niet alleen
over de stap van arbeider naar bediende. De regering-Dehaene had
een "tijdspad" afgesproken dat ertoe moest leiden op 6 jaar tijd de
achterstand weg te werken. Het was in blokken opgedeeld en het
blokje voor 2002 moest zijn uitvoering krijgen vanaf 1 april 2002.
05.10 Minister
Frank Vandenbroucke
: Dat is die 81,8 miljoen euro.
Het "stapje" verhoging van het forfait voor bedienden kost 81,8
miljoen euro. Wat wilt u nog weten, mevrouw D'hondt?
05.11
Greta D'hondt
(CD&V): Mijnheer de minister, ik zal daarop 05.11
Greta D'hondt
(CD&V): Je
27/03/2002
CRIV 50
COM 709
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
terugkomen. Ik refereerde aan een problematiek die ruimer is dan
het verschil arbeiders-bedienden. Deze regering heeft dit verschil
eruit gelicht. Met de regering-Dehaene was de afspraak gemaakt om
over 6 jaar de achterstand weg te werken inzake werkgeverslasten
ten opzichte van de buurlanden. Dat zou in stapjes gebeuren. Elk
jaar heeft men er een budget opgeplakt. Tenzij ik verkeerd gelezen
heb, had deze regering voor het wegwerken van deze achterstand 4
miljard Belgische frank in het budget 2002 vrijgemaakt. Dit blokje zou
ingaan op 1 april. Er moet een koninklijk besluit worden opgesteld om
dit in te voeren. Dit koninklijk besluit is er niet. Waar blijft het?
Tweede vraag was of u nog van plan bent dit blokje uit te voeren. U
antwoordt dat het stukje arbeiders-bedienden zal worden uitgevoerd.
Het bedrag van 81,8 miljoen euro ligt, mijns inziens, onder het
bedrag ingeschreven in de begroting 2002 zoals dit uit de Memorie
van Toelichting bij de begroting 2002 blijkt. Tijdens de bespreking
van die begroting heb ik hierover vragen gesteld.

U zegt dat het ontwerp van koninklijk besluit wordt onderzocht door
het beheercomité van de RSZ en dat u tijd hebt tot eind juni. Dit is
geen vorm van goed bestuur. Op mijn tweede vraag of u het blokje
nog zult uitvoeren antwoordt u bevestigend. Ligt het bedrag lager of
heb ik de Memorie verkeerd gelezen? Mocht u stellen dat ik het
verkeerd heb gelezen, zal ik vanavond mijn huiswerk overdoen.
ne parle pas uniquement de la
différence entre ouvriers et
employés. Je m'interroge
également sur le calendrier qui
avait été fixé par le gouvernement
Dehaene. Pour réaliser la
prochaine étape, 4 milliards de
francs avaient été réservés dans
le budget 2 002. Le ministre
déclare son intention de passer à
l'étape suivante de cet ancien plan
mais l'on ne sait pas précisément
si le montant prévu est de 4
milliards ou non.

05.12 Minister
Frank Vandenbroucke
: Mijnheer de voorzitter, ik
probeer een medewerker te bereiken om te weten waar het verschil
zit. Voor 2002 heeft de regering een globale enveloppe van 10
miljard frank ­ niet 4 ­ vastgelegd waarbij de lastenvermindering met
4 miljard frank zal toenemen. Ik heb mijn medewerker aan de lijn. Ik
vraag hem waar het verschil tussen de 3,2 en de 4 miljard frank zit.
(...)

Mevrouw D'hondt, u wordt werkelijk op uw wenken bediend. Het
antwoord is het volgende. Bij de begrotingspresentatie ging de
regering uit van een raming van wat de lastenvermindering zou
betekenen in budgettaire massa. Wat de lastenvermindering feitelijk
betekent in de budgettaire massa hangt onder meer af van de stijging
van de lonen. Een aantal grenzen in dat systeem, de
afkappingspunten, zijn niet geïndexeerd. Als de lonen snel stijgen ­
ze zijn niet geïndexeerd, laat staan aan de reële loonevolutie ­
schuiven een groot deel van de lonen weg uit zones waarin
belangrijke lastenverminderingen bestaan. U kent de lagelonenzone.
Het verschil tussen de 95 miljoen euro en de 81,8 miljoen euro is
louter het verschil tussen de huidige raming die de RSZ op dit
ogenblik maakt omdat ze een beter zicht heeft op de actuele evolutie
van loonstijging en de raming die zij gemaakt heeft op het ogenblik
dat de begroting voor 2002 werd opgesteld.
05.12
Frank Vandenbroucke
,
ministre: L'enveloppe globale
s'élève à 10 milliards de francs.
Lors de la présentation du budget,
nous sommes partis d'une
estimation de la diminution des
charges dans la masse
budgétaire, fondée sur une
augmentation salariale
approximative. Le système
fonctionne avec des plafonds
salariaux. Certains n'ont pas été
indexés. Si les salaires
augmentent rapidement, ils
tombent en dehors des zones
d'exonération. La différence entre
les 3,2 milliards francs et les 4
milliards prévus au budget
s'explique principalement par une
meilleure évaluation de
l'augmentation réelle des salaires
et des conséquences que cela
entraîne pour la sécurité sociale.
05.13
Greta D'hondt
(CD&V): Dat is natuurlijk een zeer interessant
item. Het betekent dat uit de begroting minder zal moeten worden
uitgegeven en dat wij "vijf voor twaalf" kunnen realiseren.
05.13
Greta D'hondt
(CD&V):
Les dépenses sont donc
inférieures au montant prévu au
budget. Des crédits pourront donc
être libérés.
05.14 Minister
Frank Vandenbroucke
: Zo eenvoudig is het ook niet.
De regering heeft zich geëngageerd om een bepaalde inspanning te
doen voor de lastenvermindering. Nu bekijken wij de
05.14
Frank Vandenbroucke
,
ministre: Le gouvernement ne
veut pas uniquement réaliser une
CRIV 50
COM 709
27/03/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
vereenvoudiging van de lastenvermindering. Als men dat goed wil
doen, brengt dat kosten met zich mee. Wij onderzoeken hoe wij op
basis van de huidige ramingen zo goed mogelijk te werk kunnen
gaan. U mag niet te snel oordelen dat hier geldt voor het grijpen ligt
voor volgende interpellaties.
réduction des charges. Il entend
également simplifier cette
réduction. Cette opération coûte
également de l'argent.


Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

De
voorzitter
: De vraag nr. 6825 van mevrouw Maggie De Block wordt naar een latere datum
verschoven.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.19 uur.
La réunion publique de commission est levée à 11.19 heures.