B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
V
OLKSGEZONDHEID
,
HET
L
EEFMILIEU
EN DE
M
AATSCHAPPELIJKE HERNIEUWING
COMMISSION DE LA
S
ANTÉ PUBLIQUE
,
DE L
'E
NVIRONNEMENT
ET DU
R
ENOUVEAU DE LA
S
OCIÉTÉ
VAN
DU
12-07-2000
12-07-2000
HA 50
COM 268
HA 50
COM 268
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 268
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Woensdag 12 juli 2000
COMMISSIE
VOOR
DE
VOLKSGEZONDHEID,
HET
LEEFMILIEU
EN
DE
MAATSCHAPPELIJKE
HERNIEUWING - COM 268
Samengevoegde interpellaties van :
- de heer Arnold Van Aperen tot de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over
de caudotomie bij het Belgisch trekpaard
(nr. 456)
-
de
heer
Bart
Laeremans
tot
de
minister
van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over
het blokstaarten van het Brabants trekpaard
(nr. 469)
5
- sprekers : Arnold Van Aperen, Bart Laeremans,
Magda Aelvoet, minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu, Robert Denis
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de dringende medische hulpverlening per
helikopter
(nr. 2301)
9
- sprekers : Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet, minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmi-
lieu, Robert Denis
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
en aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
het besmettingsgevaar bij OCMW-maatschappelijk wer-
kers die het onthaal verzorgen van politiek vluchtelingen
(nr. 2318)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu)
11
- sprekers : Luc Goutry, Magda Aelvoet, minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu,
Yvan Mayeur
Samengevoegde mondelinge vragen van mevrouw Anne-
Mie Descheemaeker, de heer Hubert Brouns en mevrouw
Magda De Meyer aan de minister van Consumenten-
zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over
de comple-
mentaire en alternatieve geneeswijzen
(nrs. 2329, 2360
en 2366)
14
-
sprekers :
Anne-Mie
Descheemaeker,
Hubert
Brouns, Magda De Meyer, Magda Aelvoet, minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmi-
lieu
Sommaire
Mercredi 12 juillet 2000
COMMISSION
DE
LA
SANTE
´
PUBLIQUE,
DE
L'ENVIRONNEMENT ET DU RENOUVEAU DE LA
SOCIE
´ TE´ - COM 268
Interpellations jointes de :
- M. Arnold Van Aperen a` la ministre de la Protection de la
consommation,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement sur
la caudotomie chez le cheval de trait
belge
(n°456)
- M. Bart Laeremans a` la ministre de la Protection de la
consommation,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement sur
la caudotomie pratique´e sur les
chevaux de trait brabanc¸ons
(n°469)
5
- orateurs : Arnold Van Aperen, Bart Laeremans,
Magda Aelvoet, ministre de la Protection de la consom-
mation, de la Sante´ publique et de l'Environnement,
Robert Denis
Question orale de M. Jo Vandeurzen a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
l'aide me´dicale urgente par he´licop-
te`re
(n° 2301)
9
- orateurs : Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet, ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement, Robert Denis
Question orale de M. Luc Goutry a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement et au ministre des Affaires sociales et des
Pensions sur
le risque de contamination pour les travail-
leurs sociaux des CPAS qui assurent l'accueil des re´fugie´s
politiques
(n° 2318)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par la ministre de la Protection
de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement)
11
- orateurs : Luc Goutry, Magda Aelvoet, ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et
de l'Environnement, Yvan Mayeur
Questions orales jointes de Mme Anne-Mie Descheemae-
ker, M. Hubert Brouns et Mme Magda De Meyer a` la
ministre de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement sur
les me´decines com-
ple´mentaires et alternatives
(n
os
2329, 2360 et 2366)
14
-
orateurs :
Anne-Mie
Descheemaeker,
Hubert
Brouns, Magda De Meyer, Magda Aelvoet, ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement
HA 50
COM 268
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van de heer Hubert Brouns aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de verdeling van medische stalen
(nr. 2359)
17
- sprekers : Hubert Brouns, Magda Aelvoet, minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmi-
lieu
Mondelinge vraag van mevrouw Colette Burgeon aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
het gevolg dat gegeven werd aan de
zaak-Cidex
(nr. 2370)
18
- sprekers : Colette Burgeon, Magda Aelvoet, minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmi-
lieu
Mondelinge vraag van de heer Yvan Mayeur aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu
over
de
eventuele
herziening
van
de
erkenningsnormen voor rust- en verzorgingstehuizen
(nr. 2371)
19
- sprekers : Yvan Mayeur, Magda Aelvoet, minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
Mondelinge vraag van de heer Jean-Marc Delize´e aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
het gebrek aan dringende medische
hulpverlening aan het meer van l'Eau d'Heure en de
moeilijkheden om dergelijke hulp te financieren in de
streek tussen Samber en Maas
(nr. 2368)
21
- sprekers : Jean-Marc Delize´e, Magda Aelvoet, minis-
ter van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leef-
milieu
Question orale de M. Hubert Brouns a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
la distribution d'e´chantillons me´di-
caux
(n° 2359)
17
- orateurs : Hubert Brouns, Magda Aelvoet, ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement
Question orale de Mme Colette Burgeon a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
les suites donne´es a` l'affaire du
Cidex
(n° 2370)
18
- orateurs : Colette Burgeon, Magda Aelvoet, ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement
Question orale de M. Yvan Mayeur a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
l'e´ventuelle re´vision des normes
pour l'agre´ment des maisons de repos et de soins
(n° 2371)
19
- orateurs : Yvan Mayeur, Magda Aelvoet, ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement
Question orale de M. Jean-Marc Delize´e a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
l'absence d'aide me´dicale urgente
sur le site des Lacs de l'Eau d'Heure et les difficulte´s de
financement de celle-ci dans l'Entre-Sambre-et-Meuse
(n° 2368)
21
- orateurs : Jean-Marc Delize´e, Magda Aelvoet, mini-
stre de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement
4
HA 50
COM 268
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE LA SANTE´ PUBLIQUE,
DE L'ENVIRONNEMENT
ET DU RENOUVEAU DE LA SOCIE´TE´
COMMISSIE VOOR DE VOLKSGEZONDHEID,
HET LEEFMILIEU
EN DE MAATSCHAPPELIJKE HERNIEUWING
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MERCREDI 12 JUILLET 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
WOENSDAG 12 JULI 2000
De vergadering wordt geopend om 14.36 uur door me-
vrouw Yolande Avontroodt, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 14.36 heures par Mme Yolande
Avontroodt, pre´sidente.
Samengevoegde interpellaties van :
- de heer Arnold Van Aperen tot de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
over
de caudotomie bij het Belgisch trekpaard
(nr. 456)
- de heer Bart Laeremans tot de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
over
het blokstaarten van het Brabants trekpaard
(nr. 469)
Interpellations jointes de :
- M. Arnold Van Aperen a` la ministre de la Protection
de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
la caudotomie chez le cheval
de trait belge
(n°456)
- M. Bart Laeremans a` la ministre de la Protection de
la consommation, de la Sante´ publique et de l'Envi-
ronnement sur
la caudotomie pratique´e sur les
chevaux de trait brabanc¸ons
(n°469)
De heer Arnold Van Aperen (VLD) : Mevrouw de voor-
zitter, mevrouw de minister, collega's, op 31 mei 2000
heb ik in plenaire vergadering een mondelinge vraag
gesteld over de caudotomie of het blokstaarten van
paarden. De minister heeft geantwoord dat zij, als er
bijkomende argumenten aangereikt worden, de zaak
eventueel opnieuw wil bekijken. Ik heb gelezen dat een
lijst van toegelaten amputaties werd ingediend waarop
het blokstaarten van paarden niet vermeld zou zijn. Deze
lijst is nog niet gepubliceerd. Via deze interpellatie pro-
beer ik mijn steentje bij te dragen om het blokstaarten
van paarden alsnog aan die lijst toe te voegen. Bij
bepaalde schapen en honden zou het wel toegelaten
zijn.
Ik heb de wijsheid niet in pacht, maar er zijn toch een
aantal argumenten om het blokstaarten toch toe te staan.
Het Belgisch trekpaard is op Europees en op wereldvlak
bekend met een korte staartje; het is een exportproduct
bij uitstek; het is wereldbefaamd. Men kan zich afvragen
waarom een korte of lange staart zo belangrijk zijn. Sinds
1990 is het Belgisch trekpaard door de Europese instan-
ties erkend als een uitstervend ras. Sta me toe een aantal
argumenten aan te halen waarom het blokstaarten toch
zou moeten worden toegestaan.
Zoals u weet, wordt het Belgisch trekpaard nog altijd
gebruikt in de bosbouw bijvoorbeeld, vooral in Wallonie¨.
Ook in Vlaanderen wordt het economisch en recreatief
ingezet, in het hoevetoerisme bijvoorbeeld. Voor hoeveel
huifkarren wordt tegenwoordig geen Belgisch trekpaard
gespannen, die zowel kinderen als volwassenen vervoe-
ren ? Het trekpaard is dus niet alleen recreatief maar ook
economisch belangrijk. Welnu, de korte staart van het
paard komt de veiligheid van de inzittenden ten goede.
Bovendien heeft de korte staart ook iets te maken met de
voortplanting van het paard. Ik zal daar straks dieper op
ingaan.
Het stamboek dat door de VZW Koninklijke Maatschappij
voor het Belgisch Trekpaard wordt bijgehouden, werd
door de Europese autoriteiten erkend als moederstam-
boek voor koudbloedpaarden in Europa. Dit betekent dat
in het Belgische stamboek de richtlijnen met de Europese
fok-technische imperatieven worden ingeschreven die
aan de paardenfokkerij moeten worden opgelegd.
Het couperen van de staart bij het Belgisch trekpaard
gebeurt niet alleen om de eigenheid te bewaren van dat
edele dier uit conservatieve gewoonte of om esthetische
overwegingen. Het heeft ook een functioneel doel. Het is
immers zo dat dit paard slechts door e´e´n teugel bestuurd
wordt. Zoals gezegd, wordt het Belgisch trekpaard ge-
bruikt in de bosbouw en voor recreatieve doeleinden.
Welnu, een paard dat door e´e´n teugel bestuurd wordt,
wordt totaal onbestuurbaar als deze teugel door de staart
'gegrepen' wordt en zo geklemd raakt. In de huidige
verkeerssituatie is dit voor de voerman en voor andere
HA 50
COM 268
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Arnold Van Aperen
weggebruikers een zeer gevaarlijke toestand, want de
voerman heeft geen enkele controle meer op de bewe-
gingen van het paard. Deze manier van paarden bestu-
ren met slechts e´e´n teugel of kordeel is eigen aan onze
contreien en is het gevolg van het multidisciplinaire
gebruik van dit trekpaard in de voorbije anderhalve eeuw.
Het zou volgens mij jammer zijn indien de inspanningen
van het voorbije decennium die ervoor zorgden dat dit
deel van ons nationaal patrimonium niet is uitgestorven,
maar integendeel opnieuw in de belangstelling gekomen
is, tenietgedaan zouden worden door het verbieden van
caudotomie. Het is evident dat een paard met een
beperkte bestuurbaarheid een groot veiligheidsrisico
vormt op de openbare weg, niet alleen voor de begelei-
der van het paard, maar ook voor de andere weggebrui-
kers en de inzittenden van de kar, kinderen en volwas-
senen. Wie ooit voerman is geweest, zal mijn stelling
beamen.
Bovendien maak ik u erop attent dat familiale landbouw-
bedrijven voor weideafsluitingen vaak gebruik maken van
prikkeldraad, wat verwondingen bij paarden kan veroor-
zaken, zeker bij trekpaarden die immers meer schuren
dan andere paarden.
Belgische trekpaarden worden tevens gebruikt voor vlee-
sproductie. Bij de extensieve paardenhouderij wordt
steeds vaker geopteerd om de merries samen met de
hengsten vrij te laten lopen in de weide. Wanneer de
merries de staart lang dragen, gebeurt het dat de sterke,
lange staartharen verwondingen veroorzaken aan de
penis van de hengst. Deze bewering wordt gesteund op
praktijkervaringen. Zij werd ons door enkele fokkers
gesignaleerd, waarvan er bij e´e´n een twintigtal merries
samen met een hengst vrij in de wei lopen.
Het standpunt van de Koninklijke Maatschappij voor het
Belgisch Trekpaard is duidelijk over het technische
aspect : het blokstaarten dient te gebeuren door een
erkend dierenarts. Onafhankelijk van de leeftijd van het
paard moet het blokstaarten gebeuren onder algemene
of lokale anesthesie. Bij een algemene sedatie ligt een
epidurale anesthesie voor de hand; ze is ook het meest
gebruikelijk. De lengte van de staart moet volgens de
regelgeving voor schapen minstens drie staartwervels
bedragen. Zo wordt vermeden dat insecten niet verjaagd
zouden kunnen worden van het perineum en de vulva.
Indien de ingreep wordt uitgevoerd door een deskundig
en ervaren dierenarts, mag men stellen dat ze zonder
risico verloopt en geen dierenleed veroorzaakt. De in-
greep is in elk geval minder traumatiserend en pijnlijk dan
een klassieke castratie.
Tot besluit wil ik dus stellen dat caudotomie bij trekpaar-
den een ingreep is die beter wordt toegevoegd aan de
lijst van toegelaten amputaties bij dieren, dit naar analo-
gie met schapen waar ze wel wordt toegestaan. Ik heb
getracht een aantal argumenten en verzuchtingen van
nagenoeg alle fokkers en liefhebbers van het Belgisch
trekpaard aan te brengen. Ik hoop dat zij in overweging
genomen zullen worden bij de eventuele toevoegingen
aan de lijst.
Mevrouw de voorzitter, ik ben wel afkomstig van 'de
boerenbuiten' en ik ken het Belgische trekpaard. De
leden van de Koninklijke Maatschappij voor het Bel-
gische Trekpaard zijn echter nog veel beter geplaatst zijn
om dit thema toe te lichten. Vandaar mijn verzoek om hen
na het parlementair reces in oktober uit te nodigen,
samen met de tegenstanders van caudotomie bij trek-
paarden, zodat hier het voor en tegen kan worden
afgewogen. Of dit gebeurt in een hoorzitting, in een
verhoring of in een toelichting, speelt voor mij geen rol. Zij
kunnen beter dan ikzelf de voordelen, en eventueel de
nadelen, opsommen.
Van het Belgisch trekpaard zegt men wel eens dat het
een levend monument is. Ik lees voor uit een tekst :
Het
is een traditie dat in ons land sterke en zware werkpaar-
den van hoge kwaliteit worden gefokt. Hun genetisch
potentieel is van onschatbare waarde. Het Belgisch
trekpaard heeft een belangrijke rol gespeeld, zowel his-
torisch, sociaal-economisch als cultureel. Het is de uit-
drukking van een roemrijk verleden. Geen dode, maar
een levende creatie van onze fokkers. Meer nog dan
kerken, kastelen en andere monumenten maakt het deel
uit van ons geschiedkundig erfgoed. Door de eeuwen
heen heeft het een culturele uitstraling gekend. Het is
veelvuldig aanwezig in beeldende kunst, in schilderkunst,
in literatuur en poe¨zie. Het is een geliefkoosd onderwerp
voor vele artiesten en een inspiratiebron in de taal van
dichters en gewone volksmensen, in spreuken en in
gezegden. Het enige autochtone Belgisch trekpaard ver-
dient het zonder twijfel als levend monument beschermd
te worden. Sinds kort wordt dit uitzonderlijk trekpaard
door de overheid trouwens beschouwd als deel uitma-
kend van ons levend cultureel patrimonium. Het Bestuur
van Monumenten en Landschapszorg en het ministerie
van Leefmilieu zijn nu bezig met de officie¨le bescherming
ervan. Het renoveren van geklasseerde gebouwen kost
jaarlijks miljarden. Met slechts een miniem deel ervan
kan het Belgische trekpaard, met korte staart, ons land-
schap blijven sieren
.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik heb mij bij
de interpellatie van mijn collega Van Aperen aangesloten,
omdat ik zelf gecontacteerd werd door personen die met
deze problematiek begaan zijn. Ik woon in een gemeente
waar het trekpaard altijd een belangrijke rol onder meer
op toeristisch vlak gespeeld heeft, met een jaarlijks
terugkerend hoogtepunt tijdens de jaarmarkt van Grim-
bergen. Ik voel me dus ook bij deze problematiek betrok-
ken.
6
HA 50
COM 268
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
Om elk misverstand te vermijden, de benaming
blok-
staarten
heeft absoluut niets met het Vlaams Blok te
maken. De term
blokstaarten
mag dus geenszins enige
wrevel of huiver wekken.
Ik treed de stelling van collega Van Aperen bij, omdat zijn
argumenten overduidelijk zijn. Indien wij afstappen van
het recht die staarten in te korten, kan dit leiden tot de
verdwijning van het Brabants, of zoals sommigen het
noemen, het Belgisch trekpaard. Ik vind dat Brabants hier
overigens beter op zijn plaats is.
Wanneer men de staarten ongekort laat, kunnen ze in het
gareel verstrengelen en worden ze inderdaad minder
functioneel. Wanneer het gevaar bestaat dat een paard
in een stoet op hol slaat, omdat zijn staart in het gareel
verstrengeld geraakt, zal men er daarvoor geen gebruik
meer van maken. Dat geldt zeker in het Waalse lands-
gedeelte waar ze gebruikt worden voor het wegslepen
van boomstammen en dergelijke, wat nochtans een zeer
milieuvriendelijke activiteit is. Met een lange staart zou-
den deze paarden disfunctioneel worden.
Er zijn ook een aantal hygie¨nische overwegingen naast
redenen die met de voortplanting te maken hebben.
Deze paarden zijn blijkbaar niet meer geneigd zich op
een natuurlijke manier voort te planten als hun staarten
niet ingekort zijn. Ik dring er bijgevolg op aan om in te
gaan op het verzoek van de betrokken organisaties om
het inkorten onder medisch verantwoorde omstandighe-
den te handhaven.
Mevrouw de minister, hebt u contact gehad met de
betrokken organisaties om u van hun standpunten te
vergewissen ?
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter,
collega's, om te antwoorden op de vragen van de twee
Kamerleden, verwijs ik eerst naar de wet van 14 augus-
tus 1986. Daarin wordt duidelijk gestipuleerd dat ingre-
pen die nutteloos zijn en die vermijdbaar lijden veroorza-
ken bij dieren, absoluut verboden moeten worden. Het is
perfect juist dat op die wet uitzonderingen gemaakt
kunnen worden voor ingrepen die als verantwoord be-
schouwd kunnen worden uit functioneel standpunt. Hier-
voor werden argumenten aangebracht. Indien het func-
tionele voordeel van de ingreep voor het dier groter is
dan het nadeel kan het eventueel wel.
Een tweede uitzondering kan ontstaan als het voordeel
dat nadien ontstaat, ruimschoots opweegt tegen het
nadeel, vooral wanneer de ingreep zelf niet als mutile-
rend of pijnlijk omschreven kan worden. Dat is dus wat
we nu moeten onderzoeken.
Men moet eerst en vooral de vraag stellen : is deze
ingreep al dan niet pijnlijk ? Het klopt volledig dat de
caudotomie, of het blokstaarten, meestal onder verdo-
ving gebeurt. Dit betekent dat de dieren gedurende de
operatie zelf daar niets van voelen. Nadien is er, zoals bij
elke
ingreep,
echter
een
genezingsfase.
Deze
genezingsfase kan niet als pijnloos omschreven worden.
In de literatuur zijn er trouwens heel wat gevallen be-
schreven van fantoompijnen na een amputatie. Dat is
niet alleen zo bij mensen, maar blijkbaar ook bij dieren.
De aandacht moet ook gevestigd worden op het feit dat
bij een aantal paarden het genezingsproces wel degelijk
gepaard gaat met ontstekingen. Daardoor duurt die fase
langer en wordt ze pijnlijker. De momenteel meest ge-
bruikte methode van caudotomie, namelijk het door mid-
del van een elastische band laten afsterven van de staart
bij het pasgeboren veulen, houdt nog altijd een risico in
op tetanus en ontstekingen en de aantasting door maden
van de groene vleesvlieg, met fatale afloop in niet veel,
maar toch een aantal gevallen. Deze ingreep zonder
meer onderbrengen in de categorie 'pijnloos' lijkt me dus
niet te kloppen.
Een tweede vraag die gesteld moet worden is : is dit voor
het dier nuttig ? In dat verband wordt verwezen naar
schurft. Als een dier een staart heeft, ontstaan er meer
schurftproblemen dan wanneer het er geen heeft. Er is in
dit verband echter een ongelooflijke weg afgelegd op het
vlak van de diergeneeskunde. Schurft kan nu wel degelijk
met andere middelen behandeld worden dan met afge-
draaide olie, een oude methode die in het begin van de
eeuw de enige mogelijke was. Een verwijzing naar
manen- en staartontsteking heeft weinig zin, omdat nie-
mand ooit amputatie voorstelt bij de talloze andere
paardenrassen als
geneesmiddel
voor een analoge
ziekte.
Een ander punt, dat u zijdelings en vrij delicaat hebt
aangesneden, is uiteraard wat er bij de paring gebeurt.
Men zegt wel eens dat de stijve haren van de staart van
de merrie schade zouden kunnen toebrengen aan de
penis van de hengst. De administratie van Landbouw, die
dit antwoord voor ons voorbereidde, stelt echter dat de
dekking meestal gebeurt op een begeleide en artificie¨le
manier, met name in het bijzijn van de eigenaar van de
merrie en de hengst en onder gecontroleerde omstan-
digheden. Mocht er toch een situatie zijn waarbij de
paarden vrij loslopen en de paring niet begeleid wordt,
dan bestaat er nog een methode om de staarten in te
wikkelen zoals dat ook voor zeer kostbare paarden
gebeurt. Elke beschadiging wordt daardoor uitgesloten.
Rest nog het argument van het nut voor de mens. Wat is
het bijkomend nut van het inzetten van dat dier voor de
mens ? In dit verband wordt er verwezen naar ten eerste
de bosbouw in Wallonie¨, waarvoor het trekpaard wordt
ingezet. In Wallonie¨ werkt men vooral met een bepaalde
variant van het Belgische trekpaard, met name het
Ardeense trekpaard. De vertegenwoordigers van dat
paardenras zijn tegen het blokstaarten ! Het is dus abso-
luut niet zo dat iedereen uit de sector die zich met het
HA 50
COM 268
7
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
Belgische trekpaard bezighoudt, absoluut voorstander is
van de instandhouding van het systeem van blok-
staarten. Bovendien zijn er heel wat kruisingsproducten
van trekpaarden. Ook de staart van deze halfbloeden
wordt niet afgezet.
De tweede activiteit waarvoor trekpaarden worden inge-
zet, is het hoevetoerisme. Men verwijst naar het pro-
bleem dat de staart gevangen zou raken in de teugel,
waardoor er onvoldoende controle zou zijn en gevaarlijke
situaties zouden kunnen ontstaan. Mag ik uw aandacht
vestigen op het feit dat in een heel aantal paardensporten
waar paarden met teugels worden geleid, helemaal niet
wordt overgegaan tot het afzetten van de staarten,
denken we maar aan de paardenrennen met sulky's,
menwedstrijden enzovoort ? Hier is een goede bestuur-
baarheid van de paarden van maximaal belang en toch
hebben de paarden daar een staart ! Indien men opwerpt
dat de staart van trekpaarden zwaarder is dan die van
renpaarden, klopt dat volledig. Dan moet ik eraan herin-
neren dat alle andere trekpaardenrassen in de wereld
wel degelijk een staart hebben en die ook behouden.
De administratie signaleert mij bovendien dat de export
van de Belgische trekpaarden momenteel bijna helemaal
stilligt, omdat de caudotomie die in ons land wordt
toegepast, helemaal niet gewenst is in die andere lan-
den. Men wenst dus ook niet meer te importeren vanuit
Belgie¨, omdat men dit een storend anachronisme vindt.
Zo wordt het daar omschreven.
Een laatste element dat ik ter tafel wil brengen, is het
volgende. Het Belgische trekpaard is bij de Belgen vooral
bekend door de afbeelding ervan op het Palm-bier. Ik kan
u meedelen dat de stoeterij van het Palm-bier is overge-
schakeld op Belgische trekpaarden met lange staarten
en ze gebruikt dus niet langer geblokstaarte beesten. Ze
gaan daarvoor zelfs reclame maken. Het imago van het
trekpaard en 'het beste bier van onze bodem' wordt dus
op vanzelfsprekende manier ingevuld door paarden met
lange staarten in plaats van met blokstaarten.
De heer Arnold Van Aperen (VLD) : Mevrouw de voor-
zitter, ik hoor dat mevrouw Aelvoet haar argumenten
haalt bij de administratie van Landbouw. Ik kan dat
begrijpen. Er zijn voor- en tegenstanders. In ieder geval
zag ik graag dat vertegenwoordigers van de vzw Konink-
lijke Maatschappij voor het Belgisch Trekpaard hun ar-
gumenten naar voor kunnen brengen. Dat is toch niet
zomaar een vereniging van enkele jaren oud. Dan kan
men ze confronteren met de administratie die argumen-
ten te berde brengt in verband met het pijnlijk karakter,
het functionele, het nut voor de mens en de veiligheid.
Ook degenen die het paard dagelijks in het bos of op de
baan inzetten, komen hier best aan het woord. Zij kunnen
hun stelling met meer details en precisie verwoorden dan
ik dat kan. Nogmaals, ik dring erop aan dat men een
hoorzitting organiseert om hen in commissie te horen.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mevrouw de
minister, ik sluit mij aan bij de repliek van de vorige
spreker. Ik had trouwens in mijn schriftelijke voorberei-
ding gevraagd of u contact gehad hebt met vertegen-
woordigers van de sector. Ik heb een verwijzing terugge-
vonden dat u op een brief van hen zou hebben
geantwoord, maar ik heb echter geen uitsluitsel gekregen
over de vraag of u met hen gesproken hebt. Wij zijn met
die sector niet zo bekend, dat begrijpt u wel. U hebt een
aantal zinnige argumenten gegeven, maar het gaat hier
om een lange traditie waar die mensen zeer veel belang
aan hechten. Het verzet is algemeen. Ik zou er dus niet te
lichtzinnig overheen gaan. Ik denk dat zij niet alleen heel
wat bijkomende argumenten hebben, maar ook heel wat
zinnige tegenargumenten op wat u vandaag gezegd
hebt, zouden kunnen formuleren. Ik kan er dus alleen
maar op aandringen dat u luisterbereidheid ten aanzien
van de betrokkenen aan de dag zou leggen, en het
voorstel steunen om hen hier te horen. Waarom zouden
wij moeten neerkijken op wat sommigen misschien een
heel pietluttig detail in de landbouw vinden ? Ik vind dat
het heel zinnig is om hier te luisteren naar de argumenten
van degenen die echt opkomen voor deze traditie. Dat is
geen tijdverlies. Integendeel.
M. Robert Denis (PRL FDF MCC) : Madame la pre´si-
dente, madame la ministre, chers colle`gues, me^me s'il
s'agit certainement ici d'un faux de´bat, je me permets
toutefois de vous exprimer mon opinion a` ce sujet.
Force est de constater que Mme la ministre s'oppose a`
cette pratique de la caudotomie chez le cheval de trait
belge, alors que mes colle`gues y sont favorables. Pour
ma part, il me semble que la position qu'il convient
d'adopter dans ce de´bat se situe entre ces deux extre^-
mes.
Comme l'ont explique´ mes colle`gues, il est exact que la
caudotomie s'inscrit dans le cadre des traditions de notre
pays et des caracte´ristiques du cheval de trait belge que
l'on entend pre´server.
En outre, le cheval ne souffre gue`re de cette pratique et
le risque d'infection postope´ratoire n'est certainement
pas plus e´leve´ que celui encouru par le cheval de se
blesser a` la queue. Aussi les arguments au niveau
me´dical se contrebalancent-ils.
En sus, me^me si la caudotomie se range encore
aujourd'hui parmi les caracte´ristiques de la race du
cheval de trait belge, il nous faut ne´anmoins constater
qu'elle tend a` disparai^tre progressivement. Et ce pour les
deux raisons suivantes : d'une part, parce que, dans
notre pays, l'on utilise, pour le de´bardage, de plus en plus
le cheval ardennais en lieu et place du cheval de trait
belge; et, d'autre part, parce que les importateurs e´tran-
gers de chevaux de trait belges exigent que la queue de
ces derniers ne soit pas coupe´e.
8
HA 50
COM 268
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Robert Denis
Partant, la position qu'il y aurait lieu d'adopter - selon
moi - dans ce de´bat consisterait a` admettre cette pratique
pour le moment, tout en sachant qu'elle est voue´e a`
disparai^tre d'elle-me^me progressivement.
Aussi, madame la ministre, ne serait-il pas envisageable
de re´gler ce proble`me, dans l'entretemps, en admettant
d'inse´rer dans la le´gislation une exception qui autoriserait
la caudotomie pendant les dix anne´es a` venir, par
exemple ? Car, a` mon avis, d'ici les dix, quinze ou vingt
prochaines anne´es, elle sera comple`tement abandon-
ne´e.
Par contre, interdire de`s aujourd'hui la caudotomie chez
le cheval de trait belge ne peut que porter atteinte, a` court
ou moyen terme, a` son image et engendrer des conse´-
quences commerciales ne´fastes.
Bref, selon les arguments avance´s par les diffe´rentes
parties, la caudotomie se re´ve`le tanto^t utile, tanto^t pas.
Mais quoi qu'il en soit, elle appartient a` l'image du cheval
de trait belge. Aussi, je propose que nous la tole´rions
pendant les quelques anne´es a` venir, afin d'e´viter a` nos
e´leveurs de chevaux des difficulte´s commerciales, et que
nous re´examinions, dans quelque temps, l'e´volution de
ce dossier - la caudotomie ayant probablement e´te´ d'ici la`
comple`tement abandonne´e.
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, ik
neem notitie van wat er allemaal gezegd is en geef toe
dat ik niet helemaal overtuigd ben om van standpunt te
veranderen. Zoals de heer Denis zegt, is deze praktijk
aan het verdwijnen. Ik denk dat het beter is op tijd met de
evolutie mee te gaan dan een oude traditie op kunstma-
tige manier te rekken. Dat is mijn eerste repliek.
Als men ziet hoe weinig het trekpaard nog in Belgie¨ wordt
ingezet, is de export van het ras met lange en niet met
korte staart de garantie voor het voortbestaan van het
ras. Men mag de mogelijkheden terzake niet beknotten.
Zoals
terecht
is
opgemerkt,
dalen
die
export-
mogelijkheden drastisch, omdat in ons land de caudoto-
mie, in tegenstelling tot de meeste andere landen, nog
steeds niet verboden is.
De argumenten moeten tegenover elkaar worden afge-
wogen. Ik zeg dus niet categoriek neen, maar ik ben
evenmin overtuigd op het moment om caudotomie verder
toe te laten.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Niemand
verbiedt, ook de wet niet, dat men de staart laat groeien.
De mensen die dat ras paarden kweken, kunnen omwille
van de export de staart gewoon laten groeien. Daar is
geen enkel probleem op het moment.
Minister Magda Aelvoet : Dat is niet juist. Als er een
bepaalde traditie bestaat om de staart van een bepaald
ras van paarden kort te knippen, zullen de paarden met
korte staart het gros uitmaken van de kweek.
Overigens is de realiteit dat niet de hele sector tegen een
verbod gekant is. Voor het Ardeens trekpaard is de zaak
reeds anders gee¨volueerd. Bovendien staan er een
aantal andere nadelen tegenover; ik had het in mijn
uiteenzetting over nog andere argumenten dan het
exportprobleem die pleiten voor het verbod. In ieder
geval vind ik dat de argumenten van de interpellanten in
het geheel onvoldoende zwaar opwegen. Dat is mijn
appreciatie van de kwestie op het moment.
De heer Arnold Van Aperen (VLD) : Mevrouw de voor-
zitter, ik wil alsnog vragen om te overwegen om in
oktober of november een hoorzitting in commissie te
organiseren. Misschien geraken wij dan wel overtuigd
van het standpunt van de minister. De betrokkenen
kunnen dan allen hun standpunt naar voren brengen. We
kunnen toch niet ontkennen dat ook de VZW Koninklijke
Maatschappij voor het Belgische Trekpaard valabele
argumenten hebben. Ik begrijp dat de minister daarvan
nog niet overtuigd is en dat de administratie daar anders
over denkt. Als we beide kampen met mekaar kunnen
confronteren, kunnen we ongetwijfeld met meer kennis
van zaken de discussie sluiten en het verbod aanvaarden
of misschien raken de administratie en de minister wel
overtuigd. Of deze aangelegenheid al dan niet dringend
is, hangt ervan af wanneer de lijst van toegelaten ampu-
taties gepubliceerd wordt. Alleszins verzoek ik om met de
publicatie te wachten tot een dergelijke hoorzitting kan
plaatsvinden in het najaar.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
de dringende medische hulpver-
lening per helikopter
(nr. 2301)
Question orale de M. Jo Vandeurzen a` la ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publi-
que et de l'Environnement sur
l'aide me´dicale ur-
gente par he´licopte`re
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, mijn vraag heeft betrek-
king op de oproepen die gebeuren via het systeem 100
waarbij hulp per helikopter wordt gevraagd. Nu het
mobiliteitsprobleem acuter en nijpender wordt, rijst de
vraag of bepaalde interventies niet per helikopter moeten
gebeuren als men de hulp nog tijdig ter plaatste wil
HA 50
COM 268
9
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jo Vandeurzen
krijgen. Men signaleert mij dat het aantal vragen naar
helikopterinterventies stijgt. In Brugge wordt er bijvoor-
beeld een helikopter vertrekkensklaar gehouden. Ik heb
heel wat praktische vragen over het gebruik ervan.
Mijn eerste vraag luidt : wie beslist over het uitsturen van
een helikopter ? Doet de aangestelde van het eenvormig
oproepstelsel dat ? Wie draagt eventueel de extra-kosten
die gepaard gaan met zo'n interventie ? Mogen zij aan de
patie¨nt worden aangerekend en wat als blijkt dat de
helikopter onnodig werd ingezet ? Acht de minister het
niet wenselijk om gelet op het stijgend aantal interventies
met helikopters in de wet van 8 juli 1964 betreffende de
dringende geneeskundige hulpverlening specifieke be-
palingen in te voegen over interventies per helikopter en
de eraan verbonden kosten ? Moet terzake geen initiatief
genomen worden ? Ik denk dat het beter is te anticiperen
op een eventueel probleem dan achteraf maatregelen te
moeten nemen, zoals we dat onder andere in verband
met de MUG hebben moeten doen. Is het niet beter nu
regelgevend op te treden ?
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter,
collega's, mijn administratie is er niet van op de hoogte
dat er een zeer grote toename zou zijn van helikopter-
vluchten na oproepen bij het centrum 100. Wel is het zo
dat de administratie zeer recent een vraag kreeg van een
persoon die blijkbaar maar liefst 143 000 frank zou
moeten bijbetalen voor een secundair transport van een
patie¨nt tussen twee ziekenhuizen.
Voor het inzetten van een helikopter komt de federale
overheid niet tussen. Volgens de informatie waarover wij
beschikken, zijn er nu drie helikopters die geregeld
worden ingezet. De eerste is verbonden met het Sint-
Jansziekenhuis in Brugge, een tweede is in Wallonie¨
verbonden met een ziekenhuis in de buurt van Bras-sur-
Yenne. Ten slotte is er een Seaking die afhangt van het
ministerie van Defensie en die niet als zodanig met het
systeem 100 is verbonden.
Ik vestig er de aandacht op dat voor geen enkele van
deze helikopters een tussenkomst bestaat vanuit Volks-
gezondheid of het RIZIV. Wat de situatie in Brugge
betreft, is er blijkbaar een overeenkomst gesloten tussen
het ziekenhuis en alle omliggende gemeenten om bij te
dragen aan de extra-kosten voor het inzetten van de
helikopter. Dat zou er zeer verantwoord zijn, omdat men
zo de hele aanvoer vanuit de kuststreek kan realiseren,
doordat er op de Belgische stranden nogal wat landing-
smogelijkheden zijn. Dit blijkt de reden te zijn waarom al
die gemeenten bereid waren de inzet van deze helikopter
mee te financieren.
De Seaking van Koksijde functioneert ook onder het
kwaliteitslogo van de dienst 100, maar staat niet recht-
streeks onder bevel van de 100-centrale. Blijkbaar hangt
die helikopter af van het ministerie van Defensie.
In Wallonie¨ is er wel een helikopter maar die is niet
erkend als 100-transportmiddel. De aangestelde van de
dienst 100 heeft evenwel het recht volgens de wet van
1964 om elk geschikt middel te vorderen. Binnen dat
kader fungeert deze helikopter als MUG-dienst. De be-
zetting omvat dus ook een arts die verbonden is met de
dienst spoedgevallen van een ziekenhuis in de buurt dus
van Bras-sur-Yenne. Zoals alle MUG-diensten in Belgie¨
is ook deze nog niet officieel erkend. U weet dat het
proces daartoe hangende is en dat we moeten wachten
op het advies van de provinciale commissies die in
september aan het werk moeten gaan.
Het uitsturen van een helikopter in het kader van de
dringende medische hulpverlening wordt door de aange-
stelde van de dienst 100 beslist en door niemand anders.
De kosten van de interventie mogen worden aangere-
kend volgens de vigerende reglementering. Dat betekent
precies dat er geen uitzonderingen zijn voor helikopters.
Er is dus geen speciaal tarief voor helikopters. Evenmin
heeft men het recht om voor dringende medische hulp-
verlening supplementen te vragen aan de patie¨nt, die
dan plots een enorm bedrag zou moeten betalen.
Ik ben er mij van bewust dat de bestaande financierings-
wijze ontoereikend is. Ik heb de details over Brugge. Hoe
men het in Wallonie¨ regelt, weet ik niet precies. Ik weet
wel dat er geen enkele tussenkomst is uit federale
middelen. Het is wel mijn grote bezorgdheid dat de
dringende medische hulpverlening toegankelijk blijft voor
de hele bevolking. Het is niet tolereerbaar dat personen
in nood of hun familieleden hun nood moeten afwegen
tegenover
te
verwachten
financie¨le
repercussies.
Daarom heb ik de Nationale Raad voor de Dringende
Medische Hulpverlening gevraagd mij te adviseren over
het nut, de noodzaak en de modaliteiten van het gebruik
van helikopters in de dringende medische hulpverlening.
In functie van hun antwoord zal de noodzaak van een
aanpassing van de wet van 1964 onderzocht worden. In
afwachting daarvan handhaaf ik het standpunt dat de
normale 100-tarieven van toepassing zijn.
Vanzelfsprekend staat het de heli-hulpdiensten vrij zich
bijkomend te laten financieren door gemeentelijke heffin-
gen en dergelijke als deze gemeenten van oordeel zijn
dat zij baat hebben bij deze dienstverlening.
De inzetbaarheid van helikopters is overigens volgens
een aantal personen, met wie ik contact opnam naar
aanleiding van uw vraag, veel minder groot dan men wel
zou denken. 's Avonds en 's nachts is er bijvoorbeeld
onvoldoende verlichting om helikopters veilig uit te
sturen, waardoor ze tegen hoogspanningsleidingen kun-
nen aanvliegen. Verder heeft men bij experimenten in het
Limburgse moeten vaststellen dat het helemaal niet
simpel is vast te stellen wat de juiste standplaats van zo'n
helikopter is.
10
HA 50
COM 268
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
Nogmaals, ik heb de Nationale Raad voor de Dringende
Medische Hulpverlening om advies over deze aangele-
genheid gevraagd. Afhankelijk van het antwoord zal ik zo
vlug mogelijk bekijken welke aanpassingen er aan de wet
moeten worden aangebracht.
Zeer onlangs is er in de media nog melding gemaakt van
de redding van een kindje dankzij het inzetten van een
bepaalde helikopter. Naar aanleiding daarvan werd mij
gevraagd of dit niet veralgemeend moest worden. Ik wil
echter niet in functie van e´e´n geval, waar het inzetten van
de helikopter succesvol is gebleken, een politiek uitstip-
pelen die voor de rest niet coherent zou zijn.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mevrouw de minister, ik
dank u voor uw antwoord.
Mijns inziens is het inderdaad opportuun om objectieve
regels vast te leggen voor het zinvol inzetten van heli-
kopters. Bij dringende medische hulpverlening moet men
telkens afwegen welke middelen men inzet en of men in
een permanentie voorziet tegenover de resultaten. Zoals
u al zei, is het in bepaalde omstandigheden niet altijd
evident om gebruik te maken van helikopters. Ik heb
ervaring met de MUG en ken ook de situatie van de
diensten spoedgevallen op het moment. Welnu, een
helikopter mag niet uitgroeien tot een statussymbool dat
het ene ziekenhuis hie¨rarchisch hoger zou plaatsen dan
een ander, waarbij de top een helikopter ter beschikking
heeft, waarna de ziekenhuizen met een MUG worden
gerangschikt enzovoort. Het probleem moet proactief
worden aangepakt vooraleer er zich een situatie voor-
doet waarbij men moet uitmaken welk ziekenhuis een
landingsplaats of een helikopter moet hebben. Voor mijn
provincie lijkt het mij bijvoorbeeld evident dat men het
probleem regionaal zou bekijken. Het is immers helemaal
niet verantwoord dat een ziekenhuis zich door het bezit
van een helikopter gaat profileren.
Ook de financiering moet beter worden geregeld. Deze
begint te lijken op de financiering van de dienst 100.
Sommige gemeenten betalen voor de dienst 100. In
andere gemeenten wordt deze dienst door een commer-
cieel bedrijf verzorgd. In West-Vlaanderen bestaat er dan
weer daarover een akkoord met de gemeenten. Elders is
er een helikopter van het ministerie van Landsverdedi-
ging. De financiering dreigt zeer divers te worden. Ik wil
het probleem niet overroepen, maar hou alleszins een
pleidooi om dit dossier goed te beheersen.
Ten slotte, naarmate het mobiliteitsprobleem in ons land
acuter wordt, wordt de vraag naar de inzet van helikop-
ters pertinenter. Als er zich op de ring rond Brussel een
ongeval voordoet, waar men normaal niet bij geraakt -
files kan men nu eenmaal niet vermijden -, rijst de vraag
hoe men daar het snelst aanwezig kan zijn. En hoe moet
het met het secundair transport van organen of patie¨nten
die dringend naar een universitair ziekenhuis of een grote
gespecialiseerde instelling moeten ?
Mevrouw de minister, ik verheug er mij over dat u erkent
dat er financieel iets moet gebeuren. Voor de patie¨nten is
de inzet van een helikopter toch een groot financieel
avontuur. Meestal moet er terzake zeer snel beslist
worden, vaak niet eens door de betrokkenen zelf. Het
kan toch niet dat zij achteraf onaangenaam verrast
worden door al te hoge rekeningen.
Ik pleit ervoor dat er nu oplossingen worden uitgewerkt,
zodat kan worden voorkomen dat we later een heroi¨sch
debat moeten voeren over een programmatie.
M. Robert Denis (PRL FDF MCC) : Madame la pre´si-
dente, madame la ministre, chers colle`gues, je connais
particulie`rement bien la proble´matique du service de
secours he´liporte´ de Bra-sur-Lienne, puisque je suis
moi-me^me le bourgmestre de l'une des communes ayant
de´veloppe´ ce projet, incontestablement indispensable.
Cependant, de nombreuses re´clamations sont signale´es
quant a` la facturation de ce secours he´liporte´. En effet,
dans la mesure ou` le titulaire du secours me´dicalise´ est
seul a` de´cider de mettre en oeuvre pluto^t une ambulance
ou pluto^t l'he´licopte`re et a manifestement tendance a`
recourir a` ce dernier plus souvent qu'il ne faudrait,
surviennent alors, de la part du patient transporte´ ou de
ses ayants droit, des contestations relativement au bien-
fonde´ du transport par he´licopte`re.
Nonobstant, en matie`re d'interventions primaires essen-
tiellement - car le transfert d'un ho^pital a` un autre rele`ve
souvent davantage d'une question de confort que d'un
motif d'impe´rieuse ne´cessite´ -, le transport par he´licop-
te`re demeure indispensable, d'autant que la circulation
routie`re se montre de moins en moins fluide. Bien su^r, il
faut e´viter de faire appel a` ces he´licopte`res lorsque cela
ne se justifie pas.
Aussi serait-il sans doute opportun de mener, au niveau
fe´de´ral et en collaboration avec le ministe`re de la De´-
fense nationale, une re´flexion en vue d'organiser l'affec-
tation judicieuse de quelques he´licopte`res sur l'ensemble
du territoire national, dont celui base´ a` Bra-sur-Lienne.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu en aan de minister van Sociale Zaken
en Pensioenen over
het besmettingsgevaar bij
OCMW-maatschappelijk werkers die het onthaal ver-
zorgen van politiek vluchtelingen
(nr. 2318)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leef-
milieu)
HA 50
COM 268
11
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Question orale de M. Luc Goutry a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement et au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur
le risque de contami-
nation pour les travailleurs sociaux des CPAS qui
assurent l'accueil des re´fugie´s politiques
(La re´ponse sera donne´e par la ministre de la Protec-
tion de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement)
De heer Luc Goutry (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, de vraag komt van de
betrokkenen zelf, maatschappelijk werkers van OCMW's
die in hoge mate worden geconfronteerd met de proble-
men van vreemdelingen en vluchtelingen. Intussen heb
ik de vraag ook reeds gesteld aan de minister van
Binnenlandse Zaken, die zegt dat slechts een klein deel
tot zijn bevoegdheid behoort en dat voor het overige
Volksgezondheid en Sociale Zaken bevoegd zijn.
Veel asielzoekers die hier aankomen, en die volgens het
spreidingsplan over de verschillende gemeenten worden
verspreid, bieden zich op een bepaald ogenblik aan bij
het OCMW. Zij bezitten niets, zijn vrij haveloos, hebben
kinderen en worden meestal niet verzorgd. Ik verwijs
naar de beelden van mensen die bijvoorbeeld met
vrachtwagens worden verscheept. Ik veronderstel dat zij
dan reeds weken onderweg zijn, in ontbering leven en
niet in goede fysieke conditie verkeren.
Ik heb de minister van Binnenlandse Zaken reeds ge-
vraagd
waarom
niet
iedereen
door
de
Dienst
Vreemdelingenzaken wordt gescreend op een aantal
kwalen en aandoeningen die een epidemisch karakter
zouden kunnen vertonen. Ik denk bijvoorbeeld aan tbc,
een ziekte die bij ons vrijwel is uitgeroeid, maar die
samenhangt met ondervoeding en slechte levensom-
standigheden. Ook ziektes als hepatitis kunnen besmet-
telijk zijn wanneer zij niet worden verzorgd.
Mevrouw de minister, het is reeds gebeurd dat maat-
schappelijk werkers, die met deze mensen in contact
komen, werden besmet. Er is een geval bekend van een
maatschappelijk werker die tbc zou hebben opgelopen
omdat het zijn taak was deze mensen op te vangen.
Ik heb de minister van Binnenlandse Zaken gevraagd
waarom hij deze mensen niet systematisch laat scree-
nen. Men beschikt toch over de mogelijkheden daarvoor.
Het gaat toch niet om een gewichtig onderzoek, rekening
houdend met het aantal verplichte onderzoeken dat
dagelijks in ons land plaatsvindt. Op school en vroeger in
het leger moest iedereen de meest nauwkeurige onder-
zoeken ondergaan. Nu kan dat blijkbaar niet, want men
beperkt zich tot een steekproef. Wie niet wordt onder-
zocht, trekt gewoon het land in en moet zich beredderen,
met het gevaar dat hij anderen kan besmetten.
Dit is in het kort het probleem zoals het mij werd
voorgelegd. De betrokkenen zijn er niet gerust in omdat
ze de nodige bescherming ontberen. Zij vragen boven-
dien naar preventie door middel van vaccinaties. Dit zou
echter moeten gebeuren op eigen kosten, zowel voor wie
zich preventief wil beschermen als voor wie reeds ziek is.
Er blijken voor hen geen voorzieningen te bestaan. Zij
moeten dit regelen met de middelen die voorhanden zijn,
zoals het ziekenfonds. Zij worden ook niet gedekt door
het Fonds voor de Beroepsziekten.
Mevrouw de minister, ik kom tot mijn vragen.
Wat is uw standpunt in deze zaak ? Is het probleem u
bekend ? Bent u van plan hieraan enig gevolg te geven ?
Moet de zaak verder worden bekeken ? Kortom, wat is
uw visie op deze aangelegenheid ?
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, collega
Goutry, de problematiek is mij zeker bekend. Wij hebben
reeds werkvergaderingen gehad om te voorzien in een
meer volledige screening van de asielzoekers inzake tbc.
Daarmee zijn wij begonnen in de maanden november en
december van vorig jaar. Er hebben ook verschillende
follow-up vergaderingen plaatsgevonden. Onze maatre-
gelen hebben ertoe geleid dat op het ogenblik een groter
aantal personen wordt opgevolgd dan in 1999. Zoals u
weet werden wij in 1999 door zeer grote aantallen
asielzoekers overspoeld, waardoor het moeilijk werd de
zaak ten gronde te organiseren.
Nog geen week geleden hadden wij opnieuw een verga-
dering met de twee Franstalige diensten van de gemeen-
schappen, VRGT en FARES. Wij hebben samen aan
tafel gezeten om de juiste stand van zaken op te volgen.
Er is een evolutie naar een betere dekking, maar zij is
nog niet volledig, en daaraan moet worden verder-
gewerkt.
Als bij de Dienst Vreemdelingenzaken een besmettelijke
ziekte wordt vastgesteld, dan worden de betrokkenen
doorverwezen naar de OCMW-ziekenhuizen. U vindt dat
eigenaardig, maar in de praktijk geldt dit ook voor de
Belgen. Ook onder Belgen is er immers een toename van
tbc, en dit staat los van de problematiek van de asiel-
zoekers. Men stelt trouwens wereldwijd een toename van
tbc vast.
Mijnheer Goutry, dit was mijn antwoord op uw derde
vraag, waarom zij naar het OCMW worden doorverwe-
zen.
De heer Luc Goutry (CVP) : Ik zal mijn vraag verduide-
lijken. Volgens het spreidingsplan verwijst men deze
mensen naar het OCMW, quid van welk ziekenhuis. Daar
gebeurt dan ook het eerste onthaal en gaat men na waar
12
HA 50
COM 268
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Goutry
zij kunnen worden gehuisvest. Het contact met deze
mensen die in onverzorgde toestand verkeren, baart de
maatschappelijk werkers steeds meer zorgen, want pre-
cies dan bestaat er gevaar voor besmetting.
Minister Magda Aelvoet : Het is natuurlijk een probleem
dat niet iedereen kan worden opgevangen op e´e´n cen-
trale plaats, want daarvoor zijn de aantallen te groot.
Daarom is er gedecentraliseerde spreiding. Op plaatsen
met een grote concentratie aan asielzoekers worden wel
inspanningen gedaan om de screening zo volledig mo-
gelijk te laten verlopen.
Bij een positieve screening wordt de betrokkene doorver-
wezen naar een OCMW-ziekenhuis. Soms stelt men vast
dat de betrokkene er geen gevolg aan geeft. Wanneer hij
echter weigert zich aan te melden, zal een verpleegkun-
dige van de VRGT of de FARES de persoon in kwestie
begeleiden naar een ziekenhuis binnen de provincie.
Volgens u kunnen intussen maatschappelijk werkers met
hen in contact zijn geweest. Men kan echter niet alle
maatschappelijk werkers, die met deze mensen in con-
tact komen, preventief laten vaccineren. Er bestaat im-
mers alleen een goedwerkend vaccin voor kinderen
tussen 0 en 2 jaar, niet voor mensen ouder dan 2 jaar.
Zeer geregeld, met tussentijden van enkele maanden,
worden cutiproeven uitgevoerd. Bij een positief resultaat
gaat men dadelijk verder. Meestal wordt met medicatie
het probleem in een zeer vroeg stadium gedetecteerd.
Mijn moeder, die destijds als geneesheer bij de rente-
gratie van gehandicapten was betrokken en ook veel
instellingen bezocht, werd ook op die manier besmet. Het
blijft dus een risico dat men loopt.
Mijnheer Goutry, de ziekte behoort wel tot de erkende
beroepsziekten voor maatschappelijk werkers bij het
OCMW. Dat deel van uw vraag is niet juist. Het verbaast
mij enigszins dat men u dat heeft verteld. Indien men kan
aantonen dat men besmet werd door een contact, valt
men onder deze bepaling. Bovendien sluiten de meeste
OCMW's een verzekering af bij OMOB om gedekt te zijn
bij eventuele problemen. De arbeidsgeneeskundige dien-
sten moeten ook controleren of werkgevers, in dit geval
de OCMW's, de nodige maatregelen nemen. Als er op
dat gebied problemen zouden zijn, moeten de gemeen-
schappen optreden, niet de federale minister.
Kortom, ik neem het probleem ter harte. Een volledige
screening van alle asielzoekers is voor mij het belang-
rijkste, zodat alle mensen met problemen tijdig kunnen
worden behandeld en het besmettingsgevaar beter kan
worden ingedijkt.
M. Yvan Mayeur (PS) : Madame la pre´sidente, madame
la ministre, chers colle`gues, j'appre´ciais jusqu'a` ce jour
les interventions de M. Goutry. Mais je dois bien avouer
que je suis particulie`rement stupe´fait de la question qu'il
pose aujourd'hui a` Mme la ministre et j'aurais e´te´ de loin
moins e´tonne´ s'il s'e´tait agi d'un membre du Vlaams
Blok. De telles assimilations entre
e´trangers
et
mala-
des contagieux
sont non fonde´es et ide´ologiquement
connote´es.
Pour ma part, j'ai des contacts re´guliers avec les cent
vingt assistants sociaux du CPAS de Bruxelles, lesquels
viennent en aide a` quelques e´trangers sans que jamais
ne furent e´voque´s des risques de contamination. De`s
lors, si nous devions suivre le raisonnement de
M. Goutry, je contamine probablement Mme la pre´si-
dente, Mme la ministre et M. Goutry lui-me^me en me
joignant a` cette commission ! Je pense que nous devons
e^tre extre^mement attentifs a` ce type de questions et ne
pas les laisser passer sans re´agir.
Bien su^r, les personnes aide´es par nos CPAS se trouvent
dans des situations de pre´carite´ et de pauvrete´, s'accom-
pagnant parfois de proble`mes sur les plans sanitaire et
hygie´nique. Mais il n'en reste pas moins qu'il nous faut
demeurer extre^mement vigilants face a` ce type de ques-
tions - sauf a` vouloir reproduire l'exemple des Etats-Unis
ou` les immigrants italiens devaient, au de´but de ce
sie`cle, demeurer en quarantaine, au large de New-York,
durant quarante jours avant de pouvoir e^tre admis sur
leur territoire national.
Enfin, sachez que si cette question avait e´te´ pose´e par
l'un des membres du Vlaams Blok, j'aurais alors de-
mande´ - sur la base de la loi Moureaux de 1980 - qu'il n'y
soit pas re´pondu.
La pre´sidente : A mon sens, cette question n'a rien a` voir
avec la proble´matique de la loi Moureaux et M. Goutry
s'inquie`te simplement de la situation des fonctionnaires
de nos CPAS.
M. Yvan Mayeur (PS) : Excusez-moi, madame la pre´si-
dente, mais en tant que pre´sident d'un CPAS et e´tant
re´gulie`rement en contact avec mes assistants sociaux, je
devrais moi-me^me e^tre assimile´ a` ces fonctionnaires de
CPAS que vous e´voquez.
De voorzitter : Mijnheer Mayeur, ik wou alleen meedelen
aan de heer Goutry dat alle diensten recent preventieve
maatregelen hebben genomen ter bescherming van de
werknemers die met hen in contact komen.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
normaal mogen bij een mondelinge vraag geen andere
leden het woord nemen. De heer Mayeur had zijn betoog
gerust achterwege mogen laten als het alleen bedoeld
was om mij hier in mijn hemd te zetten.
Mijnheer Mayeur, mijn vraag heeft niets te maken met het
Vlaams Blok. Ik verwoord alleen de gevoelens van
verontruste mensen, zoals bijvoorbeeld de mensen die
dienst doen te Jabbeke. Zij halen mensen tevoorschijn uit
HA 50
COM 268
13
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Goutry
vrachtwagens en werken in de meest moeilijke omstan-
digheden. Vorige week heb ik, samen met leden van de
Senaat, hun werkplaats bezocht. Wij stelden vast dat
zowel de rijkswachters als alle anderen die met de
betrokkenen omgaan, handschoenen dragen. U kunt
tegen hen fulmineren en beweren dat iedereen die daar
handschoenen draagt leden van het Vlaams Blok zijn.
Dat heeft met deze zaak niets te maken. Zoals vroeger bij
onze bevolking preventief onderzoeken werden uitge-
voerd, zou het hier zeker niet abnormaal zijn om risico-
dragers van besmettelijke ziekten te screenen teneinde
de kwaal te kunnen opsporen en de betrokkenen te
kunnen helpen. Als zij aan een bepaalde ziekte lijden,
moeten zij zo snel mogelijk kunnen worden geholpen.
Het zou toch nefast zijn mocht de besmetting op die
manier worden doorgegeven.
Dat was de kern van mijn vraag. Misschien gebeurt het
minder dan het mij werd gesignaleerd, maar het was
zeker niet mijn bedoeling de zaak te overroepen. Enkele
personen hebben mij erom verzocht die vraag te stellen,
wat ik in alle sereniteit heb gedaan. Het antwoord van de
minister vind ik voldoende, want ik heb begrepen dat er
aandacht aan wordt geschonken. Het is inderdaad geen
gemakkelijke zaak, maar men is zich tenminste bewust
van het gevaar.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Samengevoegde mondelinge vragen van mevrouw
Anne-Mie Descheemaeker, de heer Hubert Brouns en
mevrouw Magda De Meyer aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
over
de complementaire en alternatieve geneeswij-
zen
(nrs. 2329, 2360 en 2366)
Questions orales jointes de Mme Anne-Mie Deschee-
maeker, M. Hubert Brouns et Mme Magda De Meyer a`
la ministre de la Protection de la consommation, de
la Sante´ publique et de l'Environnement sur
les
me´decines
comple´mentaires
et
alternatives
(n
os
2329, 2360 et 2366)
Mevrouw
Anne-Mie
Descheemaeker
(AGALEV-
ECOLO) : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister,
collega's, binnen het zorgaanbod in de gezondheidszorg
is er naast de erkende reguliere zorgverstrekking een
uitgebreid aanbod aan complementaire, alternatieve of
niet-conventionele geneeswijzen. Alhoewel deze niet op-
genomen zijn in de ziekteverzekering en de kosten dus
integraal door de patie¨nt of de consument zelf moeten
worden gedragen, kennen de alternatieve geneeswijzen
een groot succes bij het brede publiek. Dit werd trouwens
onlangs nog bevestigd door een enque^te van Test-
Aankoop.
Door het grote en diverse aanbod van niet-reguliere
geneeswijzen - er bestaan immers tientallen verschil-
lende niet-conventionele praktijken - bestaat er voor het
brede publiek onduidelijkheid over de kwaliteit, de effi-
cie¨ntie en de kostprijs van deze geneeswijzen, alsook
omtrent de opleiding en de capaciteiten van de beoefe-
naars. Een belangrijk aantal van deze beoefenaars oe-
fenen op dit moment, volgens de letter van de wet,
onwettige geneeskunde uit.
Binnen de reeds bestaande beroepsgroepen van deze
beoefenaars van complementaire geneeswijzen bestaan
er ook grote tegenstellingen op het gebied van opleiding
en praktijkuitoefening.
Vermits er geen erkenningen bestaan, noch van de
beoefenaars, noch van de opleidingen in de diverse
vormen van alternatieve geneeswijzen, heeft men geen
globaal overzicht van de toestand op het terrein.
De wet betreffende de niet-conventionele praktijken van
29 april 1999, de zogenaamde wet-Colla, voorziet uitein-
delijk in de registratie van de vier meest gekende prak-
tijken en van hun beoefenaars, met name de chiropraxie,
de osteopathie, de homeopathie en de acupunctuur.
Door dergelijke registratie wordt de bevolking een be-
scherming geboden tegenover het alternatieve aanbod,
waarachter onvermijdelijk veel kwakzalverij schuilgaat.
Mevrouw de minister, sta mij toe u een aantal vragen te
stellen.
Waarom en omwille van welke knelpunten, laat de uit-
voering van de wet inzake de niet-conventionele praktij-
ken zo lang op zich wachten ?
Wat is het standpunt van de minister aangaande de
complementaire en alternatieve praktijken ?
Voorziet de minister in de nabije toekomst in initiatieven
tot de registratie en/of de erkenning van alternatieve
praktijken ?
De heer Hubert Brouns (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, dit thema is reeds een
paar maal aan bod gekomen. Ik begrijp goed waarom
een en ander niet zo vlot verloopt.
Mevrouw de minister, u hebt gezegd dat de uitvoering
wordt bemoeilijkt omdat we de wet zo complex hebben
gemaakt.
Minister Magda Aelvoet : En contradictorisch ook.
De heer Hubert Brouns (CVP) : Inderdaad. Het is de
reden waarom wij, vo´o´r de goedkeuring van de wet,
daarop hebben gewezen, maar uiteindelijk heeft de mi-
nister zijn slag thuis gehaald. Hij is niet ingegaan op onze
alternatieve voorstellen om de complementaire zorg een
wettelijk kader te bezorgen.
14
HA 50
COM 268
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Hubert Brouns
Mijn collega heeft zeer concrete vragen gesteld omtrent
de stand van zaken. Ik zal die vragen dan ook niet
herhalen. Ik wil er wel e´e´n aan toevoegen, met name mijn
derde vraag, want mijn eerste twee vragen lopen gelijk
met de reeds geformuleerde vragen.
Ik wil peilen naar de congruentie tussen uw houding
tegenover de niet-conventionele praktijken, zoals blijkt uit
uw beleidsnota, en de wet, zoals wij haar hebben goed-
gekeurd. In uw beleidsnota staat te lezen :
De comple-
mentaire geneeswijzen
- acupunctuur, chiropraxie, oste-
opathie en homeopathie -
situeren zich binnen de
verschillende echelons en dienen hierin conceptueel te
worden gei¨ntegreerd
.
In welke mate is uw stellingname congruent met de wet
zoals wij haar in 1999 hebben goedgekeurd ?
Ik kijk met verwachting uit naar het verdere verloop, maar
ik heb in ieder geval mijn toenmalig wetsvoorstel her-
ingediend, om een duidelijkere omschrijving te verkrij-
gen. Immers, soms spreekt men over alternatieve ge-
neeswijzen,
dan
weer
over
niet-conventionele
geneeswijzen. Na lange discussie waren we gekomen tot
het begrip complementaire zorg, waarbij diegenen zich
beter kunnen vinden die het moeilijk vinden om het
niet-conventionele te plaatsen binnen de gekende eche-
lons van de zorgverstrekking. Volgens mij is het een
benadering die de complexiteit waarin we ons nu bevin-
den kan verlichten.
Mevrouw Magda De Meyer (SP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, we zijn het met elkaar
eens dat er dringend een vervolg moet komen op de wet
van 29 april 1999 betreffende de niet-conventionele
praktijken. Er moet ook dringend werk worden gemaakt
van de uitvoeringsbesluiten.
We hebben in deze commissie al veel gesproken over de
complexiteit van de materie, maar zowel voor de beoe-
fenaars van deze niet-conventionele praktijken als voor
degenen die er gebruik van maken is het belangrijk dat er
snel duidelijkheid komt.
Intussen wint de sector meer en meer aan belang en
geraakt hij meer en meer gei¨ntegreerd in de conventio-
nele geneeskunde. Steeds meer praktijken worden over-
genomen en gei¨ntegreerd in de conventionele genees-
kunde.
Een
aantal
ziekenfondsen
neemt
niet-
conventionele behandelingen op in de aanvullende
verzekeringen. Men lijkt ook heel tevreden over de
behandelingen. Niet alleen worden zij meer en meer
toegepast, zij scoren ook heel hoog qua tevredenheid,
zoals ook mevrouw Descheemaeker in haar vraag heeft
aangetoond.
De wet is nu meer dan e´e´n jaar oud en we verwachten nu
de opvolging van de wet. Wij vragen naar een duidelijke
timing en een detectie van de overblijvende knelpunten.
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter,
collega's, het kabinet heeft weinig aanspreekpunten om
die zaak mee te onderbouwen. Toch werd er sterk
genvesteerd in het onderzoek naar de beste aanpak. Er
zijn zeer veel contacten geweest met de mensen uit de
sector, die, zoals u weet, een veld is met duizend
bloemen waarin al de betrokkenen andere opvattingen
en andere inzichten hebben.
De wet zelf bevat een aantal probleempunten. De artike-
len 3 en 12 bevatten een flagrante contradictie inzake de
timing. Ik kan mij hier dus niet houden aan de letter van
de wet.
Dit is geen goedkoop excuus om uit te leggen waarom
een en ander niet sneller vooruitgaat. Ik wil aantonen dat
door de vele amendementen die in laatste instantie
werden goedgekeurd, er op bepaalde momenten tekort-
komingen zijn ontstaan. In september en oktober 1999
hebben op een congres specialisten in medisch recht
zich daarover hebben gebogen. Gedurende een hele dag
hebben zij een inventaris van de problemen opgesteld.
Ik kom nu tot de kern van de zaak. Wat kan en zal op
korte termijn worden ondernomen ? Nadat wij met de
vertegenwoordigers van de betrokken sector een aantal
contacten hebben gehad, nadat de wet werd bestudeerd
en zijn mogelijkheden werden onderzocht, wordt van-
daag een ontwerp van koninklijk besluit inzake de erken-
ning van de beroepsorganisaties van beoefenaars van
homeopathie - wat moest worden voorafgegaan door een
koninklijk besluit waarin de criteria waaraan de beroeps-
organisaties van beoefenaars van praktijken moeten
beantwoorden - bij de Raad van State ingediend.
Dan beschikken wij nog maar alleen over de criteria voor
beroepsorganisaties, op basis waarvan ze zouden kun-
nen worden erkend. Dat is nog maar de eerste stap.
Zodra wij het advies van de Raad van State hebben
ontvangen, moet het ontwerp ter bekrachtiging bij Kamer
en Senaat worden ingediend. Dan pas kan worden
overgegaan tot de erkenning van beroepsorganisaties.
De volgende stap is het oprichten van de paritaire
commissies en van de kamers. Dat proces wordt nu in
werking gezet.
Problemen bij de wettelijke samenstelling van de pari-
taire commissies, waarin onder meer universitaire instel-
lingen hun medewerking moeten verlenen, zouden ertoe
kunnen leiden dat de uitvoering van de wet in een
patsituatie terechtkomt. Parallel wordt - in het kader van
het koninklijk besluit van 1978 - de piste onderzocht van
de
erkenning
van
artsen-acupuncturisten,
artsen-
homeopaten,
kinesitherapeuten,
osteopaten
en
kinesitherapeuten-acupuncturisten. Op die manier zou
men onder meer een verband kunnen leggen met dege-
nen die in het bezit zijn van een erkend diploma.
HA 50
COM 268
15
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
Dat is dus een tweede weg die op het ogenblik wordt
onderzocht. Indien iemand dit met kwade bedoelingen
naar buiten zou brengen, alsof we ons volledig zouden
gaan baseren op het koninklijk besluit van 1978, zou men
de indruk krijgen dat we een groot deel van het veld
braak laten liggen en dat is zeker niet de bedoeling. We
gaan proberen de wet uit te voeren, maar we willen ons
wel indekken tegen mogelijke patsituaties.
Daar niemand een goed overzicht heeft van de be-
staande toestand zal een kadaster van deze beroeps-
praktijken worden aangelegd om ze in kaart te brengen.
We hebben kadasters van geneesheren, waarom zou-
den we dan geen kadasters aanleggen van deze praktij-
ken ? Mevrouw De Block heeft mij daarover niet zo lang
geleden een vraag gesteld.
Er zijn slechts twee mogelijkheden om een kadaster aan
te leggen. Een eerste mogelijkheid is de vrijwillige mel-
ding, waarbij heel wat mensen zich zullen manifesteren,
maar wellicht een deel ook niet. Een tweede mogelijkheid
is de organisatie van een kadaster via een onderzoek-
sopdracht, met alle problemen van dien. De vrijwillige
melding draagt dan ook mijn voorkeur weg.
Mevrouw de voorzitter, ik zou nog even willen ingaan op
een aantal problemen die door mijn collega's werden
aangehaald. Er is nog steeds discussie over het
evidence-based karakter van die vier disciplines, maar
het blijft een realiteit dat een groot deel van de bevolking
er een beroep op doet en er een grote tevredenheid over
uitdrukt. Het is belangrijk dat de overheid dit erkent en
garanties verleent aan de bijkomende en bijzondere
ondersteuning die deze complementaire geneeswijzen
bieden.
Daarom is het belangrijk zowel de beoefenaars als het
publiek duidelijk te maken welke de betrouwbaarheid, de
veiligheid en de efficie¨ntie van een aantal alternatieve
geneeswijzen zijn. Tegelijkertijd moet een regulering van
het aanbod mogelijk worden gemaakt, zodat de patie¨nten
zouden weten bij wie ze terechtkomen.
Het is niet de bedoeling een parallel circuit te cree¨ren,
naast de reguliere geneeskunde. Het is belangrijk dat de
twee sectoren samen kunnen functioneren ten bate van
patie¨nten. Artikel 9 van die wet, die toch unaniem is
aanvaard, bepaalt duidelijk dat de informatieplicht zeer
belangrijk is. Het is volgens mij zeer belangrijk dat een
poging wordt ondernomen om via de verplichte informa-
tie de relatie tussen de niet-conventionele therapie en de
reguliere geneeskunde vast te leggen.
Op eerder gestelde vragen heb ik reeds geantwoord dat
een uitwisseling van informatie nodig is om de samen-
werking te bevorderen, vooral op het eerste niveau, niet
op alle echelons. Het is volgens mij dan ook logisch dat
in het globaal medisch dossier ook de elementen van de
complementaire behandelingen worden weergegeven.
Het door de heer Brouns aangehaalde citaat is op een
ongelukkige manier geformuleerd. Ik heb steeds gezegd
dat ik de complementaire geneeswijzen situeer op het
niveau van de eerstelijnszorgenverstrekkers.
Ik wil evenwel mijn verantwoordelijkheid niet ontlopen.
Uit de nasleep van de incidenten ingevolge het verkeerd
gebruik van bepaalde Chinese kruiden dit jaar, hebben
we geleerd dat een minister van Volksgezondheid moet
kunnen waarschuwen voor gevaren die er schuilen in
bepaalde middelen die niet op een kwaliteitsvolle manier
worden voorgeschreven. Overigens vestig ik er uw aan-
dacht op dat de Chinese kruiden, waarvan sprake, door
artsen werden voorgeschreven en niet door personen die
complementaire geneeswijzen beoefenen. Daarmee is
meteen ook duidelijk dat op alle niveaus voor kwaliteit
moet worden gezorgd. De regulering, de registratie en de
erkenning van de complementaire therapiee¨n staan wat
mij betreft los van de financiering hiervan. De financiering
is een RIZIV-problematiek, waarvoor collega Vanden-
broucke bevoegd is.
Ik ben er voorstander van dat de overheid het weten-
schappelijk onderzoek in verband met alternatieve ge-
neeswijzen, waarvan er aanwijzingen zijn dat ze een
efficie¨nte werking kunnen hebben, promoot en onder-
steunt. Concluderend hoop ik dat we op korte termijn
vooruitgang boeken met de verwezenlijking van de voor-
noemde denksporen. Ik ben er alleszins van overtuigd
dat aan de wet een aantal verbeteringen zullen moeten
worden aangebracht. Ik zal zeker nakijken of het wets-
voorstel dat de heer Brouns op 4 juli dienaangaande
heeft ingediend, daarvoor niet als basis kan dienen.
Mevrouw
Anne-Mie
Descheemaeker
(AGALEV-
ECOLO) : Mevrouw de minister, ik kan alleen maar
herhalen dat er dringend stappen moeten worden ge-
daan, zodat patie¨nten geen keuzes maken die hun
gezondheidstoestand niet vooruithelpen en zelfs scha-
den, omdat het domein van de alternatieve geneeskunde
niet duidelijk omschreven en geregeld is.
De heer Hubert Brouns (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
ik dank de minister voor haar antwoord en verheug mij
erover dat zij een timing vooropstelt. Wanneer het ont-
werp van koninklijk besluit van de Raad van State
terugkomt en erover in commissie wordt gediscussieerd,
zal er ongetwijfeld opnieuw een debat kunnen worden
gewijd aan een aantal fundamentele opmerkingen.
Als het koninklijk besluit nummer 78 hier van toepassing
wordt gemaakt, dan zullen ook de beoefenaars van
niet-conventionele geneeskunde eenzelfde wetenschap-
pelijke
opleiding
moeten
volgen.
Daar
is
in
de
vigerende wetgeving niet in voorzien. Degenen die nu al
vallen onder de toepassing van het koninklijk besluit
16
HA 50
COM 268
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Hubert Brouns
nummer 78, vormen geen gevaar voor de patie¨nt, want
zij hebben een opleiding genoten. Als ze daarnaast
niet-conventionele geneeskunde beoefenen, is dat hun
eigen verantwoordelijkheid.
Ik heb lange tijd gedacht dat het koninklijk besluit num-
mer 78 een oplossing kon betekenen, maar die denkpiste
heb ik allang verlaten. Immers, wanneer men vaststelt
welke beroepsgroepen er zijn ingeschreven en welke
complementaire opleiding ze gehad hebben, dan zou de
patie¨nt voldoende waarborgen moeten hebben.
Ik pleit ervoor dat men uitsluitend de bescherming van de
patie¨nt vooropstelt. Die moet zeker zijn dat de therapeut
hem kan helpen of ten minste weten volgens welke
therapie hij geholpen wordt. Hij moet ook weten of de
therapeut al dan niet geregistreerd is. Het principe dat
men, mijns inziens, voor ogen moet houden, is de
bescherming van de patie¨nt die zekerheid moet hebben
over het feit of hij behandeld wordt door een klassiek
geschoolde geneesheer met complementaire opleiding
of een niet-conventionele therapeut.
Mevrouw
Anne-Mie
Descheemaeker
(AGALEV-
ECOLO) : Mevrouw de minister, dat onderscheid is niet
zo vanzelfsprekend. Immers, er kunnen artsen zijn met
een bijkomende praktijk, bijvoorbeeld in de chiropraxie,
terwijl er daarnaast kinesisten zijn met dezelfde bijko-
mende opleiding. Dus zelfs de toepassing van het ko-
ninklijk besluit nummer 78 is niet vanzelfsprekend.
Mevrouw Magda De Meyer (SP) : Mevrouw de minister,
is er een termijn voorzien voor het advies ?
Minister Magda Aelvoet : Het ontwerp is vandaag ver-
stuurd met de vraag om zo snel mogelijk advies te geven.
Aangezien de vakantieperiode is begonnen, vermoed ik
dat ik het eind augustus zal ontvangen. Zodra ik erover
beschik, zal ik het aan de commissie bezorgen.
Mijn hoofddoel is proberen de wet uit te voeren. Met het
koninklijk besluit nummer 78 heb ik een maatregel uitge-
vaardigd om eventueel op terug te vallen, wetende dat
daarmee maar een kleine groep bereikt wordt. Die groep
heeft nu trouwens al meer werkingsmogelijkheden dan
om het even welke andere. Ook ten aanzien van de
patie¨nt biedt deze groep sluitende garanties.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De mondelinge vraag nr. 2350 van de heer Karel Van
Hoorebeke wordt naar een latere datum verschoven.
Mondelinge vraag van de heer Hubert Brouns aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
de verdeling van medische sta-
len
(nr. 2359)
Question orale de M. Hubert Brouns a` la ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publi-
que et de l'Environnement sur
la distribution d'e´-
chantillons me´dicaux
De heer Hubert Brouns (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, ik stel deze vraag naar
aanleiding van een verklaring die u afgelegd hebt tijdens
het geneesmiddelendebat.
Op een bepaald moment hebt u aangekondigd dat u de
bedeling van de monsters drastisch wou beperken en
transparanter maken, waarvoor wetgevende initiatieven
nodig waren. Zo zou daarvoor het koninklijk besluit van
11 januari 1993 moeten worden aangepast. Met deze
vraag peil ik vooral naar de stand van zaken van die
aanpassing.
Tegelijkertijd maak ik van de gelegenheid gebruik om
enkele opmerkingen te formuleren. Ik heb op het terrein
kunnen vaststellen dat er al initiatieven genomen worden
door bedrijven om de stalen op een totaal nieuwe manier
te beheren. Wat mij opvalt, is dat de nieuwe aanpak een
gezond uitgangspunt heeft. Men koppelt namelijk de
bedeling van de monsters los van de artsenbezoeken,
waardoor alle misbruiken van de huidige monster-
bedeling worden geweerd.
Het systeem dat wordt voorgesteld, is zeer transparant,
althans als het goed toegepast wordt. Het systeem maakt
het ook mogelijk de monsters gemakkelijk te traceren.
Bent u op de hoogte van initiatieven die op het terrein
worden genomen ? Zult u op korte termijn het koninklijk
besluit van 11 januari 1993 aanpassen ? Met die aanpas-
singen zouden de nieuwe initiatieven moeten worden
aangemoedigd en de thans gangbare praktijken worden
ontraden.
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter,
collega's, ik heb inderdaad kennis genomen van een
nieuw project dat in de buurt van de heer Brouns wordt
ontplooid en dat Metista heet. Het is naar mijn oordeel
een interessant initiatief waarbij de bedeling van de
monsters van de artsenbezoeken wordt losgekoppeld. Ik
heb daar geen enkel bezwaar tegen en kan alleen maar
aanmoedigen dat andere bedrijven het voorbeeld volgen.
Dit veronderstelt wel een samenwerkingsakkoord met de
farmaceutische industrie, zoals dat bij Metista het geval
is.
Ik kom nu tot mijn antwoord inzake de wijziging van het
koninklijk besluit van 11 januari 1993. Zoals ik in com-
missie naar aanleiding van het geneesmiddelendebat
HA 50
COM 268
17
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
aankondigde, heb ik gesprekken gehad met de farma-
ceutische industrie, die positief waren. Wij hebben een
akkoord bereikt dat, ingeval er een nieuw product op de
markt komt, de bedrijven maximum 8 monsters per arts
per jaar mogen uitdelen. Na een jaar wordt dat 5 mon-
sters en na twee jaar 4 monsters. Daar blijft het dan bij.
Dat is een zeer sterke beperking tegenover wat volgens
het vigerende koninklijk besluit van 1993 mogelijk is, met
name 600 monsters per product per arts, een koninklijk
besluit dat overigens nog door mevrouw Onkelinx is
ondertekend.
Ik zeg niet dat ze inderdaad de artsen 600 monsters
bezorgden, maar het staat zo in het koninklijk besluit
terzake. Mijns inziens, is er met de industrie een akkoord
bereikt over een redelijke formule. De administratie werkt
aan de vertaling van het akkoord in een wettekst, die
onmiddellijk na het reces klaar zal zijn.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de Mme Colette Burgeon a` la ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement sur
les suites don-
ne´es a` l'affaire du Cidex
Mondelinge vraag van mevrouw Colette Burgeon aan
de minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu over
het gevolg dat gegeven
werd aan de zaak-Cidex
(nr. 2370)
Mme Colette Burgeon (PS) : Madame la pre´sidente,
madame la ministre, chers colle`gues, du 11 fe´vrier au 10
mai de cette anne´e, un lot de Cidex de pre`s de 500
flacons juge´s inope´rants a e´te´ distribue´ dans 74 ho^pitaux
belges. Tre`s vite, madame la ministre, vous avez conclu
que le risque de contamination pour les he´patites B et C
e´tait vraiment minime et celui pour le virus HIV, inexis-
tant.
Une circulaire a alors invite´ les ho^pitaux a` convoquer les
patients potentiellement contamine´s et a` organiser des
tests de de´pistage. Le 29 juin, la firme Johnson &
Johnson a adresse´, pour la seconde fois, un courrier aux
74 e´tablissements, confirmant qu'elle prendrait en
charge l'ensemble des frais et des de´penses supporte´s
par les ho^pitaux et les patients. Ainsi, tant du co^te´ de la
firme anglaise que du ministe`re de la Sante´ publique,
a-t-on assure´ que l'affaire du Cidex e´tait sous contro^le.
Me^me si de nombreuses questions ont de´ja` e´te´ pose´es
sur le sujet, je souhaiterais, madame la ministre, encore
vous interroger a` ce propos. Tout d'abord, pourriez-vous
me pre´ciser combien de personnes potentiellement
contamine´es ont e´te´ recense´es a` ce stade de la proce´-
dure ? Ensuite, quel est le de´compte exact des ho^pitaux
touche´s par ce proble`me ? En outre, est-il exact qu'un
montant forfaitaire de´gressif par patient de 2 000 francs
et un de´dommagement individuel de 2 000 francs se-
raient octroye´s par la firme Johnson & Johnson ?
Pourriez-vous e´galement nous garantir que ces sommes
se re´ve`lent suffisantes pour permettre aux ho^pitaux et
aux patients de faire face aux frais qu'ils doivent suppor-
ter a` la suite de cette affaire ? Enfin, ce dossier du Cidex
peut-il e^tre conside´re´ comme e´tant de´finitivement sous
contro^le, quels proble`mes se posent encore aujourd'hui
et quelles actions e´ventuelles devrez-vous encore entre-
prendre ?
Mme Magda Aelvoet, ministre : Madame la pre´sidente,
chers colle`gues, je voudrais tout d'abord vous faire
remarquer que ce n'est pas moi qui ai dit qu'il n'y avait
aucun risque de contamination, mais bien un comite´
d'experts re´unis a` ma demande dans le cadre des
travaux du Conseil supe´rieur d'hygie`ne. De fait, en tant
que ministre responsable, je me sentais fortement pre´oc-
cupe´e par cette affaire.
Relativement au nombre exact de personnes concerne´es
par ce dossier du Cidex, comme j'ai de´ja` pu le de´clarer a`
plusieurs reprises ici ou au Se´nat, le chiffre de 25 000
n'est pas correct. En re´alite´, on oscille entre 40 000 et
50 000 personnes. De me^me, il ne s'agit pas de 74, mais
bien de 81 centres hospitaliers en cause dans ce dos-
sier - la diffe´rence s'expliquant par le fait que certains
ho^pitaux posse`dent plusieurs sites et que la firme John-
son & Johnson n'avait de contacts qu'avec un seul sie`ge
pour chacun d'entre eux.
En principe, tous les ho^pitaux devaient avoir effectue´ les
premie`res analyses pour le 30 juin. En outre, ils se sont
engage´s a` nous faire parvenir toutes les donne´es pour le
20 juillet. Ainsi, une bonne partie de ces dernie`res - mais
pas leur inte´gralite´ - sont de´ja` en notre possession. Je
m'engage par ailleurs a` vous faire parvenir a` domicile les
de´tails de ces re´sultats, si vous le souhaitez.
D'autre part, il me semble indispensable de tenir l'ensem-
ble des citoyens au courant des suites de ce dossier. En
effet, de nombreuses inquie´tudes sont ne´es au sein de la
population. Ainsi ai-je rec¸u re´cemment, pendant plus de
trois heures, les repre´sentants d'une petite association
cre´e´e en re´action a` ce scandale. Le spectre des affaires
du sang contamine´ est bien la` et il faut donc rassurer
l'ensemble des citoyens. Aussi tiendrai-je, a` la fin du mois
de juillet, une confe´rence de presse pour communiquer
l'ensemble des re´sultats qui seront en ma possession a`
propos de ce dossier. De me^me, je les enverrai a` tous les
membres de la commission.
Par ailleurs, les montants que vous avez mentionne´s
sont tout a` fait exacts. Pour le de´tail, les frais adminis-
tratifs de l'ho^pital doivent e^tre exprime´s sous la
forme d'un montant forfaitaire par patient. Ces frais
18
HA 50
COM 268
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda
comprennent les courriers envoye´s aux patients et aux
me´decins traitants, les heures preste´es par les secre´ta-
riats, l'hygie`ne hospitalie`re et la pharmacie... Pour ces
frais administratifs, il est donc propose´ un montant for-
faitaire de 2 000 francs pour les 250 premiers patients;
1 850 francs a` partir du deux cent cinquante et unie`me
patient et 1 700 francs a` partir du cinq centie`me patient.
D'autre part, les frais directement supporte´s par les
patients - dont les frais de de´placement - sont e´galement
indemnise´s sous la forme d'un montant forfaitaire de
2 000 francs par patient.
D'apre`s la firme Johnson & Johnson qui a contacte´ les
diffe´rents ho^pitaux concerne´s, aucun de ces derniers ne
s'est plaint d'une insuffisance des sommes alloue´es.
A l'heure actuelle, nous pouvons effectivement conside´-
rer que cette affaire du Cidex se trouve sous contro^le. Le
lot de produits de´fectueux a e´te´ retire´ du marche´ - et ce,
a` partir du 4 avril. La firme Johnson & Johnson aurait
e´galement pris les mesures ne´cessaires afin d'e´viter
qu'une telle erreur ne puisse se reproduire a` l'avenir et a
ame´liore´ sa me´thodologie de contro^le des e´chantillons.
De fait, avant que l'affaire n'e´clate, elle e´tait passe´e -
avec l'autorisation de la fameuse
autorite´ notifie´e
- d'un
syste`me de contro^les journaliers a` un syste`me de contro^-
les hebdomadaires en raison de l'automatisation de toute
leur chai^ne de production. A la suite de l'incident, la firme
Johnson & Johnson a donc modifie´ a` nouveau son
syste`me de contro^le des e´chantillons.
Enfin, lors du dernier Conseil europe´en des ministres de
la Sante´ publique, la Belgique s'est vue fe´liciter par la
Commission europe´enne et par la Grande-Bretagne pour
avoir signale´ ce proble`me. Lors de la me^me re´union fut
e´galement accepte´e la proposition belge de revoir la
classification d'un certain nombre de dispositifs me´di-
caux, lesquels sont actuellement moins contro^le´s que les
me´dicaments. A titre d'exemple, le Cidex faisait partie de
la cate´gorie
me´dicaments
jusqu'en 1995, pour appar-
tenir depuis lors aux
dispositifs me´dicaux
.
Pour conclure, je puis vous de´clarer que la totalite´ des
interventions financie`res de la firme Johnson & Johnson
pour notre territoire s'e´le`vera a` pre`s d'un demi-milliard de
francs belges. A cet e´gard, l'on peut louer l'action des
autorite´s belges gra^ce a` laquelle la firme a reconnu sa
responsabilite´ et a accepte´ de l'assumer. Le gouverne-
ment n'a donc absolument pas voulu prote´ger la firme
Johnson & Johnson - contrairement aux fausses rumeurs
propage´es par certaines associations spontane´es cre´e´es
autour de ce dossier.
Mme Colette Burgeon (PS) : Madame la pre´sidente, je
remercie la ministre pour sa re´ponse qui a permis de
pre´ciser les diffe´rentes donne´es chiffre´es. Par ailleurs,
j'appre´cie la proposition de madame la ministre de nous
faire parvenir par courrier l'ensemble des re´sultats; de
fait, nous ne nous verrons plus pendant quelques semai-
nes. Enfin, il est e´vident qu'il est e´galement de l'inte´re^t -
financier - de la firme Johnson & Johnson de prendre
toutes les mesures ne´cessaires pour e´viter que pareil
incident ne se reproduise dans le futur.
Pour terminer, je tiens a` fe´liciter les autorite´s belges pour
leur promptitude a` re´agir sur ce dossier - promptitude
dont la Belgique n'avait malheureusement pas fait
preuve par le passe´ dans d'autres affaires tout aussi
de´licates. Ainsi avons-nous tire´ les lec¸ons du passe´.
Aussi, je fe´licite la ministre et l'ensemble du gouverne-
ment pour leur gestion de ce dossier.
Mme Magda Aelvoet, ministre : Je voudrais encore vous
signaler l'e´le´ment suivant. L'Institut de sante´ publique
(ISP) re´alise une e´tude e´pide´miologique afin d'e´valuer
les proce´dures mises en oeuvre par les ho^pitaux pour
faire face aux conse´quences de ce dossier. Voila` assu-
re´ment une garantie supple´mentaire pour les patients.
Mme Colette Burgeon (PS) : Je pense en effet que ce
type de de´marche permettra de rassurer la population.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Question orale de M. Yvan Mayeur a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement sur
l'e´ventuelle re´vision des
normes pour l'agre´ment des maisons de repos et de
soins
Mondelinge vraag van de heer Yvan Mayeur aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
de eventuele herziening van de
erkenningsnormen voor rust- en verzorgingstehui-
zen
(nr. 2371)
M. Yvan Mayeur (PS) : Madame la pre´sidente, j'ai de´ja`
interroge´ la ministre a` propos de cette proble´matique.
Ne´anmoins, si je reviens aujourd'hui encore sur cette
question, c'est parce qu'a` l'e´poque, Mme la ministre
m'avait re´pondu qu'elle interrogerait le Conseil national
des e´tablissements hospitaliers (CNEH) afin d'obtenir de
plus amples informations.
En fait, ma question porte spe´cifiquement, d'une part, sur
la norme architecturale applicable de`s 2005 dans les
maisons de repos et de soins, laquelle fera passer le
nombre de lits par chambre de 3 ou 4 - comme c'est le
cas aujourd'hui - a` 1 ou 2 maximum; et, d'autre part, sur
les normes relatives au cadre du personnel infirmier,
faisant passer celui-ci de`s octobre de cette anne´e de 3
pour 30 patients a` 5 pour 30 patients.
HA 50
COM 268
19
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Yvan Mayeur
Madame la ministre, vous avez - avec votre colle`gue, le
ministre des Affaires sociales - interroge´ le CNEH a` ce
sujet. Il me semble en outre qu'une concertation devait
e^tre organise´e avec les re´gions et communaute´s com-
pe´tentes pour les deux aspects des normes pre´vues
dans l'arre^te´ royal adopte´ le 24 juin 1999 et publie´ au
Moniteur belge en de´but de cette anne´e.
Certes, je sais que votre chef de cabinet a demande´ a` ce
que ma question soit retire´e ou qu'a` tout le moins, je
n'e´voque pas le proble`me des pensionnaires fugueurs
dans les e´tablissements de soins et de repos. Toutefois,
e´tant donne´ que vous avez fait un commentaire dans la
presse a` ce sujet, je me permets de refaire allusion a` ce
dossier et de faire le lien avec le proble`me de l'utilisation
de bracelets antifugue dans les maisons de repos.
A ce sujet, certains e´voquent cette mesure en de´clarant
qu'elle permet de supple´er au personnel qui leur man-
que. Tel est l'argument avance´. Toute la proble´matique
re´side donc dans ce recours a` l'e´lectronique pour rem-
placer le personnel.
Pour revenir au sujet qui nous occupe, nous sommes,
quant a` nous, favorables a` ces normes e´voque´es ci-
dessus. Ne´anmoins, force est de constater - assez
paradoxalement - une pe´nurie de personnel infirmier
compe´tent sur le marche´ du travail. Aussi, la situation
est-elle la suivante : d'un co^te´, nous voudrions mettre en
oeuvre des normes d'encadrement plus importantes et,
de l'autre, ces me^mes normes se trouvent inapplicables
dans la pratique en raison d'une carence en personnes
qualifie´es dans ce domaine.
Madame la ministre, vous avez donc interroge´ le CNEH
a` ce sujet en avril dernier. Etant maintenant arrive´s a` la
fin de la session parlementaire et ne pouvant plus nous
revoir avant le mois d'octobre - date a` laquelle les
normes relatives au personnel infirmier entreront en
vigueur -, je me permets de`s lors de vous interroger a`
propos de la re´ponse que le CNEH vous a donne´e. Et
pour finir, je serais heureux que vous me pre´cisiez si une
concertation a eu lieu avec vos colle`gues des re´gions et
communaute´s a` propos de ces mesures e´lectroniques de
contro^le des re´sidents dans les maisons de repos.
Mme Magda Aelvoet, ministre : Madame la pre´sidente,
chers colle`gues, il est exact qu'en concertation avec
M. Vandenbroucke, j'ai pose´, le 10 avril, au CNEH une
question relative au fonctionnement des maisons de
repos et de soins.
Entre-temps se sont re´unis deux groupes de travail au
sein de ce CNEH, lesquels ont e´labore´ une proposition
d'avis qui doit encore e^tre ente´rine´e, ce 13 juillet, par le
Bureau du CNEH. Ledit avis porte sur les points que
M. Mayeur a souligne´s.
En outre, j'ai de´ja` donne´ l'ordre de re´aliser toutes les
de´marches utiles sur le plan le´gal afin de modifier l'arre^te´
royal susmentionne´ dans le sens de ce qui est propose´
par le CNEH et de ce qui re´pond a` vos pre´occupations.
Relativement a` la concertation avec les re´gions et les
communaute´s, je dois tout de me^me attirer votre atten-
tion sur le fait qu'il a e´te´ de´cide´, lors de la confe´rence
interministe´rielle du 29 mars 2000, de cre´er un groupe de
travail entre les diffe´rents cabinets en vue d'actualiser le
protocole de 1997 en matie`re de politique des personnes
a^ge´es et d'examiner les nouvelles normes pour les
maisons de repos et de soins.
Ce groupe de travail intercabinets s'est re´uni le 17 mai et
le 21 juin 2000. Lors de la re´union du 21 juin, la
proble´matique des nouvelles normes MRS a e´te´ mise a`
l'ordre jour et ses membres ont pris connaissance de
l'avis du CNEH. La prochaine re´union de ce groupe de
travail intercabinets a lieu aujourd'hui me^me.
Par ailleurs, les mesures en matie`re de dispositifs e´lec-
troniques antifugue rele`vent de la compe´tence exclusive
des re´gions et des communaute´s. Je ne peux nullement
intervenir dans ce domaine. De`s lors, je suis tout a` fait
e´tonne´e d'apprendre par vous que j'aurais fait des de´-
clarations dans la presse a` ce propos, dans la mesure ou`
je n'ai contacte´ aucun journaliste.
M. Yvan Mayeur (PS) : Permettez-moi de citer l'article :
Magda Aelvoet, ministre fe´de´ral de la Sante´ publique :
'Il faut donner priorite´ a` l'humain. Les bracelets ne
devraient e^tre utilise´s que dans la mesure ou` aucun
membre du personnel ne peut assurer convenablement
la garde des personnes a^ge´es. Nous aurons certaine-
ment une discussion a` ce sujet tre`s biento^t.'
.
Mme Madga Aelvoet, ministre : Et bien, Mme Aelvoet
n'en savait rien ! Ne´anmoins, il arrive que la presse vous
fasse dire ce que vous n'avez jamais de´clare´.
M. Yvan Mayeur (PS) : Je vous crois, madame. Mais je
tenais tout de me^me a` vous le faire savoir et je vous
transmettrai une copie de cet article.
Mme Magda Aelvoet, ministre : Je vous en remercie et
je ne laisserai pas cette histoire sans suite.
M. Yvan Mayeur (PS) : Quoi qu'il en soit, madame
Aelvoet, je ne vous reproche rien et je suis me^me
d'accord avec la teneur des propos que l'on vous pre^te.
Simplement, je voulais savoir si les ministres compe´tents
des autres niveaux de pouvoir avaient e´te´ pre´venus de
ces proble´matiques, compte tenu des relations existant
entre le fe´de´ral et les deux communaute´s.
20
HA 50
COM 268
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mme Magda Aelvoet, ministre : Non, nous n'avons pas
eu de concertation avec eux. Toutefois, je partage pluto^t
votre avis. Mais honne^tement, je n'ai pas voulu faire de
de´claration, car c'est en contradiction avec les compe´-
tences qui sont de mon ressort.
M. Yvan Mayeur (PS) : C'est inte´ressant ce que vous
dites la`.
Mme Magda Aelvoet, ministre : De fait, l'on n'accepte
pas dans notre syste`me qu'un ministre se prononce sur
un e´le´ment qui ne rentre pas dans le cadre de ses
compe´tences et qui, de surcroi^t, rele`ve d'un autre niveau
de pouvoir.
M. Yvan Mayeur (PS) : Lorsque vous aurez la re´ponse
du CNEH, en informerez-vous les diffe´rents e´tablisse-
ments ?
Mme Magda Aelvoet, ministre : Bien su^r.
M. Yvan Mayeur (PS) : Et le nouvel arre^te´ sera-t-il donc
publie´ avant le 1er octobre ?
Mme Magda Aelvoet, ministre : J'en ai bien l'intention.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Question orale de M. Jean-Marc Delize´e a` la ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement sur
l'absence d'aide
me´dicale urgente sur le site des Lacs de l'Eau
d'Heure et les difficulte´s de financement de celle-ci
dans l'Entre-Sambre-et-Meuse
Mondelinge vraag van de heer Jean-Marc Delize´e aan
de minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu over
het gebrek aan dringende
medische hulpverlening aan het meer van l'Eau
d'Heure en de moeilijkheden om dergelijke hulp te
financieren in de streek tussen Samber en Maas
(nr. 2368)
M. Jean-Marc Delize´e (PS) : Madame la pre´sidente,
madame la ministre, chers colle`gues, j'ai de´ja` eu l'occa-
sion d'interroger la ministre sur le proble`me de l'aide
me´dicale urgente dans l'Entre-Sambre-et-Meuse il y a
quelques
mois.
Aussi,
je
souhaiterais
e´voquer
aujourd'hui une situation tre`s pre´cise, a` savoir la proble´-
matique de l'aide me´dicale urgente dans le site touristi-
que des Lacs de l'Eau d'Heure.
Je me permettrai de rappeler brie`vement l'historique de
ce proble`me. A la suite de plusieurs accidents tragiques
survenus dans cette zone il y a quelques anne´es, les
autorite´s avaient mis en place, en 1991, une coordination
en vue d'optimaliser la se´curite´ sur ce site destine´ a` un
de´veloppement touristique important.
Lors d'une re´union tenue en mai 1991 a` la police
ge´ne´rale du Royaume, un plan de secours me´dical avait
e´te´ approuve´. Ainsi e´tait-il convenu que l'organisation et
la gestion du dispositif de secours seraient confie´es, pour
cinq ans, a` une ASBL de´nomme´e
le SAMU des Fa-
gnes
, laquelle de´pend du Centre de sante´ des Fagnes
situe´ a` Chimay.
Le dispositif de se´curite´ alors mis en place e´tait com-
pose´, d'une part, d'une e´quipe me´dicale comprenant un
infirmier urgentiste, trois ambulanciers et une ambulance
e´quipe´e pour la re´animation me´dicale, et, d'autre part, de
plusieurs e´quipes de protection civile qui assuraient la
se´curite´ sur les plans d'eau.
Ce dispositif, qui n'e´tait pre´sent que durant les week-
ends de juillet et d'aou^t et durant les autres pe´riodes de
forte affluence, se voulait a` l'e´poque constituer une
re´ponse urgente a` une ne´cessite´ imme´diate; mais il
semblait de`s l'origine largement insuffisant, au vu de la
fre´quentation de ce site et des activite´s qui y sont
de´veloppe´es.
Un bilan sanitaire sur le site des barrages de l'Eau
d'Heure a e´te´ effectue´ pour les anne´es 1992 a` 1998. Et
il a e´te´ clairement de´montre´ que, sur les quelques 450
interventions, deux jeunes adultes doivent re´ellement la
vie a` l'organisation d'actions de pre´vention mises en
place gra^ce a` l'e´troite la collaboration entre l'AGLEH
(Association de gestion des Lacs de l'Eau d'Heure), le
Samu des Fagnes et la protection civile.
Malgre´ tout cela, par manque de volonte´ politique, le
dispositif s'est effiloche´ au fil du temps, au lieu de se
renforcer. Ainsi, en 1994, le ministre de l'Inte´rieur
libe´ra-t-il son de´partement, par tranche de 20% sur 5
ans, de la prise en charge des prestations des agents de
la protection civile pre´sents sur le site des Lacs de l'Eau
d'Heure - y entrai^nant, par la` me^me, la disparition
progressive de la protection civile, dont la suppression
totale a e´te´ confirme´e en 1996.
Cette anne´e, malgre´ les efforts de l'Association de ges-
tion qui, pour remplacer dans une certaine mesure lesdits
agents de la protection civile, a engage´ des travailleurs
dans le cadre du programme de transition profession-
nelle, le Samu des Fagnes et son responsable me´dical
ont remis leurs de´missions. Il faut probablement y voir la
conse´quence d'une re´flexion sur la de´gradation du dis-
positif de se´curite´ sur le site des Lacs de l'Eau d'Heure,
de´gradation re´sultant d'un manque de moyens et de
volonte´ politique.
Plusieurs demandes de re´unions d'e´valuation ont e´te´
formule´es; mais a` ce jour, aucune n'a eu lieu et aucune
de´cision ne permet d'assurer la cre´dibilite´ d'un dispositif
minimum de se´curite´.
HA 50
COM 268
21
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Marc Delize´e
De`s lors, l'Association de gestion des Lacs de l'Eau
d'Heure se retrouve aujourd'hui confronte´e a` un dispositif
de se´curite´ sanitaire insuffisant, avec des travailleurs qui
ne peuvent au de´part pas se pre´valoir d'une formation
spe´cifique, et dans une zone qui n'est pas couverte par
un SMUR. Madame la ministre, comme les images
frappent parfois mieux les esprits que les longs discours,
j'ai mis a` votre disposition une carte qui indique toute la
zone e´voque´e qui se trouve en dehors d'une intervention
relativement rapide des services d'urgence spe´cialise´s.
Dans l'actualite´, des accidents graves - voire mortels - se
produisent malheureusement re´gulie`rement dans cette
re´gion, me^me si les statistiques indiquent une re´gression
des accidents mortels.
Ainsi, madame la ministre, je voudrais vous demander
quelles initiatives vous comptez prendre, d'une part, pour
e´valuer avec les acteurs locaux les besoins de se´curite´
sanitaire sur ce site des Lacs de l'Eau d'Heure et, d'autre
part, pour reme´dier a` ce proble`me durant cette saison
touristique. Enfin, de manie`re plus ge´ne´rale, je serais
heureux que vous puissiez me pre´ciser l'e´tat d'avance-
ment de la re´forme des normes d'agre´ment et de finan-
cement des SMUR et des SUS et me faire connai^tre la
re´ponse spe´cifique que vous avez l'intention d'apporter,
avec votre colle`gue des Affaires sociales, a` la situation
particulie`re de l'Entre-Sambre-et-Meuse.
Mme Magda Aelvoet, ministre : Madame la pre´sidente,
chers colle`gues, la proble´matique qui se pose dans la
re´gion des Lacs de l'Eau d'Heure n'a e´te´ signale´e que
tout re´cemment a` mon administration. Les inspecteurs
de l'Hygie`ne sont charge´s d'analyser ce dossier. A mon
sens, il importe d'examiner les raisons qui ont conduit les
services de la protection civile a` supprimer un dispositif
efficace. Mais, pour ma part, je ne suis pas responsable
de la protection civile, laquelle rele`ve du ministre de
l'Inte´rieur.
Par ailleurs, il faut e´galement se demander dans quelle
mesure l'organisateur d'un e´ve´nement a` risque - ce qui
est vraisemblablement le cas ici - doit e^tre tenu respon-
sable de la prise en charge des mesures de se´curite´ que
ce risque exige. Par exemple, ce sont les organisateurs
de l'Euro 2000 - et non les moyens fe´de´raux - qui ont du^
supporter les frais lie´s au dispositif mis en place a`
l'occasion de cette manifestation. En principe, dans
l'organisation d'un e´ve´nement comportant des risques,
ce sont les autorite´s locales - en l'occurrence le bourg-
mestre - qui sont compe´tentes pour en autoriser la tenue
sur leur territoire. Aussi le bourgmestre peut-il imposer
des conditions de se´curite´ aux organisateurs d'un e´ve´-
nement, lesquels en retirent les be´ne´fices e´conomiques.
En l'espe`ce, il appartient, en principe, aux personnes qui
tirent profit de l'acce`s aux Lacs de l'Eau d'Heure d'inter-
venir dans le financement des mesures de se´curite´
spe´cifiques.
En outre, s'il est fait appel, pour l'aide me´dicale urgente,
au nume´ro te´le´phonique 100, les autorite´s locales doi-
vent se concerter avec les inspecteurs provinciaux de
l'Hygie`ne, afin de ve´rifier si cette aide me´dicale peut e^tre
dispense´e dans le cadre de cet e´ve´nement pre´cis selon
les parame`tres habituels de qualite´. Au besoin, l'inspec-
teur de l'Hygie`ne conseillera de prendre des mesures
supple´mentaires en vue de pouvoir respecter le standard
de qualite´.
Le cou^t de ces mesures est a` charge de l'exploitant.
Ne´anmoins, les autorite´s locales compe´tentes de´cident
in fine si l'on tient compte ou non de l'avis d'un inspecteur
de l'Hygie`ne. Si les autorite´s pre´fe`rent e´viter toute aug-
mentation du cou^t et n'exigent aucune mesure supple´-
mentaire, elles supportent e´galement l'entie`re responsa-
bilite´ de la situation ainsi cre´e´e.
Concre`tement, dans le cas de l'Eau d'Heure, l'inspecteur
provincial de l'Hygie`ne a ainsi e´te´ charge´ d'examiner ce
dossier tout re´cemment. En attendant les conclusions de
cet examen, des solutions provisoires peuvent difficile-
ment e^tre adopte´es, au risque d'en faire un pre´ce´dent. Il
est relativement irre´aliste et budge´tairement impossible
d'imaginer pour cette pe´riode de vacances de financer et
de placer en stand-by un dispositif me´dical dans chaque
plaine de jeux de Belgique.
Bien su^r, je compte clarifier les compe´tences et les
responsabilite´s respectives quant a` l'analyse, a` l'organi-
sation et au financement des mesures de se´curite´ me´di-
cale qui doivent accompagner un risque me´dical poten-
tiel. Je pense particulie`rement ici a` l'obligation de
de´clarer les e´ve´nements - laquelle avait de´ja` e´te´ ins-
taure´e par l'ex-secre´taire d'Etat M. Peeters, mais n'avait
malheureusement pas e´te´ applique´e. En outre, il y aurait
lieu d'analyser de manie`re syste´matique le lien entre
manifestation
et
risque
, ainsi que les dispositifs me´-
dicaux standard en fonction des risques.
Relativement a` la reconnaissance de la fonction spe´cia-
lise´e en soins d'urgence, les communaute´s ont commu-
nique´ leurs agre´ments, lesquels sont de´ja` parus au
Moniteur belge - y compris un erratum. Ne´anmoins, pour
les agre´ments des services SMUR, je vous renverrais a`
la re´ponse que j'ai donne´e a` M. Vandeurzen il y a une ou
deux semaines, a` l'occasion de laquelle j'avais pre´cise´
qu'il appartiendra, a` partir de septembre ou d'octobre
2000, aux commissions provinciales pour l'aide me´dicale
d'urgence de formuler les avis en matie`re d'agre´ment
des services SMUR et d'accords de coope´ration entre
ces derniers. Sur la base des avis rendus par lesdites
commissions provinciales, je pourrai alors proce´der le
plus rapidement possible aux agre´ments.
Entre-temps, les modifications a` la le´gislation dont il est
question ici ont e´te´ propose´es et transmises, le 20 juin,
aux confe´de´rations des ho^pitaux. J'attends encore
22
HA 50
COM 268
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
certaines re´ponses. En fonction de celles-ci, nous pour-
rons de´terminer si les modifications doivent e^tre, a` leur
tour, transmises dans leur forme actuelle au Conseil
national des e´tablissements hospitaliers.
Monsieur Delize´e, j'espe`re avoir pu re´pondre a` vos
pre´occupations, tout en sachant que je ne vous ai pas
apaise´ comple`tement.
M. Jean-Marc Delize´e (PS) : Madame la pre´sidente, je
remercie la ministre pour ses re´ponses. Au-dela` de la
carte que j'ai mise a` votre disposition, j'espe`re que vous
viendrez de´couvrir par vous-me^me ce site des Lacs de
l'Eau d'Heure, que vous semblez du reste ne pas bien
connai^tre. Ce n'est pas un reproche, mais bien une
invitation.
En outre, l'on ne peut pas a` proprement parler qualifier le
site des Lacs de l'Eau d'Heure
d'e´ve´nements ou d'acti-
vite´s a` risque
. Et l'on ne peut assure´ment pas comparer
les activite´s organise´es sur ce site avec une manifesta-
tion telle que l'Euro 2000 ! Il s'agit d'un site qui est ouvert
toute l'anne´e et qui connai^t un succe`s certain durant la
pe´riode estivale et pendant les autres vacances et les
week-ends. Les visiteurs doivent s'y compter en quel-
ques centaines de milliers par saison. De cet afflux de
personnes de´coulent ine´vitablement des proble`mes de
se´curite´, des accidents de circulation et autres.
Certes, je suis bien conscient du fait que la protection
civile ne rele`ve pas de votre compe´tence. Ne´anmoins,
votre de´partement me semble en partie concerne´ par ce
dossier.
En sus, c'est tout le proble`me du financement de l'aide
me´dicale urgente dans cette re´gion particulie`re de
l'Entre-Sambre-et-Meuse qui se profile en arrie`re-fond,
ainsi que celui du de´ficit chronique de ce Centre de sante´
des Fagnes. Le re´sultat en est que, faute de moyens, ce
dernier n'est plus pre´sent sur le site des Lacs de l'Eau
d'Heure.
Aussi, madame la ministre, la question plus ge´ne´rale qui
vous concerne directement re´side dans l'e´volution de la
re´forme des agre´ments et du financement des SMUR et
des SUS.
De toute fac¸on, nous sommes confronte´s ici a` une re´gion
a` faible densite´ de population, ne disposant que d'un petit
ho^pital qui est de´ja` en de´rogation avec 120 lits et
connaissant un proble`me structurel de financement.
C'est sur ce dernier proble`me que porte en fin de compte
mon interrogation principale.
De`s lors, a` la rentre´e, j'e´voquerai probablement a` nou-
veau cette question, pour voir comment elle aura e´volue´
entre-temps. Le de´ficit s'aggravant l'anne´e dernie`re et
cette anne´e, la situation en devient de plus en plus
intenable. Aussi, madame la ministre, j'espe`re que des
initiatives seront entreprises a` votre niveau et en colla-
boration avec votre colle`gue des Affaires sociales, afin de
rencontrer ce proble`me structurel de financement de
l'aide me´dicale urgente dans cette re´gion des Lacs de
l'Eau d'Heure.
Mme Magda Aelvoet, ministre : Relativement au pro-
ble`me structurel, comme j'ai pu l'expliquer pre´ce´dem-
ment, une augmentation des fonctions SMUR est pre´vue.
Et concernant la province du Hainaut, j'avais fourni tous
les de´tails a` M. Denis. En conse´quence, un meilleur
remboursement des frais occasionne´s dans le cadre des
activite´s d'un SMUR sera assure´. On passera ainsi d'un
montant actuel de 2,5 millions de francs a` 8,5 millions de
francs par fonction SMUR.
En outre, le syste`me de conventions dans lequel 32
fonctions SMUR avaient e´te´ initialement agre´e´es se
trouve actuellement de´passe´, en raison de l'augmenta-
tion du nombre de ces dernie`res a` plus de 60 - augmen-
tation ayant des re´percussions sur toutes les provinces.
Les commissions provinciales assumeront, quant a` elles,
la responsabilite´ d'ope´rer les de´limitations ne´cessaires.
Relativement a` la responsabilite´ dans le cadre des
activite´s, j'attends le rapport du docteur inspecteur de
sante´ pour le Hainaut.
M. Jean-Marc Delize´e (PS) : Madame la pre´sidente, je
remercie la ministre pour ses pre´cisions. Nous verrons si
les modifications a` venir permettront de rencontrer par-
tiellement ou totalement les proble`mes de cette re´gion.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
- La re´union publique de commission est leve´e a` 16.55
heures.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten om
16.55 uur.
HA 50
COM 268
23
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000