B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
B
INNENLANDSE
Z
AKEN
,
DE
A
LGEMENE
Z
AKEN
EN HET
O
PENBAAR
A
MBT
COMMISSION DE L
'I
NTÉRIEUR
,
DES
A
FFAIRES GÉNÉRALES
ET DE LA
F
ONCTION PUBLIQUE
VAN
DU
12-07-2000
12-07-2000
HA 50
COM 261
HA 50
COM 261
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 261
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Woensdag 12 juli 2000
COMMISSIE VOOR DE BINNENLANDSE ZAKEN, DE
ALGEMENE
ZAKEN
EN
HET
OPENBAAR AMBT
COM 261
Interpellatie van de heer Olivier Maingain tot de minister
van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare
besturen over
de aanpassing van de taalexamens door
Selor
(nr. 449)
7
- sprekers : Olivier Maingain, Luc Van den Bossche,
minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van
de openbare besturen
Mondelinge vraag van de heer Servais Verherstraeten aan
de minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van
de openbare besturen en aan de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen over
de implementatie van Coper-
nicus binnen de parastatalen
(nr. 2316)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van
Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare
besturen)
9
- sprekers : Servais Verherstraeten, Luc Van den
Bossche, minister van Ambtenarenzaken en Moderni-
sering van de openbare besturen
Schorsing
13
Interpellatie van de heer Pieter De Crem tot de minister
van Binnenlandse Zaken over
zijn uitspraken over de
werking van het Commissariaat-Generaal voor de Vluch-
telingen en de Staatlozen
(nr. 461)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van
Financie¨n)
13
- sprekers : Pieter De Crem, Didier Reynders, minister
van Financie¨n
- Moties
18
Samengevoegde interpellatie en mondelinge vragen van :
- de heer Richard Fournaux tot de minister van Binnen-
landse Zaken over
de tenuitvoerlegging van de hervor-
ming van de politiediensten
(nr. 463)
- de heren Andre´ Smets en Jean-Pierre Detremmerie aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
de tenuitvoer-
legging van de hervorming van de politiediensten
(nrs. 2379 en 2380)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van
Financie¨n)
18
- sprekers : Richard Fournaux, Andre´ Smets, Jean-
Pierre Detremmerie, Didier Reynders, minister van
Financie¨n
- Moties
25
Inhoud
Mercredi 12 juillet 2000
COMMISSION
DE
L'INTE
´ RIEUR, DES AFFAIRES
GE
´ NE´RALES ET DE LA FONCTION PUBLIQUE
COM 261
Interpellation de M. Olivier Maingain au ministre de la
Fonction
publique
et
de
la
Modernisation
de
l'administration sur
l'adaptation des examens linguisti-
ques par le Selor
(n° 449)
7
- orateurs : Olivier Maingain, Luc Van den Bossche,
ministre de la Fonction publique et de la Modernisation
de l'administration
Question orale de M. Servais Verherstraeten au ministre
de la Fonction publique et de la Modernisation de
l'administration et au ministre des Affaires sociales et des
Pensions sur
la mise en oeuvre du plan Copernic dans
les parastataux
(n° 2316)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre de la Fonction
publique et de la Modernisation de l'administration)
9
- orateurs : Servais Verherstraeten, Luc Van den
Bossche, ministre de la Fonction publique et de la
Modernisation de l'administration
Suspension
13
Interpellation de M. Pieter De Crem au ministre de
l'Inte´rieur sur
ses de´clarations concernant le fonctionne-
ment du Commissariat ge´ne´ral aux re´fugie´s et aux apatri-
des
(n° 461)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre des Finances)
13
- orateurs : Pieter De Crem, Didier Reynders, ministre
des Finances
- Motions
18
Interpellation et questions orales jointes de :
- M. Richard Fournaux au ministre de l'Inte´rieur sur
la
mise en oeuvre de la re´forme des polices
(n° 463)
- MM. Andre´ Smets et Jean-Pierre Detremmerie au mini-
stre de l'Inte´rieur sur
la mise en oeuvre de la re´forme des
polices
(n
os
2379 et 2380)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre des Finances)
18
- orateurs : Richard Fournaux, Andre´ Smets, Jean-
Pierre Detremmerie, Didier Reynders, ministre des
Finances
- Motions
25
HA 50
COM 261
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van de heer Bart Laeremans aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de 100-oproepen
in Vlaams-Brabant
(nr. 2328)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van
Financie¨n)
26
- sprekers : Bart Laeremans, Didier Reynders, minis-
ter van Financie¨n
Mondelinge vraag van de heer Jos Ansoms aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de snelheidscon-
troles in het kader van het ozonplan
(nr. 2335)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van
Financie¨n)
28
- sprekers : Jos Ansoms, Didier Reynders, minister
van Financie¨n
Mondelinge vraag van de heer Tony Smets aan de minis-
ter van Binnenlandse Zaken over
het dragen van het
uniform door op rust gestelde politieambtenaren of rijks-
wachters op verkiezingspropaganda
(nr. 2337)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van
Financie¨n)
29
- sprekers : Tony Smets, Didier Reynders, minister
van Financie¨n
Mondelinge vraag van de heer Danie¨l Vanpoucke aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
het verloop van
het examen van officier voor de rijkswacht op 15 en
31 maart 2000
(nr. 2338)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van
Financie¨n)
30
- sprekers : Danie¨l Vanpoucke, Didier Reynders, mi-
nister van Financie¨n
Mondelinge vraag van de heer Hubert Brouns aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de werking van de
Dienst Vreemdelingenzaken
(nr. 2341)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van
Financie¨n)
32
- sprekers : Hubert Brouns, Didier Reynders, minister
van Financie¨n
Mondelinge vraag van mevrouw Karine Lalieux aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
het gebruik van
traangas door de politie van Brussel
(nr. 2344)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van
Financie¨n)
33
- sprekers : Karine Lalieux, Didier Reynders, minister
van Financie¨n
Mondelinge vraag van mevrouw Magda De Meyer aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de hernieuwing
van de identiteitskaarten
(nr. 2346)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van
Financie¨n)
35
- sprekers : Magda De Meyer, Didier Reynders, minis-
ter van Financie¨n
Question orale de M. Bart Laeremans au ministre de
l'Inte´rieur sur
les appels 100 dans le Brabant flamand
(n° 2328)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre des Finances)
26
- orateurs : Bart Laeremans, Didier Reynders, mini-
stre des Finances
Question orale de M. Jos Ansoms au ministre de l'Inte´rieur
sur
les contro^les de vitesse dans le cadre du plan ozone
(n° 2335)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre des Finances)
28
- orateurs : Jos Ansoms, Didier Reynders, ministre
des Finances
Question orale de M. Tony Smets au ministre de l'Inte´rieur
sur
le port de l'uniforme par des policiers ou des gendar-
mes a` la retraite sur de la propagande e´lectorale
(n° 2337)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre des Finances)
29
- orateurs : Tony Smets, Didier Reynders, ministre des
Finances
Question orale de M. Danie¨l Vanpoucke au ministre de
l'Inte´rieur sur
le de´roulement de l'examen d'officier de
gendarmerie les 15 et 31 mars 2000
(n° 2338)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre des Finances)
30
- orateurs : Danie¨l Vanpoucke, Didier Reynders, mi-
nistre des Finances
Question orale de M. Hubert Brouns au ministre de
l'Inte´rieur sur
le fonctionnement de l'Office des Etran-
gers
(n° 2341)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre des Finances)
32
- orateurs : Hubert Brouns, Didier Reynders, ministre
des Finances
Question orale de Mme Karine Lalieux au ministre de
l'Inte´rieur sur
l'utilisation de gaz lacrymoge`nes par la
police de Bruxelles
(n° 2344)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre des Finances)
33
- orateurs : Karine Lalieux, Didier Reynders, ministre
des Finances
Question orale de Mme Magda De Meyer au ministre de
l'Inte´rieur sur
le renouvellement des cartes d'identite´
(n° 2346)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre des Finances)
35
- orateurs : Magda De Meyer, Didier Reynders, mini-
stre des Finances
4
HA 50
COM 261
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van de heer Hans Bonte aan de minis-
ter van Binnenlandse Zaken over
de stand van zaken
inzake de erkenningsaanvragen voor tegemoetkomingen
uit het Rampenfonds
(nr. 2349)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van
Financie¨n)
35
- sprekers : Hans Bonte, Didier Reynders, minister
van Financie¨n
Mondelinge vraag van de heer Servais Verherstraeten aan
de vice-eerste minister en minister van Begroting, Maat-
schappelijke Integratie en Sociale Economie over
de
toepassing van artikel 3, § 2, 1°, van de wet van
3 mei 2000 tot bepaling van de criteria bedoeld in artikel
39, § 2, van de bijzondere wet van 16 januari 1989
betreffende de financiering van de Gemeenschappen en
de Gewesten
(nr. 2365)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van
Financie¨n)
36
- sprekers : Servais Verherstraeten, Didier Reynders,
minister van Financie¨n
Mondelinge vraag van de heer Bart Laeremans aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de jongste cijfers
inzake de toestroom van asielzoekers
(nr. 2373)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van
Financie¨n)
38
- sprekers : Bart Laeremans, Didier Reynders, minis-
ter van Financie¨n
Mondelinge vraag van de heer Bart Laeremans aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de recente provo-
caties onder meer vanwege de burgemeester van
Wezembeek-Oppem
(nr. 2374)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van
Financie¨n)
40
- sprekers : Bart Laeremans, Didier Reynders, minis-
ter van Financie¨n
Question orale de M. Hans Bonte au ministre de l'Inte´rieur
sur
l'e´tat d'avancement des demandes de reconnais-
sance en vue de l'intervention du Fonds des Calamite´s
(n° 2349)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre des Finances)
35
- orateurs : Hans Bonte, Didier Reynders, ministre des
Finances
Question orale de M. Servais Verherstraeten au vice-
premier ministre et ministre du Budget, de l'Inte´gration
sociale et de l'Economie sociale sur
l'application de
l'article 3, § 2, 1°, de la loi du 3 mai 2000 fixant les crite`res
vise´s a` l'article 39, § 2, de la loi spe´ciale du 16 jan-
vier 1989 relative au financement des Communaute´s et
des Re´gions
(n° 2365)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre des Finances)
36
- orateurs : Servais Verherstraeten, Didier Reynders,
ministre des Finances
Question orale de M. Bart Laeremans au ministre de
l'Inte´rieur sur
les chiffres les plus re´cents relatifs a` l'afflux
de demandeurs d'asile
(n° 2373)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre des Finances)
38
- orateurs : Bart Laeremans, Didier Reynders, mini-
stre des Finances
Question orale de M. Bart Laeremans au ministre de
l'Inte´rieur sur
les re´centes provocations du bourgmestre
de Wezembeek-Oppem
(n° 2374)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre des Finances)
40
- orateurs : Bart Laeremans, Didier Reynders, mini-
stre des Finances
HA 50
COM 261
5
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
6
HA 50
COM 261
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE L'INTE´RIEUR,
DES AFFAIRES GENERALES
ET DE LA FONCTION PUBLIQUE
COMMISSIE
VOOR DE BINNENLANDSE ZAKEN,
DE ALGEMENE ZAKEN EN HET OPENBAAR AMBT
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MERCREDI 12 JUILLET 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
WOENSDAG 12 JULI 2000
De vergadering wordt geopend om 10.15 uur door de
heer Paul Tant, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 10.15 heures par M. Paul Tant,
pre´sident.
Interpellation de M. Olivier Maingain au ministre de la
Fonction publique et de la Modernisation de l'admi-
nistration sur
l'adaptation des examens linguisti-
ques par le Selor
Interpellatie van de heer Olivier Maingain tot de
minister van Ambtenarenzaken en Modernisering
van de openbare besturen over
de aanpassing van
de taalexamens door Selor
(nr. 449)
M. Olivier Maingain (PRL FDF MCC) : Monsieur le
pre´sident, monsieur le ministre, j'ai de´ja` eu l'occasion
d'interroger votre pre´de´cesseur, M. Flahaut, sur ce sujet
le 24 mars 1999. Et je plaide pour que ce dossier trouve
une solution pragmatique et re´aliste. Soyez assure´ que je
ne cherche nullement a` susciter une quelconque pole´mi-
que sur le sujet.
Il y a en effet des emplois au sein de la Fonction publique
qui justifient la connaissance des deux langues. Encore
faut-il s'assurer que les exigences linguistiques pose´es
dans le chef de certains candidats a` des fonctions au
sein de l'administration, voire a` des promotions, ainsi que
les examens y affe´rents, soient ve´ritablement en rapport
avec l'exercice de la fonction en question.
Des exemples, tant en franc¸ais qu'en ne´erlandais, illus-
trent le fait que parfois, les questionnaires d'examens
rece`lent des surprises, des aspects inattendus. En effet,
les candidats, tout en se pre´parant valablement et en
s'investissant tout entiers pour re´ussir ce type d'examen
linguistique, se trouvent confronte´s a` des tests, notam-
ment de vocabulaire, qui leur re´servent quelques mau-
vaises surprises sous la forme de mots inattendus et peu
courants dans le langage administratif. On m'a, par
exemple, relate´ re´cemment que lors d'un test de voca-
bulaire organise´ par le Selor, on demandait la traduction
de mots tels qu'e´nure´sie, autruche ou encore che`vre-
feuille.
En ce qui concerne ce premier terme, j'ai moi-me^me du^
consulter un dictionnaire pour m'assurer que je ne me
trompais pas sur sa signification. Il s'agit en l'occurrence
d'une forme d'incontinence chez les enfants a` un a^ge ou`,
en principe, ils devraient pouvoir se mai^triser. Quant au
second mot, me^me s'il est un peu plus courant que le
pre´ce´dent, on se demande bien l'importance qu'il peut
avoir au sein d'une administration, a` moins que l'on ne
parle de la politique de l'autruche. On n'imagine cepen-
dant pas que ce terme apparaisse dans un rapport que
devrait faire un haut fonctionnaire a` son ministre.
Ce genre de questions peut donc susciter quelques
interrogations dans le chef des candidats a` l'examen
linguistique. Cet examen peut aussi parfois contenir des
questions de traduction sous forme de questionnaires a`
choix multiple. Parmi les quatre options propose´es, deux
sont totalement incorrectes et deux sont synonymes.
Mais selon le contexte dans lequel ils sont place´s, il
existe une nuance.
Ce sont donc des pie`ges linguistiques, qui demandent
des connaissances pointues, alors que les examens
portent parfois simplement sur la connaissance e´le´men-
taire et non approfondie de la seconde langue.
En outre, le temps ge´ne´ralement imparti aux candidats
pour re´pondre est fort court : soixante secondes par
question. Or, l'on sait que la rapidite´ de re´ponse lors
d'e´preuves e´crites n'est pas toujours repre´sentative du
temps mis par d'aucuns pour re´diger des rapports admi-
nistratifs.
Bref, ces quelques exemples de´montrent qu'il est temps
de re´fle´chir a` une e´valuation de ces examens linguisti-
ques.
HA 50
COM 261
7
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Olivier Maingain
Je serais en effet enclin a` suivre l'exemple de la Re´gion
de Bruxelles, ou` un accord politique est entre´ en vigueur
en de´cembre 1997. Des circulaires, que l'on a baptise´es
a` l'e´poque
circulaires de courtoisie linguistiques
ont e´te´
prises en vue de re´gler le proble`me de l'application des
lois linguistiques en matie`re administrative aux agents
contractuels. Il y avait deux e´coles : d'une part, ceux qui
pre´tendaient que les lois linguistiques ne s'appliquaient
pas aux agents contractuels et, d'autre part, ceux qui
voulaient une application rigoriste de ces me^mes lois.
Une formule d'accord a e´te´ trouve´e au sein du gouver-
nement bruxellois, selon laquelle les agents contractuels
en contact avec le public sont tenus de re´ussir l'examen
linguistique dans un certain de´lai, ge´ne´ralement de deux
ans.
Toutefois, cet accord e´tait subordonne´ a` l'adaptation des
examens linguistiques. En effet, l'un des proble`mes
souleve´s en Re´gion bruxelloise consistait en l'inade´qua-
tion de ceux-ci avec les fonctions auxquelles les candi-
dats postulaient.
En conse´quence, la Re´gion de Bruxelles-Capitale s'est
adresse´e a` vos pre´de´cesseurs, afin que cette adaptation
des examens linguistiques puisse intervenir. Nonobstant,
pour autant que je sois bien informe´ - mais j'aurai
peut-e^tre le plaisir d'e^tre de´menti -, il apparai^t que ces
de´marches n'ont jusqu'a` pre´sent engrange´ que de fai-
bles re´sultats et que la Re´gion bruxelloise ainsi que les
pouvoirs locaux qui pre´parent leurs agents a` la re´ussite
de ce type d'examens, n'ont pas encore eu acce`s a` la
banque de donne´es
Atlas
, laquelle est le programme
informatise´ e´labore´ par le Selor - le Secre´tariat perma-
nent au recrutement - en collaboration avec le groupe
DIDASCALIA de l'universite´ d'Anvers. De`s lors, l'Ecole
de formation re´gionale ne peut pas disposer de cette
banque de donne´es ni pre´parer ses candidats, de ma-
nie`re plus efficace encore, a` la re´ussite des e´preuves
linguistiques.
Or, la Re´gion de Bruxelles proposait notamment - et ce,
tre`s raisonnablement - que ce programme soit e´value´ en
concertation avec des e´quipes de linguistes et autres
experts provenant de l'ULB et de la VUB. Ainsi, les deux
communaute´s auraient-elles e´te´ associe´es dans ce dos-
sier, de sorte que de nouvelles re`gles soient e´tablies au
profit tant des ne´erlandophones que des francophones.
En outre, j'ai e´galement retenu de votre re´ponse a` la
question orale pose´e a` la Chambre le 10 mai dernier, le
fait que vous n'annonciez pas d'accord sur cette proble´-
matique et qu'aucune initiative particulie`re ne serait prise
en ce dossier en vue de re´aliser une e´valuation du
programme actuellement en vigueur et de rechercher
une collaboration plus e´troite avec la Re´gion de Bruxelles
et les administrations communales concerne´es afin
d'adapter les examens linguistiques.
Aussi, monsieur le ministre, mes questions sont les
suivantes. Tout d'abord, dans quel de´lai raisonnable
l'e´valuation du programme linguistique
Atlas
sera-t-elle
finalise´e par le Secre´tariat permanent au recrutement ? Il
semble en effet que ce soit ce dernier qui ope´rera seul
ladite e´valuation.
Ensuite, ne croyez-vous pas qu'il serait utile de veiller a`
une collaboration plus e´troite avec les autorite´s re´giona-
les et les e´quipes d'experts propose´s et appartenant aux
deux communaute´s ? Et a` supposer me^me que vous ne
reteniez pas cette formule de collaboration avec la Re´-
gion, quelle suite compteriez-vous alors donner a` l'e´va-
luation qui serait faite par le Secre´tariat permanent
lui-me^me et de quelle manie`re envisageriez-vous alors
l'adaptation des examens linguistiques ? Or, a` cet e´gard,
il m'est rapporte´ que le projet d'arre^te´ royal que vous
pre´parez, modifiant l'arre^te´ royal fixant les conditions de
de´livrance des certificats de connaissance linguistique
pre´vues par l'article 53 de la loi sur l'emploi des langues
en matie`re administrative, ne porterait pas quant a` lui sur
l'adaptation des examens linguistiques et ne contribue-
rait pas, de ce fait, a` la recherche d'une solution dans ce
proble`me de´licat qui a toujours fait couler beaucoup
d'encre.
Pour ma part, je le re´pe`te, je plaide pour une solution
pragmatique, re´aliste et permettant de pourvoir aux em-
plois lorsque l'exigence de bilinguisme est e´tablie.
M. Luc Van den Bossche, ministre : Monsieur le pre´si-
dent, chers colle`gues, le programme de l'examen linguis-
tique a e´te´ conc¸u pour re´pondre au mieux, d'une part,
aux textes re´glementaires qui re´gissent l'organisation
des examens linguistiques dans le cadre des lois coor-
donne´es sur l'usage des langues en matie`re administra-
tive et, d'autre part, aux re´alite´s de l'usage des langues
dans le contexte professionnel des inte´resse´s.
Si la base de donne´es qui constitue l'examen linguistique
informatise´ est subdivise´e en quatre niveaux de connais-
sance qui correspondent, ou qui doivent correspondre,
au mieux aux quatre niveaux administratifs existant dans
la Fonction publique, le niveau 2+ est assimile´ au niveau
2 du point de vue du contenu.
De plus, le logiciel d'examen linguistique pre´voit de´ja`
maintenant la possibilite´ d'adapter automatiquement
l'examen aux fonctions de police, me´dicales et adminis-
tratives. De cette manie`re, les candidats concerne´s se
voient proposer un certain quota de questions en rapport
direct avec la fonction exerce´e. De me^me, lorsque la
population des candidats interroge´s est homoge`ne, des
textes relatifs a` des the`mes concernant le quotidien
professionnel des inte´resse´s sont e´galement soumis a`
ces derniers dans le cadre de l'examen oral.
8
HA 50
COM 261
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Van den Bossche
C'est notamment le cas des policiers, des infirmie`res et
des personnes exerc¸ant des fonctions administratives.
Par ailleurs, l'adaptation de l'examen linguistique infor-
matise´ par le Selor constitue un processus continu qui
ne´cessite un travail d'analyse et de re´adaptation de
longue haleine, qui commence de´ja` a` porter ses fruits.
Ainsi, un nouveau module relatif aux compe´tences com-
municationnelles auditives des candidats a e´te´ mis au
point et est en passe d'e^tre mis en fonction au Selor. Un
deuxie`me module consacre´ aux compe´tences communi-
cationnelles globales (mise en situation audiovisuelle
avec choix multiple) est actuellement en pre´paration. Ces
deux nouveaux modules devraient permettre de mieux
appuyer l'e´valuation linguistique par des mises en situa-
tion communicationnelles encore plus proches de la
re´alite´ professionnelle des candidats.
Une e´valuation globale de la base de donne´es Atlas sous
l'angle de l'analyse des re´sultats et des fautes e´ventuel-
les constitue le the`me essentiel de votre interpellation.
Cette analyse devra se faire et permettra de de´terminer
dans quelle mesure certaines questions devront e^tre
maintenues ou supprime´es, si la re´partition par niveaux
de l'exercice est correcte et si les questions relatives a` un
certain type de fonctions sont adapte´es a` la re´alite´.
L'expertise, qui portera sur tous les examens linguisti-
ques, sera axe´e sur une double approche : analyse des
re´sultats et analyse des fautes e´ventuelles. Les conclu-
sions de cette e´tude devraient permettre de mieux adap-
ter la fonctionnalite´ des examens aux exigences de la
Fonction publique.
Malgre´ l'ampleur exceptionnelle de la ta^che - il y a en
effet plusieurs dizaines de milliers de fichiers d'examen
et plus de quarante mille questions a` analyser -, cette
e´volution devrait pouvoir e^tre re´alise´e dans un de´lai de
deux ans au maximum. Elle sera confie´e a` un organisme
inde´pendant, c'est-a`-dire a` l'universite´ de Lie`ge. Cette
dernie`re vient en effet d'accepter de faire l'analyse en
question.
En ce qui concerne votre deuxie`me question, il est vrai
que dans les jours a` venir, je formulerai une proposition
au Conseil des ministres. Ma proposition portera tant sur
le fond de cette proble´matique, en ajoutant l'initiative que
l'on a prise pour l'e´valuation par un tiers (Didascalia), que
sur la formation. Je proposerai que l'IFA, a` ses frais,
organise une formation spe´cifique pre´paratoire a` l'exa-
men Atlas.
Tant sur le fond de la proble´matique que sur la formation,
des contacts ont e´te´ pris avec les diffe´rentes autorite´s, y
compris celles de la Re´gion bruxelloise.
M. Olivier Maingain (PRL FDF MCC) : Monsieur le
pre´sident, je remercie le ministre de donner cet e´lan
indispensable a` une e´valuation du syste`me actuellement
en vigueur pour les examens linguistiques. Nous la
suivrons avec inte´re^t. Et vous aurez sans doute l'occa-
sion de nous en communiquer les re´sultats, ainsi que les
propositions faites.
C'est enfin le premier pas tant attendu dans le sens
souhaite´. Je ne demande certainement pas que l'on
facilite les examens car il ne faut pas que l'on donne les
certificats a` la te^te du client. Il faut e´videmment garder
une base objective et e´gale. Mais cela permettra de nous
rassurer sur le fait que les examens sont bien en rapport
avec les fonctions a` assumer. C'est ce qui me semble
e^tre la ligne de conduite dans ce dossier.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van de heer Servais Verherstrae-
ten aan de minister van Ambtenarenzaken en Moder-
nisering van de openbare besturen en aan de minis-
ter van Sociale Zaken en Pensioenen over
de
implementatie van Copernicus binnen de parastat-
alen
(nr. 2316)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Ambtenarenzaken en Modernisering van de
openbare besturen)
Question orale de M. Servais Verherstraeten au mi-
nistre de la Fonction publique et de la Modernisation
de l'administration et au ministre des Affaires socia-
les et des Pensions sur
la mise en oeuvre du plan
Copernic dans les parastataux
(La re´ponse sera donne´e par le ministre de la Fonc-
tion publique et de la Modernisation de l'administra-
tion)
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, u bent op dit ogenblik
bezig met de implementatie van uw Copernicus-
voorstellen. De bevraging is afgelopen. We zullen bin-
nenkort de resultaten hiervan vernemen.
Naar aanleiding van een vraag enkele weken geleden
hebt u ook gesteld dat u geen proefprojecten wou.
Daarover bestaat discussie binnen het ministerie van
Arbeid. Ondertussen zitten we natuurlijk met het gegeven
dat een administratie, zelfs zonder implementatie en
uitvoering van Copernicus, best zo optimaal mogelijk
functioneert. Dit geldt uiteraard ook en niet in het minst
voor de parastatalen. In het kader van een verbeterde
werking van die parastatalen werd in april 1997 een
koninklijk besluit uitgevaardigd dat reeds een wettelijk
kader heeft gecree¨erd om die parastatalen verder en
meer te responsabiliseren, meer autonomie te geven en
soepeler verloningskansen te bieden.
HA 50
COM 261
9
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Servais Verherstraeten
Dit vergt uitvoering om dit wettelijk kader op het terrein te
kunnen waarmaken. Op basis daarvan hebben parastat-
alen ontwerp-bestuursovereenkomsten opgemaakt en
voorgelegd aan de minister van Sociale Zaken met de
bedoeling daarover onderhandelingen te beginnen zodat
nieuwe en aangepaste bestuursovereenkomsten kunnen
worden gesloten. De minister van Sociale Zaken heeft
ooit aan de pers verklaard dat hij dergelijke overeenkom-
sten wou afronden tegen april. We zijn ondertussen twee
maanden verder en op dit ogenblik zijn die overeenkom-
sten er nog niet.
Mijn vraag is dan ook wat de reden is voor het uitblijven
van die overeenkomsten. Komen ze er nog ? Of wacht
men op de implementatie van Copernicus om vervolgens
Copernicus-principes op te nemen in toekomstige
bestuursovereenkomsten ? Zal die vertraging niet de
efficie¨ntie van de actuele werking van die parastatalen in
het gedrang brengen ?
Indien men wacht, suggereert u dan afwijkingen op de
huidige ontwerp-bestuursovereenkomsten ? Zijn de hui-
dige ontwerpen al dan niet tegenstrijdig met Coperni-
cus ? Welke zijn terzake uw intenties en die van de
minister van Sociale Zaken ?
Minister Luc Van den Bossche : Mijnheer de voorzitter,
collega's, alvorens mijn antwoord te formuleren, wens ik
eerst de aandacht op het volgende te vestigen. Het is
duidelijk dat de toestand zoals gee¨rfd bij de regerings-
wissel fundamenteel verschillend was tussen de ministe-
ries en de sociale parastatalen. Bovendien bestond dit
verschil omdat in sommige instellingen er processen
waren opgestart die naar een nieuw management moes-
ten leiden. Ik verwijs terzake naar de parastatale waar-
van de leidend ambtenaar de heer Baecke is en waar de
informatisering ver is doorgedreven. Als beheers-
instrumentarium is men er tot een
cockpit-situatie
ge-
komen, waarin meer dan 97% van de inlichtingen auto-
matisch binnenkwamen zonder bijkomende opvraging.
De cockpit stelt een soort agenda op voor de directie.
Daarin zaten mogelijkheden om automatisch deviaties
vast te stellen op allerlei vlakken. De interne audit naar
de deviaties is bedoeld om duidelijkheid te brengen en
eventueel bijsturingen door te voeren. Dat is een situatie
die in vele departementen bestaat. Het is ook niet
toevallig dat wij in Lissabon deze parastatale alsmede de
parastatale met betrekking tot de rijksdienst voor kinder-
bijslag als voorbeelden hebben aangehaald. Men had
daar immers reeds verregaande initiatieven genomen. Ik
verwijs tevens naar de kruispuntbank die in Europa vrij
smaakmakend is. Men kon dus onmogelijk zeggen dat de
toestand gelijk was. Ik heb bij de eerste vergadering de
leidend ambtenaren van de sociale parastatalen op hun
vraag ook duidelijk meegedeeld dat ik niet vind dat men
het bij die voorsprong moest laten om de anderen in staat
te stellen de opgelopen achterstand in te lopen. De door
hen opgebouwde voorsprong moet ook verder worden
gevalideerd. Dat is de uitgangsbasis.
De vorige regering had een aantal beloften gedaan en
had in elk geval een stap gezet in de richting van een
soort
responsabilisering
en
van
beheers-
overeenkomsten. Ik verwijs dienaangaande naar het
kaderbesluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met
het oog op het responsabiliseren van de openbare instel-
lingen van de sociale zekerheid. In uitvoering daarvan
werd een aantal uitvoeringsbesluiten voorbereid rond
personeelsstatuut, controle, revisoren, enzovoort. In ver-
band met deze uitvoeringsbesluiten werd het advies van
de Raad van State gevraagd. Dat is weer specifiek voor
de overheid. In uw laatste vraag hebt u uw ongeduld te
kennen gegeven. Ik treed u daarin bij. Het ligt in mijn
bedoeling ooit een publicatie te schrijven over het ver-
schil in besluitvorming tussen de particuliere en de
openbare sector. U zult dan opmerken hoe moeizaam de
procedure verloopt om te trachten in de openbare sector
enige wijziging tot stand te brengen. Ik neem het voor-
beeld van de Raad van State. Ik geef toe dat de Raad
van State soms zijn nut heeft. Daarnaast stel ik evenwel
vast dat hij weigert een advies te geven in verband met
het uitvoeringsbesluit rond het personeelsstatuut, omdat
dit besluit dat vroeger werd uitgevaardigd, nog refereerde
naar een personeelsstatuut dat intussen al een beetje
was gewijzigd. Juridisch-technisch en formeel gezien
heeft de Raad van State daarin gelijk. Inhoudelijk ligt dit
anders en stel ik de medewerking en de bezorgdheid van
de Raad van State in vraag om met het oog op goed
bestuur snel tot beslissingen te komen. Ik bevind mij op
dit ogenblik niet in een positie om hierop veel commen-
taar te geven, hoewel ik dit graag zou doen. Wel wil ik
kwijt dat ik van mening ben dat de Raad van State zich
schuilt achter het formalisme en het inhoudelijke aspect
van zijn opdracht uit het oog verliest. Hij doet alsof hij
geen verantwoordelijkheid heeft. Ik herhaal wat ik ooit
heb gezegd, met name dat dit een vorm is van lucht
trappen in het luchtledige. Dat is natuurlijk niet rendabel.
Intussen worden wij met een tweede feit geconfronteerd
dat de zaken enigszins bemoeilijkt. Er werd namelijk
beslist het openbaar ambt grondig te hervormen, waar-
door er hoe dan ook een nieuw personeelsstatuut komt.
Ik heb met de sociale parastatalen onderhandeld in het
fameuze college. De oorspronkelijke optie - deze dateert
uit de vorige legislatuur - van de sociale parastatalen was
dat zij een specifiek personeelsstatuut wilden. Dat werd
trouwens ook bepaald in het basisbesluit van 3 april
1997. Op basis van wat ik aankondigde, waren de sociale
parastatalen vragende partij om dit uitgangspunt te ver-
anderen op voorwaarde evenwel dat ik in twee uitzonde-
ringen zou voorzien. Een eerste uitzondering was de
10
HA 50
COM 261
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Van den Bossche
mogelijkheid tot invoering van een algemene titel op het
personeelsstatuut, een tweede uitzondering was een
bijkomende mogelijkheid tot invoering van een specifieke
titel voor deze of gene parastatale.
Dit lijkt mij een vrij goed voorstel. De regering heeft het
voorstel dan ook overgenomen. Dit resulteerde in een
wetsontwerp inzake sociale, budgettaire en andere be-
palingen, dat recent in de commissie werd afgehandeld
en thans ter bespreking in de plenaire vergadering voor-
ligt. In het nieuwe systeem werd trouwens in een artikel
van
het
wetsontwerp
voorzien.
De
Copernicus-
interventie heeft dus voor een wijziging van de positie
van de bestuurlijke ambtenaren van de sociale parastat-
alen inzake het personeelsstatuut gezorgd. Er ontstond
op die manier dus een dynamiek die de situatie echter
niet vereenvoudigde of versnelde.
Een tweede probleem - ik verwijs naar het kaderbesluit
van 3 april 1997 - betreft de uitwerking van een aange-
past controleorgaan, dat werd onderschat of alleszins
niet genoeg werd uitgewerkt. Om een efficie¨ntere dienst-
verlening te krijgen, moet het controleorgaan zich aan de
nieuwe mentaliteit aanpassen. Inzake de Copernicus-
interventie leid ik momenteel een gemengde vergadering
met ambtenaren-generaal van sociale parastatalen, mi-
nisteries, de Inspectie van Financie¨n en de Directie van
de begroting van het ministerie van Financie¨n om de hele
controlecyclus te herdefinie¨ren. Wij hebben gisteren-
morgen over concrete teksten gediscussieerd. De verga-
deringen met deze groep van 10 mensen, die elke week
plaatsvinden, zijn bijna afgerond. Tussendoor vonden
terzake ook een aantal werkgroepen plaats. Tegen einde
september 2000 zullen we met de verschillende partners
een volledig herziene controlecyclus in het verlengde van
de Copernicus-nota hebben bereikt.
Hier doet zich hetzelfde probleem voor. Ten eerste, moet
in het kader van de beheersovereenkomst de vooraf-
gaande controle, de vroegere ex ante-controle die strijdig
is met de responsabilisering, door een meer proces-
gerichte controle worden vervangen. Ten tweede, moet
er een evaluatie van meetindicatoren zijn. Ten derde,
moet er een doelmatigheidscontrole zijn die slechts effi-
cie¨nt is als men ook een analytische boekhouding heeft.
Om dit nieuwe controleorgaan te specificeren worden
gesprekken tussen de verschillende kabinetten gevoerd.
De Copernicus-interventie vraagt echter ook meer diep-
gang in de filosofie achter het besluit van 1997 als men
een beheersovereenkomst wil met een autonome
controlecyclus. Anders krijgt men een semantische auto-
nomie die niets inhoudt. Inzake de timing wordt dus in
meer tijd voorzien omdat de wijzigingen verder gaan dan
aanvankelijk vooropgesteld. Er is dus enige vertraging
door de inwerking van de Copernicus-nota die verder
reikt dan het besluit van 1997. De ambtenaren-generaal
van de sociale parastatalen stonden er trouwens achter
dat de Copernicus-nota verder reikte. Een aantal onder
hen hebben er in het verleden steeds voor gepleit om
verder te gaan dan de bepalingen van het besluit van
1997. Er bestond bij de partners in eerste instantie dus
een aha-erlebnis en ook enig jolijt omdat men vanuit de
overheid een aantal zaken voorstelt waarvoor zij altijd
hebben gepleit. Ik heb dus niet de eerste stap gezet. Het
waren integendeel de partners die er reeds in 1997 op
aandrongen om verder te gaan maar die toen werden
afgeremd. Dat was de motivatie van het samenspel
tussen de verschillende partijen.
Een aantal sociale parastatalen hebben reeds ontwerpen
van bestuursovereenkomst intern goedgekeurd. Inzake
de goedkeuring van deze ontwerpen worden reeds een
aantal gesprekken gevoerd. De officie¨le onderhandelin-
gen tussen de sociale parastatalen en de bevoegde
ministers zullen in het najaar van 2000 plaatsvinden. De
bestuursovereenkomsten die hun discussies hebben
bee¨indigd, kunnen tegen 1 januari 2001 in werking
treden. Er zijn een aantal sociale parastatalen die inzake
de uitwerking en de goedkeuring van de bestuurs-
overeenkomst vertraging hebben en niet ver genoeg zijn
gevorderd. Zij krijgen maximaal e´e´n jaar de tijd om zich
verder voor te bereiden, dus tot 1 januari 2002.
Vervolgens behandel ik een reeks andere vragen die u
onder nummer twee hebt gerangschikt. Wenst u voor de
toekomstige
bestuursovereenkomsten
Copernicus-
principes te verwerken ? Ik heb al uitgelegd hoe de
interactie werkt. Het gaat dus niet zozeer om de formele
beslissing om u aan Copernicus aan te passen. Dat zou
trouwens fout zijn. De specificiteit speelt een grote rol.
Wat gemaakt is voor de omgeving van de ministeries is
zeker niet tot de laatste komma toepasselijk op hen. De
interactie wordt echter wel door hen zelf gezocht.
Zijn de bestaande ontwerpen strijdig met het Copernicus-
plan ? Neen. Het besluit van 1997 was niet in strijd met
het Copernicus-plan. We kunnen nu verder gaan dan in
1997, maar alles ligt in het verlengde van de filosofie van
1997. Het is trouwens zeer merkwaardig dat er vrijwel
geen discussie was bij een aantal van de leidend amb-
tenaren. Zij hebben niet liever dan zich daarbij te kunnen
aansluiten.
Het is dus geen aparte Copernicus-hervorming. Het zou
trouwens oneerlijk zijn om dit te beweren, gezien de
inspanningen die intern gebeurd zijn. Er is vrij veel
capaciteit aanwezig. Ik zeg u in alle eerlijkheid dat er bij
sommigen een grote cultuurverandering is geweest. Men
moet dus respect durven op te brengen voor de gele-
verde prestatie. In de pers heeft men soms de neiging om
het geheel af te schilderen als een monolithisch blok. De
overheid
is
achteropgeraakt.
Sommigen
zijn
niet
achteropgeraakt, maar zijn echter in moeilijke omstan-
HA 50
COM 261
11
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Van den Bossche
digheden ver gee¨volueerd. Het zou dus verkeerd zijn een
Copernicus-bis document op te leggen. Het zou ook
ingaan tegen de responsabiliseringsdynamiek die volop
aan de gang is.
Vervolgens was er de vraag of ik voorafgaandelijk over-
leg plan.
Ten eerste, er zijn twee vertegenwoordigers van de
sociale parastatalen in de nieuwe versie van het college
van secretarissen-generaal. Deze twee mensen zijn per-
manent aanwezig.
Ten tweede, ik krijg altijd de agenda's van het college.
Telkens als er iets interessant ter sprake komt of als ik
iets met hen wil bespreken, ga ik zelf naar het college van
de sociale parastatalen. De discussie verloopt dan zeer
open. Bij de verdere implementatie zal dit het niveau
worden waarop er in de toekomst met elkaar zal worden
van gedachten gewisseld.
De timing heb ik al gegeven. Druist de huidige vertraging
in tegen de ambities om tot een efficie¨nt bestuur te
komen ? Elke vertraging druist hiertegen in. De operatie
verloopt uitermate ingewikkeld en moeizaam, ook door
de hele omgeving waarin de overheid zich bevindt. Men
verliest de facto tijd door een aantal discussies. Soms
gaan die discussies over respectabele principes die in de
Grondwet of in wetten zijn ingeschreven of over
managementprincipes. Men bepaalt zijn keuze uit de
short list. Men kan juridisch de zaken bemoeilijken. Ze
worden trouwens bemoeilijkt door het doorgedreven prin-
cipe van de gelijke toegang tot het openbaar ambt. Zelfs
bij een keuze uit de short list moet men een motiverende
vergelijking maken.
Dit is een niveau van competentie dat soms zeer hoog
ligt. Dit is uitermate vervelend, ook voor de kandidaten in
kwestie. Ik heb meegemaakt dat twee van de drie
voorgestelde kandidaten mij inzake competentie gelijk-
waardig leken. Ik opteer dan voor een van de twee
kandidaten omwille van de omgeving waarin hij moet
werken. Dat is een karakterie¨le inschatting van de per-
soon in kwestie en van de omgeving waarin hij moet
werken. Had ik op dat ogenblik dezelfde selectie moeten
doen met dezelfde kandidaten in de Vlaamse gemeen-
schap, rekening houdend met het niveau van informati-
sering, dan zou ik de andere kandidaat hebben gekozen.
Volgens mij was er een ander karakter nodig in een
andere omgeving. Men zal dit in de toekomst op papier
moeten zetten. Dit was in een contractuele situatie, maar
het is natuurlijk uitermate vervelend. Het zijn zaken die
men moet inschatten. Ik weet ook wel dat alles zo snel
mogelijk moet gaan. Toch, tussen droom en daden is er
een groot verschil. U vraagt terecht ervoor te zorgen dat
de betrokkenen ondertussen effectief worden tewerkge-
steld. Indien dat zou kunnen, is het Copernicus-plan niet
nodig.
Bedrijven waar de bedrijfsleiding niet investeert in re-
search en development of in de aanpassingen van de
logistiek overeenkomstig de laatste ontwikkelingen van
de technologie, mogen de beste werknemers van de
wereld hebben, ze verliezen. Met andere woorden, het
systeem moet gericht zijn op responsabilisering. Daartoe
moet ik een totaal andere cultuur aanbrengen. Ook in
een groot prive´-bedrijf is er potentie¨le kracht. Ook wij zijn
een groot bedrijf. Ook in een prive´-bedrijf zal men u
zeggen dat een vertegenwoordiging van 6 tot 7% aan
zwakke werknemers een succes is. Een ander feit is dat
men bekwame werknemers de kans moet geven zich te
ontplooien. Men moet ook een omgeving cree¨ren waarin
zij dat kunnen doen.
Op dit ogenblik spreekt men van competentiebeheer en
human research. Vroeger was er personeelsbeheer
overeenkomstig bepaalde regels. Er is dus nog een grote
weg af te leggen. Zelfs al hebben wij op papier beslissin-
gen genomen, dan nog zal de weg lang zijn.
Op het ogenblik dat in het kader van de management-
overeenkomsten de leidinggevend ambtenaren zullen
zijn aangesteld, zal de process-engineering moeten wor-
den doorgevoerd. Enkele processen kunnen worden
vooruitgeschoven. Ik denk bijvoorbeeld aan vreemdelin-
gen en gehandicapten. Op die twee vooruitgeschoven
processen kan dan een nieuw model worden toegepast.
Er bestaat nu een model. Ik verwijs dienaangaande naar
de spin off-bedrijven. Ee´n bedrijf is daarin gei¨nteres-
seerd. Het bedrijf heeft een methodiek om te simuleren
welk effect een nieuw proces zal hebben, vooral bij
variabiliteit van de werklast. Dat is sommige diensten
eigen. Normaal maakt men dan een proces op de
gemiddelde werklast, wat eigenaardige effecten kan ver-
tonen. Als men evenwel de variabiliteit van de werklast
input in het proces zelf en in de simulatie, dan krijgt men
een overzicht van de effecten, rekening houdend met het
proces zoals het werd gedefinieerd en de personeelsim-
plementatie. Die zaken zullen ondertussen doorgaan.
Hiermee wordt een proces, een instrumentarium in gang
gezet. Als ik in het najaar een aantal personen gedu-
rende negen maand een academische opleiding kan
laten volgen, dan zullen zij na een jaar afgestudeerd zijn,
maar het nut daarvan zal zich pas veel later manifeste-
ren. Dat geldt ook hier. Men gaat in ieder geval door. Het
wordt in geen geval het scenario waarbij de parastatalen
op de ministeries zouden moeten wachten. Er is wel een
spontaan samenspel tussen de Copernicus-filosofie en
de parastatalen. Dit betekent dat een aantal zaken
worden aangepast teneinde onmiddellijk te kunnen ver-
der gaan, waardoor wel degelijk in zekere mate tijd wordt
verloren.
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mijnheer de
minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord. U werpt
naar sommige parastatalen terecht bloempjes.
12
HA 50
COM 261
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Servais Verherstraeten
Ten eerste, zullen de gesprekken die in het najaar zullen
plaatsvinden om een aantal parastatalen tegen 2001 en
andere tegen 2002 te finaliseren, plaatsvinden met de
beheersorganen of met de administratieve top dan wel
met beide ?
Ten tweede, u zegt een aantal parastatalen te willen
finaliseren tegen 1 januari 2001. Impliceert dat ook het
statuut ? Dit is toch relevant, want hoe langer er over e´e´n
statuut wordt gebakkeleid, hoe meer sommigen bezig
zijn met de bespreking over wat met het statuut gaande
is dan over de organisatie en de werking ervan.
Minister Luc Van den Bossche : Ten eerste, het zal
vooral met de administratieve top zijn, maar in die
omstandigheden kan het nodig zijn te spreken met de
beheersorganen. Indien bepaalde opmerkingen de filo-
sofie van het beheersorgaan een beetje aantasten, dan
is het logisch dat men spreekt met het beheersorgaan,
maar pas in de tweede orde.
Ten tweede, het statuut zal een evolutief gegeven zijn,
dat we geleidelijk zullen moeten herzien. Normaliter zou
tegen 2001 de herziening van het statuut inzake
evaluatiemethode en mandaten vrijwel rond moeten zijn.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
Collega's, het zal u misschien verwonderen, maar wij
hadden hier afgesproken met de minister van Financie¨n
om 11.15 uur. Indien ik goed ben ingelicht, moet hij
namelijk antwoorden in de plaats van de minister van
Binnenlandse Zaken. De minister van Binnenlandse Za-
ken bevindt zich in het buitenland, zoals hij vorige week
heeft aangekondigd. Wij hebben ons in de commissie
beraden of wij in die omstandigheden toch zouden voort-
werken en de commissie was het daarmee eens. Indien
we deze vragenronde niet zouden laten plaatsvinden,
moet zij trouwens worden uitgesteld tot oktober 2000. Wij
zetten dus dadelijk onze werkzaamheden voort. minister
Reynders wordt verwacht om 11.15 uur. Ik stel voor onze
werkzaamheden een tiental minuten te schorsen.
De vergadering is geschorst.
La se´ance est suspendue.
- De vergadering wordt geschorst om 11.04 uur.
- La se´ance est suspendue a` 11.04 heures.
- De vergadering wordt hervat om 11.18 uur.
- La se´ance est reprise a` 11.18 heures.
De vergadering is hervat.
La se´ance est reprise.
Interpellatie van de heer Pieter De Crem tot de minis-
ter van Binnenlandse Zaken over
zijn uitspraken
over de werking van het Commissariaat-Generaal
voor de Vluchtelingen en de Staatlozen
(nr. 461)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Financie¨n)
Interpellation de M. Pieter De Crem au ministre de
l'Inte´rieur sur
ses de´clarations concernant le fonc-
tionnement du Commissariat ge´ne´ral aux re´fugie´s et
aux apatrides
(La re´ponse sera donne´e par le ministre des Finan-
ces)
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
collega's, de minister van Binnenlandse Zaken is op dit
ogenblik niet hier. Ik zal mijn vraag stellen aan de minister
van Financie¨n, die deze aangelegenheid ongetwijfeld
van zeer nabij volgt aangezien hij zijn collega Duquesne
hier vervangt. Ik zie dat collega de Donne´a bevestigend
knikt.
Het is door een interview met de minister van Binnen-
landse Zaken in De Standaard dat de stok in het hoen-
derhok werd gegooid, of - zo u wilt - de steen in de
kikkerpoel. Hij bekleedt nu e´e´n jaar het ambt van Binnen-
landse Zaken en toch is zijn aangekondigde rendez-vous
met de geschiedenis inzake een nieuw vreemdelingen-
beleid nog altijd niet doorgegaan. De modelstaat moest
er ongeveer op dit ogenblik in geslaagd zijn de asiel-
problematiek, in de breedste zin van het woord, op te
lossen. Dit ging snel en efficie¨nt gebeuren, met humanite´
en fermete´. De minister had aangekondigd dat hij zou
aftreden indien er einde 2000 nog een achterstand zou
bestaan bij de dienst Vreemdelingenzaken. Met andere
woorden, indien de arrie´re´ niet zou zijn weggewerkt, zou
hij einde 2000 ontslag nemen. Ik denk dus dat de eerste
minister spoedig zal worden in kennis gesteld van het
ontslag van de minister van Binnenlandse Zaken, want
het aantal dossiers zal tegen het einde van dit jaar meer
dan verdubbeld zijn.
Bij het aantreden van de regering werd in de regerings-
verklaring een soort Brave New World - een prachtige
nieuwe wereld - verkondigd op het vlak van de asiel-
problematiek, maar ook daarbuiten. De drie pijlers, die
door de regering zelf waren aangekondigd, zouden een
nieuwe drie-eenheid vormen met betrekking tot het
vreemdelingenbeleid. Er was de pijler van de regularisa-
tie, er was de pijler van de uitwijzing en er was de pijler
van de nieuwe asielprocedure.
HA 50
COM 261
13
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pieter De Crem
We zien nu dat die regularisatie eigenlijk fragmentarisch
gebeurt. In een interview met de eerste minister in de
Standaard las ik vanmorgen het volgende :
De eerste
minister lacht als we hem de woorden 'snel en efficie¨nt'
voor de voeten werpen, als men hem de vraag stelt
hoeveel regularisaties er al zijn.
En dan volgt een
parafrase :
Alle dagen worden dossiers goedgekeurd,
maar voor een precies aantal moet u zich tot de minister
van Binnenlandse Zaken wenden. Daar zullen ze u
zeggen hoeveel honderden, duizenden dossiers er klaar-
liggen.
De minister van Binnenlandse zaken heeft ons vorige
week gezegd dat er tweehonderd dossiers op zijn kabinet
ambtelijk zijn afgehandeld. Van die tweehonderd dos-
siers komt e´e´n derde in aanmerking, twee derde niet.
Van dat e´e´n derde moet er nog een onderzoek in de
maatschappij gebeuren. Met andere woorden, er zijn op
dit ogenblik vierendertig dossiers die in aanmerking
komen voor definitieve regularisatie.
De regularisatie op zich is dus een grote mislukking. We
zouden daar lang over kunnen uitweiden. De aankondi-
ging van die regularisatieperiode was natuurlijk totaal
verkeerd, evenals de werkmiddelen en het doel. Dat is
echter niet het oogmerk van deze interpellatie.
Er zou ook een uitwijzingsgegeven totstandkomen als
sluitstuk van een nieuw vreemdelingenbeleid. We heb-
ben de regering daarin altijd gesteund, hoewel dit een
bijzonder moeilijk punt is dat grote turbulenties veroor-
zaakt.
We hebben echter gezien dat sinds de vaudeville in
Gent, met de uitwijzing van de Slowaken, er nog maar
sporadisch wordt uitgewezen en dat er sedert nieuwjaar
helemaal niet meer wordt uitgewezen. Er zijn alleen
gereserveerde plaatsen op toestellen van binnenlandse
en buitenlandse luchtvaartmaatschappijen. Uitwijzen
echter, gebeurt niet meer.
Het derde punt, waarvoor wij zelf ook een voorstel
hebben ingediend, betreft de nieuwe asielprocedure. Die
komt er niet ! Ik las vanmorgen in het weekblad Knack
een interview met de heer Van der Slijke, een pionier in
de illegalenwerking in Belgie¨ en lid van de regularisatie-
commissie. Daarin las ik dat wat wij altijd al hebben
meegedeeld en beklemtoond - dat er over die nieuwe
asielprocedure geen consensus is en er geen geld voor
is - wordt bevestigd vanuit het terrein.
Ik lees :
Vraagsteller : De regering zou de huidige in-
stanties afschaffen en samensmelten tot e´e´n nieuwe,
efficie¨nte asielinstantie. Hoe zit het daarmee ?
Van der Slijke antwoordt :
Niets meer van gehoord. Er
zijn daar momenteel zelfs geen teksten voor. Ik begin te
vrezen dat het dezelfde kant opgaat als met die rege-
ringscommissaris en andere maatregelen die na de dood
van Se´mira Adamu werden aangekondigd. Die plannen
zijn dan ook spoorloos verdwenen. Het is eigenlijk een
levensgroot probleem. Dit gaat zich wreken op de rege-
ring.
Dan is er tenslotte ook nog de rechtsonzekerheid die
deze hele situatie met zich brengt en vooral het perfide
systeem van de mensenhandel. Bovenop dit alles roept
uw collega van Binnenlandse Zaken in volle vergadering
als een ultieme noodkreet uit dat als er een mirakel-
oplossing is, men ze hem moet geven ! Dat is dus het
nieuwe adagium na e´e´n jaar paarsgroen beleid op
vreemdelingenzaken : bestaan er mirakels, zo ja, geef ze
mij.
Dit staat in contrast met sommige anderen die door de
tremolo's van de minister van Binnenlandse Zaken wat
verdoofd waren. Zij stelden zich erg begripvol op door
meewarig het hoofd te schudden voor zoveel onmacht en
de geveinsde emotionaliteit van de minister van Binnen-
landse Zaken. Wij leggen ons daar niet bij neer. Ik vraag
u de boodschap mee te delen aan uw collega dat hij het
dossier niet beheerst en dat hij de meest machteloze
minister is van het kabinet Verhofstadt I.
De bewijzen hiervoor zijn er in overvloed. Een levens-
groot probleem is bovendien, mijnheer de minister van
Financie¨n, de vertaling van het beleid, zowel de letterlijke
als de bestuurlijke. Zij is voor de Vlamingen onbegrijpe-
lijk. Wij weten niet hoe dit beleid moet worden gei¨nter-
preteerd. 's Morgens op de radio en 's avonds op de
televisie horen we verklaringen van de kabinetschef van
de minister van Binnenlandse Zaken.
Behoudens wat ambtelijke verklaringen voegt hij er ook
wat politieke beschouwingen aan toe. We hebben dat
niet alleen meegemaakt bij de regularisaties en de uitwij-
zingen, maar ook bij Euro 2000. Ik vind dit een bijzonder
eigenaardige evolutie. Het is waarschijnlijk de nieuwe
communicatiepolitiek, dat leden van een kabinet nu ook
al politieke uitspraken doen. Ik dacht nochtans dat het de
gewoonte was dat in publieke verklaringen van kabinet-
sleden beleidsmaatregelen naar voren werden gebracht,
zeker in het geval van Binnenlandse Zaken. Dit gebeurt
nu niet meer. Nu worden politieke verklaringen afgelegd.
Er is een 'doublure' van de minister van Binnenlandse
Zaken, met name de heer Pascal Smet, adjunct kabinets-
chef. Hij is nota bene een SP'er die op een PRL-kabinet
het beleid gaat uitstippelen. Dat is dus die nieuwe
politieke cultuur ? Dit is 'du jamais vu', zo noem ik dat.
Het is toch wel heel eigenaardig dat die persoon aan de
meerderheid van dit land in de taal van Walschap kond
moet doen van wat de minister van Binnenlandse Zaken
allemaal oreert. Het wordt bovendien gelardeerd met
14
HA 50
COM 261
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pieter De Crem
vrijwel onbegrijpelijke frases in het middelnederlands
door uw collega van Binnenlandse Zaken in de trant van
U zal zien wat u zal zien.
Bij het grootste deel van de
Vlamingen leidt dit tot bijzonder grote problemen.
Er bestaat een grote verwarring. Wij weten niet wie nu
bevoegd is voor Binnenlandse Zaken. Is dat nu 'Tony'
Duquesne of Pascal Smet ? Ik durf mij niet te wagen aan
een vermenging van de twee namen, want dan kom ik uit
bij Pascal Duquesne. Ik zal het dus maar zo laten.
Alsof dit alles nog niet voldoende is, heeft de heer
Willockx zichzelf uitgeroepen tot kandidaat Nobelprijs-
winnaar, bevoegd met het uitwijzingsbeleid.
Ik heb hier nog een feit waarmee de minister van
Binnenlandse
Zaken
werd
geconfronteerd
in
het
ochtendnieuws. Het was deze keer niet de kabinetschef
die hem verblijdde met enig nieuws, maar de heer
Willockx zelf die zichzelf de promotie tot commissaris van
het uitwijzingsbeleid had toegekend. Tot daar e´e´n jaar
'efficie¨nte humanite´ et fermete´'.
Het is pijnlijk om te zien dat u, de minister van Financie¨n,
vaak een troostende schouder moet aanbieden aan een
uithuilende minister van Binnenlandse Zaken. Wij horen
dat van uw collega's, mijnheer de minister. De minister
van Binnenlandse Zaken moet zich voortdurend verze-
keren van de steun van zijn collega's. De minister die hier
voor u aanwezig was, de heer Van den Bossche, zei :
Duquesne is als iemand die om het half uur aan zijn lief
vraagt of zij hem nog graag ziet.
. Zo gebeurt het ook
binnen de regering. Hij is niet zeker van de wederkerig-
heid van de liefde.
Alle hervormingen die werden aangekondigd zijn blijven
rammelen. Daarom heeft de minister van Binnenlandse
Zaken een zondebok gezocht, meer bepaald in het
Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de
staatslozen. Dit is natuurlijk een beproefde truc. Wanneer
men in een hoek wordt gedreven, gaat men een aantal
slachtoffers zoeken. Het is wel zeer eigenaardig, want
eerst zou dit slachtoffer worden afgeschaft.
In al zijn ijver wou de minister van Binnenlandse Zaken -
dat was nog in de periode toen hij er was als hij er niet
moest zijn en er niet was als hij er wel moest zijn - de drie
bevoegde administraties afschaffen. U herinnert zich dat
wellicht nog wel. Hij wou de Vaste Beroepscommissie
afschaffen en de dienst Vreemdelingenzaken die strikt
genomen nog onder zijn bevoegdheid viel, maar ook het
Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de
staatslozen wou hij afschaffen. Het was hem even ont-
gaan dat dit ressorteerde onder een internationale instel-
ling.
Na de aangekondigde afschaffing gingen die diensten
plots opnieuw een eigen leven leiden nadat ze bevolkt
waren door wel bijzonder bekwame krachten - volgens
de nota van de minister licentiaten in de rechten. Sinds-
dien bestaat er een dubbele categorisering in dit land : de
bekwamen zijn de licentiaten in de rechten. Collega de
Donne´a, licentiaten in de handels- en consulaire weten-
schappen en alle andere categoriee¨n zijn er dus aan voor
de moeite. Wij zijn onbekwaam om hier om het even wat
over te zeggen.
Zo komen wij opnieuw bij de FAI en de FAA.
Toen de minister geen moed of manoeuvreerruimte meer
had, legde hij de schuld bij de commissaris-generaal voor
de Vluchtelingen. De minister heeft nog e´e´n bevoegd-
heid, zoals hij heeft gezegd in De Standaard - ere wie ere
toekomt :
Au moins j'ai la compe´tence de dire zut
.
Ik
mag tenminste nog zut zeggen
. Tot daar de bewegings-
ruimte van de minister van Binnenlandse Zaken binnen
de regering en binnen het kabinet. Dus, van minister-
fanto^me naar minister-zut.
Mijnheer de minister van Financie¨n, ik wou me onthou-
den van een aantal vragen die ik aan de minister zelf wou
stellen. Omdat u wellicht evenveel terrein- en dossier-
kennis als hem hebt, aangezien hij vaak op uw schouder
komt uithuilen, zal ik de vragen aan u stellen.
Waarom viseert de minister van Binnenlandse Zaken
eigenlijk de commissaris-generaal voor de Vluchtelingen
en de Staatslozen ? Het gaat hier immers heel duidelijk
om een zogenaamd waterval- of domino-effect. Na de
diensten die zogezegd goed werkten, na de Vaste
Beroepscommissie, zal het Commissariaat-Generaal on-
getwijfeld ook weer worden geconfronteerd met een
ongelooflijke waterval. Ik bedoel dat, wanneer het
Commissariaat-Generaal zijn werk zal hebben gedaan,
de Vaste Beroepscommissie haar werk zal moeten doen.
De achterstand op de dienst Vreemdelingenzaken zou
gezakt zijn van meer dan 19 000 dossiers naar 12 600
dossiers. Dat zijn er dus 6 000 minder dan einde 1999.
De minister kan goed tellen, maar dat zijn er nog steeds
3 500 meer dan bij het aantreden van de regering. Hoe
komt dat ? Het is eigenlijk een gemakkelijke som. Het
komt omdat er 5 000 technische weigeringen zijn. Er zijn
dus 5 000 dossiers die niet meer bij de dienst
Vreemdelingenzaken gekend zijn, omdat het gaat over
personen die gewoon niet meer opdagen. Dan moet de
commissaris-generaal natuurlijk opnieuw beginnen met
zijn werk. Het is de taak van de commissaris-generaal
om de eerste en de tweede verklaring met elkaar te
vergelijken. Als er geen eerste verklaring is, omdat er
meer dan 5 000 technische weigeringen zijn door de
zogenaamde no-show, dan moet de commissaris-
generaal natuurlijk zijn werk doen.
Zijn bij die 12 600 dossiers de nieuwe aanvragen mee-
gerekend, ik bedoel de aanvragen die ressorteren onder
de nieuwe procedure van de eenmalige regularisaties ?
HA 50
COM 261
15
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pieter De Crem
Indien niet, hoeveel dossiers liggen er thans op de dienst
Vreemdelingenzaken ? Wat is het totaal van de dossiers
die moeten worden behandeld bij het Commissariaat-
Generaal en de Vaste Beroepscommissie ?
- Voorzitter : de heer Denis D'hondt
De minister zegt altijd dat hij bijkomend personeel zal
zoeken. Hoeveel bijkomende personeelsleden worden
voor de afhandeling van de asielaanvragen bij de dienst
Vreemdelingenzaken ingeschakeld ? Hoeveel bij het
Commissariaat-Generaal
en
de
Vaste
Beroeps-
commissie, en van welk niveau ?
Het Commissariaat-Generaal verwerkt op dit ogenblik
bijna 50% meer dossiers dan einde vorig jaar. Hoe groot
is dat percentage bij de dienst Vreemdelingenzaken ?
Ik kom ook nog even terug op de taskforce, die aan het
kabinet van de minister van Binnenlandse Zaken en aan
het Commissariaat-Generaal wordt toegevoegd. Hier-
door komt de autonome werking van het Commissariaat-
Generaal toch enigszins onder druk.
Ten slotte, mijnheer de minister van Financie¨n, is het voor
u toch wel belangrijk dat de minister van Binnenlandse
Zaken hier eigenlijk tot bloedens toe heeft beloofd dat hij
voor bijkomend personeel bij de Raad van State zal
zorgen. We mogen niet vergeten dat de Raad van State
een bijzonder belangrijke rol speelt, zowel in beroep als
in cassatieberoep. Het waterval- of domino-effect is ook
van toepassing op de Raad van State. U weet ook dat de
Raad van State snakt naar bijkomend personeel, niet
alleen om de dossiers van de asielproblematiek op te
lossen, maar wel om een goede werking te kunnen
hebben. De Raad van State moet immers ook het
administratieve contentieux, in de breedste zin van het
woord, kunnen blijven doorvoeren.
Waar en wanneer krijgt de Raad van State bijkomende
aanwervingen ? Als dit zou kunnen gebeuren na e´e´n jaar
beleid, zou de regering weliswaar niet snel en efficie¨nt
hebben gewerkt, maar zou ze toch zijn tegemoet-
gekomen aan de ree¨le behoefte om tenminste de dos-
siers ambtelijk beter te kunnen afwerken.
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter, deze
toestand is niet abnormaal. De minister van Binnen-
landse Zaken bevindt zich in het buitenland. De minister
van Buitenlandse zaken zit overigens ook in het buiten-
land. Ik moet in de commissie ook in zijn plaats antwoor-
den. Ik heb alleen een schriftelijk antwoord dat ik zal
voorlezen. Dat is alles wat ik kan doen. Ik heb zes vragen
gelezen en heb dus ook zes schriftelijke antwoorden.
Mijnheer De Crem, het klopt dat bij het inhalen van de
achterstand
van
de
asielaanvragen
het
gekende
watervaleffect speelt. Ik heb de diensten voorzien van
extra personeel en verwacht derhalve een betekenisvolle
productiestijging.
Die
is
er
reeds
bij
de
dienst
Vreemdelingenzaken, maar niet bij het Commissariaat-
Generaal.
De vorige regering heeft vastgesteld dat er zich een
productieprobleem voordoet op het Commissariaat-
Generaal. Ik heb dus niets nieuws gezegd. Een
groeiende achterstand moet echter worden vermeden.
Alleen door een verhoogde productiviteit kan de groei
van de achterstand van het Commissariaat-Generaal
inherent aan het inhalen van de achterstand op de dienst
Vreemdelingenzaken worden afgeremd.
Ten tweede, het totaal van de te behandelen dossiers
bedroeg op 1 juli 2000 10 534, terwijl dit aantal op 1
februari 2000 nog 19 735 dossiers bedroeg. Op het
Commissariaat-Generaal ging het over een aantal van
25 340 dossiers, wat ontvankelijkheid en gegrondheid
betreft. Op de Vaste Beroepscommissie op 1 juli 2000
was dat aantal 1 008.
Ten derde, zijn er ook 137 extra personeelsleden bij de
dienst Vreemdelingenzaken : 28 adjunct-adviseurs, 65
bestuursassistenten en 14 klerken.
Dit personeel doet meer dan alleen dossiers behandelen.
Zij registreren ook, nemen vingerafdrukken en dergelijke
meer.
Bij het Commissariaat-Generaal zijn 79 extra personeels-
leden aangeworven. Daarvan zijn er 54 adjunct-
adviseurs. Voorlopig zijn er geen extra personeelsleden
voor de Vaste Beroepscommissie.
De productiecijfers die door de commissaris-generaal in
de Standaard worden gegeven dienen sterk genuan-
ceerd te worden. Uit een vergelijking van de productie in
november-december 1999, enerzijds en mei-juni 2000,
anderzijds blijkt inderdaad een substantie¨le verhoging
van 2 057 dossiers naar 4 166. De productie op het
jaareinde van 1999 was zeer laag, zodat de vermeerde-
ring van het personeel met 79 mensen niet meer dan
evident was.
Een correcte vergelijking van de eerste jaarhelft van
1999 met die van 2000 geeft reeds een ander beeld. In
1999 werden 7 508 dossiers behandeld, in 2000 waren
dat er 9 008. Dat geeft voor de eerste helft van 1999 een
gemiddelde van 1252 dossiers per maand tegen 1 501 in
2000.
Dat is dus een verhoging van 20%. In de periode mei-juni
waren dat 2 933 dossiers tegen 9 719 dossiers. Dat geeft
een vermeerdering van 325%. De vergelijking van de
eerste jaarhelft van 1999 met de eerst jaarhelft van 2000
geeft 12 017.
Ook op uw vijfde vraag kan ik een antwoord geven. De
autonome werking van het Commissariaat-Generaal
wordt niet doorkruist door de coo¨rdinatie die tussen de
diensten gebeurt in de task force. Het Commissariaat-
Generaal heeft trouwens een vertegenwoordiger in de
task force.
16
HA 50
COM 261
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
Ten slotte heb ik ook op uw zesde vraag een schriftelijk
antwoord. De Vaste Beroepscommissie is een admini-
stratief rechtscollege en heeft een beheersplan dat ge-
vormd wordt. De dienst Vreemdelingenzaken is een
klassieke administratie die afhangt van de minister.
De werking van de dienst Asiel binnen de dienst
Vreemdelingenzaken is bevredigend. De commissaris-
generaal heeft een beheersplan dat echter niet vol-
doende wordt uitgevoerd. Ik heb aan hem een
managementplan gevraagd dat weergeeft op welke wijze
de hem ter beschikking gestelde middelen en personeel
ingezet worden, om snel en efficie¨nt tot kwalitatief aan-
vaardbare beslissingen te komen. Dit plan moet mij
eerstdaags worden bezorgd. We wachten hier dus op.
Over de bijkomende raadgever bij de Raad van State,
heb ik geen precies antwoord op uw vraag. Ik meen wel
dat er een wet is voor de uitbreiding van het kader, maar
wat de aanwerving van de nieuwe raadgever bij de Raad
van State betreft, heb ik geen precies antwoord. Ik zal het
wel aan de minister van Binnenlandse Zaken vragen. U
kunt dan misschien een schriftelijk antwoord krijgen,
mijnheer De Crem.
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik dank de minister voor zijn antwoord op de specifieke
vragen. Ik ben niet de buikspreker van een of andere
dienst, noch van het Commissariaat-Generaal voor de
vluchtelingen, noch van de Vaste Beroepscommissie.
Ik stel echter wel vast dat er toch het een en ander
verkeerd loopt. Bij een snelle telling op het moment dat u
uw cijfers gaf, heb ik gemerkt dat het Commissariaat-
Generaal voor de vluchtelingen minder personeelsleden
telt, ondanks het feit dat zij de enige instantie is die in de
twee fases van de huidige procedure tussenbeide komt.
Zij komt zowel tussen op het moment van de ontvanke-
lijkheid, als op het moment van de gegrondheid. Ik zeg dit
maar als een bijkomende appreciatie bij de problematiek
over de personeelsleden.
Voorts zal ik het antwoord dat de minister mij heeft
gegeven onderzoeken. Toch zal ik een motie indienen. Ik
heb ze hier bij me. Ik stel vast dat het asielbeleid zoals
het werd aangekondigd faalt. Dit is geen vrolijke vaststel-
ling, integendeel.
Wij hebben ons steeds verzet tegen het proces van de
eenmalige regularisatie. Wij hebben gezegd dat de een-
malige regularisatie niet bestond.
Ik verwijs nogmaals naar het interview in Knack. Ik
beweer niet dat Van der Slijke de waarheid in pacht zou
hebben, maar hij speelt toch een belangrijke rol in de
regularisatiecommissie. Volgens hem is het zonneklaar
dat zich nu reeds een tweede en derde regularisatiegolf
zal aanbieden, want velen zullen niet kunnen worden
geregulariseerd op basis van de vooropgestelde criteria.
Zoals minister Duquesne ook heeft toegegeven, zou er
voor de regering maar e´e´n oplossing bestaan, namelijk
dat degenen die worden afgewezen voor regularisatie,
zouden worden gerepatrieerd naar hun land van her-
komst.
Indien er inderdaad ongeveer 36 000 regularisatie-
aanvragen zijn die betrekking hebben op 52 000 perso-
nen, een vierde van het potentieel dat kon worden
geregulariseerd, dan blijven er volgens de 1/3-regel
160 000 tot 170 000 personen die nog niet zijn opgedo-
ken. De regering zou dan kunnen overgaan tot massale
uitwijzingen. Volgens mij is daarvoor geen maatschappe-
lijk draagvlak en het past niet onze humanitaire visie of
politiek, tot welke partij men ook behoort. U zult echter
worden geconfronteerd met een tweede, en zelfs derde
regularisatiegolf. We zullen dan ook vlugger dan ver-
wacht in het Spaanse en Italiaanse scenario terechtko-
men. Daarom blijven wij erbij dat onze procedure, geval
per geval, een veel groter afschrikkingseffect zou heb-
ben.
We zouden graag hebben dat de nieuwe asielwetgeving
bij de Kamer wordt ingediend vo´o´r het einde van het
parlementaire reces. De State of the Union zal worden
gegeven op 17 oktober 2000. Meer dan een jaar na het
aantreden van deze regering heeft het parlement er recht
op. Ook om politiek-tactische redenen kunt u niet anders
dan ze in te dienen.
Mijnheer de minister van Financie¨n, ik reken erop dat u
zich welwillend zult tonen om, samen met uw collega van
Begroting, de knip niet meer op de beurs te houden.
minister Duquesne heeft vorige week immers verklaard
dat hij het allemaal wel wil, maar dat de collega van
Begroting niet akkoord ging om een grote hervorming
door te voeren, om van de verschillende diensten de FAA
en de FAI te maken. Hij had berekend dat de inschaling,
de reorganisatie en de benoemingen overeenkwamen
met een bedrag dat ongeveer even groot was als dat van
de politiehervorming. Er waren daarvoor geen middelen
uitgetrokken. Dus zal er budgettaire en financie¨le moed
aan de dag moeten worden gelegd.
Wij hebben ook een praktische vraag die niet ontdaan is
van enige maatschappelijke realiteit. Omwille van de
voorspelbare toename tijdens de zomermaanden juli,
augustus en september, vragen wij maatregelen opdat
de aanmelding bij de dienst Vreemdelingenzaken niet
exponentieel zou toenemen. Deze morgen nog vernam ik
dat de grote zomeraankomst, die ieder jaar piekt in juli,
augustus en september, op gang is gekomen. De minis-
ter van Binnenlandse Zaken zou een aantal territoriale
maatregelen moeten nemen om deze voorspelbare en
nu reeds meetbare toename niet te laten doorgaan of in
de mate van het mogelijke te beperken. Anders zal de
minister een ander slachtoffer dan de commissaris-
generaal moeten zoeken. In dat geval zou het wel eens
kunnen dat de kip de vos opeet.
HA 50
COM 261
17
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pieter De Crem
Ten slotte, ik vraag dat men onmiddellijk en onverkort
werk maakt van een personeelsversterking bij de Raad
van State, om al haar taken naar behoren te kunnen
uitvoeren. De wet is goedgekeurd, maar men wacht op
een koninklijk besluit of op een ministerieel besluit om de
benoemingen door te voeren.
Ik smeek u dus bijna op mijn kniee¨n om dit nog te doen
voor de regering met vakantie gaat. Tot daar de teneur
van de motie die ik indien.
Minister Didier Reynders : Ik zal de vraag in verband
met de Raad van State voorleggen aan de minister van
Binnenlandse Zaken.
De voorzitter : Tot besluit van deze bespreking werden
volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion, des motions ont e´te´
de´pose´es.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de
heren Pieter De Crem, Danie¨l Vanpoucke en Jean-Pierre
Detremmerie en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellatie van de heer Pieter
De Crem
en het antwoord van de minister van Binnenlandse
Zaken, betreurt ten zeerste dat de minister van Binnen-
landse Zaken zijn verantwoordelijkheid voor het falende
asielbeleid afwentelt op de Commissaris-Generaal voor
de Vluchtelingen en de Staatlozen;
beveelt de minister aan :
- voor het einde van het parlementair reces de aange-
kondigde nieuwe asielwetgeving bij het parlement neer te
leggen;
- bijzondere en dringende maatregelen te nemen om de
voorspelbare toename van het aantal asielzoekers in de
zomermaanden af te remmen;
- om tenslotte onmiddellijk en onverkort werk te maken
van een personeelsversterking bij de Raad van State om
al zijn taken verder naar behoren te kunnen uitvoeren.
Une motion de recommandation a e´te´ de´pose´e par
MM. Pieter De Crem, Danie¨l Vanpoucke et Jean-Pierre
Detremmerie et est libelle´e comme suit :
La Chambre, ayant entendu l'interpellation de M. Pieter
De Crem
et la re´ponse du ministre de l'Inte´rieur, regrette vivement
que le ministre de l'Inte´rieur rejette sa responsabilite´
dans l'e´chec de la politique en matie`re d'asile sur le
Commissaire ge´ne´ral aux re´fugie´s et aux apatrides;
recommande au ministre :
- de de´poser au parlement, avant la fin des vacances
parlementaires, le projet de nouvelle le´gislation en ma-
tie`re d'asile;
- de prendre des mesures particulie`res et urgentes pour
freiner l'augmentation pre´visible des demandeurs d'asile
au cours des mois d'e´te´;
- enfin, de renforcer imme´diatement les effectifs du
Conseil d'Etat en vue de permettre a` ce dernier de
s'acquitter correctement de ses ta^ches.
Een eenvoudige motie werd ingediend door de dames
Kristien
Grauwels
en
Marilou
Vanden
Poel-
Welkenhuysen en de heren Andre´ Fre´de´ric, Franc¸ois-
Xavier de Donne´a, Charles Janssens en Tony Smets.
Une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par Mmes
Kristien
Grauwels
et
Marilou
Vanden
Poel-
Welkenhuysen et MM. Andre´ Fre´de´ric, Franc¸ois-Xavier
de Donne´a, Charles Janssens et Tony Smets.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
Interpellation et questions orales jointes de :
- M. Richard Fournaux au ministre de l'Inte´rieur sur
la mise en oeuvre de la re´forme des polices
- MM. Andre´ Smets et Jean-Pierre Detremmerie au
ministre de l'Inte´rieur sur
la mise en oeuvre de la
re´forme des polices
(n
os
2379 et 2380)
(La re´ponse sera donne´e par le ministre des Finan-
ces)
Samengevoegde interpellatie en mondelinge vragen
van :
- de heer Richard Fournaux tot de minister van
Binnenlandse Zaken over
de tenuitvoerlegging van
de hervorming van de politiediensten
(nr. 463)
- de heren Andre´ Smets en Jean-Pierre Detremmerie
aan de minister van Binnenlandse Zaken over
de
tenuitvoerlegging van de hervorming van de politie-
diensten
(nrs. 2379 en 2380)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Financie¨n)
M. Richard Fournaux (PSC) : Monsieur le pre´sident,
monsieur le ministre, chers colle`gues, j'aurais voulu dire
au ministre de l'Inte´rieur qu'il peut parai^tre aberrant que,
moins de dix jours apre`s que MM. Van Peel et De Crem
18
HA 50
COM 261
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Richard Fournaux
l'aient de´ja` interroge´ sur l'e´tat d'avancement de la re´-
forme des polices, nous relancions la question en inter-
rogeant a` nouveau le ministre de l'Inte´rieur et, plus
globalement, le gouvernement.
Le fait que M. Duquesne soit absent et que vous le
remplaciez survient opportune´ment, puisque la majeure
partie des questions ou des inquie´tudes que nous sou-
haitons relayer ici ont, inde´niablement, une connotation
financie`re et/ou budge´taire.
Je voudrais me faire le porte-parole de tre`s nombreux
bourgmestres des communes de notre royaume, en
particulier ceux des plus petites communes, qui s'inquie`-
tent des conse´quences que la re´forme des polices aura
sur les budgets communaux de`s 2001, budgets dont bon
nombre sont d'ailleurs en cours d'e´laboration a` cet effet.
Je dois e´galement vous signaler qu'a` l'occasion des
derniers de´bats de notre commission, M. Duquesne a
de´ja` re´pondu aux interpellations, mais j'ai pu prendre
connaissance dans le de´tail des questions pose´es et des
re´ponses y apporte´es. Aussi, je puis vous certifier qu'il
n'y a pas de quoi apaiser les craintes qui sont le´gitimes.
La premie`re d'entre elles vise manifestement le manque
de concertation avec les autorite´s communales dans leur
globalite´. Me^me s'il est vrai qu'a` l'e´poque, M. Tobback
avait organise´ des contacts avec les bourgmestres, en
menant des ope´rations de´centralise´es, il ne s'agissait
pas moins que d'une grande re´union a` laquelle le minis-
tre participait. Quelques questions e´taient pose´es. La
re´forme des polices en e´tait a` son de´but, juste avant les
e´lections le´gislatives, et hormis les grands principes
d'organisation de la fusion, il convient de reconnai^tre que
nous ne sommes pas entre´s dans le de´tail.
Dans le cadre de la mise en place des ZIP, les gouver-
neurs de province ont eu des concertations avec les
communes, la` ou` un proble`me se posait et non dans
d'autres lieux, mais celles-ci n'avaient d'autre but que de
tenter de trouver des accords entre les communes qui ne
voulaient pas faire partie de la ZIP. Aucune concertation
n'avait lieu en matie`re budge´taire, d'e´quipement, etc...
Nos colle`gues du CVP ont, a` juste titre, fait remarquer la
semaine dernie`re que la ou les concertations avec des
institutions telle que l'Union des villes et communes en
Wallonie ne fonctionnait pas tre`s bien. Ce n'est donc pas
par ce biais que les bourgmestres pourront obtenir des
informations comple´mentaires.
Dans la re´ponse donne´e par M. Duquesne la semaine
dernie`re, j'ai perc¸u une logique qui me parai^t dange-
reuse. C'est d'ailleurs la raison de mon interpellation. Il
pre´tend qu'il vaut mieux attendre le lendemain des
prochaines e´lections communales et la mise en place
des nouveaux bourgmestres et conseils communaux
pour organiser la concertation avec les communes. En
tant que de´mocrates, nous devons donner raison a` cette
philosophie. Mais d'un autre co^te´, nous pouvons crain-
dre, a` la lecture des accords intervenus il y a quelques
jours entre les repre´sentants du personnel communal et
le ministre de l'Inte´rieur, que d'ici l'installation de ces
nouveaux conseils communaux, le processus de la re´-
forme des polices se poursuive malgre´ une concertation
parfois de´faillante avec les bourgmestres et les commu-
nes. De`s lors, des mesures peuvent e^tre prises, y
compris sur le plan budge´taire ou de la gestion du
personnel, avec toutes les conse´quences financie`res qui
en de´coulent pour les communes, et ce sans beaucoup
de re´action de la part des bourgmestres qui sont pour la
plupart en campagne.
Nous serions en droit, monsieur le ministre, de dire au
gouvernement que nous sommes d'accord de ne pas
organiser une concertation institutionnelle avec les
bourgmestres d'ici l'installation des nouveaux conseils
communaux, mais qu'en revanche, il ne faudrait pas aller
trop loin dans les de´cisions a` prendre en matie`re de
re´forme des polices, notamment a` cause de leur impli-
cation sur les budgets communaux, et ce tant que les
nouveaux conseils communaux n'auront pas e´te´ instal-
le´s.
Vous savez, monsieur le ministre, que nous avons
confiance en vous, mais si cette confiance n'existait pas,
on pourrait e^tre amene´ a` croire que l'on pourrait profiter
de la pe´riode dans laquelle nous entrons pour avancer a`
grands pas dans la re´forme des polices et ce, sur le dos
des pouvoirs communaux. Il faut que la relation de
confiance qui existe entre nous actuellement puisse se
maintenir.
Jusqu'a` pre´sent, les bourgmestres du royaume gardent
confiance dans le gouvernement car ils ont toujours
entendu de la part du ministre de l'Inte´rieur que la
re´forme des polices ne se re´aliserait pas au de´triment
financier des communes. Or, force est de constater que
plus les jours passent, plus nous doutons des principes
qui ont toujours e´te´ affirme´s de fac¸on tre`s claire.
Une autre inquie´tude pe`se e´galement sur la relation de
confiance existant entre nous et l'ensemble du gouver-
nement. C'est d'ailleurs en cela que votre pre´sence se
justifie, monsieur le ministre. En effet, il ne faudrait pas
que le pouvoir fe´de´ral tienne de grands discours sur la
diminution de la fiscalite´ mais qu'a` cause de la re´forme
des polices, les pouvoirs communaux soient oblige´s, a`
partir de l'anne´e prochaine, non seulement de maintenir
l'impo^t communal actuel, mais peut-e^tre aussi de proce´-
der a` une augmentation de la fiscalite´ pour faire face aux
nouvelles charges impose´es par la re´forme des polices.
Si vous me le permettez, je vais prendre quatre e´le´ments
un peu plus concrets avec quatre groupes de questions
pour ces quatre e´le´ments, et j'en terminerai la`.
HA 50
COM 261
19
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Richard Fournaux
Le premier, c'est tout ce qui concerne le personnel.
Monsieur le ministre, nous souhaiterions savoir de ma-
nie`re tre`s claire et tre`s nette quel sera l'impact pour les
budgets communaux du re´sultat de l'accord intervenu
entre le ministre et le gouvernement et les organisations
syndicales. On nous dit que l'impact sera nul puisque les
augmentations qui ont e´te´ accorde´es seront finance´es ou
compense´es par la dotation fe´de´rale aux polices locales.
Si tel est le cas, nous souhaiterions que ce soit claire-
ment affirme´ et qu'on nous dise aussi pour quel de´lai. Je
pense que l'on connai^t tous la technique qui a e´te´ utilise´e
par certains autres nivaux de pouvoir, qui est d'inciter les
communes a` lancer telle ou telle politique, par exemple
les assistants sociaux dans les polices. Puis, apre`s deux
ans, on vous dit
c'est termine´, vous devez le financer
vous-me^mes
. C'est tre`s bien d'entendre aujourd'hui le
ministre de l'Inte´rieur qui dit
OK, on a du la^cher du lest
aux organisations syndicales, ce sera compense´ par la
dotation fe´de´rale aux polices, y compris locales
. Mais
alors pour quel de´lai ? Il nous semble e´vident que cela
doit e^tre de manie`re permanente.
Toujours en ce qui concerne le personnel, il nous semble
qu'il convient de reme´dier le plus rapidement possible au
peu de pre´cisions que les bourgmestres ou les respon-
sables de zones interpolices rec¸oivent quant a` la manie`re
dont le personnel actuel de la gendarmerie va e^tre
affecte´ dans les zones interpolices. Or, a` ce sujet-la`, je
dois vous dire qu'en ce qui nous concerne, c'est le flou le
plus absolu tant en ce qui concerne l'aspect quantitatif
que l'aspect qualitatif. Nous avons oui¨ dire, monsieur le
ministre, que dans certaines re´gions, certes, le nombre
de personnes de la gendarmerie affecte´es a` une zone
interpolices reste le me^me, mais qu'il y a des transferts
de personnel suivant des principes ge´ographiques ou
autres, voire me^me suivant certaines qualite´s de ces
membres du personnel. Concre`tement, il ne faudrait pas
que la gendarmerie rapatrie vers la police qui deviendra
la future police fe´de´rale ce que l'on pourrait qualifier de
certains corps d'e´lite, et que l'on transfe`re en revanche
vers les polices locales les autres membres du person-
nel, sans vouloir les qualifier.
A tout le moins, il nous semble important de pouvoir
clarifier la situation le plus rapidement possible tant sur
l'aspect qualitatif que sur l'aspect quantitatif.
Deux, en ce qui concerne les ba^timents. Je dois vous
dire, monsieur le ministre, qu'il est normal que chacun
des bourgmestres repre´sentant sa commune, me^me
inte´gre´e dans une ZIP pluricommunale, veuille a` tout prix
garder dans sa commune un point relais, un point de
pre´sence policie`re. Que ce soient les actuels ba^timents
de la gendarmerie qui abriteront tout le monde ou l'in-
verse, que ce soit la Re´gie des ba^timents qui ge`re les
ba^timents ou que ce soit la commune, peu importe. Mais
manifestement, je le dis de manie`re non pole´mique pour
connai^tre un dossier de manie`re tre`s pre´cise dans ma
commune, pour le moment, il y a un flou artistique qui
re`gne sur tout cela et qui, vraiment, pose des proble`mes
aux communes en termes de planification budge´taire
pour l'anne´e prochaine de´ja`. Et je pense que la concer-
tation entre le gouvernement fe´de´ral et les bourgmestres
ne peut pas s'arre^ter a` cette simple concertation. Elle doit
aller plus loin et viser e´galement la concertation avec le
niveau re´gional. Or, je puis vous certifier, pour l'avoir
expe´rimente´ dans ma commune ce dernier dimanche a`
l'occasion de la visite du ministre ayant la tutelle sur les
communes dans ses attributions au niveau wallon, qu'a`
l'heure actuelle, le ministre ne sait toujours pas non plus
comment il doit re´agir face aux demandes qui lui sont
pre´sente´es de la part de certaines communes, par exem-
ple pour l'inte´gration dans des plans triennaux ou autres
choses du genre.
De manie`re tre`s positive et constructive, ce que nous
demandons au gouvernement, c'est qu'il prenne le plus
vite possible en main cette concertation, ne´cessaire, et
avec les bourgmestres, et avec les autres niveaux de
pouvoir.
Troisie`mement, tout ce qui concerne les normes minima-
les de se´curite´.
On nous dit que le gouvernement veut revoir les normes
minimales de se´curite´ comme une part commune, qu'il
s'agisse de ZIP monocommunales ou de ZIP pluricom-
munales. Il nous semble un peu fa^cheux que le gouver-
nement organise cette e´ventuelle re´forme des normes
minimales de se´curite´ sans que, paralle`lement, les
bourgmestres soient au courant du syste`me de re´parti-
tion du personnel de l'actuelle gendarmerie dans les
communes.
Il est un peu facile de donner des injonctions de manie`re
a` ce que certaines communes, en particulier les plus
petites, soient oblige´es d'augmenter leur personnel et, de
l'autre co^te´, qu'on ne sache pas ce qui se passera au
niveau de la gendarmerie.
A ce sujet, il semble apparai^tre une divergence de vues
entre certains bourgmestres et des repre´sentants du
ministe`re de l'Inte´rieur, voire des forces de l'ordre - de
police ou de gendarmerie -, parce que certains ne parlent
plus de normes minimales de se´curite´ mais de respect du
cadre. Dans certaines communes, entre le cadre et le
respect de la norme minimale de se´curite´, la diffe´rence
est parfois conside´rable. Si l'on en venait a` modifier ce
crite`re, cela ferait tre`s, tre`s mal pour certaines commu-
nes sur le plan budge´taire. Nous souhaitons donc que
tout cela soit clarifie´.
Quatrie`mement, la pre´paration des budgets 2001 dans
les communes.
20
HA 50
COM 261
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Richard Fournaux
Monsieur le ministre, nous sommes en pe´riode d'e´lec-
tions communales; il est faible le nombre de communes
qui, de`s a` pre´sent, pre´parent leur budget 2001. Il n'en
demeure pas moins qu'en termes de planification com-
munale, notamment d'investissements ou de personnel,
un budget se pre´pare - me^me en pe´riode actuelle - pour
l'anne´e prochaine. Bien des choix doivent e^tre faits,
parfois rapidement, comme en matie`re de ba^timents ou
de gestion de personnel.
Plus fondamentalement, je pense que le gouvernement
doit donner des recommandations aux communes pour
l'e´laboration et la pre´paration des budgets 2001. Quelles
recommandations formulez-vous a` l'e´gard des commu-
nes pour la pre´paration de ces budgets 2001 ?
M. Andre´ Smets (PSC) : Monsieur le pre´sident, mon-
sieur le ministre, chers colle`gues, je me montrerai moins
optimiste que mon colle`gue : si les informations qui
circulent de plus en plus s'ave`rent proches de la re´alite´
ou exactes, je constate que les 8 milliards dont a parle´ le
ministre Duquesne a` propos du financement de la re´-
forme des polices, qui ne devrait pas se faire sur le dos
des communes, ne serviraient plus qu'a` re´gler le pro-
ble`me des nouveaux statuts, et que tout le reste serait
de`s lors a` charge des communes.
C'est une premie`re question que je me pose : le chiffre
donne´ est-il exact ? J'ai eu l'occasion de le signaler en
se´ance ple´nie`re la semaine dernie`re. Dore´navant, les
8 milliards couvrent-ils la partie qui engage le ministre au
point de vue statutaire ? Il est vrai qu'il s'agit de faire une
gestion des ressources humaines. Contrairement a` ce
qui a e´te´ pre´tendu au de´part, les communes vont-elles se
retrouver en charge de tout le reste, c'est-a`-dire de tous
les proble`mes mate´riels, ce qui n'est pas peu de chose,
des proble`mes de ve´hicules, mais aussi des proble`mes
de communication et d'e´coute ? Tout cela cou^te extre^-
mement cher.
Je reste plein d'interrogations, d'autant plus qu'il m'inte´-
resserait de savoir s'il est exact que, dans une note qui
serait arrive´e sur le bureau du ministre Vande Lanotte,
l'inspection des Finances parle effectivement de 10 mil-
liards, disant que le cou^t de la re´forme des polices est
manifestement sous-estime´.
Monsieur le ministre, vous savez qu'a` l'heure actuelle -
c'est la moindre des choses et c'est une the`se que vous
avez toujours de´fendue -, ge´rer signifie assumer des
responsabilite´s en connaissance de cause.
De`s lors, la premie`re chose a` faire est de mettre dans le
coup les pouvoirs locaux, clairement, d'avoir des infor-
mations, sinon une rencontre, permanentes avec les
villes et communes qui, a` juste titre, s'inquie`tent au vu
des chiffres avance´s, peut-e^tre volontairement, par le
ministre de l'Inte´rieur. En tout cas, il est extraordinaire
que les de´cideurs-payeurs que sont les villes et les
communes soient a` ce point ignore´es alors qu'il leur
reviendra de ge´rer l'essentiel des re´alite´s financie`res
ve´cues dans le cadre des proble`mes de police, notam-
ment.
Loin de moi l'ide´e qu'il ne fallait pas entamer de re´forme :
le tout est dans la manie`re de la faire en mettant dans le
coup les pouvoirs locaux de fac¸on normale. Monsieur le
ministre, je suis profonde´ment convaincu que vous n'ac-
cepteriez pas de travailler dans des conditions pareilles
au sein d'une commune, sans connai^tre l'ensemble des
e´le´ments. Je constate qu'au niveau du financement du
personnel, les communes ont e´te´ mises sur la touche.
Y a-t-il eu contact avec l'Union des villes et des commu-
nes apre`s le 1er janvier ? Deux informations ge´ne´rales
ont e´te´ donne´es dans des rencontres qui ont eu lieu les
17 et 20 de´cembre a` Mons et a` Namur; depuis, plus rien,
semble-t-il. Force´ment, les bourgmestres demandent a`
juste titre, dans une lettre d'information qui vient de
parai^tre, que
le financement de la re´forme soit enfin tire´
au clair
.
Vous e^tes ministre des Finances; je dis tant mieux. Je
vous sugge`re de prendre le ministe`re de l'Inte´rieur en
plus : ce serait d'ailleurs une manie`re de mieux respecter
la communaute´ flamande puisque vous parlez parfaite-
ment le ne´erlandais - et je tiens a` vous en fe´liciter - : vous
feriez enfin e´marger au ministe`re de l'Inte´rieur des don-
ne´es financie`res parce que vous avez aussi le sens des
responsabilite´s.
M. Jean-Pierre Detremmerie (PSC) : Monsieur le pre´si-
dent, monsieur le ministre, d'abord, je dois m'excuser
aupre`s de vous de ne pas avoir pose´ mes questions la
semaine dernie`re, car retenu a` l'e´tranger. D'autre part,
mes questions sont plus techniques et je comprendrai
que les re´ponses ne soient pas toutes donne´es
aujourd'hui. Pour autant qu'elles soient reprises au rap-
port, je serai satisfait. D'ailleurs, ces questions n'e´ma-
nent pas directement de moi, mais font suite a` une
dizaine de re´unions de travail avec les responsables de
la police et de la gendarmerie dans le cadre de la ZIP.
Bien su^r, monsieur le ministre, vous n'e^tes pas sans
savoir que les bourgmestres demandent que le finance-
ment de la re´forme soit tire´ au clair; c'est d'ailleurs le titre
de la brochure que je viens de recevoir il y a quelques
instants de
Politea
. Je ne pense pas e^tre en marge a` ce
propos.
J'ai six questions a` vous poser. La premie`re concerne le
colle`ge des procureurs ge´ne´raux qui pre´voit, au sein de
chaque arrondissement judiciaire et dans le cadre d'un
processus de re´partition des ta^ches entre les futures
polices zonales et fe´de´rales, la cre´ation d'un centre actif
de documentation judiciaire, le Bureau d'information d'ar-
HA 50
COM 261
21
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Pierre Detremmerie
rondissement (BIA). La police communale est invite´e a`
fournir du personnel destine´ a` faire fonctionner ce BIA, ce
qui constitue une excellente initiative, mais qui prendra
en charge les frais de de´placement et les autres frais des
personnes de´tache´es au BIA ? Qui prendra en charge le
remplacement au sein de la police communale, vu qu'il
nous est interdit de de´passer certains cadres ? Quel sera
le statut de ces personnes de´tache´es ?
Deuxie`me question. Vous n'ignorez pas qu'il y a un
syste`me informatique de la gendarmerie qui n'est pas
compatible avec celui de la police. A la police, c'est le
syste`me P.I.P.,
Projet Informatique Police
. Au cours de
la pe´riode transitoire, qui va prendre en charge les frais
ne´cessaires a` la mise en place des liaisons entre les
deux re´seaux ? En outre, e´tant donne´ que le syste`me
P.I.P. est one´reux, les communes doivent-elles seules
supporter les frais d'organisation de ce syste`me ?
Troisie`me question. La loi sur la police inte´gre´e et
structure´e a` deux niveaux pre´voit que le ministre peut
pre´lever du personnel local a` raison de 20% de l'effectif
aupre`s de la gendarmerie. Cet effort est bien plus
important que celui demande´ a` l'heure actuelle. Ainsi, si
je fais la comparaison avec la situation actuelle pour la
brigade de gendarmerie de Mouscron, il s'agissait de
fournir 12 hommes : cinq effectifs, cinq re´serves et deux
mai^tres chiens. Le futur corps devrait, lui, fournir 20% de
son effectif. Comment justifier pareille diffe´rence ? C'est
la question que se posent, bien su^r, les responsables de
la gendarmerie.
Quatrie`me question. L'article 238 de la loi sur la police
inte´gre´e et structure´e a` deux niveaux pre´voit, pour les
policiers communaux, une mesure de conge´ volontaire
avant les de´parts normaux a` la retraite. Les conditions de
ce conge´ volontaire sont-elles de´ja` fixe´es ? Si oui, quel-
les sont-elles ?
Cinquie`me question. C'est au niveau de la formation.
Vous n'ignorez pas que les policiers qui sont brevete´s
officiers de police mais qui n'ont pas encore e´te´ nomme´s
officiers seront tout particulie`rement le´se´s par la re´forme.
En fait, ils ont suivi ces cours, ils ont suivi la formation, ils
ont investi, et bien que la formation soit de haute qualite´,
je le pense, les candidats sont tenus a` suivre des
formations comple´mentaires pour valider ce brevet. Ce
n'est pas le cas pour les colle`gues de la gendarmerie. Ne
faut-il pas pre´voir une pe´riode de transition pour permet-
tre d'inte´grer ces gens qui ont suivi la formation, qui l'ont
re´ussie, a` un poste d'officier ? Il faudrait, me semble-t-il,
une pe´riode transitoire pour quand me^me valoriser cette
formation.
Sixie`me et dernie`re question. Actuellement, des policiers
communaux et des gendarmes suivent, chacun de leur
co^te´, une formation continue´e. C'est sans doute bien
mais cela re´pond quand me^me a` une demande d'autre-
fois. C'e´tait dans une certaine logique mais elle ne
correspond plus tout a` fait a` la logique d'une nouvelle
police. 14% du personnel est en formation, en moyenne
et par an.
Qui assumera cette formation, ou` sera-t-elle dispense´e,
qui en assumera le cou^t ? Il me semble e^tre d'un bon
sens e´vident d'essayer de coordonner, de ne plus avoir
deux formations paralle`les, diffe´rentes. Une seule et
me^me formation serait bien indique´e pour l'avenir de
notre nouvelle police.
M. Didier Reynders, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, je voudrais d'abord remercier certains
membres de la commission pour les commentaires e´lo-
gieux qu'ils font a` mon e´gard. Je reviendrai peut-e^tre plus
souvent en commission de l'Inte´rieur.
M. Jean-Pierre Detremmerie (PSC) : Vous e^tes ici en
de´placement. Vous e^tes peut-e^tre meilleur ici que dans
votre propre commission. En tout cas, nous vous appre´-
cions.
M. Didier Reynders, ministre : Il y en a me^me parfois
que l'on conside`re comme e´tant a` leur sommet quand ils
sont sur le banc. (Rires)
M. Jean-Pierre Detremmerie (PSC) : 1-1. Balle au cen-
tre.
M. Didier Reynders, ministre : On va remettre la balle au
centre et je vais revenir a` la re´forme des polices.
Je pense qu'il y a un certain nombre de questions qui ont
de´ja` e´te´ pose´es a` plusieurs reprises au sein de cette
commission. Je voudrais d'abord re´pondre aux questions
sur la concertation et l'e´tat d'avancement de la proce´dure
ou des cou^ts avant de revenir aux questions pre´cises que
vous venez d'e´voquer, monsieur Detremmerie.
Selon les questions entendues, dans certains cas, il
semble que l'on soit alle´ un peu moins vite et dans
d'autres cas, un peu plus vite. Il faudra voir comment
organiser la concertation et la discussion pour respecter
les deux rythmes que j'ai cru entendre e´voquer a` plu-
sieurs reprises. Il faudrait que les choses se passent
rapidement et d'autres devraient e^tre reporte´es a` plus
tard.
Les ne´gociations syndicales que le ministre de l'Inte´rieur
a mene´es a` propos du statut du personnel de la police
inte´gre´e se sont clo^ture´es le 5 juillet dernier, comme vous
le savez, par un protocole d'accord signe´ avec quatre
organisations syndicales. Les cinq organisations repre´-
sentatives s'e´taient engage´es a` de´fendre le contenu des
22
HA 50
COM 261
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
textes ne´gocie´s aupre`s de leurs bases. Au terme de la
consultation a` laquelle elle a proce´de´, la CGSP n'a pas
pu marquer son accord. Le gouvernement va maintenant
poursuivre la proce´dure qui doit mener a` l'aboutissement
des textes ne´gocie´s.
Pour rappel, ces textes comprennent un projet d'arre^te´
royal d'un peu plus de mille articles relatifs au statut du
personnel de la police inte´gre´e, un projet de loi relatif au
re´gime de pension, un projet de loi proce´dant a` la
modification de diverses le´gislations et des lignes de
force relatives au statut du personnel, du cadre adminis-
tratif et logistique de la police inte´gre´e. Il faut donc encore
mener un processus complet, en ce compris devant votre
commission et devant l'assemble´e.
Tout au long des ne´gociations, le ministre de l'Inte´rieur a
e´te´ attentif a` rester a` l'inte´rieur de l'enveloppe de huit
milliards que le gouvernement s'est assigne´e. Ce mon-
tant s'ajoute aux enveloppes budge´taires existantes aux
niveaux fe´de´ral et local, qui financent actuellement le
fonctionnement des trois grands corps de police. Ces
enveloppes budge´taires subsistent inte´gralement, mais il
n'est pas exclu que des modifications interviennent dans
les affectations initialement pre´vues. Pour e^tre concret, le
cou^t du nouveau statut et des mesures d'insertion avoi-
sinent les huit milliards. C'est un surcou^t re´current qui
concerne tant le cadre ope´rationnel que le cadre admi-
nistratif et logistique, et ce tant au niveau local que
fe´de´ral. Des fluctuations ne sont pas exclues en raison,
d'une part, de la progression des inte´resse´s dans leur
carrie`re bare´mique, ce qui entrai^nera une augmentation
du cou^t, et, d'autre part, a` la suite de la disparition de
cadres d'extinction, ce qui engendrera une e´conomie. Ce
surcou^t de huit milliards est inte´gralement supporte´ par
l'Etat fe´de´ral.
En ce qui concerne les concertations qui ont e´te´ e´vo-
que´es, je voudrais tout d'abord confirmer que des entre-
tiens suivis ont e´videmment lieu de manie`re spe´cifique
sur certains sujets. Je pense notamment au proble`me
des ba^timents e´voque´ par M. Fournaux, pour lequel se
sont re´unis la Re´gie des ba^timents et le cabinet du
ministre qui a la tutelle sur cette re´gie. Ces entretiens
concernent tant les dossiers relatifs a` des expe´riences
actuelles de cohabitation entre la police communale et la
gendarmerie, que l'affectation future des ba^timents oc-
cupe´s par les actuelles brigades de gendarmerie. Il
importe dans ce domaine de de´gager des solutions qui
garantissent que l'he´bergement des gendarmes trans-
fe´re´s aux zones de police ne cou^tera rien aux commu-
nes. Ce re´sultat peut e^tre atteint soit en transfe´rant des
ba^timents, soit en inte´grant les frais d'he´bergement de
ces gendarmes dans la dotation fe´de´rale aux zones de
police.
Il n'est pas exclu de voir dans quelle mesure les re´gions
pourraient e^tre associe´es a` ce genre de concertation afin
de de´gager des solutions. J'en parlerai au ministre de
l'Inte´rieur. Et je ne vois pas a priori de raison de s'y
opposer.
Plus ge´ne´ralement, pour tout ce qui concerne les deman-
des relatives aux concertations avec les diffe´rents pou-
voirs locaux, je ne peux que vous renvoyer aux re´ponses
de´ja` donne´es par le ministre de l'Inte´rieur. Je pense plus
particulie`rement aux interpellations n° 435 de M. Van
Peel et n° 447 de M. Cortois du 28 juin. Dans sa re´ponse,
le ministre de l'Inte´rieur faisait e´videmment allusion a` la
composition des groupes de travail qui ont e´te´ mis en
place avec des repre´sentants des pouvoirs locaux, a` la
mise en place rapide du conseil consultatif des bourg-
mestres et au texte de la loi en ce qui concerne les
ne´gociations en matie`re de statut, la loi elle-me^me ne
pre´voyant pas la pre´sence de repre´sentants des admi-
nistrations locales. C'e´tait l'article 258 de la loi du 7
de´cembre 1998.
Au-dela` de cela, le ministre de l'Inte´rieur veut ajouter qu'il
entreprendra encore une concertation avec les villes et
communes. Une lettre sera adresse´e cette semaine
encore a` l'Union des villes et communes des trois re´gions
en vue d'une collaboration ponctuelle dans un certain
nombre de dossiers.
Pour le reste, ces questions ont rec¸u des re´ponses
suffisamment exhaustives lors des interpellations pre´ce´-
dentes. Il est e´vident que la concertation avec les pou-
voirs locaux doit pouvoir se poursuivre en cette matie`re.
Je puis le confirmer au colle`gue et bourgmestre interpel-
lant.
M. Fournaux a notamment e´voque´ les normes en matie`re
de se´curite´ ou les budgets pour 2001. Il me semble qu'il
est encore un peu to^t pour pouvoir prendre des orienta-
tions concre`tes en la matie`re. Mais je pre´sume que les
budgets donneront lieu a` des concertations avec les
pouvoir re´gionaux, la compe´tence en matie`re de budgets
communaux relevant avant tout des re´gions.
J'en viens aux questions pre´cises de M. Detremmerie
que je reprendrai dans l'ordre.
Tout d'abord, la circulaire du colle`ge des procureurs
ge´ne´raux invite, en effet, les polices communales a`
fournir du personnel destine´ a` faire fonctionner les bu-
reaux d'information d'arrondissement.
A l'heure actuelle, les frais qui de´coulent de ce de´tache-
ment doivent e^tre pris en charge par les communes. Il
faut cependant relever que ces bureaux d'information
d'arrondissement travaillent aussi bien au profit de la
gendarmerie, de la police judiciaire que des polices
communales.
HA 50
COM 261
23
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
A l'avenir, des membres des polices locales seront
encore de´tache´s au sein de bureaux analogues relevant
des services de´concentre´s de la police fe´de´rale. Ce, en
vertu de l'article 96 de la loi du 7 de´cembre 1998
organisant un service de police inte´gre´ et structure´ a`
deux niveaux. Ce sera donc au sein de l'inte´gration des
polices que ces services seront organise´s.
Le syste`me informatique
POLIS-brigades
de la gendar-
merie peut e^tre rendu compatible avec le syste`me de la
police communale (projet informatique police). Pendant
la pe´riode transitoire, les frais ne´cessaires a` la re´alisation
de cette compatibilite´ seront en partie supporte´s par la
dotation fe´de´rale aux zones de police. Une partie du cou^t
sera donc inte´gre´e dans la dotation fe´de´rale.
Monsieur Detremmerie, en ce qui concerne votre troi-
sie`me question relative au pourcentage et au pre´le`ve-
ment en pourcentage des effectifs du personnel local,
l'article 64 de la loi du 7 de´cembre 1998 dispose en son
aline´a 4 que la police locale requise pour intervenir sur le
territoire d'une autre zone doit exe´cuter cette re´quisition
a` concurrence d'une partie de sa capacite´ annuelle qui
ne peut e^tre infe´rieure a` 10%, ni supe´rieure a` 20% de la
capacite´ de son effectif ope´rationnel minimal. La diffe´-
rence par rapport aux pre´le`vements qui peuvent e^tre
actuellement ope´re´s dans les brigades de gendarmerie
re´sulte du fait que l'appel a` la police fe´de´rale sera,
demain, subsidiaire. Ce qui signifie que la police locale
doit re´soudre avec ses propres moyens la toute grande
majorite´ des proble`mes de se´curite´ qu'elle rencontre. Je
vais demander a` mon colle`gue de l'Inte´rieur de reconsi-
de´rer la situation plus pre´cise que vous e´voquez en citant
un exemple concret.
Quant a` votre quatrie`me question, les conditions du
conge´ volontaire pre´alable a` la pension, vise´ a` l'article
238 de la loi du 7 de´cembre 1998, sont pre´cise´es a`
l'article 8 du projet de loi portant diverses dispositions
accompagnant la mise en place de la position juridique
du personnel des services de police qui vient d'e^tre
ne´gocie´e avec les organisations syndicales. Les moda-
lite´s de ce conge´ sont les suivantes :
- la mesure subsiste pendant cinq ans a` dater de la
de´cision vise´e a` l'article 238;
- elle ne s'applique pas aux membres du personnel qui,
au moment de leur demande, peuvent e^tre pensionne´s a`
leur demande;
- elle implique l'obligation de solliciter la mise a` la pension
a` l'a^ge le plus jeune fixe´ par le statut de l'inte´resse´;
- la re´tribution accorde´e a` l'inte´resse´ est calcule´e en
tenant compte de l'e´chelle bare´mique qu'il aurait eue
dans son ancien statut.
Telles sont les conditions reprises dans le projet ne´gocie´
avec les organisations syndicales et qui sera propose´ a`
votre commission, et en tout cas au parlement.
En ce qui concerne la formation des policiers commu-
naux brevete´s, les brevets d'officier de police dont sont
titulaires certains membres des cadres de base et
moyens de la police communale, ne sont pas valorise´s
automatiquement par le simple fait de l'insertion dans les
nouveaux grades, pas plus qu'ils ne le sont actuellement
dans les polices communales. Cela ne signifie toutefois
pas que les efforts consentis par les inte´resse´s ne soient
pas pris en compte. Vous parliez d'une pe´riode transi-
toire. Des quotas leur seront re´serve´s pour pouvoir
changer de cadre et ils be´ne´ficieront en outre de dispen-
ses de tout ou partie des formations de promotion
requises selon le brevet qu'ils posse`dent. Comme vous
l'avez rappele´, des situations analogues n'existent pas a`
la gendarmerie.
Enfin, les formations continue´es de promotion ou de
spe´cialisation seront revues a` la lumie`re de la nouvelle
organisation policie`re et des nouveaux statuts. Elles
seront dispense´es par les actuels e´tablissements de
formation que sont les e´coles de police de la police
communale et les e´coles qui rele`veront du niveau fe´de´ral
(ancienne e´cole de la gendarmerie et e´cole nationale de
recherche).
Les formations seront assure´es par du personnel ensei-
gnant policier et non policier. Il ne sera pas porte´ atteinte
aux actuels me´canismes de financement de ces e´tablis-
sements, mais, dans la mesure ou` les exigences de
qualite´ impose´es par le ministre pour agre´er ces e´tablis-
sements seront plus strictes, on peut imaginer que
l'intervention financie`re du niveau fe´de´ral soit plus impor-
tante qu'actuellement.
Je vous remettrai volontiers, monsieur Detremmerie, le
texte de ces re´ponses.
En ce qui concerne les concertations avec les pouvoirs
locaux, outre les commentaires que j'ai formule´s
aujourd'hui, je me dois de renvoyer aux re´ponses de´ja`
fournies par le ministre de l'Inte´rieur aux interpellations
de´veloppe´es le 28 juin dernier.
M. Richard Fournaux (PSC) : Monsieur le ministre, je
vous remercie pour ces re´ponses.
Savoir s'il faut aller vite ou non n'est pas le plus impor-
tant. L'essentiel est de savoir dans quel cadre on le fait et
d'avoir des apaisements sur l'impact financier.
Pour l'instant, lorsque les bourgmestres sont interroge´s
par les membres de leur conseil communal - qu'ils soient
de la majorite´ ou de l'opposition -, il leur est parfois bien
difficile de re´pondre.
24
HA 50
COM 261
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Richard Fournaux
En ce qui concerne le budget, l'information que vous
nous donnez est inte´ressante puisque vous confirmez
que tout serait a` charge du fe´de´ral. Mais le proble`me du
de´lai subsiste et nous aurions aime´ connai^tre la ventila-
tion de ces fameux 8 milliards. Votre colle`gue de l'Inte´-
rieur pourra peut-e^tre nous faire parvenir ces chiffres.
Je prends acte que vous n'avez pas re´pondu a` la
question de savoir comment le personnel actuellement
affecte´ a` la gendarmerie le sera dans les nouveaux
cadres de police.
En ce qui concerne les ba^timents, j'ai note´ votre volonte´
de travailler avec la Re´gie des ba^timents, me^me si je puis
vous dire qu'il n'est pas toujours facile pour les commu-
nes de travailler avec cette dernie`re.
Pour ce qui est de la norme minimale, je demande a` ce
que les pre´cisions voulues nous soient apporte´es car
cela peut avoir des conse´quences importantes pour les
petites communes.
Enfin, je ne doute pas qu'a` la suite de la motion que nous
avons de´pose´e, le ministre fera en sorte de re´pondre aux
questions qui restent en suspens.
M. Andre´ Smets (PSC) : Monsieur le ministre, je
confirme que nous demandons des e´claircissements sur
le financement de la re´forme. Nous avons l'impression
d'avoir a` faire a` un
gros machin
plein d'incertitudes
budge´taires.
Par ailleurs, je souhaiterais pouvoir disposer de la note
de l'Inspection des finances relative a` la re´forme des
polices.
M. Jean-Pierre Detremmerie (PSC) : Monsieur le pre´si-
dent, je remercie le ministre pour ses re´ponses tre`s
claires. Je regrette toutefois de ne pas avoir rec¸u de
re´ponse a` une sous-question. J'avais demande´ qui finan-
c¸ait le BIA et vous avez re´pondu que c'e´taient les
communes. Mais vous n'avez pas re´pondu a` la sous-
question, a` savoir : s'il manque du personnel au BIA, son
remplacement se fait sur base volontaire parmi les
effectifs du niveau local, mais peut-on remplacer ces
hommes au niveau local ?
M. Didier Reynders, ministre : Je transmettrai votre
demande au ministre de l'Inte´rieur et je vous ferai parve-
nir sa re´ponse e´crite.
Le pre´sident : En conclusion de cette discussion, des
motions ont e´te´ de´pose´es.
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties
ingediend.
Une motion de recommandation a e´te´ de´pose´e par
M. Richard Fournaux et est libelle´e comme suit :
La Chambre, ayant entendu l'interpellation de M. Ri-
chard Fournaux
et la re´ponse du ministre de l'Inte´rieur, conside´rant que la
re´forme des polices aura des implications, notamment
budge´taires, sur les communes;
conside´rant que si un accord est intervenu sur le nou-
veau statut, nous devrons encore attendre des mois
avant d'y voir plus clair sur le calcul des normes minima-
les, la de´termination de l'organisation et des normes de
fonctionnement des zones, sur la fixation des parame`tres
pertinents qui aboutiront a` une cle´ de re´partition finan-
cie`re fe´de´rale;
conside´rant que les autorite´s locales doivent pre´parer
leurs budgets et ne peuvent attendre inde´finiment;
demande au ministre :
- d'associer des repre´sentants des pouvoirs locaux aux
travaux des dix groupes de travail;
- d'informer syste´matiquement les pouvoirs locaux de
l'e´tat d'avancement et du calendrier de la mise en oeuvre
de la re´forme des polices;
- de pre´ciser dans les plus brefs de´lais l'impact budge´-
taire de la re´forme pour les communes et d'e´tablir des
directives claires a` l'intention des pouvoirs locaux aux
fins de l'e´laboration du volet
police
dans le budget
2001;
- de faire la clarte´ sur les cle´s de re´partition qui seront
utilise´es pour re´partir le personnel de gendarmerie entre
les diffe´rentes zones interpolices;
- de pre´ciser d'urgence les normes minimales que l'Etat
fe´de´ral imposera aux communes en matie`re de cadre du
personnel et d'e´quipement.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer
Richard Fournaux en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellatie van de heer Richard
Fournaux
en het antwoord van de minister van Binnenlandse
Zaken, overwegende dat de hervorming van de politie-
diensten gevolgen zal hebben, met name voor de begro-
tingen van de gemeenten;
overwegende dat hoewel een akkoord over het nieuw
statuut werd bereikt, het toch nog maanden zal duren
alvorens men klaar zal zien in de berekening van de
minimale normen, de vaststelling van de organisatie en
de werkingsnormen van de zones en de vaststelling van
de relevante parameters aan de hand waarvan een
federale financie¨le verdeelsleutel zal worden uitgewerkt;
HA 50
COM 261
25
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
pre´sident
overwegende dat de plaatselijke overheden hun begro-
tingen moeten voorbereiden en niet eeuwig kunnen
wachten;
verzoekt de minister, - de vertegenwoordigers van de
plaatselijke besturen bij de werkzaamheden van de tien
werkgroepen te betrekken;
- de plaatselijke besturen stelselmatig over de voortgang
en het tijdschema van de tenuitvoerlegging van de
politiehervorming in te lichten;
- zo spoedig mogelijk de precieze begrotingseffecten van
de hervorming voor de gemeenten aan te geven en
duidelijke richtlijnen ten aanzien van de plaatselijke be-
sturen op te stellen met het oog op de uitwerking van het
onderdeel
politie
in de begroting 2001;
- klaarheid te scheppen over de verdeelsleutels die zullen
worden toegepast voor de verdeling van het personeel
van de rijkswacht over de diverse interpolitiezones;
- zo spoedig mogelijk de minimale normen te preciseren
die de federale overheid de gemeenten op het stuk van
de personeelsformatie en de uitrusting zal opleggen.
Une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par Mme
Kristien Grauwels et MM. Andre´ Fre´de´ric, Franc¸ois-
Xavier de Donne´a et Tony Smets.
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw
Kristien Grauwels en de heren Andre´ Fre´de´ric, Franc¸ois-
Xavier de Donne´a en Tony Smets.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
Mondelinge vraag van de heer Bart Laeremans aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
de 100-
oproepen in Vlaams-Brabant
(nr. 2328)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Financie¨n)
Question orale de M. Bart Laeremans au ministre de
l'Inte´rieur sur
les appels 100 dans le Brabant fla-
mand
(La re´ponse sera donne´e par le ministre des Finan-
ces)
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de kwestie is
niet zonder belang aangezien het hier gaat over de
nooddienst van de medische urgentie van de ziekenhui-
zen. Mensen die in noodsituaties verkeren moeten im-
mers zo snel mogelijk worden geholpen en dan liefst in
hun eigen taal. Als dat niet het geval is, kan dat zeer
nefaste gevolgen hebben in een situatie waar het gaat
over leven en dood. Dat behoeft geen betoog.
Heel het debat over de MUG's, de dienst 100 en derge-
lijke meer in brede zin is gevoerd in de commissie voor
de Volksgezondheid met minister Aelvoet. Zij heeft op
13 juni 2000 onze bezorgdheid alsook die van enkele
andere collega's gedeeld.
Zij heeft aangekondigd dat er overleg zou komen met
verschillende gemeenten, specifiek in verband met de
problematiek in Vlaams-Brabant en Halle-Vilvoorde.
Tevens heeft zij aangekondigd dat de dienst 100 in heel
de provincie Vlaams-Brabant en dus ook in Halle-
Vilvoorde vanuit Leuven zou worden gecentraliseerd.
Dankzij de moderne communicatiemedia is dat vandaag
perfect mogelijk.
Op 23 juni 2000 - tien dagen later - werd dat bevestigd
door de stad Leuven. Merkwaardig genoeg heeft Binnen-
landse Zaken toen onmiddellijk gereageerd door te stel-
len dat dit voorbarig was en dat slechts een deel van de
telefoonzones hiervoor klaar was. Een ander deel kwam
dus nog niet in aanmerking.
Ik heb telefonisch contact opgenomen met de betrokken
diensten, maar ik had toch graag voor de vakantie
uitsluitsel gekregen over de zaak. Ik ben immers onge-
rust dat men een aantal zaken op de lange baan zal
schuiven. Ik heb dan ook heel precieze vragen.
De eerste en belangrijkste vraag is de volgende. Kunt u
namens de minister van Binnenlandse Zaken meedelen
of er een principeakkoord bestaat over de overheveling
van de 100-oproepen van heel Halle-Vilvoorde naar
Leuven of de behandeling vanuit Leuven van de 100-
oproepen ?
Kunt u bevestigen wat minister Aelvoet een kleine maand
geleden heeft gezegd ?
Als dat principeakkoord er dan is, tegen wanneer zal dat
dan helemaal zijn afgewerkt ? Wanneer moet die over-
heveling hebben plaatsgevonden ? Welke redenen ver-
hinderen dat de gehele provincie nu reeds vanuit Leuven
zou bediend worden of tegen het einde van 2000, zoals
wij eerst hadden verwacht ? Indien dit nog niet mogelijk
is, welke zones zullen dan volgens Binnenlandse Zaken
al wel vanuit Leuven worden bediend de volgende maan-
den ?
Dan is er ook nog de problematiek die specifiek op
Brussel betrekking heeft. Het probleem van Halle-
Vilvoorde en Vlaams-Brabant zal immers wel worden
opgelost, maar dat van Brussel niet. Daar geldt nog altijd
geen tweetaligheidsverplichting voor de ambtenaren die
de telefoondiensten bedienen maar wel voor de dienst.
26
HA 50
COM 261
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
Dat betekent dat soms anderstalige of Nederlands-
onkundigen - of in theorie ook Fransonkundigen, maar
die ben ik nog niet vaak tegengekomen - in Brussel
mensen in noodsituaties te woord moeten staan.
Als we de situatie verbeteren voor Halle-Vilvoorde en
Vlaams-Brabant, dan moeten we er toch ook in Brussel
zelf voor zorgen dat de telefoonbedienden tweetalig zijn
of toch minstens de mensen in de twee talen te woord
kunnen staan. Wat gaat de minister van Binnenlandse
Zaken daar aan doen ? Ik dank u al bij voorbaat voor uw
antwoord.
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter,
collega's, ik heb een schriftelijk antwoord van de minister
van Binnenlandse Zaken.
Ten eerste, door de modernisering van de Belgacom-
infrastructuur kan een tussentijdse en gedeeltelijke op-
lossing voor de provincialisering van de 100-zones wor-
den overwogen. Door programmering bij Belgacom
kunnen de 100-zones worden samengesteld op basis
van
de
werkingsgebieden
van
de
Belgacom-
telefoonschakelaar.
Daardoor zal men een verfijning van de huidige toestand
kunnen verkrijgen. De desbetreffende studie wordt mo-
menteel met voorrang voor Vlaams-Brabant uitgevoerd
door Belgacom.
Ten tweede, Belgacom is nog bezig is met een studie en
mijn dienst wil de resultaten afwachten van de miniher-
routering, die gebaseerd is op gelijkaardige principes als
dewelke ik heb uiteengezet in het eerste deel van mijn
antwoord. Daarom wordt de herroutering van Komen-
Moeskroen naar Bergen gepland voor de tweede helft
van september 2000. Het is onmogelijk nu reeds een
datum voorop te stellen.
Ten derde, een definitieve en volledig consequente op-
lossing voor het herrouteren van de 100-oproepen op
basis van de provinciegrenzen, kan alleen door de crea-
tie van een volledig beveiligd, intelligent call center, dat
automatisch elke noodoproep naar de territoriaal be-
voegde hulpcentrale doorverbindt. Deze oplossing moet
worden gerealiseerd binnen het kader van de bevoegd-
heden van het BIPT.
Ten vierde, zoals reeds gezegd in deel twee van mijn
antwoord is het zolang de studie van Belgacom niet rond
is, te vroeg om gelijk welke datum of werkingsgebied
voorop te stellen.
Ten vijfde, op dit ogenblik finaliseert de minister van
Binnenlandse Zaken, in samenspraak met zijn collega
van Volksgezondheid, het nieuwe statuut van de aan-
gestelden van de dienst-100. In het kader van de vor-
ming, waarin in dit statuut wordt voorzien, zal men de
nodige aandacht kunnen besteden aan de meertaligheid
van de 100 aangestelden, zoals bepaald in de vigerende
taalwetgeving.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
minister, dit laatste voldoet niet, omdat men alles wil doen
binnen de vigerende taalwetgeving. Ik denk dat de taal-
wetgeving zelf moet worden aangepast om wettelijk te
verplichten dat de betrokkenen de twee talen zouden
kennen. Dit antwoord voldoet dus niet.
Ook wat het overige betreft, blijf ik met veel vragen zitten.
De minister van Volksgezondheid heeft duidelijk geant-
woord dat alles naar Leuven zou worden overgebracht.
Mijnheer de minister, u zegt dat alles afhangt van een
studie en dat nog niets zeker is. Uw antwoord is ook
dubbelzinnig, want volgens u is het de bedoeling dat de
coo¨rdinatie zou gebeuren binnen de provinciegrenzen.
Dat geldt misschien voor Komen-Moeskroen en voor het
land in het algemeen, maar blijkbaar niet voor Vlaams-
Brabant.
Mijnheer de minister, ik herhaal mijn belangrijkste vraag.
Bestaat er een principeakkoord dat heel Halle-Vilvoorde,
en dus heel Vlaams-Brabant, vanuit Leuven zal worden
gecentraliseerd ? Is dit akkoord al rond ? Uw antwoord
was dubbelzinnig, maar mag ik eruit afleiden dat het de
bedoeling is dat heel Vlaams-Brabant centraal wordt
geleid vanuit Leuven, of is het nog niet duidelijk ?
Minister Didier Reynders : Mijnheer Laeremans, op dit
ogenblik voert Belgacom een studie uit, die vooral be-
trekking heeft op Vlaams-Brabant. Het ligt nog ter studie
en dus is er nog geen precies antwoord.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
minister, ik begrijp dat het niet zozeer uw bevoegdheid is,
maar wel die van uw collega. Kan ik een kopie krijgen van
het antwoord van uw collega opdat ik juist zou weten wat
er is gezegd ? Soms zorgt een andere interpretatie
immers voor dubbelzinnigheid en die moeten we uitslui-
ten.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Jos Ansoms aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de snel-
heidscontroles in het kader van het ozonplan
(nr. 2335)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Financie¨n)
HA 50
COM 261
27
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Question orale de M. Jos Ansoms au ministre de
l'Inte´rieur sur
les contro^les de vitesse dans le cadre
du plan ozone
(La re´ponse sera donne´e par le ministre des Finan-
ces)
De heer Jos Ansoms (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, ik heb enkele vragen over
het ozonplan van deze regering. Deze regering heeft
ongeveer om de andere week een nieuw ozonplan. Ecolo
en Agalev konden zich natuurlijk niet permitteren geen
ozonplan te hebben. Op 2 juni 2000 heeft de regering
een weliswaar sterk afgezwakt ozonplan goedgekeurd. Ik
herinner mij hoe minister Colla van de vorige regering
werd weggehoond omdat hij weinig of niets deed aan de
ozonproblematiek. Nu heeft deze regering, die alles
anders en veel beter doet, een veel beter ozonplan
opgesteld.
Al de rest is wishful thinking. Het enige concrete dat
overbleef was dat men door een striktere handhaving van
de snelheid van de auto's de uitstoot zou verminderen. Ik
herinner mij een persconferentie waarop mevrouw Ael-
voet via de televisie verklaarde dat men deze zomer een
strenge snelheidshandhaving zou doorvoeren om de
uitstoot van de auto's te verminderen.
Dat verheugde mij, omdat ik al jaren vraag om een
strengere snelheidshandhaving in het kader van de ver-
keersveiligheid. Dat gebeurt niet, maar nu zou het dus
wel gebeuren in het kader van de uitstoot.
Ik heb hierover enkele concrete vragen om na te gaan of
de met veel poeha aangekondigde controles ook daad-
werkelijk uitgevoerd zijn. Vanaf begin juni immers zou
daartoe de opdracht moeten gegeven zijn. Mijn vragen
zijn zeer eenvoudig en elke milieubewuste burger stelt
dergelijke vragen.
Ten eerste, hoeveel gerichte snelheidscontroles zijn er in
de maand juni door de rijkswacht gehouden ? Hoeveel
manuren hebben zij daaraan besteed ? Hoeveel meer
was dat dan in vergelijking met vorig jaar, toen er niets
gebeurde ? Toen was er immers geen ozonplan. Ik
veronderstel dus dat er in de maand juni van dit jaar veel
meer snelheidscontroles zijn uitgevoerd dan in juni 1999.
Ten tweede, voor de maanden juli en augustus vermoed
ik dat er opdracht is gegeven aan de rijkswacht om veel
meer controles te houden op de uitstoot van de auto's. Ik
vraag me alleen af hoe de minister van Binnenlandse
Zaken dat gaat realiseren. Ik veronderstel immers dat op
dit ogenblik duizenden rijkswachters aan het recupereren
zijn van de inspanningen die zij hebben geleverd en de
overuren die zij hebben gepresteerd voor Euro 2000.
Hoewel het ozonplan sterk is afgeslankt, neem ik het toch
zeer ernstig. Ik wil de burgers dan ook laten weten
hoeveel controles er plaatsvinden in de maanden juli en
augustus. Wat zal de gemiddelde beschikbaarheids-
graad zijn van het rijkswachtpersoneel in deze maan-
den ? Dan kunnen we dat vergelijken met dezelfde
periode vorig jaar, toen er geen ozonplan was. Dat zijn
dus twee eenvoudige vragen waarop met cijfergegevens
duidelijk kan worden geantwoord.
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter, col-
lega Ansoms, dat is inderdaad mogelijk. Uw eerste vraag
handelt over de maand juni 2000. Tijdens deze maand
werden 1 207 radarcontroles uitgevoerd. Hieraan werden
2 441 manuren besteed.
Vorig jaar werden in juni 1 187 radarcontroles uitgevoerd.
Hierin werden 2 467 manuren gei¨nvesteerd.
De personeelsleden van de technische ploegen van de
provinciale verkeerseenheden werden niet extra ingezet
voor Euro 2000. De meerprestaties die werden geleverd
voor Euro 2000 worden trouwens niet gerecupereerd,
maar uitbetaald. De drempels voor het toekennen van
verlof en rust tijdens de vakantieperiodes blijven onver-
minderd van toepassing. Euro 2000 heeft dus helemaal
geen gevolgen voor de inzetbaarheid van het bedoelde
personeel tijdens de komende maanden.
Wat juli en augustus van dit jaar betreft, zijn er 2 049
radarcontroles gepland. Hieraan zullen 4 248 manuren
worden besteed. Het aantal controles is slechts een
minimale planning die steeds kan worden aangepast.
Vorig jaar werden tijdens dezelfde periode 2 285 radar-
controles uitgevoerd waaraan 4 308 manuren werden
besteed. Ik voeg er nog aan toe dat deze gegevens u
meegedeeld worden onder voorbehoud van een overleg
inzake de begroting die nodig is om het ozonplan volledig
uit te werken.
Dat is een eerste visie. Er moet daarover nog een overleg
volgen tussen de minister van Binnenlandse Zaken en de
minister van Begroting. Dit waren de cijfers die u vroeg.
De heer Jos Ansoms (CVP) : Mijnheer de minister,
iedereen kan dus met mij vaststellen dat dit ene kleine
concrete punt dat in het ozonplan stond slechts voor de
tribune is. Mevrouw Aelvoet heeft haar persconferentie
met veel heisa mogen houden, maar iedereen kan vast-
stellen dat er in de maand juni 2000 meer controles
waren dan in het jaar 1999, maar dat er minder manuren
aan werden besteed. Voor juli en augustus - en we zijn al
bijna halverwege juli - is er zelfs minder gepland dan
vorig jaar.
Al wat men dus naar buiten brengt in het kader van het
ozonplan, is dus weer louter voor de show. In de praktijk
gebeurt er niets, zoals we dat van deze regering gewoon
28
HA 50
COM 261
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jos Ansoms
zijn. Laten we allen hopen dat het slechte weer de hele
zomer aanhoudt. Dan is de regering gered, want dan zal
er geen toename zijn van de ozonconcentratie in de
lucht. Ook mevrouw Aelvoet zal daar met ons op hopen.
Het is pijnlijk dat wij keer op keer moeten meemaken dat
er heel veel initiatieven worden aangekondigd, dat er
vele vooruitzichten worden gecree¨erd, maar dat de be-
volking uiteindelijk voorgelogen wordt. Wij zullen dat dan
ook aan de publieke opinie kenbaar maken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Tony Smets aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
het dragen
van het uniform door op rust gestelde politie-
ambtenaren
of
rijkswachters
op
verkiezings-
propaganda
(nr. 2337)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Financie¨n)
Question orale de M. Tony Smets au ministre de
l'Inte´rieur sur
le port de l'uniforme par des policiers
ou des gendarmes a` la retraite sur de la propagande
e´lectorale
(La re´ponse sera donne´e par le ministre des Finan-
ces)
De heer Tony Smets (VLD) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, artikel 71 van de nieuwe
gemeentewet bepaalt dat een aantal personen geen deel
kan uitmaken van de gemeenteraad noch tot burgemees-
ter kan worden benoemd.
Punt zeven van dit artikel rekent hierbij zowel de com-
missarissen en politieagenten als de agenten van de
openbare macht.
Het zesde punt van dit artikel bepaalt tevens dat het
gemeentepersoneel en al wie een toelage of wedde
ontvangt van de gemeente - met uitzondering van de
vrijwillige brandweerlieden - eveneens onder deze rege-
ling vallen. Een dergelijke bepaling werd opgenomen om
machtsmisbruik en belangenvermenging te voorkomen.
Een aantal gepensioneerde gemeenteambtenaren wenst
zich nu echter kandidaat te stellen voor de eerstvolgende
gemeente- en provincieraadsverkiezingen. Nochtans
ontvangen zij een toelage van de gemeente, met name
hun pensioen. Indien het daarenboven gaat om gepen-
sioneerde politieambtenaren of rijkswachters, bestaat de
mogelijkheid dat de betrokkenen propaganda versprei-
den met een afbeelding van zichzelf in hun voormalige
uniform.
Graag had ik derhalve van de minister antwoord gekre-
gen op volgende vragen.
Kan een gepensioneerd ambtenaar van de gemeente
deel uitmaken van de gemeenteraad, terwijl hij of zij een
pensioen ontvangt van die gemeente ?
Mogen
gepensioneerde
rijkswachters
of
politie-
ambtenaren
hun
uniform
dragen
op
verkiezings-
propaganda ? Dat zijn mijn twee vragen, mijnheer de
minister.
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter,
collega's, ik heb twee verschillende antwoorden, het ene
heeft betrekking op de politiemannen, het andere op de
rijkswachters.
Eerst geef ik toch een algemeen antwoord. Het pensioen
is een schuldvordering en geen jaarwedde of toelage.
Daar de wettelijke bepalingen inzake onverenigbaar-
heden strikt moeten worden toegepast, kan een gepen-
sioneerd personeelslid derhalve niet worden verboden in
de raad te zetelen van de gemeente waarvan hij een
pensioen ontvangt. Hij is trouwens geen personeelslid
meer van de gemeente. Dat is volgens mij een strikte
toepassing van de wet.
Politieambtenaren die niet meer tot het actief kader
behoren, mogen het politie-uniform niet dragen. De rond-
zendbrief 54 van 18 mei 1995, verschenen in het Bel-
gisch Staatsblad van 16 juni 1995, voorziet echter in
enkele uitzonderingen.
De burgemeester kan machtiging tot het dragen van het
uniform geven voor het huwelijk van de betrokkene, het
bijwonen van vaderlandslievende of militaire plechtighe-
den en officie¨le feesten.
Gepensioneerde rijkswachters of politieambtenaren mo-
gen bijgevolg in hun verkiezingspropaganda geen afbeel-
dingen opnemen waarop zij in uniform te zien zijn. De
gepensioneerde rijkswachter is een gewone burger en
mag in geen geval in het openbaar optreden in zijn
voormalig uniform.
Gelet op de artikelen 227bis en 228 van het Strafwetboek
is het strikt verboden dat gepensioneerde rijkswachters
verkiezingspropaganda voeren met behulp van afbeel-
dingen waarop zij in uniform te zien zijn. Wie in het
openbaar de titel of graad aanneemt van iemand die deel
uitmaakt van het openbaar gezag of die een burgerlijk of
militair ambt uitoefent, maakt zich schuldig aan een
misdrijf, zoals beschreven in artikel 227bis van het
Strafwetboek. Het is van geen belang of de dader
voordien al dan niet het recht had om die titel of graad te
voeren.
HA 50
COM 261
29
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier
Hij die in het openbaar een uniform draagt dat hem niet
toekomt, wordt gestraft krachtens artikel 228 van het
Strafwetboek. Voor de totstandkoming van dit misdrijf
moet bij de betrokkene de bedoeling aanwezig zijn om te
laten geloven dat hij de functies uitoefent of de titel bezit
die gepaard gaat met de uiterlijke kentekens van het
uniform.
Affiches van afbeeldingen van een gepensioneerde rijks-
wachter in uniform kunnen bij de bevolking de indruk
wekken dat de betrokkene nog steeds in dienst is. Beide
voornoemde artikelen van het Strafwetboek zijn naar
onze mening van toepassing.
De heer Tony Smets (VLD) : Mijnheer de voorzitter, ik
dank de minister voor zijn duidelijke uiteenzetting.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Danie¨l Vanpoucke aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
het ver-
loop van het examen van officier voor de rijkswacht
op 15 en 31 maart 2000
(nr. 2338)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Financie¨n)
Question orale de M. Danie¨l Vanpoucke au ministre
de l'Inte´rieur sur
le de´roulement de l'examen d'offi-
cier de gendarmerie les 15 et 31 mars 2000
(La re´ponse sera donne´e par le ministre des Finan-
ces)
De heer Danie¨l Vanpoucke (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, mijnheer de minister, collega's, met mijn vraag had ik
graag enige verduidelijking gekregen over het verloop
van het examen van officier voor de rijkswacht, dat op 15
en 31 maart 2000 werd georganiseerd voor zowel Ne-
derlandstalige als Franstalige kandidaten.
Vierenzestig Nederlandstalige kandidaten en zesenvijftig
Franstalige kandidaten slaagden voor dit examen. Op het
eerste gezicht zou men dus denken dat men beschikt
over voldoende geslaagde kandidaten, aangezien er
slechts vierentwintig vacatures zijn. Niettemin stelden wij
vast dat op 6 juli jongstleden een nieuw examen ingericht
werd.
In eerste instantie is het verwonderlijk dat ondanks het
aantal geslaagde kandidaten toch een nieuw examen
wordt georganiseerd. Bovendien is er enkel voor de
Nederlandstaligen en niet voor de Franstaligen een
nieuw examen.
Ook de manier waarop dit gebeurt lijkt mij enigszins
verwonderlijk. Zo werden er twee voorwaarden gesteld
om aan het bijkomend examen te mogen deelnemen.
Ten eerste, moet men een totaalscore van 28 op 60
hebben behaald op de examens die werden afgelegd bij
Selor. Dat lijkt mij misschien nog normaal, maar men
voegt er nog een tweede voorwaarde aan toe. Men moet
een mislukking opgelopen hebben voor het gedeelte
kennis eerste landstaal
.
Het lijkt mij verwonderlijk dat men er juist veertien kan-
didaten uitpikt die niet zijn geslaagd voor het Nederlands.
Sommigen die niet zijn geslaagd voor het Frans, een
achttiental, hebben zelfs een veel hogere totale score.
Deze mensen worden echter uitgesloten. Is dat omdat
men het Nederlands minder belangrijk acht ? Of kan men
vermoeden dat iemand uit het groepje niet-geslaagden
voor het Nederlands wil bevoordelen ? Mijn vragen zijn
derhalve de volgende :
Ten eerste, waarom is de aanleg van een bijkomende
wervingsreserve bij de rijkswacht noodzakelijk ? Ik her-
haal dat er toch vierenzestig kandidaten langs Neder-
landstalige zijde geslaagd zijn en dat er maar 23 vaca-
tures openstaan.
Als argument kan men de medische selectie, die nog
moet plaatshebben aanvoeren. Over het algemeen
slaagt daarin toch 50%. Zelfs na een medische selectie
zou men dus nog een ruim overschot hebben.
Verder vraag ik mij toch ook af waarom dat examen enkel
opengesteld wordt voor Nederlandstaligen. Waarom wor-
den de Franstaligen niet op gelijke wijze behandeld en is
er voor hen geen bijkomend examen ?
Ten tweede, waarom werd het herexamen niet georga-
niseerd bij Selor ? Het heeft daar immers altijd plaats.
Ook het eerste gedeelte van het examen werd daar
georganiseerd, plotseling echter verandert men dat. Een
bijkomend, niet gepland examen organiseert men intern.
Is dat omdat men Selor in vraag stelt of wil men de
examenresultaten zelf in handen houden ? Dat lijkt mij
een zeer eigenaardige procedure.
Ten derde, welke motivatie ligt aan de basis voor het
opstellen van die twee criteria voor deelname aan het
examen ? Ik heb reeds op de eigenaardigheid gewezen
dat men daar e´e´n vak uitpikt en de anderen niet-
geslaagden niet laat deelnemen. Soms hebben die noch-
tans betere scores.
Bovendien stel ik vast dat van mensen die nochtans
voldoen aan die enige twee criteria, er toch ook enkelen
zijn die niet opgeroepen werden. Waarom is dat zo ?
Ten vierde, is hierover al een onderzoek gevoerd door de
algemene inspectie van de rijkswacht ? Zo ja, wie werd
dan binnen de rijkswacht op de hoogte gebracht van
deze gang van zaken ? Welke maatregelen werden
genomen ? Waarom werd het examen niet uitgesteld
30
HA 50
COM 261
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Danie¨l Vanpoucke
nadat er een klacht werd ingediend bij de inspectie nog
voor het examen plaatsvond ? Dan waren immers alle
kandidaten die in aanmerking kwamen voor de selectie-
criteria op dezelfde manier behandeld. Dat is dus niet
gebeurd.
Ten vijfde, welke garanties zijn er dat dit examen binnen
de rijkswacht objectief zal verlopen ? Het feit dat men er
een groepje uitpikt om aan dat interne examen deel te
nemen, doet toch wel de vraag rijzen of men hier niet aan
nepotisme doet. Waren er externe waarnemers aanwe-
zig op dat examen ? Ik bedoel dus mensen die geen deel
uitmaken van het korps. Ik denk aan mensen van Selor of
vakbondsafgevaardigden. Of werden die als potten-
kijkers uitgesloten ?
Ten laatste, is het bijkomende examen bij de rijkswacht
van hetzelfde niveau als de proeven die door Selor
worden georganiseerd. Of was het de bedoeling een
minder zwaar examen te organiseren om bepaalde men-
sen toch te laten slagen ?
Tot daar mijn vragen.
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter,
collega's, ik kan misschien eerst een algemeen antwoord
geven. Ik heb ook een schriftelijk antwoord op deze
vraag. Daar kan ik u een kopie van geven, want het is
misschien moeilijk om zoveel antwoorden te geven.
In de eerste plaats meld ik u dat vorige vrijdag een
vakbondsorganisatie de minister van Binnenlandse Za-
ken op de hoogte heeft gebracht van vermoedens in
verband met de regelmatigheid van deze tweede
rekruteringsproef. Aangezien deze organisatie de minis-
ter op de hoogte heeft gebracht van het bestaan van een
klacht gericht aan de algemene inspectie van de rijks-
wacht, heeft de minister aan de inspecteur-generaal een
omstandig verslag met betrekking tot dit probleem ge-
vraagd. Naar aanleiding van dat verslag zal de minister
van Binnenlandse Zaken niet aarzelen een bijkomend
onderzoek te vragen. Er is nu dus een eerste onderzoek
en daar kan nog een tweede aan worden toegevoegd.
Als u dat aanvaardt, mijnheer de voorzitter, mijnheer
Vanpoucke, geef ik op de zeven specifieke vragen een
kopie van het schriftelijke antwoord. Ik kan het ook
voorlezen, maar het is drie of vier bladzijden lang.
De heer Danie¨l Vanpoucke (CVP) : Als u mij het ant-
woord alleen schriftelijk mededeelt, dan vraag ik wel dat
dit in het verslag wordt vermeld. Uit mijn vragen blijkt wel
dat er toch een aantal problemen zijn. Ik zou nu wel willen
vernemen of de minister dat weerlegt of dat hij dat
bijkomend gaat onderzoeken.
Minister Didier Reynders : Er kan misschien een bijko-
mend onderzoek volgen, maar er is al een eerste ant-
woord van de rijkswacht in verband met uw zeven
vragen.
Ik heb precieze antwoorden op uw zeven vragen. Na een
bijkomend onderzoek is het misschien mogelijk hier
nader op in te gaan.
De heer Danie¨l Vanpoucke (CVP) : Voorlopig dank ik u,
mijnheer de minister.
Schriftelijk antwoord :
Het geachte Lid vindt hieronder het antwoord op zijn
vragen.
Ik heb aan de rijkswacht elementen tot antwoord ge-
vraagd. Deze heeft mij het volgende geantwoord.
Inderdaad, ik meld u dat vorige vrijdag een syndicale
organisatie mij op de hoogte heeft gebracht van vermoe-
dens in verband met de regelmatigheid van deze tweede
rekruteringsproef. Aangezien deze organisatie mij in ken-
nis heeft gesteld van het bestaan van een klacht gericht
aan de Algemene Inspectie van de rijkswacht heb ik aan
de Inspecteur Generaal een omstandig verslag gevraagd
met betrekking tot het probleem. In functie van de
elementen van het rapport zal ik niet nalaten een bijko-
mend onderzoek te vragen.
1. De selectieprocedure, waarin het MB van 9 april 1979
betreffende de werving en de vorming van het personeel
van het operationeel korps van de rijkswacht voorziet,
bestaat uit vier proeven : een examen over cognitieve
vaardigheden (psychotechnisch), een examen betref-
fende de taalkennis (Nederlands en Frans), een
persoonlijkheidsonderzoek en een fysiek en medisch
onderzoek. De organisatie van de eerste twee proeven
werd dit jaar toevertrouwd aan Selor.
Het aantal vacante plaatsen in 2000 bedroeg 23 voor de
Nederlandstaligen en 15 voor de Franstaligen.
255 Franstalige kandidaten en 214 Nederlandstalige
kandidaten hebben zich ingeschreven voor het vergelij-
kend examen, maar slechts 147 Franstaligen en 152
Nederlandstaligen waren aanwezig op de eerste proef,
georganiseerd op 15 maart 2000. Na afloop van de twee
proeven georganiseerd door Selor (psychotechnisch en
taalproeven) waren slechts 64 Nederlandstalige en 56
Franstalige kandidaten geslaagd.
Op basis van de jaarlijkse statistieken opgesteld na de
proeven, blijkt dat slechts 50% van de kandidaten slaagt
na het persoonlijkheidsonderzoek. Hetzelfde percentage
is van toepassing voor het fysiek en medisch onderzoek.
Het was dus evident dat de 23 beschikbare plaatsen
nooit zouden kunnen opgevuld worden met enkel 64
Nederlandstalige kandidaten voor nog twee resterende
proeven. Aangezien het probleem minder scherp was bij
HA 50
COM 261
31
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
de Franstaligen (56 kandidaten voor 15 plaatsen) werd
beslist om enkel voor de Nederlandstaligen een tweede
proef te organiseren.
2. Er bestaat geen enkele wettelijke bepaling die de
rijkswacht verplicht een beroep te doen op Selor voor de
organisatie van een deel of het geheel der selectie-
proeven.
Onafhankelijk daarvan wordt Selor niet ter discussie
gesteld, ofschoon de verbeteringstermijn uitzonderlijk
lang was. Het is inderdaad zo dat, alhoewel de examens
afgelopen waren op 31 maart, de rijkswacht het proces-
verbaal met de resultaten pas heeft ontvangen in de loop
van de maand juni.
Aangezien de vorming voor officieren start op 1 septem-
ber werd beslist, om redenen van organisatie en snel-
heid, een beroep te doen op interne verbeteraars.
3. Drie deelnemingscriteria voor de proeven werden
vastgelegd : vooreerst een score behalen van 28/60
(slagingsnorm vastgelegd door Selor) voor drie proeven
(psychotechnisch, Nederlands en Frans), vervolgens
meer behalen dan 18/40 (slagingsnorm vastgelegd door
Selor) voor de twee taalproeven en tot slot mislukt zijn
voor de proef Nederlands.
De keuze van de eerste twee criteria had tot doel de door
Selor toegekende resultaten niet ter discussie te stellen.
De keuze van het derde criterium is gebeurd om organi-
satorische redenen. De docenten van de tweede taal
waarop de rijkswacht een beroep doet, waren niet in de
mogelijkheid een nieuw examen te organiseren in de
korte tijdsperiode die restte. Vermits dit probleem niet
rees voor de organisatie van een proef over de kennis
van de Nederlandse taal (eerste taal) werd de optie
gekozen om maar e´e´n bijkomende proef te organiseren.
Alle kandidaten die beantwoordden aan voormelde drie
criteria, zijnde 14 personen, werden schriftelijk uitgeno-
digd deel te nemen aan de proef.
4. Zoals uitgelegd in het antwoord op de eerste vraag,
moesten de 64 laureaten van de proeven georganiseerd
door
Selor
zich
ook
nog
aanbieden
voor
het
persoonlijkheidsonderzoek en de medische proef. Als
men weet dat reeds 15 kandidaten verzaakt hadden vo´o´r
het persoonlijkheidsonderzoek lijkt het evident dat de
organisatie van de bijkomende proef niet als doel had
een wervingsreserve aan te leggen.
Bovendien is dit examen een vergelijkend examen en
wordt er derhalve nooit een wervingsreserve aangelegd.
5. Ja, op 29 juni 2000 werd aan de algemene inspectie
een anonieme klacht bezorgd.
Op 30 juni 2000 werd de directeur van de rekruterings-
en de selectiedienst gei¨nterpelleerd door de Algemene
Inspectie van de rijkswacht over de organisatie van deze
proef en de oproepingsmodaliteiten van de kandidaten.
6. Om de objectiviteit van de proeven te garanderen,
werden de volgende maatregelen genomen en schriftelijk
meegedeeld aan de verbeteraars :
- verbetering van de proeven door twee verbeteraars
(een officier en een licentiaat vertaler-tolk) die elk afzon-
derlijk een quotatie geven;
- de identiteit van de kandidaat wordt verborgen door een
zelfklever die pas wordt verwijderd na het bee¨indigen van
de deliberatie;
- deliberatie over de kandidaten voor iedere score waarbij
er een verschil van minstens twee punten bestaat tussen
de scores van de verbeteraars. De deliberatie wordt
voorgezeten door de directeur van de rekruterings- en de
selectiedienst.
Rekening houdend met de hierboven vermelde maatre-
gelen, kan men de meerwaarde van een externe persoon
betwijfelen. Deze aanwezigheid is trouwens niet wettelijk
vereist.
7. De inhoud van de proef is quasi identiek. In eerste
instantie moet de kandidaat een voorgelezen tekst sa-
menvatten. Na overhandiging van de originele tekst,
moet de kandidaat in tweede instantie de tekst becom-
mentarie¨ren.
Het is delicaat zich uit te spreken over de vergelijking van
het niveau van de twee proeven aangezien het andere
verbeteraars zijn. Vermits slechts 7 van de 10 aanwezige
kandidaten geslaagd zijn voor het examen, kan niet
gesteld worden dat het niveau sterk verschillend zou
zijn.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Hubert Brouns aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de werking
van de Dienst Vreemdelingenzaken
(nr. 2341)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Financie¨n)
Question orale de M. Hubert Brouns au ministre de
l'Inte´rieur sur
le fonctionnement de l'Office des
Etrangers
(La re´ponse sera donne´e par le ministre des Finan-
ces)
De heer Hubert Brouns (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, ik zal mijn inleiding en
vragen beperken tot wat ik schriftelijk heb meegedeeld
omdat de betrokken minister zelf geen antwoord kan
geven.
32
HA 50
COM 261
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Hubert Brouns
Wij hebben een aantal weken geleden van de bevoegde
minister vernomen dat hij de mensen van de dienst
Vreemdelingenzaken prijst omdat zij hun achterstand
geleidelijk aan inhalen. Dat is uiteraard een goede zaak.
Toch vernemen wij op het terrein dat de mensen die met
deze dienst in contact komen niet zo tevreden zijn over
de werking ervan.
Het gaat dan vooral over organisaties die de belangen
van vreemdelingen behartigen. Men klaagt dat men veel
te lang moet wachten op antwoorden. Als er dan al eens
een schriftelijk antwoord komt, dan staat daar vaak
helemaal geen antwoord in. Men geeft daarvoor als
reden dat men anders de wet op de privacy overtreedt.
Als hulpverlener krijgt men ook niet de toelating om
dossiers te bespreken met de bevoegde ambtenaar. Zij
hebben dan ook problemen met wat zij zelf de klant-
onvriendelijkheid van de dienst noemen. Vandaar dus
vier concrete vragen.
Ten eerste, is een maatschappelijk assistent bij wie een
vreemdeling om hulp en bijstand komt vragen verplicht
een schriftelijke volmacht aan zijn clie¨nt te vragen, voor-
zien van een wettiging van zijn handtekening om bij de
dienst Vreemdelingenzaken voor zijn clie¨nt te mogen
optreden ?
Ten tweede, is het nog steeds de gangbare praktijk op de
dienst Vreemdelingenzaken dat een asielaanvrager niet
de toestemming krijgt om voor zijn aanvraag te worden
bijgestaan door een advocaat of een maatschappelijk
assistent ?
Ten derde, valt het te verzoenen met de wetgeving op de
openbaarheid van bestuur dat inlichtingen over een
dossier, of het inkijken van een dossier, geweigerd wor-
den aan de betrokkene of zijn vertegenwoordiger ?
Ten vierde, wat is de gemiddelde antwoordtijd van de
briefwisseling op deze dienst ?
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter, col-
lega Brouns, gelet op het privacygevoelige karakter van
de gegevens uit het individuele dossier van de vreemde-
ling, geeft de dienst Vreemdelingenzaken hierover, op
basis van artikel 6, § 2, 1°, van de wet van 11 april 1994,
betreffende de openbaarheid van bestuur, in beginsel
uitsluitend informatie aan de betrokkene zelf of diens
advocaat. Indien de vreemdeling uitdrukkelijk te kennen
geeft dat hij geen beroep doet op een advocaat, maar dat
een maatschappelijk assistent zijn belangen verdedigt,
kan hierop uitzondering worden toegestaan.
Een interview naar aanleiding van de asielaanvraag heeft
tot doel de betrokkene de mogelijkheid te geven zijn
verhaal te doen en de redenen uiteen te zetten waarom
hij de bescherming van Belgie¨ vraagt. Daar deze fase
van de procedure louter declaratief is en geen enkele
juridische of andere hulp vereist, geeft de dienst
Vreemdelingenzaken er de voorkeur aan dit met de
asielzoeker apart te laten doorgaan, indien nodig met de
hulp van een tolk.
In bepaalde gevallen, zoals bij minderjarigen, psychische
gehandicapten, fysische gehandicapten en dergelijke,
wordt de materie¨le begeleiding van een familielid of
maatschappelijk assistent toegelaten.
De wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid
van bestuur bepaalt limitatief de argumenten die kunnen
aangehaald worden om een aanvraag tot inzage van een
verblijfsdossier volledig of gedeeltelijk te weigeren. Elke
aanvraag tot inzage wordt getoetst aan deze criteria. Ik
merk op dat er op de beslissing van de dienst
Vreemdelingenzaken in deze, een controle bestaat van
de
Commissie
voor
de
Toegang
tot
Bestuurs-
documenten.
Aangaande uw laatste vraag over de gemiddelde
antwoordtijd zijn geen gegevens beschikbaar.
De heer Hubert Brouns (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik dank de minister voor zijn antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de Mme Karine Lalieux au ministre de
l'Inte´rieur sur
l'utilisation de gaz lacrymoge`nes par
la police de Bruxelles
(La re´ponse sera donne´e par le ministre des Finan-
ces)
Mondelinge vraag van mevrouw Karine Lalieux aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
het ge-
bruik van traangas door de politie van Brussel
(nr. 2344)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Financie¨n)
Mme Karine Lalieux (PS) : Monsieur le pre´sident, mon-
sieur le ministre, chers colle`gues, dans la mesure ou` il
me paraissait inopportun de jouer a` la surenche`re durant
l'Euro 2000, je n'avais pas voulu insister davantage, a`
l'e´poque, sur une question que j'avais e´videmment
pose´e a` M. Duquesne et a` laquelle il ne m'avait pas
re´pondu sur le moment me^me, e´tant donne´ que je l'avais
interroge´ lors d'une se´ance ple´nie`re. Aussi, je repose
aujourd'hui ma question relative a` l'utilisation de gaz
lacrymoge`nes par la police de Bruxelles.
HA 50
COM 261
33
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Karine Lalieux
Cette proble´matique me´rite notre attention dans la pers-
pective de la gestion future de manifestations et d'e´ve´-
nements particuliers. En effet, a` mon sens, dans le cadre
de l'Euro 2000, ces gaz lacrymoge`nes ont e´te´ utilise´s
intempestivement, et ce, non seulement le samedi mais
e´galement les jours suivants.
Quelques questions me viennent de`s lors a` l'esprit. Les
gaz utilise´s par la police de Bruxelles sont-ils compatibles
avec les e´quipements des autres polices communales et
de la gendarmerie ? J'avais de´ja` pose´ cette question,
mais l'on ne m'avait pas re´pondu.
Par ailleurs, confirmez-vous le fait que, lors de festivite´s
d'apre`s match, la police de Bruxelles a tire´ des gaz
lacrymoge`nes dans un lieu clos ? Dans l'affirmative, ne
peut-on pas conside´rer qu'il s'agisse la` d'une pratique
pour le moins dangereuse ?
En outre, l'usage de ces gaz lacrymoge`nes ne doit-il pas
constituer l'ultime recours pour le maintien de l'ordre ?
Enfin, les matraques dites te´lescopiques utilise´es par les
membres en civil de la police communale de Bruxelles
constituent-elles ou non des armes prohibe´es ?
Monsieur le ministre, le maintien de l'ordre reste e´videm-
ment une pre´occupation capitale. Toutefois, il me parai^t
ne´cessaire de l'inscrire dans un cadre strict afin d'e´viter
tout de´rapage a` venir.
M. Didier Reynders, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, conforme´ment aux prescriptions de la
circulaire POL 26bis du 3 mai 1995 relative a` l'armement
de la police communale, la police de Bruxelles peut
utiliser le gaz CS comme armement
collectif
. C'est
e´galement le cas d'autres corps de police communale.
Cette circulaire pre´voit notamment l'utilisation, dans cer-
tains cas, de masques a` gaz. Lorsque l'on a eu recours
a` ce gaz a` l'occasion de l'Euro 2000, tous les policiers
intervenants, de Bruxelles ou d'autres communes, dispo-
saient de ce masque de protection. La gendarmerie
n'e´tait pas pre´sente en ces circonstances; cette dernie`re
ne dispose d'ailleurs ni de gaz CS, ni de masques de
protection adapte´s a` ce gaz. Il va de soi que les diffe´rents
corps de police amene´s a` collaborer dans le cadre de
missions de maintien de l'ordre se tiennent informe´s en
permanence et se concertent quant aux moyens ope´ra-
tionnels a` utiliser, en tenant notamment compte de leur
niveau de protection. Ce fut le cas lors des actions de
maintien et de re´tablissement de l'ordre public a` Bruxel-
les durant le tournoi Euro 2000.
Le 16 juin 2000, en de´but de soire´e, la police de
Bruxelles a effectivement fait usage de gaz CS dans un
de´bit de boissons. La police de Bruxelles signale le fait
qu'il s'agissait d'un choix ope´rationnel destine´ a` de´loger
une bande de hooligans anglais. C'e´tait la seule manie`re
de permettre l'interpellation de ces fauteurs de troubles
sans qu'aucune force physique ne doive e^tre utilise´e.
Cette intervention a e´te´ effectue´e par du personnel
entrai^ne´ et a e´te´ pre´pare´e tactiquement et dans le
respect des prescriptions le´gales. Dans ces conditions,
elle s'est de´roule´e sans danger ni se´quelles pour les
personnes interpelle´es et pour les policiers intervenants.
Le personnel du service de police de Bruxelles avait e´te´
bien entrai^ne´ et avait suivi une pre´paration tactique
ade´quate avant l'Euro 2000.
Pour le maintien et le re´tablissement de l'ordre public, les
policiers disposent, comme armement, soit de la matra-
que longue soit de produits incapacitants. Il appartient en
premier lieu au chef de corps de de´cider de quel type
d'armement il sera fait usage selon les missions. Sur le
terrain, c'est l'officier responsable qui, en fonction de
l'analyse de la situation, de´cidera de l'armement a` utili-
ser. Il importe de souligner que les produits incapacitants
permettent d'e´viter tant un contact physique direct avec
les fauteurs de troubles que l'emploi de la matraque
longue qui est, quant a` elle, plus susceptible de provo-
quer des le´sions ou des blessures. Me^me si l'utilisation
de gaz est spectaculaire, les conse´quences pour la
personne sont minimes et fort limite´es dans le temps,
tandis qu'un coup de matraque peut provoquer une
fracture entrai^nant des semaines d'incapacite´.
Enfin, en ce qui concerne votre dernie`re question, les
matraques te´le´scopiques utilise´es par les policiers en
civil de la police communale, notamment celle de Bruxel-
les, sont des armes prohibe´es pour les particuliers.
L'article 22, aline´a 2 de la loi du 3 janvier 1933 relative a`
la fabrication, au commerce, au port des armes et au
commerce de munitions, modifie´ en dernier lieu par la loi
du 30 janvier 1991, pre´voit une exception pour les forces
de l'ordre.
L'arre^te´ royal d'exe´cution de la loi sur les armes du 12
aou^t 1991, modifie´ par l'arre^te´ royal du 16 avril 1998
concre´tise cette exception en pre´voyant en son article
1er que
l'exception pre´vue a` l'article 22, aline´a 2 est
applicable aux agents faisant partie des services de
l'autorite´ ou de la force publique suivant (...) 3° Les corps
de police communale a` l'exception du personnel admi-
nistratif et logistique.
L'arre^te´ royal du 10 avril 1995 re´glant l'armement de la
police communale pre´voit d'ailleurs que le ministre de
l'Inte´rieur autorise les corps de police, qui introduisent
une demande motive´e, a` porter des matraques te´le´sco-
piques.
La police de Bruxelles, comme de nombreux autres
corps de police communale d'ailleurs, dispose de cette
autorisation. Dans le cadre de cette dernie`re, il est pre´vu
que le service de police utilisant les gaz fasse rapport des
incidents lie´s a` cet usage au ministe`re de l'Inte´rieur. Une
e´valuation a ainsi e´te´ demande´e expresse´ment a` la
police de Bruxelles.
34
HA 50
COM 261
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
Voila`, madame Lalieux, la re´ponse que je pouvais vous
donner.
Mme Karine Lalieux (PS) : Monsieur le pre´sident, je
remercie le ministre pour ses re´ponses tre`s pre´cises.
Je serais tre`s curieuse de prendre connaissance de
l'e´valuation du ministe`re de l'Inte´rieur concernant l'utili-
sation des gaz.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van mevrouw Magda De Meyer aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
de her-
nieuwing van de identiteitskaarten
(nr. 2346)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Financie¨n)
Question orale de Mme Magda De Meyer au ministre
de l'Inte´rieur sur
le renouvellement des cartes
d'identite´
(La re´ponse sera donne´e par le ministre des Finan-
ces)
Mevrouw Magda De Meyer (SP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, op 5 april hebben wij in
deze commissie een discussie gehad over de hernieu-
wing van de identiteitskaarten, specifiek voor hoogbe-
jaarden en bedlegerigen. Dit brengt immers een grote
overlast met zich voor de betrokkenen op het vlak van
mobiliteit, gezondheidsproblemen, moeilijkheden met het
plaatsen van de handtekening, moeilijkheden in verband
met het nemen van foto's, enzovoort. Op uitdrukkelijke
vraag van vele gemeenten en de Vereniging voor Steden
en Gemeenten, wil ik u verzoeken om een oplossing voor
deze categorie te vinden.
U antwoordde in april dat er aan uw administratie op-
dracht was gegeven om een vergelijkende studie uit te
voeren inzake de regelgeving in de andere Europese
landen betreffende deze problematiek. Op basis van de
resultaten van deze studie kon worden nagegaan in
welke mate de omslachtige procedure in ons land zou
kunnen worden aangepast. De minister kondigde aan dat
hij zou proberen in deze materie nog voor de zomerva-
kantie een beslissing te nemen. Nu is het zover, mijnheer
de minister. Daarom herhaal ik mijn vraag. Is er al enige
vooruitgang in het dossier, dat in de praktijk aanleiding
geeft tot schrijnende en ontoelaatbare situaties ?
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter, col-
lega De Meyer, de administratie van Binnenlandse Zaken
heeft inderdaad een vergelijkende studie uitgevoerd in-
zake de regelgeving in de andere Europese landen
betreffende de problematiek van de hernieuwing van de
identiteitskaarten voor hoogbejaarden en bedlegerigen.
Op grond van de resultaten van dit onderzoek heeft de
minister van Binnenlandse Zaken beslist om een ontwerp
van koninklijk besluit op te stellen waarbij personen
ouder dan 75 jaar niet langer verplicht tot de hernieuwing
van de identiteitskaart dienen over te gaan. Het blijft
evenwel facultatief mogelijk om dit te doen.
Het ontwerp van koninklijk besluit zal eerstdaags worden
gefinaliseerd. Ik weet niet of het koninklijk besluit al op de
agenda van de Ministerraad staat.
Wat de procedure voor bedlegerigen betreft, blijkt het niet
haalbaar te zijn om de huidige procedure voor de her-
nieuwing van identiteitskaarten te wijzigen.
Tot nu toe is er dus een orie¨ntatie voor wat personen van
ouder dan 75 jaar betreft, maar niet voor wat de bedle-
gerigen betreft.
Mevrouw Magda De Meyer (SP) : Mijnheer de voorzitter,
ik dank de minister voor zijn antwoord, dat het schrijnend
probleem gedeeltelijk oplost.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Hans Bonte aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de stand van
zaken inzake de erkenningsaanvragen voor tege-
moetkomingen uit het Rampenfonds
(nr. 2349)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Financie¨n)
Question orale de M. Hans Bonte au ministre de
l'Inte´rieur sur
l'e´tat d'avancement des demandes de
reconnaissance en vue de l'intervention du Fonds
des Calamite´s
(La re´ponse sera donne´e par le ministre des Finan-
ces)
De heer Hans Bonte (SP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, deze vraag gaat een
beetje dieper in op een actualiteitsvraag die ik begin juni
heb gesteld en die te maken heeft met het noodweer dat
een aantal gemeenten begin juni heeft getroffen. Ik denk
aan de gemeenten Londerzeel, Merchtem, Meise en
Kapelle-op-den-Bos. Het was evident dat hier sprake
was van noodweer, want er vielen grote hagelbollen,
zoals zelfs gepensioneerde mensen nog nooit hadden
gezien en die heel wat schade hebben aangericht.
De minister antwoordde toen dat het inderdaad snel zou
moeten gaan, maar daarvoor moeten we eerst een
rapport van het KMI afwachten. Ik heb de volgende
vragen.
HA 50
COM 261
35
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Hans Bonte
Ten eerste, heeft het KMI ondertussen, meer dan een
maand later, bevestigd dat het onweer een uitzonderlijk
karakter had ? Is het rapport van die aard dat men een
positieve beslissing van de Ministerraad kan verwach-
ten ? Ten tweede, welke procedure moet dit dossier nog
volgen voordat een definitieve beslissing kan worden
genomen ? Ten derde, wanneer verwacht u deze beslis-
sing ?
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter,
collega's, ik kan meedelen dat een aantal gemeenten uit
de provincie Vlaams-Brabant een aanvraag hebben in-
gediend om het noodweer dat hen in mei 2000 heeft
getroffen te laten erkennen als algemene ramp. Be-
paalde gemeenten hebben hun aanvraag rechtstreeks bij
de bevoegde minister ingediend. Andere gemeenten
hebben zich eerst tot de provinciegouverneur gericht die
de aanvragen heeft doorgestuurd naar het departement
van Binnenlandse Zaken.
Het departement heeft het advies van het KMI gevraagd.
Het eerste advies dat werd gevraagd, heeft betrekking op
de onweders van 8 tot 13 mei. Het KMI stelt dat in geen
enkel meetpunt van het officieel klimatologisch meetnet
dagelijkse neerslaghoeveelheden van meer dan 60 liter
per vierkante meter werden gemeten. In geen enkel
pluviometrisch station werden hoeveelheden van meer
dan 40 liter per vierkante meter gemeten. Bij onweders
kan de neerslaghoeveelheid plaatselijk hoger zijn. Het
KMI kan dit echter niet controleren.
Het KMI heeft een tweede advies uitgebracht over de
storm die ons land op 27 en 28 mei 2000 heeft getroffen.
Aan de kust werden rukwinden van 100 tot 112 kilometer
per uur gemeten; in het binnenland werd 108 kilometer
per uur gemeten in Kleine Brogel en 104 kilometer per
uur in Zaventem. Elders in het land werden windstoten
gemeten van een lagere snelheid, tussen 80 en 90
kilometer per uur. Deze adviezen werden samen met de
richtlijnen inzake de meteorologische criteria aan de
provincieadministratie toegezonden die de omvang van
de schade moeten berekenen. Er moet immers aan
beide elementen worden voldaan : de meteorologische
criteria en de omvang van de schade. Al deze gegevens
moeten gekend zijn. Op dat ogenblik kan de minister van
Binnenlandse Zaken een voorstel tot erkenning als ramp
aan de Ministerraad voorleggen. Ik wijs erop dat de
minister van Binnenlandse Zaken alleen bevoegd is voor
de erkenning als algemene ramp van de schade, aange-
richt aan private goederen. Schade aan landbouwgewas-
sen, sierteelten en teelten onder glas zijn landbouw-
rampen. Hiervoor is de minister van Landbouw bevoegd.
De heer Hans Bonte (SP) : Mijnheer de voorzitter, de
minister heeft niet geantwoord op mijn precieze vragen.
Is het rapport van het KMI van die aard dat men een
positieve beslissing kan rechtvaardigen ? Heeft het KMI
vastgesteld dat het uitzonderlijke karakter buiten kijf
staat ? Het verbaast me dat minister Duquesne geen
precies antwoord op deze vragen heeft. De problematiek
kwam uitgebreid aan bod in de pers. De neerslag was
uitzonderlijk. Denken we maar aan de hagel die bijna zo
groot was als eieren. Dat is misschien de reden waarom
ze niet door de pluviometer geraakten en het normale
meetnet van het KMI geen uitzonderlijke situatie heeft
vastgesteld. Uw antwoord verontrust me. Ik vrees dat het
technisch probleem met de hagel en de pluviometers er
de oorzaak van zou kunnen zijn dat dit noodweer niet als
ramp wordt erkend. Voor de lokale bewoners maar ook
voor de rest van de bevolking is het evident dat dit
noodweer als ramp wordt erkend. Er was immers zeer
grote schade en zeer uitzonderlijke neerslag. Samen met
de minister van Binnenlandse Zaken ben ik een beetje
ongerust en ongeduldig. Het duurt immers veel te lang
vooraleer zo'n belangrijk dossier kan worden afgesloten.
De rapporten zijn opgestuurd. De hoeveelheid neerslag
is gemeten. Men moet beslissen. Ofwel wordt het nood-
weer als ramp erkend ofwel gebeurt dit niet. Ik dring erop
aan de wetgeving en de procedures terzake in de toe-
komst te versnellen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Servais Verherstrae-
ten aan de vice-eerste minister en minister van
Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale
Economie over
de toepassing van artikel 3, § 2, 1°,
van de wet van 3 mei 2000 tot bepaling van de criteria
bedoeld in artikel 39, § 2, van de bijzondere wet van
16 januari 1989 betreffende de financiering van de
Gemeenschappen en de Gewesten
(nr. 2365)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Financie¨n)
Question orale de M. Servais Verherstraeten au
vice-premier ministre et ministre du Budget, de l'In-
te´gration sociale et de l'Economie sociale sur
l'ap-
plication de l'article 3, § 2, 1°, de la loi du 3 mai 2000
fixant les crite`res vise´s a` l'article 39, § 2, de la loi
spe´ciale du 16 janvier 1989 relative au financement
des Communaute´s et des Re´gions
(La re´ponse sera donne´e par le ministre des
Finances)
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, bij de bespre-
king van de wet op de onderwijsfinanciering na het
Sint-Elooisakkoord is in de commissie kritiek gerezen
over ongrondwettelijkheid en onwettelijkheid. Er was
zelfs een gebrek aan wafelijzerpolitiek. Een eenzijdige
36
HA 50
COM 261
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Servais Verherstraeten
miljardenstroom van noord naar zuid werd goedgekeurd
zonder daarvoor iets in de plaats te krijgen of te willen.
Daarnaast hebben we ook technische bemerkingen ge-
maakt over de ontwerpen die door de regering werden
voorgelegd.
In het ontwerp stond onder meer dat in de respectieve
gemeenschappen bepaalde gegevens meegedeeld dien-
den te worden. Het ging onder meer om verplichte
gegevens als naam, adres, geboortedatum. Het rijks-
registernummer was ook opgenomen, maar dan met de
vermelding van de bepaling
in voorkomend geval
. De
oppositie heeft toen voorgesteld om die bepaling te
verwijderen en er een verplichting van te maken. Ze wou
alleszins een tijdsbestek opnemen vanaf wanneer het
verplicht zou zijn.
De vice-eerste minister heeft toen gezegd dat hij op die
suggestie van amendering niet kon ingaan. De twee
gemeenschappen, Vlaanderen en Wallonie¨, waren er
niet klaar voor. Vlaanderen stond in een verder stadium,
maar de Waalse gemeenschap was nog helemaal niet
klaar. Dat is zo opgenomen in het verslag. Mag ik even
citeren. Daarin staat onder meer vermeld :
De vice-
eerste minister geeft aan dat dit rijksregisternummer
thans niet volledig beschikbaar is. De gemeenschappen
hebben de verbintenis aangegaan alles in het werk te
stellen om het volledig te kunnen kennen. Die verbintenis
vergt zoveel werk dat men momenteel niet kan zeggen
wanneer men er mee klaar zal zijn
. Vandaar dat de
eerste minister zei dat hij er geen timing kon aankleven,
vermits men zelfs nog niet weet wanneer men klaar kan
geraken.
Enkele weken geleden, op de zitting van de commissie
voor de herziening van de Grondwet van 20 juni, ontvin-
gen wij enkele raadsleden van het Rekenhof. Raadsheer
Rion beweerde dat wat de vice-eerste minister had
verklaard, niet overeenstemde met de werkelijkheid. Hij
heeft het niet expliciet gezegd. Hij heeft het impliciet
gezegd door de cijfergegevens mee te delen. In Vlaan-
deren zou het gaan om slechts 3 700 leerlingen waarvan
men het rijksregisternummer niet heeft. In Wallonie¨ zou
het gaan om iets meer : 12 700 leerlingen. Dat betekent
nauwelijks 1% van het leerlingenbestand.
Ik heb enkele vragen voor de vice-eerste minister en ik
betreur dan ook zijn afwezigheid. Op grond van welke
informatie heeft hij in de commissie voor de herziening
van de Grondwet meegedeeld dat men nog zeer veel
werk en zeer veel tijd nodig had om alle gegevens met
betrekking tot het rijksregisternummer bij iedere leerling
te kunnen plaatsen ? Nu blijkt immers dat de informatie
niet overeenstemt met de realiteit.
Nu we eigenlijk quasi klaar zijn en het slechts om een
fractie van de leerlingen gaat, die de jure en de facto snel
op te sporen zijn, hoeveel tijd zal het nog vergen om het
bestand volledig in orde te brengen ? Wanneer zal het
volledig in orde zijn en wanneer zullen alle scholen
verbonden zijn met het centrale bestuur ? Zo kan ook
interne controle op leerlingenbestanden uitgevoerd wor-
den, zodat misverstanden en wantrouwen tussen de
gemeenschappen weggewerkt kunnen worden.
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter,
collega's, de heer Vande Lanotte is ook in het buitenland.
Ik blijf als minister van Financie¨n in Belgie¨.
Spijtig genoeg heb ik slechts een kort voorlopig antwoord
gekregen in het Frans. Ik zal dit niet proberen te vertalen.
Il est e´vident - me dit le ministre du Budget - que
l'importance du travail engendre´ par la ne´cessite´ de
mentionner un nume´ro de registre national pour chaque
e´le`ve recense´, ne se mesure pas en fonction du pour-
centage des e´le`ves pour lesquels ce renseignement fait
de´faut par rapport a` l'ensemble, mais bien par leur
nombre absolu. Monsieur Verherstraeten, vous citez
vous-me^me le chiffre de plus de seize mille, y compris les
e´le`ves e´trangers. A la lecture de cette phrase, vous
comprendrez que je ne me sois pas lance´ dans une
traduction. Je laisserai aux services de la Chambre le
soin de la re´aliser.
De`s lors, ce travail est trop important au regard du
nombre d'e´le`ves pour lesquels ce renseignement est
disponible. La disproportion ne justifie pas que la proce´-
dure soit retarde´e. Partant, la proce´dure se poursuit.
Quant au de´lai ne´cessaire pour rassembler les donne´es
manquantes, le ministre du Budget prendra tous les
contacts utiles pour en obtenir une e´valuation de la part
des autorite´s et services concerne´s. Il communiquera ce
renseignement de`s qu'il lui sera transmis.
Monsieur Verherstraeten, ce sont la` les seuls e´le´ments
dont je dispose en re´ponse aux questions que vous avez
pose´es. Pour ma part, je transmettrai e´videmment les
de´tails de vos interrogations a` mon colle`gue du Budget;
mais pour l'instant, je ne puis vous communiquer que ces
quelques e´le´ments.
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord.
Mijnheer de minister, ik verwijt u zeker niet dat u hier een
Franse tekst voorleest. Ik ben van oordeel dat federale
ministers tweetalig moeten zijn maar dat geldt uiteraard
niet in deze omstandigheden. Bovendien meen ik ook dat
federale parlementsleden twee talen moeten kunnen
verstaan en die moeite moeten doen. Er staan hulpmid-
delen te hunner beschikking.
Mijnheer de minister, het is geen verwijt aan u maar het
antwoord voldoet geenszins. Ik betreur dat en ik wens dat
ook te vertolken zodat het in het verslag kan worden
opgenomen. Ik betreur dit vooral ten overstaan van de
HA 50
COM 261
37
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Servais Verherstraeten
vice-eerste minister. Ik zal deze vraag dan ook opnieuw
stellen bij het begin van het volgende parlementair werk-
jaar. Ik wil wel nog stellen dat ik met genoegen vaststel
dat het
slechts om 16 000
gaat. Dat leert ons dat we
deze kloof nog moeten dichten zodat de rijksregister-
nummers deel kunnen uitmaken van de bestanden als ze
elk jaar op 15 mei worden meegedeeld. Zo kan de interne
en externe controle gemakkelijker worden gemaakt. Mijn-
heer de minister, als het mogelijk is, zou ik graag een
kopie van het schriftelijke antwoord bekomen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Bart Laeremans aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
de jong-
ste cijfers inzake de toestroom van asielzoekers
(nr. 2373)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Financie¨n)
Question orale de M. Bart Laeremans au ministre de
l'Inte´rieur sur
les chiffres les plus re´cents relatifs a`
l'afflux de demandeurs d'asile
(La re´ponse sera donne´e par le ministre des Finan-
ces)
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de maand juni
is voorbij en ik vond het zinvol om eens een balans op te
maken van het aantal asielzoekers dat de jongste zes
maanden is toegekomen. Ik heb mijn informatie opge-
vraagd bij het Cedoca, het Centrum voor Documentatie
voor Asielinstanties. Deze dienst hangt samen met de
dienst Vreemdelingenzaken en bevindt zich in het noord-
centrum, North Gate, aan de Koning Albert II-laan. Ik heb
intussen wel vernomen dat die cijfers nooit helemaal
correct zijn en dat de situatie nog iets meer uitgebreid is
of liever dat het aantal asielzoekers nog iets hoger ligt
dan het aantal dat ik hier op papier heb. Ik heb merk-
waardige cijfers gekregen voor de eerste helft van dit
jaar. In de eerste zes maanden van vorig jaar kwamen we
tot een totaal van 12 654 dossiers. In 2000 komen we
aan 15 900. Dat is een verschil van nagenoeg 3 300. We
moeten natuurlijk rekening houden met het feit dat er
vorig jaar een extreem hoog aantal Kosovaren naar ons
land is gekomen omwille van de oorlog in Kosovo. Als we
even abstractie maken van Kosovo, dan krijgen we
volgens de cijfers van het Cedoca - die misschien niet
helemaal juist zijn maar toch in een bepaalde richting
wijzen - in 1999 een totaal van 7 199 en in 2000 van
13 300 dossiers. Dat is over een periode van zes maan-
den een verschil van meer dan 6 000 asieldossiers. Het
gaat dan om het aantal dossiers want het aantal perso-
nen ligt nog hoger. Dat betekent dat we dit eerste half jaar
bijna een verdubbeling van het aantal asielzoekers had-
den, wat toch fenomenaal hoog is. Als we dit vergelijken
met vorig jaar, stellen we ook een sterke toename van het
aantal Aziaten vast. Het gaat om bijna een verdrievoudi-
ging van het aantal Aziaten en om meer dan een verdub-
beling van het aantal Europeanen. Wat de Europeanen
betreft, is er een stijging van bijna 3 500 tot meer dan
8 000 dossiers. Dit heeft vooral betrekking op Albanezen,
Oezbeken, Russen, Oekrai¨ners en dergelijke meer. Ie-
dereen weet dat daar hoe dan ook een aantal brave
mensen tussen zitten maar ook een aantal mensen met
minder goede bedoelingen gezien de steeds sterker
wordende greep van de georganiseerde misdaad op dat
soort mensen. Het is over het algemeen niet de elite van
de bevolking van ginder die we hier krijgen. Ik vrees dan
ook voor een stijging van de impact van de georgani-
seerde misdaad in ons land als we zien uit welke landen
de mensen allemaal binnenkomen.
Ik wil kort stellen dat deze cijfers veel erger zijn dat wat er
in Frankrijk gebeurt. In
Le Monde
was er enkele weken
geleden nog consternatie over de toename van het
aantal asielzoekers van 22 000 in 1999 tot 30 900 in
2000.
Men spreekt daar van een
engorgement
. In ons land
waren er vorig jaar veel meer dan 30 000, meer bepaald
35 000 zonder de kinderen, voor een land dat vijf keer
kleiner is dan Frankrijk. Dit jaar is het niet veel beter,
integendeel. De eerste helft van het jaar is zelfs heel wat
slechter. In die situatie kan gerust worden gezegd dat
deze regering het probleem helemaal niet onder controle
heeft. Het probleem dreigt trouwens alleen maar toe te
nemen.
Mijnheer de minister, ik heb dan ook een aantal concrete
vragen. Blijft u beweren dat de regering de asielstroom
onder controle heeft ? Kunt u een verklaring geven voor
deze spectaculaire toename van asielzoekers vanuit Azie¨
en Oost-Europa tijdens de eerste zes maanden ? Wat
zijn uw verwachtingen voor de komende maanden ? Ik
heb daarjuist Pieter De Crem horen zeggen dat uit de
meest recente informatie blijkt dat de grote zomer-
aantocht volop bezig is. Traditioneel is er in juli, augustus
en september een enorme toeloop van nieuwe asiel-
zoekers. Ik vrees dat we de komende maanden met
angstwekkende cijfers zullen worden geconfronteerd.
Hoe staat het met het uitwijzingsbeleid ? Hoeveel asiel-
zoekers keerden de voorbije zes maanden vrijwillig te-
rug ? Hoeveel werden er gedwongen ? Wat zijn de cijfers
voor de afgelopen maand ? Ik zou graag weten of de
situatie aan het verbeteren is en of er een stijging is van
het aantal uitwijzingen en uitzettingen. Kunt u op een
geloofwaardige manier spreken over een tweesporen-
beleid wanneer het maandelijks aantal nieuwe asiel-
zoekers nog altijd een veelvoud is van het aantal dat het
land verlaat ?
38
HA 50
COM 261
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter, col-
lega Laeremans, uw uitgangspunt betreffende de sterke
stijging van het aantal asielaanvragen dient enigszins te
worden genuanceerd. Vergeleken met de eerste zes
maanden van 1999 is er een stijging van 25%. Wanneer
we evenwel de laatste zes maanden van 1999 als
vergelijkingspunt nemen - dus na het bee¨indigen van het
tijdelijk beschermingsstatuut voor Kosovaren - valt er
daling van 25% waar te nemen.
U vroeg of de regering de asielstromen onder controle
heeft. U verwart de begrippen asiel en illegale immigratie.
De regering wil het recht op asiel niet ontzeggen aan
personen die daarop recht hebben. Belgie¨ past de Con-
ventie van Gene`ve voor vluchtelingen toe.
In het kabinet van Binnenlandse Zaken werd een task
force opgericht om een efficie¨nt beheer van de asiel-
aanvragen en het inlopen van de achterstand te coo¨rdi-
neren. Momenteel wordt gewerkt volgens het principe
last in, first out
. Personen die misbruik maken van de
asielprocedure worden vastgehouden in gesloten centra.
Bijkomend personeel werd aangeworven. De achter-
stand bij de Dienst Vreemdelingenzaken wordt ingelo-
pen.
Wat de oorzaken betreft voor de stijging van het aantal
asielaanvragen uit Oost-Europa en Azie¨ kan ik u het
volgende meedelen. De termijnen om te antwoorden op
een mondelinge vraag stellen mij niet in staat uit te
weiden over de achterliggende geopolitieke oorzaken
van deze immigratie. Ik stel evenwel vast dat Belgie¨ niet
alleen staat. Er is nood aan een Europese aanpak van
deze immigratie die zich vaak bedient van de asiel-
procedure. Deze problematiek zal overigens een van de
prioriteiten zijn van het Belgische voorzitterschap van de
Europese Unie in de tweede helft van 2001.
Ik kom dan tot de verwijderingspolitiek. Dagelijks worden
bevelen om het grondgebied te verlaten, afgeleverd en
vertrekken er mensen op vrijwillige basis. Dagelijks wor-
den personen opgepakt wiens verblijf illegaal is gewor-
den. Deze personen worden overgebracht naar en vast-
gehouden in gesloten centra met het oog op hun
verwijdering. Dagelijks worden ook gedwongen verwij-
deringen, al dan niet met een escorte, uitgevoerd.
Sinds begin dit jaar keerden 2 674 personen vrijwillig
terug via een terugkeerprogramma van IOM, de interna-
tionale organisatie voor migratie en in dezelfde periode
werden 1 824 gedwongen verwijderingen uitgevoerd. In
juni keerden 828 personen vrijwillig terug en werden 364
personen gedwongen verwijderd.
U vraagt naar het verschil tussen asielaanvragen en
personen die het land verlaten. U kunt zich niet alleen
baseren op het aantal gedwongen verwijderingen om het
verschil tussen binnenkomers en vertrekkers te bereke-
nen en wel om de volgende redenen.
Er is de categorie personen aan wie het vluchtelingen-
statuut wordt verleend. Anderen bekomen een verblijfs-
vergunning om andere redenen, familiehereniging of
regularisatie. Nog anderen keren terug ofwel via speci-
fieke terugkeerprogramma's ofwel uit eigen beweging. In
dit geval is het onmogelijk om hierover juiste cijfer-
gegevens te bekomen.
Samengevat betekent dit het volgende. De personen die
blijven zijn niet allemaal illegalen en zij die vertrekken
maken dit niet altijd aan de bevoegde diensten over.
Deze twee vaststellingen nuanceren uw bemerkingen.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
minister, ik dank u voor uw antwoord. U zegt dat mijn
bemerkingen moeten worden genuanceerd en dat ook
met de zes laatste maanden van 1999 rekening dient te
worden gehouden. Dat is natuurlijk een valse vergelij-
king.
Tijdens de zes laatste maanden van 1999 liep de enorme
regularisatieoperatie naar aanleiding waarvan duizenden
personen per maand binnenkwamen : meer dan 4 000 in
september, meer dan 4 000 in december. Telkens wan-
neer de regularisatieperiode was aangekondigd, was er
een enorme toeloop. Die vergelijking gaat dus helemaal
niet op.
Bovendien kenden wij toen de naweee¨n van de Kosovo-
oorlog. Vandaag nog kunnen wij in De Gazet van Ant-
werpen lezen dat Binnenlandse Zaken toegeeft dat, om
een correcte vergelijking te kunnen maken, met dezelfde
periode van vorig jaar moet worden vergeleken omdat wij
dan in een gelijkaardige situatie zitten. Als wij die verge-
lijking maken, dan is de situatie zeer slecht.
Vergelijken
wij
bijvoorbeeld
het
eerste
volledige
regeringsjaar van 1 juli 1999 tot 1 juli 2000 met het laatste
jaar van de vorige regering, dan is het veel erger gesteld
met het aantal asielzoekers dan wij zelfs maar in onze
cijfers weergeven. In dat geval is het aantal enorm hoog.
Ik ontken formeel dat wij verwarring zouden zaaien
tussen illegalen en asielzoekers. Ik heb het niet over
illegalen. Ik heb het enkel over asielzoekers. Als wij een
berekening maken van de laatste 11 jaar, dan is het
aantal personen dat als terechte asielzoeker is erkend
ongeveer 9% van het totaal aantal asielzoekers. Men zou
streng en kordaat moeten optreden tegen de 90% ande-
ren, tienduizenden personen. Met 3 500 plaatsen in
gesloten centra kan men de toestand het hoofd niet
bieden. Men is veel te laks tegenover de asielmisbrui-
kers.
Mijnheer de minister, u geeft een aantal interessante
cijfers. Ik noteer een stijging in de laatste maand. 828
uitwijzingen op een totaal van 2 600 betekent dat er de
HA 50
COM 261
39
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
laatste maand verhoudingsgewijs meer terugwijzingen
zijn. In juni werden iets meer dan een zesde van het
aantal personen dat in de periode van de eerste zes
maanden gedwongen was uitgewezen, verwijderd.
Er blijft een enorm onevenwicht tussen het aantal perso-
nen dat opnieuw binnenkomt en het aantal personen dat
buitengaat. In feite maken wij opnieuw een immigratiegolf
mee die wij niet meer onder controle hebben. Ik vrees dat
de komende maanden, met de stijging die wij kunnen
verwachten van het aantal asielzoekers in de maanden
juli, augustus en september, wij verhoudingsgewijs nog
een veel grotere toename zullen krijgen van het aantal
buitenlanders dat in dit land niet hoeft te zijn en dat op
een onterechte wijze van ons asielrecht misbruik maakt.
Wij hebben nooit gezegd dat asielrecht hier niet moet
bestaan, noch dat het fout is asielrecht toe te kennen.
Doch, tegen mensen die asielmisbruik plegen kan niet
kordaat genoeg worden opgetreden. Dat weigert deze
regering te doen.
Mijnheer de minister, ik kan uit uw antwoord enkel
afleiden dat u de zaak nog altijd niet onder controle hebt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Bart Laeremans aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
de re-
cente provocaties onder meer vanwege de burge-
meester van Wezembeek-Oppem
(nr. 2374)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Financie¨n)
Question orale de M. Bart Laeremans au ministre de
l'Inte´rieur sur
les re´centes provocations du bourg-
mestre de Wezembeek-Oppem
(La re´ponse sera donne´e par le ministre des Finan-
ces)
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de Vlamingen
hebben zeer slechte herinneringen aan talentellingen.
Ook uw diensten en alle historici zullen moeten erkennen
dat die in het verleden waren gebaseerd op manipulaties
allerhande, om zo veel mogelijk Vlaams-Brabantse ge-
meenten en taalgrensgemeenten weg te trekken uit
Vlaanderen en over te hevelen naar Wallonie¨ of Brussel.
De laatste daadwerkelijke, effectieve talentelling die
heeft plaatsgehad met rechtsgevolgen, was die van
1947, in volle repressieperiode. Heel veel mensen durf-
den niet toe te geven dat zij Nederlandstalig waren en op
die manier zijn heel wat gemeenten ten prooi gevallen
aan verbrusseling en verfransing. Om die reden en
omwille van de les die velen daaruit trokken, hebben
honderden Vlaamse burgemeesters later, met de talen-
telling die daarop volgde, de formulieren teruggestuurd
naar Brussel en zich verzet tegen deze manipulatie en
manipulatieve talentellingen. Uiteindelijk werd dit dan ook
bij wet afgeschaft.
Wij stellen nu vast dat op een blauwe maandag de
burgemeester van Wezembeek opnieuw en op eigen
initiatief een talentelling doorvoert en een register aanlegt
in zijn gemeente, exclusief met als bedoeling de taalaan-
horigheid van de inwoners van zijn gemeente vast te
leggen. Dat is manifest strijdig met de bedoeling van de
faciliteiten, het is onwettig, het gaat in tegen de be-
staande wetgeving, het cree¨ert een uitzonderingsregime
waarvoor geen enkele wettelijke basis bestaat en het
dwingt individuen, ook Nederlandstaligen, om hun taal-
aanhorigheid bekend te maken. Dit is bijzonder vernede-
rend voor die mensen, aangezien zij in eentalig Neder-
lands gebied wonen. Verder is het duidelijk dat dit
gebeurt met het oog op de kiesbrieven die vanaf
1 augustus 2000 moeten worden verstuurd. Via het
rijksregister zou dit niet meer ordelijk kunnen verlopen,
want ook daar riskeerde men nietigheid. Door een apart
register te cree¨ren, riskeert men nog veel meer de
nietigheid van de verzending van de kiesbrieven en van
de gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober 2000. Dat
wilde ik toch even onderstrepen. Bovendien druist dit in
tegen de wet op de privacy en dat werd al vastgesteld
door de commissie voor de privacy. Ook daarom denk ik
dat wat hier gebeurt, manifest verkeerd is. Verder is het
een daad van onbehoorlijk bestuur te vragen dat de
mensen binnen 15 dagen zouden reageren, en dit in volle
vakantieperiode. Dit is onmogelijk in een vakantie-
periode. Veel mensen zijn voor een maand of voor drie
weken met vakantie en kunnen dus niet reageren. Op de
koop toe kwamen de brieven ingevuld toe op de voora-
vond van 11 juli. Een provocatie zonder voorgaande !
Mijnheer de minister, hoe evalueert u deze provocatie op
de vooravond van 11 juli ? U mag daar ook gerust uw
eigen mening over geven. Gaat u ermee akkoord dat hier
een talentelling wordt georganiseerd en dat er een on-
wettig register wordt aangelegd ? Vindt u het een daad
van behoorlijk bestuur dat men dit in volle vakantietijd
doet en dat men de bevolking verplicht om binnen de
vijftien dagen een definitieve taalkeuze te maken ?
Welke sancties hebt u in petto voor de betreffende
burgemeester ? Naar aanleiding van deze vraag had ik
ook nog de mening van de minister willen vragen over
een recent congres van een partij die u wel kent, het FDF,
en de Brusselse afdeling van de PRL. Daar werden twee
zeer kwetsende eisen gesteld als de inlijving van zeven-
tien Vlaamse gemeenten bij het Brussels Gewest. Dat
zijn puur imperialistische eisen, mijnheer de minister, die
doen denken aan de donkerste dagen van de geschie-
denis. Ik denk dan aan de Anschluss-politiek van de
nationaal-socialisten, de Duitse bezetters, die een zeer
40
HA 50
COM 261
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
groot aantal landen van Europa zo maar tot de hunne
wilden maken, die landen zo maar hebben willen doen
aansluiten, weliswaar onder militaire druk. Wat het FDF
en de Brusselse PRL eisen, roept herinneringen op aan
dergelijke periode.
Le pre´sident : Monsieur Laeremans, vous sortez du
the`me de votre question. Aussi, je vous interromps et
ce`de la parole a` M. le ministre.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, ik weet dat u van dezelfde partij bent. Het is
niet aangenaam om dit te horen.
Le pre´sident : Non, cela n'a rien a` voir.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Toch wel, want
ik heb die ...
Le pre´sident : Monsieur Laeremans, vous sortez du
sujet de votre question.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, u hebt mijn vraag wellicht niet gelezen. Het
tweede deel van mijn vraag had wel degelijk betrekking
op het congres van de FDF en de PRL, waar deze puur
imperialistische eisen zijn gesteld die doen denken aan
de donkerste dagen van onze geschiedenis. Het staat
allemaal op papier, dus ik wijd helemaal niet uit.
Ik was trouwens van plan om af te ronden, maar ik weet
dat zoiets pijnlijk overkomt.
Le pre´sident : Monsieur Laeremans, nous disposons de
cinq minutes pour chaque question et sa re´ponse. Vous
avez de´ja` e´puise´ plus des cinq minutes imparties.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Er zijn vragen
die veel uitvoeriger waren. Ik stel bij deze mijn laatste
concrete vraag.
Mijnheer de minister, zijn die eisen van aard dat zij de
communautaire pacificatie dichterbij kunnen brengen ?
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter,
collega's, ik zal kort antwoorden in drie punten.
Ten eerste, de feiten die door de heer Laeremans worden
aangehaald dienen te worden geverifieerd teneinde na te
gaan of ze al dan niet conform de taalwetgeving zijn.
Ten tweede, het is het beleid van de regering om de
goede verstandhouding tussen de gemeenschappen in
stand te houden en te bevorderen.
Ten derde, de verklaringen waarnaar de heer Laeremans
verwijst kunnen enkel degenen binden die ze hebben
afgelegd.
Tot zover mijn antwoord.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
minister, ik vind dit bedenkelijk en beneden alle peil.
Als we in de plenaire vergadering mondelinge vragen
stellen, dan hebt u als minister slechts 3 uren tijd. De
ministers zijn dan toch in staat om zaken te verifie¨ren en
de wettigheid na te gaan. In deze had u 24 uren de tijd,
maar wilde men gewoon niet nagaan of dit register
wettelijk was.
Het is het recht van elk parlementslid dat hierover een
vraag stelt een behoorlijk antwoord te krijgen. Door dit
antwoord te weigeren stelt u, of in elk geval uw collega,
een zeer laakbare daad.
Mijnheer de minister, wat er gebeurt in Wezenbeek-
Oppem is volstrekt illegaal en van die aard om binnenkort
met onwettige oproepingsbrieven geconfronteerd te wor-
den, waardoor de gemeenteraadsverkiezingen wellicht
ongeldig zouden kunnen verklaard worden.
Ik dring er op aan dat uw dienst, of de diensten van uw
collega, de burgemeester van Wezenbeek tot de orde
roepen en die man sanctioneren. Dat zij heel die poespas
die daar nu wordt opgevoerd voor nietig verklaren en de
toepassing van de faciliteiten laten gebeuren zoals die
wordt opgelegd door de rondzendbrief van de Vlaamse
Regering.
Dat is het enige waarmee men kan vermijden dat die
verkiezingen onwettig zouden verklaard worden, met als
gevolg dat ze moeten worden overgedaan.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten om
13.55 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e a` 13.55
heures.
HA 50
COM 261
41
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000