B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR HET
B
EDRIJFSLEVEN
,
HET
W
ETENSCHAPSBELEID
,
HET
O
NDERWIJS
,
DE
N
ATIONALE WETENSCHAPPELIJKE
EN CULTURELE INSTELLINGEN
,
DE
M
IDDENSTAND
EN DE
L
ANDBOUW
COMMISSION DE L
'E
CONOMIE
,
DE LA
P
OLITIQUE SCIENTIFIQUE
,
DE L
'E
DUCATION
,
DES
I
NSTITUTIONS SCIENTIFIQUES
ET CULTURELLES NATIONALES
,
DES
C
LASSES MOYENNES
ET DE L
'A
GRICULTURE
VAN
DU
12-07-2000
12-07-2000
HA 50
COM 262
HA 50
COM 262
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 262
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Woensdag 12 juli 2000
COMMISSIE
VOOR
HET
BEDRIJFSLEVEN,
HET
WETENSCHAPSBELEID,
HET
ONDERWIJS,
DE
NATIONALE WETENSCHAPPELIJKE EN CULTURELE
INSTELLINGEN,
DE
MIDDENSTAND
EN
DE
LANDBOUW - COM 262
Samengevoegde interpellaties van :
- de heer Claude Eerdekens tot de staatssecretaris voor
Energie en Duurzame Ontwikkeling over
de liberalisatie
van de elektriciteitssector
(nr. 462)
- mevrouw Simonne Creyf tot de staatssecretaris voor
Energie en Duurzame Ontwikkeling over
de liberalisering
van de elektriciteitsmarkt
(nr. 468)
5
- sprekers : Claude Eerdekens, voorzitter van de PS-
fractie, Simonne Creyf, Olivier Deleuze, staatssecre-
taris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling
- motie
13
Mondelinge vraag van de heer Daan Schalck aan de
staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling
over
de verhoogde voorlopige aanrekeningen vanwege
Electrabel aan de particuliere klanten
(nr. 2309)
13
- sprekers : Daan Schalck, Olivier Deleuze, staatsse-
cretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling
Mondelinge vraag van mevrouw Simonne Creyf aan de
staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling
over
de stijging van de gasfactuur
(nr. 2363)
15
- sprekers : Simonne Creyf, Olivier Deleuze, staatsse-
cretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling
Mondelinge vraag van de heer Georges Lenssen aan de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek,
belast met het Grootstedenbeleid, over
de stand van
zaken bij het opsporen van niet-verzekerde auto's
(nr. 2311)
17
- sprekers : Georges Lenssen, Charles Picque´, minis-
ter van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek,
belast met het Grootstedenbeleid
Mondelinge vraag van de heer Charles Michel aan de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek,
belast met het Grootstedenbeleid, over
de collectieve
schuldenrekening
(nr. 2040)
18
- sprekers : Charles Michel, Charles Picque´, minister
van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, belast
met het Grootstedenbeleid
Mondelinge vraag van de heer Charles Michel aan de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek,
belast met het Grootstedenbeleid, over
disfuncties in de
schoot van de Controledienst voor de Verzekeringen
(nr. 2073)
18
- sprekers : Charles Michel, Charles Picque´, minister
van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, belast
met het Grootstedenbeleid
Sommaire
Mercredi 12 juillet 2000
COMMISSION DE L'E
´ CONOMIE, DE LA POLITIQUE
SCIENTIFIQUE, DE L'E
´ DUCATION, DES INSTITUTIONS
SCIENTIFIQUES
ET
CULTURELLES
NATIONALES,
DES CLASSES MOYENNES ET DE L'AGRICULTURE
COM 262
Interpellations jointes de :
- M. Claude Eerdekens au secre´taire d'Etat a` l'Energie et
au De´veloppement durable sur
la libe´ralisation du sec-
teur de l'e´lectricite´
(n° 462)
- Mme Simonne Creyf au secre´taire d'Etat a` l'Energie et
au De´veloppement durable sur
la libe´ralisation du
marche´ de l'e´lectricite´
(n° 468)
5
- orateurs : Claude Eerdekens, pre´sident du groupe
PS, Simonne Creyf, Olivier Deleuze, secre´taire d'Etat
a` l'Energie et au De´veloppement durable
- motion
13
Question orale de M. Daan Schalck au secre´taire d'Etat a`
l'Energie et au De´veloppement durable sur
la majoration
des imputations provisoires de la part d'Electrabel a`
charge des clients particuliers
(n° 2309)
13
- orateurs : Daan Schalck, Olivier Deleuze, secre´taire
d'Etat a` l'Energie et au De´veloppement durable
Question orale de Mme Simonne Creyf au secre´taire
d'Etat a` l'Energie et au De´veloppement durable sur
l'augmentation de la facture de gaz
(n° 2363)
15
- orateurs : Simonne Creyf, Olivier Deleuze, secre´taire
d'Etat a` l'Energie et au De´veloppement durable
Question orale de M. Georges Lenssen au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique, charge´ de la
Politique des grandes villes, sur
la situation en matie`re de
repe´rage des voitures non assure´es
(n° 2311)
17
- orateurs : Georges Lenssen, Charles Picque´, mini-
stre de l'Economie et de la Recherche scientifique,
charge´ de la Politique des grandes villes
Question orale de M. Charles Michel au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique, charge´ de la
Politique des grandes villes, sur
le re`glement collectif de
dettes
(n° 2040)
18
- orateurs : Charles Michel, Charles Picque´, ministre
de l'Economie et de la Recherche scientifique, charge´
de la Politique des grandes villes
Question orale de M. Charles Michel au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique, charge´ de la
Politique des grandes villes, sur
des dysfonctionnements
au sein de l'Office de contro^le des assurances (OCA)
(n° 2073)
18
- orateurs : Charles Michel, Charles Picque´, ministre
de l'Economie et de la Recherche scientifique, charge´
de la Politique des grandes villes
HA 50
COM 262
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Samengevoegde mondelinge vragen van de heer Karel
Van Hoorebeke en mevrouw Simonne Creyf aan de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek,
belast met het Grootstedenbeleid, over
de vernietiging
van de benoeming van de voorzitter van de Raad voor de
Mededinging
(nrs. 2361 en 2364)
19
- sprekers : Karel Van Hoorebeke, Simonne Creyf,
Charles Picque´, minister van Economie en Weten-
schappelijk Onderzoek, belast met het Grootsteden-
beleid
Mondelinge vraag van de heer Roger Bouteca aan de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek,
belast met het Grootstedenbeleid, over
de bezoldiging bij
het Algemeen Rijksarchief
(nr. 2327)
22
- sprekers : Roger Bouteca, Charles Picque´, minister
van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, belast
met het Grootstedenbeleid
Mondelinge vraag van mevrouw Frieda Brepoels aan de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek,
belast met het Grootstedenbeleid, over
reclame voor
kinderfeesten
(nr. 2336)
23
- sprekers : Frieda Brepoels, voorzitter van de VU&ID-
fractie, Charles Picque´, minister van Economie en
Wetenschappelijk Onderzoek, belast met het Grootste-
denbeleid
Mondelinge vraag van mevrouw Frieda Brepoels aan de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek,
belast met het Grootstedenbeleid, over
de Europese
Richtlijn 98/44 ter bescherming van biotechnologische
uitvindingen
(nr. 2352)
25
- sprekers : Frieda Brepoels, voorzitter van de VU&ID-
fractie, Charles Picque´, minister van Economie en
Wetenschappelijk Onderzoek, belast met het Grootste-
denbeleid
Mondelinge vraag van de heer Richard Fournaux aan de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek,
belast met het Grootstedenbeleid, over
de toepasbaar-
heid en de uitvoering van de wet van 12 maart 2000 tot
beteugeling van bepaalde vormen van bedrog met kilome-
terstand van voertuigen
(nr. 2312)
27
- sprekers : Richard Fournaux, Charles Picque´, mi-
nister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek,
belast met het Grootstedenbeleid
Questions orales jointes de M. Karel Van Hoorebeke et
Mme Simonne Creyf au ministre de l'Economie et de la
Recherche scientifique, charge´ de la Politique des gran-
des villes, sur
l'annulation de la nomination du pre´sident
du Conseil de la concurrence
(n
os
2361 et 2364)
19
- orateurs : Karel Van Hoorebeke, Simonne Creyf,
Charles Picque´, ministre de l'Economie et de la Re-
cherche scientifique, charge´ de la Politique des grandes
villes
Question orale de M. Roger Bouteca au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique, charge´ de la
Politique des grandes villes, sur
les salaires aux Archives
ge´ne´rales du Royaume
(n° 2327)
22
- orateurs : Roger Bouteca, Charles Picque´, ministre
de l'Economie et de la Recherche scientifique, charge´
de la Politique des grandes villes
Question orale de Mme Frieda Brepoels au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique, charge´ de la
Politique des grandes villes, sur
la publicite´ relative aux
fe^tes enfantines
(n° 2336)
23
- orateurs : Frieda Brepoels, pre´sidente du groupe
VU&ID, Charles Picque´, ministre de l'Economie et de
la Recherche scientifique, charge´ de la Politique des
grandes villes
Question orale de Mme Frieda Brepoels au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique, charge´ de la
Politique des grandes villes, sur
la Directive europe´enne
n° 98/44 prote´geant les de´couvertes biotechnologiques
(n° 2352)
25
- orateurs : Frieda Brepoels, pre´sidente du groupe
VU&ID, Charles Picque´, ministre de l'Economie et de
la Recherche scientifique, charge´ de la Politique des
grandes villes
Question orale de M. Richard Fournaux au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique, charge´ de la
Politique des grandes villes, sur
l'applicabilite´ et
l'exe´cution de la loi du 12 mars 2000 re´primant certaines
fraudes au kilome´trage des ve´hicules
(n° 2312)
27
- orateurs : Richard Fournaux, Charles Picque´, mini-
stre de l'Economie et de la Recherche scientifique,
charge´
de
la
Politique
des
grandes
villes
4
HA 50
COM 262
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE L'E´CONOMIE,
DE LA POLITIQUE SCIENTIFIQUE,
DE L'E´DUCATION,
DES INSTITUTIONS SCIENTIFIQUES
ET CULTURELLES NATIONALES,
DES CLASSES MOYENNES ET DE L'AGRICULTURE
COMMISSIE VOOR HET BEDRIJFSLEVEN,
HET WETENSCHAPSBELEID,
HET ONDERWIJS,
DE NATIONALE WETENSCHAPPELIJKE
EN CULTURELE INSTELLINGEN,
DE MIDDENSTAND EN DE LANDBOUW
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MERCREDI 12 JUILLET 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
WOENSDAG 12 JULI 2000
De vergadering wordt geopend om 10.07 uur door de
heer Jos Ansoms, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 10.07 heures par M. Jos
Ansoms
, pre´sident.
Interpellations jointes de :
- M. Claude Eerdekens au secre´taire d'Etat a` l'Ener-
gie et au De´veloppement durable sur
la libe´ralisa-
tion du secteur de l'e´lectricite´
(n° 462)b>
- Mme Simonne Creyf au secre´taire d'Etat a` l'Energie
et au De´veloppement durable sur
la libe´ralisation du
marche´ de l'e´lectricite´
(n° 468)b>
Samengevoegde interpellaties van :
- de heer Claude Eerdekens tot de staatssecretaris
voor Energie en Duurzame Ontwikkeling over
de
liberalisatie van de elektriciteitssector
(nr. 462)
- mevrouw Simonne Creyf tot de staatssecretaris
voor Energie en Duurzame Ontwikkeling over
de
liberalisering van de elektriciteitsmarkt
(nr. 468)
M. Claude Eerdekens (PS) : Monsieur le pre´sident,
monsieur le secre´taire d'Etat, chers colle`gues, la libe´ra-
lisation du secteur de l'e´lectricite´ est une de´cision de
l'Europe, qui s'impose aux Etats membres par voie de
directives. C'est ainsi que le 29 avril 1999, sous la
pre´ce´dente le´gislature, a e´te´ adopte´e la loi organisant ce
marche´ de l'e´lectricite´ en Belgique. Une loi identique a
d'ailleurs e´te´ adopte´e pour le gaz.
Il appartient maintenant d'appliquer cette le´gislation; cela
doit se faire en collaboration avec les Re´gions qui sont
elles aussi concerne´es vu que cela rele`ve de leur
compe´tence. Un de´cret est en pre´paration au niveau de
la Re´gion wallonne; la Re´gion flamande comme la
Re´gion bruxelloise doivent se pencher sur la question.
En re´alite´, l'inquie´tude est grande chez les municipalis-
tes. En effet, le secteur de la distribution d'e´lectricite´
assure a` l'ensemble des communes belges des revenus
appre´ciables de l'ordre de 22 milliards par an. De`s lors
que la libe´ralisation du marche´ de l'e´lectricite´ devrait
aboutir a` un tassement ou a` une disparition de ces
revenus, il va de soi que la situation de l'ensemble des
communes belges serait dramatique sur le plan financier.
Il a e´te´ fait e´tat de toute une se´rie de suggestions. Il a e´te´
question d'incorporer a` l'avenir les communes dans la
gestion du re´seau de transport, ce qui permettrait de
compenser les pertes. Je ne suis pas du tout convaincu
que cette solution soit la bonne : pour l'achat du re´seau
de transport, les communes devraient de´bourser des
sommes e´normes. Dans
L'Echo
d'il y a deux jours, j'ai
lu qu'en Flandre, on envisageait un rachat a` raison de
70 milliards.
La formule est peut-e^tre efficace pour cre´er de futures
recettes, mais elle ne´cessite un financement imme´diat
des inte´re^ts et charges de capital de cet investissement.
D'autre part, nous ne sommes nullement assure´s qu'il
sera possible de re´cupe´rer tout ou partie des pertes
enregistre´es par la gestion du re´seau de transport. En
effet, sans nul doute, a` un moment donne´, il sera
conside´re´ qu'il ne peut subsister de situation monopolis-
tique dans le cadre du re´seau de transport et qu'on ne
peut pratiquer des prix abusifs.
Finalement, quel est le but de la directive europe´enne ?
C'est de faire en sorte que la concurrence puisse jouer et
que le consommateur final quel qu'il soit, prive´ ou indus-
HA 50
COM 262
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Claude Eerdekens
triel, puisse obtenir le meilleur prix. On peut comprendre
l'objectif de la directive dans un syste`me d'e´conomie
libre; je ne le conteste pas. Cela dit, les communes
disposaient depuis 1925 d'un monopole pour la distribu-
tion et c'est ce monopole, par l'existence du dividende
immate´riel, qui leur accordait ces dividendes annuels
appre´ciables pour les budgets communaux, de 22 mil-
liards par an.
Mes questions sont les suivantes : l'implication des com-
munes dans la gestion du re´seau de transport est-elle
vraiment une solution ? A-t-on effectue´ des projections,
des e´tudes a` ce sujet ? Quels en sont les re´sultats ? Ne
risque-t-on pas de voir cette gestion devenir un miroir aux
alouettes dans la mesure ou` la commission de re´gulation
de l'e´lectricite´ et du gaz surveillera la tarification, mais
que nous ne pourrons pas compenser les pertes enre-
gistre´es ?
Deuxie`me type de questions. La task force qui devait
re´unir les repre´sentants des re´gions, des communes et
des autorite´s fe´de´rales a-t-elle e´te´ mise sur pied ?
Il semblerait que ce soit le 5 avril qu'ait e´te´ prise la
de´cision de la re´unir. De`s lors, je me demande ou` l'on en
est a` l'heure actuelle a` ce propos.
Enfin, dans l'hypothe`se ou` les communes y perdraient
e´norme´ment, j'aimerais savoir si le gouvernement en-
tend adopter, en accord avec les re´gions, des mesures
de compensation afin d'e´viter que la libe´ralisation n'en-
gendre en fin de compte une situation ou` ce que l'on
octroierait d'un co^te´ - c'est-a`-dire, en l'espe`ce, des
re´ductions de tarif au consommateur final - soit ipso facto
contrebalance´ par une hausse colossale des impo^ts
locaux.
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de staatssecretaris, collega's, wij hebben hier
reeds vaak gesproken over de liberalisering van de
elektriciteitsmarkt. Zoals men weet, dateert de wet van
29 april 1999. Het gaat over de omzetting van een
Europese richtlijn die door de lidstaten moest worden
omgezet vo´o´r 19 februari 1999. Belgie¨ heeft e´e´n jaar
uitstel gekregen. Aanvankelijk was dit niet noodzakelijk,
maar met dit bijkomende uitstel had men de richtlijn toch
moeten kunnen omzetten vo´o´r 19 februari 2000.
De wet kan echter niet van kracht worden zonder een
aantal uitvoeringsbesluiten. Deze besluiten zijn er dus
niet en daarom is Belgie¨ niet in orde met de Europese
richtlijn. Het netbeheer is de kern van het hele
liberaliseringsdebat. De artikelen 8 tot 14 van de
elektriciteitswet bepalen het reglementair kader voor het
beheer van het transmissienet. Op 5 april 2000 besliste
de Ministerraad een voorlopige netwerkbeheerder aan te
wijzen voor een overgangsperiode van twee jaar. De
staatssecretaris voor Energie moest vo´o´r 30 april 2000
een voorstel uitwerken. De regering besliste ook dat de
staatssecretaris aan de CREG moest vragen de modali-
teiten van de evaluatie van de waarde van het transport-
net te onderzoeken, de transporttarieven voor elektriciteit
goed te keuren en een advies te formuleren inzake de
optie om het net te leasen. In haar advies van 18 mei
2000, over de waarde van de inbreng van het
transmissienet en de transmissieactiviteiten in de vorm
van een tak van werkzaamheid, heeft de CREG aanbe-
volen een college van bedrijfsrevisoren aan te wijzen.
Het netbeheer is de kern van de liberalisering. Kan de
staatssecretaris ons de stand van zaken meedelen met
betrekking tot de uitvoering van de artikelen 8 tot 14 van
de elektriciteitswet ?
De opening van de markt is uiteraard een ander belang-
rijk gegeven. Het artikel 19 van de richtlijn bepaalt de
minimale openingsdrempel. Volgens de richtlijn moeten
de eindverbruikers die meer dan 100 kilowattuur per jaar
verbruiken in ieder geval toegang tot de vrije markt
hebben.
De Ministerraad besliste ook op 5 april 2000 met de
gewesten te overleggen over de drempels voor bedrijven
om te mogen ageren op de vrije markt. De regering zou
ten laatste op 30 juni 2000 een beslissing nemen. Men
stelde voor vanaf 1 juli 2000 de markt te openen voor
eindafnemers met een verbruik van meer dan 20
gigawattuur per locatie en vanaf 31 december 2002 de
markt te openen voor de eindafnemers met een verbruik
van meer dan 10 gigawattuur per locatie. Volgens het
persbericht van de Ministerraad werd op 30 juni 2000
beslist de invoering van de vrije markt voor verbruikers
met een verbruik van ten minste 20 gigawattuur per jaar
te vertragen met zes maanden. Bijgevolg zou zij pas
ingaan op 31 december 2000.
Vanwaar deze vertraging van de versnelling ? Wat heb-
ben de verschillende gewesten hierover geadviseerd ?
Op 18 mei 2000 gaf de commissie voor de regulering van
de elektriciteit en het gas een advies over de versnelde
openstelling van de elektriciteitsmarkt. Volgens het be-
sluit van de CREG bevindt Belgie¨, met de huidige wet-
geving, zich veeleer in de laatste rangen van het peloton.
Enige valabele reden die de versnelling van de liberali-
sering van de elektriciteitsmarkt in de weg zou staan is
ons onbekend
, aldus nog altijd de CREG. Bovendien
zegt de CREG ook nog het volgende :
Er is dan ook
geen enkele reden om een onderscheid te maken tussen
diverse categoriee¨n eindafnemers en tussen eind-
afnemers en distributeurs. Daarom is het wenselijk dat de
federale overheid de Belgische elektriciteitsmarkt onmid-
dellijk en volledig liberaliseert.
6
HA 50
COM 262
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Simonne Creyf
Over het voorstel van de regering om vanaf 1 juli 2000 de
markt te openen voor eindafnemers met een verbruik van
meer dan 20 gigawattuur per locatie stelt de CREG dat
gelet op de situatie en op de gekende toekomstige
evolutie in nagenoeg alle andere lidstaten van de Euro-
pese Unie een drempel van 20 gigawattuur nu reeds
overkomt als restrictief en voorbijgestreefd. Waarom
houdt de regering, gegeven dit advies van de CREG die
dit een restrictief en voorbijgestreefd voorstel vindt, vast
aan deze beslissing ? Bovendien wordt alles nog eens
uitgesteld met zes maanden.
Op 5 juli 2000 stuurde FEBELIC, de organisatie van de
grote elektriciteitsverbruikers een perscommunique´ de
wereld in onder de titel
Vrije elektriciteitsmarkt blijft
illusie in Belgie¨
. De industrie¨le grootverbruikers vragen
de Europese Commissie in te grijpen. Zij stellen dat de
passieve houding van de regering tot gevolg heeft dat er
een klimaat heerst van rechtsonzekerheid waarin het
aangaan van contracten met onafhankelijke leveranciers
onverantwoord hoge risico's met zich brengt. Voor ver-
scheidene betrokken ondernemingen die de voordelen
van de liberalisering derven loopt de kost op tot tientallen
miljoenen franken. Er is in Belgie¨ nog helemaal geen vrije
markt, voor niemand.
De situatie is vandaag juridisch aanvechtbaar. Men kan
zich verwachten aan een reeks processen voor de bur-
gerlijke rechtbanken uit hoofde van gefrustreerde par-
tijen. Dit zou de overheid veel geld kunnen kosten.
Bovendien is het beroep op de Europese Commissie
door FEBELIC volgens mij een blaam voor Belgie¨. Van-
daar mijn vraag : wanneer zullen ook hier de noodzake-
lijke uitvoeringsbesluiten genomen worden ?
Ik heb nog een vraag over windmolens in zee. Artikel 6
van de elektriciteitswet voorziet in de mogelijkheid
windmolenparken op te richten in zee. De wet verwijst
zelf reeds naar de wet ter bescherming van het mariene
milieu in de zeegebieden die onder de rechtsbevoegd-
heid van Belgie¨ vallen. Artikel 25, paragraaf 1 van die wet
bepaalt dat de burgerlijke bouwkunde in zeegebieden
aan een voorafgaande vergunning is onderworpen. De
Koning moet hiervoor de nodige criteria en de procedure
vastleggen. Dit koninklijk besluit is echter nog niet gepu-
bliceerd.
Bovendien is een milieu-effectenrapport nodig. Ook hier-
voor moet de Koning nog de nodige regels nog vastleg-
gen. Bovendien moet de Koning in het kader van de
elektriciteitswet nog een koninklijk besluit uitvaardigen ter
uitvoering van de bepalingen van artikel 6, paragraaf 2
van de elektriciteitswet. Ook dit koninklijk besluit is er nog
niet.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris,
collega's, kan de staatssecretaris aangeven wanneer al
deze noodzakelijke koninklijke besluiten uitgevaardigd
zullen worden ?
M. Olivier Deleuze, secre´taire d'Etat : Monsieur le pre´-
sident, chers colle`gues, l'ouverture du marche´ de l'e´lec-
tricite´ ne peut pas se faire d'un claquement de doigts ! En
effet, se pose le proble`me des recettes des communes.
Si on libe´ralisait a` la vitesse souhaite´e par certains, sans
s'assurer que certaines contraintes sont respecte´es, on
courrait droit au chaos.
Je ne suis pas partisan d'une ouverture du marche´ non
contro^le´e, non ge´re´e, non re´gule´e. Ce sont les directives
europe´ennes qui nous imposent cette ouverture du mar-
che´. En soi, ce n'est pas du tout une mauvaise chose.
Mais je ne suis pas de´cide´ a` agir de manie`re pre´cipite´e.
Tant pis si certains estiment ma manie`re de proce´der trop
lente. Cela dit, je ne pense pas faire preuve de lenteur.
En effet, il faut tenir compte, d'une part, de contraintes,
notamment lie´es aux revenus des communes. D'autre
part, il faut accepter le fait que modifier une situation
existant depuis des dizaines d'anne´es avec des inte´re^ts
bien e´tablis poussant a` ne rien changer ne´cessite un
certain temps.
Monsieur Eerdekens, je tiens a` vous remercier pour votre
interpellation. Vous connaissez, monsieur, la de´cision du
5 avril concernant les revenus des communes.
A cette occasion, le gouvernement a de´cide´ d'encoura-
ger ces dernie`res a` devenir des actionnaires importants
du gestionnaire du re´seau de transport, puisque, finale-
ment, c'est la seule matie`re qui de´pende de notre com-
pe´tence au niveau fe´de´ral. Il ne s'agit donc nullement du
re´seau de distribution. Nous ne pouvons qu'encourager
les communes dont nous ne sommes pas le pouvoir de
tutelle.
Le gouvernement a e´galement de´cide´ de rendre e´ligibles
de fac¸on acce´le´re´e, au regard de la date du 1er juillet
2007 pre´vue dans la loi, les entreprises de distribution.
De cette manie`re, ces entreprises, a` savoir notamment
les intercommunales mixtes et les intercommunales pu-
res, pourront se procurer sur le marche´ de l'e´lectricite´ a`
moindre prix en pouvant choisir a` qui elles l'ache`tent.
Voila` un exemple pour vous montrer que l'ouverture du
marche´ de l'e´lectricite´ a des avantages.
Pour tenir compte de la contrainte relative aux revenus
des communes, le gouvernement a e´galement de´cide´,
dans la me^me foule´e, de me charger de mettre en place
une
task force
, un groupe de travail dans le but
d'examiner les modalite´s de participation des communes
dans ce gestionnaire du re´seau de transport, et de voir
de quelle manie`re cette mesure ainsi que d'autres pou-
vaient compenser la perte de revenus des communes.
En ce qui concerne l'e´lectricite´, il s'agit ici, bien su^r,
uniquement des revenus immate´riels.
HA 50
COM 262
7
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Olivier Deleuze
Les communes ont en quelque sorte trois revenus pro-
venant de l'activite´ de production et de distribution de
l'e´lectricite´.
Le premier revenu est du^ au fait que certaines commu-
nes, et en proportion variable, sont proprie´taires du
re´seau de distribution. Par conse´quent, comme tout
proprie´taire, elles se font re´mune´rer pour l'emploi de ce
re´seau. Cela n'a en quelque sorte aucun lien direct avec
la loi.
Le deuxie`me revenu des communes est du^ au fait
qu'elles sont actionnaires d'Electrabel et qu'elles tou-
chent, par conse´quent, des dividendes de ces actions.
Ces deux revenus sont d'ordre mate´riel dans la mesure
ou` ils sont directement lie´s a` la possession d'un bien et
non a` une situation le´gale conforme´ment a` la loi de 1925.
Le troisie`me revenu est immate´riel et est la conse´quence
de la position monopolistique des communes dans le
domaine de la distribution.
En ce qui concerne les intercommunales mixtes, les
derniers chiffres pre´cis du Comite´ de contro^le que j'ai en
ma possession datent de 1997. Pour cette anne´e-la`, les
revenus immate´riels pour les intercommunales mixtes
dus a` l'e´lectricite´ s'e´levaient a` pre`s de 17 milliards.
Ou` en est-on actuellement ?
Il faut savoir que dans le passe´, en raison de la fermeture
du marche´, les petits consommateurs re´sidentiels
payaient trop cher leur e´lectricite´. Ce n'e´tait certainement
pas une situation socialement favorable puisqu'il existait,
en quelque sorte, une espe`ce d'impo^t de´guise´, une
fiscalite´ indirecte en raison de laquelle les faibles
payaient leur e´lectricite´ trop cher comparativement aux
pays voisins.
Diffe´rentes e´tudes ont d'ailleurs quantifie´ cette diffe´rence
de prix. J'ai de´ja` eu l'occasion de re´pondre a` des
questions et interpellations a` la Chambre a` ce sujet. Je
vous ai fait part des re´sultats des e´tudes que je
posse´dais.
Selon l'e´tude du Comite´ de contro^le, la diffe´rence de prix
e´tait de 10 a` 15%, a` l'e´poque ou` elle avait e´te´ re´alise´e.
Vous n'ignorez e´videmment pas que le prix de l'e´lectricite´
varie avec le temps, y compris chez nos voisins.
Par conse´quent, c'est une situation extre^mement dyna-
mique. C'est la raison pour laquelle, il y a eu aussi, dans
le cadre des de´cisions gouvernementales du 5 avril, une
recommandation tre`s claire au Comite´ de contro^le afin
que cet e´cart de prix soit re´duit de 50% a` la fin de cette
anne´e, pour aboutir in fine a` des prix en Belgique
comparables aux prix dans les pays voisins pour juin
2002.
Et c'est d'ailleurs pour commencer a` mettre en oeuvre
cette de´cision du gouvernement que le Comite´ de
contro^le a de´cide´, et il le confirmera aujourd'hui, d'une
part, d'une diminution forfaitaire de toutes les factures
basse tension de 500 francs, mais d'autre part - et je
dirais
surtout
parce que c'est exactement dans la ligne
des de´cisions du gouvernement -, a` partir du 1er janvier
prochain, il y aura 500 kwh gratuits pour les consomma-
teurs qui be´ne´ficient de tarifs sociaux spe´cifiques, ce qui
e´quivaut a` une diminution de la facture d'e´lectricite´ pour
les plus faibles d'a` peu pre`s 3 000 francs par an TVA
comprise.
C'est la` la situation dans laquelle on se trouvait. C'e´tait la
situation d'un monopole de fait qui avait des avantages
que je ne conteste pas, mais qui avait aussi le grand
inconve´nient que les plus faibles payaient bien trop cher
leur e´lectricite´. Je pense que vous vous re´jouirez avec
moi qu'a` partir de l'anne´e prochaine, il y ait une telle
baisse de prix de l'e´lectricite´ pour les gens qui be´ne´ficient
des tarifs sociaux spe´cifiques.
Il faut faire attention, comme vous l'avez fait, monsieur
Eerdekens, a` bien faire la distinction entre participation
des communes a` un gestionnaire de re´seau de transport
ou de distribution d'une part, et d'autre part, surcharge,
donc taxe, donc
heffing
sur le re´seau de transport en
faveur des communes.
Ce sont deux choses diffe´rentes. Je ne pre´juge pas des
conclusions de la Task Force mais ce n'est pas la me^me
chose.
Ce n'est pas la me^me chose de dire que les communes
prennent une participation dans le gestionnaire du re´-
seau de transport ou de distribution et be´ne´ficient a` ce
titre de la re´mune´ration de leur capital investi, ou une
de´cision qui consisterait a` dire qu'on compense X mil-
liards; si c'est la totalite´ des 17 milliards de revenus
immate´riels des communes, cela e´quivaudrait a` une
surcharge sur le re´seau de transport de 15 centimes par
kwh.
Dans la de´cision du gouvernement, il est indique´ qu'il
encouragera les communes a` participer au re´seau de
transport. Rien n'est dit explicitement, dans cette de´ci-
sion, concernant une e´ventuelle surtaxe sur le transport
de l'e´lectricite´. Je ne vais pas pre´juger des re´sultats des
travaux de cette Task Force.
Je voudrais quand me^me dire qu'a` co^te´ de la participa-
tion e´ventuelle des communes dans le re´seau de trans-
port -et il semble en tout cas que les repre´sentants des
intercommunales ne soient pas oppose´s a` cette partici-
pation, puisque j'ai pu enregistrer diffe´rentes de´clarations
en ce sens, a` savoir favorables a` cette e´ventualite´ si c'est
profitable, et si ce ne l'est pas, dans 25 ans-, d'autres
participations sont envisageables mais elles ne rele`vent
pas directement de la compe´tence de l'Etat fe´de´ral, a`
8
HA 50
COM 262
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Olivier Deleuze
savoir, comme je l'ai de´ja` dit plusieurs fois, la participa-
tion des communes dans le re´seau de distribution et puis,
bien entendu, a` partir du moment ou` le marche´ est
ouvert, rien n'empe^cherait les communes, suivant des
associations entre elles, a` de´terminer par elles, de ven-
dre de l'e´lectricite´ ou de vendre des services lie´s a`
l'e´lectricite´ ou au gaz a` leurs clients, et donc de faire de
la gestion de cliente`le.
Je pense, a` titre personnel, que les communes ne sont
pas mal place´es pour faire la gestion de leurs propres
clients puisque j'ai l'impression que ces clients, les
consommateurs d'e´lectricite´ et de gaz, ont une certaine
habitude culturelle a` conside´rer que c'est la commune
qui s'occupe de leurs compteurs de gaz et d'e´lectricite´.
Concernant la Task Force elle-me^me, et je terminerai par
la`, il y a eu une re´union de la confe´rence interministe´rielle
de l'e´nergie le 5 mai dernier re´unissant l'Etat fe´de´ral et
les re´gions.
Il a alors e´te´ de´cide´ de la repre´sentation des diffe´rents
niveaux de pouvoir au sein de la task force. Il y aura trois
repre´sentants pour le pouvoir fe´de´ral, M. Verhofstadt,
M. Vande Lanotte et moi-me^me. Il y aura trois repre´sen-
tants par Re´gion, dont l'un repre´sentera explicitement les
communes. La premie`re re´union de cette task force a lieu
le 12 juillet a` 14 heures, c'est-a`-dire cet apre`s-midi. Cela
aurait effectivement pu aller plus vite mais, dans ce
me´tier, je de´couvre que les choses sont extre^mement
lentes, ne fu^t-ce que pour se mettre d'accord a` tous les
niveaux de pouvoir pour savoir qui repre´sente qui.
Mevrouw Creyf, in antwoord op uw interpellatie wens ik u
te zeggen dat ik de CREG heel dankbaar ben voor al de
adviezen die hij ons heeft gegeven. Zoals ik vorige week
heb gezegd zijn die openbaar en staan ze ter inzage op
de site van de CREG. Deze adviezen zijn zeer goed
gedocumenteerd en nuttig. Ze handelen onder meer over
de statuten van de transportnetbeheerder. De CREG
doet in dit verband heel duidelijke aanbevelingen, geeft
duidelijk advies en neemt ook duidelijke beslissingen. Dit
is voor mij een grote hulp.
Over de waarde van het net heeft de CREG in zijn advies
gezegd dat het goed zou zijn een college van drie
bedrijfsrevisoren aan te duiden om een schatting te van
de waarde van het net te maken. Ik wenste dit advies niet
te volgen omdat ik meen dat het huidige probleem niet de
waarde van het net is als een boekhoudkundige waarde
enerzijds of als een economische of een vervangings-
waarde anderzijds. Hoeveel miljarden de waarde in het
ene of in het andere geval bedraagt, zijn cijfers waarover
we gemakkelijk kunnen overeenkomen.
Het eigenlijke probleem is dat die cijfers erg van elkaar
verschillen. De regering zal daar dus een oplossing voor
moeten vinden. Er zijn namelijk twee verschillende schat-
tingen van de waarde van het net. Ik heb niet de indruk
dat revisoren een politiek advies kunnen geven over de
keuze. Dat is immers niet hun taak.
De vraag is dus wat we moeten beschouwen als waarde
van het net. Wanneer wij dat hebben beslist, kunnen we
een transportnetbeheerder aanduiden. De aanduiding
van de transportnetbeheerder staat op de agenda van de
Ministerraad van volgende vrijdag. Ik heb een volledige
nota
ingediend
over
de
corporate
governance-
maatregelen en over de aanduiding van de transportnet-
beheerder. Als u de adviezen van de CREG hebt gelezen
over die aanduiding en over de statuten, dan kent u al in
grote lijnen de inhoud van mijn nota.
Ik kan u vandaag niet zeggen wat in de Ministerraad van
vrijdag zal worden beslist en of er wel een beslissing zal
worden genomen. Ik wens ook een zo snel mogelijke
opening van de markt, maar dat is geen doel op zich. De
transportnetbeheerder is inderdaad een van twee voor-
naamste actoren van een echte markt, de andere is de
CREG.
Overigens ben ik tevreden met de beslissing van de
regering in verband met de samenstelling van de CREG.
Mijnheer de voorzitter, ik verkies een goede beslissing,
zelfs als de totstandkoming ervan meer tijd in beslag
neemt.
Ik ontken ten stelligste dat mij het mes op de keel zou zijn
gezet. De regering heeft beslist dat vanaf 31 december
2000 de consumenten die meer dan 20 gigawattuur per
jaar of 45% van de totale markt verbruiken, kunnen
kiezen waar ze hun elektriciteit aankopen, terwijl dat voor
consumenten die meer dan 10 gigawattuur per jaar
verbruiken, wat 49% van de markt is, pas ingaat op 31
december 2002.
Het moet duidelijk zijn : naarmate men de drempel ver-
laagt, kiezen meer klanten voor het distributienet en niet
voor het transportnet. De verlaging heeft dus zeker een
invloed op de inkomsten van de gemeenten.
Voorts laat ik opmerken dat er op 5 mei overleg is
gepleegd met de gewesten. Toen vond ook de concerta-
tie over de task force plaats. Gelet op de bevoegdheids-
verdeling is er geen consensus nodig, maar het is wel
opportuun. Aangezien de gewesten voor klanten die op
het distributienet zijn aangesloten, de markt reeds kun-
nen openstellen, kan dit een domino-effect teweegbren-
gen. Wie het snelst zijn elektriciteitsmarkt opengooit,
bepaalt hoe snel de volledige markt wordt opengesteld.
De gewesten zijn het eens met de door de federale
regering vooropgestelde datum.
Men heeft de traagheid aangeklaagd. Welnu, de uitein-
delijke uitvoering van de doelstellingen is slechts met zes
maanden vertraagd.
HA 50
COM 262
9
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Olivier Deleuze
Wat is de situatie vandaag ? Op federaal vlak is er de
commissie voor Regulatie van Elektriciteit en Gas. Vol-
gens mijn informatie, zijn er vooralsnog geen distributie-
beheerders of transportnetbeheerders, noch op federaal,
noch op gewestelijk vlak. Er is dus een groot verschil
tussen wat er in de tekst staat en wat er op het terrein
gebeurt. De belangrijke klanten onderhandelen vandaag
al over gunsttarieven en kunnen een leverancier kiezen.
Sommige van hen kopen hun elektriciteit zelfs niet meer
bij Electrabel. De facto bestaat de vrije markt voor de
grote klanten.
Ik besef dat de streefdatum er snel aankomt. Geen enkel
gewest zal voor die datum de markt kunnen openstellen,
wat er ook werd beslist.
Wat de windmolens in zee betreft, werd ik verleden week
nog gei¨nterpelleerd over de gevaren verbonden aan
economische activiteiten in zee.
Het is evident dat men niet zo maar mag beslissen
windmolens in zee te installeren. Daarom heb ik dan ook
advies gevraagd aan de Federale Raad voor Duurzame
Ontwikkeling teneinde te weten in welke omstandighe-
den het goed en nuttig is windmolens in zee te installe-
ren.
Ik heb nu een advies van de CREG en een van de
Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling. Beide ad-
viezen zijn natuurlijk openbaar. Daarom wordt dit voorstel
van koninklijk besluit nu vrijdag aan de Ministerraad
voorgelegd. Het is de rush voor het reces. Ik kan natuur-
lijk niet anticiperen op de beslissing van de Ministerraad,
maar het is duidelijk dat, als men vanaf 2004 3% elektri-
citeit wenst te hebben, die 3% in heel belangrijke mate
afkomstig zal zijn van de windmolens in zee. Immers, om
3% elektriciteit te hebben, moet men een gei¨nstalleerd
vermogen hebben van iets als 800, 1 000 of 1 200
megawatt en 1 200 megawatt windmolens zal men niet
installeren op onze 30 000 vierkante kilometer. Er is er
wel een in Halle, en nog een elders, maar dat zijn
windmolens. 3% elektriciteit zal echter hoofdzakelijk van
de zee komen. Ik acht dat heel belangrijk, want zoals de
gewesten die dat in decreten hebben geschreven, wens
ik dat het echt gebeurt. Daarom moet dat koninklijk
besluit er komen en het zal er komen. Het is niet het enig
noodzakelijke koninklijk besluit, er zijn er nog twee an-
dere. Een daarvan heeft te maken met de wetgeving rond
de bescherming van het mariene milieu en dat behoort
tot de bevoegdheid van mevrouw Aelvoet. Een ander
koninklijk besluit heeft te maken met de kabel die tussen
de windmolens en de stranden moet komen en dat
behoort vooral tot de bevoegdheid van de heer Picque´.
Het koninklijk besluit dat ik wens uit te vaardigen, wordt
echter vrijdag 14 juli aan de Ministerraad voorgelegd.
M. Claude Eerdekens (PS) : Monsieur le pre´sident, j'ai
e´coute´ tre`s attentivement la re´ponse de M. le secre´taire
d'Etat qui connai^t en effet tre`s bien son dossier. Je suis
convaincu que M. Deleuze, en un an de pre´sence au sein
du gouvernement, aura pu comprendre la difficulte´ de ce
dossier de l'e´lectricite´ et qu'une pre´sence dans un exe´-
cutif peut apporter une autre perception que celle qu'on
pouvait en avoir auparavant.
Cela dit, je rele`ve que les communes ont trois sources de
revenus pour l'instant; c'est exact. Le revenu d'une
participation d'actionnariat dans une socie´te´ prive´e est
une question qui ne doit pas nous concerner; c'est
e´vident. Le dividende mate´riel re´sultant de la proprie´te´ du
re´seau restera et n'est nullement menace´ de`s lors que
les communes sont proprie´taires de leur re´seau.
Alors, ou` se situe notre crainte ? En matie`re de dividende
immate´riel. Il se partageait entre l'actionnaire prive´ et les
communes dans les intercommunales mixtes, unique-
ment entre les pouvoirs publics dans les intercommuna-
les pures. Vous avez cite´ le chiffre de 17 milliards
concernant
les
intercommunales
mixtes;
je
suis
convaincu que votre chiffre est exact. Si j'ai cite´ 22 mil-
liards, c'est en additionnant ces 17 milliards aux revenus
du dividende immate´riel pour les intercommunales pures,
ou` le dividende est beaucoup plus important proportion-
nellement pour les communes puisqu'il n'y a pas de
re´mune´ration de l'actionnaire prive´.
La re´forme : vous dites que, le 5 avril, il a e´te´ de´cide´
d'encourager les communes, le cas e´che´ant, a` participer
a` la gestion du re´seau de transport; je ne veux pas jouer
au devin, mais je prends date avec vous pour constater
ce qui se passera. Les communes sont invite´es a` investir.
Je pense que le partenaire prive´ a` un inte´re^t strate´gique
a` de´sinvestir : la libe´ralisation du marche´ de l'e´lectricite´
n'est pas une bonne chose pour le partenaire prive´ qui
avait une situation monopolistique en Belgique; il a donc
inte´re^t a` be´ne´ficier d'un rachat de ses parts par les
communes pour re´investir, via le groupe Suez, dans une
se´rie de secteurs d'avenir, plus rentables que l'e´lectricite´.
Il a apporte´ a` l'actionnaire prive´ des intercommunales
mixtes des revenus colossaux dans le passe´, vu l'ab-
sence de taxation sur les revenus des intercommunales,
tout en be´ne´ficiant en prime de la technique des revenus
de´finitivement taxe´s.
Cela impliquait un impo^t moindre pour l'ISOC par rapport
aux autres socie´te´s commerciales. Il y a six ou sept ans,
on a compense´ cela par un impo^t producteur. A coup su^r,
les communes ne vont pas faire une bonne affaire en
investissant dans la gestion du re´seau de transport. En
tout cas, on le verra a` l'autopsie. Si elles se lancent dans
cette voie, on va les obliger a` mobiliser des capitaux
importants.
Par ailleurs, vous avez dit que le gouvernement souhai-
tait rendre e´ligibles les entreprises publiques de distribu-
tion. C'est une tre`s bonne mesure et je ne peux que m'en
fe´liciter. Mais cela entrai^nera un effet pervers, a` savoir
10
HA 50
COM 262
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Claude Eerdekens
une nouvelle perte pour les communes. Il faut pre´ciser
que sous les pre´ce´dentes le´gislatures, lorsque M. Mays-
tadt e´tait ministre des Finances, il re^vait de fiscaliser les
revenus des communes au sein des intercommunales.
Aucun accord n'est intervenu a` ce propos au sein des
gouvernements pre´ce´dents parce qu'il y aurait eu un
asse`chement par le biais de la fiscalite´. Il e´tait pourtant
logique d'imaginer de fiscaliser une activite´ qui est de
nature commerciale.
De`s lors que nous entrons maintenant dans l'optique du
grand marche´, les revenus des communes seront e´vi-
demment fiscalise´s, ce qui impliquera un nouvel asse`-
chement auquel on n'a peut-e^tre pas e´te´ suffisamment
attentif.
En tant que socialiste, je me re´jouis que le gouvernement
permette une re´duction du prix pour les petits consom-
mateurs et leur accorde 500 kilowatts gratuits. Il est
e´vident que vous avez pris une bonne mesure en per-
mettant aux plus modestes de be´ne´ficier d'une re´duction
sensible. Cela dit, cette mesure devra e^tre finance´e par
une nouvelle re´duction des revenus des communes dans
les intercommunales car il est e´vident que cette e´cono-
mie accorde´e aux plus faibles impliquera force´ment un
nouvel asse`chement des dividendes communaux.
Par ailleurs, je vous fixe rendez-vous dans trois ans car je
suis convaincu que la ne´cessaire re´duction du prix de
l'e´lectricite´ en Belgique - qui est effectivement trop che`re
chez nous en raison d'un situation de monopole bien
connue tant de la part d'une socie´te´ prive´e que des
communes - aura pour conse´quence que les plus faibles
paieront beaucoup plus cher l'e´lectricite´, de fac¸on directe
ou indirecte. En effet, les gens qui be´ne´ficieront des tarifs
pre´fe´rentiels seront les gros consommateurs qui savent
s'organiser. Les groupes de distribution dans l'alimenta-
tion vont demander les meilleures conditions de prix pour
l'ensemble de leurs magasins. Les grandes entreprises
vont faire de me^me. Je peux vous citer l'exemple dou-
loureux, qui a d'ailleurs justifie´ mon interpellation, d'une
petite intercommunale pure qui rapporte 35 millions a`
une commune bien de´termine´e. Une entreprise de car-
rie`re repre´sente a` elle seule 12% du chiffre d'affaires de
cette intercommunale. Or, cette entreprise de carrie`re fait
jouer la concurrence entre la petite intercommunale pure,
le groupe Electrabel et aussi une socie´te´ allemande. Il
semblerait que les Allemands empochent le marche´, ce
qui impliquera pour l'entreprise une re´duction de 20
millions a` l'achat de l'e´nergie mais e´galement une perte
de revenus de 10 millions pour l'intercommunale et le
licenciement de 3 personnes. Ce sont donc 10 millions
qui seront perdus par une commune parce qu'une entre-
prise prive´e gagnera 20 millions de plus. Elle devra donc
lever 10 millions d'impo^ts supple´mentaires. Cela signifie
qu'a` terme, tous ceux qui auront les moyens de faire
jouer la concurrence, a` savoir les entreprises, les gens
bien organise´s et les plus fortune´s, paieront l'e´lectricite´
moins cher. Les dividendes des communes seront par
conse´quent asse´che´s e´galement au niveau du dividende
mate´riel et des impo^ts e´normes devront e^tre leve´s. A mon
avis, dans trois ans, les communes vont devoir lever
l'e´quivalent de 30 milliards d'impo^ts si l'on ne prend pas
des mesures pour e´viter cette de´rive. Nous vivrons un
exemple de libe´ralisation effre´ne´e qui ne profitera pas au
plus grand nombre et aux petits consommateurs, mais
qui permettra a` ceux qui gagnent le plus de gagner
davantage encore. D'un autre co^te´, les petits consom-
mateurs devront payer, par la fiscalite´, trois fois ce qu'ils
gagneront au niveau de la re´duction du tarif.
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoord en voor de
eerlijkheid waarmee hij toegeeft dat de liberalisering in
Belgie¨ nog geen feit is.
Mijnheer de staatssecretaris, u zegt dat u uw tijd wilt
nemen en een goede omzetting verkiest boven een
snelle. Ik stel vast dat we de positie van Griekenland
evenaren en de laatste in Europa zijn om de liberalisering
te realiseren. U zegt dat u niet te vinden bent voor een
liberalisering non-contro^le´e en non-ge´re´e. Ik wijs erop
dat Belgie¨ gekozen heeft voor een gereglementeerde
opening van de markt. Dit betekent dat er regels moeten
zijn. Dat is de essentie van een gereglementeerde ope-
ning van de markt. Die regels moeten door de regering
worden vastgelegd. U moet ze vastleggen. Wat stellen
we echter vast ? De regels zijn nog niet vastgelegd. De
uitvoeringsbesluiten zijn nog niet genomen. Dit kan mis-
schien vrijdag gebeuren.
Zolang de liberalisering geen feit is, zullen de kleine
gebruikers niet kunnen genieten van de prijsverlaging. Bij
herhaling hebt u erop gewezen dat dit voor u een
belangrijk punt is. Door de liberalisering te blijven bestu-
deren en uit te stellen, realiseert men niet wat men
vooropgesteld had, in casu de prijs voor de gezinnen te
doen dalen. Ik ben in het bezit van een cijfertabel van een
internationaal bureau dat de prijseffecten van de markt-
opening heeft berekend. Als ik de tabel inzake gezins-
verbruik bestudeer en de Belgische prijs per kilowattuur -
weliswaar gei¨ndexeerde prijzen - van juli 1999 vergelijk
met die van april 2000 stel ik een prijsstijging voor de
kleine verbruiker vast van 2,04%. Niettegenstaande alle
verklaringen van gewestelijke en federale overheden
over prijsverlagingen, is het omgekeerde waar en worden
we geconfronteerd met een prijsstijging van 2,04% op
1 jaar. In Duitsland daarentegen is de prijs in diezelfde
periode met 10,23% gedaald. Mijnheer de staatssecre-
taris, men kan niet beweren dat we reeds de gunstige
gevolgen van de liberalisering van de markt op de prijs
voor de kleine gebruikers voelen. Voor de gezinnen is dit
geen goed nieuws.
HA 50
COM 262
11
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Simonne Creyf
Mijnheer de staatssecretaris, de situatie is, mijns inziens,
juridisch aanvechtbaar. We hadden in orde moeten zijn.
Er is een juridisch vacuu¨m ontstaan voor een aantal grote
bedrijven die onderhandelingen zouden moeten kunnen
aangaan met andere leveranciers. Op dit ogenblik is er
echter een juridisch vacuu¨m.
Ik ga wat dieper in op de relatie met de gewesten. In deze
materie botsen we voortdurend op de grens van de
bevoegdheden. Heel wat bevoegdheden in deze materie
behoren tot de gewesten. Men zal, mijns inziens,
samenwerkingsakkoorden moeten afsluiten. U zegt dat
er overleg moet zijn, geen consensus. Als men er niet in
slaagt samenwerkingsakkoorden af te sluiten, zal het
verkeerd lopen. De vergunningen moeten op elkaar
worden afgestemd, er moeten heel wat toelatingen wor-
den gegeven. De verschillende beleidsniveaus moeten
op elkaar worden afgestemd. Er zal meer nodig zijn dan
overleg.
Wat de windmolens betreft, ben ik het helemaal met u
eens dat windmolens, zeker in zee, een grote rol zullen
spelen als we tegen 2004 de grens van 3% hernieuwbare
energie willen halen. Als de 3% tegen 2004 niet wordt
gehaald, hangen ons boetes boven het hoofd. Ik stel vast
dat de regering veel te laat is om de nodige besluiten
terzake te nemen. U had reeds in september een con-
cessie willen geven. Dat is onmogelijk. Al de koninklijke
besluiten moeten nog worden genomen. U moet nog
adviezen inwinnen. Ik vrees dat we boetes zullen moeten
betalen omdat we de 3% tegen 2004 niet zullen halen.
Dit is de schuld van de federale regering, die veel te laat
komt met de inwerkingtreding van de procedures om de
windmolens in zee te kunnen vergunnen. U zegt dat uw
koninklijk besluit terzake vrijdag op de Ministerraad zal
worden besproken. Is dat ook het geval voor het konink-
lijk besluit dat mevrouw Aelvoet moet nemen ?
M. Olivier Deleuze, secre´taire d'Etat : Monsieur le pre´-
sident, chers colle`gues, je re´pondrai d'abord a` M. Claude
Eerdekens.
1. La participation des communes dans un re´seau de
transport ou de distribution n'a pas le caracte`re incertain
d'une participation chez un producteur d'e´lectricite´. En
effet, il faudra de toute manie`re transporter l'e´lectricite´ et
on peut, a` 2% pre`s, pre´voir le 1er janvier la quantite´
d'e´lectricite´ qui sera transporte´e et distribue´e jusqu'au 31
de´cembre. De`s que le taux de rentabilite´ convenu avec le
gestionnaire du re´seau de transport est connu, on peut
pre´voir quelles seront les rentre´es. Il y a donc une
stabilite´, y compris dans un marche´ ouvert puisqu'il n'y a
pas de concurrence dans le transport. En ce qui
concerne la distribution, il n'y aura pas non plus de
concurrence car j'imagine mal qu'il puisse y avoir plu-
sieurs distributeurs pour un me^me client.
2. Les communes n'ont pas encore de´termine´ comment
elles vont faire pour compenser les pertes de revenus
immate´riels. Toutefois, j'attire votre attention sur la
grande importance de l'e´valuation de la valeur des
re´seaux de transport et de distribution. Si cette e´valua-
tion est e´leve´e, cela cou^tera d'autant plus cher a` celui,
quel qu'il soit, qui souhaite prendre une participation.
Cette e´valuation a donc de multiples conse´quences.
3. Dans un marche´ ouvert, j'ai l'impression que les
communes auront avantage a` jouer un ro^le dynamique, y
compris en ce qui concerne la vente d'e´lectricite´ et la
vente de services. En effet, si les communes se conten-
taient de constater la perte de leur monopole, et donc la
perte de leur influence dans le secteur, elles enregistre-
raient ipso facto une perte de revenus. La question est
donc de voir comment compenser cette perte de mono-
pole, peut-e^tre en prenant des initiatives de manie`re a`
devenir un des ope´rateurs du secteur.
De opening van de markt voor grote klanten is een feit.
De transporttarieven zijn openbaar gemaakt, dus ieder-
een kent de maximale tarieven die men zal betalen. Er
zijn trouwens publieke voordelen.
U moet de situatie niet anders beschrijven dan ze is. Wat
is de situatie ? Het monopolie werd nooit in vraag ge-
steld. De producent had een monopolie en een systeem
voor het bepalen van de prijzen, waarop weinig mensen
invloed hadden. Hierdoor betalen de zwakken en de
residentie¨le consumenten meer dan in de buurlanden.
Dat is de situatie. De consumenten betalen sinds 13 juni
niet plotseling meer.
C'est absolument contraire a` la ve´rite´. Par ailleurs, je
vous informe que le comite´ de contro^le a de´cide´ de
mettre en oeuvre les de´cisions du gouvernement. La plus
importante des de´cisions que le comite´ de contro^le va
officialiser aujourd'hui est une diminution de 3 000 francs
de la facture d'e´lectricite´ pour les revenus les plus
faibles. Dans le passe´, le monopole a fait en sorte que les
gros consommateurs ne payaient pas cher alors que les
petits payaient cher.
Er is alleen concertatie met de Gewesten mogelijk inzake
de opening van de markt. Daarstraks heb ik over de
opening van de markt en het domino-effect gesproken.
Daar is geen consensus. Niemand van de vier gespreks-
partners kan de andere dwingen eenzelfde kalender tot
opening van de markt te volgen. Er is immers een
scheiding van bevoegdheden. Is de klant aan het
transportnet of aan de distributie verbonden ?
Het gaat anders bij de groene certificaten of de vergun-
ningen. Daar moet natuurlijk een harmonisatie komen.
Als men een markt wil cree¨ren voor groene certificaten in
Belgie¨, moet men het eens zijn over de definitie. Als er
12
HA 50
COM 262
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Olivier Deleuze
geen eensgezindheid over de definitie komt, moet het
duidelijk worden welke Vlaamse groene certificaten in
Wallonie¨ al dan niet worden geaccepteerd en vice versa.
Daarover moet een sluitend akkoord worden gesloten,
anders zal het niet werken.
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mijnheer de staatsse-
cretaris, de cijfers zijn het jongste jaar met 2,04% geste-
gen. Duitsland, die de markt volledig heeft opengegooid,
kent een daling van 10,23%.
De hoge prijs zou te wijten zijn aan het monopolie. Dat is
inderdaad door vroegere cijfers, zowel van Test Aankoop
als van het Controlecomite´, naar voren gebracht. Ik
spreek enkel over de stijging van het laatste jaar.
Tenslotte betwijfel ik of de markt voor de grote bedrijven
effectief open is.
Le pre´sident : En conclusion de cette discussion, une
motion de recommandation a e´te´ de´pose´e par MM. Char-
les Michel, Claude Eerdekens, Jos Ansoms et Daan
Schalck. Elle est libelle´e comme suit :
La Chambre, ayant entendu les interpellations de
M. Claude Eerdekens et Mme Simonne Creyf
et la re´ponse du secre´taire a` l'Energie et au De´veloppe-
ment durable, compte tenu de l'impact attendu de la
libe´ralisation du secteur de l'e´lectricite´ sur les revenus
des communes, revenus ayant la forme de dividendes
immate´riels ou non;
compte tenu du manque d'information dont be´ne´ficient
les communes a` ce sujet;
demande au gouvernement :
- de mettre rapidement en place la Task Force devant
re´unir repre´sentants de l'Etat fe´de´ral, des entite´s fe´de´-
re´es et des villes et communes;
- de faire proce´der a` une e´valuation de la re´elle perte de
revenus que subiront les communes;
- d'analyser dans quelle mesure cette perte de revenus
pourrait e^tre compense´e par une inte´gration des commu-
nes au GRT;
- de dresser un inventaire des autres mesures qui
pourraient e^tre adopte´es afin de compenser pour les
communes les pertes e´voque´es.
Tot besluit van deze bespreking werd een motie van
aanbeveling ingediend door de heren Charles Michel,
Claude Eerdekens, Jos Ansoms en Daan Schalck. Ze
luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellaties van de heer Claude
Eerdekens en mevrouw Simonne Creyf
en het antwoord van de staatssecretaris voor Energie en
Duurzame Ontwikkeling, gelet op het verwacht effect van
de liberalisering van de elektriciteitssector op de inkom-
sten van de gemeenten, inkomsten die al of niet de vorm
van immaterie¨le dividenden aannemen;
gelet op het gebrek aan informatie waarmee de gemeen-
ten dienaangaande worden geconfronteerd;
verzoekt de regering :
- de Task Force, die uit vertegenwoordigers van de
federale overheid, de deelgebieden en de steden en
gemeenten moet worden samengesteld, onverwijld op te
richten;
- het echte inkomstenverlies waarvan de gemeenten het
slachtoffer zullen zijn, te laten ramen;
- te analyseren in welke mate dat inkomstenverlies door
een integratie van de gemeenten in de transportnet-
beheerder zou kunnen worden gecompenseerd;
- een lijst op te stellen van de overige maatregelen die
zouden kunnen worden getroffen teneinde bovenge-
noemde inkomsten van de gemeenten te compenseren.
Le vote sur la motion aura lieu ulte´rieurement. La discus-
sion est close.
Over de motie zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
Mondelinge vraag van de heer Daan Schalck aan de
staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwik-
keling over
de verhoogde voorlopige aanrekeningen
vanwege Electrabel aan de particuliere klanten
(nr. 2309)
Question orale de M. Daan Schalck au secre´taire
d'Etat a` l'Energie et au De´veloppement durable sur
la majoration des imputations provisoires de la part
d'Electrabel
a`
charge
des
clients
particuliers
(n° 2309)</b>
De heer Daan Schalck (SP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de staatssecretaris, collega's, ongetwijfeld ken-
nen de meesten onder ons het systeem van voorafbeta-
lingen dat door Electrabel wordt toegepast. Er wordt een
maandelijks of tweemaandelijks bedrag voor energie
vastgesteld op basis van het verbruik van het vorige jaar.
Op die manier weet de klant ongeveer wat hij gedurende
een heel jaar zal moeten betalen, zodat hij op het einde
van het jaar niet door een torenhoge factuur kan worden
verrast.
In de loop van het jaar hebben u en minister Stevaert - op
Vlaams niveau - een aantal prijsverlagingen aangekon-
digd. Samen met u verheug ik mij over de inspanning die
voor sociaal zwakkeren wordt geleverd. In de loop van
HA 50
COM 262
13
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Daan Schalck
volgend jaar zou de rekening opnieuw met 3 000 frank
verminderen. Nu blijkt dat mensen die hun definitieve
afrekening tijdens het voorjaar hebben gekregen, meer
moeten betalen voor hun energie dan vorig jaar. Zelfs
mensen die minder hebben verbruikt, krijgen toch een
hogere voorlopige rekening. Dit geldt vooral voor het gas,
maar ook in mindere mate voor elektriciteit. Electrabel
verklaart dit aan de hand van de zeer zachte winter. Men
wil voorkomen dat de mensen bij een strengere winter
worden verrast. Ook de gestegen petroleumprijzen zou-
den een invloed hebben op de andere energieprijzen.
Voor de klanten is dit op zijn minst verwarrend. Wij lezen
al maanden dat de energieprijzen zullen dalen, niet
alleen door de liberalisering maar ook door de goede
maatregelen die zowel door uzelf als door bijvoorbeeld
minister Stevaert op Vlaams niveau worden genomen.
Nu krijgt men een voorlopige aanrekening voor volgend
jaar die hoger ligt.
Ik heb dan ook een aantal vragen. Wie bepaalt op basis
van welke parameters de voorlopige aanrekening wordt
berekend ? Doet Electrabel dit autonoom of heeft het
Controlecomite´ terzake ook iets te zeggen ? Wat zijn de
huidige parameters, als die er al zijn ? Is het mogelijk dat
alleen de zachte winter en de stijgende olieprijzen een
stijging van de elektriciteits- en gasprijzen kunnen ver-
klaren ?
Als die verklaring daarin te vinden is, evolueren de
prijzen van dezelfde energievormen in de ons omrin-
gende landen dan in gelijke mate ? U hebt daarnet zelf
gezegd dat de prijzen voor elektriciteit 15% te hoog
liggen. Als er al een verantwoording zou bestaan voor
een hogere voorlopige aanrekening dan meen ik dat die
stijging in de ons omringende landen hoger zou moeten
liggen want ook daar is er een zachte winter geweest en
is men onderhevig aan de stijgende olieprijzen.
Stijgen de prijzen even sterk voor de bedrijven of zijn het
opnieuw enkel de particulieren die via hun voorafbetaling
worden getroffen en gedurende een heel jaar een hogere
prijs zullen betalen om volgend jaar misschien een deel
terug te krijgen ?
Staatssecretaris Olivier Deleuze : Mijnheer de voorzitter,
collega's, ik dank de heer Schalck voor zijn vraag.
Sommige delen van mijn antwoord zijn heel technisch. Ik
zal u de tekst overhandigen want u hebt mij onder andere
naar de parameters gevraagd. In deze tekst vindt u de
volledig uitleg.
Op 21 februari heb ik deze vraag gesteld aan het
Controlecomite´. Ik heb een antwoord gekregen van het
Controlecomite´ met een beschrijving van alle parame-
ters, met inbegrip van het klimaat. Ik zal u dat document
overhandigen zodat ik u nu niet lastig moet vallen met de
mathematische formules.
In antwoord op uw vraag herhaal ik dat het programma
van tariefverlagingen, waarover vandaag door het Con-
trolecomite´ zal worden beslist, tussen 1 juli 2000 en 1 juli
2002 tot een geleidelijke daling van de prijzen zal leiden.
Ik heb dit daarstraks reeds uitgelegd.
Wat betreft de berekeningen van de tussenliggende
facturen worden de tarifaire maatregelen slechts in aan-
merking genomen nadat zij het voorwerp zijn geweest
van een aanbeveling van het Controlecomite´. De proce-
dure van berekening van tussenliggende facturen wordt
beslist door het Controlecomite´ en zij heeft het voorwerp
uitgemaakt van een ministerieel besluit van 16 mei 1997.
De toepasbaarheid van dat ministerieel besluit wordt
beschreven in de technische nota van het Controleco-
mite´.
Wat zijn de parameters voor de laagspanningsactiviteit ?
Er is een parameter die de evolutiefactor beschrijft van
de prijzen. Er is een parameter die de evolutie weergeeft
van de parameters zonder brandstoffen - ME - en met
brandstoffen - MC - voor de komende twaalf maanden in
vergelijking met hun ontwikkeling in de loop van het
afgelopen jaar. De eventuele tussenkomst van tarifaire
maatregelen wordt in aanmerking genomen.
Er is een parameter
expansiefactor van het gebruik
,
dus kilowattuur. Deze is gelijk aan 1 voor het gebruik dat
lager ligt dan 7 500 kilowattuur per jaar en voor het
gedeelte van het gebruik dat 7 500 kilowattuur over-
schrijdt - bijvoorbeeld bij elektrische verwarming - vertaalt
deze parameter zich in een eventuele expansie van het
gebruik in de hypothese dat het komende jaar normaal
zal zijn vanuit het klimatologisch standpunt gebaseerd op
het gemiddelde van de graaddagen van de laatste 30
jaar in verhouding tot de realiteit van het afgelopen jaar.
Dit is dus een factor die voorziet of het zal regenen.
Voor het aardgas voor huishoudelijk gebruik, is er een
evolutiefactor van de prijzen resulterend uit de voorziene
evolutie van de parameters, analoog met de eerste
parameter van elektriciteit, zijnde interne brandstof en
buitenbrandstof. Er is ook een expansiefactor, gelijk-
aardig aan die van de elektriciteit die te maken heeft met
het gemiddelde klimaat van de jongste dertig jaar.
Naast het effect van een stijging van het verbruik of van
de prijzen van de brandstof, kan de stijging van de
parameters van de prijzen zonder de brandstof ook
bijdragen tot een prijsstijging.
De prijzen in de buurlanden evolueren in verhouding tot
de hoogte van deze kosten. Terzake is de beslissing van
de regering belangrijk. Die wil dat, indien er een handicap
komt voor de elektriciteit, ik spreek niet over gas, 50%
van de handicap moet worden overwonnen tegen 31
december 2000 en 100% van de handicap tegen 30 juni
2002. Er is ook een gemiddelde stap. Dat is belangrijk.
14
HA 50
COM 262
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Olivier Deleuze
Mochten wij vaststellen dat de prijzen voor elektriciteit in
de buurlanden lager zouden zijn, dan zullen wij een
kalender volgen voor de inhaling van dit verschil.
Voor niet-residentie¨le klanten wegen de tarifaire termen
die de distributiekosten weergeven, dus zonder de ver-
voerde energie en dus meer onafhankelijk van de dollar
of van de koers van de brandstof, relatief minder door in
de factuur dan voor de residentie¨le klanten. Bijgevolg zijn
de prijzen van de niet-residentie¨le klanten gevoeliger
voor de stijgingen of dalingen van de brandstofprijzen.
Enerzijds werd er gesproken van de opening van de
markt en de daling van de facturen. Anderzijds zien de
mensen het tegenovergestelde. Er is een probleem van
timing.
Het verwezenlijken van de beslissingen van de regering
van 5 april 2000, vergt tijd. Tot het moment dat dit volledig
wordt toegepast, is het oude systeem, dat nooit in vraag
werd gesteld, van kracht. Momenteel is er dus nog
steeds een stijging. Sinds 1 juli echter betaalt iedereen
500 frank minder en sinds 1 januari is er 3000 frank
korting voor de mensen die genieten van een sociaal
tarief. Tussen nu en december zullen op het Controleco-
mite´ nog bijkomende voorstellen worden gedaan voor de
inhaling van die handicap van 50%, en dan zullen wij het
verschil beginnen te voelen.
Nu is er een probleem van timing, van de beslissingen
die werden genomen op 5 april 2000.
De heer Daan Schalck (SP) : Mijnheer de staatssecre-
taris, het zou goed zijn dat het Controlecomite´ erop
toeziet dat Electrabel de genomen maatregelen onmid-
dellijk doorrekent in de voorlopige aanrekening die aan
de mensen wordt gestuurd en niet wacht tot de eind-
afrekening.
De meterstand wordt in de loop van juni of juli opgeno-
men. Het Controlecomite´ neemt een aantal beslissingen
die vanaf volgende maand van kracht worden. Het zou
het best zijn dat het resultaat van die beslissing vanaf
volgende maand in mindering wordt gebracht op de
voorlopige factuur.
Die 3 000 frank voor de minderbedeelden betekent een
vrij aanzienlijk bedrag per maand dat onmiddellijk in
rekening zou kunnen gebracht worden en dat niet pas
volgend jaar bij de afrekening bij wijze van korting wordt
teruggegeven.
Ik vind niet dat het aan Electrabel is om die bedragen te
beleggen. Het zou goed zijn dat de mensen dit onmid-
dellijk merken in hun voorlopige afrekening.
We hebben vastgesteld dat Saoedi-Arabie¨ nu toch bereid
zou zijn om meer petroleum op de markt te brengen. Het
is voor iedereen waarschijnlijk koffiedik kijken om te
weten of dit zijn invloed zal hebben op de petroleum-
prijzen. Als dit invloed heeft, dan zou het goed zijn die
tussentijdse afrekeningen bij te sturen zodat Electrabel
niet gedurende een jaar dat geld voor zich houdt om dan
pas bij de eindafrekening vaststelt dat iedereen recht
heeft op een teruggave.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Simonne Creyf aan
de staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ont-
wikkeling over
de stijging van de gasfactuur
(nr. 2363)
Question orale de Mme Simonne Creyf au secre´taire
d'Etat a` l'Energie et au De´veloppement durable sur
l'augmentation de la facture de gaz
(n° 2363)</b>
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de staatssecretaris, collega's, mijn vraag sluit
gedeeltelijk aan bij de vraag van collega Schalck maar ik
zal enkel over de gasfactuur spreken. Ik ga uit van
dezelfde vaststelling, namelijk dat de gebruikers van
aardgas - 60 tot 70% van de Belgische gezinnen, iets
meer in Vlaanderen, iets minder in Wallonie¨ - een forse
stijging van de gasfactuur kunnen verwachten. Het voor-
bije jaar steeg de prijs van het gas reeds, maar het is nog
niet gedaan, integendeel.
Zoals collega Schalck reeds zei, zijn de gasprijzen ge-
koppeld aan de olieprijzen, die fors gestegen zijn. Door
het mechanisme van de indexering volgt daarop een
prijsstijging van het gas, zij het gemiddeld een zestal
maanden later. Intussen is de prijsstijging echter reeds
een feit.
Bovendien er nog de berekening van de provisies, waar-
over collega Schalck het ook al had. Het in het verleden
betaalde bedrag wordt vermenigvuldigd met een aantal
parameters, onder meer de prijsevolutie en het consu-
mentengedrag, maar ook de klimatologische gegevens,
waarvoor het KMI wordt ingeschakeld. De voorbije twee
jaren staan bekend als zachte jaren. Voor het volgende
jaar wordt een correctie naar een normaal jaar toegepast,
wat een stijging zou betekenen.
Voor de consument is dat dus een dubbele stijging,
enerzijds door de koppeling aan de olieprijzen, ander-
zijds door de correctie naar boven in het licht van de
klimatologische omstandigheden. Daarboven komt nog
21% BTW, waardoor het bedrag nogmaals evenredig
stijgt. Men verwacht zelfs dat de prijzen voor de gebruiker
met 25 tot 30% zouden kunnen stijgen. Zal de regering
dit zomaar laten gebeuren ?
HA 50
COM 262
15
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Simonne Creyf
Ten eerste, de prijzen worden conventioneel vastgelegd.
De regering zou echter een voorstel kunnen doen aan
het Controlecomite´. Daarvoor zijn verschillende formules
mogelijk. Samen met collega Leterme, hebben wij een
wetsvoorstel ingediend om de eerste vijftig gigajoule te
rekenen aan 6% BTW in plaats van aan 21% BTW. Men
zou ook het vast recht kunnen verminderen of afschaffen.
Men zou ook de BTW kunnen verlagen tot 16%. Bij ons
bedraagt de BTW immers 21%, terwijl zij in een aantal
omringende landen 16% bedraagt.
Ten tweede, is er de periodiciteit van de facturen. Indien,
zoals gesuggereerd, de prijzen zouden dalen, zal men
gezien de provisies toch te veel voorschotten hebben
betaald.
Ten derde, ook de berekening van de gasprijs zelf zou op
een meer transparante wijze kunnen gebeuren. Collega
Schalck heeft gevraagd naar de diverse parameters, en
dat zijn er heel wat. Ik ben ook in het bezit van een nota
met alle parameters. Wie kan echter de eindfactuur nog
begrijpen ? De tariefformules zijn zeer ingewikkeld. We
kunnen ons ook vragen stellen bij de controle hierop.
Ten vierde, een versnelde liberalisering zou moeten
leiden tot prijsdalingen. Het CREG-advies inzake de
liberalisering van het gas is echter vernietigend.
Ten vijfde, ik vernam ook graag de mening van de
staatssecretaris over het voorstel van de CREG om
Distrigas op te splitsen in een apart bedrijf voor het
transport van aardgas en een bedrijf dat aardgas koopt
en verkoopt.
Ten slotte, aardgas is een milieuvriendelijke energiebron.
Dit zou de staatssecretaris toch wel moeten bekoren.
Waarom voorziet men niet in een autonome prijs voor het
gas ? Ik stel het koppelingsmechanisme niet in vraag, dat
werd ons de voorbije dagen voldoende verklaard. Vindt
de staatssecretaris het nog langer verdedigbaar dat er
voor het aardgas geen autonome prijs bestaat ?
Staatssecretaris Olivier Deleuze : Mijnheer de voorzitter,
collega's, gas is inderdaad milieuvriendelijker dan andere
brandstoffen. Daarom heeft de regering trouwens maat-
regelen genomen voor het promoten van voertuigen die
op LPG rijden. Wij voeren die maatregelen geleidelijk in.
Dit gaat echter over de toekomst en is geen antwoord op
uw vraag.
Wat het gas betreft, bevinden wij ons in een gelijkaardige
positie als voor de elektriciteit. We komen uit een situatie
waar de markt gesloten was. Er bestond dus weinig
vrijheid voor de klanten, zeker niet voor de residentie¨le
klanten. Ik wens tot een opening van de markt te komen
die moet leiden tot een prijsvermindering. Ik zal er in elk
geval naar streven dat men in Belgie¨ geen hogere prijs
betaalt dan in de ons omringende landen. Daarom heeft
de regering op 5 april 2000 mij de opdracht gegeven
advies te vragen aan een reeks eminente operatoren
over het ritme van de liberalisering van de gasmarkt. Ik
moest voor 1 juni 2000 een nota voorleggen aan de
regering, wat ik ook heb gedaan. Na consultatie van de
actoren zijn de werkgroepen voor de liberalisering van de
gasmarkt opgestart.
Ik hoop dat we komen tot gelijkaardige beslissingen als
voor de elektriciteitssector. Enerzijds gaan we dus naar
een versneld openstellen van de markt, anderzijds hou-
den wij rekening met de milieuproblemen en de sociale
maatregelen die moeten worden genomen. Ik hoop dat
die maatregelen nog versterkt worden inzake de con-
sumptie van gas.
De interkabinettenwerkgroepen zijn nu dus aan het werk.
Voor mij is alles bespreekbaar. Voor de elektriciteit heb-
ben wij bijvoorbeeld het afschaffen van het vast recht
beslist. Voor gas ligt het voorstel ter tafel; ik zeg nog niet
dat het beslist zal worden. Een versnelde opening van de
markt, de splitsing van Distrigas enzovoort, niets is
vandaag uitgesloten.
Laten we duidelijk zijn over de drie doelstellingen. De
eerste doelstelling is het openstellen van de markt, dus
het volgen van de Europese Richtlijn. De tweede doel-
stelling is natuurlijk het beschermen van de residentie¨le
consumenten. De derde doelstelling is rekening te hou-
den met het milieu, door bijvoorbeeld warmtekracht en
alles wat daarmee te maken heeft. Ik kan nu nog niet
zeggen welke beslissingen zullen worden genomen. Ik
hoop dat in de Ministerraad van 20 juli 2000 daarover een
beslissing zal worden genomen.
U weet dat er een verband bestaat tussen de gas- en de
petroleumprijzen, door het contract dat met de grote
operatoren werd gesloten. Ik denk dat men op twee
manieren moet proberen de gasprijs te doen dalen. Net
als in de elektriciteitssector moet er enerzijds een ope-
ning van de markt komen, wat op zich al een invloed zal
uitoefenen op de gasprijs, en anderzijds moet punt 8 van
de regeringsbeslissing toegepast worden, wat kan leiden
tot een gelijkaardige situatie als die voor elektriciteit.
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mijnheer de staatsse-
cretaris, wij zullen dus moeten wachten op de verslagen
van de interkabinettenwerkgroep ?
Staatssecretaris Olivier Deleuze : Ik leg u de situatie uit
binnen de regering.
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Wij wachten dus op de
beslissing van de regering nadat zij het verslag van de
interkabinettenwerkgroep zal hebben ontvangen.
Ik wil erop wijzen dat Distrigas heeft berekend dat er,
zelfs met een liberalisering van de markt, geen sprake
van zal zijn van een daling van de gasprijs.
16
HA 50
COM 262
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Simonne Creyf
Integendeel, met de liberalisering zal de gasprijs stijgen
met 10%. We moeten nagaan of dit samen met de
elektriciteitsprijs niet te zwaar gaat doorwegen voor de
gezinnen, de kleinverbruikers. Op het vlak van energie
tasten we anders de koopkracht van de kleine gezinnen
aan. Mijnheer de staatssecretaris, zal de regering dit
laten gebeuren of is ze van plan zelf in te grijpen ? We
wachten dus op de beslissing van de regering.
Staatssecretaris Olivier Deleuze : Ik hoop dat de rege-
ring in staat zal zijn om de situatie met betrekking tot
elektriciteit en gas, die sedert tientallen jaren bestaat, te
veranderen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Georges Lenssen aan
de minister van Economie en Wetenschappelijk On-
derzoek, belast met het Grootstedenbeleid, over
de
stand van zaken bij het opsporen van niet-verzekerde
auto's
(nr. 2311)
Question orale de M. Georges Lenssen au ministre
de l'Economie et de la Recherche scientifique,
charge´ de la Politique des grandes villes, sur
la
situation en matie`re de repe´rage des voitures non
assure´es
De heer Georges Lenssen (VLD) : Mijnheer de voorzit-
ter, mijnheer de minister, collega's, uit een artikel in
De
Gazet van Antwerpen
van 6 juli 2000 blijkt dat het aantal
onverzekerde auto's dat betrokken is bij verkeersonge-
vallen een stijging kent met 21%. Ook bij vluchtmisdrijven
zijn heel wat onverzekerde chauffeurs betrokken. De
schadeloosstelling van slachtoffers van verkeersonge-
vallen waarbij onverzekerde voertuigen zijn betrokken
valt ten laste van het Gemeenschappelijk Motor-
waarborgfonds. Dit fonds beheert een databank met
gegevens van de dienst voor inverkeerstelling en van de
verzekeringsmaatschappijen. Deze databank zou dus
eigenlijk het middel bij uitstek zijn om onverzekerde
voertuigen op te sporen. Naar aanleiding daarvan heeft
collega Pierre Lano op 19 oktober 1999 een vraag
gesteld om na te gaan hoe het stond met de onverze-
kerde voertuigen. De minister heeft toen geantwoord dat
deze databank eigenlijk geen wettelijke basis heeft. De
Raad van State had daarover al een uitspraak gedaan.
De minister heeft vervolgens gezegd dat hij zou trachten
in een wettelijke basis te voorzien.
Tevens wenste hij de oorzaken van het grote aantal onve
rzekerde auto's aan te pakken.
Daarom had hij voorgesteld om een paritair samenge-
steld tariferingsbureau op te richten om de premies te
bepalen voor moeilijke risico's. Hierin zouden zowel
verzekeraars als niet-verzekeraars zitten. De premies
lijken namelijk de voornaamste oorzaak te zijn waarom
bepaalde wagens niet verzekerd zijn.
Mijnheer de minister, ik zou graag van u vernemen wat
de stand van zaken is. Wanneer zal het wetsontwerp dat
de wettelijke basis moet leggen voor het gebruik van
deze gegevensbank worden ingediend ? Is het aange-
kondigde tariferingsbureau reeds opgericht en samenge-
steld ? Zo niet, tegen wanneer denkt u dit bureau opera-
tioneel te kunnen maken ?
Minister Charles Picque´ : Mijnheer de voorzitter,
collega's, wij moeten vaststellen dat het fenomeen van
de onverzekerde voertuigen belangrijk is en zich nog
uitbreidt. Toch meen ik dat de toestand nog niet drama-
tisch is. Men mag niet vergeten dat het Gemeenschap-
pelijk Motorwaarborgfonds de slachtoffers van ongeval-
len
die
door
onverzekerden
worden
veroorzaakt
vergoedt. Er worden oplossingen onderzocht, bijvoor-
beeld de oplossing die de heer Lenssen ter sprake heeft
gebracht.
Deze oplossing is het onderwerp van het wetsvoorstel. Ik
veronderstel dat u daarvan op de hoogte bent.
Ik ben van mening dat de repressie moet gepaard gaan
met preventiemaatregelen. Er moeten maatregelen wor-
den genomen om de premies voor eenieder op een
aanvaardbaar niveau te behouden. Daarom wordt nu een
hervorming van de pool met de moeilijk te verzekeren
risico's onderzocht.
De autoverzekering moet echter ook andere wijzigingen
ondergaan. De verzekeringscommissie heeft zich on-
langs gebogen over de wet inzake de burgerlijke aan-
sprakelijkheid van auto's. Zij kwam tot het besluit dat
sommige bepalingen van de wet moeten worden gewij-
zigd om onder meer de autoverzekering gelijk te scha-
kelen aan andere verzekeringstakken. Ik denk aan de
problematiek van de termijnen, de formaliteiten van de
verjaringstermijnen enzovoort.
Bovendien zal Belgie¨ binnenkort een vierde richtlijn over
de autoverzekering moeten omzetten. Deze richtlijn is
nog niet verschenen in de publicatieblad. Toch heeft mijn
administratie de omzetting ervan reeds aangevat. Ik heb
mij voorgenomen al de wijzigingen ineens keer te reali-
seren. De meeste teksten daarvoor zijn klaar.
De officie¨le consultaties zullen in de loop van het vierde
kwartaal van dit jaar kunnen beginnen. Zowel de verze-
keraar als de consumenten worden in het kader van de
verzekeringscommissie geraadpleegd.
Ik herhaal dat ik van plan ben al de wijzigingen in een
keer door te voeren.
Uiteraard zullen we rekening houden met het probleem
dat vandaag aangekaart is.
De heer Georges Lenssen (VLD) : Mijnheer de minister,
ik dank u voor uw antwoord. Aangezien het aantal
niet-verzekerde auto's dat in ongevallen betrokken ge-
HA 50
COM 262
17
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Georges Lenssen
raakt met 21% is gestegen, vrees ik dat ook het aantal
niet-verzekerde auto's in het verkeer zal blijven stijgen.
Volgens schattingen bedraagt dit aantal zo'n 150 000
auto's. Dat is toch een behoorlijk hoog percentage.
Minister Charles Picque´ : Ik onderschat de ernst van de
toestand uiteraard niet. Mijn bedoeling is echter een
globale wijziging tot stand te brengen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de M. Charles Michel au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique, charge´
de la Politique des grandes villes, sur
le re`glement
collectif de dettes
Mondelinge vraag van de heer Charles Michel aan de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onder-
zoek, belast met het Grootstedenbeleid, over
de
collectieve schuldenrekening
(nr. 2040)
M. Charles Michel (PRL FDF MCC) : Monsieur le pre´si-
dent, monsieur le ministre, chers colle`gues, ma question
porte sur une le´gislation re´cente qui date du mois de
juillet 1998, entre´e en vigueur le 1er fe´vrier 1999. Cette
loi fonctionne donc depuis un peu plus d'une anne´e.
Cette loi avait pour but d'introduire la possibilite´ de re´gler
collectivement les dettes des personnes qui se trouvaient
dans un e´tat de surendettement, par le biais d'une
reque^te. Il s'agissait d'un me´canisme essentiellement
pre´ventif, mis en avant dans le cadre des travaux qui
avaient pre´ce´de´ l'adoption de cette loi.
Ma question, monsieur le ministre, porte sur la possibilite´
pour vous de dresser un premier bilan et une premie`re
e´valuation de cette loi : avez-vous rec¸u des informations
vous permettant d'aboutir de´ja` a` des premie`res conclu-
sions, e´tant entendu qu'apre`s seulement une bonne
anne´e de fonctionnement, tirer des conse´quences serait
peut-e^tre un peu pre´mature´, quoique j'imagine que de
nombreuses proce´dures sur cette base ont de´ja` e´te´
introduites ? Avez-vous des informations a` nous trans-
mettre, que ce soit en termes de chiffres ou d'e´valuations
plus concre`tes et pragmatiques ?
M. Charles Picque´, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, on se doutait que l'application concre`te
de la loi poserait des proble`mes; c'est normal e´tant
donne´ la complexite´ des dispositions pre´vues, qui ont un
peu fait de cette le´gislation une re´volution dans le do-
maine.
Il est bien exact que mon pre´de´cesseur, M. Demotte, ait
confie´ a` l'Observatoire du cre´dit et de l'endettement, in
samenwerking met Overleg schuldenoverlast, une mis-
sion d'e´valuation de la loi. Le rapport de cette e´tude est
disponible et je vais vous en remettre en exemplaire.
On peut tirer un premier bilan sur la base du rapport. Ce
bilan est globalement favorable, me^me s'il apparai^t que
certaines dispositions doivent e^tre pre´cise´es ou ame´lio-
re´es.
L'Observatoire du cre´dit et de l'endettement a e´te´ charge´
d'approfondir l'examen des dispositions qui posent des
difficulte´s d'application et de formuler des propositions
d'ame´nagement du texte le´gal.
Parmi les difficulte´s d'application, figure le fait que cer-
taines personnes insolvables ne be´ne´ficient pas de l'ap-
plication de la loi parce que celle-ci ne pre´voit pas la
remise totale de dettes. Certaines dispositions devront
donc e^tre revues, mais cela ne devrait pas bouleverser
les principes qui re´gissent cette loi.
Je terminerai en citant quelques chiffres. Fin 1999, 4 542
demandes de re`glement collectif de dettes avaient e´te´
de´clare´es admissibles par les juges des saisies. Parmi
ces demandes, 263 avaient donne´ lieu a` un re`glement
amiable. Un proble`me se pose qui n'est pas de ma
compe´tence, mais qui est du^ a` l'arrie´re´ judiciaire. Pour la
partie qui a e´te´ traite´e, on peut conside´rer que la loi
fonctionne bien. Le seul proble`me qui reste est d'acce´-
le´rer les proce´dures. Il y a donc plus un proble`me de
moyens qu'un proble`me d'applicabilite´ de la loi.
Je re´pe`te que je mets tout en oeuvre pour qu'un projet
visant a` ame´liorer, la` ou` c'est indispensable, cette loi fort
importante soit de´pose´ au parlement avant la fin de
l'anne´e, et ce en tenant compte des observations faites
notamment par l'Observatoire du cre´dit et de l'endette-
ment.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Question orale de M. Charles Michel au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique, charge´
de la Politique des grandes villes, sur
des dysfonc-
tionnements au sein de l'Office de contro^le des
assurances (OCA)
Mondelinge vraag van de heer Charles Michel aan de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onder-
zoek, belast met het Grootstedenbeleid, over
dis-
functies in de schoot van de Controledienst voor de
Verzekeringen
(nr. 2073)
18
HA 50
COM 262
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
M. Charles Michel (PRL FDF MCC) : Monsieur le pre´si-
dent, monsieur le ministre, chers colle`gues, diffe´rentes
informations qui m'ont e´te´ communique´es semblent
convergentes et font e´tat de difficulte´s au sein de l'Office
de contro^le des assurances. Certains de´noncent une
forte politisation au niveau des postes a` responsabilite´s
en particulier et on va me^me jusqu'a` mettre en cause
l'efficacite´ de l'Office. Par exemple, dans certains dos-
siers -je pense a` celui des plantes chinoises dont on a
parle´ dans la presse-, il semblerait que des proble`mes de
communication interne se soient pose´s et que l'efficacite´
aurait e´te´ a` cette occasion de´ficiente.
J'ajoute qu'un audit interne a` la Fonction publique aurait
e´te´ re´alise´ et qu'un audit externe serait re´alise´ ou en
cours de re´alisation par une socie´te´ prive´e.
Cette situation appelle les questions suivantes. Pouvez-
vous confirmer l'existence de telles difficulte´s ou, au
contraire, infirmer la situation que je viens de de´crire ?
Avez-vous connaissance du contenu de ces deux audits,
pour autant qu'ils aient e´te´ de´ja` re´alise´s et que leurs
conclusions soient disponibles ? Dans l'affirmative,
pouvez-vous brie`vement nous les exposer ?
Enfin, des mesures sont-elles envisage´es le cas e´che´ant
pour ame´liorer le fonctionnement de l'Office de contro^le
des assurances, qui joue un ro^le tout a` fait essentiel dans
la vie e´conomique du pays ?
M. Charles Picque´, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, j'ignore les sources qui ame`nent M. Mi-
chel a` s'interroger et a` s'inquie´ter, mais je suppose qu'il
s'agit de sources tout a` fait honorables. Je subodore
toutefois que ces informations s'e´cartent quelque peu de
la re´alite´. Je ne vous mets pas en cause pour autant et il
est en effet important de clarifier les choses.
L'Office de contro^le des assurances est dirige´ par un
conseil, compose´ de 7 membres nomme´s par le Roi sur
proposition conjointe des ministres de l'Economie, des
Finances et de la Justice. Le personnel de l'Office est
nomme´ par le conseil. Je n'ai pas pour habitude de
m'immiscer dans ce genre de nominations et je ne crois
pas que cela ait e´te´ le cas de mes pre´de´cesseurs. Cela
n'empe^che e´videmment pas certains membres du per-
sonnel de l'Office de chercher parfois des recommanda-
tions en vue d'une promotion ou d'une nomination.
En ce qui concerne les audits, il n'y a pas eu, a` la
Fonction publique, d'audit propre a` l'Office de contro^le
des assurances. Mon pre´de´cesseur, M. Di Rupo, avait
demande´ une e´tude a` une firme prive´e. Cette e´tude
n'avait pas pour objectif - c'est pour cette raison que
j'he´site a` utiliser le terme d'audit - d'examiner le fonction-
nement a` terme de l'Office, mais pluto^t de de´limiter sa
sphe`re de compe´tence propre. Il s'agissait notamment
d'examiner les synergies ainsi que les doubles emplois
possibles entre les compe´tences de l'Office et celles
d'autres autorite´s de contro^le comme la Commission
bancaire, le Fonds des accidents de travail, etc. Je n'ai
pas encore rec¸u les re´sultats de cette e´tude.
Je ne pense pas qu'il existe des dysfonctionnements
graves au sein de l'Office. Il y a eu l'e´pisode des plantes
chinoises, sur lequel je me suis penche´ avec inte´re^t. Cet
e´pisode pourrait se re´sumer, si mes informations sont
exactes, a` une divergence de vue entre un agent de
l'Office et sa hie´rarchie sur ce dossier. Il s'agit donc d'un
de´bat interne a` l'Office. Je n'ai rec¸u aucune plainte a` ce
sujet et j'ai ve´rifie´ si mes pre´de´cesseurs en avaient rec¸u.
Ce n'est pas le cas non plus.
Voila` les informations que je suis en mesure de vous
donner a` ce stade.
M. Charles Michel (PRL FDF MCC) : Monsieur le minis-
tre, je vous remercie pour la clarte´ de vos re´ponses. Je
demeurerai cependant attentif a` ce dossier et j'y revien-
drai. Lorsque les re´sultats de cette e´tude - que vous
he´sitez a` qualifier d'audit- seront connus, je serais ravi
que vous puissiez en informer le parlement.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Samengevoegde mondelinge vragen van de heer Karel
Van Hoorebeke en mevrouw Simonne Creyf aan de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek,
belast met het Grootstedenbeleid, over
de vernietiging
van de benoeming van de voorzitter van de Raad voor de
Mededinging
(nrs. 2361 en 2364)
Questions orales jointes de M. Karel Van Hoorebeke et
Mme Simonne Creyf au ministre de l'Economie et de la
Recherche scientifique, charge´ de la Politique des gran-
des villes, sur
l'annulation de la nomination du pre´sident
du Conseil de la concurrence
(n
os
2361 et 2364)
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, dit probleem
dateert niet van vandaag. Onder het ministerschap van
minister Di Rupo is het probleem van de Raad voor
Mededinging herhaaldelijk ter sprake gekomen. Wij her-
inneren ons nog allemaal de stakingsaanzegging van de
volledige Raad. De Raad wou daarmee duidelijk maken
dat hij niet op die manier kon voortwerken. De heer Di
Rupo is toen met allerlei beloften afgekomen, en ook met
een wetswijziging, om te voldoen aan de behoeften van
de Raad voor de Mededinging opdat deze op een
efficie¨nte manier zou kunnen vergaderen.
Vervolgens heeft de heer Demotte het dossier overgeno-
men. Hij heeft de heer Olivier Guth, sinds maart 1997
rechter bij de Rechtbank van Koophandel te Namen,
HA 50
COM 262
19
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Karel Van Hoorebeke
benoemd tot voorzitter van de Raad voor de Mededin-
ging. Toen deze benoeming moest plaatsvinden, hebben
zowel collega Van Parys als ikzelf hierover gei¨nterpel-
leerd. Volgens de heer Demotte was er geen enkel
probleem met betrekking tot de aanstelling van de heer
Guth, omdat hij voor deze benoeming voldeed aan de
criteria van taalkundigheid en ervaring.
Nu lees ik in de krant dat de Raad van State de
benoeming van de heer Guth zou hebben vernietigd. Ik
beschik niet over het arrest zelf, en ken dus ook niet de
motieven, maar de taalwetten zouden niet zijn nageleefd
en er zou geen grond zijn voor het feit dat de voorzitter
een Franstalige moest zijn. Mijnheer de minister, omdat
ik mij alleen steun op wat ik in de krant heb gelezen, kan
ik mij vergissen. Het is echter vrijwel zeker dat de Raad
van State de benoeming onmiddellijk heeft vernietigd,
niet geschorst. Dat is een vrij uitzonderlijke procedure,
want de Raad van State vernietigt alleen wanneer een
zaak zeer flagrant is. Dat heeft hij trouwens ook gedaan
bij de benoeming van mevrouw Reynders tot voorzitter
van de rechtbank van eerste aanleg te Luik. Toen zij als
korpschef was aangeduid, heeft de Raad van State deze
benoeming ook onmiddellijk vernietigd, in plaats van
eerst te schorsen. De aanstelling was immer een fla-
grante aanfluiting van een aantal principes. Blijkbaar zou
het hier om gelijkaardig geval gaan, maar ik baseer mij
op wat in de krant verschenen is.
Mijnheer de minister, ik kom tot mijn vragen.
Ten eerste, bestaat er inderdaad een arrest met die
draagwijdte, namelijk de vernietiging van de benoeming
van de voorzitter van de Raad voor de Mededinging ?
Ten tweede, wat is de inhoudelijke motivering van het
arrest van de Raad van State om over te gaan tot de
vernietiging ?
Ten derde, bevinden wij ons eens te meer in een im-
passe. De Raad voor de Mededinging heeft nu reeds
gedurende vier of vijf jaar problemen met onder meer
benoeming, niet-benoeming, onvoldoende benoemingen
en de onmogelijkheid te werken. Ik moet niet herhalen
dat wij de Raad voor de Mededinging hebben opgericht
met de bedoeling belangrijke economische dossiers snel
te laten beslechten. Deze vaudeville van aanstellingen
en vernietigingen is natuurlijk geen goede zaak voor de
goede werking. Welke initiatieven zult u nemen om deze
toestand op te lossen en zo snel mogelijk te komen tot
een Raad voor de Mededinging die kan werken op een
efficie¨nte en performante manier ?
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, ik ben het volledig eens
met collega Van Hoorebeke. De problemen met de
Dienst en de Raad voor de Mededinging dateren eigenlijk
reeds van bij de oprichting. Van in het begin waren de
diensten onderbezet en waren er samenwerkings-
problemen tussen de Dienst en de Raad. Tijdens de
vorige legislatuur nam de toenmalige minister van Eco-
nomie, de heer Di Rupo, een wetgevend initiatief om de
problemen op te lossen. Het optreden van de toenmalige
minister was echter niet doortastend. Er kwam wel een
secundaire oplossing voor het probleem.
Een van de resterende kernproblemen was het feit dat de
Dienst en de Raad veel tijd besteedden aan concentratie-
dossiers, die uiteindelijk toch werden goedgekeurd, zo-
dat er geen tijd overbleef om restrictieve mededinging-
spraktijken te onderzoeken en aan te pakken.
De vorige minister van Economie, de heer Demotte, kon
in het begin van deze legislatuur eigenlijk met een
schone lei beginnen. Eind december drukte hij echter
een omstreden benoeming door in de Raad voor de
Mededinging. Hij benoemde de heer Guth tot voorzitter
van de Raad.
Deze benoeming werd onlangs vernietigd door de Raad
van State. Daardoor dreigt de werking van de Belgische
mededingingautoriteit opnieuw te verzanden. In verband
met deze benoeming moet mij een en ander van het hart,
mijnheer de minister. Reeds in januari 2000 hebben
collega's Van Parys en Van Hoorebeke gei¨nterpelleerd.
De hoofdvraag toen betrof de tweetaligheid van de heer
Guth zoals die vereist wordt door de wet van 15 augustus
1991 in artikel 17, paragraaf 3. De heer Guth voldeed niet
aan de vereiste van tweetaligheid. Op het eind van de
interpellatie werd een motie van aanbeveling ingediend
waarin gevraagd werd het onwettige benoemingsbesluit
van de voorzitter van de Raad voor de Mededinging in te
trekken. Er werd evenwel een gewone motie ingediend
door PRL, PS, SP en Ecolo. Wij dachten dat politieke
benoemingen tot het verleden behoorden. Politieke be-
noemingen, dat was iets van het verleden, van de vorige
regering. Het zou anders worden. Het zou zeker anders
worden met Agalev en Ecolo.
Het gaat hier bovendien om een politieke benoeming van
de verderfelijkste soort, waarbij een bekwaam kandidaat,
die nationaal en Europees een autoriteit is op dit gebied
en als dusdanig ook erkend wordt, opzijgezet wordt voor
iemand die niet voldoet aan de door de wet opgelegde
vereisten. In tegenstelling tot de eerste kandidaat is deze
tweede persoon echter wel Franstalig en van PS-
strekking.
De Raad van State gaf collega's Van Parys en Van
Hoorebeke gelijk, en dus de meerderheid, met Agalev en
Ecolo, ongelijk. De politieke benoeming werd dus vernie-
tigd.
Mijnheer de minister, dit gebeurde voor uw aantreden als
minister. Het probleem dat er vervolgens uit ontstaan is,
is echter wel degelijk uw probleem. De werking van de
Raad voor Mededinging lijkt opnieuw te verzanden.
Daarom wil ik in dit verband nog enkele vragen stellen.
20
HA 50
COM 262
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Simonne Creyf
Welke maatregelen zult u nemen, mijnheer de minister,
om de werking van de dienst en de Raad voor Mededin-
ging te verbeteren ? Hoe zult u de leemte opvullen die is
ontstaan door de vernietiging van de benoeming van de
heer Guth ? Bent of u bereid bent de drempel te verho-
gen voor het aanmelden van concentratiedossiers aan-
gezien daaraan nu teveel tijd wordt besteed. Uw mede-
werkers zullen zich allicht herinneren dat dit punt ons ook
reeds tijdens de vorige legislatuur na aan het hart lag. De
drempels voor het melden van concentratiedossiers zijn
te laag en zouden eigenlijk verhoogd moeten worden.
Minister Charles Picque´ : Mijnheer de voorzitter,
collega's, wat de vernietiging van de benoeming van
mijnheer Guth betreft, is het noodzakelijk een toelichting
te geven over de motivering van de Raad van State. De
Raad van State was van oordeel dat en ik citeer :
de
rechtvaardiging van de kennis van de andere taal dan
deze waarin de examens door doctors in de rechten
werden afgelegd niet kon worden ingebracht conform
artikel 43 van de wet van 1935 op de het gebruik der
talen in gerechtszaken
. Dit betekent dat de kennis van
de andere taal niet kon worden aangetoond door het
behalen van het wettelijke attest van tweetaligheid.
Het komt mij natuurlijk niet toe commentaar te leveren op
de beslissing van de Raad van State. Toch constateer ik
dat deze nietigverklaring betreurenswaardig is voor het
goed functioneren van de Raad van Mededinging. Dit is
des te meer zo omdat iedereen het eens was over de
kwaliteiten van mijnheer Guth. Ik betwist ook het feit dat
de heer Guth als een socialist wordt beschouwd. Men
moet duidelijk zijn. Ik ben ervan overtuigd dat mijnheer
Guth geen lid is van de PS. Dit is klaar en duidelijk.
Deze vernietiging is inderdaad betreurenswaardig voor
het goed functioneren van de Raad voor de Mededin-
ging. Daarom zal ik tijdens deze vakantie zo vlug moge-
lijk de nodige maatregelen treffen om de normale werking
van de Raad mogelijk te maken. Nu reeds overweeg ik
de benoeming van een interimvoorzitter die aan de door
de Raad van State gestelde voorwaarden beantwoordt.
Mevrouw Be´atrice Ponnet, huidig lid van de Raad voor de
Mededinging en rechter bij de rechtbank van koophandel
van Hasselt e´n in het bezit van het attest van tweetalig-
heid, zal eerlang worden aangesteld om die functie uit te
oefenen. Dit is een tijdelijke oplossing. Ze is, mijns
inziens, gerechtvaardigd omwille van de continui¨teit van
de openbare diensten. Er zal eveneens een nieuwe
oproep tot kandidaten worden uitgeschreven.
Wat de drempels van het aanmelden van de concentra-
ties betreft, lijkt het me op dit ogenblik niet opportuun de
bedragen te wijzigen die ingevolge opeenvolgende wijzi-
gingen in 1999 werden weerhouden. Deze drempels
werden een eerste keer gewijzigd door de wet van april
1999 en een tweede keer door het besluit van juni 1999
dat op 8 juli 1999 in werking trad. Een derde wijziging in
minder dan een jaar doorvoeren, zou, mijns inziens,
verwarring in de betrokken middens kunnen zaaien.
De Dienst voor de Mededinging die belast is met de
evaluatie van de gevolgen van de wetgevende wijzigin-
gen van 1999 beveelt terzake een redelijke termijn aan
om de eerste analyses te maken. We spreken van enkele
maanden.
Mijnheer de voorzitter, collega's, ik vat samen. De rege-
ring moest een tijdelijke oplossing vinden. Met de tijde-
lijke aanstelling van mevrouw Ponnet is dit gebeurd. Ik
voeg eraan toe dat we van plan zijn een twintigtal
adjunct-adviseurs aan te werven. SELOR richt de exa-
mens in. Dat zal nog een tijdje in beslag nemen. De
examens zijn echter aan de gang.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
minister, we kennen dit probleem nog van vroeger. Uw
voorganger, de heer Demotte heeft terzake een tijdelijke
overgangsmaatregel ingevoerd. Op die manier kon men
mensen aanduiden die vervangen worden als men advi-
seurs kan aanwerven. Daar heb ik geen problemen mee.
We wisten dat het een tijdje kon duren vooraleer men
over voldoende mankracht kan beschikken.
Mijnheer de minister, ik heb wel een probleem met uw
antwoord op de vraag inzake de vernietiging van de
benoeming van de voorzitter. Reeds op 15 februari 2000
hebben de heer Van Parys en ikzelf gewezen op de
gevaren van de benoeming van de heer Guth. We
hebben beklemtoond geen problemen te hebben met de
juridische kwalificaties van de betrokkene. Daar gaat het
niet over. Ik geef wel toe in februari de vraag te hebben
gesteld of de heer Guth voldoende beroepservaring als
magistraat had. Betrokkene is immers slechts sinds 1997
benoemd als rechter bij de rechtbank van koophandel te
Luik of in Namen. Dat was onze enige opmerking inzake
kennis en beroepsbekwaamheid van de heer Guth. Al
onze aandacht ging naar het taalkundig aspect van de
problematiek. Hamvraag voor ons was of de heer Guth
voldeed aan de vereiste tweetaligheid die niet alleen door
de wet wordt opgelegd maar ook een vereiste is voor
dergelijk belangrijke benoemingen.
Mijnheer de minister, ik stel vast dat de Raad van State
onze bemerkingen bijtreedt en de benoeming verbroken
heeft. Voor mij maakt het niet uit of de heer Guth een
PS-aanhanger is of niet. Feit is dat uw voorganger het
belangrijk criterium inzake de tweetaligheid van belang-
rijke benoemingen flagrant met voeten heeft getreden.
Dat is voor ons onaanvaardbaar. Vandaar dat we ze
hebben aangevochten.
HA 50
COM 262
21
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Karel Van Hoorebeke
Mijnheer de minister, u moet overgaan tot een nieuwe
benoeming. Ik hoop, en we zullen er nauwkeurig op
toezien, dat u daarbij de wettelijke vereisten zult naleven.
Hopelijk zullen wij u niet opnieuw op de vingers hoeven te
tikken wegens het omzeilen van de wet, zoals uw voor-
ganger, de heer Demotte, dat heeft gedaan.
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mijnheer de minister,
ik sluit mij aan bij de opmerkingen van de heer Van
Hoorebeke. De werking van de Dienst en de Raad wordt
eens te meer gehypothekeerd door het spel van de
politieke benoemingen aan de top. Ik vind het machia-
vellistisch te ontkennen een kandidaat op een politieke
wijze te hebben benoemd, terwijl dat wel zo is. Het is ook
jammer dat de controle door het parlement, door de
indiening van een eenvoudige motie, onmogelijk wordt
gemaakt, hoewel de collega's Van Hoorebeke en Van
Parys het probleem duidelijk hebben geschetst.
Het moet mij nog maar eens van het hart. De regering is
samengesteld door partijen die de mond vol hebben van
een andere en nieuwe politieke cultuur en die met het
verleden willen afrekenen. We moeten echter eens te
meer vaststellen dat zij de controle door het parlement
onmogelijk maken.
De werking van de Raad wordt ook gehypothekeerd door
de lage aanmeldingsdrempel, waardoor alle aandacht
van de medewerkers wordt opgeslorpt, terwijl de onder-
zoeken naar de restrictieve mededingingspraktijken blij-
ven liggen.
Minister Charles Picque´ : De beroepsbekwaamheden
van de gewraakte kandidaat worden niet betwist. Dit
gezegd zijnde, het is misschien niet evident dat er voor
de functie van voorzitter van de Raad van de Mededin-
ging een taalbrevet vereist is. Dat is echter voer voor een
ander debat.
Het spreekt voor zich dat de nieuwe kandidaten aan alle
voorwaarden zullen moeten voldoen.
Wat de lage drempel betreft, ik ben van plan om over de
geschiktheid daarvan advies te vragen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Roger Bouteca aan de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onder-
zoek, belast met het Grootstedenbeleid, over
de
bezoldiging bij het Algemeen Rijksarchief
(nr. 2327)
Question orale de M. Roger Bouteca au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique, charge´
de la Politique des grandes villes, sur
les salaires
aux Archives ge´ne´rales du Royaume
De heer Roger Bouteca (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, net zoals
collega's Brepoels en Creyf stelde ik een aantal maan-
den geleden aan uw voorganger de heer Demotte een
vraag over de personeelsbezetting en de openingsuren
van de rijksarchieven in de provincies. Intussen ver-
scheen in het Belgisch Staatsblad van 11 april 2000 een
ministerieel besluit tot wijziging van het vroegere besluit
van 24 april 1995 ter uitvoering van de personeelsforma-
tie van de federale wetenschappelijke instellingen die
onder uw bevoegdheid ressorteren. In artikel 1 van
voornoemd ministerieel besluit wordt bepaald dat bij het
Algemeen Rijksarchief en het rijksarchief in de provincie¨n
drie van de dertien betrekkingen van hoofdtechnicus der
vorsing worden bezoldigd in de weddeschaal 22B.
Mijnheer de minister, hierover heb ik een aantal vragen.
Ten eerste, waarom worden slechts drie van die dertien
betrekkingen in die weddeschaal bezoldigd ? Ten
tweede, op basis van welke criteria worden de personen
aangewezen die in de betrokken weddeschaal worden
bezoldigd ? Ten derde, werden de begunstigde personen
reeds aangewezen ?
Minister Charles Picque´ : Mijnheer de voorzitter,
collega's, het gaat hier om een zuiver technische kwes-
tie, met name de strikte toepassing van de regels van
sociale programmering en over de toepassing van het
statuut van het toegevoegde vorsingspersoneel van de
wetenschappelijke instellingen.
De koninklijke besluiten die het statuut bepalen vloeien
voort uit het openbare ambt. Het koninklijk besluit van
juni 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van april
1995 tot vaststelling van de personeelsformatie van de
federale wetenschappelijke instellingen, die ressorteren
onder de minister tot wiens bevoegdheid de federale
diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele
aangelegenheden behoren, stipuleert dat er 13 technici
van het vorsingspersoneel in de Algemene Rijks-
archieven en de Staatsarchieven in de provincies zijn.
Van die 13 technici zijn er 3 in Brussel en 10 in de
provincies. Dat betekent dat er sinds het koninklijk besluit
van april 1995 een belangrijke verhoging met 11 perso-
neelsleden is geweest.
Het ministerieel besluit van maart 2000 tot wijziging van
het ministerieel besluit van april 1995, genomen in uit-
voering van het koninklijk besluit van april 1995 tot
vaststelling van de personeelsformatie in de weten-
schappelijke instellingen geeft in artikel 1 aan dat 3 van
de 13 betrekkingen van chef-technicus van het vorsings-
personeel worden bezoldigd volgens weddeschaal 22b.
Het betreft de strikte toepassing van de sociale program-
mering, onder meer voor het openbare ambt, die bepaalt
dat 25% van de betrekkingen een hogere schaal kunnen
bereiken, in dit geval van schaal 22a naar 22b. De
22
HA 50
COM 262
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Charles Picque´
voorwaarden vindt men terug in het koninklijk besluit van
juni 1970 tot vaststelling van het statuut van het toege-
voegd vorsingspersoneel en van het personeel der we-
tenschappelijke instellingen van de Staat en in de wijzi-
gingen die aan dat koninklijk besluit werden aangebracht.
De laatste wijziging van april 1999 stipuleert dat om van
schaal 22a naar 22b te gaan, volgende voorwaarden
moeten zijn vervuld : een graad ancie¨nniteit van ten
minste 9 jaar hebben sedert de datum van het proces-
verbaal van afsluiting van het examen waarvoor de
ambtenaar geslaagd is, voor verhoging van weddeschaal
binnen de perken van de vacante betrekkingen.
De heer Roger Bouteca (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik
verheug mij erover dat hij de nodige aandacht wil beste-
den aan deze problematiek. Ik hoop dat het personeel-
skader nog tijdens deze legislatuur wordt opgetrokken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Frieda Brepoels aan
de minister van Economie en Wetenschappelijk On-
derzoek, belast met het Grootstedenbeleid, over
re-
clame voor kinderfeesten
(nr. 2336)
Question orale de Mme Frieda Brepoels au ministre
de l'Economie et de la Recherche scientifique,
charge´ de la Politique des grandes villes, sur
la
publicite´ relative aux fe^tes enfantines
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, mijnheer de minister, collega's, naar aanleiding van
het advies dat door de Raad voor het Verbruik officieel
werd uitgebracht, wens ik u enkele vragen te stellen. Sta
mij toe u te herinneren aan de motie van aanbeveling die
in november 1999 werd goedgekeurd. Daarin werd uit-
drukkelijk gevraagd om een systeem uit te werken ter
bescherming van kinderen tegen de steeds vroeger
beginnende reclame rond al die feesten. Er stond ook
uitdrukkelijk bij dat wij vanuit het parlement vroegen dit
via een gedragscode of via wetgevende instrumenten te
doen.
Ik heb begrepen dat uw voorganger, de heer Demotte, de
Raad voor het Verbruik een brief heeft geschreven
waarin hij die vraag heeft gesteld. De onderhandelingen
tussen de verschillende partners in die Raad hebben
geleid tot een advies dat op 27 juni 2000 werd uitge-
bracht. De meeste leden zullen van de inhoud van dit
advies reeds op de hoogte zijn. Er wordt een advies
gegeven over aanbevelingen tot zelfregulering, met een
aantal specificaties.
Ten eerste, ik stel vast dat in dat advies over een aantal
heel belangrijke elementen niet wordt gesproken. Het
advies gaat veel minder ver dan er door het parlement
om werd verzocht. Er is alleen sprake van aanbevelingen
tot zelfregulering en een sensibiliseringscampagne, maar
niet van een gedragscode of wetgevende initiatieven.
Ten tweede, met de periode die men voorstelt kunnen
tussen 1 en 6 december de sint en de kerstman mekaar
nog uitdrukkelijk voor de voeten lopen. De verwarrende
situatie voor de kinderen blijft bestaan.
Ten derde, de zelfregulering wordt beperkt tot reclame
buiten de zaak. Promotie binnen de winkels kan het hele
jaar door.
Ten vierde, de definitie die men geeft aan reclame werd
niet door de wet overgenomen zoals artikel 22 dat
bepaalt, wat voor een onduidelijke situatie zorgt.
Mijnheer de minister, ten eerste vernam ik graag heel
concreet wat minister Demotte aan de Raad voor Ver-
bruik precies heeft gevraagd. Het advies neemt verschei-
dene malen de bepaling
Zoals de minister ook vindt...
op. Volgens mij komt het de minister niet toe een
standpunt vooraf in te nemen, wat hij hier trouwens altijd
heeft beloofd. Hij zou een vraag om advies formuleren.
Graag ontving ik dan ook een kopie van die brief.
Ten tweede, wat vindt u van het advies dat de Raad voor
Verbruik op 27 juni 2000 heeft uitgebracht ? Wat is uw
standpunt terzake ?
Ten derde, weet u waarom er voor aanbevelingen werd
gekozen en niet voor een gedragscode ?
Ten vierde, het advies stelt voor een eerste evaluatie-
moment na Pasen 2001 in te voeren. Op welke wijze zal
die evaluatie gebeuren ? Zal dit geschieden op basis van
klachten ? Wie zal hiervoor instaan ?
Ten vijfde, waarom gebruikt de Raad voor het Verbruik
een eigen definitie voor reclame, die uitdrukkelijk ver-
schilt van artikel 22 van de wet op de handelspraktijken ?
Wat wordt er bedoeld met
reclame die niet door kinde-
ren gevraagd wordt
of met
reclame duidelijk bestemd
voor kinderen
? Wat zijn kinderen ? Tot welke leeftijd is
men kind ?
Ten zesde, vindt u dat met dit advies aan de hoofd-
bekommernis van het onderwijzend personeel - tijdens
de eerste vergaderingen van de Raad voor het Verbruik
werden zij uitgenodigd - met name het aanleren en
respecteren van een tijdstructuur in de opvoeding van de
kinderen wordt beantwoord ?
Minister Charles Picque´ : Mijnheer de voorzitter,
collega's, ik zal mijn best doen om de volgorde van de
vragen te respecteren.
HA 50
COM 262
23
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Charles Picque´
Ten eerste, mijn voorganger heeft aan de Raad voor het
Verbruik gevraagd om een breed debat, met alle gei¨nte-
resseerde partijen, te houden over de opportuniteit om de
duur van de reclamecampagnes met betrekking tot
Pasen, Sinterklaas en Kerstmis te reglementeren. Ik geef
u inzage in deze brief en u ontvangt een kopij.
Ten tweede, ik heb het advies van de Raad voor het
Verbruik ontvangen. Het beantwoordt helemaal aan de
vraag die werd geformuleerd. Dit is geen dubbelzinnig-
heid.
Ten derde, op bladzijde vier van het advies verklaart de
Raad waarom hij opteert voor een aanbeveling van
autoregulering eerder dan een gedragscode. Ik citeer :
In de Raad is gebleken dat de autoregulering in dit geval
niet de vorm van een gedragscode moet aannemen,
maar wel die van een aanbeveling tot autoregulering die
uitdrukkelijk door de professionele organisatie aan al
haar leden wordt gericht. Gezien het zeer groot aantal
betrokken sectoren en professionelen, namelijk tiendui-
zenden
handelaars
in
voedingsmiddelen
en
niet-
voedingsmiddelen, adverteerders, reclamemakers, me-
dia allerhande en rekening houdend met de zaak in
kwestie en de concreet uit te werken principes, blijkt de
toepassing van een gedragscode die de individuele
toetreding van elke professional vereist alsook het op-
richten van een controleorgaan en de eventuele toepas-
sing van sancties immers moeilijk uitvoerbaar
.
Ten vierde, de controle kan uitgevoerd worden door
organisaties die lid zijn van de Raad en door ouderver-
enigingen. Er kunnen eveneens klachten geadresseerd
worden. De Raad zelf zal zich over de eindevaluatie
uitspreken.
Ten vijfde, het aanbevelen van de autoregulering is van
toepassing op de reclame en ik citeer
die duidelijk
bestemd is voor kinderen uit de kleuterschool of uit het
lager onderwijs
. Het spreekt voor zich dat dit geen
betrekking heeft op reclame die duidelijk bestemd is voor
volwassenen of adolescenten. Overigens verstaat men
onder reclame die
niet door kinderen wordt gevraagd
,
reclame die men ontvangt zonder dat kinderen daarvoor
actieve stappen ondernemen. Reclame die op vraag van
kinderen of hun ouders werd opgestuurd, bijvoorbeeld
het aanvragen van een catalogus door middel van een
antwoordstrook, wordt bijgevolg uitgesloten.
De definitie van reclame verschilt van de definitie die in
algemene termen voorkomt in de wet op de handels-
praktijken omdat men met precisie moest aanduiden wat
het voorwerp van de aanbeveling was.
Ten zesde, ik zal mij niet uitspreken over het feit of de
autoregulering perfect beantwoordt aan de bekommernis
van het onderwijzend personeel.
Het staat u vrij dit debat aan te gaan met de betrokken
organisaties. Ik garandeer u echter dat zij zich in de Raad
voor het Verbruik vrij hebben kunnen uitspreken. Ik ben
van mening dat alles in het werk werd gesteld om hen
voldoening te geven. Het verstrekte advies is het resul-
taat van vele inspanningen van beide partijen.
Het is moeilijk om op nationaal niveau nog verder te
gaan. Ik zie niet goed in hoe ons kleine land weerstand
zou kunnen bieden aan grote reclamecampagnes die
vanuit Frankrijk, Groot-Brittannie¨ of Duitsland worden
opgezet. Laat ons bescheiden blijven.
Een wetgeving zoals de verenigingen van ouders en
opvoeders willen, moet volgens mij een Europese en
geen nationale wetgeving zijn. U mag daarover natuurlijk
altijd een debat aangaan hier in de commissie. Ik acht dit
immers een belangrijke kwestie.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de minis-
ter, ik kan u alleen maar zeggen dat ik, en een aantal
collega's die wetsvoorstellen hebben ingediend in het
parlement, heel uitdrukkelijk de bedoeling hadden een
open debat met de verschillende betrokkenen te voeren.
Uw voorganger heeft ervoor gekozen om op basis van
een aanbeveling van het parlement dit debat binnen de
Raad voor het Verbruik te laten voeren. Nochtans had-
den wij gevraagd om hierbij, als commissie, te worden
betrokken. Dat is tot hiertoe niet gebeurd. De Raad voor
het Verbruik heeft ook geen kennis genomen van de
wetsvoorstellen, zoals was afgesproken.
Uit de brief van minister Demotte aan de Raad voor het
Verbruik blijkt dat hij inderdaad aan de Raad een breed
debat tussen de verschillende partijen heeft voorgesteld.
Dat debat zou volgens hem moeten leiden tot een code.
Hij verkiest eerder zo'n code dan een wettelijke regle-
mentering. De minister heeft daarmee dus al een richting
aangegeven en daar had ik het al een beetje moeilijk
mee.
U zegt echter dat hen zelfs niet is gevraagd om een code
uit te werken, maar slechts om een breed debat te
voeren. Nochtans vraagt de minister in zijn brief uitdruk-
kelijk om op basis van een debat tot een code te komen.
Ik ben het dus niet met u eens wanneer u zegt dat het
advies uitdrukkelijk aan de vraag beantwoordt. Het ad-
vies beantwoordt er geenszins aan.
Men voorziet een zeer ruime sensibilisering, een aanbe-
veling die men vanuit de organisaties aan de sectoren
gaat overmaken om de zelfregulering eerlijk te respecte-
ren.
In de vraag van de consumentenorganisaties wordt ech-
ter heel uitdrukkelijk de wens geuit om de sint en de
kerstman niet door elkaar te laten lopen. Men geeft
hierop als antwoord dat zoiets moeilijk kan omdat men
24
HA 50
COM 262
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frieda Brepoels
onmogelijk rekening kan houden met bijvoorbeeld kerst-
markten die op vraag van de consumenten zelf reeds
begin december plaatsvinden en waarvan de organisa-
toren niet de professionelen zijn die in deze aanbevelin-
gen beoogd worden.
Ofwel beoogt men de professionele sector, ofwel het
brede publiek. Het is het een of het ander. Ik zie hieruit
echter zeer weinig effect voortkomen. Ik kan mij niet van
de indruk ontdoen dat men zich op een heel eenvoudige
manier van de zaak heeft willen afmaken. Hoewel men er
inderdaad uitvoerig over heeft gediscussieerd, heb ik
duidelijk van de oudercomite´s en de kleuterleidsters
begrepen dat zij hun mening weliswaar kwijt mochten,
maar dat zij helemaal niet in de besluitvorming betrokken
werden.
Er werd blijkbaar met deze problematiek geen rekening
gehouden. Het is jammer dat u als minister voor Econo-
mie zegt niets te weten over de tijdstructuur bij kleuters.
Daarover gaat het precies, mijnheer de minister. Het gaat
niet over het belang van de middenstand, maar over het
belang van het kind als consument. Daarop is in het
parlement uitdrukkelijk gewezen.
Mijnheer de voorzitter, dit is de laatste vergadering voor
het reces. Bij het begin van het nieuw parlementair jaar
zou ik daarover in de commissie een gesprek willen
voeren al dan niet op basis van de wetsvoorstellen die
werden ingediend en daarbij de vertegenwoordigers uit
de Raad voor het Verbruik, maar nog liever de betrokke-
nen uit het onderwijs en de oudercomite´s, horen. Ik stel
vast dat de minister zich bij dit advies neerlegt. Hij wacht
de evaluatie af. Het initiatief ligt nu bij het parlement.
Minister Charles Picque´ : De leden van de Raad hebben
ons uitgelegd dat het moeilijk was om een gedragscode
uit te werken. Ik citeerde de motivering van de Raad. Ik
stel u voor om naar de organisatie te luisteren, maar dat
is uw taak, mijnheer de voorzitter. Dat zou heel opportuun
zijn.
Wat is de kern van de zaak ? Ik ben van oordeel dat de
voornaamste verantwoordelijkheid in die zaak bij de
ouders ligt. Dat is een kwestie van informatie en opvoe-
ding van de kinderen. Het volstaat niet een wet uit te
vaardigen. We leven in een maatschappij waarin de
ouders hun verantwoordelijkheden moeten nemen. Dat is
mijn mening. Dat zal mevrouw Brepoels niet tevreden
stellen.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, de minister zegt dat het volgens de Raad voor het
Verbruik zeer moeilijk is een gedragscode uit te werken.
Eenzelfde gedragscode bestaat bijvoorbeeld ook voor de
opvolging van de milieureclame; reclame voor producten
die goed of niet goed voor het milieu zijn. Dat heeft onder
andere betrekking op de etikettering. We merken dat dat
ook niet werkt. Het zou iets meer impact op de sector
moeten kunnen hebben dan aanbevelingen, maar het
blijkt niet te werken. We stellen vast dat alleen een
wettelijke regeling kan werken. Ik betreur het dat men
hier niet voor het kind als consument kiest, maar wel voor
de sector en de belangen van de economie.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- Voorzitter : mevrouw Muriel Gerkens
Mondelinge vraag van mevrouw Frieda Brepoels aan
de minister van Economie en Wetenschappelijk On-
derzoek, belast met het Grootstedenbeleid, over
de
Europese Richtlijn 98/44 ter bescherming van biote-
chnologische uitvindingen
(nr. 2352)
Question orale de Mme Frieda Brepoels au ministre
de l'Economie et de la Recherche scientifique,
charge´ de la Politique des grandes villes, sur
la
Directive europe´enne n° 98/44 prote´geant les de´cou-
vertes biotechnologiques
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mevrouw de voor-
zitter, mijnheer de minister, collega's, tijdens de vorige
vergaderingen van deze commissie hebben de collega's
Laenens en Dardenne over de omzetting van deze
richtlijn een aantal vragen gesteld. Afgelopen weekend
werden meerdere collega's uit deze commissie gealar-
meerd door verschillende NGO's, die meenden verno-
men te hebben dat u toch van plan zou zijn om nog voor
het reces de Europese richtlijn in Belgische wetgeving
om te zetten. Ik zie niet in hoe dat nog zo snel kan
gebeuren; misschien bij koninklijk besluit, zoals dat vroe-
ger nog is gebeurd, maar alleszins niet bij wetsontwerp.
Men maakte zich daarover bijzonder veel zorgen, omdat
eerdere berichten erop wezen dat een open debat nog
mogelijk was. Er zouden verdere gesprekken komen in
opvolging van de rondetafelconferentie die uw voorgan-
ger, en uzelf misschien, nog organiseerden. Ik heb
hierover een aantal heel concrete vragen.
Welke stappen hebt u gepland op korte termijn om die
richtlijn om te zetten ? Hoe en wanneer zult u een
wetsontwerp voorstellen ? Bent u bereid de in het verle-
den gemaakte afspraken te honoreren ? Wilt u het over-
leg met de civiele samenleving voortzetten om niet
overhaast maar via een effectieve dialoog de verdere
omzetting van de richtlijn in Belgische wetten uit te
werken ?
Minister Charles Picque´ : Mevrouw de voorzitter,
collega's, het komt mij voor dat in Belgie¨ een breed
openbaar debat heeft plaatsgehad. Het is volgens mij
niet nodig dit debat te rekken. Iedereen heeft zich kunnen
uitspreken. Ik heb trouwens met voldoening vastgesteld
HA 50
COM 262
25
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Charles Picque´
dat Belgie¨ een voorsprong heeft genomen op dat gebied
ten opzichte van de ons omringende landen. In dit
opzicht veroorloof ik mij u enkele elementen in herinne-
ring brengen. Een eerste gelegenheid om over dat on-
derwerp te debatteren werd in februari geboden op het
ogenblik dat mijn voorganger een colloquium organi-
seerde. Ik ben dus op de hoogte van de problematiek van
het omzetten van de richtlijn. Dit colloquium liet alle
betrokken partijen uit de branche aan het woord - indus-
trie¨len, niet-gouvernementele organisaties, wetenschap-
pers, leden van het Belgisch Comite´ voor de Bio-ethiek,
enzovoort. Zij hebben de gelegenheid gehad hun stand-
punt bekend te maken. In het verlengde van dit collo-
quium en met de bedoeling de dialoog voort te zetten,
heeft mijn kabinet een reeks rondetafelconferenties ge-
organiseerd.
Bij het slot van die raadplegingen werd aan alle partijen
gevraagd schriftelijk hun respectievelijke standpunten te
bevestigen. Deze standpunten werden met grote aan-
dacht door mijn kabinet onderzocht. Wij zijn niet van plan
stappen te ondernemen om nieuwe onderhandelingen
over de richtlijn aan te gaan. Toch verdient zij opheldering
op belangrijke punten zoals bijvoorbeeld het onderscheid
tussen een ontdekking en een uitvinding. Dat is het
belangrijkste punt.
Zoals u weet wil ik met de omzetting van deze richtlijn
opschieten, met inachtneming evenwel van de elemen-
taire ethische principes. Daarom werden tussen de kabi-
netten onderling consultaties aangevat over een vooront-
werp van wet ter omzetting van de richtlijn. Ik ben zo vrij
te beklemtonen dat volgens de bepalingen van artikel 1
van de richtlijn, houdende het juridisch kader van de
octrooieerbaarheid van biotechnologische uitvindingen,
de lidstaten opgelegd wordt hun nationaal octrooirecht
aan te passen indien dat nodig is. Bijgevolg komt het
erop aan bij het omzetten van deze richtlijn de ethische
aspecten die op het spel staan niet uit het oog te
verliezen. Daarom is het belangrijk erover te waken dat
bij de omzetting van de richtlijn naar Belgisch recht drie
fundamentele principes gee¨erbiedigd worden.
Ten eerste kan het menselijk lichaam niet patrimoniaal of
vermogensrechtelijk worden aangewend. Ten tweede,
het principe van de vrije en gei¨nformeerde instemming
van de donor van biologisch materiaal. Ten derde, het
verbod op het verkrijgen van een octrooi voor de ontdek-
king of identificatie van een gen of een genenreeks.
Ik bevestig aldus het standpunt dat ik steeds heb inge-
nomen en dat vandaag ongewijzigd blijft. Het is mijn wil
om in het Belgische recht het fundamentele principe van
de niet-octrooieerbaarheid van het menselijk gen te
eerbiedigen. De eerbiediging van dit principe impliceert
eveneens dat elk gen of iedere nieuwe genenreeks die
wordt ontdekt, onmiddellijk in het gemeen domein moet
gebracht worden opdat allen er gratis toegang zouden
toe hebben.
Dit is van kapitaal belang opdat het wetenschappelijk
onderzoek zich ten volle zou kunnen ontplooien. Ik denk
echter dat de twee strategiee¨n niet onverenigbaar zijn. Ik
denk het misschien niet nutteloos is de richtlijn te herzien.
Ik vrees toch een nieuwe houding van de Europese
instellingen en van het parlement omdat ik ervan over-
tuigd ben dat er veel lobby's bestaan op dat gebied en
dus nieuwe onderhandelingen nodig zullen zijn opdat die
richtlijn tot positieve resultaten zou leiden. Dat is niet zo
evident.
Ik denk dat het voorzichtig zou zijn de richtlijn zo vlug
mogelijk om te zetten in ons Belgisch recht, maar de twee
benaderingen zijn niet onverenigbaar. Volgens het
Franse gezegde
Un tiens vaut mieux que deux tu
l'auras
denk ik dat het wijs zou zijn die omzetting zo vlug
mogelijk te verwezenlijken.
Die kwestie moet mijns inziens beschouwd worden in het
licht van de drie fundamentele principes die ik heb
aangehaald. Dit debat is niet afgesloten, maar de draag-
wijdte ervan is heel belangrijk.
Des membres de votre groupe m'ont d'ailleurs de´ja`
interroge´ a` ce sujet.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de minis-
ter, mag ik hieruit concluderen dat u stelt, verwijzend naar
die drie principes, dat u niet alle elementen van de
richtlijn zult overnemen maar er een aantal elementen
zult uit weglaten zoals bijvoorbeeld het octrooieren van
levende wezens ?
Minister Charles Picque´ : Ik maak een onderscheid
tussen een ontdekking en een uitvinding. Het is duidelijk
dat, toen een gen ontdekt werd, een therapie werd
uitgevonden. Er bestaan veel monogenetische ziekten.
Dit zijn ziekten die slecht e´e´n gen betreffen en voor
dewelke nog geen therapie gevonden was. Ik denk
bijvoorbeeld aan chore´a. Er is dus een belangrijke weg af
te leggen na de ontdekking van een gen.
Het spreekt voor zich dat de uitvinding om een therapie te
zoeken, het voorwerp kan zijn van een octrooi-
eerbaarheid. Dat is het verschil met de ontdekking. Ik ben
van oordeel dat de ontdekking van een gen of van een
genenreeks tot het publieke domein behoort.
Ik ben niet gekant tegen de octrooieerbaarheid van een
uitvinding in verband met de ontdekking van een gen of
genenreeks, maar het zou gevaarlijk zijn een brevet toe
te kennen als een gen werd ontdekt. Dat is het verschil
tussen ontdekking en uitvinding.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Krijgen we nog de
kans ?
26
HA 50
COM 262
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Minister Charles Picque´ : Dat is niet zo duidelijk. Ik vind
de inhoud van de richtlijn nog dubbelzinnig is, evenals de
manier waarop de richtlijn gei¨nterpreteerd is. Ik ben van
plan die richtlijn om te zetten in deze die ik beschreef,
rekening houdend met de drie belangrijke principes. Ce
n'est pas aussi clair.
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Wanneer zal uw voor-
stel bij het parlement worden ingediend ? In het najaar ?
Minister Charles Picque´ : Ja.
La pre´sidente : Monsieur le ministre, il me semble que
lorsque nous avions discute´ de ce point la semaine
dernie`re, vous releviez effectivement cette difficulte´ a`
mettre des frontie`res et des balises entre de´couverte et
invention. Vous conveniez e´galement qu'une discussion
avec la population sur ce sujet e´tait inte´ressante. C'est
en effet un sujet difficile a` cerner. Et il est vrai que selon
la manie`re dont on les formule, les interpre´tations sont
parfois diffe´rentes.
Il est peut-e^tre trop to^t pour se prononcer la`-dessus, mais
maintenez-vous ce souhait ?
M. Charles Picque´, ministre : J'avais dit que le de´bat
avec les spe´cialistes avait eu lieu. Mais nous aurons
e´galement l'occasion d'en de´battre.
Op het moment dat ik het ontwerp voorleg, spreekt het
voor zich dat wij in staat zullen zijn dit debat opnieuw aan
te vatten.
Mais je ne pense pas qu'il faudra a` nouveau proce´der a`
une consultation. Je dispose de tous les e´le´ments.
Quand je dis que je ne suis pas d'avis de rene´gocier la
directive, qu'est-ce que cela signifie ? Cela veut dire que
je crois qu'il serait dangereux de compter sur une rene´-
gociation de la directive et de ne rien faire entre-temps. Il
faut pouvoir e´laborer le projet de loi maintenant.
Dat is ook een probleem van machtsverhouding op
Europees vlak. Ik stelde vast dat de Frankrijk inderdaad
geneigd is iets te doen om de richtlijnen opnieuw te
veranderen.
Je pense qu'il serait prudent de de´ja` transposer la
directive dans notre droit.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Zal dit via een
koninklijk besluit gebeuren ?
Minister Charles Picque´ : Neen, ik sprak over het ont-
werp.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Blijkbaar is men
daarvoor bevreesd.
Minister Charles Picque´ : Ik denk dat we niet meer
mogen talmen. We moeten zo vlug mogelijk optreden.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Zal dat nog in het
parlement worden besproken ?
Minister Charles Picque´ : Ja.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- Pre´sident : M. Jos Ansoms
Question orale de M. Richard Fournaux au ministre
de l'Economie et de la Recherche scientifique,
charge´ de la Politique des grandes villes, sur
l'ap-
plicabilite´ et l'exe´cution de la loi du 12 mars 2000
re´primant certaines fraudes au kilome´trage des ve´-
hicules
Mondelinge vraag van de heer Richard Fournaux aan
de minister van Economie en Wetenschappelijk On-
derzoek, belast met het Grootstedenbeleid, over
de
toepasbaarheid en de uitvoering van de wet van
12 maart 2000 tot beteugeling van bepaalde vormen
van bedrog met kilometerstand van voertuigen
(nr. 2312)
M. Richard Fournaux (PSC) : Monsieur le pre´sident,
monsieur le ministre, chers colle`gues, mille excuses pour
mon retard mais nous avions une importante interpella-
tion en commission de l'Inte´rieur.
Ma question vise la loi du 12 mars 2000 sur les fraudes
au kilome´trage des ve´hicules. Je suis assez attentif a`
l'exe´cution de cette loi puisque j'en e´tais l'auteur !
Monsieur le ministre, ma question a deux parties.
1. En son article 4, la loi du 12 mars conside`re qu'a`
chaque entretien, il appartient au garagiste de noter sur
le carnet d'entretien le kilome´trage du ve´hicule. Or,
jusqu'a` pre´sent, rien n'oblige un proprie´taire de ve´hicule
ou un garagiste a` fournir ou a` posse´der, selon le cas, le
carnet d'entretien pour le ve´hicule. Comment va-t-on
faire tre`s concre`tement pour traduire l'esprit de la loi ?
2. La loi du 12 mars 2000 demande e´galement aux
ministres de l'Economie et des Transports d'agre´er une
association charge´e d'enregistrer le kilome´trage succes-
sif du ve´hicule apre`s chaque passage au contro^le tech-
nique et chaque entretien effectue´ dans un garage. Je
voudrais savoir ou` en e´taient les de´bats sur la cre´ation de
cette association, sur son financement et donc sur l'ache-
minement des donne´es vers celle-ci ainsi que sur les
conse´quences, en cas de transmission de donne´es
errone´es ou falsifie´es ?
HA 50
COM 262
27
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
M. Charles Picque´, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, je suis dans un certain embarras et je ne
peux pas le cacher. Je sais que la loi re´sulte d'une
proposition de´pose´e par M. Fournaux mais il y a un
certain nombre d'impre´cisions qui ne rendent pas son
application aise´e.
Se pose la question du carnet d'entretien. Qu'en est-il
des ve´hicules qui n'en ont pas ? On pourrait ajouter
d'autres questions comme, par exemple, que faut-il en-
tendre par carnet d'entretien ? S'agit-il d'un carnet e´tabli
par le constructeur ou de n'importe quel carnet mention-
nant les diffe´rents entretiens du ve´hicule ? Qu'est-ce
qu'un entretien au sens de la loi ? S'agit-il d'une inter-
vention d'un professionnel de l'automobile ou simple-
ment des entretiens pe´riodiques prescrits par le cons-
tructeur ? Se pose aussi la question des proprie´taires qui
entretiennent personnellement leur ve´hicule.
Dans les travaux pre´paratoires, nous n'avons pas trouve´
de re´ponse a` ces questions. J'examine la possibilite´, soit
d'apporter des pre´cisions indispensables et cela, via un
arre^te´ royal comme le pre´voit la loi, soit de comple´ter la
loi elle-me^me.
Une autre question est celle de la ou des associations qui
auraient pose´ leur candidature pour e^tre agre´e´es. Jus-
qu'a` pre´sent, une seule association a pose´ sa candida-
ture pour enregistrer le kilome´trage re´current au comp-
teur des ve´hicules. Une concertation aura lieu a` ce sujet
apre`s les vacances, avec ma colle`gue des Transports.
Les questions a` re´soudre a` ce propos sont aussi com-
plexes, en particulier le caracte`re obligatoire de l'enre-
gistrement et le financement d'une telle organisation.
Je ne pense pas qu'il faille prendre une de´cision trop
rapide en ce qui concerne un agre´ment tant qu'on n'a pas
leve´ un certain nombre d'impre´cisions dont je vous
re´pe`te qu'elles seront leve´es, soit par un arre^te´ royal, soit
par un comple´ment apporte´ a` la loi elle-me^me.
Il faut maintenant me donner le temps d'examiner la
meilleure voie possible, la voie la plus cre´dible sur le plan
juridique.
M. Richard Fournaux (PSC) : Merci, monsieur le minis-
tre. Je suppose que vous avez compris que l'objectif de
nos questions e´tait de nous assurer que cette affaire suit
son cours.
En ce qui concerne l'association qui a pose´ sa candida-
ture, s'agirait-il de Banksys ?
M. Charles Picque´, ministre : Non. Il s'agit d'une asso-
ciation cre´e´e a` cet effet.
M. Richard Fournaux (PSC) : Nous reposerons donc la
question ulte´rieurement.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
- La re´union publique de commission est leve´e a` 12.55
heures.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten om
12.55 uur.
28
HA 50
COM 262
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000