KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50
COM 706
CRIV 50
COM 706
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRESENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET
VERTAALD BEKNOPT VERSLAG
VAN DE TOESPRAKEN
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTEGRAL
AVEC
COMPTE RENDU ANALYTIQUE TRADUIT
DES INTERVENTIONS
C
OMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
C
OMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
dinsdag
mardi
26-03-2002
26-03-2002
14:15 uur
14:15 heures
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CD&V
Christen-Democratisch en Vlaams
FN
Front National
MR
Mouvement réformateur
PS
Parti socialiste
PSC
Parti social-chrétien
SP.A
Socialistische Partij Anders
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties:
Abréviations dans la numérotation des publications:
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode +
basisnummer en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° de
base et du n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag,met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaald beknopt verslag van de toespraken (op wit
papier, bevat ook de bijlagen)
CRIV
Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu
intégral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit
des interventions (sur papier blanc, avec les annexes)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV
Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV
Compte Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen:
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel.: 02/ 549 81 60
Fax: 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail:
publicaties@deKamer.be
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél.: 02/ 549 81 60
Fax: 02/549 82 74
www.laChambre.be
e-mail:
publications@laChambre.be
CRIV 50
COM 706
26/03/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Samengevoegde vragen van
1
Questions jointes de
1
- de heer Joos Wauters aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de arbeidsgeneeskunde en externe
preventiediensten" (nr. 6776)
1
- M. Joos Wauters à la vice-première ministre et
ministre de l'Emploi sur "la médecine du travail et
les services externes de prévention" (n° 6776)
1
- mevrouw Trees Pieters aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de arbeidsgeneeskunde" (nr. 6855)
1
- Mme Trees Pieters à la vice-première ministre
et ministre de l'Emploi sur "la médecine du
travail" (n° 6855)
1
Sprekers: Joos Wauters, Trees Pieters,
Laurette Onkelinx
, vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid
Orateurs: Joos Wauters, Trees Pieters,
Laurette Onkelinx
, vice-première ministre et
ministre de l'Emploi
Vraag van de heer Yves Leterme aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de plaats van het sociale Europa in de
Europese constructie" (nr. 6777)
6
Question de M. Yves Leterme à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur "la place
accordée à l'Europe sociale dans la construction
européenne" (n° 6777)
6
Sprekers: Yves Leterme
, voorzitter van de
CD&V-fractie
, Laurette Onkelinx
, vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid
Orateurs: Yves Leterme
, président du groupe
CD&V
, Laurette Onkelinx
, vice-première
ministre et ministre de l'Emploi
Vraag van de heer Hans Bonte aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de moeilijkheden bij de toepassing van het
tijdskrediet" (nr. 6788)
9
Question de M. Hans Bonte à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur "les difficultés
liées à l'application du crédit-temps" (n° 6788)
9
Sprekers: Hans Bonte, Laurette Onkelinx
,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Hans Bonte, Laurette Onkelinx
,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Vraag van mevrouw Fientje Moerman aan de
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "het zwangerschapsverlof"
(nr. 6792)
12
Question de Mme Fientje Moerman à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
congé de maternité" (n° 6792)
12
Sprekers:
Fientje Moerman, Laurette
Onkelinx
, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs:
Fientje Moerman, Laurette
Onkelinx
, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Vraag van de heer Luc Sevenhans aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de wet-Major" (nr. 6838)
14
Question de M. Luc Sevenhans à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur "la loi Major"
(n° 6838)
14
Sprekers:
Luc Sevenhans, Laurette
Onkelinx
, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs:
Luc Sevenhans, Laurette
Onkelinx
, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "het federaal outplacementfonds" (nr. 6839)
15
Question de Mme Greta D'hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
fonds fédéral d'outplacement" (n° 6839)
15
Sprekers: Greta D'hondt, Laurette Onkelinx
,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Greta D'hondt, Laurette Onkelinx
,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de gesubsidieerde contractuelen" (nr. 6840)
17
Question de Mme Greta D'hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
contractuels subventionnés" (n° 6840)
17
Sprekers: Greta D'hondt, Laurette Onkelinx
,
vice-eerste minister en minister
van
Werkgelegenheid
Orateurs: Greta D'hondt, Laurette Onkelinx
,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de vice-
19
Question de Mme Greta D'hondt à la vice-
19
26/03/2002
CRIV 50
COM 706
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de transmissie van gegevens tussen de
regionale bemiddelingsdiensten en de RVA"
(nr. 6841)
première ministre et ministre de l'Emploi sur "la
transmission de données entre les services
d'emploi régionaux et l'ONEM" (n° 6841)
Sprekers: Greta D'hondt, Laurette Onkelinx
,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Greta D'hondt, Laurette Onkelinx
,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de eerste
minister over "de activiteitsgraad van oudere
werknemers en de pensioenleeftijd" (nr. 6849)
24
Question de Mme Greta D'hondt au premier
ministre sur "le taux d'activité des travailleurs
âgés et l'âge de la pension" (n° 6849)
24
Sprekers: Greta D'hondt, Laurette Onkelinx
,
vice-eerste minister
en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Greta D'hondt, Laurette Onkelinx
,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
CRIV 50
COM 706
26/03/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE
ZAKEN
COMMISSION DES AFFAIRES
SOCIALES
van
DINSDAG
26
MAART
2002
14:15 uur
______
du
MARDI
26
MARS
2002
14:15 heures
______
La séance est ouverte à 14.24 heures par M. Jean-Marc Delizée, président.
De vergadering wordt geopend om 14.24 uur door de heer Jean-Marc Delizée, voorzitter.
01 Samengevoegde vragen van
- de heer Joos Wauters aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid over "de
arbeidsgeneeskunde en externe preventiediensten" (nr. 6776)
- mevrouw Trees Pieters aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid over "de
arbeidsgeneeskunde" (nr. 6855)
01 Questions jointes de
- M. Joos Wauters à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "la médecine du travail et
les services externes de prévention" (n° 6776)
- Mme Trees Pieters à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "la médecine du travail"
(n° 6855)
01.01
Joos Wauters
(AGALEV-ECOLO): Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, bij het wetsontwerp inzake mobbing heb ik u
een aantal vragen gesteld over de arbeidsgeneeskunde en de
externe preventiediensten. Deze vragen handelden over de
gedifferentieerde bijdragebetaling, over de minimale prestaties van
de externe preventiediensten en over de uitvoering van de wetgeving
inzake de diplomavereisten voor psychosociale begeleiding.
Mevrouw de minister, tijdens de plenaire vergadering heb ik u
hierover ondervraagd, maar door een bizarre samenloop van
omstandigheden heeft de voorzitter van de Kamer u toen niet de
gelegenheid gegeven om hierop te reageren. U was hierdoor even
verrast als wijzelf en ik verwachtte dus een schriftelijk antwoord.
Ondertussen las ik een persbericht van het ACV en enkele dagen
later, op 22 maart, een breed uitgesmeerd artikel in De Standaard.
Ik was verder gegaan op mijn vragen in de plenaire vergadering
maar was tevens gealarmeerd door het persbericht van het ACV.
Hierin lees ik zeer duidelijk dat werknemers en werkgevers het eens
raakten na heel wat overleg met de externe diensten in de Hoge
Raad voor Preventie en Bescherming op het Werk blijkbaar was
het akkoord unaniem over een aantal voorstellen die oplossingen
zouden bieden voor de aangekaarte problemen. Hierbij werd onder
meer voorzien in een gemoduleerde tariefverhoging volgens de
omvang van de onderneming alsook in een wijziging van het
veiligheidsrisico en de aanwezigheid van academisch geschoolde
preventieadviseurs in de onderneming. Samen met die
01.01
Joos Wauters
(AGALEV-
ECOLO): Lors de l'examen du
projet de loi sur le harcèlement
moral, j'ai posé de nombreuses
questions à propos du
fonctionnement des services
externes de prévention. En raison
de certaines circonstances, je n'ai
pas obtenu de réponse à la
question que j'avais posée en
séance plénière. Entre-temps, la
CSC a indiqué dans un
communiqué de presse que les
représentants des patrons et des
travailleurs au sein du Conseil
supérieur pour la prévention et la
protection au travail avaient
adopté à l'unanimité un certain
nombre de propositions
permettant de résoudre ces
problèmes. Il avait été prévu de
procéder à une majoration
modulée des tarifs et d'instaurer
des contre-prestations mesurables
et transparentes des services
externes. La ministre n'a pas suivi
cet avis.
26/03/2002
CRIV 50
COM 706
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
tariefverhoging voorzag men ook in meetbare en transparante
tegenprestaties, te leveren door de externe diensten. Hierdoor
zouden vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers in een
onderneming een exact beeld krijgen van de geleverde en nog
verschuldigde prestaties van de externe preventiedienst.
Het voorstel van de sociale partners bevatte tevens een aantal
mechanismen om de belangrijkste euvels in de huidige werking te
corrigeren. Dat houdt in een grotere aanwezigheid in de
onderneming, een betere beschikbaarheid voor de
comitévergaderingen, adviesverlening aan werkgevers en
werknemers en interventies rond pesten op het werk. Dat alles zou
begrepen zijn in het forfaitair tarief, zodat de kostprijs over alle
ondernemingen kon gespreid worden en toezicht kon verleend
worden door de revisoren op de besteding van alle diensten.
Mevrouw de minister, dat alles sluit naadloos aan bij mijn vragen die
tot nu toe onbeantwoord bleven.
In uw koninklijk besluit houdt u geen rekening met wat unaniem door
de sociale partners werd overeengekomen. Op welke elementen uit
dat unaniem advies gaat u in en op welke elementen niet? Waarom
gaat u niet in op bepaalde elementen? Welke kwaliteits- en
diplomavereisten werden er vooropgesteld voor de personen die
instaan voor de psychosociale dimensie bij de externe
preventiediensten?
A quels éléments de l'avis
unanime la ministre se rallie-t-elle
et lesquels rejette-t-elle? Pour
quelle raison s'y oppose-t-elle? A
quelles exigences en matière de
qualité et de diplôme les
personnes en charge de la
dimension sociale doivent-elles
satisfaire?
01.02
Trees Pieters
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijn vraag ligt
in dezelfde lijn.
Wij vernemen dat u een koninklijk besluit hebt uitgevaardigd dat de
werkgeversbijdragen voor externe preventiediensten gevoelig zou
verhogen. Werkgevers die geen arbeidsgeneesheer in dienst
hebben, moeten zich aansluiten bij een externe preventiedienst.
Daarvoor moet de werkgever elk jaar een forfaitair bedrag per
werknemer betalen. Dit forfaitair bedrag is afhankelijk van het aantal
werknemers die in dienst zijn en van de risico's die het werken op de
werkplaats voor de werknemer inhoudt.
Er zijn nogal wat bemerkingen omtrent de grote kwaliteitsverschillen
die bepaalde arbeidsgeneeskundige diensten leveren en de willekeur
waarmee extra kosten door die diensten worden aangerekend. Thans
blijkt dat het koninklijk besluit dat u indient niet in overeenstemming
is met het unaniem advies van de Hoge Raad voor de Preventie en
Bescherming op het Werk.
Daarin werd voorgesteld de tarieven te verhogen, maar dan op een
gemoduleerde wijze volgens de grootte van de onderneming, de
aanwezige veiligheidrisico's en de aanwezigheid van de academisch
geschoolde preventieadviseurs; dit teneinde de goedwerkende
preventiediensten te belonen en de rechten van bedrijven en
werknemers te vrijwaren. Bovendien werd een lijst van meetbare en
transparante tegenprestaties opgesteld die tegenover de forfaitaire
bijdragen zouden moeten staan. Dit voorstel werd echter van tafel
geveegd.
Daarom verneem ik graag van u, mevrouw de minister, waarom u
het advies van de Hoge Raad niet hebt gevolgd.
01.02
Trees Pieters
(CD&V): La
ministre a pris un arrêté royal qui
prévoit l'augmentation sensible
des cotisations patronales dans le
cadre des services externes de
prévention. Les employeurs ne
disposant pas de médecin du
travail doivent s'affilier à un
service externe de prévention. A
cet effet, l'employeur doit payer
chaque année un montant
forfaitaire par travailleur. Ce
montant dépend du nombre de
travailleurs et des risques
auxquels ils sont exposés. Par
ailleurs, la qualité des prestations
varie fortement d'un service à
l'autre et les tarifs réclamés sont
arbitraires.
Il s'avère à présent que cet arrêté
royal est contraire à un avis
unanime émis par le Conseil
supérieur pour la prévention et la
protection au travail. Celui-ci a
proposé de moduler
l'augmentation des tarifs selon la
taille de l'entreprise, les risques en
matière de sécurité et la présence
de conseillers universitaires
spécialisés dans le domaine de la
CRIV 50
COM 706
26/03/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
Waarom hebt u geen contact opgenomen met de sociale partners en
hebt u hen niet op voorhand op de hoogte gebracht van de inhoud
van uw koninklijk besluit? Is dit koninklijk besluit ter sprake gekomen
op de regeringstafel?
Ten derde zou ik willen weten wat de voorziene impact is op de
loonkosten voor de ondernemingen.
Mevrouw de minister, toen wij het wetsontwerp op de mobbing
behandeld hebben, hebt u nog heel duidelijk gezegd dat het
aanwerven van een bijkomende preventieadviseur, of het nu een
arbeidsgeneesheer of wellicht een psycholoog is, niet zou leiden tot
een tariefverhoging. Nu worden wij reeds met tariefverhogingen
geconfronteerd. Ik vraag mij af wanneer de volgende
tariefverhogingen zullen plaatsvinden.
prévention. Le Conseil a
également dressé une liste des
prestations mesurables et
transparentes qui doivent être
offertes en contrepartie des
cotisations forfaitaires versées par
l'employeur.
Cette proposition a été rejetée.
Pourquoi la ministre n'a-t-elle pas
suivi l'avis du Conseil supérieur?
A-t-elle informé préalablement les
partenaires sociaux de la teneur
de l'arrêté royal? Cet arrêté a-t-il
été examiné par l'ensemble du
gouvernement? Quelle incidence
devrait-il avoir sur les coûts
salariaux à charge des
entreprises?
Lors de la discussion du projet de
loi sur le harcèlement moral, la
ministre a déclaré que le
recrutement de conseillers en
prévention supplémentaires
n'aboutirait
pas à des
augmentations de tarifs. Or, les
tarifs ont déjà été augmentés.
Quand le seront-ils à nouveau?
01.03 Minister
Laurette Onkelinx:
Mijnheer de voorzitter, het
koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten
voor preventie en bescherming op het werk voorziet in een nieuwe
verplichte minimumtarifering die onontbeerlijk is omwille van de
diversifiëring en de uitbreiding van de bevoegdheden van deze
diensten ten overstaan van de interbedrijfsgeneeskundige diensten
die zij hebben vervangen.
Het geneeskundig toezicht op de werknemers en op de
arbeidsomstandigheden heeft zo plaats gemaakt voor een
multidisciplinaire voorziening voor het beheer van de risico's waarin
een rol wordt gespeeld door arbeidsspecialisten op het vlak van
veiligheid, ergonomie, hygiëne, geneeskunde en psychosociale
facetten. Die nieuwe activiteiten maakten een bijkomende
financiering nodig die het voorwerp uitmaakt van onder meer het
koninklijk besluit van 20 februari 2002 dat geenszins beperkt is tot de
arbeidsgeneeskunde, in tegenstelling met wat zou kunnen worden
verstaan door de vragen die mij worden gesteld.
Teneinde in te spelen op het multidisciplinaire beheer van de risico's
en van de arbeidsvoorwaarden heeft het koninklijk besluit de
minimumtijd voor de analyse opgetrokken van 8 naar 10 minuten en
heeft het de draagwijdte ervan uitgebreid tot de werknemers die
voordien slechts het voorwerp uitmaakten van een geneeskundig
toezicht op de gezondheid. De nieuwe medische tarifering is de
eenvoudige toepassing van die maatregelen waarvan de
eenheidskostprijs, die sedert 1977 in constante franken onveranderd
01.03
Laurette Onkelinx
,
ministre: L'arrêté royal du 27 mars
1998 sur les services externes de
prévention et de protection au
travail prévoit une nouvelle
tarification minimum obligatoire
qui est indispensable.
Le contrôle médical des
travailleurs et des conditions de
travail cède aujourd'hui la place à
une approche multidisciplinaire.
Un financement supplémentaire
s'imposait. L'arrêté royal du 20
février 2002 n'est pas limité à la
médecine d'entreprise.
Le délai minimal pour effectuer
les analyses est porté à 10
minutes et est étendu à de
nouvelles catégories de
travailleurs.
Nous avons tenu compte des
principes généraux de l'avis du
Conseil supérieur mais nous
n'avons pas suivi sa contre-
26/03/2002
CRIV 50
COM 706
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
bleef, niet werd gewijzigd.
Vermits het gaat om het advies van de Hoge Raad moet ik
preciseren dat die na de algemene beginselen waarmee rekening
werd gehouden een tegenvoorstel omvatte van technische aard
waarover de sociale partners niet eensgezind waren.
Het is precies het tegenvoorstel betreffende de berekening van de
bijdragen dat niet werd overgenomen.
Ik geef u voorts antwoord op de vragen. Ten eerste, op advies van
de Hoge Raad werd ingegaan op een aantal punten waarover een
consensus bestaat. De bepaling inzake minimumbijdragen werd veel
eenvoudiger gemaakt dan in het tegenvoorstel van de Hoge Raad.
De bepalingen gesteund op het begrip uurarbeidsgeneeskunde, dat
niet aan de multidisciplinariteit voldeed, worden geschrapt. Dan is er
de definitie van de prestaties die worden gedekt door de tarifering,
waarvoor het volstaat te verwijzen naar het koninklijk besluit van 27
maart 1998 betreffende de interne en externe diensten voor
preventie en bescherming op het werk, alsook naar het welzijnsbeleid
binnen het bedrijf. Vervolgens is er de formalisering van het bestaan
en de rol van de assistent-preventieadviseur. Er is de aanpassing
van de minimumnormen inzake bedrijfsbezoek en het periodiek
geneeskundig onderzoek van de werknemers via
beeldschermapparatuur, net als de verlaging van de kosten voor de
zeer kleine bedrijven.
Wat de tweede vraag betreft, op het advies van de Hoge Raad werd
niet ingegaan voor een aantal technische modaliteiten. Ik verwijs
naar de definitie van de minimumprestaties die snel het effectief
gepresteerde maximum zouden zijn geworden en die in strijd zijn met
het opzoeken van een optimale uitvoering van de opdrachten en
voorwaarden die gecontroleerd worden door het Comité voor de
preventie en de bescherming op het werk binnen het bedrijf en door
het adviescomité van de externe dienst.
Er werd evenmin ingegaan op de overdreven ingewikkelde methode
voor het moduleren van de bijdragen, met vijf verschillende
tariefmodulaties en voorzien van een stelsel van urenkrediet.
Wegens de complexiteit van de regeling was een degelijke controle
door mijn administratie op de correcte toepassing onmogelijk en
bleven alle ontsnappingsroutes open.
Op de derde vraag kan ik het volgende antwoorden. Momenteel
bespreekt de Hoge Raad de opleiding van de preventieadviseurs
bevoegd voor de psychosociale facetten van de arbeid. Tot op heden
werd geen enkele optie in aanmerking genomen.
Ten vierde, de sociale partners bij de Hoge Raad voor de preventie
en de bescherming op het werk namen kennis van het ontwerp van
koninklijk besluit dat hen voor advies werd voorgelegd. Na
aanpassingen, zoals hiervoor vermeld, moest de eindtekst niet meer
worden ingediend bij de Hoge Raad.
Ten vijfde, de weerslag op de kosten van de bedrijven is in
verhouding tot de bijkomende tijd die wordt besteed aan het
risicobeheer en in constante franken geraamd wordt op +17% ten
overstaan van het vorige stelsel dat onveranderd bleef sedert 1976.
proposition technique sur le calcul
des cotisations.
Nous avons pris en considération
les points suivants de l'avis:
simplification des dispositions sur
les cotisations minimales,
abandon de la "médecine du
travail horaire", définition des
prestations couvertes telle que
prévue par l'arrêté royal de 1998,
institution d'assistants-conseillers
en prévention, instauration de la
visite d'entreprise, examen par du
matériel d'imagerie médicale et
abaissement des coûts pour les
très petites entreprises.
L'avis n'a pas été suivi sur les
points suivants: la définition des
prestations minimales et la
méthode pour la modulation des
cotisations.
En ce qui concerne la formation
des conseillers en matière de
prévention pour les aspects
psychosociaux du travail, aucune
option n'a été adoptée jusqu'à
présent.
L'impact sur le coût pour les
entreprises est proportionnel au
temps supplémentaire consacré à
la gestion des risques et est
estimé à plus de 17% par rapport
au régime précédent qui est resté
inchangé depuis 1976.
Les entreprises de moins de 20
travailleurs peuvent, sous
certaines conditions, obtenir
d'importantes dérogations.
CRIV 50
COM 706
26/03/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
Ik benadruk evenwel dat de bedrijven die minder dan twintig
werknemers tewerkstellen die niet zijn blootgesteld aan risico's
inzake gezondheid of veiligheid, belangrijke afwijkingen van de
tariefnormen genieten.
01.04
Joos Wauters
(AGALEV-ECOLO): Mevrouw de minister, ik
dank u voor uw uitgebreid antwoord en voor de duidelijkheid ervan.
Wel stel ik vast dat u keuzes maakt die afwijken van het unanieme
advies van de Hoge Raad. Dat valt te betreuren want de tarieven zijn
nu verhoogd en ze worden bovendien met terugwerkende kracht
ingevoerd. Er is ook geen gedifferentieerdheid bij de aanwezigen wat
hun capaciteiten en hun geschooldheid betreft. Tot mijn spijt moet ik
ook vaststellen wij, wat de kwaliteits- en diplomavereisten betreft
voor de mensen die instaan voor de psychosociale dimensie,
veertien dagen geleden een goede wet hebben goedgekeurd
daarvan blijf ik overtuigd maar dat wij nog niet uitgemaakt hebben
hoewel we daarvoor vier jaar de tijd hebben gehad op welke wijze
en onder welke vereisten die mensen zullen moeten werken.
Kortom, het verwondert mij dat de zaken zo verlopen. Voor mij is dit
dossier nog niet gesloten. Ik heb in de krant insinuaties gelezen als
zou er een vermenging mogelijk zijn. Ik spreek me daarover op dit
moment nog niet uit. Ik neem terzake geen positie in. Toch wens ik
daarover eerst met de sociale partners te discussiëren. Ik hoop dat
wij hier beleidsmaatregelen nemen in het belang van de veiligheid en
de gezondheid van de mensen in de bedrijven en dat dit op een zo
goed mogelijke, objectieve, manier gebeurt.
01.04
Joos Wauters
(AGALEV-
ECOLO): Vos choix s'écartent des
avis du Conseil supérieur, en
particulier en matière de
rétroactivité et de différenciation.
La loi a été adoptée, certes, mais
les exigences imposées aux
personnes concernées restent
floues. En ce qui me concerne, ce
dossier n'est pas clos, tant s'en
faut. Il faudra en discuter avec les
partenaires sociaux.
Wanneer er over dergelijke delicate kwesties een akkoord wordt
bereikt tussen de sociale partners, over tarifering en zelfs over
minimumprestaties, dan begrijp ik niet dat er een andere lijn wordt
gevolgd.
01.05 Minister
Laurette Onkelinx:
Mijnheer Wauters, dat was geen
unaniem akkoord.
01.05
Laurette Onkelinx
,
ministre: Leur avis n'était pas
unanime.
01.06
Joos Wauters
(AGALEV-ECOLO): Het is delicaat, het is
belangrijk en ik zou het jammer vinden, mocht er hier sprake zijn van
belangenvermenging. Ik spreek me hier niet over uit, maar ik zou het
jammer vinden. Daarom wil ik dit dossier verder onderzoeken.
01.06
Joos Wauters
(AGALEV-
ECOLO): On suggère ici et là qu'il
serait question de confusion
d'intérêts dans ce dossier. Je ne
me prononcerai pas à ce sujet,
mais cela mérite un examen plus
approfondi.
01.07
Trees Pieters
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, ik vind het ook jammer dat het advies of het nu unaniem
of overwegend was door bepaalde mensen niet werd gevolgd. Ik
vind het spijtig dat u geen inspanningen hebt gedaan om het gesprek
met de sociale partners in die zin te laten evolueren tot er een
akkoord was. U loopt dan natuurlijk het risico dat er persberichten
komen waarin wordt geïnsinueerd dat er sprake is van
belangenvermenging. Dat is dan het resultaat dat u hebt bekomen
door het indienen van koninklijke besluiten die niet volgen wat de
adviserende instanties hebben gevraagd.
Ik heb geen antwoord gekregen op de vraag hoe de regering hierop
01.07
Trees Pieters
(CD&V): Il
est regrettable que l'on ignore tout
simplement un avis et que l'on
rompe les discussions qui sont en
cours avec les partenaires
sociaux. On alimente de la sorte
le flot des insinuations.
Cet arrêté royal a-t-il fait l'objet
d'une concertation au sein du
gouvernement? Quelle attitude y
a-t-on adopté?
26/03/2002
CRIV 50
COM 706
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
heeft gereageerd. Is dit koninklijk besluit op de regeringstafel
gekomen?
Qu'en est-il de l'avant-projet de loi
relatif aux conseillers en
prévention?
01.08
Laurette Onkelinx,
ministre: C'est un arrêté sur lequel il
n'était pas nécessaire de délibérer.
01.09
Trees Pieters
(CD&V): Er was dus geen gesprek met de
partners in de regering?
Het wordt u toch verweten dat u over zo een belangrijk element geen
overleg hebt gehad met de leden van de regering?
Ten slotte wil ik van deze gelegenheid gebruik maken om te vragen
hoever het staat met het voorontwerp van wet betreffende de
bescherming rond de preventieadviseurs. Dit is een voorontwerp van
wet dat op de Ministerraad is voorgelegd op hetzelfde moment dat u
het voorontwerp rond de mobbing hebt ingediend.
01.10
Laurette Onkelinx,
ministre: Monsieur le président, d'abord, je
fais remarquer que ce n'était pas un avis unanime. Je ne sais pas
comment le dire autrement. Ensuite, même s'il avait été unanime, ce
n'est pas une raison pour que le ministre le suive; autrement, on n'a
plus besoin d'un ministre de l'Emploi mais plutôt d'un notaire. Je ne
me considère pas comme notaire mais comme ministre, que les
choses soient claires. Enfin, l'arrêté ne devait pas être présenté au
conseil des ministres. Il ne l'a donc pas été. C'est ma responsabilité
et j'ai l'habitude de prendre mes responsabilités quand ce sont bien
les miennes, comme l'ont d'ailleurs fait tous mes prédécesseurs.
01.10
Minister
Laurette
Onkelinx
: Een minister is niet
verplicht de adviezen te volgen,
zelfs niet als ze unaniem zijn.
Zoniet wordt zijn rol herleid tot die
van een notaris.Het besluit moest
niet in de ministerraad worden
besproken en dat is ook niet
gebeurd. Dat behoort tot mijn
verantwoordelijkheid en die heb ik
op mij genomen.
01.11
Joos Wauters
(AGALEV-ECOLO): Mevrouw de minister, ik
begrijp uw benadering en kan die ook volgen, op voorwaarde dat u
een definitief koninklijk besluit opstelt en de sociale partners de
motivering meedeelt waarom u daarvan zult afwijken. Die laatste
fase was er niet. Ik begrijp dat u zegt wat uw opvattingen zijn, dat die
verder aan bod komen in de besprekingen met de sociale partners en
dat u dan op een bepaald moment moet beslissen. Dat lijkt mij
normaal. U hebt het recht om beslissingen te nemen, maar uw
standpunt verwondert mij des te meer omdat men op het terrein in
een dergelijke delicate kwestie eigenlijk ook tot een vrijwel unaniem
advies was gekomen.
01.11
Joos Wauters
(AGALEV-
ECOLO): Je comprends votre
point de vue mais je reste sur ma
faim en ce qui concerne la phase
du dossier au cours de laquelle
vous avez justifié votre décision
auprès des partenaires sociaux.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Yves Leterme aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de plaats van het sociale Europa in de Europese constructie" (nr. 6777)
02 Question de M. Yves Leterme à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "la place
accordée à l'Europe sociale dans la construction européenne" (n° 6777)
Voorzitter: Joos Wauters.
Président: Joos Wauters.
02.01
Yves Leterme
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, mijn vraag was vorige week reeds ingediend, maar kon
02.01
Yves Leterme
(CD&V): La
semaine dernière, la ministre a
CRIV 50
COM 706
26/03/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
toen, jammer genoeg niet meer aan bod komen, omdat ze net te laat
was ingediend. Ze kwam wel aan de orde op het adviescomité voor
Europese Aangelegenheden waar de eerste minister mij in duidelijke
bewoordingen zijn appreciatie heeft gegeven over de uitspraken van
de vice-eerste minister. Ik heb het hier over een aantal uitspraken
van de vice-eerste minister in verband met de mobbing die zij
blijkbaar ondervindt van de minister van Financiën.
Mevrouw de minister, onze fractie deelt voor 100% uw bezorgdheid
om de uitbouw van een sociaal Europa. Collega's Pieters en D'hondt
zouden met veel deskundigheid kunnen illustreren wat dat voor ons
betekent, onder andere inzake het Lissabon-proces en de
verschillende Europese ministerraden. Mijn aandacht werd vorige
week gewekt door een aantal uitspraken waarin u frontaal twijfelde
aan de goede trouw van uw collega van Financiën en tot voor kort
stadsgenoot, Didier Reynders. Meer nog, zeer uitdrukkelijk, minstens
voor de galerij, een beetje à la Ecolo, stelde u dat hij een stap te ver
was gegaan, dat hij de regeringssolidariteit had doorbroken en dat we
zouden zien wat we zouden zien. U kondigde aan nader uitleg te
vragen aan minister Reynders en in ieder geval het probleem bij de
regering te zullen kaarten. U zou de heer Verhofstadt en de heer
Michel vragen dat de consensus binnen de regenboogcoalitie over
het sociaal beleid zou worden gerespecteerd. Welnu, zelfs voor een
PS-minister is dat zeer straffe taal.
Mevrouw de minister, ik blijf daar even bij stilstaan. Vorige week heb
ik de vraag aan de eerste minister kunnen stellen en die heeft op een
zeer duidelijke manier laten blijken wat hij dacht over uw woorden en
de woorden van de minister van Financiën. Ik zal daar straks uit
citeren. Toch kreeg ik graag uit uw mond nog enige toelichting over
de grond van de zaak. Waarover gaat het meningsverschil met uw
collega Reynders inzake de plaats van het sociale Europa in de
Europese constructie en vooral op welke moment en in verband met
welke uitspraken stelt u dat minister Reynders de regeringssolidariteit
heeft doorbroken? Ik vind die bewoordingen in het Frans terug in Le
Soir.
déclaré que le ministre Reynders
avait trahi la confiance qu'elle lui
portait et rompu la solidarité
gouvernementale. Elle demandait
au premier ministre de faire
respecter le consensus sur la
politique sociale au sein de
l'Europe. Quelle est l'origine de
cette divergence de vues entre les
ministres de l'Emploi et des
Finances? Dans quelle mesure la
solidarité gouvernementale est-
elle rompue? Pourquoi l'aile
sociale du gouvernement ne
parvient-elle pas à maintenir son
emprise sur le ministre Reynders
et à faire valoir les intérêts
sociaux au même titre que les
intérêts financiers? Les socialistes
sont manifestement impuissants à
réaliser de progrès sociaux à
l'échelle européenne. L'incident
est-il clos et quelles conclusions
avez-vous tirées? Avez-vous
obtenu des garanties qu'une
dimension sociale sera conférée
au prochain sommet européen?
Mevrouw de vice-eerste minister, hoe komt het dat u ondanks uw
inspanningen en die van minister Vandenbroucke er niet in slaagt
om minister Reynders aan de leiband te houden en de sociale
belangen even zwaar te laten doorwegen als de financiële op de
Europese bijeenkomsten? Al nemen de socialisten in raden van
Sociale Zaken sterk het voortouw, toch slagen zij er niet in om
stappen vooruit te zetten op het vlak van de sociale integratie. Hoe
komt dat? Dat is een vaststelling die ik maak van toen ikzelf nog
werkzaam was bij de Europese instanties. Hoe komt het toch dat
socialisten er niet in slagen om de sociale doelstellingen naar voren
te schuiven, zoals laatst nog bleek op de Top van Barcelona?
Ten slotte, mevrouw de minister, kondigde u aan dat u het probleem
op regeringsniveau zou aankaarten. Is dat gebeurd en zo ja, wat zijn
de conclusies van het gesprek? Ik durf te veronderstellen dat u
meende wat u zei, u bent immers geen Ecolo-minister en wat u voor
de galerij verklaart, is ook bestemd voor de ministertafel. Ik wens dus
te weten te komen hoe het conflict met uw collega Reynders is
uitgepraat en hoe er desgevallend waarborgen werden gecreëerd om
sociale accenten te leggen op de toekomstige Europese
ontmoetingen, zodat wij de dag na zo'n ontmoeting niet opnieuw
26/03/2002
CRIV 50
COM 706
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
extreem vijandige taal moeten lezen ten aanzien van uw charmante
collega van Financiën.
02.02
Laurette Onkelinx,
ministre: Monsieur le président, monsieur
Leterme, nous avons déjà abordé ce sujet la semaine dernière dans
cette commission. De mémoire, je pense que Mme D'hondt a évoqué
tout ce qui s'est passé à Barcelone et j'ai déjà eu l'occasion de m'en
expliquer.
Je peux me tromper, mais je pense qu'au-delà du fond, au-delà du
modèle que je préconise au niveau européen, votre souci est de
juger des différends qui existent entre les diverses composantes de
ce gouvernement. Mais je vais vous décevoir: le différend est résolu.
En effet, ainsi que je l'avais dit, j'ai posé au conseil des ministres la
question de savoir si la solidarité gouvernementale avait bien été
respectée et si tous les membres du gouvernement présents à
Barcelone avaient bien défendu l'option décidée par le
gouvernement, à savoir réclamer, pour les conseils de printemps de
l'Union européenne, que les dossiers sociaux et économiques soient
placés sur un pied d'égalité, conformément d'ailleurs aux conclusions
du sommet de Laeken.
Tous les membres qui étaient présents à Barcelone ont donc
confirmé, lors du conseil des ministres, que l'on avait prêté à M.
Reynders des propos qu'il n'avait pas tenus. Le premier ministre, le
ministre des Affaires étrangères et le ministre des Finances, présents
là-bas, m'ont tous dit que certains journalistes avaient apparemment
mal entendu. Cela arrive à tout le monde; nous ne sommes pas
épargnés par ce phénomène. Ils m'ont dit qu'en réalité, M. Reynders
était, comme moi, convaincu que l'Europe sociale devait être
beaucoup plus ambitieuse, que les ministres sociaux devaient
effectivement se retrouver aux conseils de printemps et qu'ils
devaient pouvoir obtenir une place privilégiée pour construire cette
Europe beaucoup plus équilibrée que nous appelons de nos voeux.
J'ai donc acté avec plaisir ce consensus gouvernemental autour
d'une thèse que je défends.
02.02
Minister
Laurette
Onkelinx
: Daar hebben we het
vorige week al over gehad. Ik
moet u teleurstellen: het geschil is
beslecht. Ik heb de kwestie van de
solidariteit te berde gebracht op
de Raad van ministers in
Barcelona. Daar werd mij door de
aanwezigen verzekerd dat de heer
Reynders, vermoedelijk door
journalisten die niet zo goed
geluisterd hadden, woorden in de
mond gelegd waren, en dat hij er
net als ik van overtuigd is dat het
sociale Europa ambitieuzer moet
zijn, dat de ministers van Sociale
Zaken de Raad in de lente moeten
bijwonen en veel nadrukkelijker
aanwezig moeten zijn bij de
opbouw van het sociale Europa
dat onze betrachting is.
02.03
Yves Leterme
(CD&V): Mevrouw de minister, het verbaast mij
niet dat de heer Reynders zoete woorden gebruikte. Vanmorgen had
ik de eer om met hem van gedachten te wisselen over de ecotaks.
Met veel zwier zei hij één van de meest fervente voorstanders te zijn
van de invoering van deze nieuwe belasting. Hij zei dit met de
glimlach u kent de heer Reynders ondertussen. Het verbaast mij
dus niet dat hij deze bocht neemt en ik vind het dan ook wat pijnlijk
dat de schuld bij de journalisten wordt gelegd. Het is zelfs een beetje
kinderachtig te noemen en het is eigen aan deze coalitie. Bij
berichten over een discussie of over een gebrek aan cohesie zijn het
blijkbaar de journalisten of de bevolking die de zaken niet goed
begrepen hebben. Dit noemt men een open debat cultuur en ik vind
dit zeker niet moedig.
Ik wens aan mijn vragenlijst nog een vraag toe te voegen die handelt
over de grond van de zaak. U sprak over de verkregen waarborgen
met betrekking tot de aanwezigheid van de sociale ministers op de
Lentebijeenkomsten.
02.03
Yves Leterme
(CD&V): Le
ministre Reynders n'en est pas à
son premier revirement. A cet
égard, il suffit de songer aux
écotaxes. Il a beau jeu d'accuser
ensuite les journalistes. Voilà qui
constitue à mes yeux une solution
de facilité.
Les sommets européens devraient
s'intéresser davantage à la
dimension sociale de l'UE.
Quelles garanties pouvez-vous
nous donner en ce sens?
CRIV 50
COM 706
26/03/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
02.04
Laurette Onkelinx,
ministre: Il s'agit de garanties émanant du
gouvernement belge. Nous l'avons prouvé avec un courrier transmis
par le premier ministre au premier ministre espagnol, comme vous le
savez. Mais il ne suffit pas d'avoir une position belge, il faut
convaincre les Quinze.
02.04
Minister
Laurette
Onkelinx
: Het betreft waarborgen
van de Belgische regering vervat
in een briefwisseling met de
Spaanse regering. Het gaat om
een Belgisch voornemen
waarmee echter ook het Europa
van de Vijftien het eens moet zijn.
02.05
Yves Leterme
(CD&V): Deze bescheiden opmerking is naar
mijn mening zeker terecht. Ik had reeds begrepen dat de
bevoegdheden van onze regering niet planetair zijn, maar beperkt
zijn tot het stellen van vragen.
Ik wens echter te benadrukken dat u in uw commentaar op de Top
van Barcelona toch zeer negatieve conclusies hebt getrokken. Meer
specifiek gaat het hier over de beslissing in verband met de
flexibiliteit van een aantal vormen van arbeidsovereenkomsten, meer
bepaald met betrekking tot de voorwaarden waaronder en de
werkloosheidsvergoedingen worden toebedeeld en de duur ervan.
Men heeft vragen bij ons systeem van werkloosheidsvergoeding. Wij
pluralis majestatis verdedigen het sociale Europa en wij moeten
erop toezien dat men niet in de richting van sociale achteruitgang
gaat. Blijft u bij uw standpunt of werd dit reeds uitgepraat met de
heer Reynders? Is deze analyse nog altijd terecht en welke
conclusies trekt u hieruit?
02.05
Yves Leterme
(CD&V):
Ces garanties ne pèsent donc pas
très lourd.
La ministre Onkelinx n'était guère
enthousiaste après le Sommet de
Barcelone. Elle craint une
régression sociale. Ce point a-t-il
été clarifié avec le ministre
Reynders?
02.06
Laurette Onkelinx,
ministre: Monsieur le président, c'est
effectivement l'analyse que j'ai tenue et que j'ai développée la
semaine dernière, au lendemain de cette commission. Je pense que
rien n'est jamais acquis. Nous avons bien travaillé sous présidence
belge de l'Union Européenne en tout cas et au moins pour le volet
social. Il va falloir continuer. Je suis heureuse que le CD&V partage
cette conviction qu'il faudra continuer à travailler pour que cet acquis
ne soit pas remis en question.
J'ai aussi expliqué pourquoi les conclusions de Barcelone ne me
semblaient pas évidentes sur le plan social. Vous savez qu'il a fallu
beaucoup batailler là-bas pour que ce que nous avons obtenu sur la
qualité de l'emploi soit confirmé. Par contre, il y a des paragraphes
forts sur les questions de la flexibilité et de la conditionnalité du droit
à certaines allocations sociales et notamment au chômage, qui
doivent vous mettre en alerte. Autrement dit, je pense qu'il va falloir
travailler avec les partenaires sociaux, qui, grâce à la Belgique, sont
plus que jamais partenaires pour les rapports qui doivent être faits au
sommet du printemps. A Séville, le Secrétaire général du Conseil, M.
Javier Solana, doit faire des propositions notamment pour la place
institutionnelle des ministres sociaux. Il faudra être vigilant à propos
du contenu de ce rapport mais aussi quant à l'opinion du conseil sur
ce rapport. Il faudra être vigilant aussi lors du prochain Conseil de
printemps qui se déroulera en Grèce pour voir la manière dont on va
appliquer les principes qui ont été décidés au sommet social de
Laeken et confirmés au Conseil européen de Laeken.
02.06
Minister
Laurette
Onkelinx
: Dat is inderdaad de
analyse die ik vorige week in deze
commissie heb gemaakt. Wij
hebben het in Barcelona moeilijk
gehad om de verworvenheden te
behouden evenals bepaalde
paragrafen van de verklaring
betreffende de soepelheid en de
voorwaarden van de
werkloosheidsregeling. We
moeten dus op onze hoede zijn.
Javier Solana zal voor de Raad
van Sevilla een verslag opstellen.
We zullen erop moeten toezien
dat de inhoud van dat verslag en
de besprekingen tijdens de Raad
van Athene niet van de
verklaringen van de Sociale Top
van Laken afwijken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
26/03/2002
CRIV 50
COM 706
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
03 Vraag van de heer Hans Bonte aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de moeilijkheden bij de toepassing van het tijdskrediet" (nr. 6788)
03 Question de M. Hans Bonte à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
difficultés liées à l'application du crédit-temps" (n° 6788)
03.01
Hans Bonte
(SP.A): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, ik wil nog even terugkomen op een probleem dat hier reeds
meermaals werd besproken, met name de problematiek omtrent de
invoering van het tijdskrediet, als opvolger van de
loopbaanonderbreking. Ik doe dit omdat de voorbije dagen en weken
via de media een vrij ruime informatiecampagne is gevoerd teneinde
de werknemers aan te zetten tot het zoeken naar een betere
combinatie tussen arbeid en gezin.
Mevrouw de minister, op hetzelfde ogenblik word ik, net als andere
collega's, geconfronteerd met mensen die vroeger reeds in
loopbaanonderbreking waren en die reeds één of twee jaar
arbeidstijdverkorting hebben genoten. Thans, ingevolge de nieuwe
reglementering, krijgen ze de boodschap dat dit niet langer meer kan,
dat er een nieuwe regeling in voege is getreden. Steevast krijgen ze
ook de suggestie opnieuw voltijds aan de slag te gaan.
In de perceptie van de mensen zit er op dat vlak een zeer zware
contradictie die duurzaam zou kunnen zijn, in die optiek dat het
aantal "tijdskredieters" op termijn, in vergelijking met de
loopbaanonderbreking misschien lager zal uitvallen dan vóór de
nieuwe regeling. Ik hoop dat ik mij op dit punt vergis, maar in ieder
geval ben ik op dat vlak niet gerust, zeker niet na het lezen van
meerdere analyses in de media daaromtrent;
Wellicht is het nog ietwat te vroeg om terzake de evaluatie te maken.
Daarom ook heeft de Kamer van Volksvertegenwoordigers middels
een amendement in de nieuwe wetgeving op het tijdskrediet, ook
effectief ingeschreven dat er een soort evaluatie moest worden
gemaakt op het einde van dit jaar. Mijns inziens wordt dan inderdaad
duidelijk in welke mate dat tijdskredietstelsel effectief te verbeteren is
in vergelijking met het loopbaanonderbrekingstelsel.
Vervolgens kom ik terug tot de kern van mijn vragen, met name de
mensen die ingevolge de nieuwe reglementering geblokkeerd worden
in hun voortzetten van loopbaanonderbreking-loopbaanverkorting.
Graag wens ik het volgende te vernemen.
Ten eerste, op welke manier heeft de Rijksdienst voor
Arbeidsvoorziening de loopbaanonderbrekers ervan verwittigd dat ze
vóór een bepaalde datum in de herfst van vorig jaar een nieuwe
aanvraag moesten indienen, zoniet zouden ze in de problemen
komen met hun verlenging. Bijgevolg wens ik te vernemen op welke
manier de RVA de loopbaanonderbrekers daaromtrent heeft
geïnformeerd.
Ten tweede, hoeveel mensen hebben gedurende de invoegetreding
van de nieuwe wetgeving op het tijdskrediet een weigering tot
verlenging van onderbreking van de loopbaan of een weigering van
verlenging van de vermindering van de arbeidsduur ontvangen?
Graag zou ik ook een overzicht per werkloosheidsbureau kennen.
03.01
Hans Bonte
(SP.A): Le
problème lié à l'instauration du
crédit-temps, qui succède à
l'interruption de carrière, a déjà
été évoqué à de nombreuses
reprises. Les pouvoirs publics
fédéraux mènent actuellement
une campagne dans les médias
en ce qui concerne le crédit-temps
alors que de plus en plus de
travailleurs éprouvent des
difficultés à obtenir la prorogation
de leur réduction du temps de
travail. En effet, les demandes en
ce sens devaient être introduites
avant la publication de la nouvelle
loi au Moniteur belge, ce que
d'aucuns ignoraient en raison de
la piètre qualité de la
communication.
Comment l'ONEM a-t-il informé
les personnes en interruption de
carrière? La ministre pourrait-elle
nous donner un aperçu du nombre
de refus de prorogation en
ventilant les chiffres par bureau
de chômage? La ministre prendra-
t-elle des mesures en faveur de la
mise en place d'une
réglementation de transition plus
souple?
CRIV 50
COM 706
26/03/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
Ten derde, welke is uw politieke opstelling hieromtrent? Met andere
woorden, overweegt u vooralsnog om de overgang tussen
loopbaanonderbrekingsregeling en de huidige tijdskredietregeling
beter op elkaar af te stemmen, zodat er geen breuk ontstaat zodat
mensen niet opnieuw een jaar in hun vroegere arbeidsregime
terechtkomen?
U weet evengoed als ik dat er nog telkens, bijna elke dag,
loopbaanonderbrekers in een situatie komen waarbij een eind komt
aan hun loopbaanonderbreking en normaliter verlenging kan worden
aangevraagd. Ook daar zal men, op basis van de huidige
reglementering, het probleem zoals ik het schets, ervaren.
03.02
Laurette Onkelinx,
ministre: Monsieur le président, je ne
possède pas les chiffres demandés par M. Bonte. Nous les avons
réclamés et il faudra sans doute attendre quelques jours avant de les
obtenir. Après les vacances de Pâques, je serai plus explicite à ce
propos.
Il est exact que se pose un vrai problème de régime transitoire. M.
Bonte a donc raison sur le fond. J'ai été interpellée à diverses
reprises et j'éprouve quelques difficultés puisque l'ensemble du
dispositif transitoire se trouve dans une convention collective de
travail (CCT 77bis) et il faudrait que les partenaires sociaux
acceptent la modification. Je les rencontre jeudi dans le cadre du
protocole d'accord qu'ils ont conclu sur les trois thèmes:
simplification du plan d'emploi, conflit collectif et statut
ouvrier/employé. Je m'engage, monsieur Bonte, à évoquer avec eux
le problème que vous-même avez discuté ici et je vous ferai rapport
après les vacances de Pâques.
J'en profite pour dire que j'aime bien le concept du "crédit-temps" qui
a l'air de fonctionner. Manifestement, le thème de la conciliation
entre vie au travail et vie hors travail prend de l'ampleur. Une
nouvelle réglementation est en discussion pour l'application de tout le
système aux entreprises publiques. Elle a été présentée une
première fois au conseil des ministres. Je pense que le ministre des
Affaires sociales a encore quelques soucis avec cela mais j'espère
qu'ils pourront rapidement être levés pour que nous puissions encore
développer cette matière extrêmement novatrice quant à la qualité
de l'emploi au profit de l'ensemble des travailleurs.
03.02
Minister
Laurette
Onkelinx
: Ik beschik niet over de
door de heer Bonte gevraagde
cijfers. Wij zullen ze opvragen en
ze u na het paasreces bezorgen.
De in de cao nr. 77 bis van de
Nationale Arbeidsraad
vastgestelde nieuwe regels inzake
tijdskrediet zijn sinds 1 januari
2002 geheel van toepassing.
De sociale partners werden
betrokken bij de procedure tot
instelling van dit uitermate
vernieuwende systeem.
Ik zie hen donderdag en beloof
het door u aangehaalde probleem
met hen te bespreken. Ik zal u na
het paasreces het verslag van
deze ontmoeting bezorgen.
Het tijdskrediet lijkt te evolueren
en succes te hebben. Dat
verheugt mij. Het systeem zou tot
de hele openbare sector moeten
worden uitgebreid. Er rezen
terzake enkele problemen. Ik hoop
dat die binnenkort verholpen zijn.
03.03
Hans Bonte
(SP.A): Ik dank u, mevrouw de minister, zowel
voor het erkennen van het probleem als voor uw engagement om het
probleem aan te kaarten bij de sociale gesprekspartners. U hebt
inderdaad gelijk wanneer u verwijst naar de conventionele regeling
als mogelijke oorzaak. Ik was natuurlijk nog meer opgetogen geweest
indien u zich voor een stuk had kunnen engageren rond een
sluitende regeling die dergelijke problemen voorkomt. Ik wil u ook
vragen of ik de cijfers hieromtrent kan krijgen.
In mijn directe omgeving, het werkloosheidsbureau van mijn
woonplaats, spreekt men sinds nieuwjaar over 125 tot 130 mensen
die in die situatie zouden verkeren. Als u rekening houdt met het
aantal werkloosheidsbureaus, dan gaat het inderdaad over duizenden
03.03
Hans Bonte
(SP.A): La
ministre reconnaît l'existence du
problème et abordera celui-ci
avec les partenaires sociaux.
J'aurais toutefois préféré qu'elle
s'engage à mettre en place des
dispositions transitoires
adéquates.
Peut-elle nous communiquer les
chiffres relatifs au nombre de
personnes en interruption de
carrière dont le dossier est
26/03/2002
CRIV 50
COM 706
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
mensen die op die manier voor een stuk geblokkeerd zijn in de
oplossing die ze gevonden hadden om de combinatie gezin en arbeid
voor een stuk te verzoenen. Ik zou ook willen zien dat dit element
onder de aandacht van de sociale gesprekspartners wordt gebracht.
bloqué?
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Vraag van mevrouw Fientje Moerman aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "het zwangerschapsverlof" (nr. 6792)
04 Question de Mme Fientje Moerman à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
04.01
Fientje Moerman
(VLD): Mevrouw de minister, de vraag die ik
zal stellen is een aftastende vraag om te zien wat u van de
mogelijkheid die ik u aanbreng, denkt. Momenteel hebben zwangere
vrouwen recht op een zwangerschapsverlof van 15 weken. Daarvan
moeten er 8 weken verplicht worden opgenomen na de bevalling en
1 week voor de geboorte. Anders is men die kwijt. Er zijn 6 weken die
de aanstaande moeder geheel of gedeeltelijk kan opnemen, hetzij
voor, hetzij na de bevalling. Op dit moment is daarbij geen flexibele
deeltijdse invulling mogelijk. Vanzelfsprekend pleit ik niet voor een
aantasting van het zwangerschapsverlof, noch wil ik tornen aan de 8
weken na de bevalling die noodzakelijk zijn voor het herstel van de
moeder en het wennen aan de baby, aan de nieuwe omstandigheden
voor borstvoeding enzovoort. Ook over de week voor de bevalling
worden geen vragen gesteld.
Maar bij die zes overblijvende weken zou men zich kunnen afvragen
of de moeders of aanstaande moeders die dit wensen een stuk of de
volledige zes weken niet halftijds zouden kunnen opnemen. Zo
zouden ze kunnen opteren voor een halftijdse formule. In theorie zou
het dus mogelijk zijn dat een moeder haar bevallingsverlof met zes
weken uitbreidt. Dit houdt in dat ze in plaats van zes weken voltijds,
twaalf weken deeltijds haar zwangerschapsverlof kan invullen en
haar job kan hervatten of blijven uitoefenen. Er is een veel gehoorde
klacht dat vrouwen vandaag te lang tot aan de bevalling blijven
doorwerken. Misschien zou een dergelijke formule ertoe leiden dat de
aanstaande moeders het een tijdje voor de bevalling wat kalmer aan
gaan doen en halftijds in zwangerschapsverlof gaan en nog halftijds
blijven werken.
Ik leg er de nadruk op dat indien men dit zou overwegen, het wel zou
gaan om een vrije keuze van de moeder alleen. Men zou wel kunnen
vragen om de organisatie van het werk te vergemakkelijken door de
werkgever ruim vooraf op de hoogte te stellen. Ik doe hiervoor een
suggestie. Men kan dan bijvoorbeeld binnen de maand nadat men
kennis heeft van de zwangerschap laten weten of men van die
halftijdse optie gebruik wenst te maken.
Volgens mij past die maatregel ook in de thematiek van gelijke
kansen. Alleenstaande moeders zouden het op die manier gedurende
die periode financieel minder lastig hebben. Voor vrouwen die in een
verantwoordelijke of moeilijker misbare positie staan, zou dit een
oplossing kunnen zijn voor een relatief lange afwezigheid.
04.01
Fientje Moerman
(VLD):
Les travailleurs demandent
aujourd'hui davantage de
flexibilité afin de mieux combiner
leur vie professionnelle et
familiale. La réglementation
actuelle en matière de congé de
maternité n'offre toutefois guère
de flexibilité. Les femmes
enceintes ont droit à quinze
semaines de congé au total, dont
huit doivent être prises
obligatoirement après
l'accouchement et une au moins
avant la naissance. Quant aux six
semaines restantes, elle peuvent
être prises intégralement ou
partiellement avant ou après
l'accouchement.
Les huit semaines prévues après
l'accouchement sont nécessaires
pour que la maman se rétablisse
physiquement et s'habitue à la
nouvelle situation familiale. La
semaine de congé précédant
l'accouchement est également
indispensable. Une plus grande
flexibilité devrait toutefois être
possible pour les six semaines
restantes. Les mamans devraient
pouvoir prendre soit 6 semaines
de congé pleines, soit douze
semaines durant lesquelles elle
travaillerait selon un régime à mi-
temps. Une telle formule pourrait
inciter les femmes à prendre plus
de jours de congé avant
l'accouchement et à ne plus
attendre la dernière semaine. Les
femmes doivent pouvoir décider
en toute liberté et communiquer
leur choix suffisamment tôt à leur
CRIV 50
COM 706
26/03/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
Mevrouw de minister, graag vernam ik hoe u staat tegenover de
invoering van een halftijds moederschapsverlof zoals hierboven
geschetst, met andere woorden, voor die zes weken. Ik had ook
graag geweten of u deze piste kunt toetsen aan het objectief van
gelijke kansen. Graag vernam ik of deze halftijdse formule volgens u
voor alleenstaande of vrouwelijke gezinshoofden kan bijdragen tot
een minder grote financiële druk tijdens het bevallingsverlof. Bent u
bereid om hierover advies te vragen aan de Raad voor Gelijke
Kansen?
employeur.
Cette mesure favorise également
l'égalité des chances pour les
mères seules ou les mères chefs
de famille, dans la mesure où
elles devront renoncer à une
diminution moins importante de
leurs revenus. Les femmes
occupant des fonctions à
responsabilité bénéficieront
également de cette disposition
puisqu'elles resteront moins
longtemps absentes.
Que pense la ministre du projet
qui vise à introduire un congé de
maternité à mi-temps? La ministre
va-t-elle vérifier si ce projet
correspond aux objectifs fixés
dans le cadre de la politique
d'égalité des chances entre
hommes et femmes? Cette
formule de mi-temps pourrait-elle
limiter les pertes financières
subies par les femmes seules ou
chefs de famille? La ministre a-t-
elle l'intention de consulter à ce
sujet le Conseil pour l'égalité des
chances?
De
voorzitter
: Mevrouw Moerman, ik vind dit een heel zinvolle
vraag, maar ik wil er wel op wijzen dat u ook naar de intentie van de
minister peilt. Misschien moeten we onze formulering aanpassen
zodat niet naar de intenties van de minister wordt gevraagd, maar
naar de positionering van de minister ten aanzien van dit onderwerp.
Anders zouden we oeverloos kunnen uitweiden. Niettegenstaande
dat, had ik toch graag het antwoord van de minister gehoord.
Le
président
: Votre question est
tout à fait pertinente. Mais il serait
plus prudent de demander l'avis
de la ministre plutôt que de
l'interroger à propos de ses
intentions.
04.02
Laurette Onkelinx,
ministre: Monsieur le président, comme
Mme Moerman, je trouve que c'est une question extrêmement
importante. Je ne vais pas parler de mes intentions pour l'instant. Je
puis déjà vous dire en tout cas, madame, que je trouve comme vous
que la solution pour une partie du congé de maternité pour l'autre
partie, dans le cadre de la protection de la santé de la mère de
l'enfant, le plein-temps me semble se justifier , c'est une question
qui me semble positive sur laquelle je suis en train de travailler. Il
faut voir si c'est possible. On me dit que les normes supranationales
empêchent de le faire. J'examine actuellement les normes de
l'Organisation internationale du travail et la directive européenne du
19 octobre 1992 sur la protection de la femme enceinte, pour savoir
si oui ou non on peut évoluer en la matière et proposer qu'une partie
du congé de maternité soit prise à temps partiel. Mais je ne dispose
pas encore des conclusions de l'examen juridique auquel mes
services se livrent actuellement.
Je propose donc, madame, non par désintérêt pour votre question
mais au contraire pour trouver une solution dans le sens que vous
04.02
Minister
Laurette
Onkelinx
: Voor een gedeelte van
het zwangerschapsverlof zou de
oplossing misschien schuilen in
deeltijds werk. De supranationale
normen lijken dat te verhinderen.
Ik bestudeer momenteel de IAO-
verdragen en de Europese
richtlijnen terzake teneinde de
mogelijkheid ervan te
onderzoeken. Ik wacht liever tot
die studie is afgerond alvorens u
een definitief antwoord te geven.
26/03/2002
CRIV 50
COM 706
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
évoquez, d'attendre la fin de l'examen juridique en cours pour
l'instant, avant de vous donner la réponse définitive.
04.03
Fientje Moerman
(VLD): Mijnheer de voorzitter, ik meen dat
het de moeite loont en zelfs noodzakelijk is om de hogere
rechtsnorm te onderzoeken. Gelet op de verschillende regelingen in
de lidstaten van de Unie, zou het mij verwonderen mocht het
minimum zo hoog liggen dat het de negen weken voltijdse
zwangerschapsrust overtreft. Ik meen dat het moet worden
onderzocht. Ik zou de minister willen vragen om dat onderzoek
binnen een redelijke termijn te laten afronden.
04.03
Fientje Moerman
(VLD): Il
serait en effet intéressant de
vérifier, à l'échelle internationale,
quelle est la norme juridique la
plus avantageuse. Je crains
néanmoins que le seuil minimal
n'excède pas les neuf semaines
complètes de congé de maternité.
J'insiste pour que cette vérification
s'opère le plus rapidement
possible.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Luc Sevenhans aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de wet-Major" (nr. 6838)
05 Question de M. Luc Sevenhans à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "la loi
05.01
Luc Sevenhans
(VLAAMS BLOK): Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, zoals u weet, staat de liberalisering van de
havendiensten momenteel op de agenda van de Europese
Ministerraden. Ik heb vorige week dan ook aan uw collega Durant
een stand van zaken gevraagd in het dossier, want zij had daarover
enkele verklaringen afgelegd.
Vorige week heeft zij mij geantwoord dat het punt nog steeds werd
onderzocht. Blijkbaar gaat het hier om een bevoegdheid van de
Gewesten en zij wachten nog steeds op de adviezen van de
Gewesten.
Vrijdag heeft zij aan de pers een heel ander verhaal gedaan. Zij
verklaarde dat zij reeds advies had ingewonnen bij het ministerie van
Tewerkstelling en Arbeid, uw departement. Het ministerie zou naar
haar zeggen volledig akkoord gaan met haar zienswijze die strookt
met de zienswijze van de havenarbeiders. Ik ben hierover uiteraard
heel verheugd.
Hebt u een mening over heel de aangelegenheid en dan vooral over
de wet-Major? Ik neem aan dat u terzake geen enkel probleem hebt.
Mij interesseert vooral welk advies u hebt gegeven aan uw collega
Durant.
05.01
Luc Sevenhans
(VLAAMS
BLOK): Vendredi, la ministre
Durant annonçait dans la presse
qu'elle avait consulté la ministre
Onkelinx et que cette dernière
adhérait entièrement à sa
conception en ce qui concerne la
libéralisation des services
portuaires et la loi Major. En
l'occurrence, la ministre Onkelinx
soutient pleinement les syndicats
et les dockers.
Quel conseil la ministre a-t-elle
donné à sa collègue Durant?
Quelle est sa position à l'égard de
la libéralisation des services
portuaires et de la révision de la
loi Major?
05.02 Minister
Laurette Onkelinx:
Mijnheer de voorzitter, het is juist
dat de wet van 8 juni 1972 betreffende de havenarbeid, de
zogenaamde wet-Major, vatbaar zal zijn voor herziening wanneer de
richtlijn, die wordt voorbereid door Europees commissaris van
Transport, mevrouw de Palacio, goedgekeurd wordt.
Het is eveneens juist dat mijn collega, mevrouw Durant, het dossier
volgt. Ik ben trouwens bij haar tussenbeide gekomen opdat zij het
standpunt zou kunnen verdedigen van de vakbondsorganisaties
volgens hetwelk dezelfde rechten en plichten moeten worden
05.02
Laurette Onkelinx
,
ministre: Si la directive de la
commissaire européenne de
Palacio est adoptée, la loi du 8
juin 1972 organisant le travail
portuaire, appelée "loi Major",
pourra être modifiée. La ministre
Durant suit ce dossier de près. Je
lui ai demandé de défendre le
point de vue des syndicats: tous
CRIV 50
COM 706
26/03/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
opgelegd aan de werkgevers die havenarbeiders tewerkstellen, wat
de aard van het tewerkstellende bedrijf ook is.
les employeurs de dockers ont les
mêmes droits et les mêmes
devoirs.
05.03
Luc Sevenhans
(VLAAMS BLOK): Mijnheer de voorzitter, ik
noteer het antwoord van de minister en ik heb er ook geen probleem
mee. Blijkbaar ondersteunt zij de eisen die door de havenarbeiders
worden gesteld. Ik kan mij daarover enkel verheugen.
Het officiële standpunt van de Belgische regering is evenwel nog
steeds niet bekend. Ik hoop dat het standpunt zijn weg zal vinden
naar de Belgische regering, want tot nu toe gaat het enkel om het
standpunt van een ministerie. Ik ben samen met u benieuwd wat
mevrouw Durant ervan zal maken in de Transportraad die
momenteel samenkomt. Ik zal waarschijnlijk nog moeten terugkomen
op het onderwerp.
05.03
Luc Sevenhans
(VLAAMS
BLOK): Je me réjouis de la prise
de position de la ministre en
faveur des dockers. J'espère que
ce point de vue fera son chemin
jusqu'au gouvernement belge, qui
n'a encore adopté aucune position
officielle. Je suis curieux de voir
comment la ministre Durant
gérera ce dossier.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "het federaal outplacementfonds" (nr. 6839)
06 Question de Mme Greta D'hondt à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "le fonds
06.01
Greta D'hondt
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, na de belevenissen met het tijdskrediet zijn wij zelfs nog
iets alerter als er dingen kunnen gebeuren die ons opnieuw voor een
communautair probleem zouden plaatsen. Uiteraard willen wij het
deze regering niet aandoen voor onoverkomelijke communautaire
problemen te staan.
Naar wij hebben vernomen zouden tijdens een van de laatste rondes
van het overlegcomité van de verschillende regeringen nogal
indringende vragen zijn gesteld door de Vlaamse regering over het
federaal outplacementfonds. Dat is natuurlijk eens iets anders dan
dat de federale regering de Vlaamse regering moet bevragen over
zaken die zij doet en die niet onder haar bevoegdheid zouden vallen.
Waarom deze nogal indringende bevraging door Vlaanderen? Omdat
Vlaanderen net als bij het tijdskrediet nu al een
outplacementfonds heeft natuurlijk. Minister Landuyt heeft dan ook
verklaard dat outplacement tot de arbeidsbemiddeling behoort en dus
een gewestelijke materie is. Vandaar mijn vragen.
Mevrouw de minister, bevestigt u dat er tijdens het overlegcomité
door de Vlaamse regering inderdaad vragen werden gesteld over het
opzet van dit federaal outplacementfonds? Deelt u als minister van
Werkgelegenheid het standpunt van de Vlaamse minister van
Werkgelegenheid over outplacement als gewestelijke materie, of
spreekt u dit tegen? Als men weet dat op federaal vlak een
outplacementfonds boven de doopvont zou worden gehouden, hoe
zal het Vlaamse outplacementfonds zich dan verhouden tot het
federale of omgekeerd? Het Vlaamse heeft immers
eerstgeboorterecht. Belanden wij nu stilaan in een stroomversnelling
van communautair gehakketak? Vormt het outplacement na het
tijdskrediet wie weet wat er nog volgt de volgende aflevering in
het communautaire feuilleton?
06.01
Greta D'hondt
(CD&V):
Dans le cadre du comité de
concertation entre les différents
gouvernements, des questions
auraient été posées au sujet du
Fonds fédéral d'outplacement. La
Flandre possède notamment son
propre Fonds d'outplacement. Le
ministre flamand Landuyt fait
valoir que l'outplacement ressortit
pleinement aux services de
placement et constitue donc une
matière régionale.
Ces questions ont-elles été
réellement posées? La ministre se
rallie-t-elle à la position défendue
par le ministre Landuyt? Comment
le Fonds flamand d'outplacement
se situera-t-il par rapport au fonds
d'outplacement fédéral? Ne
risquons-nous pas de vivre
l'énième épisode du feuilleton
communautaire que nous ne
connaissons que trop bien?
26/03/2002
CRIV 50
COM 706
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
06.02
Laurette Onkelinx,
ministre: Monsieur le président, comme
Mme D'hondt le sait, le principe du droit à l'outplacement est inclus
dans la loi du 5 septembre 2001, votée pratiquement sans opposition
de la part du parlement, sans opposition du Conseil d'Etat et sans
conflit d'intérêt ou de compétence évoqué par quelque
gouvernement que ce soit.
Mais lors du dernier comité de concertation, le gouvernement
flamand nous a interrogés sur notre notion de l'outplacement. Ils
craignaient qu'en élargissant cette notion, nous nous trouvions en
opposition avec la compétence de placement appartenant aux
régions. Une conversation sur cette notion s'est tenue lors du dernier
comité de concertation. J'ai expliqué à mes collègues que la notion
d'outplacement se limiterait strictement à celle indiquée dans la
convention collective de travail n°51 du 10 février 1992.
Comme il est prévu par cette convention, l'outplacement doit
permettre de fournir un ou plusieurs services évoqués dans cette
convention: un encadrement psychologique pour le travailleur,
l'établissement d'un bilan personnel, une aide à l'élaboration d'une
campagne de recherche d'emploi et sa mise en oeuvre, une
assistance en vue de la négociation de nouveaux contrats de travail,
une assistance lors de l'intégration dans le nouveau milieu de travail,
une aide logistique et administrative. On s'en tient là. C'est une
compétence fédérale.
Par ailleurs, le Fonds pour le reclassement professionnel créé auprès
du ministère de l'Emploi doit recevoir une contribution des
employeurs qui ne respectent pas leurs obligations en termes
d'outplacement. Il n'intervient pas avec le Fonds de la région
flamande dont la vocation est plus d'intervenir en cas de défaillance
de l'employeur suite à une faillite.
Sur la notion d'outplacement, il n'y a aucun problème. Le
gouvernement flamand accepte notre compétence et la loi qui a été
votée. Sinon, il l'aurait fait savoir. Cette discussion fut axée autour
des contours de cette notion. La convention collective n°51 a été
rappelée. Il me semble que mes collègues des gouvernements
fédérés étaient en accord avec notre analyse.
06.02
Laurette Onkelinx
,
ministre: Le principe du droit à
l'outplacement datant du 5
septembre 2001 a été voté par le
Parlement, sans restriction de la
part du Conseil d'Etat ou
d'opposition de quelque entité
fédérée que ce soit.
Lors du dernier comité de
concertation, j'ai évoqué la notion
de l'outplacement, qui a été
discutée avec le ministre flamand
compétent.
Ma position est que je m'en
tiendrai à la définition de la
convention collective de travail n°
51 du 10 février 1992 relative à
l'outplacement.
Il s'agit bien d'une compétence
fédérale. Le Fonds pour le
Reclassement professionnel a été
créé auprès du ministère fédéral
de l'emploi et n'interfère pas avec
le fonds flamand.
La concertation que nous avons
eue a donc porté sur les contours
de l'outplacement, et il ne fait de
doute pour personne qu'il s'agit
d'une compétence fédérale.
06.03
Greta D'hondt
(CD&V): Mevrouw de minister, ik onthoud dat
outplacement een federale materie is en dat minister Landuyt zich
heeft vergist wanneer hij verklaarde dat outplacement een materie
voor de gewesten is, omdat het zou behoren tot de
arbeidsbemiddeling. We zullen de kwestie met de nodige aandacht
blijven volgen, zo'n beetje zoals de Amerikaanse feuilletons
eindigden op "Come and see next week".
De
voorzitter
: Die liepen meestal goed af.
06.04
Greta D'hondt
(CD&V): Inderdaad. Ze hebben onze kindertijd
opgefleurd.
Maar goed, de kwestie zal toch met de nodige ernst moeten worden
bekeken, want ik denk niet dat de heer Landuyt die mening zomaar
uit zijn mouw heeft geschud.
06.04
Greta D'hondt
(CD&V):
Pour la ministre, l'outplacement
est donc une matière fédérale. Le
ministre Landuyt se trompe
lorsqu'il affirme que cette matière
ressortit aux services de
CRIV 50
COM 706
26/03/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
Mevrouw de minister, wat niet minder belangrijk is dan het
communautaire gehakketak, is dat u stelt dat u zich wat de invulling
van de notie outplacement betreft volledig zult houden aan wat er in
cao 51 staat. Uw antwoord is belangrijk en het is goed dat het in het
integraal verslag wordt opgenomen. Ik eindig zoals het Amerikaanse
feuilleton: "come and see", maar dan niet "next week", want dan is
het paasvakantie.
placement régionalisés. Cela
risque fort de susciter des
questions en Flandre.
La ministre a dit qu'elle observera
strictement la CCT n° 551. C'est
une déclaration importante.
Ce feuilleton aura en tout cas une
suite.
De
voorzitter
: Hopelijk worden het ook geen vijgen na Pasen, mevrouw D'hondt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de gesubsidieerde contractuelen" (nr. 6840)
07 Question de Mme Greta D'hondt à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
07.01
Greta D'hondt
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, mogelijk nog
zo'n mooi communautair zaakje, is het vrij productieve werk van het
overlegcomité. Ik verheug mij daar altijd op. Niet iedereen is het er
altijd mee eens, maar er wordt op zijn minst toch al gewerkt. Dat is
ook al iets.
De Vlaamse regering heeft van bij haar aantreden gezegd dat zij van
de regularisatie van de zogenaamde nepstatuten een prioriteit zou
maken. Ik meen dat ook in de federale Kamer niemand daarop kritiek
zal hebben. Natuurlijk duurt het allemaal wel wat lang. Er is de
aankondiging, de herhaling van de aankondiging, de aankondiging
dat de minister begint te denken eraan te werken, het moment dat de
minister eraan begint te werken en zo verder. Zo komt men tien keer
in de media zonder één frank uit te geven en zonder een wettekst
geschreven te hebben. Ik ben van plan terzake toch ook zelf eens
mijn licht op te steken. Dat zal mij minder werk kosten en ik kom
meer in de krant. Het volstaat zelfs dat de minister zegt te denken
een wetsvoorstel in te dienen, maar dat een collega het al heeft
ingediend. Er kan worden gehoopt op een alternatieve meerderheid,
maar dat is voor later. De regering zal dan een amendement
indienen dat daarop helemaal haaks staat. Maar, de minister is wel in
de pers geweest.
(...)
U zult er wel moeten voor zorgen dat u in aantal bent.
De Vlaamse regering wil de gesubsidieerde contractuelen
regulariseren. Vorige week verklaarde Vlaams minister Landuyt dat
hij met het federale niveau vandaar mijn vraag afspraken wil
maken over de gesubsidieerde contractuelen bij de politie en in het
onderwijs. Iedereen in deze commissie weet dat de regularisatie van
de gesubsidieerde contractuelen vooral zo lang uitblijft omwille van
de betaling van de sociale zekerheidsbijdragen. Na de
aankondigingen en na de aankondiging van de aankondiging, zegt de
Vlaamse minister dat hij nu toch zal beginnen. Hij zegt er wel in één
07.01
Greta D'hondt
(CD&V): Le
gouvernement flamand souhaite
régulariser les ACS, non sans
préciser qu'à cet égard, les
réductions de cotisations sociales
constituent une question délicate.
Je finis par me demander si, au
cours des prochaines années,
quelqu'un payera encore des
cotisations sociales normales
dans ce pays.
La ministre confirme-t-elle que le
gouvernement flamand a inscrit
les ACS à l'ordre du jour politique
et qu'une concertation a été
organisée entre le ministre
flamand, M. Landuyt, et Mme la
ministre en ce qui concerne les
ACS dans les services de police
et l'enseignement? La procédure
de régularisation se limite-t-elle à
ces deux branches ou peut-elle
également être mise en oeuvre
dans d'autres secteurs? Quels
sont les objectifs de la
concertation organisée avec le
ministre Landuyt? Quel est le
point de vue de la ministre à
propos du paiement des
cotisations de sécurité sociale? La
cotisation ordinaire sera-t-elle due
pour un travailleur qui n'est pas
employé dans le cadre d'un statut
ACS mais dont la situation est
comparable à ce dernier?
26/03/2002
CRIV 50
COM 706
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
adem bij dat het knelpunt blijft: de kortingen op de bijdragen voor de
sociale zekerheid.
Naar aanleiding van de beleidsmaatregelen uit de voorbije maanden
op het vlak van de sociale zekerheid, vraag ik mij steeds vaker af
wie in de komende jaren nog werkelijk volledige en volwaardige
sociale zekerheidsbijdragen zal betalen. Ik gebruik nu geen
parlementaire taal, maar de persoon die nog normale sociale
zekerheidsbijdragen betaalt, zal ooit nog eens gek verklaard worden.
Bijna niemand betaalt namelijk nog normale sociale
zekerheidsbijdragen.
Ik vrees dat tijdens de aangekondigde onderhandelingen die zaak
ook weer naar boven zal komen. Vlaanderen wil die gesubsidieerde
contractuelen regulariseren, maar de sociale zekerheid zal daarvoor
toch wel de inspanning doen en ervoor zorgen dat wij daarvoor niet
de bijdragen moeten betalen, althans niet de werkgeversbijdragen.
Het gaat natuurlijk niet over de echte werkgeversbijdragen, maar wel
over bijdragen van onder meer instellingen, politie en gemeenten.
Mevrouw de minister, daarover heb ik de volgende vragen.
Ten eerste, bevestigt u dat de regularisatie van die gesubsidieerde
contractuelen opnieuw op de agenda van het Overlegcomité werd
geplaatst?
Ten tweede, is er overleg gaande tussen u of uw diensten en Vlaams
minister van Werkgelegenheid Landuyt of zijn diensten in verband
met de gesubsidieerde contractuelen bij politie en onderwijs? Beperkt
het zich tot die categorieën of gaat het over alle gesubsidieerde
contractuelen? Wat wordt er met dat overleg beoogd? Gaat het om
de regularisatie van de kwijtschelding of de korting op sociale
zekerheidsbijdragen?
Ten slotte, wat is uw standpunt of het standpunt van de federale
regering over die betaling van de sociale zekerheidsbijdragen in het
kader van een mogelijke regularisatie van de gesubsidieerde
contractuelen? Zal de regering bij de regularisatie van de
gesubsidieerde contractuelen aan de gewesten vragen dat de
normale sociale zekerheidsbijdragen worden betaald? Met "normaal"
bedoel ik het bedrag dat voor de vergelijkbare leeftijdscategorie en
risicogroep betaald wordt in een normaal werknemersstatuut.
Zal men, zoals voor de normale werknemers, voor de risicogroepen
de normale sociale zekerheidsbijdragen betalen? Ik vraag dus niet of
er voor de gesco's een maximale sociale zekerheidsbijdrage moet
worden betaald, maar wel of de gewone sociale zekerheidsbijdrage,
die voor een vergelijkbare werknemer wordt betaald, ook voor hen
geldt.
07.02 Minister
Laurette Onkelinx:
Ik kan u met genoegen
bevestigen dat de regularisatie van de gesco's reeds aan bod is
gekomen tijdens de vergaderingen van het Overlegcomité van 26
oktober 2001, 25 januari 2002 en 19 maart 2002.
Tussen de heer Landuyt en mijzelf is er geen overleg geweest over
de gesco's die door de politiediensten en in het onderwijs worden
tewerkgesteld.
07.02
Laurette Onkelinx
,
ministre: La régularisation des
ACS a été inscrite à l'ordre du jour
du Comité de concertation entre
les différents gouvernements les
26 janvier 2001, 25 janvier 2002
et 19 mars 2002.
CRIV 50
COM 706
26/03/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
Ik heb terzake hetzelfde standpunt als minister Vandenbroucke. De
door de Vlaamse regering gevraagde handhaving van de vrijstelling
van werkgeversbijdragen voor de oude gesco's is eigen aan het
stelsel. Deze vrijstelling kan slechts worden toegekend indien de
betrokken werknemers tewerkgesteld zijn in het kader van één van
deze beide stelsels. Bijgevolg kunnen de oude gesco's slechts een
vermindering van sociale bijdragen genieten, indien deze elders
worden toegepast. Teneinde de toekenning van dit voordeel te
vergemakkelijken, zijn wij bereid om de tewerkstellingsperiode,
gehanteerd in een van de maatregelen voor de opslorping van de
werkloosheid onder gewestelijke bevoegdheid, waaronder de beide
gesco-stelsels, gelijk te stellen met de inschrijvingsperiode als
werkzoekende vereist volgens het koninklijk besluit van 19 december
2001 ter bevordering van de tewerkstelling van langdurig
werkzoekenden. De onderhandelingen terzake zijn geopend.
Je n'ai pas ouvert de concertation
avec le ministre Landuyt à propos
des ACS de la police et de
l'enseignement.
Je partage le point de vue du
ministre Vandenbroucke:
l'exonération des cotisations des
employeurs est propre aux
systèmes ACS et ne peut être
octroyée qu'au sein de ces
systèmes. Les anciens ACS ne
peuvent donc bénéficier que des
autres réductions de cotisations
sociales. Pour faciliter le recours à
cet avantage, nous sommes prêts
à assimiler la période d'emploi
dans le statut ACS à la période
d'inscription en tant que
demandeur d'emploi, comme le
requiert l'arrêté royal du 19
décembre 2001.
07.03
Greta D'hondt
(CD&V): Minister Landuyt heeft zich dus
blijkbaar vergist. Er werd dus in het Overlegcomité niet gesproken
over de gesco's die tewerkgesteld zijn in de politiediensten en in het
onderwijs.
Tevens noteer ik dat mevrouw de minister hier zeer sterk
beklemtoont dat bij de regularisatie van de gesco's sociale
zekerheidsbijdragen zullen moeten worden betaald, net zoals dit
gebeurt voor vergelijkbare categorieën van werknemers. Op het
ogenblik van regularisatie zullen deze gesco's voor de berekening
van hun sociale zekerheidsbijdragen als langdurige werklozen
worden beschouwd. Hierdoor kunnen zij de maximale korting op de
sociale zekerheidsbijdragen bekomen. Dit lijkt mij overigens bijna
normaal gezien hun precaire statuut. Er zullen dus geen andere
kortingen worden toegekend. Zij zullen de normale bijdragen moeten
betalen zoals dit geldt voor vergelijkbare categorieën.
Dat betekent dat men, eens de periode van maximale korting die
men kan krijgen in geval een werkzoekende als langdurig werkloos
wordt beschouwd, voorbij is en de werknemer geregulariseerd wordt
de kortingen zijn degressief op een bepaald moment de gewone
bijdragen zal moeten betalen. Voor bijvoorbeeld de lagere besturen
brengt zulks een niet onaanzienlijke stijging van de loonkosten met
zich.
07.03
Greta D'hondt
(CD&V): Le
comité de concertation n'a donc
pas abordé la question de la
situation des ACS engagés auprès
de la police ainsi que dans
l'enseignement. Le ministre
Landuyt a diffusé une fausse
information.
La ministre souligne qu'en cas de
régularisation les cotisations de
sécurité sociale doivent tout
simplement être payées, comme
c'est le cas pour les catégories
similaires. Cela signifie que les
réductions liées à la période de
chômage de longue durée
deviennent dégressives. Les frais
salariaux, notamment pour les
administrations locales,
connaîtront dès lors une
augmentation non négligeable.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de transmissie van gegevens tussen de regionale bemiddelingsdiensten en de RVA"
(nr. 6841)
08 Question de Mme Greta D'hondt à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "la
transmission de données entre les services d'emploi régionaux et l'ONEM" (n° 6841)
26/03/2002
CRIV 50
COM 706
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
08.01
Greta D'hondt
(CD&V): Met de term contractualisering bedoel
ik dat, wanneer u een vergoeding krijgt, u zich verbindt om bepaalde
inspanningen te doen. Eén van die inspanningen is werk zoeken en
tevens geen werk weigeren. Een andere inspanning is het bijschaven
of bijsturen in het kader van uw scholing, wanneer de noodzaak
daartoe door de gewestelijke diensten wordt vastgesteld. Dit vergroot
uw kansen op de arbeidsmarkt, dus mag u een dergelijk aanbod van
opleiding of vorming niet weigeren.
Zo komen wij tot de transmissie van gegevens. In het kader van de
staatshervorming zijn de werkloosheidsuitkeringen en de
werkloosheidsverzekering een federale materie gebleven. De
arbeidsbemiddeling werd echter overgeheveld naar de VDAB, de
FOREM en de BGDA. Deze instellingen moeten de RVA laten weten
wanneer iemand om niet te rechtvaardigen redenen een werk weigert
en/of een opleiding of vorming weigert, of zelfs niet ingaat op een
verzoek van VDAB, FOREM of BGDA om zich aan te melden bij
deze diensten. Deze overdracht wordt de fameuze transmissie van
de gegevens genoemd.
Ik bespaar de commissie de enorme lijdensweg die de transmissie
van gegevens heeft afgelegd. Mag men ter plaatse bij de VDAB gaan
kijken? Een paar jaar geleden hadden wij een discussie over het feit
of de trein twee of drie keer moet gefloten hebben vooraleer hij mag
vertrekken. Mag er twee keer geweigerd worden voordat de VDAB,
de FOREM of de BGDA aan de RVA laat weten dat iemand
geweigerd heeft? Uiteindelijk is men toch tot een compromis
gekomen over de wijze waarop de gegevens aan de RVA
doorgegeven zouden worden.
Wat wordt in de loop der jaren herhaaldelijk vastgesteld? Uit het
laatste verslag van de RVA noteer ik in verband met die transmissie
dat er 12.000 meldingen van zogezegd onwillige werklozen werden
doorgegeven aan de RVA. Ik had dus graag van de minister
vernomen hoeveel van die 12.000 meldingen geklasseerd dienden te
worden nadat zij bij de RVA toekwamen. De kranten hebben in de
voorbije jaren regelmatig geschreven dat men uiteindelijk toch bij de
RVA die gegevens kreeg en dat de RVA die klasseerde zonder
gevolg.
Men vergat er echter bij te zeggen dat de VDAB, de BGDA en Forem
vaak gegevens doorspeelden aan de RVA over personen die
inmiddels al werk hadden gevonden.
Vandaar mijn vragen.
Ten eerste, hoeveel van die 12.000 meldingen dienden zonder
gevolg te worden geklasseerd? Waarom dienden ze te worden
geklasseerd zonder gevolg? Wat gebeurde er dan met de rest van
die 12.000 dossiers die niet werden geklasseerd? Hoeveel sancties
werden er uitgesproken en wat was de zwaarte van de sancties?
Ten tweede, in verband met die 12.000 meldingen zou ik graag van
de minister de opsplitsing krijgen in het kader van de categorieën die
ik vermeld heb. Mijnheer de voorzitter, ik kan mij wel tevreden
stellen als mevrouw de minister mij die hier schriftelijk overhandigt,
dan moeten ze niet uitgebreid worden voorgelezen. In verband met
de 12.000 meldingen aan de RVA vernam ik graag van de minister
08.01
Greta D'hondt
(CD&V): Je
défendrai toujours les droits
sociaux, envers et contre tout. Il
n'empêche qu'une allocation n'est
pas un revenu minimum distribué
à titre gratuit; on est en droit de
demander une contrepartie. Le
bénéficiaire d'une allocation de
chômage est censé être à la
recherche d'un emploi et suivre
une formation destinée à
augmenter ses chances sur le
marché du travail.
A cet égard se pose le problème
de la mauvaise transmission des
données entre l'ONEM, le VDAB
et le FOREM.
L'ONEM relève, dans son rapport
annuel 2001, que les services de
médiation régionaux ont
dénombré près de 12.000
chômeurs « récalcitrants ». Ils
étaient 7.000 en Flandre contre à
peine 900 en Wallonie. Combien
de ces cas ont-ils été classés sans
qu'il soit fait mention des raisons?
Qu'est-il advenu des autres
dossiers? Combien de sanctions
ont-elles été prononcées et en
quoi ont-elle consisté?
Possède-t-on, pour ces 12.000
cas, des renseignements sur l'âge,
le sexe, le niveau d'études, la
durée du chômage, les raisons
d'admission au chômage et le
bureau régional?
Combien de réfractaires ne se
sont-ils pas présentés chez le
conseiller, ont-ils refusé ou arrêté
une formation; combien ont refusé
du travail? Comment la ministre
explique-elle la grande différence
entre les chiffres de la Flandre et
de la Wallonie? Quelles mesures
la ministre compte-t-elle prendre à
ce sujet? N'est-il pas grand temps
de recourir à la
« contractualisation » dans le
cadre de la politique d'emploi et
de l'assurance contre
le
chômage?
CRIV 50
COM 706
26/03/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21
hoeveel ervan het gevolg waren van het feit dat een persoon niet is
ingegaan op de vraag van de consulent om zich aan te bieden. Dat is
misschien de minst zware vorm. Hoeveel van die 12.000 meldingen
betreffen weigeringen of stopzettingen van vorming of opleiding?
Hoeveel van die 12.000 betreffen werkweigeringen?
Ten derde, het is toch zeer verwonderlijk dat er in die 12.000
meldingen een zeer sterk onevenwicht wordt vastgesteld tussen
Vlaanderen en Wallonië. Er zijn amper 900 meldingen van onwillige
werklozen die van Wallonië afkomstig zijn. Wat zijn daar de
objectieve verklaringen voor? Indien er voor sommige gevallen geen
objectieve verklaringen voorhanden zijn, wat zal de minister doen om
dat toch wel onaanvaardbaar verschil te corrigeren? Mevrouw de
minister, het lijkt mij onbegrijpelijk dat zou men kunnen afleiden uit
de verhouding dat Vlamingen veel meer weigerachtig zouden zijn
tegenover het vinden van werk of het volgen van een opleiding. U
kunt me opwerpen dat er in Wallonië geen werk te vinden is en dat
men dus niet kan weigeren. Maar de graad van scholing is niet
minder en de noodzaak van bijkomende opleiding en vorming is in
Wallonië niet minder dringend dan in Vlaanderen.
Tot slot, mevrouw de minister, meent u niet dat het de hoogste tijd is
om werk te maken van de zogenaamde "contractualisering" in het
kader van het werkgelegenheidsbeleid en de
werkloosheidsverzekering?
08.02
Laurette Onkelinx,
ministre: Monsieur le président, dans
l'appréciation de la procédure de transmission, il ne faut pas perdre
de vue l'aspect institutionnel que Mme D'hondt connaît
particulièrement bien. Comme vous le savez, depuis la réforme de
l'Etat, l'ONEM en tant qu'organisme fédéral est jusqu'à présent
compétent pour l'application de l'assurance chômage et donc, entre
autres, pour l'octroi ou pour le refus des allocations. Par contre, le
placement et la formation relèvent de l'ensemble des compétences
des régions et des communautés.
Aussi, dans ce dossier, faut-il faire une distinction claire entre, d'une
part, le transfert des données concernant le chômage volontaire par
les services de placement régionaux à l'ONEM que l'on appelle
transmission et puis, d'autre part, la prise d'une décision d'exclusion
ou l'envoi d'un avertissement par l'ONEM à l'occasion d'une telle
transmission.
Il ressort de ceci que dans la procédure de transmission même, le
rôle de l'ONEM est limité à celui de receveur de l'information. Pour
ce qui concerne l'exécution effective de l'accord de coopération du
30 mars 2000, l'ONEM dépend totalement de la collaboration des
institutions régionales et communautaires, que ce soit le FOREM, le
VDAB, l'ORBEM, l'IBFFP et l'ADG.
Le nombre de transmissions par région et la nature ou la qualité de
celles-ci ne relèvent ni de la compétence, ni de la responsabilité de
l'ONEM. L'ONEM n'est pas non plus habilité à réclamer des
explications à ce sujet aux institutions régionales.
Eu égard à cela, on peut signaler que dans le courant de l'année
2000, le VDAB a adapté sa position vis-à-vis des transmissions
d'informations à l'ONEM suite à l'assouplissement du régime des
er
08.02
Minister
Laurette
Onkelinx
: De
werkloosheidsuitkeringen
ressorteren onder de federale
RVA, opleiding en tewerkstelling
zijn bevoegdheden van
Gemeenschappen en Gewesten.
Er dient dus een onderscheid te
worden gemaakt tussen het
doorsturen van gegevens door
gewest- en
gemeenschapsinstellingen,
waarbij de RVA als ontvanger
optreedt, en het treffen van
sancties of het sturen van een
waarschuwing, waartoe door de
RVA wordt beslist.
De RVA is dus voor de toepassing
van het samenwerkingsakkoord
van 30 maart 2000 afhankelijk
van de gemeenschaps- en
gewestinstellingen.
De RVA is niet bevoegd en draagt
ook geen verantwoordelijkheid
voor het aantal en de kwaliteit van
de dossiers die per gewest worden
doorgestuurd. De RVA kan
hierover geen verklaring eisen
van de gewestelijke
26/03/2002
CRIV 50
COM 706
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22
sanctions qui est entré en vigueur le 1
er
août 2000. Ce nouveau
régime permet au directeur de l'ONEM, entre autres en cas de
chômage volontaire, de notifier des exclusions de durée plus courte,
de donner un simple avertissement ou d'assortir l'exclusion d'un
sursis partiel ou complet. C'est donc à la suite de cette réforme du
régime des sanctions que le VDAB a décidé de ne plus envoyer de
deuxième convocation à certaines catégories de demandeurs
d'emploi qui n'ont pas répondu à la première convocation. Dans ce
cas, l'information est donc immédiatement communiquée à l'ONEM.
L'ONEM en tant qu'institution fédérale de sécurité sociale applique
de manière uniforme la réglementation du chômage à des situations
il est vrai différentes. Le fait que le nombre de transmissions
diffère par région ne signifie pas que l'ONEM ne soit pas garant
d'une égalité de traitement des chômeurs dans les trois régions. Le
marché de l'emploi est, sur le plan structurel, différent dans les trois
régions. Le nombre de transmissions et d'exclusions pour cause de
chômage volontaire est, en effet, plus élevé en Flandre qu'en
Wallonie. Pour 2001, il s'agit de 7.118 cas en Flandre, 914 en
Wallonie et 3.685 à Bruxelles. Le nombre d'exclusions pour cause de
chômage de longue durée est, par contre, le plus élevé en Wallonie.
Des 8.927 suspensions pour chômage de longue durée en 2001,
4.320 soit 48,4% se situaient en Wallonie. On retrouve plus de
détails à ce propos dans le rapport annuel de l'ONEM. Le nombre de
transmissions a, par ailleurs, sensiblement augmenté au cours des
dernières années, passant de 6.477 en 1999 à 9.342 en 2000 et à
11.717 en 2001.
Ce que vous me demandez, madame D'hondt, à savoir une
distinction par âge, niveau d'études, durée du chômage et motif
d'admissibilité, l'ONEM ne peut la faire. Toutefois, une répartition par
bureau de chômage est possible. A cet égard, je transmets au
secrétariat de la commission le tableau existant en la matière.
De ces 11.717 transmissions au total, 4.313 ont été classées sans
suite par l'ONEM et donc aucune sanction n'a été infligée. Les
principales raisons pour lesquelles une transmission ne donne pas
lieu à une décision sont le fait qu'il n'y a pas de dossier au nom de
l'intéressé parce qu'il s'agit d'un demandeur d'emploi inscrit
volontairement ou d'un minimexé bénéficiaire du revenu
d'intégration, que l'intéressé n'est plus ou n'était plus chômeur au
moment des faits, que l'intéressé a bien demandé des allocations
mais n'est plus admissible pour bénéficier d'une allocation, par
exemple à la suite d'une exclusion pour chômage de longue durée.
Dans un certain nombre de cas, en plus, le comportement fautif ou la
faute ne peut être suffisamment démontré si l'intéressé peut apporter
une justification suffisante pour les faits qui lui sont imputés.
Dans 4.850 cas, une suite à été donnée à la transmission. Par
rapport à 2000, le nombre de transmissions avec suites a par ailleurs
augmenté de 45% à 53%. En Flandre et en Wallonie, la part des
transmissions avec suites est quasi identique: 62% en Flandre et
58% en Wallonie. A Bruxelles, en revanche, le nombre de
transmissions avec suites est de 29% seulement. Ce faible nombre
est principalement dû au fait que la majeure partie des transmissions
des demandeurs d'emploi ORBEM concerne des personnes pour
lesquelles le bureau de chômage de l'ONEM n'a pas de dossier
comme, je vous le disais tout à l'heure, les demandeurs d'emploi
instellingen.Na de hervorming van
de sanctieregeling heeft de VDAB
in 2000 zijn standpunt over het
doorsturen van dossiers
versoepeld. De VDAB heeft
besloten in bepaalde
omstandigheden geen tweede
oproeping meer te versturen en de
dossiers onmiddellijk aan de RVA
te bezorgen.
Het verschil tussen het aantal
doorgestuurde gegevens per
gewest betekent niet dat de RVA
de gewesten niet gelijk zou
behandelen. De situatie verschilt
inderdaad van gewest tot gewest.
Er zijn meer uitsluitingen wegens
vrijwillige werkloosheid in
Vlaanderen dan in Wallonië,
terwijl er in Wallonië meer
uitsluitingen wegens langdurige
werkloosheid zijn.
Het aantal doorgestuurde dossiers
is met de jaren toegenomen:
6.477 in 1999; 9.342 in 2000 en
11.717 in 2001.
We kunnen geen cijfers geven per
leeftijdsgroep, studieniveau,
werkloosheidsduur en reden, maar
ik kan wel cijfers geven per
werkloosheidskantoor. Er werden
in totaal 11.717 dossiers
doorgestuurd en daarvan werden
er 4.313 geseponeerd.
In 4.850 gevallen werd gevolg
gegeven aan de transmissie,
waardoor het percentage van 45
naar 53 % is gestegen. In
Vlaanderen bedraagt het
percentage 62 % en in Wallonië
58 %. Het percentage van 29 % in
Brussel is toe te schrijven aan het
feit dat het merendeel van de
transmissies werkzoekenden
betreft die geen dossier hebben bij
het werkloosheidskantoor van de
RVA.
11.202 dossiers (96 %) betreffen
werkzoekenden die niet hebben
gereageerd op een oproeping van
de gewestelijke
bemiddelingsdienst. In 290
gevallen betrof het werkweigering
en in 212 gevallen was er een
CRIV 50
COM 706
26/03/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
23
inscrits volontairement et les demandeurs d'emploi qui perçoivent un
revenu d'intégration.
De ces 11.717 transmissions, 11.202, soit 96%, concernaient des
demandeurs d'emploi qui n'avaient pas donné suite à une
convocation des services d'emploi régionaux. Dans 290 cas, il
s'agissait d'un refus de travailler et dans 212 cas, d'un manque de
collaboration positive dans l'exécution d'un parcours d'insertion.
Exceptionnellement, cela concernait le refus de participer à une
formation professionnelle. Le rapport entre ces différents motifs de
transmission est, du reste, assez stable depuis quelques années.
Je pense que se baser uniquement sur les transmissions et y donner
suite pour conclure que les chômeurs ne sont presque jamais
sanctionnés est une altération de la vérité.
Le nombre total de décisions d'exclusion du chômage pour faute du
chômeur est le suivant pour 2001: dans 12.938 cas, une exclusion
sans sursis a été infligée où la période moyenne d'exclusion s'élevait
à 12 semaines; dans 2.005 cas, une exclusion avec report partiel a
été infligée où l'exclusion effective moyenne était de 6,6 semaines et
la partie reportée en moyenne était de 6,2 semaines; dans 633 cas,
une exclusion avec report total a été infligée et la sanction moyenne
s'élevait à 6,4 semaines; enfin dans 2.147 cas, la décision a été
limitée à un avertissement.
Au total 15.576 décisions avec exclusion ont été signifiées et 2.147
avertissements ont été transmis. Cela constitue une hausse de 43%
par rapport à 1999. Le nombre moyen de semaines d'exclusion a, par
contre, diminué de 30 à 11. Je pense que ces chiffres confirment
finalement que la réforme des sanctions est en train d'atteindre son
objectif à savoir plus de cas où une sanction est infligée mais une
sanction plus conforme ou plus équitable par rapport à la faute qui a
été commise.
Voilà, monsieur le président, il me semble que ces considérations
étaient importantes à exposer plus longuement.
gebrek aan positieve
samenwerking tijdens een
inschakelingsparcours. Deze
cijfers zijn stabiel.
Wie zich alleen baseert op de
transmissies om te besluiten dat
de werklozen bijna nooit worden
gestraft, verdraait de waarheid!
Er werden in totaal 15.576
beslissingen tot uitsluiting
betekend en 2.147
waarschuwingen verstuurd. Dat is
een stijging van 43 % ten opzichte
van 1999.
Het gemiddeld aantal weken van
uitsluiting is gedaald van 30 tot
11, wat bevestigt dat de
hervorming van de sancties die in
2000 werd doorgevoerd haar doel
heeft bereikt: meer, maar lichtere
sancties.
08.03
Greta D'hondt
(CD&V): Mevrouw de minister, ik twijfel niet
aan de goede werking van de RVA. Dat zal het laatste zijn wat ik in
deze commissie zou durven beweren.
Mijn vraag handelde evenmin over meer of minder sancties en ook
niet over een kleinere of hogere sanctiemaat. Na uw antwoord
beluisterd te hebben, blijft mijn vraag overeind. Het is correct dat de
RVA slechts kan optreden als hij de gegevens van de gewestelijke
diensten heeft ontvangen. Dat was het onderwerp van mijn vraag.
Wij stellen vast dat in de gegevens die worden doorgezonden er een
onverklaarbaar onevenwicht is tussen de meldingen vanuit Wallonië
en die uit Vlaanderen. Na uw antwoord beluisterd te hebben, stel ik,
op basis van uw cijfers, nog meer anomalieën vast. Punt is niet dat
de economische toestand verschillend is. U stelt dat 96% van de
meldingen hoodzakelijk uit Vlaanderen handelen over personen
die niet ingegaan zijn op een verzoek om zich aan te bieden bij de
diensten. Waar is de nood aan contact met de diensten voor
arbeidsbemiddeling het grootst? Antwoord: daar waar de
economische toestand het slechtst is. Spijtig genoeg zult u moeten
08.03
Greta D'hondt
(CD&V): Je
ne mets pas en doute le bon
fonctionnement de l'ONEM. Je ne
demande pas non plus de
sanctions, plus nombreuses ou
moins nombreuses, plus légères
ou plus lourdes. Je me
préoccupais essentiellement du
déséquilibre entre la Flandre et la
Wallonie. La conjoncture
économique différente n'explique
pas tout.
Nonante-six pour cent des cas
signalés concernent des
personnes qui ne se sont pas
adressées à un conseiller, comme
il le leur avait été demandé. Or,
ce type d'accompagnement est
surtout nécessaire dans les
26/03/2002
CRIV 50
COM 706
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
24
vaststellen op voorwaarde dat de gegevens intensief worden
geanalyseerd dat in deze regio's een deel van de werklozen minder
werkzoekend zijn en zich bijgevolg minder aanbieden. Resultaat is
dat het overgrote deel van die meldingen uit Vlaanderen komen. Als
de RVA vervolgens optreedt en een sanctie uitspreekt, kan het niet
anders dan dat Vlaanderen slecht "scoort".
Mevrouw de minister, ik zoek bondgenoten ik richt me ook tot u
om te vermijden dat in de werkloosheid en de
werkloosheidsverzekering communautaire scheeftrekkingen tot stand
zouden komen. Dit soort scheeftrekkingen bestaat reeds in de
ziekteverzekering. Laat ons de andere deeldomeinen van de Sociale
Zekerheid maximaal sparen, zeker als we geloven in een federale
sociale zekerheid, van communautaire scheeftrekkingen. Als we écht
in een federale sociale zekerheid geloven, mag dit soort
scheeftrekkingen niet te veel meer voorkomen. Dat was de inhoud en
de reden van mijn vraag.
régions économiquement moins
favorisées. La grande majorité
des sanctions sont pourtant
prononcées en Flandre. Je
souhaiterais éviter l'apparition de
distorsions communautaires en
matière de chômage. Voilà en
substance la teneur de ma
question.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de eerste minister over "de activiteitsgraad van oudere
werknemers en de pensioenleeftijd" (nr. 6849)
09 Question de Mme Greta D'hondt au premier ministre sur "le taux d'activité des travailleurs âgés
(Het antwoord zal worden verstrekt door de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid.)
(La réponse sera fournie par la vice-première ministre et ministre de l'Emploi.)
09.01
Greta D'hondt
(CD&V): Daarnet meldde ik nog dat ik met
grote aandacht het jaarverslag heb gelezen van de Rijksdienst Voor
Arbeidsvoorziening en het rapport van de Hoge Raad voor
Werkgelegenheid over de activiteitsgraad in ons land en die van de
oudere werknemers in het bijzonder. Daarin vinden wij de
bevestiging van zaken die wij zelf ook al becijferd hadden. Dat
betekent dat de weg naar de normen van Lissabon nog lang en
moeizaam zal zijn, zeker als wij dat doen in de stijl van de processie
van Echternach, zoals wij toch in twee gouden economische jaren
gedaan hebben.
De cijfers bewijzen overduidelijk dat de mogelijkheden van die twee
jaar economische hoogconjunctuur in ons land echt onvoldoende
benut werden, waardoor wij helemaal aan de staart bengelen van het
Europees peloton. In de categorie van de 55-65-jarigen werkt nog
amper 25%. De laatste twee jaren is dat cijfer niet verbeterd.
Integendeel, onze situatie is er de laatste twee jaren in die categorie
zelfs op verslechterd.
Tegen 2010 moet het aantal werkende 55-plussers verdubbelen om
de normen van Lissabon te halen. De Hoge Raad voor
Werkgelegenheid en ook de Rijksdienst Voor Arbeidsvoorziening
zeggen, volgens mij niet ten onrechte, dat dit alle hens aan dek
betekent en dat dit ook niet met de klassieke middelen zal kunnen
gebeuren, bijvoorbeeld door degenen die nu nog actief zijn, langer te
laten werken. Wij zullen ook andere middelen moeten aanwenden
om een vervroegde uitstap, zelfs al voor de leeftijd van 50-55 jaar, al
op 40-45 jaar, zeker in de categorie van de vrouwen te voorkomen.
09.01
Greta D'hondt
(CD&V): Ma
question s'adressait en fait au
premier ministre mais je gage que
la ministre Onkelix me fournira,
sur le taux d'activité, des chiffres
très probablement plus réalistes
que ceux que m'auraient fourni
notre premier ministre, toujours
optimiste.
Les chiffres du rapport annuel de
l'Onem et du Conseil supérieur de
l'emploi indiquent qu'il sera
difficile de satisfaire aux normes
de Lisbonne et que le
gouvernement arc-en-ciel n'a pas
profité de la période de haute
conjoncture pour mettre en oeuvre
une politique d'emploi à long
terme. En Belgique, 25 pour cent
à peine des personnes âgées de
55 à 65 ans sont actives. Nous
nous retrouvons ainsi en queue du
peloton européen. Ce
pourcentage devra être doublé
d'ici à 2010. Selon les deux
instances précitées, les mesures
prises ne suffisent pas. Le vice-
CRIV 50
COM 706
26/03/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
25
De ondervoorzitter van de Hoge Raad voor Werkgelegenheid, de
heer Smets, bevestigt de analyse van de heer Baeke, de
administrateurgeneraal van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
Beiden stellen dat de genomen beleidsmaatregelen niet zullen
volstaan om voor de categorie van de oudere werknemers de
activiteitsgraad vooropgesteld door Lissabon te bereiken.
Vice-premier Vande Lanotte verklaarde zich volledig eens met de
analyse van de Hoge Raad voor Werkgelegenheid. Volgens hem zal
België op de manier waarop het nu bezig is, de Europese
werkgelegenheidsnorm nooit halen. In dezelfde adem verklaarde hij
dat de faling van de actieve welvaartstaat kan omslaan als de
conjunctuur herleeft. Dat lijkt op een uitspraak als: "De schuld is
vanzelf ontstaan en zal wel vanzelf weggaan". De vice-premier
stelde dat met een groei van het arbeidsvolume van 2%, ook de
oudere werknemers vanzelf aan de slag gehouden kunnen worden
zonder jongeren een kans op een baan te ontnemen.
Mevrouw de minister, dat lijkt mij erg simplistisch. Ook in de voorbije
jaren hebben wij namelijk vastgesteld dat zelfs een herleving van de
conjunctuur en een aanwakkering van de tewerkstelling niet
vanzelfsprekend tot gevolg had dat de activiteitsgraad van de oudere
werknemers steeg. Zeggen dat wij dit probleem wel kwijt geraken als
de conjunctuur aanwakkert, lijkt mij op roze wolkjes lopen.
Minister Vande Lanotte sprak zijn hoop uit over de heraanwakkering
van de conjunctuur. Minister Vande Lanotte zei dat de regering geen
greep heeft op de arbeidsmarkt, maar en ik citeer `'het morrelen
aan de pensioenleeftijd is taboe". Hij verklaarde ook geen heil te zien
in een flexibele pensioenleeftijd.
Mevrouw de minister, met de cijfers die wij uit Europese analyses
kennen en met de bevestigingen die wij in het jaarverslag van de
RVA en het rapport van de Hoge Raad hebben gekregen, rijst bij mij
de vraag hoelang wij de cijfers van de activiteitsgraad van de oudere
werknemers nog laten verhogen. Ik heb de cijfers nog eens bekeken,
mevrouw de minister. Het aantal oudere bruggepensioneerden
vermindert, maar het aantal oudere werklozen is in de laatste twee
jaar nog merkwaardig toegenomen. Wat gaat er gebeuren? Wat gaat
paars-groen op heel korte termijn doen opdat er maatregelen zouden
worden genomen die liefst een onmiddellijk effect sorteren, maar ook
nu de basis leggen opdat wij over enkele jaren de vruchten zouden
kunnen plukken? Dan moet de activiteitsgraad voor oudere
werknemers zijn gestegen. Welke maatregelen staan er op het
getouw? Wanneer zullen ze in deze Kamer worden ingediend of op
een andere wettelijke basis worden geregeld? Wat is nu het
standpunt van de regering inzake de pensioenleeftijd?
premier ministre Vande Lanotte
partage cette analyse mais table
sur une reprise de la conjoncture;
il a également déclaré qu'une
croissance économique de 2 pour
cent s'accompagne d'une
augmentation du volume de
travail et que, partant, un nombre
accru de personnes âgées
peuvent continuer à travailler sans
pour autant priver les jeunes de
travail. Le raisonnement est
simpliste et l'on peut trouver des
exemples dans le passé. Le vice-
premier ministre a admis que le
gouvernement ne contrôle
absolument pas le marché de
l'emploi. Il ne compte, par ailleurs,
pas modifier l'âge de la retraite et
ne voit pas l'intérêt de rendre cet
âge flexible.
Pendant combien de temps
allons-nous encore tolérer que les
chiffres continuent à se
détériorer? Au cours des deux
dernières années, le nombre de
chômeurs âgés a sensiblement
augmenté. Heureusement, le
nombre de prépensionnés a
légèrement diminué.
La ministre partage-t-elle les
points de vue du vice-premier
ministre? Existe-t-il une identité
de vues au sein du gouvernement
arc-en-ciel sur la manière
d'atteindre la norme européenne
et sur le taux d'activité des
travailleurs âgés? Quelles
mesures la ministre compte-t-elle
prendre? Dans quel délai? Quel
est le point de vue du
gouvernement sur l'âge de la
pension?
09.02
Laurette Onkelinx,
ministre: Monsieur le président, avant d'en
venir à ma réponse, je dirai à Mme D'Hondt que l'évolution du taux
d'emploi pour les travailleurs expérimentés me préoccupe et rectifier
la courbe actuelle sera un travail de longue haleine.
Je parlerai d'abord des constats. Au niveau des chiffres, pour ce qui
concerne la tranche d'âge entre 55 et 64 ans, il est environ, en
pourcentage, de 11 points inférieur à la moyenne de l'UE. Il atteint à
peine la moitié de l'objectif spécifique de Stockholm pour cette
09.02
Minister
Laurette
Onkelinx
: De evolutie van de
werkgelegenheidsgraad van
ervaren werknemers baart mij
zorgen. Die situatie kan niet in
een handomdraai worden
rechtgezet.
In de leeftijdscategorie 55-64 jaar
26/03/2002
CRIV 50
COM 706
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26
classe d'âge. Cette différence n'est d'ailleurs pas limitée à ce groupe.
Dans la tranche des travailleurs de 50 à 54 ans, l'écart négatif par
rapport à la moyenne européenne est d'environ 8 points.
Une première conclusion importante peut déjà être tirée de ces
constatations. Le problème n'est pas tellement l'âge légal de la
pension mais le fait d'être inactif bien avant d'avoir atteint l'âge de la
pension. La main-d'oeuvre latente existant dans le groupe d'âge entre
50 et 64 ans est en effet tellement importante qu'il n'est absolument
pas nécessaire pour l'instant de toucher à l'âge légal de la pension.
La principale explication de l'écart entre les chiffres belges et la
moyenne européenne est aussi fonction du sexe. En Belgique, la
féminisation du marché du travail a été lancée beaucoup plus tard
qu'au niveau des autres partenaires européens. C'est la raison pour
laquelle la part des femmes plus âgées dans la vie active est si faible
actuellement. Cette féminisation contribue aussi à une amélioration
automatique à mesure que le temps passe: le nombre de femmes
sur le marché du travail augmente. Dès lors, le ratio de femmes
actives de 50 à 64 ans va nécessairement augmenter,
heureusement.
Par contre, pour les hommes, le succès des mesures facilitant les
départs anticipés, comme la prépension, est principalement à
l'origine de la différence par rapport à la moyenne européenne.
Renverser la tendance de société qui est de toute évidence d'arrêter
de travailler plus tôt exige véritablement un changement des
mentalités et ce, je le dis clairement, tant de la part des employeurs
que des travailleurs, ainsi qu'une réorganisation des conditions de
travail et des possibilités de formations. Comme le Conseil supérieur
l'a déjà dit, ce ne sera ni simple, ni facile.
La mesure visant à l'augmentation du taux d'activité des âgés est
économiquement nécessaire mais elle est évidemment aussi
influencée par la conjoncture et, cela, M. Vande Lanotte l'a remarqué
à très juste titre. L'une des raisons de la participation majorée des
âgés à la vie active est, comme il l'a dit, d'éviter que les pénuries de
main-d'oeuvre mettent en péril une croissance économique durable
non inflationniste. Plus la croissance économique est forte, plus
grandes sont les chances de vacances d'emplois non remplissables,
plus grand est le besoin de participation des âgés.
Vous le savez, le gouvernement, en concertation ou en collaboration
avec les partenaires sociaux, a donc déjà pris une série de mesures
visant à augmenter le taux d'activité des plus de 50 ans. Par
exemple, il existe la possibilité, à partir de 50 ans, de bénéficier de la
semaine des 4 jours sans limitation dans le temps ou le droit à un
emploi à mi-temps avec une allocation majorée.
Elles peuvent également bénéficier de la mesure "compagnonnage",
au sujet de laquelle nous avons mené un débat au sein de cette
commission.
Parmi les décisions qui ont été prises, on peut citer le plan "Activa"
qui a l'air de bien fonctionner. Il doit inciter les employeurs à
embaucher des inactifs de longue durée. L'accent y est
particulièrement mis sur les plus de 50 ans. Les employeurs
zitten wij 11 procentpunt onder het
Europees gemiddelde en
nauwelijks aan de helft van de
specifieke doelstelling van
Stockholm.
Het probleem schuilt niet zozeer
in de wettelijke pensioenleeftijd
als wel in het feit dat velen al niet
meer aan de slag zijn voordat zij
de wettelijke pensioenleeftijd
hebben bereikt.
Voor vrouwen speelt het feit dat
de arbeidsmarkt pas later werd
gefeminiseerd en dat verklaart de
lage werkgelegenheidsgraad,
maar die zal zich mettertijd
vanzelf herstellen.
Voor de mannen verklaart het
succes van de regelingen inzake
brugpensioen het verschil met de
Europese gemiddelden.
Er is nood aan een
mentaliteitswijziging en de
arbeids- en
opleidingsvoorwaarden dienen te
worden aangepast.
Ook de conjunctuur speelt terzake
een rol.
Wij moeten voorkomen dat het
gebrek aan arbeidskrachten tot
een inflatoire verhoging van de
arbeidskosten leidt. De regering
heeft maatregelen genomen om
de activiteitsgraad onder de 50-
plussers te verhogen. De
vierdagenweek en de
mogelijkheden om halftijds te
werken kregen voor hen een
speciale invulling. Er kwamen ook
maatregelen die het mogelijk
maken jonge werknemers te
begeleiden.
Voorts is er het Activa-plan, een
activeringsplan dat vooral de
vijftigplussers beoogt.
In de komende weken zullen de
volgende denkpistes, waarover al
een aantal teksten om advies aan
de Raad van State of het
beheerscomité van de RVA
CRIV 50
COM 706
26/03/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
27
bénéficient également plus longtemps de la réduction à l'ONSS.
Je ne reviendrai pas sur toutes les mesures décidées. Le Conseil
supérieur de l'emploi a mis en évidence les décisions qui ont été
prises. Il a estimé que nous devions continuer dans cette voie et il a
raison.
Quels sont les changements prévus dans les mois qui viennent? Les
chômeurs âgés de moins de 56 ans devront, d'ici peu, continuer à
être inscrits en tant que demandeurs d'emploi et rester disponibles
pour un travail adapté à leur âge. Le projet d'arrêté royal qui fixe ces
dispositions est actuellement soumis à l'avis du Conseil d'Etat.
Par ailleurs, le chômeur âgé qui a droit à une prime d'ancienneté,
pourra maintenir celle-ci sous la forme d'une prime de reprise du
travail s'il recommence à travailler. Ce projet d'arrêté royal est
actuellement soumis à l'avis du comité de gestion de l'ONEM.
L'équivalent pour les prépensionnés et les travailleurs qui reçoivent
une allocation complémentaire de leur précédent employeur a été
défini par les partenaires sociaux, dans un récent avis du Conseil
national du travail. L'arrêté royal qui doit veiller à ce que le statut
social et fiscal de cet avantage demeure inchangé pendant les
périodes de reprise de travail, est en cours de préparation au
ministère des Affaires sociales.
En outre, à partir du 1
er
avril prochain, une réduction spécifique du
montant des cotisations sociales entrera en vigueur pour les actifs de
plus de 58 ans. Pour le moment, je travaille sur un plan général de
simplification des mesures de réduction de cotisations sociales. Nous
discutons tant des réductions structurelles, des réductions "bas
salaires" que des autres plans d'emploi. Dans le cadre de cette
mesure globale de simplification, je souhaiterais déjà prévoir les
mesures de réduction de cotisations sociales qui, à mon avis, doivent
être déjà applicables avant l'âge de 58 ans. Cet âge de 58 ans serait
considéré comme une étape, mais je voudrais aller plus loin et
consolider une diminution du coût du travail pour les travailleurs plus
âgés.
Voilà donc quelques exemples d'initiatives qui sont actuellement à
l'examen.
Vous connaissez les raisons pour lesquelles je ne suis par contre pas
d'accord de toucher à la prépension. Je le répète à l'intention des
employeurs qui sont les premiers à venir me voir quand leur
entreprise est en difficulté. Ils souhaitent obtenir des possibilités de
mise à la prépension afin de ne pas devoir licencier du personnel.
Je suis consciente, madame D'hondt, du fait que l'affaire n'est pas
close. Je sais que le changement des mentalités est un travail de
longue haleine. Dans les années à venir, il faudra envisager des
mesures supplémentaires en concertation avec les interlocuteurs
sociaux.
Par exemple, toute la discussion sur le compte épargne-temps peut
déboucher sur un changement de mentalité relatif à l'augmentation
plus sensible du taux d'emploi chez les plus âgés. Mais je dois
avouer que tous les partenaires sociaux sont dubitatifs sur ce thème
werden voorgelegd, verder
uitgewerkt worden.
Werklozen die jonger zijn dan 56
jaar, zullen ingeschreven en
beschikbaar moeten blijven voor
de arbeidsmarkt. De
anciënniteitspremies zullen
kunnen worden omgezet in
werkhervattingspremies. De door
een vorige werkgever betaalde
aanvullende uitkering wordt
behouden, met inbegrip van de
fiscale voordelen. Binnenkort
geldt een specifieke verlaging van
de sociale bijdragen voor actieve
58-plussers. Ik wil deze
maatregelen inbedden in een
algemene vereenvoudiging van
alle verminderingen van sociale
bijdragen voor werknemers van
minder dan 50 jaar.
Dat zijn enkele maatregelen die
thans onderzocht worden.
Ik denk er niet aan te raken aan
het brugpensioen, maar ik ben mij
ervan bewust dat het dossier niet
afgesloten is. Er moet gewerkt
worden aan een
mentaliteitswijziging, en dat is een
werk van lange adem. De
tijdspaarrekening is een optie,
maar de sociale partners lopen er
niet echt warm voor. Ik wil
concretere voorstellen uitwerken
in dit moeilijke dossier van de
tewerkstelling van vijftigplussers.
26/03/2002
CRIV 50
COM 706
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
28
du compte épargne-temps. Lors de la dernière rencontre avec les
partenaires sociaux, le gouvernement leur a demandé une fois de
plus de faire des propositions. Vous savez aussi que le groupe de
travail pour l'augmentation du taux d'emploi des travailleurs se
réunit, même si c'est de façon assez irrégulière. Je souhaiterais que,
dans le cadre des tables rondes sur l'emploi, l'on débouche sur une
série de propositions plus concrètes qui intègrent cette volonté de
venir à bout de ce difficile dossier relatif au taux de chômage chez
les plus de cinquante ans.
09.03
Greta D'hondt
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, ik zal na Pasen mijn geluk nog eens opnieuw proberen bij
de eerste minister. Ook na de gefundeerde uitleg van de minister blijf
ik er meer dan van overtuigd dat Dehaene met iets meer daadkracht
de normen van Maastricht heeft gehaald dan dat Verhofstadt zorgt
voor het bereiken van de normen van Lissabon.
09.03
Greta D'hondt
(CD&V):
Après Pâques, je tenterai à
nouveau ma chance auprès du
premier ministre Aujourd'hui
encore, je persiste à croire que le
premier ministre Dehaene
déployait davantage d'efforts pour
atteindre la norme de Maastricht
que le premier ministre
Verhofstadt, aujourd'hui, pour
atteindre celle de Lisbonne.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.14 uur.
La réunion publique de commission est levée à 16.14 heures.