B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
V
OLKSGEZONDHEID
,
HET
L
EEFMILIEU
EN DE
M
AATSCHAPPELIJKE HERNIEUWING
COMMISSION DE LA
S
ANTÉ PUBLIQUE
,
DE L
'E
NVIRONNEMENT
ET DU
R
ENOUVEAU DE LA
S
OCIÉTÉ
VAN
DU
04-07-2000
04-07-2000
HA 50
COM 255
HA 50
COM 255
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 255
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 4 juli 2000
COMMISSIE VOOR DE VOLKSGEZONDHEID, HET
LEEFMILIEU EN DE MAATSCHAPPELIJKE HERNIEU-
WING - COM 255
Interpellatie van de heer Claude Eerdekens tot de minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
over
de gezondheidsproblemen ingevolge de activiteiten
van Arden'Humus te Andenne-Seilles
(nr. 451)
5
sprekers : Claude Eerdekens, voorzitter van de PS-
fractie, Magda Aelvoet, minister van Consumenten-
zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
- motie
8
Mondelinge vraag van mevrouw Annemie Van de Cas-
teele aan de minister van Consumentenzaken, Volksge-
zondheid
en
Leefmilieu
over
de contingenterings-
problematiek in de artsenopleiding
(nr. 2243)
8
sprekers : Annemie Van de Casteele, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu
Mondelinge vraag van mevrouw Jose´e Lejeune aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de toename van de voorschriften voor
antidepressiva, anxiolytica, enz. en de psychologische en
psychiatrische begeleiding van de gebruikers van deze
geneesmiddelen
(nr. 2254)
10
sprekers : Jose´e Lejeune, Magda Aelvoet, minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmi-
lieu
Mondelinge vraag van mevrouw Maggy Yerna aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
artikel 54bis van het koninklijk besluit
nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening
van de geneeskunst
(nr. 2263)
12
sprekers : Maggy Yerna, Magda Aelvoet, minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
Mondelinge vraag van mevrouw Frieda Brepoels aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
het controlebeleid van de Eetwaren-
inspectie en het verschil in aanpak in de gewesten
(nr. 2275)
13
sprekers : Frieda Brepoels, voorzitter van de VU&ID-
fractie, Magda Aelvoet, minister van Consumenten-
zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
Sommaire
Mardi 4 juillet 2000
COMMISSION
DE
LA
SANTE
´
PUBLIQUE,
DE
L'ENVIRONNEMENT
ET
DU
RENOUVEAU
DE
LA SOCIE
´ TE´ - COM 255
Interpellation de M. Claude Eerdekens a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
les proble`mes de sante´ ge´ne´re´s par
les activite´s d'Arden'Humus a` Andenne-Seilles
(n° 451)
5
orateurs : Claude Eerdekens, pre´sident du groupe PS,
Magda Aelvoet, ministre de la Protection de la consom-
mation, de la Sante´ publique et de l'Environnement
- motion
8
Question orale de Mme Annemie Van de Casteele a` la
ministre de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement sur
la proble´matique du
contingentement des me´decins
(n° 2243)
8
orateurs : Annemie Van de Casteele, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation, de la
Sante´ publique et de l'Environnement
Question orale de Mme Jose´e Lejeune a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
l'augmentation de la prescription
d'antide´presseurs, d'anxiolytiques, etc. et le suivi psycho-
logique ou psychiatrique des consommateurs de ces
me´dicaments
(n° 2254)
10
orateurs : Jose´e Lejeune, Magda Aelvoet, ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement
Question orale de Mme Maggy Yerna a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
l'article 54bis de l'arre^te´ royal n° 78
du 10 novembre 1967 relatif a` l'exercice de l'art de gue´rir
(n° 2263)
12
orateurs : Maggy Yerna, Magda Aelvoet, ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et
de l'Environnement
Question orale de Mme Frieda Brepoels a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement
sur
la politique de contro^le de
l'Inspection des Denre´es alimentaires et l'approche diffe´-
rente selon les re´gions
(n° 2275)
13
orateurs : Frieda Brepoels, pre´sidente du groupe
VU&ID, Magda Aelvoet, ministre de la Protection de la
consommation,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement
HA 50
COM 255
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van de heer Hubert Brouns aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de invulling van de bijzondere beroeps-
titel intensieve zorg en spoedgevallen voor gebrevet-
teerde verpleegkundigen
(nr. 2285)
15
sprekers : Hubert Brouns, Magda Aelvoet, minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmi-
lieu, Anne-Mie Descheemaeker
Mondelinge vraag van de heer Peter Vanhoutte aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de sancties ten aanzien van dokter
Destickere
(nr. 2288)
17
sprekers : Peter Vanhoutte, Magda Aelvoet, minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmi-
lieu
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Justitie over
de mogelijke verruiming van het
Nederlandse gedoogbeleid
(nr. 2258)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu)
18
sprekers : Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet, minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmi-
lieu
Question orale de M. Hubert Brouns a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
la de´finition le´gale du titre profes-
sionnel en soins intensifs et en soins d'urgence pour les
infirmiers(e`res) brevete´(e)s
(n° 2285)
15
orateurs : Hubert Brouns, Magda Aelvoet, ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement, Anne-Mie Descheemaeker
Question orale de M. Peter Vanhoutte a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
les sanctions a` l'e´gard du docteur
Destickere
(n° 2288)
17
orateurs : Peter Vanhoutte, Magda Aelvoet, ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre de la
Justice sur
l'e´ventuelle extension de la politique de
tole´rance aux Pays-Bas
(n° 2258)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par la ministre de la Protection
de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement)
18
orateurs : Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet, ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement
4
HA 50
COM 255
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE LA SANTE´ PUBLIQUE,
DE L'ENVIRONNEMENT
ET DU RENOUVEAU DE LA SOCIE´TE´
COMMISSIE VOOR DE VOLKSGEZONDHEID,
HET LEEFMILIEU
EN DE MAATSCHAPPELIJKE HERNIEUWING
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 4 JUILLET 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 4 JULI 2000
De vergadering wordt geopend om 14.35 uur door me-
vrouw Yolande Avontroodt, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 14.35 heures par Mme Yolande
Avontroodt
, pre´sidente.
Interpellation de M. Claude Eerdekens a` la ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement sur
les proble`mes
de sante´ ge´ne´re´s par les activite´s d'Arden'Humus a`
Andenne-Seilles
(n° 451)b>
Interpellatie van de heer Claude Eerdekens tot de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
de gezondheidsproblemen inge-
volge de activiteiten van Arden'Humus te Andenne-
Seilles
(nr. 451)
M. Claude Eerdekens (PS) : Madame la pre´sidente,
madame la ministre, chers colle`gues, la socie´te´ Ar-
den'Humus est une entreprise qui s'est implante´e dans la
re´gion andennaise a` la fin de l'anne´e 1994 pour fabriquer
un compost a` partir de de´chets verts essentiellement. En
soi, ce n'est pas antipathique.
Malheureusement, depuis qu'elle existe, cette entreprise
n'a cesse´ de multiplier les infractions environnementa-
les : elle rassemble le catalogue de tout ce qu'il ne
convient pas de faire. Pour commencer, elle a importe´
des de´chets d'industrie allemands, des boues d'e´pura-
tion industrielles en quantite´ importante puisqu'il s'agit
d'environ 50 000 tonnes.
La Re´gion wallonne a mis les scelle´s sur le site le
6 fe´vrier 1996, les a curieusement leve´s en juillet 1996 et
a propose´ a` la de´putation permanente de Namur de
modifier les conditions d'exploitation pour obtenir que ce
qui e´tait interdit soit dore´navant autorise´.
Cette entreprise a ensuite continue´ a` violer la loi en
amenant divers de´chets, notamment, durant l'e´te´ 1999,
des de´chets industriels allemands liquides, du sulfate
d'ammonium et de la vinasse potassique, au me´pris des
conditions d'exploitation.
A nouveau, depuis le 7 juin, par une nouvelle autorisation
de la re´gion wallonne, tous les de´chets qu'il e´tait interdit
d'amener sur le site y sont autorise´s.
La SPAQUE, une socie´te´ publique d'aide a` la qualite´ de
l'environnement de la Re´gion wallonne, a re´dige´ un
rapport apre`s avoir analyse´ l'ensemble des de´chets qui
se trouvent sur le site de l'entreprise. Jusqu'a` ce jour,
celle-ci n'a pas fabrique´ une seule tonne de compost.
J'interpellerai demain matin le ministre fe´de´ral de l'Agri-
culture, compe´tent en ce domaine. Son activite´ a unique-
ment consiste´ a` entreposer en une de´charge ille´gale, non
autorise´e, des de´chets qualifie´s pour la plupart de dan-
gereux ou toxiques au sens de la re´glementation wal-
lonne (Rapport, p. 112).
Vous me re´pondrez que cette affaire rele`ve de la com-
pe´tence de M. Foret, ministre responsable en Re´gion
wallonne. Oui, mais un e´le´ment particulie`rement aggra-
vant est survenu depuis : une e´tude de sante´ publique a
e´te´ re´alise´e par l'institut Erasme de´pendant de l'ULB.
L'e´tude mene´e s'est faite de manie`re tre`s se´rieuse.
L'ULB a e´tudie´ tous les rapports disponibles, tant le
dossier de la SPAQUE - que je vous remettrai - que les
e´tudes de la Re´gion wallonne. Elle a e´galement re´alise´
elle-me^me ses propres pre´le`vements dans l'eau de la
Meuse, ainsi que sur le site. Ses conclusions sont
particulie`rement alarmantes : la pollution de la Meuse est
susceptible d'avoir des conse´quences sur la sante´.
Selon un autre rapport qui vous sera remis, la SWDE, qui
dispose d'un captage d'eau a` proximite´, constate que
l'eau est pollue´e. La SPAQUE avait de´ja` releve´ une
contamination en cadmium et en plomb dix fois supe´-
rieure aux normes autorise´es. La SWDE signale e´gale-
ment qu'un captage d'eau n'est plus utilisable.
HA 50
COM 255
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Claude Eerdekens
Les pre´le`vements ont e´te´ re´alise´s le 18 avril. L'analyse
des e´chantillons indique d'importantes diffe´rences dans
la composition physico-chimique de l'eau, avec comme
particularite´s : mine´ralisation importante, fortes concen-
trations en calcium, sulfate et chlorure, teneurs e´leve´es
en ammoniac et nitrate, pre´sence de pesticide, d'insec-
ticide (Alundan) et d'herbicide (Metribuzen), augmenta-
tion de la teneur en matie`res organiques.
L'eau potable ne peut plus e^tre distribue´e dans de telles
conditions et ce, suivant un rapport tre`s re´cent puisqu'il
date d'une semaine. Manifestement, le risque existe pour
la sante´ publique a` consommer cette eau puise´e dans un
captage qui se situe a` 800 m du site pollue´. Devant cette
situation, la SWDE a mis fin au captage : tout pre´le`ve-
ment aurait attire´ vers le captage l'ensemble des pol-
luants; elle recommande aussi des mesures d'assainis-
sement.
Le plus grave se trouve dans le rapport de l'ULB,
extre^mement pre´cis, aux conclusions particulie`rement
alarmantes.
En effet, il y a pollution de la Meuse, pollution du site et
de la nappe phre´atique; il y a des risques pour la sante´ de
la population de par la pollution ae´rienne; des proble`mes
se posent pour les riverains imme´diats du site mais
e´galement pour toute une population importante.
En page 38 de ce rapport, il est pre´cise´ que l'on se trouve
ici devant un site de stockage de boues d'e´puration, en
vue de leur vente pour des usages prive´s ou a` des
socie´te´s, que des de´chets non compostables furent
observe´s, de me^me que des de´chets de l'industrie phar-
maceutique ou cosme´tique. Il est ajoute´ que l'e´tude de
sante´ publique a e´te´ faite le 15 fe´vrier 2000 au niveau
des pre´le`vements. Le laboratoire ALTEHA, proche de
l'ULB, a re´alise´ les analyses.
Les conclusions de l'ULB tiennent en trois ou quatre
minutes :
Une se´rie de substances dangereuses ont e´te´
trouve´es sur le site. La quantite´ totale n'a pas e´te´
calcule´e. Seules des analyses descriptives de leur pre´-
sence et de leur concentration, au niveau de l'e´chantillon
pre´leve´, nous sont connues.
On n'a pas pu effectuer les
pre´le`vements sur l'ensemble du site qui fait cinq hectares
comprenant 30 a` 50 000 tonnes de de´chets.
Le paradoxe de cette situation est que les andains se
trouvent sur dalle, tandis que les boues d'e´puration - plus
ou moins 30 000 tonnes - sont a` me^me le sol. Cela
signifie que, par le phe´nome`ne de pre´cipitation, les
lixivias pe´ne`trent directement dans le sol et c'est ce qui
fait la pollution de la nappe phre´atique. Les lixivias
s'e´coulent e´galement directement vers la Meuse, ce qui
entrai^ne une concentration anormale de matie`res orga-
niques dans le fleuve, avec des proportions tre`s impor-
tantes entre l'aval et l'amont.
L'ULB conclut :
En tout e´tat de cause, la de´monstration
de l'existence de produits toxiques et/ou cance´rige`nes,
en concentrations non de´sirables, est re´alise´e. Cepen-
dant, cette concentration ne semble pas de´passer les
niveaux qui impliqueraient une action urgente, sauf pour
le mercure en eau souterraine et pour autant que nous
soyons parfaitement informe´s de tout ce qui s'y trouve,
compte tenu de l'incertitude inhe´rente aux analyses
pratique´es et souligne´e par celles-ci. Les voies de conta-
mination ae´rienne, par voie de sol ou par voie d'eau ou
par transport ne peuvent e^tre ignore´es. Notons cepen-
dant que le site est en aval de l'agglome´ration, etc. La
proximite´ d'habitations en tre`s grand nombre est re´elle,
surtout en amont, mais aussi en aval du fleuve, de me^me
que des PME notamment agro-alimentaires.
Le professeur De Brouwer de l'ULB effectue une compa-
raison avec Mellery, sans pour autant le citer. Il signale
que la source de pollution dans le cas pre´sent est moins
importante. A Mellery, il n'y avait que quelques centaines
de personnes concerne´es alors qu'ici, 20 000 personnes
sont expose´es, ce qui est conside´rable.
Les conclusions les plus fondamentales sont celles-ci :
L'ensemble de ces constatations sur lesquelles se porte
notre analyse, notamment l'implantation d'Arden'Humus
a` proximite´ imme´diate d'une agglome´ration de l'ordre de
20 000 habitants, ainsi que l'utilisation de substances
toxiques d'origine industrielle et pharmaceutique, nous
permet d'affirmer que la situation sanitaire ainsi provo-
que´e est de nature a` porter pre´judice a` la sante´ de la
population environnante, a` moyen et long terme
. Donc,
non dans l'imme´diat mais a` moyen ou a` long terme, la
sante´ de 20 000 personnes est en danger.
J'e´voquerai aussi les produits situe´s sur le site et pour
lesquels on veut demander a` M. Gabriels et a` son
administration un certificat d'utilisation en agriculture.
L'ULB, vis-a`-vis de ces produits, dit ceci :
De me^me,
l'utilisation de compost en culture risque de contaminer la
chai^ne alimentaire de toxiques inde´sirables
. J'interpel-
lerai demain M. Gabriels pour que cette socie´te´ ne
rec¸oive aucune autorisation d'utiliser en agriculture les
produits qui sont sur le site, sinon, on est parti pour un
nouveau dossier style dioxine. Il y a donc une double
menace : une menace qui inte´resse plus particulie`rement
votre colle`gue M. Gabriels et une menace pour 20 000
habitants en termes de sante´ publique.
Il est propose´ par l'ULB d'arre^ter cette exploitation,
d'e´vacuer rapidement la totalite´ des de´chets et de re´ha-
biliter le site. Cela signifie de´polluer tout le site, notam-
ment pour e´viter toute atteinte de la nappe phre´atique.
Madame la ministre, c'est donc un dossier que je tenais
a` porter a` votre connaissance. Je vous remettrai tous les
rapports en ma possession. Il me parai^t que vous pour-
riez intervenir aupre`s de votre colle`gue, responsable de
6
HA 50
COM 255
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Claude Eerdekens
l'Environnement en Re´gion wallonne car cette situation
rele`ve bien entendu de sa compe´tence pour ce qui
concerne les infractions environnementales. Mais si l'on
constate un proble`me de sante´ publique, cela vous
concerne aussi. Je veux parler notamment de la pollution
de l'eau utilise´e en distribution alimentaire et du risque
pose´, a` moyen et a` long terme, par le maintien de ces
activite´s pour une vingtaine de milliers d'habitants.
Nous nous posons la question de savoir s'il n'y aurait pas
lieu d'e´tudier l'opportunite´ d'une e´tude de sante´ publique,
compte tenu du fait que depuis quelques anne´es de´ja`, la
population est expose´e a` ces toxiques. Or, incontesta-
blement, la Re´gion wallonne semble minimiser la situa-
tion alors que pour l'ULB, il y a un ve´ritable pe´ril a` moyen
et a` long terme pour la sante´ de la population. L'ULB cite
le chiffre de 21 000 habitants qui seraient concerne´s.
Mme Magda Aelvoet, ministre : Madame la pre´sidente,
chers colle`gues, le proble`me sur lequel vous attirez mon
attention, monsieur Eerdekens, est grave d'apre`s les
e´le´ments que vous avez cite´s dans la question e´crite.
Comme vous l'avez dit vous-me^me, la majeure partie des
compe´tences engage´es ici sont re´gionales. Bien en-
tendu, comme j'entretiens de bons contacts avec mes
colle`gues re´gionaux, je ne manquerai pas de m'entrete-
nir avec M. Foret a` ce sujet.
Vos trois questions concernant la fermeture imme´diate
de l'entreprise, l'e´vacuation des de´chets et la re´habilita-
tion du site rele`vent de la compe´tence exclusive des
re´gions. Je ne peux donc rien faire a` ce sujet.
En ce qui concerne le proble`me de sante´ publique, vous
faites vous-me^me la distinction entre le proble`me imme´-
diat et celui a` moyen et a` long terme. Le proble`me
imme´diat re´siderait surtout dans la pre´sence de mercure
dans les eaux souterraines. Quant aux proble`mes a`
moyen et a` long terme, l'action pre´ventive doit intervenir
de`s maintenant. Or, comme vous le savez fort bien,
l'action pre´ventive rele`ve des compe´tences, non pas des
re´gions, mais des communaute´s. Je ne vous dis pas cela
pour me de´barrasser du proble`me car il est suffisamment
important pour y accorder de l'inte´re^t, mais pour vous
pre´ciser quelle est l'e´tendue de mes compe´tences. Dans
le cas pre´sent, je peux faciliter les pourparlers mais je
n'ai pas les moyens d'agir directement. Je transmettrai
imme´diatement les e´tudes qui ont e´te´ faites a` mon
administration afin d'examiner par quel biais nous pour-
rions e´ventuellement agir sur l'aspect sante´ publique s'il
y a risque imme´diat pour la sante´ de la population. Nous
devrons le ve´rifier. Cependant, je ne pense pas que l'on
ait besoin d'e´tudes supple´mentaires car il y en a de´ja`
suffisamment. Ce qu'il faut, c'est agir de manie`re ade´-
quate. Je prendrai toutes les mesures qui rele`vent de
mes compe´tences, mais je crains que mon champ d'ac-
tion soit tre`s limite´ en la matie`re. De toute fac¸on, j'en
parlerai avec mon colle`gue de la Re´gion wallonne.
M. Claude Eerdekens (PS) : Madame la pre´sidente,
chers colle`gues, vous avez certainement raison, ma-
dame la ministre, lorsque vous dites que la fermeture
d'une activite´ dangereuse, l'e´limination des de´chets et la
re´habilitation du site rele`vent de la compe´tence exclusive
de la re´gion. Votre pouvoir se limite effectivement a` des
interventions aimables et n'est pas un pouvoir de´cision-
nel.
Par contre, il faut e^tre conscient du fait que malgre´ le
rapport de la SPAQUE concluant au de´passement de la
norme wallonne, la Re´gion wallonne a tendance jusqu'a`
pre´sent a` conclure que ce proble`me n'est pas important
car il n'y a pas de danger pour la sante´ publique. C'est en
fonction de cette attitude de la Re´gion wallonne qu'une
e´tude de sante´ publique a e´te´ demande´e a` l'ULB. La
question n'est pas de savoir si l'on avait ou non de´passe´
la norme.
La seule question est de savoir si cette activite´ posera
des proble`mes en termes de sante´. Cette e´tude a e´te´
commande´e parce que deux personnes souffrant de
cancer ont signale´ par le biais de leur me´decin traitant
que cette maladie pouvait avoir e´te´ induite par cette
activite´.
En effet, le professeur De Brouwer rele`ve la pre´sence de
nombreux toxiques cance´rige`nes. Aussi, le risque de
cancer est-il re´el a` moyen et long terme pour une partie
de la population expose´e. Le professeur ne pre´tend pas
que 20 000 personnes de´velopperont un cancer, mais
qu'une partie de la population peut, a` moyen et long
terme, de´velopper des maladies re´sultant de l'exposition
a` ces toxiques cance´rige`nes.
Il est e´galement signale´ que ce sont les personnes
souffrant d'un de´ficit immunitaire qui sont les plus mena-
ce´es, a` savoir les personnes a^ge´es et les enfants. Il est
me^me propose´, avec l'aide e´ventuelle des me´decins
ge´ne´ralistes, de s'informer aupre`s des me´decins d'une
recrudescence ou non de certaines maladies parmi les
populations les plus faibles.
Cette matie`re rele`ve incontestablement de la compe´-
tence fe´de´rale, e´tant donne´ que les proble`mes de sante´
publique vous concernent directement. Par conse´quent,
je vous demanderai d'analyser l'opportunite´ d'effectuer
des e´tudes sanitaires, compte tenu de l'e´tude alarmante
de l'ULB, qu'il faut resituer dans son contexte. Elle
comprend 41 pages ainsi qu'une se´rie d'annexes et a fait
l'objet d'un expose´ tre`s pre´cis par le professeur De
Brouwer le 27 juin dernier.
Gra^ce a` celle-ci, nous avons de´couvert que, manifeste-
ment, la pollution de cette re´gion est susceptible de poser
des proble`mes a` une partie importante de la population.
HA 50
COM 255
7
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Claude Eerdekens
Mme Magda Aelvoet, ministre : Comme promis, je trans-
mettrai, aujourd'hui encore, a` mon administration les
e´tudes que vous venez de me communiquer, en lui
demandant de formuler de`s que possible des recomman-
dations, ce, bien entendu, dans le cadre de mes compe´-
tences, qui sont he´las limite´es.
La pre´sidente : En conclusion de cette discussion, une
motion de recommandation a e´te´ de´pose´e par Mmes
Colette Burgeon, Anne-Mie Descheemaeker et Miche`le
Gilkinet et MM. Yvan Mayeur, Philippe Seghin et Robert
Denis. Elle est libelle´e comme suit :
La Chambre, ayant entendu l'interpellation de
M. Claude Eerdekens
et la re´ponse du ministre de la Protection de la consom-
mation, de la Sante´ publique et de l'Environnement, vu
l'e´tude de sante´ publique re´alise´e par l'ULB concluant
que les activite´s d'Arden'Humus sont susceptibles de
nuire a` moyen et a` long terme a` la sante´ de la population,
soit 20 000 habitants, selon cette e´tude, il est demande´
au gouvernement :
1. d'examiner l'opportunite´ de re´aliser vis-a`-vis de la
population concerne´e une e´tude de sante´ publique;
2. d'intervenir aupre`s du gouvernement wallon pour que
cesse ce pe´ril pour la sante´ de la population, que
l'ensemble des de´chets soient e´vacue´s et le site d'Ar-
den'Humus re´habilite´.
Tot besluit van deze bespreking werd een motie van
aanbeveling ingediend door de dames Colette Burgeon,
Anne-Mie Descheemaeker en Miche`le Gilkinet en de
heren Yvan Mayeur, Philippe Seghin en Robert Denis. Ze
luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellatie van de heer Claude
Eerdekens
en het antwoord van de minister van Consumenten-
zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, gelet op het door
de ULB verrichte volksgezondheidsonderzoek waaruit
blijkt dat de activiteiten van Arden'Humus op middellange
en lange termijn schade kunnen toebrengen aan de
gezondheid van de bevolking, meer bepaald van 20 000
inwoners, aldus het onderzoek, wordt de regering ge-
vraagd :
1. de opportuniteit van een volksgezondheidsonderzoek
voor de betrokken bewoners na te gaan;
2. er bij de Waalse regering op aan te dringen dat ze het
nodige doet opdat dit gevaar voor de volksgezondheid
zou verdwijnen, alle afvalstoffen zouden worden opge-
ruimd en de site van Arden'Humus zou worden gesa-
neerd.
Le vote sur la motion aura lieu ulte´rieurement. La discus-
sion est close.
Over de motie zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
Mondelinge vraag van mevrouw Annemie Van de
Casteele aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over
de contingen-
teringsproblematiek in de artsenopleiding
(nr. 2243)
Question orale de Mme Annemie Van de Casteele a` la
ministre de la Protection de la consommation, de la
Sante´ publique et de l'Environnement sur
la proble´-
matique
du
contingentement
des
me´decins
(n° 2243)</b>
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mevrouw
de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, vanmiddag
zitten een aantal pas afgestudeerde middelbareschool-
studenten te zwoegen voor een examen dat hen toegang
moet verlenen tot de studies geneeskunde omdat zij later
de richting arts of tandarts zouden kunnen volgen. Het is
dus een actuele vraag.
Op 21 maart 2000 stelden een aantal collega's vragen
omtrent de toen al circulerende eerste cijfers van studies
van de planningscommissie. U antwoordde toen dat u
nog niet over de cijfers beschikte en dat u, zodra u
hierover zou beschikken, commentaar zou geven in deze
commissie.
Ik weet niet of u die cijfers officieel reeds kreeg, maar we
vernemen via de pers dat dokter Dercq zijn rapport over
de beperking van het medisch aanbod heeft voorgesteld
aan de nationale planningscommissie. Ik vond dit een
geschikt moment om u te ondervragen.
In uw antwoord zei u toen ook dat verschillende hypo-
theses en cijfers de ronde deden naast die van dokter
Dercq. Op een bepaald moment, wellicht onder druk van
de Franstalige universiteiten, circuleerden cijfers waaruit
zelfs een tekort aan artsen werd afgeleid.
Vandaar dat het tijd is om te horen wat de cijfers zijn die
door de planningscommissie gebruikt worden en waarop
de regering zich zal baseren om verdere maatregelen te
treffen.
De VU&ID-fractie is steeds akkoord gegaan - soms met
de dood in het hart - met het afremmen van het aantal
zorgenverstrekkers in de verschillende takken van de
gezondheidszorg. Vooral omdat de kwaliteit van de ge-
zondheidszorg daartoe een reden kan zijn. Maar, wij
hebben altijd vastgesteld dat de moeilijke bevoegdheids-
verdeling in dit land zorgt voor problemen op het terrein.
Aan de ene kant heeft de federale overheid een contin-
gentering ingevoerd. Vanaf het jaar 2004 zal slechts een
beperkt aantal artsen een RIZIV-nummer krijgen en dus
een zelfstandige praktijk kunnen beginnen. Aan de an-
8
HA 50
COM 255
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Annemie Van de Casteele
dere kant zien we dat, ondanks het feit dat de Vlaamse
Gemeenschap - ik moet daarover spreken omdat ik dit
het best ken - een instroombeperking toepast, degenen
die nu in hun kandidaturen zitten en dus onder het
contingenteringssysteem zullen vallen, met het zwaard
van Damocles boven hun hoofd leven. Als in de derde
kandidatuur 605 studenten zitten en er in het jaar dat zij
uitkomen maar 420 plaatsen zullen zijn, dan wekt dit
onzekerheid voor die studenten.
Vandaag is een aantal studenten proeven aan het doen.
Deze morgen zei men dat er 1 165 zijn opgedaagd voor
dit examen. Er zullen er opnieuw een vrij groot aantal in
de eerste kandidatuur terechtkomen, wat de vragen over
die cijfers opnieuw acuut en actueel maakt.
Er bestaat een correctiemechanisme. Als er onvoldoende
plaatsen zouden zijn voor de lichting van een jaar, dan
kan er het volgend jaar gecorrigeerd worden. Men kan
dat natuurlijk allemaal maar doen binnen het geplande
aantal. Op een bepaald moment komt men hoe dan ook
in de problemen. Ik denk dat het daarom heel dringend
nodig is om terzake duidelijkheid te krijgen.
Mevrouw de minister, er zijn ook verschillen tussen
Vlaanderen en Wallonie¨. Op basis van de cijfers van
professor Dercq zou er bij de artsen in Vlaanderen een
tekort van 11% zijn, maar in de Franse Gemeenschap
een overschot van 30%. De vraag rijst hoe men dat op
het federale niveau zal oplossen. Hoe gaat men erop
toezien dat de inspanningen langs beide kanten gedaan
worden om te komen tot het contingentcijfer, zodat men
terzake
de markt niet gaat verstoren.
U weet dat er geen grenzen zijn. Een Franstalig arts kan
zich evengoed in Vlaanderen vestigen.
Mevrouw de minister, hebt u het advies ondertussen
ontvangen ? Zal er iets worden ondernomen ? Zult u de
cijfers hanteren die indertijd in het koninklijk besluit zijn
opgenomen voor de eerstejaars of komt er een aanpas-
sing ? Is er overleg geweest tussen u en uw collega's op
het niveau van de Gemeenschappen ?
Minister
Magda Aelvoet :
Mevrouw
de
voorzitter,
collega's, deze vraag komt net op tijd. Gisterenmiddag
was er een gemeenschappelijke vergadering van Sociale
Zaken en Volksgezondheid, in aanwezigheid van experts
die in dit debat al stelling hadden genomen. Uiteraard
was ook de administratie aanwezig, waarbij ik wil opmer-
ken dat dokter Dercq zeer goed werk heeft geleverd om
een aantal cijfers op hun ware merites te bekijken.
Op 29 augustus 1997 werd terzake een koninklijk besluit
gepubliceerd. Dat was net op de valreep, want ik merk
dat de Koning bij de ondertekening al op vakantie in
Cha^teauneuf-de-Grasse was. In dat koninklijk besluit
werden de cijfers tot en met het jaar 2006 vastgelegd. De
voorstellen van de commissie die verantwoordelijk is
voor de planificatie werden mij nog niet schriftelijk over-
gemaakt, maar werden tijdens die vergadering monde-
ling toegelicht. De voorstellen wijzigen niets aan de
cijfers die werden vastgelegd voor de periode 2004-
2006. In 2004 zouden 700 mensen toegang krijgen tot
een RIZIV-nummer, in 2005 650 en in 2006 600. De
verdeling is 420 voor de Nederlandstalige Gemeenschap
en 280 voor de Franstalige voor het jaar 2004,
390N/260F voor 2005 en 360N/240F voor 2006.
Wel is in de overgangsbepaling van artikel 3 bepaald dat
als voor de jaren 2004 en 2005 het aantal kandidaten dat
wordt toegelaten hoger of lager is, dat kan worden
verdeeld per 1/7 over de volgende jaren. Een moeilijk-
heid die op dat vlak werd gesignaleerd is dat men, ook in
de Vlaamse Gemeenschap, een veel groter aantal heeft
toegelaten dan waarin was voorzien, omwille van een
arrest van het Arbitragehof. Daardoor werd men verplicht
bepaalde beslissingen te aanvaarden die berusten op
een annulering uitgesproken door het Arbitragehof.
De Planificatiecommissie zowel aan Nederlandstalige als
aan Franstalige zijde is tot een akkoord gekomen voor de
twee komende jaren die moeten worden vastgelegd, met
name de jaren 2007 en 2008. Men zal telkens 700
kandidaten toelaten. De verdeling is dezelfde als voor het
jaar 2004 : 420 voor de Nederlandstalige Gemeenschap
en 280 voor de Franstalige Gemeenschap.
Collega Vandenbroucke en ik moeten ons over deze
zaak buigen en ze aan de Ministerraad voorleggen. Na
de vergadering van gistermiddag is onze eerste appre-
ciatie om het advies van de Planificatiecommissie te
volgen.
Voor 2007 en 2008 is een lichte stijging merkbaar ten
opzichte van 2006, waardoor men eigenlijk opnieuw
aansluit bij het jaar 2004. Dat gebeurde op basis van de
vergelijking van een aantal elementen van de studie
verricht door dokter Dercq met elementen uit de studies
van mevrouw Lelie`ge en professor De Maezeneer. Daar-
uit blijkt dat een aantal factoren er nu reeds op wijzen dat
rekening moet worden gehouden met een lichte stijging,
teneinde een oplossing te zoeken voor de problematiek
van de veroudering van het geneesherenkorps. Immers,
uit het overzicht van de verschillende leeftijdscategoriee¨n
blijkt die veroudering al zeer duidelijk.
De tweede grote vaststelling is de feminiseringstendens
die zich steeds meer voortzet. Van het praktiserend
geneesherenkorps zijn ongeveer 70% mannen en 30%
vrouwen, maar op het niveau van de kandidaturen blijkt
dat een andere verhouding in aantocht is, vermits er 64%
vrouwelijke studenten zijn. Bovendien blijft dit percentage
stijgen.
Inzake het arbeidsprofiel van vrouwen die dit beroep
uitoefenen bestaat er bij het RIZIV uiteraard geen onder-
scheid tussen mannelijke en vrouwelijke prestaties. Wat
HA 50
COM 255
9
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
wel opvalt is het verschil in terugbetaling door het RIZIV,
die jaarlijks gemiddeld 1 250 000 frank bedraagt voor
vrouwelijke artsen en 2 500 000 frank voor hun manne-
lijke collega's. Dat is niet zonder meer te extrapoleren,
want sommigen beginnen later. Het financieel hoogte-
punt van de carrie`re situeert zich slechts tussen 40 en 52
jaar. Dat werd allemaal nauwkeurig berekend.
Hoe dan ook, uit de huidige curve blijkt dat vrouwelijke
artsen gemiddeld 7 uur per week minder presteren dan
mannelijke geneesheren. Men is aldus van oordeel dat
rekening moet worden gehouden met de feminiserings-
tendens, in termen van beschikbaarheid voor de arbeids-
tijd. Voorts stelt men een groeiende vraag naar deeltijds
arbeid vast, vandaar dat er wordt gepleit voor de uitwer-
king van een deeltijds statuut.
Ten slotte is er het element van de epidemiologische
evoluties waarvan wordt verwacht dat zij zullen toene-
men. Al deze gegevens leidden ertoe dat de planificatie-
commissie voorzag in een lichte stijging.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mevrouw
de minister, ik dank u voor uw antwoord en voeg er
meteen aan toe dat het goed zou zijn mochten wij over
dat rapport kunnen beschikken, omdat de gebruikte
parameters een interessant gegeven zijn.
Ik meen trouwens dat op termijn nog een aantal andere
elementen zullen meespelen en ik zou willen nagaan of
hiermee rekening werd gehouden in het rapport. Ik vraag
mij bijvoorbeeld af of de echelonnering al dan niet een
invloed zal uitoefenen. Quid met de verhouding van de
huisartsen tot de specialisten ?
Mevrouw de minister, het jaar 2004 nadert met rasse
schreden. Ik heb nog steeds geen antwoord op de vraag
hoe de RIZIV-nummers zullen worden toegekend. Im-
mers, als de vraag groter is dan het aantal personen aan
wie een RIZIV-nummer kan worden toegekend, hoe zal
dan worden overgegaan tot selectie ? Zal het erop aan-
komen om het snelst een aanvraag in te dienen of zal
een nummer worden toegekend aan de beste kandida-
ten ? Er heerst nogal wat onduidelijkheid in dat verband.
Wat zal er gebeuren met de correctiefactor ? Volgens u
mag 1/7e worden doorgeschoven naar de volgende
jaren, maar het lijkt mij erg onduidelijk hoe dit in de
praktijk zal worden omgezet.
Ik deel de zorg van degenen die op dit moment met hun
studies bezig zijn en niet weten of ze bij de gelukkigen
zullen zijn als ze in 2004, 2005 of 2006 afstuderen.
Tenslotte vind ik dat er met de beide gemeenschappen
overleg moet worden gepleegd. Men moet de instroom-
beperking beter bij de contingentering doen aansluiten.
Men heeft een tijdje gedacht dat het probleem zichzelf
zou oplossen omdat er door dat zwaard van Damocles
minder kandidaten zouden zijn. Het aantal inschrijvingen
vandaag bewijst dat dat te optimistisch was en dat er
misschien bijkomende maatregelen zullen nodig zijn om
de vraag en het aanbod voor de toekomst op mekaar af
te stemmen.
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw Van de Casteele, wij
werken volop verder aan deze problematiek. Ik kan niet
veel meer details geven dan wat ik u al heb gezegd. Het
staat in ieder geval als een paal boven water dat men
voor 2004 en 2005 met een overschot zit, maar voor
2006 is er een volledige aanpassing, op twee eenheden
na, van het contingent en de kandidaten.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Dat
klopt, maar het aantal gei¨nteresseerden voor de nieuwe
lichting doet toch vermoeden dat het nadien terug in
stijgende lijn zal evolueren en dat men opnieuw een
serieus overschot zou kunnen krijgen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de Mme Jose´e Lejeune a` la ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement sur
l'augmentation
de la prescription d'antide´presseurs, d'anxiolyti-
ques, etc. et le suivi psychologique ou psychiatrique
des consommateurs de ces me´dicaments
(n° 2254)</b>
Mondelinge vraag van mevrouw Jose´e Lejeune aan
de minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu over
de toename van de voor-
schriften voor antidepressiva, anxiolytica, enz. en de
psychologische en psychiatrische begeleiding van
de gebruikers van deze geneesmiddelen
(nr. 2254)
Mme Jose´e Lejeune (PRL FDF MCC) : Madame la
pre´sidente, madame la ministre, chers colle`gues, l'INAMI
a constate´ que la vente d'antide´presseurs avait triple´ en
Belgique en l'espace de dix ans. A mon sens, cet e´tat de
fait est plus qu'inquie´tant dans la mesure ou` un grand
nombre de ces me´dicaments pre´sentent des effets se-
condaires non ne´gligeables, comme une diminution
substantielle des re´flexes induisant un risque accru d'ac-
cidents sur la route ou au travail. De plus, le risque de
pharmacode´pendance est loin d'e^tre de´risoire. En outre,
le renouvellement des prescriptions de ces me´dicaments
est effectue´ de temps a` autre par des me´decins ge´ne´ra-
listes, sans pre´voir un suivi psychologique ou psychiatri-
que par des spe´cialistes en la matie`re. Sans cet appui,
les patients sous me´dicaments n'arrivent pas ou plus a`
re´soudre les proble`mes re´els induisant leur e´tat de´pres-
sif. Par conse´quent, les substances chimiques ne font
que masquer le ou les proble`me(s) sans y apporter une
ou plusieurs solutions durables permettant l'arre^t de la
prise des substances psychotropes.
10
HA 50
COM 255
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jose´e Lejeune
Mme la ministre pourrait-elle nous pre´ciser si des cam-
pagnes de sensibilisation au niveau des me´decins ge´ne´-
ralistes, d'une part, et des patients, d'autre part, ont de´ja`
e´te´ entreprises, mettant clairement en exergue les ris-
ques induits par l'utilisation de psychotropes ? Dans
l'affirmative, Mme la ministre peut-elle nous en donner
les re´sultats concrets. Dans le cas contraire, est-il envi-
sageable de mettre sur pied une telle campagne ?
Mme Magda Aelvoet, ministre : Madame la pre´sidente,
che`re colle`gue, vous venez de cerner parfaitement le
proble`me. Nous constatons aujourd'hui qu'environ 5% de
la population souffre de de´pression, soit environ un
demi-million d'habitants, ce qui est e´norme.
Les spe´cialistes estiment que dans l'ensemble de la
population, une personne sur quatre va pre´senter, a` un
certain moment de sa vie, un e´tat de´pressif grave.
Toutefois, on attire l'attention sur le fait qu'entre 80 et
90% des patients sont bien traite´s et en gue´rissent,
quoique... Il faut en effet signaler qu'apre`s une pe´riode
de six mois sans sympto^mes, le taux de re´cidive est
quand me^me important. Une fois qu'on a connu ce
proble`me, il peut resurgir a` tout instant.
Ces chiffres tre`s impressionnants soulignent l'importance
et la gravite´ de la de´pression et doivent nous inciter a`
conside´rer ce mal comme un proble`me grave de sante´,
qu'il convient de faire prendre en charge par des the´ra-
peutes compe´tents. Actuellement, les experts pensent
que la de´pression est souvent insuffisamment reconnue
et ne fait pas toujours l'objet d'un traitement ade´quat par
des me´dicaments re´ellement dote´s de proprie´te´s antide´-
pressives. Chaque me´dicament antide´presseur est dote´
d'un spectre de proprie´te´s spe´cifiques. Et bon nombre de
ces me´dicaments sont rembourse´s par l'INAMI.
Mais a` co^te´ des antide´presseurs, il y a e´galement
d'autres me´dicaments se´datifs, qui n'ont pas de pro-
prie´te´s antide´pressives et dont certains ont des effets
secondaires, comme une accoutumance, une de´pen-
dance, une diminution de concentration, etc. Ces der-
niers ne sont souvent pas rembourse´s par l'INAMI, mais
doivent faire l'objet d'une prescription me´dicale.
Mon administration diffuse depuis 1995 sur son site web
une information destine´e aux patients et aux me´decins,
relative a` la de´pression. Des actions ont e´te´ mene´es a`
l'attention du grand public en concertation avec la ligue
contre la de´pression pour encourager une reconnais-
sance pre´coce et une prise en charge optimale de cette
maladie.
La de´pression fait partie du top 20 des affections obser-
ve´es par les me´decins de famille. A ce titre, elle sera sans
aucun doute l'objet de nos pre´occupations.
Comme vous le savez, nous cre´ons une structure pour la
promotion de la qualite´ des soins de sante´. Une des
ta^ches de cette structure est de soutenir la re´daction et la
diffusion de recommandations de bonne pratique me´di-
cale. Ces recommandations de bonne pratique me´dicale
relatives a` la de´pression existent de´ja` dans d'autres pays
occidentaux. Il sera donc assez aise´ d'en reprendre
l'essentiel a` l'usage de notre pays.
Je suis certaine que le the`me du diagnostic et du
traitement de la de´pression fera l'objet d'une recomman-
dation qui sera diffuse´e par l'interme´diaire de la structure
fe´de´rale pour la promotion de la qualite´ aux me´decins et
a` leurs structures du
peer review.
J'attire votre attention sur le fait que le syste`me de
l'accre´ditation a de´ja` a` son actif de nombreuses initiati-
ves en matie`re de formation continue´e, portant notam-
ment sur ce the`me de la de´pression.
Le CBIP, Centre belge d'information pharmacothe´rapeu-
tique, qui est subsidie´ par mon de´partement diffuse
mensuellement a` tous les me´decins du pays un pe´riodi-
que, les fameuses
Folia Pharmacotherapeutica, qui
abordent tre`s re´gulie`rement toutes les questions relati-
ves a` la prescription et a` l'utilisation des psychotropes.
Depuis le de´but de l'anne´e 2000, plusieurs articles ont
de´ja` e´te´ consacre´s a` cette cate´gorie de me´dicaments.
Le CBIP publie e´galement annuellement le re´pertoire
commente´ des me´dicaments. On y retrouve, pour
l'anne´e 1999, une se´rie d'articles consacre´s a` cette
proble´matique.
Le Centre national de pharmacovigilance surveille les
effets inde´sirables des me´dicaments par les notifications
qui lui sont adresse´es par les praticiens nationaux, mais
aussi via une collaboration entre les centres au niveau
europe´en sous l'e´gide de l'Agence europe´enne d'e´valua-
tion des me´dicaments, situe´e a` Londres. Un syste`me de
collaboration existe aussi au niveau de l'OMS. Le centre
de pharmacovigilance communique mensuellement des
informations pertinentes aux praticiens, via une rubrique
des Folia.
La Commission de Transparence, institue´e aupre`s de
l'Inspection ge´ne´rale de la Pharmacie a e´galement e´dite´
des fiches de transparence consacre´es respectivement
aux hypnotiques et anxiolytiques, aux antide´presseurs,
aux neuroleptiques et antipsychotiques. Ces fiches four-
nissent des informations scientifiques objectives qui doi-
vent permettre aux praticiens de choisir les moyens
the´rapeutiques les plus rationnels.
Mme Jose´e Lejeune (PRL FDF MCC) : Madame la
pre´sidente, je me re´jouis de constater que la ministre
prend le proble`me au se´rieux et je la remercie pour sa
re´ponse.
HA 50
COM 255
11
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Question orale de Mme Maggy Yerna a` la ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publi-
que et de l'Environnement sur
l'article 54bis de
l'arre^te´ royal n° 78 du 10 novembre 1967 relatif a`
l'exercice de l'art de gue´rir
(n° 2263)</b>
Mondelinge vraag van mevrouw Maggy Yerna aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
artikel 54bis van het koninklijk
besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de
uitoefening van de geneeskunst
(nr. 2263)
Mme Maggy Yerna (PS) : Madame la pre´sidente, ma-
dame la ministre, chers colle`gues, ma question est
extre^mement ponctuelle et pre´cise. Elle porte sur le
dossier concernant les demandes introduites en vue de
be´ne´ficier des dispositions de l'article 54bis de l'arre^te´
royal n° 78 du 10 novembre 1967, relatif a` l'exercice de
l'art de gue´rir, de l'art infirmier, des professions parame´-
dicales et aux commissions me´dicales.
Pour rappel, l'objectif de ce texte e´tait de permettre aux
personnes qui ne satisfont pas aux conditions de quali-
fication pre´vues pour l'exercice de l'art infirmier, la pour-
suite de leur activite´ professionnelle dans certaines cir-
constances, avec toute la se´curite´ juridique requise pour
elles-me^mes et pour leurs employeurs.
Or, il faut bien admettre que jusqu'a` pre´sent, a` ma
connaissance, aucun be´ne´ficiaire des dispositions de
l'article 54bis n'a e´te´ informe´ de la suite donne´e a` sa
demande.
De`s lors, il y a lieu de s'interroger sur la raison de ce
retard.
Ne faudrait-il pas prendre des mesures pour faire aboutir
les demandes en attente ?
Ne serait-il pas e´galement temps de clarifier la situation
juridique des be´ne´ficiaires de l'article 54bis et de leurs
employeurs ?
Qu'en est-il enfin des demandes introduites en vue de
be´ne´ficier des dispositions de l'article 54ter ou de l'article
54quater puisqu'aucune mesure d'application n'a e´te´
prise a` ce jour ?
J'aimerais connai^tre votre position sur ce dossier, ma-
dame la ministre.
Mme Magda Aelvoet, ministre : Madame la pre´sidente,
madame Yerna, je dirais que pour une fois, je serais
heureuse que vous ayez tort. Le proble`me que vous
exposez existe bel et bien dans certaines provinces,
alors qu'il est inexistant dans d'autres. Nous pouvons
constater que les provinces d'Anvers, du Brabant fla-
mand, du Brabant wallon, de Flandre orientale et du
Limbourg se sont tout a` fait bien acquitte´es de leur
responsabilite´ : toutes les personnes concerne´es ont
rec¸u une re´ponse de la part des commissions provincia-
les compe´tentes. Pour ce qui est des provinces du
Hainaut et de Flandre occidentale, seule une partie des
de´cisions individuelles a e´te´ adresse´e; il n'y a donc qu'un
nombre limite´ de personnes qui ont obtenu une re´ponse.
Enfin, les provinces de Lie`ge, Luxembourg et Namur
sont - et le terme est un peu trop gentil, je pense - encore
incomple`tes. C'est donc probablement a` partir d'informa-
tions provenant de personnes vivant dans ces provinces
que vous avez eu connaissance du proble`me.
En re´ponse a` la demande que j'ai adresse´e a` mon
administration pour connai^tre les raisons de ce retard, on
me donne les e´le´ments suivants : d'abord, chaque dos-
sier a du^ faire l'objet d'un examen individuel par la
commission me´dicale sie´geant avec les membres infir-
miers qui sont des professionnels du terrain mais volon-
taires pour ce qui est de la participation aux travaux de la
commission provinciale; ensuite, certaines commissions
me´dicales sont extre^mement pauvres en personnel; et
enfin, du fait de l'autonomie des commissions me´dicales
en cette matie`re, les dossiers ont e´te´ traite´s soit par des
applications informatiques propres a` chacune d'entre
elles, soit sans application informatique, ce qui a com-
plique´ e´norme´ment la ta^che de rassemblement des
donne´es en une banque centrale a` partir de laquelle le
courrier pouvait e^tre traite´ en semi-automatique.
A mon sens, la situation juridique des be´ne´ficiaires des
droits acquis a` l'e´gard de leurs employeurs est claire. Elle
fait d'ailleurs l'objet de textes re´glementaires et de notes
explicatives. Une re´ponse rapide est indispensable, mais
l'absence de re´ponse ne remet pas en cause les droits
acquis. Si quiconque constate sur le terrain qu'il en est
autrement, que l'on signale par exemple a` ces personnes
qu'elles ont perdu leurs droits, je le prie instamment de
m'en informer afin que l'on puisse intervenir.
Quant a` l'article 54ter qui vise a` confe´rer les droits acquis
pour des parame´dicaux, en ce compris les kine´sithe´ra-
peutes, qui exerc¸aient leur activite´ avant la publication
des arre^te´s royaux qui de´terminent les qualifications, il ne
deviendra d'application que lorsque les modalite´s d'agre´-
ment auront e´te´ fixe´es par le Roi sur avis du Conseil
national des professions parame´dicales. L'arre^te´ royal
est en pre´paration.
Mme Maggy Yerna (PS) : Madame la pre´sidente, je
remercie la ministre. Je ne suis pas malheureuse de sa
re´ponse, me^me si elle met en e´vidence un certain
nombre de dysfonctionnements de commissions a` qui on
avait confie´ des missions extre^mement pre´cises. Je ne
vois pas tre`s bien comment influencer le travail, au-dela`
des pre´textes sur les moyens informatiques ou sur le
12
HA 50
COM 255
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Maggy Yerna
manque de personnel, mais je vais voir de mon co^te´ ce
qu'il est possible de faire. Je demanderai e´galement a` la
ministre d'essayer, dans les compe´tences qui sont les
siennes, et malgre´ l'autonomie relative de ces commis-
sions, de mettre fin a` une inse´curite´ juridique qui est de
mauvais aloi tant au niveau des personnes qu'au niveau
des employeurs. Si chacun fait un petit bout du chemin,
on devrait bien arriver au bout de ce
vieux dossier.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van mevrouw Frieda Brepoels aan
de minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu over
het controlebeleid van de
Eetwareninspectie en het verschil in aanpak in de
gewesten
(nr. 2275)
Question orale de Mme Frieda Brepoels a` la ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement sur
la politique de
contro
^ le de l'Inspection des Denre´es alimentaires et
l'approche diffe´rente selon les re´gions
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mevrouw de voor-
zitter, mevrouw de minister, naar aanleiding van uw
antwoord op een schriftelijke vraag wens ik een aantal
verduidelijkingen te krijgen. Ik heb de verslagen van de
Dioxinecommissie er nog eens op nagelezen, meer
bepaald de antwoorden van de inspecteur-directeur van
de Eetwareninspectie inzake het controlebeleid. Ik be-
spaar u de cijfers over het aantal controles dat jaarlijks
wordt
uitgevoerd.
Jaarlijks
worden
ongeveer
500
processen-verbaal opgesteld. Ik wens wat dieper in te
gaan op de procedure die wordt opgestart bij de vaststel-
ling van een inbreuk. Er wordt een proces-verbaal opge-
steld dat naar de juridische dienst wordt gestuurd. In
sommige gevallen wordt een administratieve boete op-
gelegd. Uit de uitspraken van de inspecteur-directeur kan
ik opmaken dat men bij voorkeur werkt met een systeem
van verwittigingen. Naar verluidt worden er jaarlijks dui-
zenden verwittigingen gegeven. Men stelt slechts een
proces-verbaal op als de problemen e´cht de pan uit
swingen. Uit de cijfers kan ik een aantal elementen
afleiden die, mijns inziens, getuigen van een weinig
efficie¨nte aanpak. De voorbije maanden werd u een
aantal keer geconfronteerd met weinig fraaie situaties die
onder meer door onderzoeken van Test Aankoop aan het
licht kwamen. De Eetwareninspectie trok slechts op
onderzoek uit na deze alarmerende berichten en kwam
meestal tot dezelfde bevindingen als de consumenten-
organisatie.
Mevrouw de minister, ik wens een zestal vragen te
stellen. Mijn eerste vraag heeft betrekking op de opsplit-
sing van de cijfers. U hebt me een opsplitsing per gewest
en per buitendienst bezorgd inzake de processen-
verbaal. U beweert dat een dergelijke opsplitsing niet
mogelijk is voor de inbreuken. Dat lijkt me niet erg
logisch. Als men een proces-verbaal opstelt weet men
immers welke inbreuk men heeft vastgesteld en in welk
gewest dit gebeurde. Kunt u dit toelichten ? De opdeling
per gewest gebeurt niet voor het totaal aantal processen-
verbaal maar alleen voor het proces-verbaal van vast-
stelling en niet voor de processen-verbaal van verhoor en
de administratieve processen-verbaal. Kunt u dit even-
eens toelichten ?
Uit de cijfers inzake de processen-verbaal kan ik vast-
stellen dat iets meer dan 80% ervan betrekking heeft op
overtredingen in Vlaanderen. Wallonie¨ en Brussel nemen
elk ongeveer 10% van het aantal processen-verbaal voor
hun rekening. Vlaanderen beschikt over ongeveer 45
controlerende ambtenaren en Wallonie¨ 28. Een snelle
berekening leert me dat een controleur in Vlaanderen
jaarlijks ongeveer 8 processen-verbaal opstelt. Zijn
Waalse collega doet dit slechts 1 tot 2 keer. Hebt u een
verklaring voor dit verschil in aanpak ? Zijn er objectief
vast te stellen factoren die dit verschil verklaren ? Zo ja,
welke ? Zo neen, waaraan kan het verschil dan wel
worden toegeschreven ?
In 1999 werden in 3 760 bedrijven inbreuken vastgesteld.
Er werden slechts 496 processen-verbaal opgesteld. Dit
komt overeen met 12% van het totaal aantal inbreuken.
Welke criteria worden gebruikt om een proces-verbaal op
te stellen ? Wie bepaalt de criteria ? In welke mate
worden de betrokken bedrijven verder opgevolgd ?
Wanneer men een bedrijf een verwittiging geeft, hoe
wordt zoiets opgevolgd ? Binnen welke termijn contro-
leert men of het bedrijf de verwittiging in acht genomen
heeft ? Geeft men hieraan prioriteit ?
Uit de cijfers voor bijvoorbeeld 1999 leid ik af dat in 90%
van de dossiers een administratieve boete wordt voorge-
steld. Wordt de overige 10% dossiers rechtstreeks aan
het parket doorgespeeld ? Indien niet, wat gebeurt daar-
mee ?
Mevrouw de minister, hebt u maatregelen genomen om
de seponering van de processen-verbaal door de juridi-
sche dienst ingevolge bei¨nvloeding, waarnaar de heer
Temmerman verwees, onmogelijk te maken ?
Binnen welke termijn moet de administratieve boete
worden betaald ? Men zegt immers dat de termijnen voor
heel wat boetes van de vorige jaren nog niet zijn verlo-
pen.
Hiermee kom ik tot mijn volgende vraag. Mevrouw de
minister, u hebt mij de cijfers bezorgd voor 1997, 1998,
1999 en de eerste vijf maanden 2000. Daaruit leid ik af
dat voor 1997 nog 45%, voor 1998 nog 61% en voor
1999 nog 75% van de dossiers hangende zijn. Ik vraag
HA 50
COM 255
13
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frieda Brepoels
mij dan of u als bevoegd minister van oordeel bent dat
deze inspectiediensten efficie¨nt optreden. Mocht dat toch
zo zijn, wat ik mij moeilijk kan inbeelden, wat denkt u dan
van het feit dat er bijvoorbeeld voor 1999 nog steeds
geen gevolg is gegeven aan 28% van het totaal van
processen-verbaal ? Wat denkt u hieraan te doen ?
Ongetwijfeld hoopt u dat het nieuwe federale agentschap
enig soelaas kan brengen, maar feit blijft dat het pro-
bleem niet van vandaag is. Ik heb toevallig nog een
krantenartikel van 1991 waarin men een evaluatie geeft
van de situatie tussen 1987 tot en met 1990. Toen al
noteerde men dezelfde cijfers als vandaag, mevrouw de
minister. Welk opvolgingsbeleid heeft de Eetwaren-
inspectie de voorbije jaren dan wel niet gevoerd ?
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, me-
vrouw Brepoels, mijn administratie heeft mij meegedeeld
dat het onmogelijk was in zo'n kort tijdbestek de gege-
vens in verband met de eerste twee vragen te verzame-
len, want dat vergt enig opzoekingswerk. Ik verbind er mij
wel toe ze, zodra ik ze ter beschikking heb, u schriftelijk
of mondeling door te spelen.
Mevrouw Brepoels, u had het over de verschillende
aanpak in Vlaanderen, Brussel en Wallonie¨ en u vroeg
zich af of er u¨berhaupt objectieve parameters zijn die dit
verklaren. Men heeft mij gewezen op twee elementen die
een objectieve rol spelen. Ten eerste, 80% van de
industrie¨le
voedingsbedrijven
en
de
KMO-
voedingsbedrijven bevindt zich in Vlaanderen. Er is dus
een veel groter Vlaams aandeel dan wat men uit de
bevolkingscijfers zou kunnen afleiden. Ten tweede bevin-
den ook de groente- en fruitveilingen zich nagenoeg
exclusief in Vlaanderen en uitgerekend de residucontrole
op groente en fruit onder andere op de veilingen vormt
een prioriteit van de Eetwareninspectie.
Overschrijdingen van de toegelaten normen of de aan-
wezigheid van verboden bestrijdingsmiddelen maken
een groot deel uit van het aantal vastgestelde inbreuken.
Bij het controlebeleid van de Algemene Eetwaren-
inspectie wordt voorrang gegeven aan de hygie¨ne-
wetgeving en aan de residuwetgeving. De residu-
wetgeving vraagt veel meer aandacht aan Vlaamse zijde,
terwijl de hygie¨newetgeving van toepassing is op de
horecazaken, die over het ganse land zijn verdeeld. Voor
de controle in de horecazaken is er min of meer een
vergelijkbaar werkvolume voor de Franstalige en voor de
Nederlandstalige inspecteurs.
Men signaleert mij dat de Franstalige inspecteurs en
controleurs meer de nadruk leggen op verwittiging dan
direct over te gaan van het opmaken van een proces-
verbaal.
Uw
vierde
vraag
behandelde
de
opstelling
van
processen-verbaal. Er wordt altijd en onverbiddelijk een
proces-verbaal opgesteld als schadelijke of vervalste
producten worden gevonden. Bij alle andere inbreuken -
deze vormen de meerderheid - wordt meestal eerst
overgegaan tot het geven van een mondelinge of een
schriftelijke verwittiging. Alleen indien hieraan geen ge-
volg wordt gegeven, wordt overgegaan tot het opstellen
van een proces-verbaal. Wanneer een verwittiging wordt
gegeven aan een bedrijf dat in overtreding is, bepaalt de
inspecteur de termijn waarbinnen aan de overtredingen
een einde moet zijn gemaakt. Dan gaat men opnieuw na
hoever men ermee staat.
De heer Brouns stelde de vraag wat zich had afgespeeld
met de tabaksreglementering in de horeca. Men heeft
toen kunnen vaststellen dat het voor de tweede maal ter
plaatse gaan zeer doeltreffend is. Als men weet dat men
zal worden gecontroleerd, dan blijven slechts 3% van de
zaken niet in orde met de wetten en reglementen.
Controle is absoluut nodig. Daarvan ben ik ten volle
overtuigd.
Als de inspecteur oordeelt dat binnen de aangegeven
termijn geen verbetering kon worden vastgesteld, dan
gaat men normaal gezien over tot het opstellen van een
proces-verbaal. Dat daarin persoonlijke appreciatie en
stijl een rol spelen kan wellicht niet worden ontkend.
Als vijfde punt werd de vraag gesteld welke processen-
verbaal niet in aanmerking komen voor een voorstel van
administratieve boete. In feite kan het hier maar gaan
over twee soorten situaties.
De eerste situatie doet zich voor ingeval er geen over-
treding is. Het gebeurt dat een fout die bij een eerste
controle werd vastgesteld bij een tweede controle anders
blijkt te zijn dan wat men eerst meende te hebben
vastgesteld. Soms worden fouten gemaakt in de vaststel-
ling, die dan uiteraard niet leiden tot het opleggen van
een administratieve boete.
De tweede situatie doet zich voor ingeval de inbreuk te
gewichtig is. Daar wordt het volledige dossier naar de
procureur des Konings doorgestuurd omdat in dat geval
een gerechtelijke uitspraak moet volgen. Op het niveau
van de juridische dienst zelf worden processen-verbaal
als dusdanig nooit geseponeerd. Ofwel wordt een boete
voorgesteld, ofwel gaat het dossier naar het parket. Het
zijn de enige mogelijkheden.
Slechts als de tegenanalyse conform is en er dus geen
overtreding kon worden vastgesteld, wordt het dossier
geklasseerd. Seponeren is een daad die alleen door het
parket kan worden gesteld en niet door de administratie.
Het voorstel van betaling wordt samen met een
overschrijvingsformulier per aangetekende brief aan de
overtreder gestuurd. Vanaf de datum van verzending van
de aangetekende brief heeft hij drie maanden tijd om de
boete te betalen. Ingeval een dossier naar het parket
wordt doorgestuurd, wordt de juridische dienst in het
14
HA 50
COM 255
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
algemeen, maar zeker niet altijd, door het parket van de
uiteindelijke beslissing op de hoogte gebracht. Dat is dus
ook een element dat speelt. Als men niet op de hoogte
gebracht wordt van de beslissing, kan men de zaak niet
registreren op het niveau van de administratie.
Een ander probleem is en blijft de snelheid, of beter
gezegd de traagheid, van de behandeling van de dos-
siers door het parket. Geen enkele minister heeft daar
rechtstreeks greep op. Dit heeft dus te maken met het
globale probleem van juridische achterstand waar al vele
jaren - en terecht - over geklaagd wordt in Belgie¨. Er is
een te grote juridische achterstand. Op het niveau van de
regering zijn er een aantal maatregelen genomen om die
achterstand in te lopen. Ik beschik daarvoor echter niet
over een specifiek machtsinstrument.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mevrouw de minis-
ter, ik heb toch enkele vaststellingen gedaan. De objec-
tieve redenen die u hebt aangehaald, zijn voor een groot
deel terecht. Ik vraag mij wel af waarom het aantal
controleurs niet in overeenstemming gebracht wordt met
het aantal processen-verbaal.
Daarnaast hebt u gezegd dat er persoonlijke appreciatie
kan spelen. Algemeen hebt u ook vastgesteld dat de
Franstalige controleurs vaker een verwittiging geven dan
een proces-verbaal. Als men op dit ogenblik wil spreken
van een federaal beleid inzake Volksgezondheid, neem
ik aan dat er geen afwijkingen mogen aangetroffen
worden in de beide landsgedeelten. Het beleid zou een
aantal richtlijnen moeten meegeven.
Ten slotte zegt u dat alleen parketten kunnen seponeren.
Ik heb hier het antwoord van de heer Temmerman op een
vraag van de heer Vanvelthoven in de Dioxinecommissie.
De heer Brouns was daar zeker ook aanwezig, want hij
wordt ook geciteerd. De heer Temmerman zegt :
Het
proces-verbaal wordt overgemaakt aan de juridische
dienst. Het is al gebeurd dat er door interacties geen
gevolg werd gegeven aan een proces-verbaal. Ik spreek
mij niet uit over de aard van de interacties. Er kunnen
tussenkomsten zijn of verdedigingsbrieven en om die
redenen werden er al processen-verbaal geseponeerd.
Dit ressorteert onder de verantwoordelijkheid van de
juridische dienst en het is aan hen om uit te maken of de
interactie al dan niet gerechtvaardigd was. Ik spreek mij
daar niet over uit
. Dit gaat toch duidelijk over de
juridische dienst van het ministerie van Volksgezondheid
en niet over de parketten als zodanig. Ik had gehoopt dat
u daar conclusies uit zou trekken voor de werking van de
diensten.
Minister Magda Aelvoet : Ik heb dit antwoord met de
heer Temmerman bekeken.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Dan mag u hem
misschien nog eens confronteren met zijn uitspraken.
Het staat hier zwart op wit in de verslagen van de
Dioxinecommissie. De heer Vanhoutte was daar trou-
wens ook bij aanwezig.
Minister Magda Aelvoet : Ik zal zeker samen met de
administraties bekijken hoe zij de verschillende wijzen
van optreden zelf beoordelen. U hebt gelijk. Als er een
federaal beleid is, moet het ook federaal worden toege-
past. Ik hanteer zeker geen dubbele norm, in welke
richting dan ook.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Hubert Brouns aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
de invulling van de bijzondere
beroepstitel intensieve zorg en spoedgevallen voor
gebrevetteerde verpleegkundigen
(nr. 2285)
Question orale de M. Hubert Brouns a` la ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publi-
que et de l'Environnement sur
la de´finition le´gale du
titre professionnel en soins intensifs et en soins
d'urgence pour les infirmiers(e`res) brevete´(e)s
De heer Hubert Brouns (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, het is reeds enige tijd
windstil rond de hervormingen in de verpleegkunde, in
tegenstelling tot de eindperiode van de vorige legislatuur,
zoals men in de Handelingen kan nalezen. De vorige
minister werd herhaaldelijk bestookt met vragen inzake
de hervormingen in de verpleegkunde. Op dit moment
blijkt er een groot vertrouwen in de efficie¨nte aanpak te
zijn. Het is zelfs windstil vanuit de hoek van de grootste
pleitbezorger van dit dossier, met name de huidige
voorzitter van de commissie voor de Sociale Zaken, de
heer Wauters. Hij is blijkbaar ook gerustgesteld.
De vraag is natuurlijk of wij gerustgesteld mogen zijn ?
Gaat alles goed ? Betekent geen nieuw, goed nieuws ?
Als er geen nieuws is, zou dit ook slecht nieuws kunnen
betekenen. Het sociaal akkoord dat werd gesloten heeft
alleszins tot een beslissing inzake het behoud van de
A2-opleiding geleid. Dat is een goede zaak waar wij
achter stonden. Pas afgestudeerde verpleegkundigen
weten waar ze aan toe zijn. Een aantal beroepsactieve
verpleegkundigen hebben echter nog een aantal vragen.
Ze worden deels in het ongewisse gelaten. Ik geef een
voorbeeld. Gebrevetteerde verpleegkundigen kunnen
sinds 2 juli 1999 bijzondere beroepstitels halen in onder
meer de intensieve zorg of spoedgevallen. De vraag is op
welke manier zij deze beroepstitel kunnen bekomen ?
Ondanks het feit dat de Nationale Raad voor Verpleeg-
HA 50
COM 255
15
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Hubert Brouns
kunde al geruime tijd voorwaarden terzake heeft uitge-
werkt, werden deze tot op heden niet wettelijk vastge-
legd. Ik heb inzake deze problematiek een aantal
concrete vragen, mevrouw de minister.
Ten eerste, klopt het dat de beslissing in het sociaal
akkoord om de bijzondere beroepstitels te vervangen
door bijzondere beroepsbekwaamheden ingaat tegen het
advies van de Nationale Raad voor Verpleegkunde ?
Had deze raad niet aanbevolen om de wirwar van
beroepstitels en beroepsbekwaamheden te doorbreken
door alleen de term beroepstitels te hanteren ? Zo ja,
waarom heeft men het advies van de raad dan niet
gevolgd ?
Ten tweede, waarom zijn de criteria voor de aanvraag
door gebrevetteerde verpleegkundigen van de bijzon-
dere beroepstitel van intensieve zorg en spoedgevallen
nog niet wettelijk vastgelegd ? Op welke termijn mogen
we deze regeling verwachten ?
Ten derde, krijgen ook de gebrevetteerde verpleegkun-
digen en de werkgevers duidelijkheid ? Zal u de criteria
die de Nationale Raad voor Verpleegkunde reeds heeft
uitgewerkt, overnemen ? Zo ja, welke zijn deze voor-
waarden precies ? Zo neen, hebt u de raad om een
nieuw advies gevraagd ?
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, mijn-
heer Brouns, vooraleer ik op uw vragen inga, wil ik enige
informatie geven over het totaalpakket waartoe op 1
maart werd beslist. Het is immers belangrijk voor de
commissie om te weten hoe het dossier evolueert.
Ten eerste, wat de opleiding verpleegkunde betreft, met
het instandhouden van de twee vormen en de bruggen
die er eventueel tussen zullen komen, is een protocol-
akkoord bereikt. Het is intussen ondertekend.
Ten tweede was er de vorming van zeshonderd mensen
die op dit ogenblik niet als verpleegkundige werken maar
als verzorgende of in een andere functie in of rond het
ziekenhuis actief zijn. Terzake was beslist dat de fondsen
van de sociale Maribel mochten worden ingezet om een
contingent van zeshonderd mensen een versnelde oplei-
ding te geven. Die procedure is helemaal afgerond. Er
zijn op dit ogenblik al meer dan negenhonderd aanvra-
gen binnen voor de zeshonderd plaatsen die ter beschik-
king worden gesteld. Dat is een zeer goede evolutie.
Misschien is het daarom wel windstil.
Ten derde is er de opvang van de herintreders. We
hadden bepaald dat er op het niveau van elk ziekenhuis
twee halftijdse equivalenten mochten komen om de
opvang van beginners of herintreders te organiseren.
Men stelde immers vast dat mensen die pas begonnen
dikwijls afhaakten door onder andere een gebrek aan
opvangmogelijkheden. Dit verschijnt eerstdaags.
Ten vierde wou men het beroep van verpleegkundige een
positiever imago geven. We hebben een bescheiden
inspanning gedaan door het organiseren van een pers-
conferentie ter gelegenheid van de Internationale Dag
van de verpleegkunde. Als mijn geheugen mij niet in de
steek laat, is dit de geboortedag van mevrouw Nightin-
gale. Het belangrijkste werk op dit vlak moet echter
uiteraard door de betrokkenen zelf worden gedaan. De
sociale partners hebben dat zelf ook gevraagd. De
werkzaamheden hieromtrent zijn aan de gang. Onder
ons gezegd en niet gezwegen, zij zijn daar wel wat laat
mee begonnen. Normaal had dit voor de vakantie moe-
ten kunnen gebeuren zodat ook dit een positieve impact
kon hebben.
Mijnheer Brouns, uw eerste vraag was waarom ik het
advies van de Nationale Raad niet heb gevolgd. In
verband met het instandhouden van de twee opleidingen
heb ik het advies van de Nationale Raad ook niet
gevolgd. Zij wilden slechts een enkele opleiding behou-
den. Ik meen dat het belangrijk is een advies goed te
analyseren en de argumenten die het bevat zeker af te
wegen. Het kan echter niet dat men als minister automa-
tisch verplicht is om alle adviezen van a tot z op te
volgen. In dit geval was het zeer duidelijk dat bij de keuze
voor het behouden van een enkele opleidingsvorm er
een relatief corporatistische tendens had gewerkt binnen
de Nationale Raad. Ik meen dat het beleid de kans moet
hebben om daar enigszins afstand van te nemen.
Wat deze kwestie betreft, hebben we in het sociaal
akkoord met betrekking tot de opleiding verpleegkunde
de hele context opnieuw willen aanpakken. Er werd voor
gekozen - ook tegen het advies van de Nationale Raad
in - om de opleiding van gediplomeerde verpleegkundi-
gen te laten voortbestaan. Ten tweede werd de mogelijk-
heid gecree¨erd om via een brug als gediplomeerde ook
het diploma van gegradueerde verpleegkundige te halen.
Ten derde werd ervoor gekozen om in de toekomst alleen
te werken met de titulatuur
bijzondere beroeps-
bekwaamheid
. Dat is overigens ook correct Nederlands,
wat van
bijzondere bekwaming niet kan worden ge-
zegd. Dat is echter puur taalkundig. Wij hebben het
advies daarmee inderdaad niet geheel opgevolgd, in die
mate dat zij opteerden voor de terminologie
bijzondere
beroepstitel
.
Zij hebben een positief advies gegeven om in de toe-
komst niet langer twee termen te gebruiken. Hierin
komen wij hen wel tegemoet. Wij gebruiken alleen nog de
term
bijzondere beroepsbekwaamheid.
Ten tweede, de terminologie zelf
bijzondere beroeps-
bekwaamheid
is gedurende het sociale overleg vrij
uitgebreid ter sprake gekomen. Wij hebben kunnen vast-
stellen dat men nog sterk vasthield aan de oude catego-
riee¨n. Een gediplomeerde verpleegkundige kan een bij-
16
HA 50
COM 255
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
zondere
beroepsbekwaamheid
halen
terwijl
een
gegradueerde verpleegkundige een bijzondere beroeps-
titel kan halen. Wij stappen nu in een andere logica. Het
is om die reden dan ook nodig het geheel een beetje
anders aan te pakken.
Het komt er eigenlijk op neer dat verpleegkundigen
enerzijds, een ervaring van vijf jaar - expertise in een of
ander domein - moeten hebben en anderzijds, een
bijkomende opleiding moeten volgen in het kader van de
permanente vorming. Volgens ons leidt dit ook naar een
betere kwaliteitsgarantie. Het volgen van een bijkomende
vorming betekent nog niet dat men voldoende ervaring
heeft. Beide criteria - ervaring en bijkomende vorming -
vormen de basis voor het behalen van een bijzondere
bekwaamheid. In de toekomst zal dit dan ook leiden tot
een betere functiedifferentiatie in de verpleegkunde.
De criteria voor de aanvraag van de bijzondere beroeps-
titel intensieve zorg en spoedgevallen zijn nog niet dui-
delijk bepaald. Dit is trouwens de enige uitzondering die
men nog in stand heeft gehouden. Oorspronkelijk was
het absoluut niet de bedoeling om de bijzondere
beroepstitel te verlenen aan de gebrevetteerde verpleeg-
kundige. Het koninklijk besluit terzake is op 2 juli 1999
verschenen en het moet in de nieuwe visie worden
ingepast.
Om een consistent beleid te kunnen volgen, is het nodig
eerst het koninklijk besluit nummer 78 en vervolgens het
koninklijk besluit van 1994 aan te passen door de woor-
den
beroepstitel en beroepsbekwaming te vervangen
door
bijzondere beroepsbekwaamheid. Pas dan kun-
nen we overgaan tot de vastlegging van het definitieve
koninklijk besluit. Wij hopen dit tegen het einde van dit
jaar te kunnen realiseren na overleg met en na advies
van de bevoegde instanties.
Met betrekking tot de criteria zullen we de Nationale
Raad een nieuw advies vragen. We zullen ook vragen of
zij van oordeel zijn dat de criteria die zij destijds hebben
geformuleerd, kunnen worden behouden.
De heer Hubert Brouns (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
ik dank de minister uiteraard voor het uitvoerig antwoord
dat heel wat duidelijkheid verschaft. Mevrouw de minis-
ter, ik heb alleen moeten vaststellen dat het nog een tijd
zal duren vooraleer de koninklijke besluiten zijn aange-
past. Ondertussen kunt u misschien duidelijkheid cree¨ren
door middel van een rondzendbrief. U weet ook dat het
nog een half jaar of zelfs langer zal duren vooraleer alles
in orde is. Men kan de mensen via dit antwoord mis-
schien op de hoogte brengen van de criteria.
Minister Magda Aelvoet : Naar aanleiding van een stu-
diedag in Limburg heb ik die zaken al eens duidelijk op
een rijtje gezet. Misschien is het een goed idee om die
informatie eens door te spelen aan de verschillende
scholen voor verpleegkundigen.
Mevrouw
Anne-Mie
Descheemaeker
(AGALEV-
ECOLO) : Mevrouw de minister, ik meen dat er een
meningsverschil kan bestaan over de vraag of deze
maatregel alleen geldt voor degenen die fulltime zijn
tewerkgesteld of ook voor degenen die parttime zijn
tewerkgesteld.
Minister Magda Aelvoet : Terzake werd nooit enig onder-
scheid gemaakt tussen beide groepen.
Mevrouw
Anne-Mie
Descheemaeker
(AGALEV-
ECOLO) : Voor de ervaring ?
Minister Magda Aelvoet : Ja.
Mevrouw
Anne-Mie
Descheemaeker
(AGALEV-
ECOLO) : Nochtans worden mensen om die reden ge-
weigerd.
Minister Magda Aelvoet : Ik heb daarover nooit enig
document gezien.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Peter Vanhoutte aan
de minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu over
de sancties ten aanzien van
dokter Destickere
(nr. 2288)
Question orale de M. Peter Vanhoutte a` la ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publi-
que et de l'Environnement sur
les sanctions a` l'e´-
gard du docteur Destickere
De heer Peter Vanhoutte (AGALEV-ECOLO) : Mevrouw
de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik was
aangenaam verrast te merken dat het eindrapport van de
Dioxinecommissie nog geen stille dood is gestorven,
alvast niet in deze commissie.
In verband met het eindrapport lijkt het mij nu, kort voor
het reces, een geschikt moment om nog eens te herin-
neren aan de slotconclusies waarin een aantal verant-
woordelijkheden werden afgebakend. Voornamelijk ten
aanzien van dokter Destickere werden ernstige tekortko-
mingen vastgesteld in de uitoefening van de functie.
Hebben deze conclusies geleid tot een intern onderzoek
binnen het IVK ? Werden er ten aanzien van dokter
Destickere sancties getroffen ingevolge het onderzoek ?
Indien dat gebeurde, om welke sancties gaat het dan ?
Staan zij dan in verhouding tot de door de commissie
vastgestelde tekortkomingen ?
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, mijn-
heer Vanhoutte, naar aanleiding van de conclusies van
de Dioxinecommissie werd ik hierover al eens onder-
HA 50
COM 255
17
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
vraagd door de heren Tant en Annemans. Ik heb het IVK
inderdaad de vraag voorgelegd om naar aanleiding van
de conclusies van de Dioxinecommissie een onderzoek
in te stellen. Dat is ook gebeurd. Die procedure werd
gestart in toepassing van het koninklijk besluit van 7
oktober 1937. Met dit heel oude koninklijk besluit wordt
het statuut van het personeel geregeld. Het interne
onderzoek heeft geresulteerd in het formuleren van een
voorlopig voorstel van tuchtstraf, met name de straf van
de terechtwijzing. Dat werd bevestigd door de directie-
raad op 22 mei 2000. Een goede week geleden ontving
ik een document met de gedetailleerde beschrijving van
de bespreking van dit onderzoek door de directieraad
van het IVK. Daarbij hoorde ook het voorstel om dokter
Destickere de tuchtstraf van terechtwijzing op te leggen.
Mij als verantwoordelijk minister werd gevraagd deze
beslissing te bekrachtigen. Vorige vrijdag heb ik het
document gelezen met de ontwerpbrief en ik heb de
beslissing bekrachtigd.
De heer Peter Vanhoutte (AGALEV-ECOLO) : Mevrouw
de minister, het is niet onbelangrijk dat de conclusies van
de onderzoekscommissie inzake dioxine een waardig
vervolg krijgen en dat er iets mee gebeurt. Het is goed
dat er een onderzoek naar de verantwoordelijkheden
werd gevoerd door het IVK en dat daaruit besluiten
werden getrokken. Ik hoop dat dit ook een vervolg krijgt
bij het installeren van het nieuwe agentschap en dat een
aantal aanbevelingen van de onderzoekscommissie nog
een waardig vervolg zullen krijgen volgend jaar.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Justitie over
de mogelijke verruiming
van het Nederlandse gedoogbeleid
(nr. 2258)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leef-
milieu)
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre de la
Justice sur
l'e´ventuelle extension de la politique de
tole´rance aux Pays-Bas
(La re´ponse sera donne´e par la ministre de la Protec-
tion de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement)
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, mijn vraag heeft betrek-
king op hetgeen in het Nederlandse Parlement is ge-
beurd. Ik bedoel de zeer nipt aangenomen aanbeveling
aan de regering door het parlement om de gemeenten de
mogelijkheid te geven afspraken te maken met de ver-
delers van hasj over de productie en de levering aan
coffee shops. Er was ook de nota
het pad naar de
achterdeur
waarin de Nederlandse regering zeer uit-
drukkelijk had gesteld dat dit denkspoor absoluut niet kon
en dat een aantal verdragen dit ook niet toeliet.
De evaluatie van het Nederlandse gedoogbeleid leidt tot
de onverbiddelijke logica dat u de distributie moet gaan
reglementeren, waardoor u in een uitzichtloze spiraal
terechtkomt waarin u ook de dealers moet gedogen.
We kennen allemaal de toestand in Belgie¨. De regering
heeft het drugsbeleid met enkele tussenfasen verscho-
ven naar november en uit het veiligheidsplan gelicht.
Wanneer de Nederlandse regering echter een dergelijke
vraag van het parlement krijgt en wetend wat de reactie
was van de Nederlandse minister van Justitie, is het
belangrijk te weten hoe de andere Europese landen
daarop reageren.
De vraag is niet academisch. De Nederlandse minister
van Justitie riep dit argument in om alvast duidelijk te
maken dat hij niet van plan was om deze aanbevelingen
zomaar, zonder slag of stoot, uit te voeren, vanuit de
vrees voor de reactie van de andere landen. Dat is ook in
Nederland heel uitdrukkelijk gezegd.
Ik had mijn vraag uiteraard gericht tot de minister van
Justitie. Ik wou immers graag vernemen wat de reactie
van de Belgische regering was op dit Nederlandse poli-
tieke feit, wetende dat men daarover in Europese context
spreekt en dat er ook verdragen zijn die alle Europese
landen binden. Het dus niet zomaar even wachten op wat
er in Nederland gebeurt. In het kader van de diplomatieke
en andere contacten geeft men daarover uiteraard zijn
mening te kennen zoals de Nederlanders dat gedaan
hebben op het moment dat hier in Belgie¨ het debat werd
gevoerd.
Mijn vragen waren dus gericht tot de minister van Justitie.
Vreemd genoeg heeft de minister van Justitie mijn vragen
echter naar deze commissie verwezen. Ik veronderstel
dat dit werd gedaan omdat u de voorzitter bent van de
werkgroep die het drugsbeleid uittekent. Ik zie niet goed
in wat het verband is tussen de commissie voor de
Volksgezondheid en mijn vragen die handelen over de
strijdigheid met internationale verdragen.
Mevrouw de minister, zult u de Nederlandse collega van
Justitie aanspreken in verband met deze motie ? Gaat
men informeren naar de intenties van de Nederlandse
regering ? Mijn volgende vraag is louter formeel en heeft
niets te maken met een mogelijk Belgisch drugbeleid in
wording. Is deze aanbeveling van het Nederlandse Par-
lement, na de inschatting van de Belgische regering,
formeel in strijd met het Schengen-akkoord dat de part-
ners op dit vlak zeer uitdrukkelijk bindt ?
18
HA 50
COM 255
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jo Vandeurzen
Wij moeten inzake het bezit van verdovende middelen,
cannabis inbegrepen, alle maatregelen treffen die nodig
zijn om de sluikhandel in deze stoffen tegen te gaan en
dit met inachtneming van alle bestaande verdragen.
Verder zijn er een aantal bepalingen van het Schengen-
akkoord en een aantal bepalingen tot het enkelvoudig
verdrag inzake verdovende middelen. Ook de Neder-
landse regering schijnt te beseffen dat dit echt over de
grens gaat. Vindt u ook dat dit een brug te ver is en dat,
indien de Nederlandse regering het parlement daarin zou
volgen, Nederland zich dan in een moeilijke internatio-
nale positie zou bevinden ? Is het volgens u mogelijk dat
een lidstaat de verkoop en teelt van cannabis kan
regelen, gelet op de juridische verdragen die ons bin-
den ?
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, mijn-
heer Vandeurzen, iedereen die de drugsproblematiek
volgt weet wat de minister van Justitie gezegd heeft. Hij
verklaarde publiekelijk dat hij die motie van het parlement
onuitvoerbaar acht. Hij voegde daaraan toe dat hij die
zaak aan de Ministerraad zal voorleggen.
Het lijkt mij onmogelijk om als Belgisch minister de
intenties te vragen van de Ministerraad, voordat die
Ministerraad zich uitgesproken heeft. Die Nederlandse
Ministerraad zal zich uitspreken en dan weten we het
meteen. Ik ga in geen geval op voorhand naar hun
intenties vragen, want dan zou ik alle verschillende
ministers moeten opbellen, maar ik denk dat het wel
relatief snel zal behandeld worden.
Uw tweede vraag was of een lidstaat de teelt en de
verkoop van cannabis kan reguleren. Daarvoor wil ik
verwijzen naar een artikel van mevrouw Gilain en de heer
Marchand van de ULB, dat precies als titel draagt :
La
re´glementation du cannabis a` la lumie`re des conventions
internationales.
Het is verschenen in de publicatie Het
drugsbeleid in Belgie¨, actuele ontwikkelingen van 1998
,
onder de redactie van Brice De Ruyver en anderen. De
auteurs gaan na of een regulering van cannabis verenig-
baar is met het Schengen-akkoord en met de internatio-
nale verdragen van de VN. Zij beweren dat de reglemen-
tering van cannabis verenigbaar is met het Schengen-
akkoord maar ook dat ze niet verenigbaar is met het
enkelvoudig VN-verdrag van 1961 en het VN-verdrag
van 1998, tenzij men bepaalde passages uit die verdra-
gen zeer ruim interpreteert. Tot slot wijzen zij op diverse
mogelijkheden die een staat heeft indien die staat can-
nabis zou willen reglementeren.
Ik verwijs ook naar het verslag van de werkgroep-drugs,
waarvan u zelf deel uitmaakte. De heer Dubrulle,
directeur-generaal van de administratie van de straf-
wetgeving en van de rechten van de mens gaf er te
kennen - u kunt zijn verklaringen terugvinden op de
pagina's 691 tot 718 - dat de VN-verdragen en het
Schengen-akkoord niet verenigbaar zouden zijn met een
reglementering van cannabis. U merkt dus dat er, wat het
Schengen-akkoord aangaat, verschillende interpretaties
zijn.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mevrouw de minister, ik
dank u voor uw antwoord. Ik begrijp uiteraard uw argu-
ment dat u niet naar een intentie kunt polsen. Toen het
echter over Oostenrijk ging gaf de Belgische regering, in
zeker opzicht zelfs terecht, vele schoten voor de boeg,
hoewel er in Oostenrijk u¨berhaupt nog geen regering was
gevormd. Ik merk ook uit de houding van Nederland dat
men zeer beducht is voor internationale reacties. De
Nederlandse diplomaten hebben de Belgen gecontac-
teerd, zelfs voor het standpunt van de werkgroep-drugs
was geformaliseerd. Bijgevolg lijkt het mij normaal dat
men op bepaalde diplomatieke niveaus zijn verontrusting
uit over bepaalde evoluties. De Nederlanders verwach-
ten dat alleszins, vooral gezien het Franse EU-
voorzitterschap. De regering is met deze stelling hele-
maal niet gelukkig. Het is dus geen correct argument. Ik
denk dat het wel mogelijk is om duidelijk te laten aanvoe-
len wat de reactie in het buitenland, meer bepaald in een
buurland, zou zijn. De gevoerde politiek zal immers een
invloed hebben op de grensregio's. In die zin meen ik dus
dat u kunt reageren.
U haalt een artikel aan van twee Franstalige professoren.
Deelt u hun zienswijze of is uw stelling dat een reglemen-
tering van cannabis niet verenigbaar is met het
Schengen-akkoord ? Juristen kunnen daarover van me-
ning verschillen, maar een minister moet een positie
innemen. Bent u van oordeel dat het kan volgens het
Schengen-akkoord of bent u van oordeel dat het niet
kan ?
Minister Magda Aelvoet : Deze kwestie zal worden
getrancheerd in de Ministerraad. Dat zal gebeuren in de
maand november.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Daaruit leid ik in alle
objectiviteit af dat u het minstens bespreekbaar acht dat
volgens het Schengen-akkoord een reglementering van
cannabis mogelijk is.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 16.15 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 16.15 heures.
HA 50
COM 255
19
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000