B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
F
INANCIE
¨ N
EN DE
B
EGROTING
COMMISSION DES
F
INANCES
ET DU
B
UDGET
VAN
DU
04-07-2000
04-07-2000
HA 50
COM 252
HA 50
COM 252
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 252
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 4 juli 2000
COMMISSIE VOOR DE FINANCIE
¨ N EN DE BEGRO-
TING - COM 252
Mondelinge vraag van de heer Jef Tavernier aan de
minister van Financie¨n over
de schuldenlast van Congo
(nr. 2222)
5
sprekers : Jef Tavernier, voorzitter van de AGALEV-
ECOLO-fractie, Didier Reynders, minister van Finan-
cie¨n
Mondelinge vraag van de heer Andre´ Fre´de´ric aan de
minister van Financie¨n over
de maatregelen om twijfel-
achtige praktijken tegen te gaan van bepaalde VZW's, die
genieten van fiscaal aftrekbare giften
(nr. 2237)
6
sprekers : Andre´ Fre´de´ric, Didier Reynders, minister
van Financie¨n
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Financie¨n over
de fiscale behandeling van
de verplichte partijbijdragen van ministers en bestendig
afgevaardigden
(nr. 2251)
7
sprekers : Yves Leterme, Didier Reynders, minister
van Financie¨n
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Financie¨n over
de personeelsbezetting van
het ministerie van Financie¨n
(nr. 2264)
8
sprekers : Yves Leterme, Didier Reynders, minister
van Financie¨n
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Financie¨n over
de stijgende olieprijzen
(nr. 2265)
10
sprekers : Yves Leterme, Didier Reynders, minister
van Financie¨n
Mondelinge vraag van de heer Jef Tavernier aan de
minister van Financie¨n over
de schuldverlichting van de
armste landen
(nr. 2269)
13
sprekers : Jef Tavernier, voorzitter van de AGALEV-
ECOLO-fractie, Didier Reynders, minister van Finan-
cie¨n
Mondelinge vraag van mevrouw Marie-The´re`se Coenen
aan de minister van Financie¨n over
de toepassing van de
wet van 1 maart 2000 tot wijziging van een aantal bepa-
lingen betreffende de Belgische nationaliteit
(nr. 2109)
14
sprekers : Marie-The´re`se Coenen, Didier Reynders,
minister van Financie¨n
Interpellatie van de heer Jean-Pol Poncelet tot de minister
van Financie¨n over
het voorontwerp van decreet van de
Vlaamse regering tot instelling van een forfaitaire
belastingvermindering
(nr. 448)
15
sprekers : Jean-Pol Poncelet, voorzitter van de PSC-
fractie, Didier Reynders, minister van Financie¨n, Fien-
tje Moerman
Sommaire
Mardi 4 juillet 2000
COMMISSION
DES
FINANCES
ET
DU
BUDGET
COM 252
Question orale de M. Jef Tavernier au ministre des Finan-
ces sur
la dette du Congo (n° 2222)
5
orateurs : Jef Tavernier, pre´sident du groupe AGALEV-
ECOLO, Didier Reynders, ministre des Finances
Question orale de M. Andre´ Fre´de´ric au ministre des
Finances sur
les mesures visant a` sanctionner les prati-
ques douteuses de certaines ASBL be´ne´ficiant de libe´ra-
lite´s de´ductibles fiscalement
(n° 2237)
6
orateurs : Andre´ Fre´de´ric, Didier Reynders, ministre
des Finances
Question orale de M. Yves Leterme au ministre des
Finances sur
le traitement fiscal des contributions obliga-
toires verse´es par les ministres et de´pute´s permanents a`
leur parti
(n° 2251)
7
orateurs : Yves Leterme, Didier Reynders, ministre
des Finances
Question orale de M. Yves Leterme au ministre des
Finances sur
les effectifs du ministe`re des Finances
(n° 2264)
8
orateurs : Yves Leterme, Didier Reynders, ministre
des Finances
Question orale de M. Yves Leterme au ministre des
Finances sur
la hausse des prix pe´troliers (n° 2265)
10
orateurs : Yves Leterme, Didier Reynders, ministre
des Finances
Question orale de M. Jef Tavernier au ministre des Finan-
ces sur
l'alle`gement de la dette des pays les plus
pauvres
(n° 2269)
13
orateurs : Jef Tavernier, pre´sident du groupe AGALEV-
ECOLO, Didier Reynders, ministre des Finances
Question orale de Mme Marie-The´re`se Coenen au mini-
stre des Finances sur
l'application de la loi du
1er mars 2000 modifiant certaines dispositions relatives a`
la nationalite´ belge
(n° 2109)
14
orateurs : Marie-The´re`se Coenen, Didier Reynders,
ministre des Finances
Interpellation de M. Jean-Pol Poncelet au ministre des
Finances sur
l'avant-projet de de´cret du gouvernement
flamand instaurant une remise forfaitaire d'impo^t
(n° 448)
15
orateurs : Jean-Pol Poncelet, pre´sident du groupe
PSC, Didier Reynders, ministre des Finances, Fientje
Moerman
HA 50
COM 252
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
- moties
20
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren Yves
Leterme en Georges Lenssen aan de minister van Finan-
cie¨n over
de hervorming van de vennootschapsbelasting
(nrs. 2252 en 2259)
21
sprekers : Yves Leterme, Georges Lenssen, Didier
Reynders
, minister van Financie¨n
- motions
20
Questions orales jointes de MM. Yves Leterme et Georges
Lenssen au ministre des Finances sur
la re´forme de
l'impo^t des socie´te´s
(n
os
2252 et 2259)
21
orateurs : Yves Leterme, Georges Lenssen, Didier
Reynders
, ministre des Finances
4
HA 50
COM 252
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DES FINANCES
ET DU BUDGET
COMMISSIE VOOR DE FINANCIE¨N
EN DE BEGROTING
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 4 JUILLET 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 4 JULI 2000
De vergadering wordt geopend om 9.07 uur door de heer
Olivier Maingain, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 9.07 heures par M. Olivier
Maingain
, pre´sident.
Mondelinge vraag van de heer Jef Tavernier aan de
minister van Financie¨n over
de schuldenlast van
Congo
(nr. 2222)
Question orale de M. Jef Tavernier au ministre des
Finances sur
la dette du Congo (n° 2222)</b>
De heer Jef Tavernier (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, voor ontwikke-
lingslanden en lage-inkomenslanden weegt de schulden-
last al te zeer op hun budget. Een belangrijk aandeel van
de Belgische schuldvorderingen op ontwikkelingslanden
wordt gevormd door deze van onze oud-kolonie Congo-
Zai¨re die gebukt gaat onder aanzienlijke schulden die zij
aan ons land moet afbetalen.
Het is belangrijk dat Belgie¨ initiatieven neemt om die
situatie te deblokkeren. Graag vernam ik bijgevolg of
Congo dit jaar nog of in de loop van volgend jaar in
aanmerking komt voor schuldverlichtingsmaatregelen in
het kader van de HIPC-II. Bovendien is het aangewezen
dat het parlement een volledig en gedetailleerd overzicht
krijgt
van
het
schuldentotaal
en
de
jaarlijkse
terugbetalingsverplichtingen van Congo. Het gaat om
schulden als gevolg van leningen van staat tot staat,
schulden aan de Delcrederedienst, de kredietlijn toege-
kend door de Nationale Bank, schulden ingevolge een
aantal
door
Ontwikkelingssamenwerking
opgestarte
aanpassingsprogramma's en andere vorderingen. Waar-
voor werden de oorspronkelijke kredieten gebruikt ? Her-
inner u immers dat heel wat zogezegde ontwikkelingssa-
menwerking Belgische bedrijven ten goede kwam.
Kunt u mij ook de budgettaire implicaties schetsen van
een eventuele schuldverlichting tegenover de Democra-
tische Republiek Congo ? Gelet op de Europese ver-
plichting om de schuldverlichtingsoperaties duidelijk te
budgetteren, kan zo'n kwijtschelding een probleem zijn
bij de opmaak van onze overheidsbegrotingen de ko-
mende jaren ?
Mijnheer de minister, kunt u ten slotte een mechanisme
uitwerken om de overschatte nominale waarde van de
Congolese schuld ree¨el te begroten ? Het is overigens
geen specifiek kenmerk van de Congolese schuldenlast
dat de nominale schulden op de internationale financie¨le
markt anders worden ingeschat dan de ree¨le cijfers. Het
is bijgevolg nodig, als wij onze ree¨le schuldvorderingen
tegenover Congo willen inschatten, dat wij over zo nauw-
keurig mogelijke ramingen beschikken.
Deze vragen zijn heel gedetailleerd en werden opgesteld
door een heel deskundige collega, die hier echter niet
aanwezig kon zijn. Vandaar dat ik ze heb overgenomen.
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter, mijn-
heer Tavernier, ik dank u voor uw vraag die u namens uw
collega stelt over de schuldenlast van Congo in het kader
van de relaties tussen Belgie¨ en de multilaterale instel-
lingen.
Het is inderdaad belangrijk dat wij onze hulp aan Congo
situeren in het kader van de inspanningen geleverd door
andere landen en op internationaal vlak. De regering
houdt daarmee rekening in de initiatieven die zij inzake
haar beleid voor Centraal-Afrika neemt.
Mijnheer Tavernier, het is zeer moeilijk om voorspellingen
te doen over de toepassingen van het HIPC-programma.
Het is echter weinig waarschijnlijk dat Congo in aanmer-
king komt voor het einde van het jaar 2001. Onder de
vooropgestelde voorwaarden voor de toepassing van het
HIPC-programma bevindt zich het effectief inwerking-
stellen van een programma in samenwerking met het
Internationaal Monetair Fonds, het IMF. Dit IMF-
programma steunt op haar beurt op het opstellen van een
terugbetalingsschema voor de schulden jegens de mul-
tilaterale instellingen. Onze beste bijdrage op dit ogenblik
bestaat erin de Congolese autoriteit actief te overtuigen
HA 50
COM 252
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
om een dergelijke overeenkomst te bewerkstelligen. Te-
gelijkertijd moeten wij klaarstaan om een financie¨le bij-
drage aan de multilaterale instellingen tijdens de
voorbereidingsfase te leveren.
Ik zal over enkele weken een nota in de Ministerraad
indienen
over
de
problematiek
van
de
schuld-
kwijtschelding tegenover Belgie¨ in het kader van het
HIPC-programma. Deze nota is gebaseerd op de resul-
taten van een door de regering opgerichte werkgroep. Ik
zal deze inlichtingen aan het parlement bekendmaken.
En franc¸ais, PPTE, monsieur le pre´sident : les pays les
plus pauvres, tre`s endette´s. Il s'agit du programme de
remise de dettes du Fonds mone´taire et de la Banque
mondiale a` l'e´gard des pays pauvres les plus endette´s.
De jaarlijkse betalingen die Congo verschuldigd is, zullen
in deze nota met nominale waarden worden vermeld. De
marktwaarde van deze schuld is zeer moeilijk te schatten
omdat zij in de tijd, afhankelijk van diverse parameters,
varieert. De Congolese verplichtingen kunnen dus niet op
de marktwaarde van haar schuld worden gebaseerd. De
effectieve terugbetalingslasten zullen in het kader van
een globaal akkoord tussen Congo en zijn schuldeisers
worden bepaald. Ze zijn dus afhankelijk van de onder-
handelingen tussen Congo en zijn schuldeisers, onder
andere de multilaterale instellingen en niet van de nomi-
nale of de marktwaarde.
Een van de doelstellingen van de werkgroep is precies
het inschatten van de budgettaire kosten van de bila-
terale schuldkwijtscheldingen omdat deze uiteraard in de
begroting moeten worden opgenomen. De werkgroep zal
een schatting van de budgettaire kosten voorleggen die
rekening houdt met de ree¨le waarde van de schuld-
verlichtingen. Wij hebben reeds een aantal beslissingen
genomen inzake de multilaterale instellingen. Er moeten
nog onderhandelingen op het vlak van de multilaterale
instellingen plaatsvinden over een aantal nieuwe landen
inclusief de democratische republiek Congo.
Ik hoop dat het mogelijk zal zijn om over een aantal
weken een nieuwe nota bij de Ministerraad in te dienen
inzake een globale aanpak van deze problematiek. Ik zal
deze inlichtingen ook aan het parlement bezorgen na een
eerste bespreking van de nota in de regering.
De heer Jef Tavernier (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
minister, ik begrijp dat men volop bezig is met het
opstellen van een programma en de begroting ervan. Ik
begrijp ook dat het bezoek van een democratisch minis-
ter van een democratisch land aan het bezochte land een
democratisch karakter geeft.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de M. Andre´ Fre´de´ric au ministre des
Finances sur
les mesures visant a` sanctionner les
pratiques douteuses de certaines ASBL be´ne´ficiant
de libe´ralite´s de´ductibles fiscalement
(n° 2237)</b>
Mondelinge vraag van de heer Andre´ Fre´de´ric aan de
minister van Financie¨n over
de maatregelen om
twijfelachtige praktijken tegen te gaan van bepaalde
VZW's, die genieten van fiscaal aftrekbare giften
(nr. 2237)
M. Andre´ Fre´de´ric (PS) : Monsieur le pre´sident, mon-
sieur le ministre, chers colle`gues, la de´duction fiscale des
libe´ralite´s est favorable tant aux contribuables qu'aux
nombreuses institutions exerc¸ant des activite´s tre`s utiles,
voire me^me indispensables.
Toutefois, l'attitude de certaines associations semble
douteuse. J'ai eu l'occasion, ainsi que d'autres person-
nes de ma re´gion, de recevoir, en ma qualite´ d'e´chevin,
une demande de soutien financier, e´manant d'ASBL
belges e´tablies a` l'e´tranger, en particulier en Asie, de-
mande d'aide apparemment confie´e a` des spe´cialistes
en marketing, puisque le document en question pre´sen-
tait des pie`ces de monnaie colle´es.
Le message e´tait qu'elles ne disposaient que de quel-
ques francs et que d'importants moyens supple´mentaires
leur e´taient indispensables pour continuer a` s'occuper
d'enfants en Asie.
Monsieur le ministre, j'aurais voulu savoir si vous e´tiez au
courant de ces pratiques. Dans l'affirmative, des sanc-
tions sont-elles pre´vues a` cet e´gard ? Peut-on imaginer
un retrait d'agre´ment ? Inde´pendamment des crite`res de
type administratif ou financier pre´vus, y a-t-il lieu d'e´tablir
des re`gles e´thiques ou morales en la matie`re ?
M. Didier Reynders, ministre : Monsieur le pre´sident,
monsieur Fre´de´ric, je me souviens avoir personnelle-
ment rec¸u de tels documents. Cela vous permet d'ailleurs
de re´colter des fonds a` titre prive´, puisque vous recevez
de la monnaie par voie de courrier et gratuitement !
Cela e´tant, l'Administration de la fiscalite´ des entreprises
et des revenus d'affaires, secteur contributions directes,
m'a informe´ qu'elle n'a pas connaissance du fait qu'une
association agre´e´e dans le cadre des de´ductions fiscales
de certaines libe´ralite´s ferait usage d'une telle me´thode
de re´colte de fonds.
Aussi, je vous demanderai de me communiquer les
coordonne´es de la ou des associations que vous visez,
afin de permettre a` mon administration de ve´rifier si elles
be´ne´ficient de cet agre´ment, par le biais d'une rapide
enque^te, qui de´terminera e´galement s'il convient de
prendre d'autres mesures. Je ne manquerai pas de vous
en communiquer les conclusions.
6
HA 50
COM 252
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
En ce qui concerne l'ide´e d'introduire des crite`res e´thi-
ques ou moraux parmi les conditions d'agre´ment, j'attire
votre attention sur le risque que cela entrai^nerait, non
seulement, d'alourdir une proce´dure de´ja` tre`s lourde,
mais en outre, d'introduire une subjectivite´ encore plus
grande dans la proce´dure d'agre´ment, qui ne´cessite un
avis d'autorite´s fe´de´rales, re´gionales ou communautai-
res, selon le type de secteur concerne´, et ensuite, une
de´cision du fe´de´ral a` travers le ministe`re des Finances.
Cette proce´dure e´tant de´ja` tre`s complique´e, autant la
simplifier pluto^t que d'y ajouter des crite`res particulie`re-
ment subjectifs, surtout que des mesures existent de´ja`.
Celles-ci ne portent effectivement pas a priori sur la
proce´dure d'agre´ment. Elles incombent pluto^t a` mon
colle`gue de la Justice, en ce qui concerne les pratiques
des ASBL et les re´coltes de fonds.
D'ailleurs, que les ASBL soient agre´e´s ou non, certaines
pratiques ne peuvent e^tre accepte´es. Dans ce cas, des
mesures peuvent e^tre prises et il est opportun de consul-
ter mon colle`gue des Affaires e´trange`res pour ce qui
concerne la destination des fonds re´colte´s en Belgique.
En clair, je partage votre sentiment a` l'e´gard d'un certain
nombre de pratiques qui peuvent e^tre mises en oeuvre et
qui portent non seulement sur l'envoi d'argent ou de
pie`ces
de
monnaie
colle´es
sur
des
enveloppes
adresse´es aux particuliers. Elles peuvent e´galement
passer par l'envoi de livres de recettes de cuisine ou
autres... Ces proble´matiques englobent davantage les
pratiques du commerce de fac¸on ge´ne´rale avec, dans le
cas d'ASBL, des techniques de re´colte de fonds.
Autant je comprends votre re´action sur le sujet, autant je
crois que l'on doit tenter de re´pondre a` ce proble`me de
fac¸on ge´ne´rale, a` travers des dispositions prises au sein
du de´partement de la Justice sur les pratiques des
ASBL - de nouvelles lois sont d'ailleurs en discussion
pour l'instant sur les ASBL -, pluto^t que de tenter d'intro-
duire ce crite`re dans la proce´dure d'agre´ment.
Cependant, si vous me donnez les coordonne´es de la ou
des ASBL que vous visez, nous ve´rifierons si elles sont
agre´e´es ou non. Rien n'interdit de prendre contact avec
le ministe`re de la Justice pour voir quelle est sa re´action
a` l'e´gard de ce genre de pratique.
M. Andre´ Fre´de´ric (PS) : Monsieur le pre´sident, je
remercie le ministre de sa re´ponse. Je lui remettrai le
document en question dans les minutes qui viennent.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Financie¨n over
de fiscale behandeling
van de verplichte partijbijdragen van ministers en
bestendig afgevaardigden
(nr. 2251)
Question orale de M. Yves Leterme au ministre des
Finances sur
le traitement fiscal des contributions
obligatoires verse´es par les ministres et les de´pute´s
permanents a` leur parti
(n° 2251)</b>
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, mijn vraag betreft de
specifieke situatie van politici met betrekking tot hun
fiscale aangiften, meer bepaald de zogenaamde ere-
bijdragen die politici in hun partijkas storten en het
sociaal statuut ervan.
In antwoord op een vraag van mijn gewaardeerde collega
Georges Lenssen, hebt u meegedeeld dat u aan uw
administratie de opdracht hebt gegeven om een wetsont-
werp voor te bereiden waarbij de leden van de besten-
dige deputaties op het vlak van de partijbijdragen gelijk-
geschakeld zouden worden met kamerleden, senatoren,
dus houders van een parlementair mandaat. Hierdoor
zou de tijdelijke aftrekbaarheid van de partijbijdragen
voor degenen die hun werkelijke kosten bewijzen niet
langer gecontinueerd worden.
Op het eerste zicht lijkt dit een logische beslissing, gelet
op de equivalentie van de wedde van een lid van een
bestendige deputatie met dat van de Belgische leden van
Kamer, Senaat en Europees Parlement. Toch vind ik
daarin enkele anomaliee¨n terug. Leden van uitvoerende
machten, dus leden van deputaties, ministers, staatsse-
cretarissen en misschien ook regeringscommissarissen,
ontvangen bezoldigingen en geen baten zoals leden van
parlementen.
Ik vraag meer duidelijkheid en ik zou ook graag uw
motivering kennen om een wetsontwerp terzake voor te
bereiden. Mijnheer de minister, waarom kondigt u een
wetsontwerp aan dat alleen de leden van de bestendige
deputaties zou treffen en niet de andere leden van de
uitvoerende machten en de talrijke ministers en staats-
secretarissen ? Waarom acht u het aangewezen om de
verschillende behandeling te doorbreken tussen ener-
zijds, de leden de uitvoerende macht die bezoldigingen
ontvangen en anderzijds, de leden van wetgevende
machten en parlementen die baten genieten ?
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter, mijn-
heer Leterme, zoals in mijn antwoord op de schriftelijke
vraag nummer 273 van de heer Lenssen bevestig ik dat
de wet van 4 mei 1999 het financieel en fiscaal statuut
van de bestendig afgevaardigden volledig wil afstemmen
op dat van de parlementsleden. Het gaat dus om de
correcte toepassing van de wet van 4 mei 1999 en van
een aantal politieke akkoorden in het parlement in ver-
band met het financieel en fiscaal statuut van de besten-
dig afgevaardigden.
Er is echter nog een verschil op drie belangrijke punten.
Ten eerste, de classificatie van inkomsten wordt vastge-
steld volgens algemene principes die moeilijk te wijzigen
HA 50
COM 252
7
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
zijn. Ten tweede, wil ik een wetsontwerp indienen met
betrekking tot de aftrekbaarheid van de partijbijdragen.
Ten derde, is er de controle op de parlementsleden in een
speciaal daartoe opgericht controlecentrum. De ministers
worden geenszins bedoeld in de wet van 4 mei 1999 en
hun statuut is niet gewijzigd.
Ik pas dus alleen de wet van 4 mei 1999 correct toe. Ik
ben bereid om andere nieuwe maatregelen te bekijken in
verband met ministers en andere mandatarissen. Tot nu
toe is het enkel mijn bedoeling om het akkoord van mei
1999 correct toe te passen. Het is dus een assimilatie
tussen parlementsleden en bestendig afgevaardigden.
Zo eenvoudig is het. Tot dusver hebben de maatregelen
zoals vermeld in de wet van 4 mei 1999 geen betrekking
op ministers. Hun statuut is niet gewijzigd. Het gaat dus
om een totaal ander fiscaal en financieel statuut dan voor
de parlementsleden.
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de minister,
voor alle duidelijkheid wil ik zeggen dat uw wetsontwerp
ertoe zal strekken de wil van de wetgever in mei 1999 te
wijzigen. In die zin komt u terug op wat door de wetgever
werd beslist en dat staat ook met zoveel woorden in uw
antwoord. Persoonlijk vind ik dat men toch een zekere
logica moet hanteren. Men kan het fiscaal statuut van
onkosten verbonden aan een activiteit best afstemmen
op de oorsprong van de inkomsten waarop deze kosten
worden aangerekend.
De verdeling tussen de baten, enerzijds en de bezoldi-
gingen anderzijds, lijkt me logisch indien dit wetsontwerp
aldus wordt voorgelegd. Ik wil niet op de bespreking
vooruitlopen. Hopelijk kunnen we wat vroeger kennis-
nemen van de memorie van toelichting dan de laatste
weken bij wetsontwerpen gebruikelijk is. Als men dit
opnieuw wijzigt, blijven zeer weinig argumenten overeind
om het specifiek statuut van ministers en staatssecreta-
rissen te behouden.
Minister Didier Reynders : Tot nu toe pleitte het parle-
ment voor een assimilatie tussen parlementsleden en
bestendig afgevaardigden. We zullen een correcte assi-
milatie toepassen, maar er zijn andere verschillen tussen
het fiscaal statuut van de parlementsleden en dat van de
ministers. Ik denk bijvoorbeeld aan enkele vergoedingen
in het parlement. Het is misschien mogelijk om een
stelsel van specifieke nettovergoedingen ook voor de
ministers in te voeren, maar ik heb geen voorstellen in die
zin.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Financie¨n over
de personeelsbezetting
van het ministerie van Financie¨n
(nr. 2264)
Question orale de M. Yves Leterme au ministre des
Finances sur
les effectifs du ministe`re des Finan-
ces
(n° 2264)</b>
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, op 9 mei 2000 heeft de
minister van Financie¨n in antwoord op mijn vragen in
verband met de aanwerving van fiscale ambtenaren
verklaard dat zijn prioriteit naar de opvulling van de
bestaande personeelsformatie met statutaire ambtena-
ren gaat.
Het departement had bij de begrotingscontrole de toela-
ting gekregen om iets meer dan 1 100 statutaire ambte-
naren aan te werven. Bovendien is het volgens de
minister niet alleen de bedoeling om de 1 500 perso-
neelsleden die jaarlijks de administratie verlaten, te ver-
vangen. Men wil ook nog 500 extra arbeidskrachten
aanwerven.
Uit vaststellingen blijkt dat de realiteit toch wel wat anders
is dan de hooggestemde ambities en vooruitzichten van
de minister. Op dit ogenblik zijn op het ministerie van
Financie¨n nog maar 180 statutairen aangeworven, terwijl
in dezelfde periode bijna dubbel zoveel mensen de
administratie zouden hebben verlaten.
Ik heb in mei ook gevraagd hoe men de problematiek van
de contractuelen zou aanpakken. De minister ant-
woordde dat in afwachting van de aanwerving van statu-
tairen een duizendtal contractuelen zouden worden inge-
zet. In het kader van dit dossier hebt u recent op een
vraag van collega Bourgeois geantwoord dat, wegens
bezwaren van de inspectie van Financie¨n, de nieuwe
werving van contractuelen nog niet is aanvaard. De
administratie zou op uw vraag een nieuw voorstel uitwer-
ken.
Wat de statutairen betreft, lijkt de situatie zeker niet vlot te
verlopen. Volgens onze gegevens zou men de komende
maanden maximaal 600 tot 700 statutaire ambtenaren
kunnen aanwerven. Dat is ongeveer de helft van de
doelstelling die de minister tijdens de bespreking van de
budgetcontrole inzake het personeelsprobleem van zijn
administratie, in het vooruitzicht heeft gesteld. Wellicht
heeft de discrepantie tussen de twee te maken met een
krapte op de arbeidsmarkt, die - hoewel regionaal ver-
schillend - in ons land algemeen voorkomt.
Daarom wil ik de minister de volgende vragen stellen.
Ten eerste, op dit ogenblik wordt u geconfronteerd met
de realiteit en blijken uw hooggestemde ambities niet te
kunnen worden ingelost. Welke bijkomende maatregelen
zult u nemen om het personeelskader met de door u
bepaalde aantallen - statutairen en contractuelen - op te
8
HA 50
COM 252
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Yves Leterme
vullen ? Ten tweede, acht u het personeelsplan, dat u
aan de Ministerraad hebt voorgelegd, voldoende ? Indien
ja, hoe denkt u uiteindelijk voldoende kandidaten te
kunnen aantrekken, ondanks de huidige problemen ?
Tot slot had ik graag geweten hoe het precies zit met het
dossier van de door u aangekondigde substantie¨le ver-
hoging van de tweetaligheidspremie voor de mensen die
in Brussel tewerkgesteld zijn ? Dit uiteraard met het oog
op de versterking van de erg onderbezette diensten in de
hoofdstad.
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter, mijn-
heer Leterme, de opvulling van de bestaande perso-
neelsformatie door het in dienst nemen van statutaire
personeelsleden is een prioriteit in het personeelsbeleid
voor de komende jaren. Ik ben zeer precies : ik wens
statutair personeel in dienst te nemen. Een gedetail-
leerde orie¨ntatienota over de aanwervingspolitiek van het
ministerie voor de jaren 2001 tot 2005 zal worden voor-
gelegd aan de Ministerraad van 14 juli 2000. Het is dus
dezelfde procedure als voor de informatica. Ik heb reeds
een nieuwe nota betreffende de informatica ingediend bij
de Ministerraad. Voor de periode 2001-2005 wordt ter-
zake een werkgroep georganiseerd. Ik heb nu een ver-
slag van die werkgroep. Ik hoop dat het mogelijk is een
nieuwe begroting voor informatica in te dienen voor 2001.
Voor het personeelsbeleid volgen we dezelfde proce-
dure. Ik heb een nieuwe nota klaar voor de Ministerraad.
Dan wordt een werkgroep opgericht, en ik probeer tot
een nieuwe beslissing te komen voor de begroting van
2001.
De door de administratie gevraagde uitbreiding van som-
mige personeelskaders zal eveneens aan bod komen.
Het gaat niet alleen om een vervanging van de vertrek-
kenden maar ook om een opvulling van de personeels-
formatie en zelfs om enkele uitbreidingen die gevraagd
werden door sommige administraties. Ik denk daarbij
bijvoorbeeld aan de Dienst Invordering en de Douane en
Accijnzen. Enkele fiscale administraties hebben een uit-
breiding van hun personeelskader gevraagd.
Ik ben van plan om vanaf 2001 jaarlijks de indienstne-
ming te vragen van 1 500 statutaire personeelsleden. Op
termijn moeten we zo komen tot de opvulling van de
vaste personeelsformatie, tot een uitbreiding van het
personeelskader en tot de vervanging van de natuurlijke
afvloeiingen.
Gelet op het probleem van de bestaande leeftijds-
piramide bij het ministerie van Financie¨n zullen de jaar-
lijkse aanwervingen van 1 500 personeelsleden slechts
volstaan om de natuurlijke afvloeiingen te vervangen.
Mijn ministerie wil een vrijwillige aanwervingspolitiek voe-
ren om nieuwe ambtenaren aan te werven. Er zullen
trouwens bijkomende middelen gevraagd worden voor
hun vorming. Op het departement moeten dus nog
enkele inspanningen geleverd worden voor hun oplei-
ding.
Ik pleit ook voor bijkomende inspanningen bij SELOR,
het nieuwe Vast Wervingssecretariaat. Er bestaat een
wetsontwerp om daar die nieuwe naam in te voeren,
maar er moeten ook nieuwe inspanningen gebeuren om
meer kandidaten aan te trekken voor onze examens. Ik
hoop dat we tot nieuwe marketinginitiatieven voor onze
aanwervingen kunnen komen. Misschien gaan we niet zo
ver als de VZW's, maar we moeten toch nieuwe proce-
dures gaan volgen. Het is nu al niet gemakkelijk om
1 100 kandidaten te vinden, dus wordt het nog een
probleem om jaarlijks 1 500 mensen in dienst te nemen.
Uiteraard wordt overwogen om contractuele ambtenaren
in dienst te nemen indien er een gebrek aan geslaagden
zou zijn. Hier zal ik straks op terugkomen.
De problematiek van de tweetaligheidspremie te Brussel
zal eveneens worden besproken in mijn nota voor de
Ministerraad van 14 juli 2000. Het dossier is reeds
voorgelegd aan de minister van Ambtenarenzaken. Het is
nog steeds in onderzoek.
Wat de contractuelen betreft, heb ik aan de Ministerraad
de vraag gesteld om 360 mensen aan te werven voor de
administratie van Invordering.
Er was echter een negatief advies van de inspectie van
Financie¨n en we komen nu terug met een voorstel voor
duizend aanwervingen, maar dan voor het hele departe-
ment. Ik hoop dat statutaire aanwervingen mogelijk zijn.
Dat is mijn prioriteit. Als het nodig is, kunnen we daarna
overgaan tot contractuele aanwervingen. Nu pleit ik
echter nog voor statutaire aanwervingen, hoewel er niet
alleen in ons departement maar ook bij Selor inspannin-
gen moeten worden gedaan om meer kandidaten te
lokken.
Het is misschien een paradoxaal probleem, maar er zijn
nu eenmaal grotere tewerkstellingsmogelijkheden op de
arbeidsmarkt. Het is voor een administratie als die van
Financie¨n dus niet gemakkelijk om meer mensen, statu-
tairen of contractuelen, in dienst te nemen. Onze inspan-
ningen zijn tweee¨rlei. Wij beogen ten eerste, een
informaticaprogramma - dus een modernisering van
onze administratie - en ten tweede, een klare orie¨ntatie
van het personeelsbeleid. Het is volgens mij gemakkelij-
ker om met twee dergelijke ontwerpen nieuwe aanwer-
vingen te doen. U hebt echter gelijk : de aanwerving van
meer mensen op een departement als van Financie¨n is
niet gemakkelijk.
HA 50
COM 252
9
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de minister, ik
ben wat ontgoocheld. De realiteit is namelijk wat ze is en
ik hoor vooral spreken over extra plannen en extra cijfers.
Ik haal het voorbeeld aan van uw ambitie om statutairen
aan te werven. Daar wordt nu niet meer het cijfer van
1 132 op geplakt. U zegt wel dat het prioritair blijft.
De krapte op de arbeidsmarkt is blijkbaar voor onover-
komelijke problemen aan het zorgen bij uw diensten, net
zoals bij alle overheidsdiensten. U hebt gezegd dat er
marketinginspanningen moeten worden geleverd. Daar
zit wat in. Ik kom namelijk veel in contact met jongeren.
Als men met pas afgestudeerden spreekt over een
carrie`re bij de overheid, dan blijken ze dat niet meteen de
meest flashy of trendy beroepskeuze te vinden. Het zijn
juist die vrij goed gekwalificeerde mensen die we nodig
hebben bij het ministerie van Financie¨n. Het is uiteraard
goed dat u een meerjarenplan voorlegt. Mijnheer de
voorzitter, misschien kunnen wij nadat het plan is goed-
gekeurd in de Ministerraad daarover in deze commissie
van gedachten wisselen.
Ik heb echter niets gehoord dat me ervan overtuigt dat u
de ambities kunt waarmaken die u had toegelicht bij de
begrotingscontrole. Na de administratieve verwerking
van die ambities slaagt u er zelfs niet in om een gunstig
advies van de inspectie van Financie¨n te krijgen. Ik heb
niets gehoord dat me overtuigt dat we in de komende
maanden de leegloop van Financie¨n zullen kunnen te-
genhouden. Die leegloop gaat de staatskas heel wat
centen kosten en begint voor steeds meer structurele
problemen te zorgen.
Wanneer we in oktober over een belastinghervorming
gaan debatteren, kan het ene niet los worden gezien van
het andere. Als men de regelgeving aanpast, als men de
belastingniveaus aanpast aan de nieuwe economische
situatie,
moet
men
ook
oog
hebben
voor
het
rechtvaardigheidsaspect en het aspect van de correcte
inning die door de administratie moeten worden verze-
kerd. Met dit personeelsbeleid echter, en rekening hou-
dend met de krapte op de arbeidsmarkt, zal uw ambitie
niet kunnen worden gehaald, zeker niet met deze aan-
pak.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Financie¨n over
de stijgende olie-
prijzen
(nr. 2265)
Question orale de M. Yves Leterme au ministre des
Finances sur
la hausse des prix pe´troliers (n° 2265)</b>
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, drie tot vier maanden
geleden, toen ik het voorstel lanceerde om vanuit de
regering assertief en actief het probleem van de zeer
sterk stijgende olieprijzen aan te pakken, werd mijn
voorstel weggewuifd, zowel door de minister als door de
voorzitter van de belangrijkste meerderheidspartij. Ik
citeer het woord dat de heer Tavernier in een tv-blad
heeft gebruikt :
populisme of zelfs poujadisme
noemde hij het.
Mijn toenmalig voorstel hield in dat we de olieprijzen in
een slang zouden brengen en de grote opstoten zouden
opvangen via een compensatie van de verhoogde BTW-
inkomsten op de accijnzen die worden geheven.
Ik citeer de heer De Gucht. Hij zei dat de markt zich
binnen enkele dagen of weken zou herstellen en dat het
niet opging om een louter tijdelijk probleem structureel
aan te pakken. Intussen is echter gebleken welk soorte-
lijk gewicht de woorden van de heer De Gucht in zich
droegen. Vandaag is er misschien een pauze in de
stijgende trend, maar het najaar nadert. De gevolgen
zullen zeer sterk voelbaar zijn en blijven, niet alleen voor
de automobilist maar ook voor de gezinnen die huis-
brandolie moeten kopen. Men kan dan wel breed
zwaaien met het verhogen van de minimumpensioenen
en het afbouwen van de crisisbelasting, maar als een
gezin afhankelijk is van huisbrandolie om te verwarmen
en de prijs verdubbelt, dan betekent dit voor heel wat
gezinnen een factuur die veel hoger oploopt dan de
cadeaus die - soms terecht - reeds werden uitgedeeld
door de coalitie.
Mijnheer de minister, vorige week hebt u eens te meer
een stand van zaken gegeven met betrekking tot uw
overleg met de transportsector. Daar zat nauwelijks iets
nieuws in. Er is wel een kalender opgesteld, onder meer
met betrekking tot de zwavelarme brandstoffen. Dit is
gepland voor het voorjaar van 2001. De maatregelen die
hic et nunc nodig zijn om het inflatiegevaar te beperken
neemt u echter niet. De inflatie is immers op korte tijd
verdubbeld en de kloof tussen de gezondheidsindex en
de klassieke index wordt steeds breder. Daarom breng ik
dit dossier nogmaals ter tafel. Er zijn een aantal margi-
nale beslissingen genomen maar ten gronde blijft het
probleem zich even scherp stellen. U doet altijd denigre-
rend over de aandacht die wij vragen voor dit dossier. Wij
zullen dit in de komende weken nog uitdrukkelijker doen
en wij hopen dat bij deze regering - die het gelet op haar
heterogene samenstelling uiteraard moeilijk heeft om ter
zake een coherent standpunt in te nemen - op een
bepaald moment het gezond verstand zal zegevieren en
dat men maatregelen zal nemen die voor de economie
en de mensen voelbaar zijn.
Mijnheer de minister, ik heb dan ook vier concrete
vragen. Mijn eerste vraag is quasi retorisch. Blijft u bij uw
bewering van maart dat de hoge brandstofprijzen een
10
HA 50
COM 252
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Yves Leterme
louter tijdelijk fenomeen zijn en dat zij op korte termijn - ik
citeer,
binnen een maand - terug zouden keren naar
hun normaal niveau ? Blijft u het zonlicht ontkennen of
komt u tot enige redelijkheid ?
Ten tweede, welke concrete resultaten - naast wat u in
antwoord op een vraag van de heer Desimpel in plenaire
vergadering hebt meegedeeld - heeft de werkgroep die u
in verband met het wegtransport hebt opgericht reeds
geboekt op het vlak van de brandstofprijzen, behoudens
op het vlak van de sociale lasten ?
Ten derde, hebt u de Ministerraad al concrete financie¨le
maatregelen voorgesteld om de economische en sociale
gevolgen - bijvoorbeeld voor de gezinnen met een ge-
stegen factuur voor huisbrandolie - van de stijging op te
vangen ? Welke maatregelen stelt u voor ? Als u dat niet
doet, waarom stelt u dan geen maatregelen voor en
wanneer zult u dat wel doen ?
Tot slot heb ik een vraag waarop ik graag een cijfer als
antwoord zou krijgen. Het gaat dan om de meeropbreng-
sten voortvloeiend uit de BTW op de verhoging van de
prijzen sinds midden vorig jaar. Wat is de gekwantifi-
ceerde raming van de meeropbrengsten van de BTW op
de gestegen brandstofprijzen ?
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter,
collega's, ik blijf coherent, ondanks de beweringen van
heren Leterme en Tavernier. Ik heb altijd gezegd dat we
voor de particulieren wellicht naar een integrale afschaf-
fing van de crisisbijdrage gaan. Ik heb ook gepleit voor
een verlaging van de accijns op brandstoffen, niet alleen
diesel maar ook benzine, met minder zwavel. Mijnheer
Leterme, dat zijn en blijven mijn twee principie¨le antwoor-
den op uw vragen. Ik meen dat wij een correct antwoord
hebben gegeven met het versnellen van de integrale
afschaffing van de crisisbijdrage. Dat is de inhoud van
het eerste wetsontwerp dat wij vandaag behandelen.
Wat de bedrijfsvoorheffing betreft werd een nieuwe in-
spanning gedaan die vanaf 1 juli ingaat. Een tweede
inspanning - deze gaat in vanaf 1 oktober - betreft een
versnelling van de herindexering van de fiscale bare-
ma's, niet alleen inzake de terugbetaling, maar ook
inzake de bedrijfsvoorheffing. Dit betekent een impact
van 2 000 tot 2 500 frank per belastingplichtige. In ver-
gelijking met andere beslissingen is dit toch een aanzien-
lijk bedrag.
Ten tweede, er is inderdaad een probleem inzake de
inflatie. Inflatie houdt niet alleen een prijsverhoging voor
de brandstoffen in, maar tegelijkertijd speelt een
tweederangseffect, met name de prijsverhoging van een
aantal andere producten en diensten. Door deze reper-
cussie in diensten en producten ingevolge de inflatie kan
een indexatie van de barema's van de lonen worden
verwacht. Het is misschien mogelijk sneller een indexatie
van de barema's van de lonen voor de overheidssector
door te voeren, maar deze zal er ook komen voor andere
sectoren in ons land.
Ten derde, er werd gevraagd naar de stand van zaken
van het overleg met de transportsector. Wij hebben reeds
enkele vergaderingen belegd. Vorige week was er een
belangrijk overleg met mevrouw Durant, bevoegd voor de
transportsector, en met niet alleen de werkgevers, maar
ook de werknemers in de transportsector. Iedereen is het
erover eens dat de verlaging van de sociale lasten een
principie¨le maatregel is. De brandstoffen maken voor 15
tot 20% deel uit van de globale kosten van een transpor-
tonderneming. De sociale lasten daarentegen maken
voor meer dan 40% deel uit van de globale kosten van
een transportonderneming. Samen met de werkgevers
en de werknemers in de transportsector pleiten wij voor
een tweede stap in de vermindering van de sociale lasten
op arbeid. Na een eerste beslissing op 1 april 2000
behoort met een tweede beslissing vanaf 1 oktober 2000
een vermindering van de sociale lasten misschien tot de
mogelijkheden. Tijdens een correct overleg met de
transportsector hebben wij voor een verlaging van de
sociale lasten gepleit. Deze maatregel geldt niet alleen
voor de vrachtvervoerders, maar ook voor de publieke
ondernemingen - bijvoorbeeld De Lijn - en de taxi-
ondernemingen. Het is misschien mogelijk voor de
transportsector specifieke maatregelen te nemen onder
de vorm van een terugbetaling van accijnzen aan de
transporteur na betaling aan de pomp. Een terugbetaling
van 1 frank per liter diesel op een jaarlijks verbruik van
meer dan 5 miljard liter diesel betekent op de begroting
een uitgave van meer dan 6 miljard. Naast de terugbe-
taling van 1 frank per liter diesel is er ook een verlies van
BTW.
Voor de transportsector geldt geen verhoging van de
fiscale lasten op diesel.
De accijnzen worden niet verhoogd en de BTW kan
worden gerecupereerd. Er is alleen sprake van een
verhoging van de prijzen van het bruto-product, onder
meer omwille van de schommelingen van de wisselkoers
tussen dollar en euro.
Voor de particulieren is de toestand niet dezelfde. Voor
hen is er een verhoging van de fiscale lasten door een
verhoging van de BTW, de crisisbijdrage en andere
fiscale maatregelen. Voor de transportsector is er geen
verhoging van de fiscale lasten. Ik ben ervan overtuigd
dat het vooral een probleem van meerkosten is.
Er is ook niet echt sprake van een concurrentieprobleem.
Ik begrijp niet waarom een transporteur voor internatio-
naal transport een concurrentieprobleem kan hebben ten
opzichte van een Nederlandse of Franse concurrent.
HA 50
COM 252
11
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
Voor een transport van Antwerpen naar Oost-Europa kan
een Belgische transporteur eenzelfde oliecontract heb-
ben als bijvoorbeeld een Nederlandse transporteur. Voor
een transport in Belgie¨ zie ik ook geen concurrentie-
probleem met transporteurs van andere nationaliteiten
ten gevolge van de brandstofprijzen.
We willen een paar specifieke maatregelen nemen voor
particulieren, onder andere een afschaffing van de crisis-
bijdrage en inspanningen op het vlak van de bedrijfs-
voorheffing. Ik herhaal dat we - misschien vlugger dan
voorzien - tot een indexatie van de lonen moeten komen.
Voor de transporteurs hebben we ook een inspanning
gedaan op het vlak van de sociale lasten. Ik wil bij de
Ministerraad een voorstel indienen voor terugbetaling
van accijnzen met een maximum van 1 Belgische frank.
Ik moet nog een aantal inlichtingen krijgen van de
transportsector om een concreet concurrentieprobleem
te kunnen onderkennen.
Ik wil echter goed nieuws brengen. We hebben in de
regering een paar beslissingen genomen op het vlak van
de belastingen : de afschaffing van de aanvullende ver-
keersbelasting op LPG-wagens en de heffing van een
accijns van 2,15 Belgische frank per liter overeenkomstig
de richtlijn 98/82 van de Europese Unie. We moeten een
vermindering van de belastingen op LPG doorvoeren.
We willen ook een prijsverschil cree¨ren aan de pomp
tussen de huidige brandstoffen en de brandstoffen met
laag zwavelgehalte. Ik heb dit voorstel gelanceerd tijdens
een debat op de VRT. We willen een verschil van prijs
voor benzine met een octaangehalte van 98 vanaf 1
januari 2001 en voor diesel vanaf 1 oktober 2001. Er
komt dus een verlaging van accijnzen voor brandstoffen
met minder zwavel.
We hebben een aantal beslissingen genomen in verband
met een vermindering of afschaffing van de belasting op
de inverkeerstelling voor wagens die milieuvriendelijker
zijn. We leveren met andere woorden inspanningen op
het vlak van de brandstoffen maar ook voor het gebruik
van milieuvriendelijker wagens.
Ik denk dus dat ik coherent blijf met mijn recente verkla-
ringen
wat
de
crisisbijdrage
betreft,
de
bedrijfs-
voorheffing, de herindexering van niet alleen de fiscale
barema's, maar ook de lonen. Dat is toch normaal en
logisch in Belgie¨. Bovendien pleiten wij voor verdere
belastingvermindering voor milieuvriendelijke brandstof-
fen en wagens. Ten laatste heb ik nog een bespreking
over een eventuele terugbetaling van accijnzen voor de
transportsector, maar dan niet alleen voor vrachtvervoer-
ders, doch tevens voor publieke ondernemingen als de
Lijn of taxibedrijven.
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de minister, ik
betreur dat u niet antwoordt op mijn vragen. Meer be-
paald op mijn vierde vraag kwam er geen antwoord.
Deze week ontvingen wij het documentatieblad van het
ministerie van Financie¨n en daarin werden cijfers ver-
meld. Ik denk dat het parlement ook recht heeft op een
antwoord op de vierde vraag.
Minister Didier Reynders : Wat specifiek de BTW-
wetgeving betreft, wens ik het volgende aan te stippen.
BTW-belastingplichtigen kunnen de vordering inzake de
BTW in hoge mate recupereren. Verder sorteert de
huidige verhoging op het vlak van de BTW minder een
ree¨el dan wel een voorfinancieringseffect. Ik denk daarbij
vooral aan onder meer de transportbedrijven die uw
bezorgdheid genieten en de taxibedrijven. Wat de con-
crete impact betreft, dient te worden opgemerkt dat een
vergelijking van 1999 met 1998 niet helemaal opgaat. De
prijzen in dat laatste jaar waren zowat de laagste sinds
1995. De concrete impact voor motorbrandstof voor de
periode van juli 1999 - juni 2000 beloopt zowat vier
miljard Belgische frank. Hierbij werd rekening gehouden
met de recuperatiemogelijkheid van BTW voor BTW-
belastingplichtigen. Ik heb ook al gezegd dat er voor
2000 een meeropbrengst zal zijn van ten minste vijf of
zes miljard frank netto met dezelfde prijsverhoging als
vandaag. Of er nog een prijsverlaging komt, zullen wij
moeten zien. Ook dat blijft mogelijk.
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de minister, ik
dank u voor die verduidelijkende cijfers. Wij zullen die
natrekken en vergelijken met gegevens die ons ter
beschikking staan. Na dit uitgebreide antwoord is er
hopelijk nog wel ruimte voor bijkomende opmerkingen en
andere elementen.
Om te beginnen steunen wij de lijn die de regering volgt
en die ook is vervat in ons wetsvoorstel : milieuvriende-
lijke producten mogen worden bevoordeeld en positief
gediscrimineerd. Wij vinden het een goede aanpak om,
als men iets aan de brandstofprijzen doet, dat bij voor-
rang voor milieuvriendelijke brandstof te doen. In voet-
noot rijst dan wel de vraag waarop men eigenlijk wacht
om het verschil tussen loodhoudende en loodvrije ben-
zine nog wat groter te maken. Dit zou nu al kunnen, maar
u doet dat niet. U wacht op januari 2001, maar zou dat
vroeger kunnen doen.
Ik wil hieraan nog een tweede positieve noot toevoegen.
Men maakt gebruik van het debat over de hoogte van de
brandstofprijzen om gedeeltelijk de variabilisering van de
kosten voor autogebruik te versterken. Ik bedoel het
verhogen van de variabele kosten in verhouding tot de
vaste kosten. In het kader van een aanpak van de
mobiliteitsproblemen is dit een goede inspanning die
evenwel de problemen niet oplost van de honderd-
duizenden of miljoenen landgenoten die vandaag worden
geconfronteerd met de prijsstijgingen.
12
HA 50
COM 252
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Yves Leterme
Ik heb nog enkele opmerkingen in verband met uw
antwoord. Om te beginnen is er de transportsector. Ik
hoor u met uw bekende flegma nu al drie of vier maanden
zeggen dat u wel een voorstel voor terugbetaling aan de
Ministerraad wilt voorleggen. Waarop wacht u nog ? Euro
2000 is voorbij, de Tour is begonnen, de zomer komt en
u hebt nu wat tijd. Waarop wacht u om de daad bij het
woord te voegen ? Inzake de sociale lasten van de
transportsector moet u mij nog eens uitleggen hoe u hier
wel sectoraal een lastenverlaging zou kunnen doorvoe-
ren zonder op Europese problemen te stuiten. Wij heb-
ben nochtans dergelijke problemen gekend met Maribel.
Het vervolg van het dossier zal ons misschien iets wijzer
maken.
Mijnheer de minister, u gaat nogal vlug over het inflatie-
probleem. U vermeldt de indexering van de lonen. Het
inflatieprobleem zal de volgende maanden niet alleen
voor ons land maar voor heel West-Europa een belang-
rijk dossier worden dat moet worden opgevolgd. De
spanbreedte tussen de gezondheidsindex en de ree¨le
index wijst op koopkrachtverlies. De groeiende inflatie,
die merkbaar is in de prijsstijgingen in de petroleum-
verwante producten, moet u tot nadenken stemmen.
Heel ons economisch succesverhaal van de voorbije zes
tot zeven jaar is gebaseerd op lage rente, lage inflatie en
een goede coherente budgettaire politiek. Als een van
deze variabelen op de helling komt te staan, zal dit
gevolgen hebben op de rente en kunnen een aantal
zaken die op dit ogenblik eenvoudig lijken moeilijk wor-
den, zeker als men ziet met welk een air deze regering
beloftes rondstrooit en lastenverlagingen aankondigt. Het
zou best kunnen dat we in het najaar met een heel
andere situatie worden geconfronteerd. Mijnheer de mi-
nister, ik roep u op het inflatiegevaar niet te onderschat-
ten.
Wat de huishoudens betreft, blijf ik aandacht vragen voor
de problematiek van de huisbrandstofprijzen en de aard-
gas. Ik geef toe dat dit historisch gegroeid is. De contrac-
ten staan, mijn inziens, te rechtstreeks onder de invloed
van de prijsstijgingen op de aardolie. minister Picque´
heeft aangekondigd dat hij onderhandelingen zal aan-
knopen en dat hij aanstuurt op de herziening van de
mechanismen. De tijd dringt. Voor de modale Belg die
gaat tanken of zijn aardgasrekening ziet oplopen, zijn de
beloftes van de regering alleen maar mooie woorden. Hij
vraagt concrete maatregelen. Ik stel vast dat deze rege-
ring om god weet welke reden daartoe niet in staat is.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Jef Tavernier aan de
minister van Financie¨n over
de schuldverlichting
van de armste landen
(nr. 2269)
Question orale de M. Jef Tavernier au ministre des
Finances sur
l'alle`gement de la dette des pays les
plus pauvres
De heer Jef Tavernier (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, in de algemene
toelichting bij de begroting 2000 was er sprake van een
ruimte van 800 miljoen frank voor een budgettair neutrale
schuldherschikking. U hebt dit voorstel gedaan. Ik weet
dat de regering in het licht van de begrotingsaanpassing
beslist heeft een kwijtschelding van 16 miljoen frank toe
te kennen aan Mozambique. Dat is echter een ander
dossier.
Mijn vraag handelt over de schuldherschikking, een
operatie die budgettair neutraal is maar belangrijk kan
zijn. De minister van Financie¨n moet terzake voorstellen
doen. Mijnheer de minister, wat is de stand van zaken in
dit dossier ? Zal de regering in 2001 verder stappen
ondernemen niet alleen inzake schuldherschikking maar
vooral inzake schuldkwijtschelding ? Ik stel deze vraag
omdat men stilaan begint aan de opmaak van de begro-
ting 2001. Ik wil u herinneren aan uw belangrijk engage-
ment.
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter,
collega's, het bedrag van 800 miljoen frank was deels
bestemd als nog te leveren bijdrage aan het beheers-
fonds van de wereldbank en het Internationaal Monetair
Fonds voor de schuldverlichting van de armste landen
ten opzichte van de multilaterale instellingen.
Deze bijdrage zal momenteel worden ingehouden tot er
een akkoord wordt bereikt omtrent een billijke verdeling
van de kosten van deze verlichting tussen de bijdragende
landen. Er werd nog geen multilaterale beslissing geno-
men in verband met de correcte verdeling van de lasten
tussen de verschillende landen. Wij zijn evenwel bereid
tot betaling over te gaan, mits een akkoord op bilateraal
vlak.
Een deel van het bedrag van 800 miljoen frank was
bestemd om de budgettaire kosten van de bilaterale
schuldkwijtscheldingen van de armste landen in het
kader van het zogenaamde HIPC-programma, in te dek-
ken.
Op basis van de werkzaamheden van de werkgroep
opgesteld door de regering, zal ik binnenkort een nota
voorleggen aan de Ministerraad, die de toepassings-
modaliteiten van de schuldkwijtschelding zal verduidelij-
ken. Deze nota zal een evaluatie bevatten van de bud-
gettaire kosten die deze kwijtscheldingen met zich
brengen in de loop van de volgende jaren. Gezien de
hoogdringende situatie in Mozambique heb ik reeds de
totale en onmiddellijke kwijtschelding van alle schulden
ten opzichte van Belgie¨ en de regering voorgesteld. Deze
kwijtschelding ten bedrage van 16 miljoen, werd op 16
HA 50
COM 252
13
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
juni 2000 goedgekeurd. Dit bedrag maakt geen deel uit
van voornoemde som van 800 miljoen, maar wordt
uitgetrokken op de begroting. Hiervoor is uiteraard een
herverdeling noodzakelijk van de budgettaire posten.
Maar dat is een andere problematiek.
Hoe dan ook, thans moet een definitieve beslissing
worden
genomen
met
betrekking
tot
het
HIPC-
programma, in verband met een paar multilaterale ak-
koorden inzake de verdeling van de kosten tussen ver-
schillende landen. Pas dan kan een deel of het integraal
bedrag van 800 miljoen frank worden aangewend voor
kwijtscheldingen.
Hopelijk is het mogelijk voornoemd bedrag gedeeltelijk
dit jaar en volgend jaar aan te wenden.
De kwijtschelding van schulden is een belangrijke stap,
maar tot op heden moeten nog steeds een paar multila-
terale akkoorden tot stand komen.
De heer Jef Tavernier (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
minister, belangrijk is dat engagementen daadwerkelijk
worden nagekomen.
Uit uw antwoord meen ik te mogen afleiden dat terzake
een multilateraal akkoord mag worden verwacht en dat,
mocht ook in het kader van het HIPC-programma een
akkoord worden bereikt, er zich dit jaar eigenlijk geen
budgettaire problemen voordoen. Op basis van uw nota
zou vanaf 2001 tot een ree¨le kwijtschelding kunnen
worden overgegaan.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de Mme Marie-The´re`se Coenen au
ministre des Finances sur
l'application de la loi du
1er mars 2000 modifiant certaines dispositions rela-
tives a` la nationalite´ belge
Mondelinge vraag van mevrouw Marie-The´re`se Coe-
nen aan de minister van Financie¨n over
de toepas-
sing van de wet van 1 maart 2000 tot wijziging van
een aantal bepalingen betreffende de Belgische na-
tionaliteit
(nr. 2109)
Mme Marie-The´re`se Coenen (AGALEV-ECOLO) : Mon-
sieur le pre´sident, monsieur le ministre, chers colle`gues,
je vous prie tout d'abord d'excuser mon retard : je ne
savais pas que la re´union commenc¸ait a` 9 heures.
Nous allons passer de la macro-e´conomie a` la micro-
e´conomie financie`re. J'aimerais en effet recevoir des
informations concernant la gratuite´ des proce´dures rela-
tives a` l'acquisition de la nationalite´.
Comme vous le savez, la loi du 24 de´cembre 1999 a
modifie´ les dispositions fiscales concernant les deman-
des de naturalisation. Auparavant, le montant demande´
e´tait de 6 000 francs. En outre, les droits de timbre ont
e´te´ supprime´s pour les documents a` joindre a` la de-
mande.
Bien que la demande de naturalisation ne soit pas
entie`rement gratuite pour le demandeur, elle a e´te´ forte-
ment alle´ge´e en ce qui concerne l'Etat belge.
Par contre, d'autres proce´dures, telles que l'acquisition
de la nationalite´, ont e´galement vu leurs crite`res changer,
ouvrant leur champ d'application a` beaucoup de person-
nes. Il s'agit essentiellement de l'acquisition de la natio-
nalite´ par dure´e de re´sidence, c'est-a`-dire sept anne´es
de re´sidence et un a^ge de 18 ans. Cette cate´gorie de
personnes voit donc de nouvelles possibilite´s s'ouvrir
pour obtenir la nationalite´.
Or, a` cet e´gard, le Code des droits de timbre n'a
nullement e´te´ modifie´. Les extraits de registre de popu-
lation et les extraits d'actes civils ne´cessaires a` l'acqui-
sition, le recouvrement ou la perte de nationalite´ restent
soumis au droit de timbre fiscal et au droit d'expe´dition.
Autrement dit, cette proce´dure est payante. Les commu-
nes peuvent demander un droit d'enregistrement du
dossier de`s son ouverture, elles perc¸oivent un droit de
timbre sur tous les documents officiels annexe´s a` la
demande, sans parler des taxes communales, etc. Ces
montants varient d'une commune a` l'autre en fonction de
la re´glementation communale propre a` chacune d'elles.
Etant donne´ que ce sont de telles demandes qui sont
actuellement soumises aux communes, on peut se poser
la question de l'ine´galite´ de traitement entre les person-
nes qui re´pondent aux crite`res pour demander la natu-
ralisation apre`s deux ou trois anne´es de re´sidence et
ceux qui re´sident dans la commune depuis beaucoup
plus longtemps et qui optent pour l'acquisition de la
nationalite´. Cette ine´galite´ de fait est relativement mal
accepte´e, d'autant plus que le message qui a accom-
pagne´ le changement de la loi e´tait la gratuite´ de la
proce´dure. Tout cela donne donc lieu a` beaucoup de
quiproquos et de discussions sur le terrain.
Monsieur le ministre, avez-vous l'intention d'harmoniser
le cou^t de toutes les formes de proce´dure visant a` obtenir
la nationalite´ belge ? Pourrait-on imaginer de modifier le
Code du droit de timbre, auquel les communes se
re´fe`rent ? Ne serait-il pas opportun de donner aux com-
munes un cadre financier dans lequel elles peuvent
s'inscrire ? En effet, dans certaines communes, le de´po^t
d'un dossier d'acquisition de la nationalite´ est gratuit,
alors que d'autres re´clament 1 500 a` 2 000 francs de
frais administratifs. Cela est d'autant plus important que
14
HA 50
COM 252
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marie-The´re`se Coenen
dans certaines communes, le service compe´tent en la
matie`re a vu croi^tre se´rieusement le nombre de deman-
des, et ce proportionnellement a` l'augmentation du nom-
bre de personnes re´pondant aux crite`res impose´s.
M. Didier Reynders, ministre : Monsieur le pre´sident,
che`re colle`gue, l'exemption du droit de timbre e´tablie par
l'article 8 de la loi du 24 de´cembre 1998 s'applique ou
devrait s'appliquer quelle que soit la proce´dure d'acqui-
sition de la nationalite´.
Mais Mme Coenen a raison de dire que ce n'est pas le
cas aujourd'hui. Le fait que l'article 8 de cette loi n'ac-
corde l'exemption du droit de timbre que pour les actes et
documents justificatifs qui doivent e^tre joints a` la de-
mande de naturalisation s'explique par le fait que la loi du
24 de´cembre 1999 visait principalement a` abroger le
droit d'enregistrement spe´cial sur les naturalisations. Or,
ce droit ne s'appliquait qu'en cas de demande de natu-
ralisation. La disposition d'exemption du droit de timbre
n'a donc retenu que cette proce´dure d'acquisition de la
nationalite´.
Cela dit, j'ai demande´ a` mon administration de re´diger,
au plus tard pour la fin de ce mois - donc pour introduc-
tion a` la rentre´e -, un projet de loi modifiant le Code des
droits de timbre, de manie`re a` e´tendre l'exemption e´ta-
blie par l'article 8 de la loi pre´cite´e a` toutes les proce´du-
res d'acquisition de la nationalite´.
Je vous rappelle que nous avions pris l'engagement de
rendre gratuite la proce´dure de naturalisation. Lors des
de´bats qui ont pre´ce´de´ son adoption, on a aussi e´voque´
la proble´matique de la de´claration de nationalite´. Ce sont
deux choses diffe´rentes.
Lors des va-et-vient un peu complique´s entre les com-
missions de la Justice et des Finances et la se´ance
ple´nie`re, on a essentiellement vise´ la gratuite´ en matie`re
de droits d'enregistrement - et par voie de conse´quence,
de droits de timbre - de la proce´dure de naturalisation. Le
proble`me de la de´claration de nationalite´ n'a pas e´te´
e´voque´.
J'ai donc demande´ que l'on re´dige un projet, que je
soumettrai au gouvernement pour approbation avant de
le transmettre au parlement, pre´voyant l'extension de la
suppression du droit de timbre a` l'ensemble des proce´-
dures d'acquisition de la nationalite´.
En ce qui concerne la situation ve´cue dans les commu-
nes, je suis au regret de vous dire que cela ne rele`ve pas
de ma compe´tence. Il ne me revient pas de donner des
orientations en la matie`re.
Je constate simplement que lorsqu'un cou^t intervient
dans une proce´dure lie´e a` l'acquisition de la nationalite´
ou a` une re´gularisation de situation en Belgique, les
communes s'empressent de demander si le pouvoir
fe´de´ral peut couvrir l'ensemble des cou^ts, quels qu'ils
soient. Dans le sens inverse, vous avez raison de faire
remarquer que lorsque le fe´de´ral supprime des imposi-
tions ou des taxations sur des proce´dures d'acquisition
de nationalite´, la me^me de´marche n'est pas ne´cessaire-
ment reprise dans toutes les communes du pays.
Les discours entendus re´gulie`rement sur la volonte´
d'ouverture, y compris sur le plan financier, de certains
pouvoirs locaux sont peut-e^tre le´ge`rement diffe´rents de
la re´alite´, de la pratique. Ce n'est pas la premie`re fois
qu'apparai^t ce type de proble`me.
Pour ma part, je veillerai a` ce que l'ensemble des
proce´dures d'acquisition de la nationalite´ soit gratuite a`
l'e´chelon fe´de´ral; les pouvoirs locaux conservent ne´an-
moins leur autonomie en cette matie`re.
Mme Marie-The´re`se Coenen (AGALEV-ECOLO) : Mon-
sieur le ministre, e´tant passe´e a` travers les mailles de
l'analyse et des de´bats -que j'avais suivis avec attention
en ple´nie`re - sur la gratuite´ de la demande de naturali-
sation, j'attire votre attention sur le fait que les communes
devraient e^tre clairement informe´es : en effet, d'une
commune a` l'autre, les textes sont interpre´te´s assez
diffe´remment. Notre petite enque^te a abouti au constat
que les communes en arrivent a` des interpre´tations
diffe´rentes.
J'insiste pour que, lorsque vous modifierez le Code du
timbre, une circulaire de pre´sentation et d'analyse des
textes accompagne cette de´marche politique. Je vous en
remercie.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Interpellation de M. Jean-Pol Poncelet au ministre
des Finances sur
l'avant-projet de de´cret du gouver-
nement flamand instaurant une remise forfaitaire
d'impo
^ t
Interpellatie van de heer Jean-Pol Poncelet tot de
minister van Financie¨n over
het voorontwerp van
decreet van de Vlaamse regering tot instelling van
een forfaitaire belastingvermindering
(nr. 448)
M. Jean-Pol Poncelet (PSC) : Monsieur le pre´sident,
monsieur le ministre, chers colle`gues, je vous remercie
avant tout d'avoir bien voulu tenir compte d'un petit
proble`me d'horaire a` mon e´gard et d'avoir retarde´ quel-
que peu le calendrier pre´vu.
Monsieur le ministre, ce n'est pas la premie`re fois que
nous parlons de ce sujet; vous conviendrez que lors de
ma dernie`re intervention, une question d'actualite´ en
se´ance ple´nie`re, la modalite´ du de´bat n'e´tait pas parfai-
tement adapte´e a` un e´change. Ainsi qu'annonce´, j'ai
donc de´pose´ une demande d'interpellation.
HA 50
COM 252
15
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Pol Poncelet
Je voudrais rappeler les ante´ce´dents de cette interpella-
tion. Le 16 juin, le gouvernement flamand a approuve´ un
avant-projet de de´cret qui instaure, pour les contribua-
bles habitant la re´gion flamande, une re´duction d'impo^t
forfaitaire de 2500 F par contribuable et de 5000 F par
me´nage. Cet avant-projet de de´cret relance avec une
acuite´ particulie`re le de´bat sur l'autonomie fiscale des
re´gions, de´bat de´ja` amorce´ en de´cembre dernier, lors de
la discussion des accords dits de la Saint-Eloi.
A cette occasion, les composantes francophones des
divers
gouvernements
-fe´de´ral,
wallon,
bruxellois-
avaient admis, au sein du comite´ de concertation -et je
cite le ministre des Finances- qu'
une re´duction line´aire
forfaitaire de 3,2 milliards pour l'anne´e 2000 concernant
l'impo^t sur les revenus est compatible avec la loi spe´ciale
de financement et n'est pas de nature a` mettre en danger
l'union e´conomique et mone´taire
.
Autre ante´ce´dent : le 16 mars dernier, dans le quotidien
Le Soir, une carte blanche, signe´e par une demi-
douzaine de professeurs d'e´conomie d'une certaine re´-
putation, mettait en e´vidence les risques, selon eux, que
faisait courir aux francophones wallons et bruxellois un
accroissement de l'autonomie fiscale de`s lors que
celle-ci porterait sur la progressivite´ de l'impo^t des per-
sonnes physiques.
En janvier dernier, lors d'une discussion en se´ance
ple´nie`re entre vous et moi, notamment, vous m'aviez
affirme´ :
La loi spe´ciale parle de remise d'impo^t, non
d'additionnels ou de soustractionnels
. Vous ajoutiez :
La technique des remises peut intervenir en pourcen-
tage ou en montant fixe
. Vous poursuiviez : On a choisi
la technique des remises line´aires et forfaitaires pour
pouvoir les appliquer aux revenus du travail et, particu-
lie`rement, aux revenus les plus bas
. Enfin, vous
concluiez :
Pour ce qui est des conse´quences, je dirais
que 3,2 milliards sur 1 000 milliards de revenus de l'IPP
ne risquent pas de mettre en pe´ril la solidite´ de l'ensem-
ble
.
Voici deux semaines, a` l'occasion de ma question d'ac-
tualite´ sur le me^me sujet, vous avez d'abord - et je
maintiens mon point de vue, me^me si vous ne l'avez pas
accepte´ - tente´ de noyer le poisson, mais l'ichtyologie n'a
pas grand-chose a` voir dans le proble`me qui nous
pre´occupe. Ce qui m'inquie`te beaucoup plus, c'est que
vous avez surtout perse´ve´re´ dans l'erreur en disant :
En
ce qui concerne la loi spe´ciale, son volet fiscal a e´te´
re´dige´ et pre´sente´ au gouvernement et, ensuite, au
parlement par l'un de mes pre´de´cesseurs que vous
connaissez bien puisqu'il faisait partie de votre formation
politique. Le texte pre´voit des additionnels - progre`s par
rapport a` janvier ou` vous disiez qu'il n'y avait pas
d'additionnels -, pas des pourcentages soustractionnels
ou acentimes, en belge, mais des remises d'impo^t. Vous
ajoutiez :
On peut de´battre de ce que cela signifie;
malheureusement, la loi n'est pas claire. Elle est donc
interpre´te´e de manie`res diffe´rentes, comme c'est sou-
vent le cas des textes institutionnels
.
Pour nous, c'est pratiquement laisser entendre que
l'avant-projet de de´cret du gouvernement flamand est
compatible avec la loi spe´ciale de financement dont vous
vous plaisez a` souligner que votre parti ne l'a pas vote´e
en 1989.
Si nous revenons sur cette question, c'est parce que ces
re´ponses nous semblent insuffisantes et me^me dange-
reuses car elles ouvrent la porte a` la concurrence fiscale
que je continue a` de´noncer, tout comme les professeurs
auxquels je fais re´fe´rence. Ces derniers disent, en effet,
que de telles mesures pourraient avoir des conse´quen-
ces dommageables, pour ne pas dire de´sastreuses, pour
les re´seaux les moins prospe`res dans notre syste`me
institutionnel.
Je suis donc convaincu que l'avant-projet de de´cret du
gouvernement flamand me´connai^t la loi spe´ciale de
financement qui, en maintenant la progressivite´ de
l'impo^t au fe´de´ral, empe^che une concurrence fiscale
juge´e dangereuse.
Quelle est notre interpre´tation de la loi spe´ciale de
financement ? Elle pre´voit, en son article 6, §2, 3°, que
les re´gions sont autorise´es a` percevoir des centimes
additionnels et a` accorder des remises sur l'impo^t des
personnes physiques.
En son article 9, elle ajoute toutefois que l'instauration de
centimes additionnels ou de remises est pre´alablement
concerte´e avec le gouvernement fe´de´ral et les gouver-
nements de re´gions et qu'en vue de sauvegarder l'union
e´conomique et mone´taire, le Roi pourra, par arre^te´
de´libe´re´ en Conseil des ministres pris en concertation
avec les gouvernements concerne´s, imposer un pour-
centage maximal a` ces centimes additionnels et a` ces
remises.
Le me´canisme des centimes additionnels ne constitue
pas une nouveaute´ dans notre syste`me. Il est largement
utilise´ au plan communal et permet a` la commune de
percevoir sur un impo^t donne´, que ce soit l'impo^t des
personnes physique ou le pre´compte immobilier, un
impo^t additionnel qui repre´sente 1 ou plusieurs centimes
de l'impo^t paye´. De cette manie`re, la commune, en
l'occurrence, ne modifie pas la progressivite´ de l'impo^t
puisque chacun est taxe´ proportionnellement a` l'impo^t
de´ja` du^, qui inte`gre lui-me^me la progressivite´. Ce me´ca-
nisme a e´te´ transpose´ aux re´gions, non pas en 1989
mais de`s 1980 puisque la loi de financement de 1980
pre´voit, en son article 12, que
Les Conseils sont auto-
rise´s a` percevoir des centimes additionnels, notamment
a` l'impo^t des personnes physiques, ainsi qu'a` accorder
des remises sur ceux-ci
.
16
HA 50
COM 252
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Pol Poncelet
Je ne vais pas reprendre ou ouvrir des pole´miques, mais
je tiens cependant a` souligner que des dispositions aussi
claires, ou aussi peu claires, que les articles 6 et 9 de la
loi spe´ciale de financement ne sortaient pas de la plume
d'un ministre social-chre´tien des Finances puisqu'il
s'agissait a` l'e´poque d'une coalition avec le partenaire
libe´ral.
Selon nous, les centimes additionnels ne peuvent donc
porter atteinte a` la progressivite´ de l'impo^t puisqu'ils sont
proportionnels a` un impo^t progressif. C'est la raison pour
laquelle la loi spe´ciale de financement pre´voit que le Roi
peut fixer un et un seul pourcentage maximal a` ces
additionnels. Ce qui vaut pour les additionnels et qui ne
serait pas contestable ne vaudrait-il pas e´galement pour
les remises, comme semble le laisser entendre le minis-
tre des Finances ?
S'il est vrai que la loi spe´ciale de financement ne parle,
en effet, pas de
soustractionnels, il n'en reste pas
moins que le terme
remise est en l'occurrence syno-
nyme de
soustractionnel.
Pourquoi ?
Premier e´le´ment, en 1980, lorsque le terme de remise a
e´te´ choisi, reconnaissons que le terme
soustractionnel
ne faisait pas partie du langage de l'e´poque, qu'il soit
courant ou juridique.
Deuxie`me e´le´ment, une e´tude des travaux pre´paratoires
des lois de financement de 1980 et de 1989 fait apparai^-
tre que le terme
remise est syste´matiquement utilise´ en
paralle`le avec le terme
additionnels, l'un apparaissant
comme la limite infe´rieure alors que l'autre repre´sente la
limite supe´rieure.
Troisie`me e´le´ment plaidant dans le me^me sens, selon
nous : la fixation par le Roi d'un et d'un seul pourcentage
maximal vaut aussi bien pour les remises que pour les
additionnels, ce qui indique, toujours d'apre`s nous, que
les remises ne peuvent modifier la progressivite´ de
l'impo^t, me^me si elles ne s'appellent pas
soustraction-
nels
.
En accordant a` tous les contribuables une me^me re´duc-
tion d'impo^t, quels qu'ils soient, l'avant-projet de de´cret
flamand avantage de manie`re relativement plus impor-
tante les bas revenus et, de ce fait, modifie la progressi-
vite´ de l'impo^t. Or, cette progressivite´ rele`ve, en vertu des
articles 6 et 9 de la loi spe´ciale, de la compe´tence du
pouvoir fe´de´ral. C'est la raison pour laquelle, selon nous,
l'avant-projet de de´cret me´connai^t les articles 6 et 9 de la
loi spe´ciale de financement.
Cela m'ame`ne a` quelques interrogations, peut-e^tre un
peu plus pre´cises et plus claires que lors de la question
d'actualite´.
Monsieur le ministre, j'aimerais connai^tre votre avis sur
cette analyse de nature juridique et savoir si vous la
partagez. Je crois comprendre qu'il y a six mois, quand
nous de´fendions ce point de vue, la presse titrait :
Le
PSC est bien seul.
Si je tiens compte des derniers commentaires, je remar-
que que des personnalite´s e´minentes nous ont rejoints
sur notre analyse. J'aimerais donc avoir votre avis et
savoir si vous la partagez.
Je souhaiterais ensuite savoir si la concertation pre´vue a`
l'article 9 de la loi spe´ciale a effectivement de´ja` eu lieu. Si
ce n'est pas le cas, je voudrais comprendre comment il
faut interpre´ter le communique´ du gouvernement fla-
mand selon lequel un accord a e´te´ conclu entre ce
dernier et l'administration fiscale fe´de´rale sur l'application
de cette re´duction d'impo^ts. Comme disait un de vos
colle`gues, maintenant membre du gouvernement, il y en
a un des deux qui ne dit pas la ve´rite´. Si cette concerta-
tion a bien eu lieu en de´cembre dernier, dans le cadre de
la ne´gociation de la Saint-Eloi, la question est alors de
savoir si l'avant-projet de de´cret est conforme aux re´sul-
tats de cette concertation. A l'e´poque, en effet, elle faisait
e´tat de re´duction line´aire forfaitaire pour un montant de
3,2 milliards de francs, alors qu'aujourd'hui, le gouverne-
ment flamand parle d'un peu moins de 10 milliards de
francs.
La troisie`me question que je voudrais vous poser
concerne le communique´ du gouvernement flamand. Il
fait e´tat d'un accord entre lui et le gouvernement fe´de´ral
sur le de´po^t d'un projet de loi - donc cela concerne bien
les autorite´s fe´de´rales - re´glant de manie`re ge´ne´rale
l'application des remises d'impo^t par les re´gions. Y a-t-il
effectivement un accord qui a e´te´ conclu ? Dans l'affir-
mative, quel est son contenu ? S'agira-t-il d'un projet de
loi ou d'un arre^te´ royal de´libe´re´ en Conseil des ministres,
comme le pre´voit l'article 9 de la loi spe´ciale de finance-
ment ?
Et enfin, quatrie`me et dernier e´le´ment de l'interrogation,
je voudrais que le ministre me dise comment il entend
faire respecter cette interpre´tation de la loi de finance-
ment, pour autant qu'il la partage, par la Re´gion fla-
mande ? Pourra-t-il exiger que l'avis demande´ au
Conseil d'Etat, par exemple, par le gouvernement fla-
mand a` propos de l'avant-projet de de´cret soit rendu par
les Chambres re´unies ? C'est le prescrit de l'article 85bis
des lois coordonne´es sur le Conseil d'Etat. Va-t-il saisir le
comite´ de concertation avant le de´po^t du projet de de´cret
au Parlement flamand ? Va-t-il de´poser ensuite un projet
de motion devant la Chambre, par exemple, afin que
celle-ci puisse saisir ulte´rieurement le comite´ de concer-
tation ? Si tout cela ne parvient pas a` faire e´chec a` la
volonte´ du gouvernement flamand, va-t-il saisir la Cour
d'arbitrage du conflit de compe´tences ?
HA 50
COM 252
17
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Pol Poncelet
Vous comprendrez que de notre point de vue, les ques-
tions sont d'importance. Il y a des risques, comme la
concurrence fiscale. Je ne pouvais donc pas me conten-
ter des re´ponses e´vasives auxquelles avait conduit la
proce´dure a` l'occasion de la question d'actualite´. C'est
bien su^r plus une question de principes qu'une question
de montant. Nous connaissons la technique du gouver-
nement flamand : on fait trancher des questions de
principes a` l'occasion de demandes mineures, et ensuite
on se pre´vaut de la solution intervenue pour l'utiliser en
faveur de dossiers majeurs.
Je suis certain, monsieur le ministre, que vous mesurez
votre responsabilite´ a` l'e´gard des francophones dans
cette affaire. Je voudrais donc que vous puissiez re´pon-
dre a` cette se´rie de questions le plus clairement possible
et je vous en remercie d'avance.
M. Didier Reynders, ministre : Monsieur le pre´sident,
cher colle`gue, je ne veux pas re´engager un de´bat sur ma
capacite´ ou non a` noyer un poisson. Je vous affirme que
je n'y suis encore jamais arrive´. Je cherche des formules,
et vous pouvez peut-e^tre m'aider, vous qui avez proba-
blement une plus grande expe´rience que moi en la
matie`re.
Par ailleurs, ce que vous avez expose´ est une interpre´-
tation d'un texte. Savoir comment interpre´ter un texte est
un vaste de´bat. Je lis par hypothe`ses des interpre´tations
fort divergentes, que je ne vais e´videmment pas citer
toutes. Quel que soit votre sentiment a` l'e´gard de mes
re´ponses en se´ance ple´nie`re ou en commission, il y a en
tout cas deux e´le´ments certains a` ce jour. D'une part, le
texte de la loi spe´ciale qui diffe´rencie bien les addition-
nels et les remises d'impo^t. Je n'en tire qu'une conclusion
e´vidente : il y a une diffe´renciation, on n'a pas utilise´ un
autre terme, on a choisi la logique de remise d'impo^t.
D'autre part, un e´le´ment qui me permettra de re´pondre a`
bon nombre de vos questions : bien entendu, une
concertation a de´ja` eu lieu sur cette proble´matique. Je le
re´pe`te depuis des mois, dans cette commission comme
en se´ance ple´nie`re. Le comite´ de concertation s'est en
effet de´ja` prononce´ une premie`re fois en de´cembre de
l'anne´e dernie`re. On semble de´couvrir dans un certain
nombre de questions que des contacts ont eu lieu. Or, ils
n'ont pas seulement eu lieu de manie`re informelle, mais
bien dans un comite´ de concertation re´unissant l'ensem-
ble des gouvernements concerne´s. Et je re´pe`te quelle a
e´te´ l'orientation donne´e a` ce moment, a` savoir a` l'occa-
sion des accords de la Saint-Eloi : le comite´ de concer-
tation a estime´ que la re´duction line´aire forfaitaire de 3
milliards 200 millions pour l'anne´e 2000 sur l'impo^t sur le
revenu e´tait compatible avec la loi spe´ciale.
Telle est la conclusion des contacts qui ont eu lieu jusqu'a`
pre´sent, ainsi que du dossier qui a e´te´ soumis au comite´
de concertation.
Quelle a e´te´ l'e´volution depuis lors ? Un projet de de´cret
a effectivement e´te´ de´pose´. Il est actuellement soumis au
Conseil d'Etat. J'attends bien entendu de recevoir son
avis avant de faire une quelconque proposition au gou-
vernement fe´de´ral et au comite´ de concertation. Je
re´ponds ainsi a` vos pre´occupations sur les diffe´rentes
manie`res d'amener un dossier au comite´ de concerta-
tion. L'exe´cutif re´gional avait souhaite´ que le dossier soit
soumis au comite´ de concertation; ce sera donc le cas.
Je soumettrai des propositions a` ce comite´ de concerta-
tion de`s que nous aurons rec¸u l'avis du Conseil d'Etat en
la matie`re.
Au-dela` de cela, quelles sont les compe´tences du fe´de´ral
a` cet e´gard ? Une premie`re compe´tence est effective-
ment d'organiser cette concertation. Nous le ferons et je
proposerai une attitude sur la base du projet de de´cret
lui-me^me ainsi que sur l'avis du Conseil d'Etat qui sera
rendu a` son sujet.
Une deuxie`me compe´tence du fe´de´ral est la fixation de
limites. A l'occasion des discussions de de´cembre 1999,
j'ai de´ja` annonce´ que mon intention e´tait de proposer des
limites puisque cela n'a jamais e´te´ fait jusqu'a` pre´sent.
J'ai propose´ d'organiser des limites qui correspondraient
a` 2,5% de l'impo^t des personnes physiques, ce qui
repre´sente a` peu pre`s 0,3% du produit inte´rieur brut. On
peut toujours estimer que me^me cela pourrait mettre en
pe´ril l'union e´conomique et mone´taire. Je souhaiterais
alors lire la carte blanche de la douzaine d'e´conomistes
que vous avez cite´s et qui estimeraient qu'une variation
de 2,5% de l'impo^t des personnes physiques pourrait
mettre en pe´ril l'union e´conomique et mone´taire. Cela
voudrait dire - pour ne prendre que des communes que je
connais bien et qui concernent a` la fois le chef de groupe
de ma formation a` la Chambre et la ville ou` j'habite - qu'il
y aurait une perturbation de l'union e´conomique et mo-
ne´taire entre Chaudfontaine et Lie`ge parce que les
communes appliquent de´ja` re´gulie`rement des diffe´ren-
ciations de cette importance. Je crois donc que l'on doit
pouvoir travailler dans ces limites.
Cela doit se faire par un arre^te´ royal, a` concerter e´gale-
ment, mais qui doit ensuite e^tre confirme´ par la loi. Si la
concertation aboutit a` une de´cision en cette matie`re, je
souhaite non seulement prendre un arre^te´ royal mais le
faire imme´diatement confirmer par le parlement. La loi
pre´voit d'ailleurs que cela se fasse tre`s rapidement.
Comme je l'ai pre´cise´ en de´cembre dernier, il est impor-
tant de de´terminer la manie`re dont les administrations
fiscales vont devoir traiter ce type de proble´matique. Il ne
suffit pas d'inscrire qu'une remise d'impo^t, voire des
additionnels seront applique´s, il faut aussi voir comment
inte´grer cette de´cision dans le calcul de l'impo^t. Je
souhaite le faire dans le cadre d'un projet de loi.
Je souhaite aussi que l'on pre´cise dans l'ensemble des
dispositions prises que si une re´gion - puisque c'est la
tendance actuelle - souhaite remettre une partie de
18
HA 50
COM 252
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
l'impo^t des personnes physiques, cette part remise de
l'impo^t sera e´videmment retenue sur la part de l'impo^t
des personnes physiques qui revient a` la me^me re´gion.
Cela peut parai^tre e´vident, mais il vaut mieux le pre´ciser
afin d'e^tre certain qu'il n'y ait pas de discussions a
posteriori sur la possibilite´ pour l'Etat fe´de´ral de re´cupe´-
rer les pre´le`vements qui seraient remis a` l'e´chelon re´gio-
nal.
On peut se poser tous les jours la question de savoir
quelle sera l'attitude des parties concerne´es. Jusqu'a`
pre´sent, j'ai pris l'habitude, qui est je crois assez sage,
d'examiner un dossier sur la base des textes que je
rec¸ois. On m'a de´ja` interroge´ sur la base des de´clara-
tions faites au parlement flamand. On m'a ensuite inter-
roge´ a` propos du premier texte qui aurait e´te´ soumis au
gouvernement flamand. Je re´pe`te que lorsque je serai en
possession du texte du projet de de´cret et de l'avis du
Conseil d'Etat, je verrai comment soumettre le dossier au
gouvernement et au comite´ de concertation, non seule-
ment dans son aspect - le texte du projet de de´cret
correspond-il au prescrit de la loi spe´ciale et de la
de´cision prise par le comite´ de concertation fin de l'anne´e
dernie`re ? -, mais aussi en encadrant toute cette proble´-
matique par des limitations en pourcentages de l'impo^t
des personnes physiques.
Je pre´cise d'ailleurs que ces pourcentages ne donnent
pas encore beaucoup d'indications sur l'interpre´tation de
ce que signifie une remise d'impo^t. En effet, il s'agit de
fixer un pourcentage maximal pour l'ensemble des re´-
gions, en termes de remises ou d'additionnels. La ques-
tion qui reste en suspens et que vous continuez a` poser
est de savoir si ce pourcentage est le seul me´canisme
qui puisse lui aussi s'appliquer lorsqu'on de´cide d'une
remise ou si on peut travailler autrement, en respectant le
concept line´aire et forfaitaire. C'est la question que je
soumettrai tant au gouvernement qu'au comite´ de
concertation.
Voila` ou` en est le dossier aujourd'hui. Bien entendu, le
parlement sera informe´ de l'orientation qui sera prise a`
l'e´chelon fe´de´ral et au sein du comite´ de concertation. Si
nous allons dans cette voie, je soumettrai tre`s rapide-
ment un projet de loi confirmant les mesures qui auraient
e´te´ prises par arre^te´ royal.
M. Jean-Pol Poncelet (PSC) : Monsieur le ministre, je
vous remercie pour les pre´cisions que vous m'avez
apporte´es. Je prends d'abord acte, et vous le dites de la
manie`re la plus claire et sans ambigui¨te´, qu'il n'y a pas
d'accord avec votre administration et le gouvernement
flamand sur la mise en oeuvre du syste`me. De ce point
de vue, je note la clarte´ et j'imagine que cela permettra
autant de clarte´ de l'autre co^te´.
Vous me dites qu'il y aura un projet de loi, donc je prends
acte e´galement de votre intention de le´gife´rer pour re´gler
globalement le proble`me, me^me si je retiens de vos
propos qu'il n'y a pas encore d'accord sur un projet de loi,
malgre´ ce qu'a dit ou ce qu'a laisse´ entendre le gouver-
nement flamand.
Qu'il y ait, dites-vous, dans la loi spe´ciale de finance-
ment, une diffe´renciation entre additionnels et remises, je
pense que le mot
diffe´renciation est en l'occurrence
exage´re´. Il y a en effet un vocabulaire diffe´rent et je me
suis explique´ tanto^t sur la manie`re dont je conc¸ois cette
diffe´rence. Elle est essentiellement lie´e au vocabulaire
qu'on a utilise´. Quant au principe et au fait que le
pourcentage que le Roi peut appliquer est uniforme, je
pense que cela confirme la the`se de mon point de vue,
de´fendu tout a` l'heure.
Vous dites que la concertation a eu lieu. Le moins que
l'on puisse dire, puisqu'on parle de confusion dans les
textes, c'est que la concertation elle-me^me est un peu
ambigue¨ quant a` ses conclusions. Je ne suis malheureu-
sement pas juriste mais je crois savoir ce que veut dire
line´aire et ce mot ne pre^te pas a` ambigui¨te´. Mais sur
quoi est-ce
line´aire et sur quoi est-ce forfaitaire ?
S'agit-il du rendement, du montant par contribuable, du
revenu ? Sur quoi portent les termes
line´aire et forfai-
taire
?
De cette manie`re, qu'est-ce qui est compatible avec la loi
spe´ciale de financement ? Et surtout, me^me si l'avis du
Conseil supe´rieur des finances le dit, je crois que l'am-
bigui¨te´ reste sur la qualification exacte de ces termes,
d'autant plus qu'entre-temps, le montant est passe´ de
3,2 a` 10 milliards de francs. Cette multiplication par 3 a
quelque chose de significatif.De`s lors, attendons de voir
ce que donnera le recours introduit par un des partenai-
res.
Vous nous dites aussi qu'on va proposer des limites :
2,5% de l'IPP, mais le proble`me reste le me^me. Vous
dites que cela de´pendra du forfait, mais sur quoi l'e´ven-
tuelle line´arite´ porte-t-elle ? Qu'est-ce qui est cible´ ?
Vise-t-on une tranche de revenus ? Il est clair que la
mesure que vous nous confirmiez de 3,2% sur les bas
revenus, de`s lors qu'elle serait applique´e sur des hauts
revenus, prendrait une tout autre signification. Je conti-
nue a` dire que c'est un stimulant de concurrence fiscale
et d'e´ventuelle de´localisation pour un certain nombre de
personnes. Il y a une diffe´rence fondamentale et je pense
que la concurrence fiscale sera acce´le´re´e par ce sys-
te`me, de`s lors qu'il portera sur les hauts revenus davan-
tage que sur les bas revenus.
Fondamentalement, ce syste`me continue a` mettre en
cause la progressivite´ de l'impo^t qui est incontestable-
ment une compe´tence de l'autorite´ fe´de´rale. Jusqu'au
prochain e´pisode, si j'ai bien compris ce sera le re´sultat
HA 50
COM 252
19
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Pol Poncelet
du recours introduit, je continuerai a` e^tre attentif et, en
attendant, je vais de´poser une motion de recommanda-
tion qui, si elle est approuve´e, vous encouragera, mon-
sieur le ministre, a` rester encore plus attentif.
Mevrouw Fientje Moerman (VLD) : Mijnheer de voorzit-
ter, mijnheer de minister, ik wens kort in te gaan op de
twee argumenten die de heer Poncelet aanhaalt om aan
te tonen dat het Vlaams kortingsdecreet in strijd zou zijn
met de financieringswet. Hij had het namelijk over de
progressiviteit en de dreiging die uitgaat van een econo-
mische en monetaire unie.
Eerst een paar woorden over het laatste argument dat
volgens mij het gemakkelijkst te weerleggen is. Belgie¨ is
inderdaad een economische en monetaire unie, maar dat
geldt ook voor de Verenigde Staten van Amerika en voor
Europa. Welnu, de Verenigde Staten hebben een doel-
treffend systeem uitgewerkt : naast de federale belastin-
gen heffen de staten aparte personenbelastingen en
daarnaast zijn er ook nog regionale belastingen. Al die
aanslagen kunnen erg uiteenlopen, maar volgens mij
heeft dit systeem tot op heden de economische en
monetaire unie aldaar nog niet bedreigd. Idem dito wat
Europa betreft, waar de fiscaliteit een complete staats-
aangelegenheid is en geen Europese, maar waar men er
toch in slaagt de EMU tot stand te brengen.
Vervolgens haalt de heer Poncelet als argument aan de
tegenstrijdigheid met de artikelen 6 en 9 van de
financieringswet. In artikel 6 wordt evenwel niet gespeci-
ficeerd welke vorm de korting moet aannemen. In de
voorbereidende documenten is dat evenmin terug te
vinden. Aangezien het begrip korting geen courante term
is in de fiscale literatuur, moet men voor de invulling van
het begrip de rechtsleer erop naslaan. Daarin komen
verschillende strekkingen naar voren, zodanig dat de
interpretatie vrij is; wat niet is verboden, is toegelaten.
Uit artikel 9 kan evenmin worden afgeleid dat de korting
een verplicht percentage moet bedragen. Artikel 9 stipu-
leert weliswaar dat de Koning een maximumpercentage
kan opleggen voor de opcentiemen of kortingen, maar in
dat verband gaat het om een macro-economische grens.
Er wordt niet bepaald dat de korting zelf een percentage
moet zijn.
Eens de korting op kruissnelheid is, zal zij ongeveer 10
miljard frank bedragen, zijnde slechts 1,62% van de
personenbelastingen in het Vlaamse Gewest, hetgeen
nog steeds lager is dan 2% zoals bleek uit een aantal
amendementen in verband met de financieringswet.
Volgens de heer Poncelet mag de korting geen vast
bedrag zijn omdat zulks de progressiviteit van de
personenbelastingen wijzigt. Die redenering is niet cor-
rect. Immers, elke opcentiem of elke korting wijzigt in
principe de progressiviteit van de belastingen, of het gaat
om een percentage of om een vast bedrag. Een procen-
tuele korting zal zelfs een groter belastingvoordeel toe-
kennen aan degenen met een hoger inkomen omdat de
korting ook op een hogere basis wordt berekend. Mocht
de redenering strikt worden toegepast, dan zou artikel 6
onuitvoerbaar worden, zelfs indien de korting een per-
centage was. En dat is wellicht niet de bedoeling.
Heeft men het over de progressiviteit en het respect
ervan met betrekking tot de personenbelastingen, dan
heeft de forfaitaire korting een bijkomend streepje voor
op de procentuele korting, in die zin dat het ligt in het
wezen van de progressiviteit zoals deze op federaal
niveau in de personenbelastingen is geregeld, dat de
gemiddelde aanslagvoet op belasting procentueel toe-
neemt naarmate het inkomen stijgt. De forfaitaire korting
volgt die federale filosofie door de lagere inkomens een
relatief groter voordeel toe te kennen en zodoende
versterkt zij precies de progressiviteit. Een procentuele
korting zal dit sociaal aspect beknotten aangezien zij
wordt getemperd in het voordeel van personen met een
hoger inkomen.
Le pre´sident : En conclusion de cette discussion, des
motions ont e´te´ de´pose´es.
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties
ingediend.
Une motion de recommandation a e´te´ de´pose´e par
M. Jean-Pol Poncelet et est libelle´e comme suit :
La Chambre, ayant entendu l'interpellation de M. Jean-
Pol Poncelet
et la re´ponse du ministre des Finances, - jugeant que ces
re´ponses ne traduisent pas une intention claire de faire
respecter les articles 6 et 9 de la loi spe´ciale de finance-
ment et font donc craindre qu'elles ouvrent la voie a` une
concurrence fiscale d'autant plus pre´judiciable aux
Bruxellois et aux Wallons qu'elle portera sur la progres-
sivite´ de l'impo^t des personnes physiques;
- inquie`te du peu de de´termination dont fait preuve le
ministre des Finances pour faire respecter la compe´-
tence exclusive du pouvoir fe´de´ral sur la de´finition de la
progressivite´ de l'impo^t des personnes physiques;
invite le ministre des Finances a` faire usage de`s main-
tenant de tous les moyens le´gaux existants pour faire
e´chec a` la volonte´ du gouvernement flamand d'accorder
des remises forfaitaires d'impo^ts et notamment a` veiller a`
ce que l'avis du Conseil d'Etat sur l'avant-projet de de´cret
soit rendu par les chambres re´unies en application de
l'article 85bis des lois coordonne´es, a` introduire toutes
les proce´dures possibles devant le Comite´ de concerta-
tion et, le cas e´che´ant, a` introduire un recours devant la
Cour d'arbitrage.
20
HA 50
COM 252
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
pre´sident
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer
Jean-Pol Poncelet en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellatie van de heer Jean-
Pol Poncelet
en het antwoord van de minister van Financie¨n, - over-
wegende dat uit die antwoorden niet het duidelijk voor-
nemen blijkt de artikelen 6 en 9 van de bijzondere
financieringswet te doen naleven en derhalve kan wor-
den gevreesd dat fiscale concurrentie zal ontstaan, wat
voor de Walen en de Brusselaars bijzonder nadelig zou
zijn aangezien ze betrekking zou hebben op de progres-
siviteit van de personenbelasting;
- ongerust over het gebrek aan vastberadenheid van de
minister van Financie¨n met betrekking tot de naleving
van de exclusieve bevoegdheid van de federale overheid
inzake het vaststellen van de progressiviteit van de
personenbelasting;
verzoekt de minister van Financie¨n onmiddellijk alle
bestaande wettelijke middelen aan te wenden om het
voornemen van de Vlaamse regering een forfaitaire
belastingvermindering toe te kennen ongedaan te maken
en er met name op toe te zien dat het advies van de Raad
van State over het voorontwerp van decreet, overeen-
komstig artikel 85bis van de gecoo¨rdineerde wetten, door
de verenigde kamers wordt gegeven, alle mogelijke
procedures bij het Overlegcomite´ aanhangig te maken en
desgevallend beroep aan te tekenen bij het Arbitrage-
hof.
Une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par Mme
Fientje Moerman et MM. Maurice Dehu, Jean-Pierre
Viseur, Eric Van Weddingen, Peter Vanvelthoven, Aime´
Desimpel et Georges Lenssen.
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw
Fientje Moerman en de heren Maurice Dehu, Jean-Pierre
Viseur, Eric Van Weddingen, Peter Vanvelthoven, Aime´
Desimpel en Georges Lenssen.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De mondelinge vragen nrs. 2252 van de heer Yves
Leterme en 2259 van de heer Georges Lenssen worden
samengevoegd.
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren
Yves Leterme en Georges Lenssen aan de minister
van
Financie¨n
over
de hervorming van de
vennootschapsbelasting
(nrs. 2252 en 2259)
Questions orales jointes de MM. Yves Leterme et
Georges Lenssen au ministre des Finances sur
la
re´forme de l'impo
^ t des socie´te´s
(n
os
2252 et 2259)
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, het regeerakkoord voor-
ziet in een hervorming van de personenbelasting, maar
ook van de vennootschapsbelasting. Heel uitdrukkelijk
staat in het regeerakkoord dat de nominale tarieven
zullen worden verlaagd om mee te gaan met een Euro-
pese tendens. Belangrijk is ook dat in dezelfde paragraaf
van het regeerakkoord wordt verwezen naar de budget-
taire
neutraliteit
van
de
hervorming
van
de
vennootschapsbelasting. Met andere woorden, het moet
gaan om aanpassingen waarbij het saldo van de hele
operatie nul moet zijn. Mijn vragen gaan daarover.
De regering heeft aangekondigd dat zij in oktober haar
project van belastinghervorming zal voorleggen. Ik heb
altijd begrepen dat zij het daarbij over het gedeelte van
de personenbelasting had. Het lijkt ons echter ook be-
langrijk te weten hoever het staat met de hervorming van
de vennootschapsbelasting. We lezen terzake allerlei
verklaringen van woordvoerders van partijen van de
meerderheid. Graag hadden wij in deze Kamer, waar het
hoort, een zicht gekregen op de aanpak van de regering.
Wat is de timing die u volgt bij de hervorming van de
vennootschapsbelasting, of de uitvoering van dat onder-
deel van het regeerakkoord ?
In de volgende dagen zullen wij ons buigen over het
wetsontwerp inzake de afschaffing van de crisisbijdrage,
dat een uur geleden werd ingediend. Wat is de precieze
motivering voor het feit dat deze afbouw beperkt blijft tot
de natuurlijke personen en dus niet wordt uitgebreid tot
de vennootschapsbelasting ?
Is het hic et nunc het standpunt van de regering dat de
hervorming van de vennootschapsbelasting budgettair
neutraal moet zijn ? In ree¨le termen zou de netto-
opbrengst van de vennootschapsbelasting voor en na de
hervorming dus even groot moeten zijn.
Ten slotte heb ik een vraag die is gei¨nspireerd door de
conclusies van Feira, die straks ter sprake komen in een
andere bijeenkomst van Kamer en Senaat. Kan de
inschatting van het aspect budgettaire neutraliteit van de
hele operatie
desgevallend mee worden bei¨nvloed door toekomstige te
nemen beslissingen ingevolge de conclusies van de
werkgroep-Primarolo ? Ik heb het over de lijst van af te
bouwen nationale fiscale maatregelen die concurrentie-
HA 50
COM 252
21
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Yves Leterme
verstorend zijn. Wat ons land betreft zou het onder meer
gaan om het statuut van de coo¨rdinatiecentra, waarbij
duizenden mensen zijn betrokken. Zult u de eventuele
meerinkomsten uit deze afbouw van fiscale gunst-
regimes gebruiken om die budgettaire neutraliteit te
bereiken ? Met andere woorden, zult u eventueel vrijge-
komen middelen uit de afschaffing van bijvoorbeeld het
fiscale statuut van de coo¨rdinatiecentra - dat zullen
miljarden zijn - aanwenden om de algemene tarieven van
de vennootschapsbelasting te verlagen of andere posi-
tieve maatregelen te nemen in deze sector, in het kader
van de hervorming die in het regeerakkoord is opgeno-
men en die ondertussen werd aangekondigd ?
- Voorzitter : de heer Aime´ Desimpel
De heer Georges Lenssen (VLD) : Mijnheer de voorzit-
ter, mijnheer de minister, collega's, uit een recente studie
van Merrill Lynch blijkt dat, na Duitsland en Italie¨, Belgie¨
de hoogste vennootschapsbelasting in Europa heeft.
Duitsland, Italie¨ en ook Nederland zijn van plan op zeer
korte termijn een verlaging van de vennootschaps-
belasting voor te bereiden. Wij zitten nog altijd met het
bizarre stelsel dat opcentiemen worden geheven op onze
eigen
belastingen,
met
name
3%
op
39%
vennootschapsbelasting. Dat werd ingevoerd in 1993.
Toen was de overheidsschuld 136% van het BBP. Dit jaar
zal de overheidsschuld zakken tot 110% van het BBP. In
al die jaren heeft de vennootschapsbelasting echter een
stijging gekend van 153 miljard opbrengsten tot 302
miljard in 1999. Dat is meer dan een verdubbeling. Ik
meen dat de bijdrage van de vennootschappen in het
oplossen van het crisisprobleem enorm groot is geweest
en de crisisbelasting zou moeten worden afgeschaft voor
vennootschappen, net als voor de natuurlijke personen.
Mijnheer de minister, acht u het niet noodzakelijk om de
concurrentiepositie van ons land op peil te houden en de
vennootschapsbelasting te verlagen ? Andere landen
verlagen hun vennootschapsbelasting om buitenlandse
investeringen aan te trekken.
Zou het niet opportuun zijn om die 3% opcentiemen af te
schaffen ?
Ik had ook graag de stand van zaken gekend in verband
met de hervorming van de vennootschapsbelasting die
werd aangekondigd.
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter,
collega's, binnen de regering is er een akkoord om voor
de vennootschapsbelasting een meer neutrale hervor-
ming door te voeren dan voor de personenbelasting. Er
staat echter een specifieke bepaling in het regeerakkoord
voor de KMO's :
Een hervorming zal worden voorbereid
waarbij de basisaanslagvoet zal worden verminderd,
gecompenseerd door de vermindering van de aftrek-
mogelijkheid. In dit kader zal het fiscale statuut van de
KMO's, en voornamelijk dat van de kleinste ondernemin-
gen, moeten worden opgewaardeerd om de investerin-
gen met eigen middelen te stimuleren. Een van de pistes
die de regering wil onderzoeken is onder bepaalde
voorwaarden een deel van de voor investeringen gere-
serveerde winsten vrij te stellen van de vennootschaps-
belasting. Ook de aftrekbaarheid van bepaalde onbe-
twistbare kosten dient te worden uitgebreid
. Zoals u ziet
gaat het voor de vennootschapsbelasting om een meer
neutrale hervorming dan voor de personenbelasting
maar wordt een specifieke inspanning voor de KMO's
geleverd.
Het is correct dat de conclusies van de werkgroep-
Primarolo een invloed kunnen hebben op de neutraliteit
van onze hervormingen. Een aantal mogelijkheden tot
aftrekbaarheid zal misschien wegvallen binnen enkele
jaren. Er wordt dezelfde termijn gehanteerd als voor het
spaargeld. Evenwel, als de aftrekbaarheid wordt beperkt
kunnen wij misschien ook een vermindering van de
nominale barema's invoeren.
Wat de fiscaliteit betreft hebben wij prioriteit gegeven aan
de personenbelasting. Er kwam een herindexering van
de fiscale barema's. De gezinsbijdragen wordt afge-
schaft, tenminste als het wetsontwerp terzake straks
wordt goedgekeurd in deze commissie. Wij hebben ook
een aantal beslissingen genomen in verband met een
grotere invloed van de herindexering van de barema's op
de bedrijfsvoorheffing.
De oude maatregel liep af op 1 juli 2000. Op 1 oktober
2000 wil ik nog een stap verder doen. U weet dat ik pleit
voor een fiscale hervorming, waarover wij in de regering
een eerste keer in september van gedachten zullen
wisselen. Op 17 oktober zal de eerste minister daar in de
regeringsverklaring toelichting bij geven. U hoeft dus
amper een drietal maanden te wachten.
In ieder geval bevestig ik dat ik de personenbelasting
wens te hervormen, wat een van mijn prioriteiten is.
Uiteindelijk willen wij komen tot een ree¨le vermindering
van de belasting op arbeid.
Ten derde, wat de ondernemingen betreft, hebben wij
gekozen voor de vermindering van de sociale lasten om
de competitiviteit van onze bedrijven te vrijwaren. De
regering heeft terzake een eerste beslissing op 1 april
van dit jaar genomen. Misschien kunnen wij binnenkort
een tweede verlaging aankondigen. Nogmaals, om de
lasten voor de ondernemingen en vennootschappen te
verlagen, hebben wij gekozen voor een vermindering van
de sociale lasten. Mijns inziens kan men spreken van een
goed evenwicht wanneer wij e´n de lasten op arbeid via
de personenbelasting e´n de sociale lasten voor de ven-
nootschappen verminderen. Ik vestig er overigens uw
22
HA 50
COM 252
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
aandacht op dat de vermindering van de vennootschaps-
belasting niet hetzelfde effect heeft op arbeid, want de
vermindering van de vennootschapsbelasting komt ook
vennootschappen ten goede die weinig personen tewerk-
stellen.
Ik pleit bijgevolg voor minder sociale lasten voor de
ondernemingen en minder belastingen voor de perso-
nen.
Aan de Hoge Raad voor Financie¨n, die ik op 10 juli zal
installeren, zal ik een studie vragen over de hervorming
van de vennootschapsbelastingen. Ik heb reeds een
aantal gesprekken gevoerd met de ondernemingen over
mogelijke hervormingen. Ik wens alvast een nader on-
derzoek over twee pistes die in het regeerakkoord zijn
ingeschreven, enerzijds, een neutrale hervorming met de
vermindering van de nominale belastingschalen gecom-
penseerd door de afschaffing van een aantal aftrekpos-
ten, en, anderzijds, een specifieke maatregel voor de
KMO's. Ik hoop dat wij tegen december over die studie
kunnen beschikken. Wellicht kunnen wij dan in januari
2001 een eerste discussie wijden aan de hervorming van
de vennootschapsbelasting.
Ik herhaal mijn prioriteiten : de vermindering van de
personenbelasting en de vermindering van de sociale
lasten voor de bedrijven. Er moeten inderdaad evenwich-
tige maatregelen worden genomen die zowel de bevol-
king als de ondernemingen ten goede komen.
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de voorzitter, ik
denk dat de vraag en vooral het antwoord van de minister
nuttig is inzake de actualisatie van het kader waarin de
discussie de volgende maanden zal plaatsvinden. Ik wil
even op een aantal elementen ingaan.
- Voorzitter : de heer Olivier Maingain
Wij vinden het positief om de KMO's, ook op fiscaal vlak,
vanuit hun specificiteit te benaderen. 95% tot 98% van de
tewerkstelling heeft betrekking op activiteiten van KMO's.
Ook de bevordering van de auto-financiering van de
kleinere bedrijven, die trouwens in het regeerakkoord
was gepland, is een lovenswaardig idee.
Ik wil beklemtonen dat u inzake de ondernemingen
duidelijk zegt dat het gaat om, of een tweede fase inzake
de lastenvermindering, of een inspanning op het vlak van
de lastendruk op de vennootschappen. Dat is een ver-
antwoorde beslissing. Het is belangrijk om deze bood-
schap aan de betrokken sectoren, die terzake soms
andere verwachtingen hebben, kenbaar te maken.
Het is een goede beslissing om de Hoge Raad voor
Financie¨n te vragen een studie uit te werken inzake een
globale coherente hervorming van de vennootschaps-
belasting. Dit moet goed worden voorbereid en onder-
bouwd. Het zal inzake het tijdschema, eind 2001, krap
worden om tijdens deze legislatuur nog betekenisvolle
inspanningen terzake te leveren. Een goede studie en
een goed voorstel formuleren vergt echter heel wat werk.
Tot slot, mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u
zult het mij niet kwalijk nemen dat ik met enige ironie aan
een periode terugdenk waarin u aan deze kant van de
barrie`re zat en de toenmalige meerderheid uitvoerig met
de crisisbijdrage jende. U zei dat de crisis voorbij was en
dat de crisisbelasting moest worden afgeschaft. Wij
stellen vast dat u de crisisbijdrage stelselmatig afbouwt in
de personenbelasting. Daarentegen bent u inzake de
vennootschappen duidelijk dat er van een afschaffing
van de crisisbelasting op korte termijn geen sprake is en
dat ze integraal behouden blijft.
Mijnheer de voorzitter, tot hier mijn repliek inzake het
antwoord van de minister dat verduidelijkend en interes-
sant was.
De heer Georges Lenssen (VLD) : Mijnheer de minister,
ik dank u voor uw antwoord. Het verheugt mij dat de
kleinere bedrijven positief worden gediscrimineerd. Ik
wijs er echter op dat u waakzaam moet blijven, zo niet
blijft Belgie¨ recordhouder in de tarieven van de
vennootschapsbelastingen. Wij zijn het enige land dat
geen verlaging aankondigt. Andere landen doen dat wel.
Minister Didier Reynders : Ten eerste, de andere Euro-
pese landen worden inzake nominale tarieven vergele-
ken. Er is een verschil tussen een nominaal tarief en een
ree¨el tarief inzake de vennootschap. Het is een trend om
een neutrale hervorming met een verlaging van het
nominale tarief door te voeren.
Ten tweede, ik heb mij misschien niet duidelijk uitgedrukt.
Ik heb de Hoge Raad voor Financie¨n om een eerste
studie tegen december 2000 gevraagd. De bespreking
wordt vanaf januari 2001 gepland. Het is perfect mogelijk
om een eerste voorstel tegen december 2000 te hebben,
gevolgd door een bespreking in de regering en het
parlement. Daarna kunnen, indien nodig, verdere studies
worden gevraagd. De eerste stap is echter voor decem-
ber 2000 gepland.
Ten derde, er is een vergelijking tussen de afschaffing
van de crisisbelasting voor de vennootschappen en een
vermindering van de sociale lasten. Voor het aanslagjaar
1999, de opbrengsten van 1998, heeft de Staat inzake de
crisisbelasting van de vennootschappen een opbrengst
van 7 100 000 000 BEF.
Er is een vermindering van sociale lasten van meer dan
100 miljard Belgische frank. Het is een keuze, maar
volgens mij is het beter om een vermindering van sociale
HA 50
COM 252
23
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
lasten voor arbeid door te voeren dan een vermindering
van de vennootschapsbelasting. We streven naar een
nominaal tarief dat lager moet zijn dan het huidige. Een
lager nominaal tarief maakt de afschaffing van de crisis-
belasting mogelijk.
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de minister, u
kunt het zonlicht niet ontkennen. We hebben te maken
met een minister van Financie¨n die anderhalf jaar gele-
den in de plenaire zitting beweerde dat de crisis voorbij
was. De crisis is blijkbaar voorbij, maar de crisisbijdrage
blijft bestaan. Er worden nu andere argumenten gebruikt.
Uw woorden achtervolgen u echter, net zoals onze
woorden of die van onze voorgangers ons achtervolgen.
Mijnheer Lenssen, wij zullen het wetsontwerp rond gefa-
seerde afbouw van de crisisbijdrage de volgende dagen
bespreken. U kunt uw wensen in vervulling laten gaan en
de 7 100 000 miljard Belgische frank laten vallen door
een amendement in te dienen op een van de artikelen
van het wetsontwerp. Wat weerhoudt er u van om naast
het woord ook de daad voor te bereiden ?
De heer Georges Lenssen (VLD) : Mijnheer de minister,
ik heb een ander voorstel voor de 7 100 000 miljard
Belgische frank. Op Vlaams niveau wordt er ongeveer 8
miljard Belgische frank per jaar aan steunmaatregelen
gegeven. Het zou misschien goed zijn als men de
steunmaatregelen
afbouwt
en
dat
omzet
in
een
belastingvermindering. Dat zou een veel duidelijkere
situatie scheppen en het zou een verbetering zijn voor de
concurrentiepositie.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 11.10 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 11.10 heures.
24
HA 50
COM 252
04-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000