B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE
VOOR DE
B
UITENLANDSE
B
ETREKKINGEN
COMMISSION
DES
R
ELATIONS EXTÉRIEURES
VAN
DU
28-06-2000
28-06-2000
HA 50
COM 250
HA 50
COM 250
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 250
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Woensdag 28 juni 2000
COMMISSIE
VOOR
DE
BUITENLANDSE
BETREKKINGEN
-
COM 250
Mondelinge vraag van de heer Karel Van Hoorebeke aan
de staatssecretaris voor Buitenlandse Handel over
de
gevolgen voor de Vlaamse bedrijven die naar Oostenrijk
exporteren van de houding van de Belgische regering ten
aanzien van Oostenrijk
(nr. 1942)
4
sprekers : Karel Van Hoorebeke, Pierre Chevalier,
staatssecretaris voor Buitenlandse Handel
Mondelinge vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan
de staatssecretaris voor Buitenlandse Handel over
de
transfer van vier helikopters naar het Verenigd Koninkrijk
(nr. 2072)
7
sprekers : Dirk Van der Maelen, voorzitter van de
SP-fractie, Pierre Chevalier, staatssecretaris voor Bui-
tenlandse Handel
Mondelinge vraag van de heer Pieter De Crem aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
over
de Belgisch-Britse relatie naar aanleiding van het
vluchtelingendrama in Dover
(nr. 2188)
(Het antwoord werd verstrekt door de staatssecretaris
voor Buitenlandse Handel)
9
sprekers : Pieter De Crem, Pierre Chevalier, staatsse-
cretaris voor Buitenlandse Handel
Samengevoegde interpellaties van :
- de heer Jef Valkeniers tot de vice-eerste minister en
minister van Buitenlandse Zaken en tot de staatssecreta-
ris voor Ontwikkelingssamenwerking over
de uitvoering
van de hervormingsplannen
(nr. 429)
- de heer Ferdy Willems tot de staatssecretaris voor
Ontwikkelingssamenwerking over
de 0,7%-norm en de
traagheid van de beleidsopties
(nr. 430)
- de heer Marc Van Peel tot de staatssecretaris voor
Ontwikkelingssamenwerking over
het budget voor Ont-
wikkelingssamenwerking
(nr. 441)
11
sprekers : Jef Valkeniers, Ferdy Willems, Marc Van
Peel
, voorzitter van de CVP-fractie, Eddy Boutmans,
staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking
- moties
23
Interpellatie van de heer Marc Van Peel tot de staatsse-
cretaris voor Ontwikkelingssamenwerking over
het Euro-
pees voorzitterschap
(nr. 440)
23
sprekers : Marc Van Peel, voorzitter van de CVP-
fractie, Eddy Boutmans, staatssecretaris voor Ontwik-
kelingssamenwerking
- moties
26
Sommaire
Mercredi 28 juin 2000
COMMISSION
DES
RELATIONS
EXTE
´ RIEURES
COM 250
Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au secre´taire
d'Etat au Commerce exte´rieur sur
les conse´quences
pour les entreprises flamandes exportant vers l'Autriche
de l'attitude du gouvernement belge a` l'e´gard de ce pays
(n° 1942)
4
orateurs : Karel Van Hoorebeke, Pierre Chevalier,
secre´taire d'Etat au Commerce exte´rieur
Question orale de M. Dirk Van der Maelen au secre´taire
d'Etat au Commerce exte´rieur sur
le transfert de 4
he´licopte`res vers le Royaume-Uni
(n° 2072)
7
orateurs : Dirk Van der Maelen, pre´sident du groupe
SP, Pierre Chevalier, secre´taire d'Etat au Commerce
exte´rieur
Question orale de M. Pieter De Crem au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
les rela-
tions belgo-britanniques apre`s le drame des re´fugie´s de
Douvres
(n° 2188)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le secre´taire d'Etat au
Commerce exte´rieur)
9
orateurs : Pieter De Crem, Pierre Chevalier, secre´taire
d'Etat au Commerce exte´rieur
Interpellations jointes de :
- M. Jef Valkeniers au vice-premier ministre et ministre des
Affaires e´trange`res et au secre´taire d'Etat a` la Coope´ra-
tion au de´veloppement sur
l'exe´cution des plans de
re´forme
(n° 429)
- M. Ferdy Willems au secre´taire d'Etat a` la Coope´ration
au de´veloppement sur
la norme de 0,7% et la lenteur
avec laquelle sont mises en oeuvre les options politiques
(n° 430)
- M. Marc Van Peel au secre´taire d'Etat a` la Coope´ration
au de´veloppement sur
le budget de la Coope´ration au
de´veloppement
(n° 441)
11
orateurs : Jef Valkeniers, Ferdy Willems, Marc Van
Peel
, pre´sident du groupe CVP, Eddy Boutmans, se-
cre´taire d'Etat a` la Coope´ration au de´veloppement
- motions
23
Interpellation de M. Marc Van Peel au secre´taire d'Etat a` la
Coope´ration au de´veloppement sur
la pre´sidence europ-
e´enne
(n° 440)
23
orateurs : Marc Van Peel, pre´sident du groupe CVP,
Eddy Boutmans, secre´taire d'Etat a` la Coope´ration au
de´veloppement
- motions
26
HA 50
COM 250
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION
DES RELATIONS EXTE´RIEURES
COMMISSIE
VOOR DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MERCREDI 28 JUIN 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
WOENSDAG 28 JUNI 2000
De vergadering wordt geopend om 14.15 uur door de
heer Jacques Lefevre, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 14.15 heures par M. Jacques
Lefevre
, pre´sident.
Mondelinge vraag van de heer Karel Van Hoorebeke
aan de staatssecretaris voor Buitenlandse Handel
over
de gevolgen voor de Vlaamse bedrijven die
naar Oostenrijk exporteren van de houding van de
Belgische regering ten aanzien van Oostenrijk
(nr. 1942)
Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au secre´-
taire d'Etat au Commerce exte´rieur sur
les conse´-
quences pour les entreprises flamandes exportant
vers l'Autriche de l'attitude du gouvernement belge a`
l'e´gard de ce pays
(n° 1942)</b>
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, er is reeds heel
wat te doen geweest over de sancties die de veertien
lidstaten van de Europese Unie ten aanzien van Oosten-
rijk hebben genomen. De meeste leden hebben vandaag
hun houding veranderd en zoeken een oplossing om op
een eervolle manier de boycot ten aanzien van Oosten-
rijk op te heffen. Ook in dit land beseffen een aantal
mensen dat de houding die ten opzichte van Oostenrijk
werd aangenomen misschien niet de meest juiste en
meest correcte was. Ondertussen werd er natuurlijk heel
wat schade berokkend. Deze schade was vooral het
grootst voor Belgie¨, omdat onze minister van Buiten-
landse Zaken zowat het voortouw heeft genomen in de
hele boycotactie. Hij heeft een aantal stoere, maar wel-
licht onverantwoorde uitspraken gedaan, waardoor de
reacties in Oostenrijk vooral gefocust waren op de minis-
ter van Buitenlandse Zaken en op Belgie¨. De andere
landen hebben eenzelfde houding aangenomen, maar
de reactie tegenover hen is niet zo groot geweest.
Wij moeten inderdaad vaststellen dat Belgische bedrij-
ven, in Oostenrijk gevestigd of naar Oostenrijk exporte-
rend, een toch niet onbelangrijke schade hebben opge-
lopen
en
een
niet
onbelangrijk
nadeel
hebben
ondervonden. Wellicht zijn het eerder Vlaamse bedrijven
die naar Oostenrijk exporteren en met Oostenrijk handel
drijven, zodat mijns inziens vooral Vlaamse bedrijven
worden getroffen.
Mijnheer de staatssecretaris, ter illustratie deel ik u het
volgende mee. Ik heb van onze ambassadeur in Oosten-
rijk, de heer Adam, een fax ontvangen waarin hij melding
maakt van een bezoek van een mevrouw Vandenbroeck,
directeur van Turismuswerbung Flandern-Bru¨ssel. Zij
kwam haar grote bezorgdheid uiten over de problematiek
inzake onder meer annulaties van groepsreizen. De heer
Adam schrijft en ik citeer :
Ik kan het bericht van
mevrouw Vandenbroeck in die mate bevestigen dat ik
ook dagelijks brieven krijg van Oostenrijkers die de
ambassade wensen te informeren van het opschorten of
afzeggen van hun reisplannen naar Belgie¨
.
Op 15 maart heeft er in het Vlaams Huis te Wenen een
vergadering plaatsgehad met een aantal Oostenrijkse
vertegenwoordigers van Vlaamse bedrijven. Ook aanwe-
zig waren ambassadeur Adam, de Vlaamse vertegen-
woordiger Truyens, Vlaamse en Brusselse handelsatta-
che´s en vertegenwoordigers van het kabinet van minister
Sauwens. Ik lees even voor uit dat verslag :
Gevolgen
van de houding van Belgie¨ op de handel; Purtatos,
bakkerijproducten, stelt een omzetverlies van 10 tot 15%
vast; Guylian, chocoladeproducten, ondervindt een be-
langrijke imagoschade; Depoortere raamt het omzet-
verlies op 10 tot 15% en ondervindt dikwijls een vijandige
houding, bijvoorbeeld in de bouwsector; Eurofoon dreigt
een belangrijk contract van 100 miljoen shilling niet
binnen te halen; UCB Pharma vreest vooral voor nieuw te
lanceren producten; Bekaert verloor al twee projecten ter
waarde van 500 000 shilling. De schade, opgelopen door
bedrijven die rechtstreeks exporteren, zal zich laten
voelen
.
Mijnheer de staatssecretaris, het kan niet worden ont-
kend dat de houding van Belgie¨ en vooral de onverant-
woorde uitspraken van de minister van Buitenlandse
Zaken heel wat nadeel hebben veroorzaakt en schade
berokkend, voornamelijk aan Vlaamse bedrijven.
4
HA 50
COM 250
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Karel Van Hoorebeke
Mijnheer de staatssecretaris, ik kom tot mijn vragen.
Ten eerste, beschikt u over concrete gegevens of cij-
fers ?
Ten tweede, hoe is de toestand vandaag ? Blijft dat zo of
is die houding ten aanzien van Belgische bedrijven in
Oostenrijk intussen gewijzigd ?
Ten derde, hebt u initiatieven genomen, of zult u er
nemen, eventueel in samenwerking met de gewesten om
het imago van de Belgische of Vlaamse bedrijven op-
nieuw op een normaal niveau te brengen zodat dat de
export van onze bedrijven daarvan geen verdere hinder
ondervindt.
Staatssecretaris Pierre Chevalier : Mijnheer de voorzit-
ter, ik heb een voorafgaandelijke opmerking. Ik stel vast
dat collega Van Hoorebeke zeer goed gei¨nformeerd is.
Het doet altijd plezier als leden van de Kamer goed
gei¨nformeerd zijn, tot en met de faxen van de ambas-
sade toe. Dat moet kunnen. Ik heb daar geen enkel
probleem mee en zeker niet als ik weet op welke manier
men gei¨nformeerd wordt en dat zal wel op een behoor-
lijke manier zijn.
Ik heb nog een tweede voorafgaandelijke opmerking. Ik
vind dat men toch voorzichtig moet zijn inzake termino-
logie. U hebt het over een boycot. U spreekt in de tekst
diverse malen over negatieve reacties en het negatieve
imago van Belgie¨ en Vlaanderen in Oostenrijk. Laten we
de zaken niet omkeren. Ik neem aan, mijnheer Van
Hoorebeke, dat u als democratische volksnationalist vol-
ledig achter de multilaterale sancties staat die genomen
zijn door de 14 landen van de Europese Unie, tenzij u het
tegenovergestelde zou willen beweren wat mij zou ver-
bazen.
Het is niet Belgie¨ dat een negatief imago heeft in Oos-
tenrijk. Het is de coalitie die in Oostenrijk werd gevormd
die aan de basis ligt van een aantal reacties van de
14 andere lidstaten van Europa. Laten we daarover
duidelijk zijn. Het zijn niet de 14 lidstaten die in de fout
gegaan zijn. Het is Oostenrijk dat volgens de Europese
Unie mogelijks - en de woorden hebben hun belang -
inbreuk pleegt op bepaalde basisprincipes die aan de
basis liggen van de Europese Unie en de Europese
gedachte en waarvan ik meen dat die ook door uw partij
gedeeld worden.
Ik zou er ten gronde kunnen op ingaan, maar ik denk niet
dat het binnen het bestek van uw vraag past. Ik zou ten
gronde kunnen ingaan op een aantal fenomenen die in
Oostenrijk kunnen worden vastgesteld en die op z'n
minst verontrustend zijn. Ik ben zelf in Oostenrijk ge-
weest bij de installatie van een observatorium voor de
mensenrechten. Ik heb daar met een aantal Oostenrij-
kers gesproken, onder meer met staatsburgers van
joodse origine. Ik kan u verzekeren dat de commentaren
die ik daar gehoord heb, verantwoorden dat bepaalde
initiatieven door de 14 lidstaten van de Europese Unie
zijn genomen. Dit wenste ik u toch bij wijze van inleiding
mee te delen.
Ik kom nu tot mijn antwoord op uw vraag. Onmiddellijk na
de aankondiging van de sancties van de Europese Unie
op 31 januari 2000 en vooral na het bekendmaken van
het standpunt van de Belgische regering is in Oostenrijk
een boycot van Belgische producten op gang gekomen.
U kwalificeert het Belgische standpunt, niet ten onrechte,
als strenger dan de andere landen van de Europese
Unie.
U noemt de reactie van de minister van Buitenlandse
Zaken onverantwoord. Minister Michel heeft zich al uit-
gebreid verontschuldigd voor een uitlating die verkeerd
begrepen kon worden. Voor de rest denk ik dat de
Belgische regering daarover een juist standpunt heeft
ingenomen, onmiddellijk na het aantreden van de O
¨ VP-
FPO
¨ -coalitie. Er is dus een boycot op gang gekomen en
het zijn vooral Oostenrijkse invoerders van Belgische
producten die tot de actie zijn overgegaan, hoewel ook
offertes die zijn ingediend in het kader van openbare of
beperkte aanbestedingen hetzelfde lot hebben onder-
gaan. Er is dus ook een reactie gekomen van Oosten-
rijkse lokale en federale besturen. De grote oorzaak was
wellicht het imago van ons land, dat zich heeft geprofi-
leerd als voorvechter van de sanctiepolitiek van de
Europese Unie. Door de meerderheid van de Oostenrij-
kers wordt dat begrepen als een boycot van Belgie¨ tegen
het Oostenrijkse volk, veel meer dan tegen de regering-
Schu¨ssel.
Mijnheer Van Hoorebeke, op dit ogenblik kan men nog
niet spreken van een normalisering van de situatie, wel
integendeel. Ik ben op de hoogte van de problemen die
een vijftiental Belgische firma's ondervinden. Het is be-
grijpelijk dat meer Vlaamse dan Waalse of Brusselse
bedrijven daardoor getroffen worden omdat Vlaanderen
voor 77% van de Belgische export instaat. Hetzelfde
probleem wordt mij ook gesignaleerd door de toeristische
diensten van Vlaanderen en Brussel. Zij moeten nog
altijd afgelastingen van gereserveerde groepsreizen re-
gistreren. Het wekt ook geen verbazing dat vooral pro-
ducten uit de zware industrie - auto's, machines en
diverse apparatuur - en de chemische nijverheid door de
boycot werden getroffen. Gezamenlijk zijn die sectoren
goed voor 60% van onze export naar Oostenrijk, terwijl
bijvoorbeeld de sector van de levensmiddelen daarin
slechts ongeveer 5% vertegenwoordigt.
In uw tweede vraag peilde u naar de gevolgen van de
Belgische houding voor de Belgische export in het alge-
meen. Ik denk dat het zeer moeilijk is een schatting te
maken van het geleden verlies. Voorzichtigheid blijft
geboden aangezien bepaalde contracten misschien nog
niet definitief verloren zijn.
HA 50
COM 250
5
28-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pierre Chevalier
Op basis van de aard van de getroffen goederen, die
zoals gezegd meestal investeringsgoederen zijn, en de
belangrijkheid van de contracten die verloren zouden zijn
gegaan, kan het exportverlies voor ons land tot nu toe
worden geraamd op 500 miljoen tot 1 miljard Belgische
frank. Ter informatie kan ik hieraan toevoegen dat de
totale Belgische uitvoer naar Oostenrijk in 1999 74,7
miljard frank bedroeg. In het licht daarvan moet u deze
cijfers dus wel enigszins relativeren.
U hebt gevraagd welke maatregelen ik overweeg te
nemen om eventueel in samenwerking met de bevoegde
Gewestministers het negatieve imago van Belgie¨ en
Vlaanderen in Oostenrijk recht te zetten. Nogmaals, het
hangt ervan wat men als negatief beschouwd. U weet dat
het imago van Belgie¨ een voortdurende zorg is van deze
regering. Daartoe hebben wij een speciale imago-
campagne opgezet. Men zou kunnen denken aan een
aantal acties, bijvoorbeeld het bewerken van de Oosten-
rijkse pers om langs die weg het grote publiek trachten te
bereiken. Ik denk echter dat dat niet opportuun is,
mijnheer Van Hoorebeke, zolang de sancties van kracht
zijn. U weet dat wij binnen de Europese Unie naar een
uitweg zoeken. Het is voor de Europese Unie immers
geen goede zaak dat die sancties blijven bestaan. Ik wil
echter nogmaals beklemtonen dat het niet de Europese
Unie is die aan de basis ligt van het probleem, maar
Oostenrijk. Ik meen dat u als democratisch volks-
nationalist die mening volkomen zult delen.
Indien wij nu een grootscheepse imagocampagne zou-
den opzetten, meen ik dat dergelijk initiatief door de
Oostenrijkse bevolking veeleer als een provocatie zou
worden beschouwd. Wij dachten ook aan de mogelijk-
heid om gespecialiseerde Oostenrijkse journalisten naar
Belgie¨ uit te nodigen. Door de huidige hypergevoelige
nationalistische atmosfeer die in Oostenrijk heerst meen
ik dat ook een dergelijke onderneming niet zou worden
aanvaard.
Wat de coo¨rdinatie met de Gewestministers betreft, weet
u dat ik sinds ik de bevoegdheid van Buitenlandse
Handel heb op federaal niveau, het initiatief heb geno-
men om op geregelde tijdstippen de heren Sauwens,
Gosuin en Kubla te ontmoeten. Op een bepaald ogenblik
had de heer Sauwens het initiatief genomen om naar
Wenen af te reizen. Om mij onbekende redenen heeft hij
op het laatste ogenblik daarvan afgezien.
U verwijst terecht naar de vergadering die doorging in
aanwezigheid van medewerkers van de heren Sauwens
en Adam. Wij houden mekaar geregeld op de hoogte van
de stand van zaken. Het is best dat de coo¨rdinatie op het
federale niveau gebeurt, in samenwerking met de be-
voegde ministers op regionaal niveau.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord. Met uw
antwoord hebt u duidelijkheid gecree¨erd omtrent de
situatie aldaar. Het zou goed zijn te wachten met een
imagoactie tot wanneer de periode van de sancties is
verstreken.
Ik kom nog even terug op uw inleidende beschouwing
waarin u mij als democratisch volksnationalist recht-
streeks hebt aangesproken.
Staatssecretaris Pierre Chevalier : Dat bent u toch !
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Inderdaad, dat
ben ik nog steeds en dat zal ik ook altijd blijven.
Sta mij toe u een aantal retorische vragen te stellen
waarop het antwoord reeds is gegeven. De Volksunie-
fractie heeft zich geschaard achter het standpunt dat met
de opkomst van FPO
¨ de toestand in Oostenrijk inderdaad
onrustwekkend is. Ik ben ook in Oostenrijk geweest en
heb er enige onrust kunnen aanvoelen. Doch, dit is niet
het enige land met dergelijke zware problemen. De heer
Willems heeft reeds gei¨nterpelleerd over Italie¨ en ook
Belgie¨ kent zware problemen.
Waren de acties die werden ondernomen wel de juiste en
de meest efficie¨nte ? Wij stellen vast dat nu naar een
oplossing wordt gezocht om op een eervolle manier die
acties op te heffen. De vraag rijst of die acties wel de
juiste methode waren om het doel te bereiken, met name
Oostenrijk voldoende duidelijk maken dat de evolutie
verontrustend is en dat de democratische rechtsstaten
een verder opkomen van het extreem-rechtse gedachte-
goed niet kunnen toelaten. Laat hierover geen onduide-
lijkheid bestaan. Het ware goed ons te bezinnen over de
meest efficie¨nte wijze om dat doel te bereiken. Ik heb
steeds gepoogd dit element in het debat aan te brengen,
wat u mij als democratisch volksnationalist zeker niet ten
kwade kunt duiden.
Staatssecretaris Pierre Chevalier : Mijnheer Van Hoor-
ebeke, ik neem u nooit iets kwalijk; u weet dat. Wij
kennen mekaar al langer dan vandaag.
U vraagt zich af welke maatregelen het best worden
genomen. Inderdaad, het is niet uitgesloten dat wij in de
toekomst opnieuw met dergelijke situaties zullen worden
geconfronteerd. Belgie¨ heeft een initiatief genomen om-
trent het befaamde artikel 7 van het Handvest van de
Europese Unie, dat de praktische toepassing regelt van
de basisprincipes die aan de grondslag liggen van de
Europese Unie. Om te verzekeren dat die basisprincipes
in de toekomst zeker zullen worden uitgevoerd en geres-
pecteerd, heeft Belgie¨ terzake een initiatief genomen.
Hierover zijn momenteel onderhandelingen aan de gang
die tijdens de komende intergouvernementele conferen-
tie - onder het Franse voorzitterschap - moeten worden
6
HA 50
COM 250
28-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pierre Chevalier
afgerond. Samen moeten wij naar de beste oplossing
voor elke lidstaat zoeken. Het zou niet goed zijn dat een
land als Oostenrijk zich zou beschouwen als een zonde-
bok of zou worden uitgesloten. Wij moeten er samen aan
werken opdat de beginselen van de Europese Unie
worden gerespecteerd en opdat iedere lidstaat binnen
die Europese Unie ten volle aan zijn trekken kan komen.
Wat dat betreft zijn wij het volkomen eens.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De mondelinge vragen nrs. 2102 en 2103 van de heer
Lode Vanoost worden naar een latere datum verschoven.
Mondelinge vraag van de heer Dirk Van der Maelen
aan de staatssecretaris voor Buitenlandse Handel
over
de transfer van vier helikopters naar het Vere-
nigd Koninkrijk
(nr. 2072)
Question orale de M. Dirk Van der Maelen au secre´-
taire d'Etat au Commerce exte´rieur sur
le transfert
de 4 he´licopte`res vers le Royaume-Uni
(n° 2072)</b>
De heer Dirk Van der Maelen (SP) : Mijnheer de voor-
zitter, mijnheer de staatssecretaris, toen ik via Belga het
bericht vernam dat er vier helikopters naar het Verenigd
Koninkrijk werden doorgezonden, heb ik onmiddellijk een
vraag, die verscheidene vragen bevatte, ingediend. De
dag nadien had ik via de krant al een antwoord op de
eerste vraag, namelijk waarom de helikopters doorge-
stuurd werden naar het Verenigd Koninkrijk. Ik zal deze
vraag dus niet opnieuw stellen. Er blijven drie andere
vragen over, waarbij ik er nog een aan toevoeg.
De eerste vraag is op basis van welke bepaling uit onze
reglementering de doorzending werd toegestaan ? Ik zal
dadelijk toelichten in welk kader ik deze vraag stel. Er
bestaat een Europese code of conduct met betrekking tot
wapenhandel. Deze code of conduct voorziet dat, als een
land weigert te leveren, het dit moet melden aan het
andere land. Zo bezit het andere land het volledige
dossier om een beslissing te nemen, wetende om welke
redenen de ene lidstaat niet heeft geleverd.
Als ik de kranten goed heb begrepen, dan zouden we
hier geconfronteerd kunnen worden met een truc om de
Europese code of conduct te ontwijken. Immers, als het
over doorvoer gaat, en het zou over de levering van
militaire apparatuur gaan, en de leverancier enige tegen-
stand bij een land zou voelen, dan kan hij de truc die nu
gebruikt is, aanwenden. Hij trekt dan de vraag tot ver-
gunning in en de goederen gaan opnieuw naar het eerste
land.
Het is een informatieve vraag waar ik later nog wel
opzoekingswerk wil rond doen. Ik wens echter van u te
vernemen op basis van welke bepaling de beslissing is
gevallen. Indien nodig zal ik later met u contact opnemen
om na te gaan of er hier geen achterpoort bestaat om aan
de Europese code of conduct te ontsnappen.
Ten tweede, heeft de staatssecretaris contact genomen
met de Britse autoriteiten om hen in te lichten over de
vermoedens dat deze helikopters zouden kunnen be-
stemd zijn voor oorlogvoerende partijen ? Eind mei werd
er in De Standaard een telex onthuld waaruit bleek dat de
president van Congo aan Air Katanga de opdracht had
gegeven om een aantal toestellen aan te kopen. Het was
duidelijk dat deze voor oorlogsdoeleinden zouden wor-
den aangekocht.
Ten derde, heeft Belgie¨, vooraleer het de wapens terug-
stuurde, van de Britse regering garanties gekregen dat
ze niet zouden worden doorgestuurd naar de oorlogvoe-
rende partijen ?
Dit waren de drie vragen die ik u schriftelijk had overhan-
digd. Ik voeg er nu nog e´e´n aan toe. Mijnheer de
staatssecretaris, weet u waar de helikopters nu zijn ? Zijn
ze al dan niet geleverd aan Congo of hebben ze een
andere bestemming gekregen ?
Staatssecretaris Pierre Chevalier : Mijnheer Van der
Maelen, dit helikopterdossier bestaat uit twee componen-
ten. Er is een aanvraag ingediend voor drie Alouettes die
uit Frankrijk kwamen. Deze toestellen waren ongeveer
40 jaar oud. Ze zijn in Oostende aangekomen via de weg.
Deze toestellen waren oorspronkelijk van het Franse
leger en door de Franse militaire autoriteiten afgeschre-
ven. Ze zijn dus verkocht. In Belgie¨ worden ook militaire
toestellen in het prive´-domein binnengebracht via af-
schrijving.
Een tweede onderdeel betrof de beruchte Agusta-
helikopter die via het luchtruim naar Oostende ging.
Waarom Oostende ? Niet omdat het de woonplaats van
minister Vande Lanotte is. Volgens mijn informatie kon-
den de toestellen op die manier naar de democratische
republiek Congo worden vervoerd met een vrachtvlieg-
tuig, dat van Frankrijk of Groot-Brittannie¨ niet de toelating
had gekregen om daar te landen.
Er werd oorspronkelijk een landingsaanvraag ingediend
die werd ingetrokken de dag nadat de aanvraag mij had
bereikt. Ik was van plan om, na ingewonnen inlichtingen,
deze aanvraag inzake de Alouettes te weigeren, niette-
genstaande ik via de pers vernam dat de vice-premier
Vande Lanotte geen enkele bezwaar had om deze toe-
stellen te leveren. Als u het wilt, kan ik het krantenartikel
citeren. De toestellen waren duidelijk militair en nog
steeds in militaire kleuren geschilderd, niettegenstaande
ze reeds een zekere ancie¨nniteit bezaten.
HA 50
COM 250
7
28-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pierre Chevalier
De Agusta-helikopter was een andere zaak. Daarvoor
heb ik inlichtingen ingewonnen en een grondig onder-
zoek door onze ambassadeur, de heer Willems, laten
verrichten. Na onderzoek bleek de betrokken helikopter
alleen voor civiele doeleinden was bestemd. Zowel het
Foreign Office als de bevoegde staatssecretaris hadden
geen enkel bezwaar tegen de export van de Agusta-
helikopter. Daarom werd waarschijnlijk een aanvraag
ingediend om ze terug naar Groot-Brittannie¨ te transpor-
teren. Deze aanvraag gebeurde op basis van de wet van
5 augustus 1991 betreffende de in- en uitvoer van militair
materiaal en de uitvoeringsbesluiten van 8 maart 1993.
De Britse autoriteiten werden over dit dossier via onze
ambassade in Londen ingelicht. Ik heb dan ook de
toestemming gegeven om, in het kader van de Europese
solidariteit en de gemaakte afspraken terzake, het trans-
port naar Groot-Brittannie¨ te laten plaatsvinden. De
Britse autoriteiten moeten nu een beslissing nemen over
de eventuele wederuitvoer op basis van hun nationale
wetgeving en de criteria van de Europese gedragscode
voor wapenuitvoer, waarnaar ik reeds heb verwezen. U
weet dat de huidige Britse Labourregering een van de
initiatiefnemers van deze gedragscode is. Ik heb daarvan
ook het rapport. Wij hebben ter gelegenheid van de
bespreking van het rapport over de wapenhandel ook
gezegd dat de Britten inzake transparantie een voorbeel-
dige rol spelen. Samen met de Britten hebben wij de
strengste wetgeving op het vlak van de uitvoer van
wapens.
Mijnheer Van der Maelen, uw vierde vraag betrof de
plaats waar de toestellen zich nu bevinden. Eenmaal de
uitvoervergunning naar Groot-Brittannie¨ werd toege-
staan, heb ik er geen informatie meer. Ik heb wel het
vermoeden dat deze toestellen uiteindelijk bij degenen
die ze oorspronkelijk hadden besteld, zijn terechtgeko-
men. U zult het met mij eens zijn dat wij onze verant-
woordelijkheid hebben genomen en dat de verantwoor-
delijkheid voor de uitvoer naar de oorspronkelijke kopers
van de toestellen niet bij de Belgische maar wel bij de
Britse regering ligt.
De heer Dirk Van der Maelen (SP) : Mijnheer de staats-
secretaris, uw slotbemerking was wat ik vreesde en
daarom wijs ik op het belang van mijn tweede vraag.
Heeft de Belgische regering de Britse autoriteiten ervan
verwittigd in het bezit te zijn van een telex waaruit blijkt
dat de toestellen - de drie Alouettes - naar oorlogvoe-
rende partijen zouden kunnen worden gezonden. Daar-
toe bent u op zijn minst door de geest van de code of
conduct gehouden. Ik vraag u dus duidelijk of u dat
gedaan hebt.
Staatssecretaris Pierre Chevalier : Mijnheer Van der
Maelen, ik wens terzake geen misverstand te laten
bestaan.
Zoals ik daarnet zei tegen de heer Van Hoorebeke siert
het de parlementsleden dat zij zich informeren en op de
hoogte zijn van de inhoud van alle telexberichten.
De heer Dirk Van der Maelen (SP) : Ik behoor niet tot de
gelukkigen die in het bezit zijn van een telex.
Staatssecretaris Pierre Chevalier : Maar daarnet vroeg
u of ik op de hoogte was van het bestaan van een telex
terzake.
De heer Dirk Van der Maelen (SP) : Ik heb alleen
gemerkt dat De Standaard melding maakte van een
telexbericht, waaruit blijkt dat Air Katanga van Kabila de
opdracht kreeg een aantal helikopters te kopen.
Staatssecretaris Pierre Chevalier : Ik heb daarover ge-
sproken met een Britse collega, met Robin Cook en met
de Britse minister die terzake bevoegd is en kan u
meedelen dat zij zeer goed wisten dat de Agusta-bestel-
ling - er was nog een andere bestelling van andere
helikopters - was bestemd voor een klant uit de Demo-
cratische Republiek Congo. Uit de informatie waarover ik
beschik blijkt dat de Britse regering hiertegen geen enkel
bezwaar had. Ik heb het wel over de Agusta-bestelling.
Over de bestelling van de Alouettes kan ik mij niet
uitspreken. Dat behoort tot hun verantwoordelijkheid.
De heer Dirk Van der Maelen (SP) : Mijnheer de staats-
secretaris, u hebt mij gezegd dat u zich terzake reeds
een oordeel had gevormd, in die zin dat de Alouettes niet
zouden worden verzonden. Ik ga ervan uit dat u zich
ofwel baseerde op informatie die zich beperkte tot de
inhoud van het telexbericht, ofwel dat u beschikte over
bijkomende informatie.
Staatssecretaris Pierre Chevalier : De Britse overheid
werd door onze ambassade zeer goed ingelicht. U weet
trouwens dat onze ambassadeur uitstekende relaties
onderhoudt met de Britse regering die hij overigens zeer
goed informeert.
De heer Dirk Van der Maelen (SP) : Mijnheer de staats-
secretaris, u bevestigt aldus dat de Britse regering werd
ingelicht over de vermoedens van de Belgische regering
terzake.
Staatssecretaris Pierre Chevalier : De Britse regering
werd goed gei¨nformeerd over de aard van de toestellen.
Bovendien neem ik aan, mijnheer Van der Maelen, dat de
Britse regering de gedragscode in eer en geweten toe-
past.
De heer Dirk Van der Maelen (SP) : Welnu, mijnheer de
staatssecretaris, als het tweede land uiteindelijk levert,
dan moet, volgens de gedragscode, de Belgische rege-
ring hiervan worden in kennis gesteld, alsook van de
argumenten op grond van dewelke de levering plaats-
vindt. Kunt u de Britse regering hierom verzoeken ?
8
HA 50
COM 250
28-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Staatssecretaris Pierre Chevalier : Ja, dat zal ik doen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Pieter De Crem aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse
Zaken over
de Belgisch-Britse relatie naar aanlei-
ding van het vluchtelingendrama in Dover
(nr. 2188)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de staats-
secretaris voor Buitenlandse Handel)
Question orale de M. Pieter De Crem au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
les
relations belgo-britanniques apre`s le drame des re´-
fugie´s de Douvres
(n° 2188)</b>
(La re´ponse sera donne´e par le secre´taire d'Etat au
Commerce exte´rieur)
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de staatssecretaris, mijn vraag betreft een
afwikkeling in het pijnlijke dossier van de 58 Chinese
vluchtelingen.
Terzake stuurden Britse ambtenaren verwijten aan het
adres van de Belgische regering en daarover wou ik ook
een en ander vernemen.
Inmiddels ontving ik een persbericht met de volgende
verklaring die de Britse minister van Binnenlandse Za-
ken, Jack Straw, op maandag 19 juni in het programma
Newsnight op BBC1 aflegde :
We were struck by the
attitude of the Belgian authorities and extremely chocked
bij their declarations. I can hardly accept this so called
state behaviour and what is more it is fully unaccepta-
ble. We are - unlawfully -insulted. It's our deepest opi-
nion - and my deepest - I mean of the whole British
government that - at least - a serious burden of respon-
sabilities returns to the Belgians and their government.
We will introduce the issue on the bilateral and multilate-
ral level
.
Naar aanleiding van deze verklaring wens ik een vraag te
stellen. Hebt u met uw Britse ambtgenoot op de top in
Feira terzake overleg gepleegd ? Wat is het resultaat van
dit overleg ? Hebben onze zaakgelastigden, de ambas-
sadeur en de diplomatieke krachten in Groot-Brittannie¨
inzake het drama overleg gepleegd met de Britse auto-
riteiten ? Welke diensten heeft de Belgische ambassade
aangeboden ? Onderneemt onze regering stappen om
de Britse regering aan te zetten tot een lidmaatschap van
de Schengen-groep ? We hebben moeten ervaren dat
het niet-lidmaatschap problemen kan veroorzaken. Heeft
de regering plannen om tijdens het Belgisch voorzitter-
schap van de Europese Raad initiatieven te nemen
enerzijds
inzake
het
internationaal
vluchtelingen-
probleem en, anderzijds inzake de versterkte samenwer-
king ?
Mijnheer de staatssecretaris, de CVP stoort zich aan de
verklaringen van de adjunct-kabinetschef van de minister
van Binnenlandse Zaken die zich dikwijls opwerpt als de
behoeder van de minister. Met zijn uitspraken engageert
hij dikwijls de regering. Voor de CVP is het duidelijk dat
deze beslissingen door de uitvoerende macht, in casu de
regering moeten worden genomen en niet door kabinet-
sleden.
Staatssecretaris Pierre Chevalier : Mijnheer de voorzit-
ter, mijnheer De Crem, u hebt uw vraag gericht tot de
minister van Buitenlandse Zaken. U weet dat minister
Michel is afgereisd om de festiviteiten naar aanleiding
van de veertigste verjaardag van de onafhankelijkheid
van de democratische republiek Congo bij te wonen. Ik
zal het antwoord voorlezen dat minister Michel heeft
voorbereid en aanvullen met mijn persoonlijke ervarin-
gen.
Minister Michel verklaart dat hij in Feira geen officieel
bilateraal contact heeft gehad met zijn Britse collega.
Naar aanleiding van de dramatische gebeurtenissen
heeft de Europese Raad het initiatief genomen zich op
een multilaterale wijze uit te spreken over de te nemen
maatregelen. Ik was zelf aanwezig tijdens het debat. Het
is, mijns inziens, opportuun de besluiten in herinnering te
brengen.
De Europese Raad heeft zijn ontzetting uitgedrukt over
de tragische dood van 58 buitenlanders die in het Vere-
nigd Koninkrijk toekwamen. De Raad veroordeelt de
misdaden van degenen die voordeel halen uit de men-
sensmokkel en heeft de vastberadenheid van de Euro-
pese Unie uitgedrukt om de samenwerking te versterken
inzake de strijd tegen de grensoverschrijdende crimina-
liteit die in Europa reeds aan zovelen het leven heeft
gekost. De Raad doet een oproep tot de Fransen die het
volgend voorzitterschap zullen waarnemen om de beslui-
ten van Tampere inzake de nauwe samenwerking tussen
de lidstaten met Europol teneinde de netwerken van
mensensmokkel op te sporen, te ontmantelen en strenge
maatregelen te nemen tegen degenen die bij deze ver-
werpelijke en zeer ernstige misdaad betrokken zijn zo
snel als mogelijk uit te voeren.
Op de vraag of de Belgische ambassadeur overleg heeft
gepleegd, kan ik meedelen dat de ambassadeur binnen
de kortste keren de medewerkers van de eerste minister,
van de minister van Binnenlandse Zaken, van de minister
van Buitenlandse Zaken en van de staatssecretaris voor
Buitenlandse Handel in Feira op de hoogte heeft ge-
bracht. Na contacten met de ere-consul van Belgie¨ in
HA 50
COM 250
9
28-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pierre Chevalier
Dover, de politie van Kent en de Britse minister van
Binnenlandse Zaken, werd er zo veel als mogelijk infor-
matie uitgewisseld weliswaar binnen de perken van de
verplichte geheimhouding van de juridische onderzoeken
die onmiddellijk werden ingesteld en waaraan de Britse
minister van Binnenlandse Zaken eveneens gebonden
is. Ik verzeker u dat de ambassadeur dagelijks contacten
heeft met de politieke instanties van Groot-Brittannie¨
zowel met Downing Street, the Foreign Office en de
Home Office. U weet dat minister Verwilghen gisteren in
de commissie heeft geantwoord dat het parket van
Brugge op zijn initiatief een informatieonderzoek heeft
gestart naar de feiten die zich in ons land zouden hebben
voorgedaan.
Dit drama heeft het debat over het lidmaatschap van
Schengen opnieuw aangezwengeld. Deze problematiek
mag niet impulsief en onmiddellijk na de tragische ge-
beurtenissen worden behandeld en moet door de ge-
schikte instanties worden onderzocht.
Wat de strijd tegen de illegale immigratie betreft, kan ik
verzekeren dat dit een van de prioriteiten zal zijn van het
Belgisch voorzitterschap maar ook van het Franse en het
Zweedse voorzitterschap om zo snel als mogelijk een
oplossing uit te werken.
Ik kan u verzekeren dat de strijd tegen de illegale
immigratie een van de prioriteiten zal zijn niet alleen van
het Belgische, maar ook van het Franse voorzitterschap.
President Chirac heeft trouwens als een van de eersten
het woord gevoerd in het debat op de Europese top te
Feira. Het is de zorg, niet alleen van het Franse, maar
ook van het Zweedse voorzitterschap, om zo vlug moge-
lijk tot een oplossing te komen. De Franse minister van
Binnenlandse Zaken, de heer Cheve`nement, organiseert
in juli een Europees seminarie over clandestiene
immigratie-netwerken. Ik kan ook meedelen dat de heer
Michel op vrijdag, 23 juni, ter voorbereiding van het
Franse voorzitterschap, een bilateraal contact heeft ge-
had met zijn Franse collega, Hubert Ve´drine, en dat hij
daar de nadruk heeft gelegd op het grote belang dat ons
land hecht aan de uitvoering van de besluiten die op de
Europese top van Tampere inzake immigratie en asiel-
recht werden genomen.
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de staatsse-
cretaris, ik begrijp dat u zich moet houden aan het
antwoord en ik dank u voor de bijkomende randinformatie
die u hebt gegeven. Toch denk ik dat er een probleem is
dat echter niet tot een dramatische gebeurtenis moet
worden opgeblazen. Wanneer de minister van Binnen-
landse Zaken verklaart dat, en ik citeer :
It is our deepest
opinion, and I mean of the whole British government, that
at least a serious burden of responsabilities returned to
Belgium and its government
. Er zou toch plaats moeten
zijn voor een ernstig gesprek, het weze informeel of
bilateraal ? Ik geef toe dat een groot gedeelte van de
verantwoordelijkheid - dit werd reeds vanmorgen, in deze
zaal, door een andere commissie besproken - bij de
minister van Binnenlandse Zaken ligt. Wij kunnen deze
zaak niet zomaar afronden met een simpele vraag en
een simpel antwoord, weliswaar met de beste bedoelin-
gen gegeven.
Wij staan voor een bijzonder belangrijke opgave, waarbij
de aankondiging van het initiatief dat Belgie¨ tijdens het
Belgische voorzitterschap zou nemen, eigenlijk maar tot
de marge behoort. Nu moeten een aantal andere zaken
worden geregeld en wel op het strikt bilaterale vlak, los
van het initiatief dat in de Senaat zou worden genomen
en wat de minister van Justitie heeft aangekondigd. Dit is
de teneur van mijn uiteenzetting.
Staatssecretaris Pierre Chevalier : Mijnheer de voorzit-
ter, de heer De Crem heeft inderdaad terecht opgemerkt
dat de minister van Binnenlandse Zaken, de heer Straw,
op 19 juni bepaalde verklaringen heeft afgelegd. U hebt
ze daareven geciteerd. Er is daarover, zoals ik reeds
gezegd heb, contact geweest via onze ambassadeur. U
weet dat de verhoudingen tussen Belgie¨ en Groot-
Brittannie¨ uitstekend zijn, snel en efficie¨nt; ik denk hierbij
aan het charter van Gent. Brugge is vergeten; Thatcher is
history, alleen haar handtas wordt nog verkocht.
De heer Pieter De Crem (CVP) :
I want my money
back
is vergeten ?
Staatssecretaris Pierre Chevalier : Dat is allemaal ver-
geten. We hebben uitstekende relaties.
De heer Pieter De Crem (CVP) : The white cliffs of
Dover. Dat is allemaal geregeld.
Staatssecretaris Pierre Chevalier : You name it. Zo
kunnen wij eindeloos blijven doorgaan.
De heer Pieter De Crem (CVP) : It's a long way to
Tiperary.
Staatssecretaris Pierre Chevalier : Dat ligt in Ierland. U
moet uw geografie beter kennen. De heer Eyskens zal
het met mij eens zijn dat de jeugd van tegenwoordig haar
geografie niet meer zo goed kent zoals wij, vroeger. Al
wat over mij geweten is, heeft al in de kranten gestaan. U
hoeft zich daarover geen zorgen te maken.
Wat deze situatie betreft mag u niet vergeten dat de heer
Straw zijn uitspraken heeft gedaan op een ogenblik dat er
nog onduidelijkheid bestond over de vraag of de 58
mensen, omgekomen op zulk een tragische wijze, de-
zelfden waren als diegenen die in Belgie¨ werden opge-
pakt. U moet het ook zien in het kader of in de context
van deze informatie - die ondertussen onjuist is geble-
ken - en die, zoals de eerste minister terecht heeft
opgemerkt, de zaak niet minder tragisch maakt. Wanneer
10
HA 50
COM 250
28-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pierre Chevalier
de heer Straw over de Belgische verantwoordelijkheid
spreekt - dat was ook het gevoelen op de top te Feira -
moeten wij er rekening mee houden dat deze zaak niet
e´e´n land aanbelangt, maar deel uitmaakt van een mon-
diaal probleem. Men zou even zo goed kunnen spreken
over de verantwoordelijkheid van Nederland, waar de
mensen tenslotte zijn ingescheept. Daarna zijn zij via
Belgie¨ naar Groot-Brittannie¨ afgereisd.
Zoals ik reeds zei, vergt dit een grondig onderzoek, ook
door het parket.
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de staatsse-
cretaris, ik dank u voor uw antwoord. Niemand heeft een
voorwendsel om deze zaak, met name de bilaterale
spanningen tussen het Verenigd Koninkrijk en Belgie¨,
niet ernstig te nemen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Hiermee werden de vragen bestemd voor staatssecreta-
ris Chevalier afgehandeld.
Staatssecretaris Pierre Chevalier : Mijnheer de voorzit-
ter, ik meen dat er nog een mondelinge vraag was van de
heer Mark Eyskens ?
De heer Mark Eyskens (CVP) : Mijnheer de staatssecre-
taris, ik heb mijn mondelinge vraag over het bezoek van
de president van Kazachstan aan Belgie¨ ingetrokken
omdat de president inmiddels in Belgie¨ geweest is en
reeds terug is vertrokken. Ik wou een vraag stellen over
de stand van zaken en over onze relatie met Kazakhstan.
Er is heel wat te doen geweest over het Tractebel-
dossier. Ik stel vast dat de premier de president niet heeft
ontvangen, terwijl de president wel bij ons staatshoofd is
geweest. Daarover wenste ik een aantal vragen te stel-
len. Als u wilt, mag u daarop antwoorden.
Staatssecretaris Pierre Chevalier : Een van uw partijge-
noten heeft ooit gezegd dat er christelijke deugden
bestaan. Zich tijdig terugtrekken is waarschijnlijk een
daarvan, en u beoefent die met kunst en overgave.
De heer Mark Eyskens (CVP) : Dus u antwoordt niet ? Ik
heb u trouwens geen vraag gesteld. Wij apprecie¨ren
echter des te meer de antwoorden van regering op
vragen die we niet gesteld hebben. Op de vragen die we
stellen, krijgen we meestal toch geen antwoord.
Staatssecretaris Pierre Chevalier : Ik weet dat u vertrou-
wen hebt in de regering, maar u mag toch niet te ver
gaan.
De heer Mark Eyskens (CVP) : Mijnheer Chevalier, hoe
ziet u, in uw bevoegdheid, de relaties van Belgie¨ met
Kazakhstan op economisch gebied, na de perikelen rond
het Tractebel-dossier ?
Staatssecretaris Pierre Chevalier : Ik heb vernomen uit
de kranten en uit informatie, die u bekend is, dat er
intussen een akkoord bestaat tussen de betrokken maat-
schappij en Kazakhstan. Het is niet aan de federale
overheid om zich op duidelijke wijze in te laten met dat
soort dossiers. Er was een tijd dat mensen het nuttig en
nodig achtten zich te mengen in de economische betrek-
kingen tussen een prive´-firma en een ander land.
Ik wens echter sereen te blijven. Er is een regeling
getroffen en het is niet aan ons om ons daarover uit te
spreken. Het feit dat president Nazarbadjev door de
Koning werd ontvangen, is een aanduiding voor de graad
van belangrijkheid die wij hechten aan de relaties met de
republiek Kazakhstan en het koninkrijk Belgie¨.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De mondelinge vraag nr. 2113 van de heer Jef Valkeniers
wordt ingetrokken.
Samengevoegde interpellaties van :
- de heer Jef Valkeniers tot de vice-eerste minister en
minister van Buitenlandse Zaken en tot de staatsse-
cretaris voor Ontwikkelingssamenwerking over
de
uitvoering van de hervormingsplannen
(nr. 429)
- de heer Ferdy Willems tot de staatssecretaris voor
Ontwikkelingssamenwerking over
de 0,7%-norm en
de traagheid van de beleidsopties
(nr. 430)
- de heer Marc Van Peel tot de staatssecretaris voor
Ontwikkelingssamenwerking over
het budget voor
Ontwikkelingssamenwerking
(nr. 441)
Interpellations jointes de :
- M. Jef Valkeniers au vice-premier ministre et minis-
tre des Affaires e´trange`res et au secre´taire d'Etat a` la
Coope´ration au de´veloppement sur
l'exe´cution des
plans de re´forme
(n° 429)b>
- M. Ferdy Willems au secre´taire d'Etat a` la Coope´ra-
tion au de´veloppement sur
la norme de 0,7% et la
lenteur avec laquelle sont mises en oeuvre les op-
tions politiques
- M. Marc Van Peel au secre´taire d'Etat a` la Coope´ra-
tion au de´veloppement sur
le budget de la Coope´-
ration au de´veloppement
De heer Marc Van Peel (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
vooraf wens ik, los van het debat, een praktisch probleem
aan te kaarten.
HA 50
COM 250
11
28-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Van Peel
Vandaag vindt ook de parlementaire adviesgroep over
het Overlevingsfonds plaats. Ik had mij daarvoor opge-
geven, wellicht samen met andere collega's. Nu vindt die
uitgerekend op een woensdag plaats. Vandaag staat de
interparlementaire Overleggroep en de Conferentie van
Voorzitters in mijn agenda. Ik had ook een interpellatie in
de commissie voor de Binnenlandse Zaken. Vanmiddag
is er plenaire vergadering en, ook uitgerekend vanmid-
dag, is er in de commissie voor de Buitenlandse Betrek-
kingen een algemeen debat uitgerekend over ontwikke-
lingssamenwerking. Tot mijn spijt heb ik mij moeten laten
verontschuldigen voor de parlementaire adviesgroep.
Zo'n vergadering zou men eigenlijk op een vrijdag moe-
ten organiseren, op een dag dat de normale parlemen-
taire agenda geen rol speelt.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Er is ook een probleem
met de voorzitters. De voorzitter en de dienstdoende
voorzitter zijn afwezig. Eigenlijk zou er nog een dienst-
doende voorzitter moeten zijn. Ik heb echter aan de
secretaris, een ambtenaar, gevraagd voorlopig die taak
op zich te nemen.
Mijnheer de staatssecretaris, na e´e´n jaar regeren en na
e´e´n jaar hervorming door uw voorganger wordt het tijd
dat we nagaan hoever we staan met de administratieve
hervorming. De laatste tijd is er immers nogal wat kritiek
gekomen vanuit het NCOS en van de vroegere voorzitter
van de ABOS-commissie en SP-fractieleider, de heer
Van der Maelen. Jammer genoeg is hij niet meer aanwe-
zig.
Op 4 mei 1999 werd de heer De Belder Etienne benoemd
tot bijzonder evaluator van de internationale samenwer-
king. Naar ik verneem zou deze man alleen op zijn dienst
zitten, zodat ik mij afvraag of hij zoals beloofd tegen
maart klaar zal zijn met een evaluatie van de Belgische
samenwerking op het vlak van de armoedebestrijding.
Met andere woorden, wanneer denkt u dat deze man zal
beschikken over het kader dat hij nodig heeft om zijn
werk te kunnen doen ?
Wat de BTC betreft, zien wij dat er reeds 70 personeels-
leden in dienst zijn en dat men dat aantal wil optrekken
tot 80. Bent u het eens met dit optrekken tot 80 ? De BTC
zou reeds de 200 lopende DGIS-projecten van de bila-
terale samenwerking in kaart hebben gebracht. Is dit
juist ? Zo ja, kunnen we hiervan dan een verslag krijgen ?
Hoeveel plaatselijke vertegenwoordigers heeft de BTC
reeds benoemd in de 25 concentratielanden ? Gaat men
er ook nog benoemen in de 13 niet-concentratielanden ?
Zoals u weet, zijn wij in 38 landen vertegenwoordigd.
Terloops zou ik de vraag willen stellen die zojuist naar
voren is gebracht in deze vergadering. Men heeft met
betrekking tot het overlevingsfonds gevraagd of de hulp
zich tot de 25 concentratielanden zal beperken. Zal men
in de overige 13 landen komen tot een consolidatie van
de huidige toestand ? Is het in de toekomst totaal uitge-
sloten dat er in andere landen dan de 25 nog hulp wordt
verleend ? Men heeft dat zojuist gevraagd en wij hebben
daarop zo goed mogelijk geantwoord. Graag had ik
echter uw uitleg gehoord om te weten of wij wel de
waarheid verteld hebben. Wij hebben gezegd dat wij
dachten dat men datgene waarmee men bezig is, zou
consolideren, dat men vooral de nadruk wil leggen op die
25 landen en dat het niet uitgesloten is dat er in bepaalde
goede
dossiers
ook
in
andere
landen
dan
de
concentratielanden nog hulp wordt verleend. Ik weet niet
of men zich daarmee kan verzoenen. Ik meende dat te
hebben opgevangen in een van uw vorige antwoorden.
Bent u het eens met het aanstellen van ongeveer 115
personeelsleden in totaal ? Hoe zullen ze over de 25 of
38 verschillende landen worden verdeeld ? In welk sta-
tuut voorziet u voor deze BTC-werknemers ? Wat ge-
beurt er met het statuut en het loon van de huidige
ABOS-coo¨peranten die door de BTC worden overgeno-
men ? Volgens de strategienota moeten de partner-
landen eerst zelf voorstellen doen die dan door de
DGIS-attache´ en de staatssecretaris moeten worden
beoordeeld. Met andere woorden, een lokale NGO of
autoriteit dient een aanvraag in die beoordeeld moet
worden door de DGIS-attache´, die men vandaag sectie-
hoofd noemt. Vervolgens moet de nota worden beoor-
deeld door onze ambassadeur en de zegen krijgen van
het ministerie van Buitenlandse Zaken van het betrokken
land. Vervolgens komt de nota naar DGIS in Belgie¨.
Nadien komt hij van daar bij u terecht. Dat zijn dus zes of
zeven stadia voor de nota naar de heer D'Haese bij de
BTC gaat. Pas als al deze mensen hun akkoord hebben
gegeven, wordt de BTC ingeschakeld voor formulering
en uitvoering. Wordt door zoveel controles de flexibiliteit
niet bemoeilijkt ? De BTC heeft immers eigen mensen op
het terrein. Men mag niet vergeten dat de BTC daarna
zijn eigen verantwoordelijke stuurt die het werk moet
afmaken.
Hoe ziet u de samenwerking en de verhouding tussen de
DGIS-attache´s, de vertegenwoordigers van de Vlaamse
ontwikkelingssamenwerking - die er onder meer in Zuid-
Afrika en Chili al zijn - en de BTC-residenten of plaatse-
lijke vertegenwoordigers ?
Als u zes trappen moet doorlopen vooraleer het uitein-
delijk bij de BTC komt en aangezien DGIS nu reeds
klaagt over het feit dat het zijn werk niet aankan omdat
het over te weinig personeel beschikt, zal er dan niet
onmiddellijk een flessenhals ontstaan. Een dergelijke
situatie zorgt ervoor dat er weinig projecten toekomen bij
de BTC zodat hun administratiekosten het merendeel
gaan vormen van hun uiteindelijke uitgaven. We moeten
ons ook de vraag stellen of de mensen ter plaatse bij
gebrek aan projecten wel werk zullen hebben. Wij moe-
ten er alleszins voor zorgen dat de aanvoer naar de BTC
niet stokt. Ik meen dat er op dat vlak toch enkele
waarborgen moeten worden gegeven.
12
HA 50
COM 250
28-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jef Valkeniers
Wat de DGIS zelf betreft, zou ik graag weten wanneer wij
een definitieve structuur en een ingevuld personeelska-
der krijgen. Heel wat DGIS-mensen spreken van een
demotivatie bij hun personeel en een zieltogende admi-
nistratie. Volgens insiders zijn veel mensen erg cynisch
geworden om niet te zeggen uitgeblust. Zal DGIS met
deze vastbenoemde, niet langer gemotiveerde en zelfs
uitgebluste ambtenaren moeten voortwerken ? Wanneer
mogen de benoemingsbesluiten worden verwacht ?
Als men inderdaad vaststelt dat er in de huidige DGIS-
administratie gedemotiveerde ambtenaren zitten, is het
dan niet nodig dat er enerzijds, een aantal mensen naar
een andere dienst worden overgeplaatst om anderzijds,
een aantal nieuwe, sterk gemotiveerde en bij voorkeur
bekwame managers te kunnen in dienst nemen om DGIS
goed te doen draaien en een dynamisch ontwikkelings-
beleid te kunnen voeren. Wat is uw visie terzake ?
Als we in de media moeten vernemen dat heel wat
ambtenaren uitgeblust zijn en niet langer gemotiveerd
zijn dan schept dit weinig vertrouwen bij het publiek
inzake de werking van de ontwikkelingssamenwerking.
Ten slotte had ik ook graag geweten wanneer de inter-
departementale werkgroep voor internationale samen-
werking van start zal gaan. Dit is de enige manier om het
historische dieptepunt van 0,3% van het BNP voor 1999
weg te werken. Ik weet dat u geen schuld treft voor heel
wat van de problemen die ik heb aangehaald. We
moeten toegeven dat een groot deel van de demotivatie
bij het DGIS-personeel te wijten is aan het feit dat men
jaren heeft moeten wachten op een hervorming waardoor
een aantal goede elementen zijn opgestapt. In dezelfde
periode werden diezelfde personeelsleden het slachtof-
fer van de ABOS-commissie. Als men bij ABOS werkte,
had men de naam een halve gangster te zijn. We moeten
toegeven dat dit zeker niet heeft bijgedragen tot de
motivatie van het personeel.
Mijnheer de staatssecretaris, ik had graag een stand van
zaken gekregen. Het lijkt mij ook voor u belangrijk te
weten waar u staat en waar u heen wil.
Le pre´sident : Il a e´te´ de´cide´ en Confe´rence des pre´si-
dents de joindre ces interpellations me^me si elles ne
portent pas exactement sur le me^me the`me.
Nous passons a` la deuxie`me interpellation.
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Mijnheer de voorzitter,
u merkt terecht op dat er toch enig onbegrip kan bestaan
over het samenvoegen van deze interpellaties. Ik ver-
moed dat zowel de heer Van Peel als ikzelf het over iets
anders willen hebben.
Een van de elementen van ongenoegen bij het NCOS en
11.11.11. is de traagheid in de werking van de admini-
stratie. Mijnheer Valkeniers heeft dit uitgebreid behan-
deld zodat ik het niet hoef te herhalen. Mijn tweede en
derde vraag zijn veel algemener en worden door zijn
concrete vragen de facto geconcretiseerd. Na een jaar
werking wordt gevraagd dat men ook daadwerkelijk
begint.
Mijn interpellatie had eigenlijk vooral te maken met de
0,7%.
Ik zal me beperken tot de kern. Ik verwijs heel kort naar
mijn maidenspeech die ik vorig jaar heb gehouden naar
aanleiding van de regeringsverklaring. Ik heb hetzelfde
thema behandeld in mijn betoog bij de begroting en in
een hele reeks andere uiteenzettingen in dit Huis. Bij
herhaling - en de herhaling is de moeder van de
porseleinwinkel - hebben wij hier twee fundamentele
uitgangspunten gehanteerd.
Ten eerste, mag ontwikkelingssamenwerking geen ele-
ment zijn van politieke spelletjes. Daarbij aansluitend
merk ik op dat wij zeer blij zijn dat u 0,7% van het BNP
stelt als de te halen norm. Dat kan ons alleen verheugen.
Wij zullen vanuit de oppositie onze rol spelen om al was
het maar een klein steentje bij te dragen om dit te
realiseren. Onze mogelijkheden zijn veel beperkter dan
de uwe maar we willen onze kleine rol spelen.
Ten tweede, vinden wij dat een sterk verhoogde steun
voor Ontwikkelingssamenwerking meer dan ooit nodig is.
Ik ben in Dendermonde schepen voor Ontwikkelingssa-
menwerking en ik besef maar al te goed hoe moeilijk het
is om het publiek daarvoor wakker te krijgen. Dat inte-
resseert niet de massa mensen die het zou moeten
interesseren. Nochtans is de ontwikkelingssamenwer-
king van fundamenteel belang. In de eerste plaats is ze
rechtvaardig omdat alle mensen gelijkwaardig zijn on-
danks alle mogelijke verschillen. Daarnaast is de ar-
moede veroorzaakt door het Westen. Dat is de historicus
in mij die wakker wordt. Historisch onderzoek heeft kort
en goed uitgewezen dat de armoedegrens op heel deze
wereld gelijk was voor de zestiende eeuw, het begin van
het kolonialisme. Het onevenwicht tussen Noord en Zuid,
China, Afrika, Zuid-Amerika en Europa, is een verschijn-
sel dat van hieruit is veroorzaakt. Bestrijding van de
armoede is niet alleen nodig omwille van de rechtvaar-
digheid maar ook vanuit een welbegrepen eigenbelang.
Als wij niet drastisch, keihard en radicaal de boeg om-
gooien, zou de eenentwintigste eeuw wel eens een eeuw
van gruwel, oorlog en bloed kunnen worden. Het onrecht
van de derde wereld zal men niet blijven slikken.
De facto stelt men vast dat de kloof vergroot. Ik bespaar
u een hoop cijfers die u zelf ook kent. Vandaag las ik nog
in de krant dat 158 Belgische economen het toch belang-
rijk vinden om op dit gegeven in te spelen. Mijn mede-
werker en ikzelf hebben vandaag geprobeerd die teksten
HA 50
COM 250
13
28-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Ferdy Willems
in handen te krijgen maar ik heb ze nog niet. De
persberichten zijn er echter duidelijk over dat zij een visie
geven op het verminderen van de schuldenberg en zo
meer. Misschien hebt u iets te zeggen in antwoord op wat
die mensen schrijven.
Intussen heb ik echter zeer alarmerende berichten ont-
vangen over de 0,7%. Dat was de aanleiding voor mijn
betoog. Ik citeer mijn bron want als ik dat niet doe neemt
men mij dat soms kwalijk. Het gaat kort en goed om het
blad van 11.11.11 en het NCOS. Wat staat daarin ? Een
eerste citaat is van de organisatie zelf :
De zelfs voor-
zichtige stijging van 0,35 naar 0,37% van het BNP die we
voorstellen in ons memorandum voor de regering was
niet haalbaar
. Een paar regels verder lees ik : Dat er in
absolute cijfers een stijging zal komen van de uitgaven
van Ontwikkelingssamenwerking is niet onwaarschijnlijk
maar die stijging zal er volgens de voorspellingen van de
Nationale Bank ook zijn voor het BNP. Daardoor dreigt
Ontwikkelingssamenwerking procentueel opnieuw slecht
te scoren
. Dat is een algemene opmerking van het
NCOS dat naar ik aanneem in deze materie beslagen is.
In dezelfde publicatie las ik iets dat mij echt verontrust,
namelijk dat Erik Derycke, in een vorig leven minister van
Buitenlandse Zaken en nog vroeger uw voorganger,
letterlijk zegt :
0,7% van het BNP zullen we ook tijdens
deze legislatuur niet halen
.
Dat is niet niks. Een paar regeltjes verder geeft hij
hiervoor een oorzaak, namelijk een gebrek aan belang-
stelling. Hij zegt, ik citeer :
Velen kijken naar de sociale
noden in Belgie¨ en zullen niet instemmen met een al te
sterke verhoging. En wat politiek en maatschappelijk niet
wordt gedragen, heeft weinig slaagkans.
Ik trakteer u nog op een derde citaat van Guido Dumont,
kabinetschef van uw directe voorganger die eigenlijk
precies hetzelfde zegt, ik citeer :
Het huidige klimaat is
inderdaad niet erg gunstig om een al te sterke verhoging
van middelen te rechtvaardigen.
Ik had graag geweten
hoe u op deze uitlatingen reageert want dit is niet
bemoedigend.
Mijnheer de voorzitter, ik wil toch ook even een politieke
vraag stellen. Als ik deze opmerkingen lees, stel ik mij de
vraag - ik hoop dat u hierop negatief zult kunnen ant-
woorden - of de meerderheidspartijen nog steeds op
dezelfde lijn zitten. Als ik mijnheer Derycke hoor zeggen
dat hij niet denkt dat de 0,7% zal worden gehaald, vraag
ik me af of dit een vaststelling is waarmee hij een andere
richting uitgaat dan uzelf. Ik hoop van niet.
Staat de maatschappelijke draagkracht niet haaks op de
realiteit die ik daarstraks heb geschetst ? Dit thema
scoort niet bij de publieke opinie alhoewel het dit wel zou
moeten doen omdat het voor onze eigen veiligheid van
fundamenteel belang is.
Als ik dit allemaal lees, heb ik de indruk dat de politieke
middelmatigheid tot de politieke norm wordt verheven. Ik
hoop andermaal dat u mij daarop negatief kunt antwoor-
den.
Mijnheer de staatssecretaris, ik had u de volgende vra-
gen willen stellen. Mijn tweede en derde vraag hebben
betrekking op een thema waarop de heer Valkeniers
uitvoerig is ingegaan, zodat ik deze vragen niet nog eens
moet stellen. Wel vernam ik graag nog welke concrete
waarborgen u hebt voor de haalbaarheid van de
uitgavennorm van 0,7% van het BNP ? Dit is van funda-
menteel belang.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Mijnheer de voorzitter, ik
heb een aantal concrete vragen over het budget die in de
lijn liggen van wat de heer Valkeniers heeft gezegd. Hoe
concreter de staatssecretaris mij kan beantwoorden, hoe
beter.
Wat het budget betreft, moet ik erop wijzen dat het
budget in absolute cijfers stijgt maar in relatieve cijfers -
in vergelijking met het BNP - daalt. Ik wil er ook op wijzen
dat wij nu toch wel leven in een andere context inzake
economische conjunctuur en budgettaire toestand. Ik wil
de staatssecretaris er ook op wijzen dat naar aanleiding
van een aantal incidenten - onder meer de dood van 58
Chinezen - zowel vanuit de oppositie als de meerderheid
een aantal ronkende verklaringen worden afgelegd over
enerzijds, eerlijke handelspraktijken en anderzijds, het
belang van ontwikkelingssamenwerking.
De toch wel enigszins rooskleuriger economische en
budgettaire situatie in deze legislatuur en onder meer het
voorval met de 58 dode Chinezen vormen volgens mij
toch wel voldoende argumenten om op het vlak van de
ontwikkelingssamenwerking iets meer ambitie te verto-
nen. Ik kan leven met het feit dat u nu geen verklaringen
moet afleggen over het behalen van de 0,7%. Een ree¨el
stijgingspercentage lijkt mij politiek toch wel verdedig-
baar. Ik had graag uw reactie hierop gehoord.
Wat het functioneren van onze instellingen op het vlak
van ontwikkelingssamenwerking betreft, hebt u reeds
een aantal keren verklaard - ik kom hierop niet terug -
bedenkingen te hebben bij de hervormingen die tijdens
de vorige legislatuur werden totstandgebracht, maar het
belangrijk te vinden de hervormingen uit te voeren. De
scheiding tussen enerzijds, de controle, de regelgeving
en de administratie en anderzijds, de uitvoering - een
scheiding waarvan de heer Valkeniers een fervent tegen-
stander is - is in ten minste de helft van de Europese
landen de courante praktijk en krijgt geen kritiek.
Mijnheer de staatssecretaris, ik wens een aantal con-
crete vragen te stellen over de huidige stand van zaken.
Is er op dit ogenblik overleg tussen DGIS en de andere
directoraten-generaal van het departement van Buiten-
14
HA 50
COM 250
28-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Van Peel
landse Zaken ? Wie neemt voor DGIS aan het overleg
deel ? Wanneer zal de bijzondere commissaris als vol-
waardig directeur-generaal kunnen werken ? Is het
personeelskader van DGIS volledig volzet ? Dit is een
vraag met betrekking tot de kwantiteit. De vragen inzake
de kwaliteit werden reeds door de heer Valkeniers ge-
steld. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de
benoeming van het aantal attache´s ? Hoeveel attache´s
werken er ? Naar verluidt waren er problemen met de
examens en is hun aantal onvoldoende. Quid inzake de
deskundigen met bijzondere kwalificaties ?
Een andere vraag heeft betrekking op de strategienota's.
Hoever staat het met de opmaak ervan ? De lijst van de
concentratielanden is opgesteld. Toen ik de teksten van
het debat inzake het overlevingsfonds erop nalas, schrok
ik van de uitspraak dat men over de ree¨le impact van het
overlevingsfonds weinig kon zeggen. Men kan verwijzen
naar het tekort aan meetinstrumenten. Als men echter
een holistische benadering voorstaat, begrijp ik niet goed
hoe men de ontwikkelingssamenwerking zal organiseren
buiten de concentratielanden. Als men ontwikkelingshulp
biedt
aan
niet-concentratielanden,
ontbreekt
de
knowhow en zal men altijd terechtkomen bij kleine,
punctuele projecten in een of ander land zonder verban-
den met de werkgelegenheid, de economie, het milieu en
de genderproblematiek. Het lijkt me logischer het over-
levingsfonds toe te spitsen op de concentratielanden.
Wat is uw standpunt terzake ?
Mijnheer de staatssecretaris, een andere reeks vragen
handelt over de schuldenlast. Wat is de stand van zaken
met betrekking tot de volledige inventaris van de
schuldenstock ? Wat gebeurt er met de jaarlijkse
terugbetalingsverplichting van de lage-inkomenslanden
met hoge schuld ? Beschikt u over ramingen van de ree¨le
actuele waarde van die vorderingen ? Wat is uw stand-
punt inzake de eis van een volledige kwijtschelding van
de schulden van de lage-inkomenslanden ? Op welke
manier werd de beloofde 800 miljoen frank voor schuld-
verlichting in het budget verwerkt ? Ik kan dit bedrag niet
terugvinden in de begroting. Onder welke rubriek vinden
we dit bedrag terug ?
Mijnheer de staatssecretaris, ik stel deze vragen omdat
de dienst DGIS en de ontwikkelingssamenwerking uit de
startblokken moeten geraken en functioneren.
Staatssecretaris Eddy Boutmans : Mijnheer de voorzit-
ter, zoals door een van de interpellanten werd opge-
merkt, worden hier inderdaad nogal wat zaken samen-
gevoegd. Ik zal proberen zo goed en zo coherent
mogelijk te antwoorden. Als ik iets vergeet, zult u mij dat
ongetwijfeld signaleren.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Ik heb toch de indruk dat
de interpellaties op hetzelfde neerkomen. Hoever zullen
we geraken ? Zijn de middelen voorhanden om zover te
geraken ?
Staatssecretaris Eddy Boutmans : Ik zal proberen een
samenhangend en overzichtelijk antwoord te geven en
ook de individuele punten trachten te bespreken.
Mijnheer Valkeniers, u bent begonnen met een vraag
over de bijzondere evaluator. Ik wil daar met alle plezier
op antwoorden, maar volgende week hebt u hem uitge-
nodigd. Ik zal daarbij aanwezig zijn. Daarom stel ik voor
dat ik op deze vraag nu niet uitvoerig antwoord. Het klopt
dat er ten aanzien van de positie van de bijzondere
evaluator nogal wat problemen zijn. Ik kan u verzekeren
dat ik daarover heel wat nota's heb geproduceerd en dat
ook ik daarover bezorgd was. We moeten samen met de
evaluator een stand van zaken opmaken.
Ik ben op al zijn voorstellen om personeel te krijgen
ingegaan, maar er zijn blijkbaar grote problemen om dit
concreet aan te nemen. De secretaris-generaal, die u
ook hebt uitgenodigd, zal u zijn kant van het verhaal
geven. Ik stel voor om daar nu geen polemiek over te
houden, want dan krijgt u van mij een eenzijdig verhaal.
Het is beter dat we de verschillende aspecten te horen
krijgen.
Wij hebben bij ons aantreden de BTC-wet aangetroffen,
die op dat ogenblik volledig in werking was getreden en
onder meer inhoudt dat vanaf zijn inwerkingtreding deze
naamloze vennootschap van publiek recht een monopo-
lie
heeft
op
de
uitvoering
van
alle
bilaterale
ontwikkelingsprogramma's en projecten. Op het ogenblik
van mijn aantreden had de BTC wel een raad van
bestuur en een directie, maar nog geen enkel perso-
neelslid of misschien hooguit e´e´n of twee. Het was
volstrekt onmogelijk om de wet op dat moment correct na
te leven. We hebben toen twee mogelijkheden onder-
zocht. We konden een wetswijziging aanvragen, maar
dat zou sowieso nog een hele overgangsperiode met
zich hebben gebracht. We konden ons ook beroepen op
het principe van de continui¨teit van het bestuur. Het
beginsel van behoorlijk bestuur zal de wetgever ook wel
in zijn achterhoofd hebben gehad toen hij vergat een
overgangsbepaling in te lassen.
We hebben in overleg met alle betrokkenen voor de
tweede oplossing gekozen, zodat onze ontwikkelings-
secties en onze coo¨peranten ter plaatse konden blijven
werken ter uitvoering van alle overeenkomsten die we
met partnerlanden hebben gesloten. Geleidelijk is de
BTC, volgens procedures die grotendeels waren bepaald
voor de nieuwe regering was aangetreden, met de aan-
werving van personeel gestart.
De BTC zit in een voorlopige positie. Dat kan ook niet
anders. Men kon in het begin niet eenzijdig een perso-
neelsformatie opleggen, terwijl het instrument, zowel in
Belgie¨ als in de diverse partnerlanden, nog volop moest
worden ontplooid. Dat zou onverstandig zijn geweest.
HA 50
COM 250
15
28-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Eddy Boutmans
We gebruiken, in afspraak met de BTC, een regeling
waarbij zij tijdelijk personeel in dienst nemen met inacht-
neming van de verplichting om de coo¨peranten van
ABOS over te nemen, als zij dat uiteraard zelf wensen.
De BTC heeft momenteel 113 lopende projecten overge-
nomen.
Ik zal u even toelichten hoe dat in zijn werk gaat, om aan
te tonen dat het om een ontzaglijk werk gaat. De wet
bevat geen overgangsbepaling. Dat betekent dat de BTC
niet in 25 maar in 38 landen alle projecten moet overne-
men. Dat moet gebeuren door een missie ter plaatse te
zenden en na te gaan, uiteraard in overleg met de
administratie, wat de ontwikkelingsprestatie precies in-
houdt, hoever de uitvoering eventueel al gevorderd is,
wat de totale geraamde kostprijs is van die ontwikkelings-
prestatie en wat de kostprijs is van het werk dat al is
uitgevoerd en van datgene wat nog moet worden uitge-
voerd.
Op basis van deze gegevens wordt een overname-
contract getekend. Zoals gezegd zijn er mij al 113
dergelijke contracten ter ondertekening voorgelegd,
waarvan er al 96 effectief getekend zijn. Dat is een
uitzonderlijk moeizaam en ook duur proces, maar het is
de enige manier om die overgang conform de wet en het
beheerscontract dat werd afgesloten voor ik deze functie
opnam, te laten verlopen.
Er is nog een ander probleem. De BTC, wat de Belgische
wetgever daarover ook mag beslissen, is een naamloze
vennootschap van publiek recht met een sociaal doel
maar is niet erkend als een volkenrechtelijke instelling. In
ieder partnerland moet dus worden uitgemaakt wat het
statuut is en hoe men de mensen die de BTC vertegen-
woordigen kan laten werken. Zij hebben immers geen
diplomatieke immuniteit zoals onze sectieleden - stilzwij-
gend en bij uitbreiding - wel kregen. Zij genieten dus
bijvoorbeeld ook geen belastingvrijstelling op de aanko-
pen die zij in onze partnerlanden doen. Dat maakt de
zaken er niet eenvoudiger op. Het departement van
Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor het uitreiken
van diplomatieke of dienstpaspoorten en voor het overleg
met andere mogendheden over het statuut van dergelijke
personeelsleden. Het heeft een hele tijd geduurd voor
men een volledig inzicht had in de problematiek. In de
meeste landen waar de BTC reeds actief is, heeft men
een modus vivendi gevonden, maar de officie¨le regeling
daarvan is eigenlijk pas vrij recent totstandgekomen,
door middel van een
voorstel van uitwisseling van
brieven
, un e´change de lettres, waardoor Belgie¨ aan
het partnerland voorstelt om de vertegenwoordigers van
de BTC te aanvaarden, wat verbonden is met bepaalde
kenmerken van hun statuut. Men hoopt dan dat het
partnerland dat aanvaardt, wat naar verluidt meestal het
geval is. Hier en daar rijzen daarover wat vragen die dan
moeten worden opgelost. Zoals gezegd is er ingevolge
de Belgische wet geen belastingvoordeel in een of ander
land. Alle verhoudingen in acht genomen verloopt dat
allemaal vrij vlot.
Naast de 113 lopende projecten en naast het feit dat de
BTC volop bezig is met het overnemen van alle
programma's, zijn er tot op heden ook meer dan 560
beurzen overdragen aan de BTC. Het afhandelen van de
in Belgie¨ toegekende studiebeurzen is immers ook een
taak voor het BTC.
De procedures voor identificatie, formulering, uitvoering
en evaluatie van de programma's en projecten zijn
uitvoerig vastgelegd in het beheerscontract zoals ik het
heb aangetroffen. Ik heb u al gezegd dat het een vrij
ingewikkelde procedure is, maar de problemen die zich
stellen hebben in hoofdzaak te maken met de overgang.
Zodra dat is geregeld zal de BTC nog slechts nieuwe
projecten moeten formuleren en uitvoeren. Uiteraard valt
het administratieve en andere werk dat gepaard gaat met
die overname dan weg. Niemand kan ontkennen dat
deze overgang een groot probleem heeft gevormd. Mis-
schien was het verstandiger geweest dat de wetgever
een overgangsregeling had ingebouwd.
Ik kan enkel vaststellen dat dit niet het geval is. De BTC
voert uit wat de wetgever heeft bepaald.
Wat het personeel betreft, kan ik u meedelen dat de BTC
op dit ogenblik 122 personeelsleden in dienst heeft
waarvan 70 in Belgie¨. U hebt ook professor D'Haese
uitgenodigd op diezelfde zitting. Ik ben trouwens van
mening dat we over de praktische kwesties en de toe-
stand in de BTC het beste met hem kunnen overleggen.
Ik hoop dat er op dat ogenblik voldoende tijd en ruimte
kan worden uitgetrokken om die discussie te voeren. Dit
lijkt mij voor u inderdaad ook nuttig.
Ik kan u zeggen dat ik van mening ben dat alles waar-
schijnlijk trager verloopt dan men aanvankelijk had be-
doeld. Naar mijn bescheiden mening zijn de eerste
aanwervingen bij de BTC vrij traag afgehandeld. Mis-
schien zijn we als administratie wel slecht geplaatst om
dit te bekritiseren want het gaat bij ons niet veel vlugger.
Een van de voordelen die deze structuur normaal kon
hebben, was dat ze iets soepeler kon zijn in haar
aanwervingsprocedures. Men heeft bij de BTC beslist
iedereen via Selor aan te werven. Men had een enorm
aantal kandidaten - ongeveer 1 800 - die allemaal wer-
den gehoord. Dit heeft uiteraard enorm veel tijd gevergd.
Voor de lopende aanwervingen is men afgestapt van
deze procedure. Het heeft vrij lang geduurd vooraleer de
BTC enige capaciteit bezat op organisatorisch vlak waar-
door het mogelijk werd projecten af te werken.
16
HA 50
COM 250
28-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Mijnheer de staatssecre-
taris, zult u mij schriftelijk meedelen in welke landen
personeelsleden werken ?
Staatssecretaris Eddy Boutmans : Ik zou u willen voor-
stellen die details aan professor D'Haese te vragen.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Kunnen we die details
schriftelijk krijgen ?
Staatssecretaris Eddy Boutmans : Ik zal uw vraag aan
professor D'Haese doorgeven.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : En over het statuut ?
Staatssecretaris Eddy Boutmans : In de wet en het
beheersconctract zijn een aantal bepalingen terug te
vinden over het statuut. Ik ben van mening dat we terecht
hebben gewerkt met een overgangsfase. De redenen
voor deze overgangsfase zijn duidelijk : de BTC moest
worden opgestart en een hele reeks mogelijke perso-
neelsleden uit het ex-ABOS hebben zich kandidaat ge-
steld voor zowel een functie van attache´ als voor een
functie bij de BTC. Trouwens, een groot deel onder hen
vraagt zich nog steeds af wat ze nu het beste zouden
kiezen. Dit maakt het ons ook niet gemakkelijk.
Dat heeft natuurlijk te maken met het financieel statuut en
de aard van de functie zelf. De wet zegt dat de BTC ons
een ondernemingsplan moet voorleggen voor 1 juni. Het
lijkt mij logisch dat de personeelsbehoefte zo juist moge-
lijk bepaald wordt aan de hand van dat ondernemings-
plan. Op 31 mei 2000 werd mij een ondernemingsplan
voorgesteld. In onderling overleg zijn we tot de conclusie
gekomen dat dit geen voldoening gaf. Ik wil erop wijzen
dat dit opgesteld was door de directieorganen en goed-
gekeurd door de raad van bestuur van de BTC. Het gaf
geen voldoening en ik heb in overleg met de bestuurs-
organen van de BTC een maand uitstel gegeven, tot 30
juni,
voor
het
voorleggen
van
een
definitief
ondernemingsplan dat ik hoop te kunnen goedkeuren.
Men heeft mij gezegd dat het klaar is en door de raad van
bestuur werd goedgekeurd.
U weet dat ik daar vertegenwoordigd wordt door een
regeringscommissaris. Het voorgestelde ondernemings-
plan gaf ons geen voldoening maar na overleg waren we
het daar eigenlijk ook over eens.
Ik weet dat het tweede ontwerp van ondernemingsplan
intussen goedgekeurd is en ik verwacht het een dezer
dagen. Voor de dekking van de beheerskosten, die
uiteraard voor een groot deel uit personeelskosten be-
staan, ontvangt de BTC gedurende de eerste drie jaar
krachtens het koninklijk besluit en het beheerscontract
een provisionele bijdrage. De BTC verbindt zich anders-
zins tot het houden van een analytische boekhouding die
ons in de mogelijkheid stelt om de beheerskosten, met
inbegrip van de personeelskosten, te beoordelen.
Ik meen dat ik daarmee de belangrijkste vragen in
verband met de BTC heb beantwoord. Ik wil duidelijk
stellen dat er zeer geregeld overleg is tussen de admini-
stratie en de BTC en tussen mij of mijn kabinet en
enerzijds, professor D'Haese, de dagelijks beheerder en
anderzijds, de regeringscommissaris. Wij volgen de ont-
wikkelingen binnen de BTC zo nauwgezet mogelijk zon-
der, dit met respect voor de vrij grote autonomie die de
wetgever wou voor deze naamloze vennootschap. Ik heb
e´e´n
keer
gebruikgemaakt
van
mijn
schorsings-
bevoegdheid ten aanzien van een beslissing van de raad
van bestuur van de BTC. Verder hebben wij steeds in
overleg weten te handelen of heb ik gewoon de autono-
mie gerespecteerd.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Mijnheer de staatssecre-
taris, ik heb nog een vraag over de BTC. Is het juist dat
in de raad van bestuur een aantal aanvullingen moeten
gebeuren die uitblijven ?
Staatssecretaris Eddy Boutmans : Dat klopt. De wet
bepaalt dat er 12 bestuursleden zijn. De vorige regering
had de raad van bestuur volgens de toen geldende visie
op politieke dosering nauwkeurig samengesteld. Dat is
voor niemand een geheim. Twee leden hebben krach-
tens de wettelijke bepalingen ontslag genomen wegens
onverenigbaarheid, namelijk de heer Dallemagne, die nu
deel uitmaakt van de PSC-fractie in de Senaat, en de
heer Geens, die deel uitmaakt van de VLD-fractie in de
Senaat. In de loop van de maand september heb ik de
minister van Buitenlandse Zaken een voorstel gestuurd
om tot vervanging over te gaan. Dat moet bij een door de
Ministerraad goedgekeurd koninklijk besluit gebeuren. Ik
hoop dat dit in de komende weken definitief rond zal zijn.
Ik moet hier wel aan toevoegen dat het feit dat er twee
vacatures zijn uiteraard niet belet dat het hele orgaan
perfect wettelijk kan functioneren.
Dan kom ik bij het DGIS. De minister van Buitenlandse
Zaken heeft het structuurbesluit op 26 januari 2000
ondertekend en het affectiebesluit op 15 mei 2000. Het
structuurbesluit is eigenlijk de invulling van het organiek
besluit dat in juni van vorig jaar was uitgevaardigd en
waarin de opslorping van de administratie Ontwikkelings-
samenwerking door het departement Buitenlandse Za-
ken werd vastgelegd. Ik heb er nooit een geheim van
gemaakt dat ik daarvan geen voorstander was, maar ik
aanvaard het zoals het is. Het structuurbesluit moet
aangeven welke stoelen binnen het DGIS worden ge-
cree¨erd. Het affectiebesluit moet de vastbenoemde amb-
tenaren een plaats op die stoelen geven.
HA 50
COM 250
17
28-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Eddy Boutmans
Ik ben het eens met de kritiek dat dit lang heeft geduurd.
Misschien had het sneller kunnen gaan. Ten eerste, wijs
ik er echter op dat tijdens de vorige regeerperiode reeds
verregaande onderhandelingen hadden plaatsgevonden,
maar dat de administratie noch de bevoegde minister
een eindakkoord hadden kunnen bereiken. Over een
aantal belangrijke functies was men het niet eens gewor-
den. Ten tweede, is een nieuwe regering aangetreden
met nieuwe leden die de dossiers opnieuw moesten
instuderen. Bovendien trad deze regering in juli aan, niet
het meest geschikte moment. Er is dus heel wat discus-
sie geweest over de structuur en de affectatie. Persoon-
lijk meen ik dat de geest, de manier van werken, de
onderlinge verhoudingen en de statuten op het departe-
ment Ontwikkelingssamenwerking, enerzijds en Buiten-
landse Zaken anderzijds, zeer grondig verschilden. Die
moeten nu bij elkaar worden gevoegd en bovendien
wordt het ene bestuur aan het andere ondergeschikt
gemaakt. Niet iedereen bij het ABOS is hier blij mee.
Bovendien heerste er op Buitenlandse Zaken een gevoe-
len dat ze er iets bijkregen zonder te beseffen dat er ook
andere opdrachten en een totaal andere doelstelling
bijkwamen. Dit is gelukkig aan het veranderen. Buiten-
lands beleid is een ding en ontwikkelingssamenwerking
is daar ongetwijfeld een aspect van, maar dan wel een
aspect met een zeer specifiek doel. We hebben de taak
ten dienste van onze partnerlanden, en meer bepaald
van de mensen in onze partnerlanden, te staan. Ik neem
aan dat iedereen het hiermee eens is.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Blijkbaar zijn ze dat bij
het ABOS af en toe vergeten.
Staatssecretaris Eddy Boutmans : In de praktijk ligt dat
soms wat moeilijker en op Buitenlandse Zaken begrijpen
ze dat niet altijd.
Over een aantal diensten is zeer grondig gediscussieerd.
Om die reden hebben we een tijdje moeten wachten op
het structuurbesluit en het affectatiebesluit.
Is het nu ideaal ? Wel, ik meen te begrijpen uit recente
vergaderingen en verslagen die ik daarvan krijg dat men
inziet dat bepaalde diensten, bijvoorbeeld de betalingen
aan derden, die men absoluut wilde overhevelen naar
DGA - zeg maar naar Buitenlandse Zaken -, misschien
beter niet waren overgeheveld. Strategisch was dit geen
juiste beslissing, want Buitenlandse Zaken had geen
traditie van overdrachten aan derden. Dat is de rol niet
van Buitenlandse Zaken. Wij dragen bij wijze van spre-
ken meer dan 20 miljard frank over aan derden. Men
heeft dat wat onderschat, denk ik, en men loopt daar
nogal wat vertraging op. Nu, die dienst valt niet langer
onder mijn bevoegdheid, dat zeg ik er toch maar bij. Ik
bekritiseer dit niet. Ik denk dat nu door de geregelde
overlegfases die we hebben toch een zeker begrip
ontstaan is. Ik kan dit getuigen. Niet dat we het altijd over
alles eens zijn, maar er is toch een geest van begrip. In
de toekomst moet dit wat meer in overleg en met meer
begrip voor de specifieke opdracht van Ontwikkelingssa-
menwerking uitgevoerd worden. Misschien zijn er bij het
voormalige ABOS ook mensen die wat meer begrip
moeten hebben voor het feit dat de inschakeling zelf
definitief beslist is.
Dit gezegd zijnde, maak ik me grote zorgen over deze
ontwikkeling. De hele hervorming vraagt meer tijd dan we
gehoopt hadden. Dan heb ik nog niets gezegd over de
attache´s waar de heer Van Peel zeer terecht een opmer-
king over had.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Ik had u hier graag
samen met de minister voor Buitenlandse Zaken gezien.
Staatssecretaris Eddy Boutmans : Mijnheer Valkeniers,
ik probeer hier een serene en correcte uitleg te geven. Ik
heb met geen woord naar de minister verwezen. Ik
spreek over de bedrijfscultuur van Buitenlandse Zaken.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Ik had jullie hier graag
samen gezien, zeggende :
Kijk, zover staan we van-
daag. Dat zijn de problemen. Daar gaan we samen op die
manier aan verhelpen
. Dat had ik graag gezien.
Staatssecretaris Eddy Boutmans : Voor het overgrote
deel gaat het hier over de interne afstemming binnen een
administratie. Maak van een bewindsman geen dagelijks
bestuurder van zijn administratie.
Ik denk dat het nu sterk verbetert. Volgende week hoort
u hier trouwens de bijzondere commissaris. Ik denk dat
zij u hier wel meer over zal kunnen zeggen.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Hoe zit het met de
uitgebluste mensen, waar men het over heeft ? Moeten
er geen nieuwe mensen bijkomen ?
Staatssecretaris Eddy Boutmans : Een aantal mensen
van het ABOS worden gerekruteerd door het BTC. Na-
tuurlijk moeten zij vervangen worden. Een aantal mensen
van het ABOS hebben hun kandidatuur gesteld als
attache´. Ook zij zullen op het Bestuur vervangen moeten
worden. Dat kunnen we uiteraard pas doen als we weten
wie weggaat. U weet dat ik voor de personeelszaken niet
bevoegd ben. Ik heb daarin slechts inspraak, of beter
gezegd, ik word volgens de wet betrokken bij het overleg.
De procedures voor het in dienst nemen van personeel
zijn sowieso zeer omslachtig.
Geheel buiten dit verband wordt nu gewerkt aan de
hervorming van de hele Belgische federale administratie.
Ik hoop dat men erin zal slagen om die wat vlotter te doen
verlopen. Ik vestig er uw aandacht op dat wij verplicht zijn
18
HA 50
COM 250
28-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Eddy Boutmans
om de aanwervingen te laten verlopen via het voormalige
Vast Wervingssecretariaat, nu SELOR. Als zij zeggen dat
ze pas binnen zes maanden examens kunnen afnemen,
zijn wij daardoor gebonden. Dat was het geval met de
attache´s.
Wat de attache´s betreft, zitten we duidelijk met een
serieus probleem. Het kader dat vastgelegd werd voor-
ziet in 82 attache´s van 1e, 2e en 3e klasse. Er is
bovendien een taalpariteit verplicht. De examens werden
vertraagd. Een aantal mensen was naar de Raad van
State getrokken nadat hen werd geweigerd deel te
nemen aan de examens omdat zij eerder niet het exa-
men van lange duur hadden afgelegd. Dat was een van
de voorwaarden die onder de vorige regering gesteld
werden. Examen van lange duur is een term die ook ik
voor het eerst ontdekt heb.
Het is het toegangsexamen tot de administratie, waar-
mee je voor de rest van je leven in aanmerking komt voor
bepaalde functies. Nu waren er in onze secties mensen
die niet aan het examen moesten hebben deelgenomen,
omdat Ontwikkelingssamenwerking altijd heeft gewerkt
onder het statuut 67. Daarom waren er mensen die dat
examen nooit hadden afgelegd, en al hadden zij twintig
jaar praktijk in Ontwikkelingssamenwerking, toch konden
zij niet deelnemen aan het examen voor attache´. Dat
heeft zeer veel kwaad bloed gezet. Een aantal van die
mensen is dus naar de Raad van State getrokken. De
Nederlandstalige kamer van de Raad van State heeft hen
afgewezen, terwijl de Franstalige kamer hen gelijk heeft
gegeven. Dat zijn zaken waaraan ik natuurlijk niet veel
kan veranderen. Op een bepaald ogenblik heb ik over-
wogen het hele examen open te stellen voor mensen die
het examen niet hadden afgelegd, maar dan zouden we
de hele procedure moeten herbeginnen, en dat zou nog
lamentabeler geweest zijn. We hebben ons dan maar bij
de feiten neergelegd.
Uiteindelijk hebben die examens plaatsgehad in de loop
van de maanden februari tot en met mei 2000. Wat is nu
het resultaat, want dat is toch het belangrijkste. Wij
worden verondersteld 82 attache´s in dienst te nemen,
eigenlijk een belangrijk aspect van de hervorming. Van
de Nederlandstaligen zijn er 32 geslaagde kandidaten,
waarvan er 21 ook echt in dienst willen treden. 11 hebben
gevraagd om in de reserve geplaatst te worden voor twee
jaar, wat hun recht is, waarschijnlijk omdat ze hun eieren
ook in de mand van BTC gelegd hebben. Van de 21 die
hun kandidatuur hebben gesteld, zijn er 5 die krachtens
het koninklijk besluit een stage van twee jaar moeten
verrichten en 16 die naar het buitenland gestuurd kunnen
worden, krachtens het besluit dat werd uitgevaardigd
tijdens de vorige regeerperiode. Van die 16 Nederlands-
taligen die we zouden kunnen uitzenden, zijn er 15 die
ook het taalexamen hebben afgelegd - in e´e´n geval
schijnt er een probleem te zijn. Daarna kunnen zij be-
noemd worden tot attache´, dus in het beste geval 15.
Aan Franstalige kant is de balans nog veel ongunstiger.
Van de Franstaligen zijn er maar 17 geslaagden. 10
geslaagden hebben laten weten dat zij echt in dienst
willen treden en 7 staan in de reserve. Van de 10 die
aanvaard hebben, moeten er 3 een stage doen, en
blijven er dus 7 die we in het buitenland kunnen benoe-
men. Van die 7 is er nog maar 1 die het examen
Nederlands tweede taal ooit heeft afgelegd. Volgende
week of de tweede week van juli 2000 worden die
examens georganiseerd. Ik hoop dat al die mensen blijk
zullen geven van een voldoende kennis van onze taal.
Samengevat kan ik zeggen dat wij op dit ogenblik maxi-
maal 22 attache´s van de 82 kunnen benoemen.
U kunt mij dat nu wel verwijten, maar wij zoeken een
oplossing voor dit probleem. Wij hebben in ieder geval al
beslist een tweede examenronde te organiseren. Wij zijn
op onze blote kniee¨n bij SELOR gaan bidden opdat zij die
zo snel mogelijk zouden willen organiseren. Deze tweede
examenronde zal waarschijnlijk in september plaatsvin-
den. De toelatingsvoorwaarden werden ruimer omschre-
ven. Men vraagt van de kandidaat dat hij een hoeveel-
heid ervaring heeft opgedaan binnen de administratie,
maar dit mag nu in een ruimer kader worden bekeken. Zo
zal men de ervaring, opgedaan in een NGO en dergelijke
meer, kunnen inroepen. Ik kan niet anders dan samen
met u vaststellen dat de situatie zeer zorgwekkend is,
maar ik denk niet dat men mij dat kan verwijten. Wij
zoeken naar een oplossing om zo snel mogelijk het
aantal attache´s aan te vullen.
Voor de posten die wij niet kunnen invullen, worden
voorlopige oplossingen gezocht. Dat kan zeer eigenaar-
dige situaties cree¨ren. Wanneer men de huidige sectie-
hoofden, de mensen van statuut 67, op hun post laat en
de secties voorlopig worden opengehouden, waarbij dus
geen attache´ wordt benoemd, oefenen vaak mensen die
gezakt zijn in het attache´-examen de functie uit van
attache´, terwijl zij in sommige gevallen een voor het
examen geslaagde attache´ als assistent hebben. Dit is
toch allemaal niet vanzelfsprekend. In overleg met de
administratie wordt hiervoor een oplossing gezocht.
Wat de 0,7% betreft, staat in de regeringsverklaring dat
de regering een duidelijke ommekeer wil bereiken in de
negatieve trend van de voorbije jaren, waarbij het per-
centage van het bruto nationaal product, besteed aan
publieke ontwikkelingshulp, voortdurend daalde. In 1998
bedroeg dit percentage 0,35%, net zoals in 1997. Voor-
dien was het altijd hoger, waarna zich een geleidelijke
daling voordeed. U weet ondertussen dat het cijfer voor
1999 0,3% bedraagt. Ik heb u hierover reeds uitgebreid
gei¨nformeerd, maar ik wil de volgende twee punten nog
eens aanhalen.
Ik maak een onderscheid tussen het begrotingscijfer
enerzijds - dat wel of niet stijgt - en een percentage van
het bruto nationaal product anderzijds. De mensen be-
HA 50
COM 250
19
28-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Eddy Boutmans
grijpen niet altijd - maar u natuurlijk wel - dat deze cijfers
niet hetzelfde beduiden. Naargelang de groei van de
economie en de sterkte van die groei, kunnen de
begrotingscijfers en de eindcijfers sterk stijgen, hoewel zij
toch een lager percentage vertegenwoordigen. Boven-
dien wordt het percentage niet alleen bepaald door de
begroting
van
het
subdepartement
Ontwikkeling-
samenwerking. Het percentage omvat het geheel van
alle publieke uitgaven. Ons aandeel hierin bedraagt
ongeveer tweederde, maar er wordt ook een zeer be-
langrijke bijdrage geleverd, enerzijds door Buitenlandse
Zaken - dat zijn allemaal verplichte uitgaven, wat dus
nauwelijks problemen doet rijzen -, en anderzijds door
het ministerie van Financie¨n, de gewesten, de gemeen-
schappen, de provincies en de gemeenten. Worden deze
uitgaven meegerekend komen wij voor 1999 uit op een
percentage van 0,3%. Daarmee scoren wij uiteraard zeer
slecht, maar ik wil nu geen discussie voeren over de
vraag aan wie dat ligt. Het blijft een bijzonder onaange-
name vaststelling.
Ons budget, dat uiteraard nog werd vastgelegd door de
vorige regering, bedraagt 600 miljoen frank meer dan dat
van 1998. De oorzaak van de daling is dus niet hier te
zoeken, vooral ook niet omdat het bestedingspercentage
goed was. Staat u mij toe te zeggen dat onze administra-
tie, bevolkt met zogenaamd gedemotiveerde mensen, in
volle overgangsperiode en bovendien bij een regerings-
wisseling, uiteindelijk toch niet slecht gepresteerd heeft.
Er schijnen wel twee berekeningswijzen te zijn, maar
volgens een ervan gaat het over 93%. Dat is zeer goed.
Er is dus een drastische daling op de andere departe-
menten, meer bepaald op het departement Financie¨n,
geweest.
U weet dat de begrotingsonderhandelingen voor 2000
hebben opgeleverd dat onze begroting gestegen is tot
24,4 miljard frank. Dat is een stijging met een goede
7,5% ten opzichte van de voordien begrootte 22,7 miljard
frank. Ik heb het hier over de begroting, wat daarvan
gerealiseerd wordt zullen we pas op het einde van het
jaar weten. Dat is de sterkste stijging sinds vele jaren.
Het is een stijging die aanzienlijk hoger ligt dan alle
prognoses over de groei van de economie, van het
nationaal product, en die normaal een redelijk stijgings-
ritme zouden moeten geven.
De vraag is natuurlijk hoe de andere departementen mee
zullen evolueren. U weet dat er ook - dat raakt dan
meteen op het terrein dat door de heer Van Peel werd
aangehaald - een akkoord is over het feit dat er 800
miljoen schuldkwijtschelding wordt toegestaan. Over die
schuld moet ik nog het volgende zeggen. We hebben de
laatste jaren al langer zeer grote beloften op internatio-
naal terrein beleefd met de uitermate omslachtige HIPC-
operatie. Er komen maar een beperkt aantal landen voor
in aanmerking. Voor een groot deel zijn ze, voor zover ze
zulke drastische operaties doorvoeren in hun publieke
uitgave, zeer dikwijls gedwongen om scholen en zieken-
huizen te sluiten. Dat is mijns inziens ook geen goed
beheer. Men begint nu ook in internationale instellingen
in te zien dat dit misschien toch niet de goede aanpak is.
In allerlei internationale fora zijn verklaringen gedaan
over
een
belangrijke
inspanning
voor
schuld-
kwijtschelding van de armste landen. Men spreekt van
een volledige schuldkwijtschelding. Er is die hele cam-
pagne, die ik een heel positieve campagne vind, van
Jubilee-2000, in bijbelse geest. Men mag een grote
voorwaarde niet uit het oog verliezen. Het moeten andere
middelen zijn dan de middelen van ontwikkelingssamen-
werking tot dan toe, want anders schiet men er niets mee
op en gaat het om een verschuiving van de ene over-
dracht naar de andere. Als ik een miljard van u ontvang
en ik geef u voor een miljard waarde ontwikkelingshulp,
dan is dat een nuloperatie. Dat heeft geen zin. Als ik dat
miljard intrek, maar ik scheld u een miljard kwijt, daar
schiet u niets mee op. Het moet dus supplementair zijn.
Ik ben daar op dit ogenblik vrij pessimistisch over. Dat is
niet de richting die het uitgaat omdat de middelen er niet
naast gelegd werden.
Wij hebben vorig jaar afgesproken dat wij 800 miljoen
frank extra ter beschikking stelden. Daarvan is intussen
de laatste 14 of 15 miljard, die ten aanzien van Mozam-
bique nog openstonden, kwijtgescholden. Daarvoor
bleek geen uitdrukkelijke begrotingspost te zijn gemaakt.
U moet de minister van Financie¨n daar misschien eens
over ondervragen, mijnheer Van Peel. Die beslissing is in
ieder geval wel genomen. Daar moet ruimte voor gevon-
den worden op de begroting van Financie¨n. Ik heb daar
verder uiteraard niet over te beslissen.
Deze week zijn de allereerste bilaterale besprekingen
aangevat voor de begroting 2001. Uiteraard denk ik dat
de regering bij het opstellen van die begroting, en u,
parlementsleden, wanneer u daarover oordeelt, ervoor
zullen moeten zorgen dat daarin de nodige voorzienin-
gen worden getroffen om uit te voeren wat duidelijk in het
regeerakkoord bepaald is. Daar staat niet in dat we in
deze regeerperiode de 0,7% zullen bereiken. Er staat wel
in dat we de trend drastisch gaan keren en dat we een
aanzienlijke vooruitgang willen boeken. Uiteraard vormt
de omvang daarvan ruimte voor discussie. Ik zal voor de
maximale inbreng pleiten. Er is ook een planning opge-
steld.
Ik kan u nog niet zeggen hoe onze begroting er zal
uitzien. Dat is wat voorbarig. Voor mij is dit vanzelfspre-
kend een grote zorg. Het gaat uiteraard niet alleen om
mijn begroting maar ook om de begrotingen van de
andere departementen.
Ik ga nog even in op wat collega Valkeniers vroeg in
verband met de 25 partnerlanden en hulp aan niet-
partnerlanden. In de wet staat inderdaad partnerlanden;
20
HA 50
COM 250
28-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Eddy Boutmans
ik zou liever spreken van concentratielanden, maar an-
deren vinden dat dan weer een slechte term. In de eerste
plaats zijn we natuurlijk volkenrechtelijk verplicht om alle
overeenkomsten na te leven die we in het verleden met
de ontwikkelingslanden hebben afgesloten. Wij zullen
dus nog vele jaren met meer dan 25 landen bilaterale
samenwerking van staat tot staat hebben. Het zou vol-
strekt onaanvaardbaar zijn om verdragen niet meer na te
leven omdat we onze wetgeving veranderen. Dat kan
men niet doen. Dat is ook het probleem met de BTC die
niet naar 25 maar naar 38 landen missies moet sturen.
Nu is het wel de vraag of we met sommige landen geen
afkoopregeling kunnen bekomen. Dat moet nog van
naderbij bekeken worden. Het zou gaan om een snellere
afbouw van de bilaterale samenwerking mits een of
andere vorm van budgettaire overdracht. Dat is een idee
dat ik lanceer omdat we beter de relatie met bepaalde
landen zo snel mogelijk, op een correcte manier en in
overleg met de betrokken landen, kunnen bee¨indigen als
we toch niet duurzaam willen blijven samenwerken.
Misschien is dat helemaal niet mogelijk. Het moet alles-
zins gebeuren in samenspraak met de betrokken landen.
De samenwerking uitdoven moet in ieder geval. Wij doen
met die landen niets nieuws, niets waartoe we niet
verplicht zijn, niets dat niet in akkoorden is bepaald. Met
sommige projecten moet nog een aanvang worden ge-
maakt. Ik heb in Kameroen bijvoorbeeld een geheel
nieuw gezondheidsprogramma ondertekend, dat de
voortzetting is van een vroeger akkoord.
Met landen die definitief niet tot de concentratielanden
horen, is wettelijk geen bilaterale samenwerking toege-
staan. Ik mag met die landen geen overeenkomsten van
staat tot staat aangaan, maar we mogen wel een hele-
boel andere zaken. Ten eerste kan de multilaterale
samenwerking perfect programma's financieren die in
niet-concentratielanden uitgevoerd worden. Ten tweede
kan er wel indirecte samenwerking plaatsvinden door
niet-gouvernementele
organisaties,
universiteiten,
VVOB, APC, het Tropisch Instituut en anderen kunnen in
niet-concentratielanden aanwezig blijven, dat in hun
meerjarenplannen opnemen en in dialoog met ons laten
goedkeuren. Geen enkel reglement zegt dat dat beperkt
is tot die 25 landen. We leggen dat ook niet op. Er is wel
in het overleg met de NGO's de neiging om projecten in
landen met hogere inkomens te verminderen. Voorbeel-
den zijn Argentinie¨ en Venezuela, waar nog altijd NGO's
aanwezig zijn. Als we dat willen afbouwen rijst daar wel
protest tegen, maar we willen het een beetje sturen, maar
het is geen dwingende norm.
De beperking geldt ook niet voor noodhulp en humani-
taire hulp.
De suggestie van collega Van Peel om het Overlevings-
fonds te beperken tot de 25 landen zullen we in dit licht
moeten bekijken. Dit is geen puur bilaterale aangelegen-
heid. Er is weliswaar een beperkt gedeelte bilaterale hulp
dat onder die 25-landenregeling valt. Er zit echter ook
multilaterale en indirecte samenwerking in. De specifieke
wet op het Overlevingsfonds zegt daar niets over. Dit is
dus een beleidsbeslissing. In de wet hebben we allerlei
adviesorganen, dus ik ga niet zomaar zeggen wat ik ga
beslissen. Ik vind dit geen onzinnige suggestie, maar er
moet overleg over gepleegd worden.
Er was nog een vraag over de multilaterale organisaties.
De lijst is vastgelegd bij koninklijk besluit van 27 april
2000. Moet ik de lijst voorlezen of mag ik ze u overhan-
digen ? Als u mij daarvan ontslaat dan zal ik dat met
plezier doen. Ik stel vast dat het een slordige lijst is. Als u
daar genoegen mee neemt, geef ik ze u vandaag. Anders
laat ik ze u schriftelijk bezorgen.
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Mijnheer de staatsse-
cretaris, ik heb uiteraard goed geluisterd. De uiteenzet-
ting over het verschil tussen het BNP en de begroting is
een evidentie. Daarnaast stelt u - terecht - dat de 0,7%
niet louter een aangelegenheid is die u rechtstreeks
aanbelangt, maar dat het een punt voor de hele regering
is.
Het moment om dit te poneren is niet slecht gekozen,
vermits de begrotingsbesprekingen nu begonnen zijn. U
zegt dat u een substantie¨le verhoging zal nastreven en
dat u die 0,7% niet kan beloven. Dit lijkt me nogal vaag;
met deze verklaring kan men alle kanten uit. Als ik het
allemaal goed heb begrepen - en u mag me tegenspre-
ken - dan is al wat u hebt gezegd een zaak van regering
en parlement. U zegt eigenlijk dat we allemaal samen
moeten streven naar de 0,7%. Juist op dit ogenblik moet
de stem van Ontwikkelingssamenwerking doorklinken.
Die stem is uw stem als staatssecretaris, maar ze is ook
onze stem als parlement.
Met een motie van aanbeveling kan ik aan dit verlangen
tegemoetkomen. Ik zal de motie even voorlezen en
toelichten :
Gehoord de interpellaties van de heren
Valkeniers, Van Peel en Willems; gehoord het antwoord
van de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwer-
king; dringt de Kamer er bij de regering op aan de nodige
maatregelen te nemen om nog tijdens deze legislatuur de
uitgavennorm van 0,7% van het BNP te halen voor
Ontwikkelingssamenwerking
.
Collega's, deze motie is niet bedoeld om het de staats-
secretaris politiek moeilijk te maken. Ze is integendeel als
steun bedoeld. Mijnheer de staatssecretaris, wij praten
hier zoveel over nieuwe politieke cultuur. Stel u voor dat,
zoals ik het vraag, deze heel motie van aanbeveling
ondertekend wordt door leden van meerderheid en op-
positie. Dan pas hebt u een moreel gezag om namens
iedereen die met deze materie begaan is, te spreken.
HA 50
COM 250
21
28-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Ferdy Willems
Misschien ben ik weer nai¨ef, het zij zo. Misschien heb ik
de politieke vernieuwing niet goed begrepen. Als deze
materie echt zo belangrijk is dat ze voor de 21ste eeuw
fundamenteel zou kunnen zijn, dan zou ik het jammer
vinden dat deze als steun bedoelde motie van aanbeve-
ling traditioneel wordt ontkracht door een eenvoudige
motie. Ik zal de motie nu indienen en iedereen mag ze
mee ondertekenen.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Mijnheer de staatssecre-
taris, blijkbaar moeten er nog heel wat problemen worden
opgelost alvorens de verschillende diensten zullen func-
tioneren.
Voorts merk ik op dat men enkele elementen over het
hoofd heeft gezien. Zo werd bijvoorbeeld, wat het statuut
van de afgevaardigden van de BTC betreft, niet voorzien
in een overgangsregeling. Dat maakt alles er niet gemak-
kelijker op.
Vervolgens is er slechts sprake van tweee¨ntwintig atta-
che´s, terwijl er tweee¨ntachtig vereist zijn. De opmerking
die ik daarnet heb geformuleerd in dat verband is terecht;
het is duidelijk dat als dezelfde attache´s eerst ook nog de
BTC-aanvragen moeten controleren, zij hun werk nooit
tijdig zullen klaar krijgen. Dat zal voor grote problemen
zorgen.
Het verheugt mij dat wij op 12 juli alle verantwoordelijken
terzake zullen ontmoeten in deze commissie en hen
kunnen vragen hoe zij menen tegemoet te kunnen ko-
men aan alle eisen en noden terzake.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, wel-
licht neemt u het mij niet kwalijk dat ik deze vergadering
thans verlaat om opnieuw deel te nemen aan de verga-
dering van de commissie voor het Overlevingsfonds,
waar de werkzaamheden moeten worden gesloten. Het
is jammer dat er niet meer volksvertegenwoordigers
aanwezig waren, maar hopelijk kan dit in de toekomst
worden verholpen. Misschien kan worden ingegaan op
het voorstel van de heer Van Peel, dat ertoe strekt dat
ook fracties die niet zijn vertegenwoordigd, maar waar-
van de leden veel belangstelling hebben voor de materie,
daarin worden opgenomen.
Tot slot, nog een woord over de moties en in dat verband
richt ik mij meer in het bijzonder tot de heer Willems.
Mijnheer Willems, volgens mij was er sprake van dat de
fractievoorzitters zich zouden beraden in de Conferentie
van voorzitters over het eventueel indienen van moties
van aanbeveling. Voorlopig werd hierover echter nog
niets beslist, ondanks het bestaande probleem omtrent
de eenvoudige motie en de gemotiveerde motie.
U moet beseffen dat het voor ons erg moeilijk is om
voorafgaand aan de geplande besprekingen een stand-
punt in te nemen.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
de kwestie omtrent de moties getuigt van mijn akkoord
met de heer Valkeniers.
Al is het onrealistisch om de eenvoudige motie af te
schaffen, toch moet het mogelijk zijn in bepaalde mate-
ries. Er zijn trouwens precedenten op dat vlak.
Het moet mogelijk zijn bij de behandeling van bepaalde
materies een stem te geven aan het parlement, zonder
dat het niet-indienen van een eenvoudige motie betekent
dat men de regering wil zien vallen.
Als de gemotiveerde motie mee wordt ondertekend door
de heer Valkeniers, wordt dit beschouwd als een motie
van wantrouwen ten opzichte van de regering. In die zin
moet het Reglement worden gewijzigd.
Het nastreven van een aannemelijk stijgingspercentage
lijkt mij een meer realistische doelstelling dan per se
tijdens deze legislatuur iets te willen doorvoeren.
Het is wel logisch dat de inspanning wordt uitgedrukt
overeenkomstig de economische rijkdom en de econo-
mische groei. Vandaar het procentueel karakter terzake.
Ik heb er moeite mee als bijvoorbeeld op de vraag wat de
belangrijkste realisatie is van deze regering, Jos Ghey-
sels in het weekblad Humo antwoordt dat het de aan-
zienlijke stijging is van het budget voor Ontwikkelingssa-
menwerking.
Dat is immers slechts de helft van het verhaal. Dergelijke
gegevens zijn uiteraard steeds uitgedrukt in relatie tot het
BNP.
Mijnheer de staatssecretaris, uiteraard bent u erfgenaam
van wat in het verleden werd beslist. Inmiddels zijn wij
echter een jaar later en lijkt het mij niet meer correct nog
te verwijzen naar een aantal mistoestanden uit het ver-
leden om te verklaren waarom de zaken nu moeilijk
liggen.
Was de vorige politieke constellatie nog aan het bewind
geweest, zou deze aangelegenheid wellicht nog drie of
vier maanden werk hebben gevergd. Ik houd er rekening
mee dat u thans in een nieuwe politieke constellatie
werkt. De waarheid gebiedt mij echter te zeggen dat het
niet alleen een kwestie was van het verzoenen van de
bedrijfscultuur met de ambtelijke cultuur, maar dat het
ook ging om het voeren van een politiek debat.
Er is ook een politiek debat gevoerd waardoor de invul-
ling van die hervorming maanden vertraging heeft opge-
lopen. Ik denk niet dat u het alleen kunt wijten aan het feit
dat twee bedrijfsculturen moesten worden samenge-
voegd. De bepaling van de invulling van het DGIS moest
in overleg met de staatssecretaris gebeuren, maar men
kan daar in meer of mindere mate assertief in zijn.
22
HA 50
COM 250
28-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Mijnheer de voorzitter,
ik wil toch even enkele frustraties kwijt. Ik zit hier al een
jaar. Dat spelletje met de eenvoudige moties duurt nu al
een jaar. Men gaat het regelen, maar men doet niets. De
administratieve molen maalt langzaam, maar de politieke
molen blijkbaar nog langzamer. Nadenken mogen wij hier
niet. Dat is voor de paarden. Met welk circus zijn we
eigenlijk bezig ?
Wij dienen een motie in die zaken steunt waarvan de
regering zelf erkent dat ze moeilijk liggen en onaange-
naam voor de staatssecretaris zijn. Hij vraagt bijna
impliciet om hem te steunen. Of we nu tot de meerder-
heid of de oppositie behoren, wij hebben allemaal de-
zelfde zorg.
Als men dan een voorstel indient dat het doel kan dienen,
blokt men het netjes af. Dit zijn archai¨sche, middel-
eeuwse toestanden. Wat zitten wij hier eigenlijk te doen ?
Dit is geen parlement. Dit is geen democratie. Dit is een
circus.
De voorzitter : Tot besluit van deze bespreking werden
volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion, des motions ont e´te´
de´pose´es.
Een eerste motie van aanbeveling werd ingediend door
de heren Marc Van Peel en Jacques Lefevre en luidt als
volgt :
De Kamer, gehoord de interpellaties van de heren Jef
Valkeniers, Ferdy Willems en Marc Van Peel
en het antwoord van de staatssecretaris voor Ontwikke-
lingssamenwerking, vraagt de regering :
- dringend de hervorming van het ABOS af te werken
door het DGIS te voorzien van het nodige personeel en
hiervoor een strak tijdsschema te hanteren;
- de specificiteit van ontwikkelingssamenwerking binnen
het ministerie van Buitenlandse Zaken te garanderen;
- een prioriteit te maken van de ree¨le afbouw van de
schuldenlast van de minst ontwikkelde landen.
Une premie`re motion de recommandation a e´te´ de´pose´e
par MM. Marc Van Peel et Jacques Lefevre et est libelle´e
comme suit :
La Chambre, ayant entendu les interpellations de
MM. Jef Valkeniers, Ferdy Willems et Marc Van Peel
et la re´ponse du secre´taire d'Etat a` la Coope´ration au
de´veloppement, demande au gouvernement :
- d'achever dans les meilleurs de´lais la re´forme de
l'AGCD en dotant la DGCI du personnel ne´cessaire et en
respectant, a` cet effet, un calendrier strict;
- de garantir la spe´cificite´ de la coope´ration au de´velop-
pement au sein du ministe`re des Affaires e´trange`res;
- de faire du de´mante`lement effectif de la dette des pays
les moins de´veloppe´s une priorite´.
Een tweede motie van aanbeveling werd ingediend door
de heer Ferdy Willems en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellaties van de heren Jef
Valkeniers, Ferdy Willems en Marc Van Peel
en het antwoord van de staatssecretaris voor Ontwikke-
lingssamenwerking, dringt er bij de regering op aan de
nodige maatregelen te nemen om nog tijdens deze
legislatuur de uitgavennorm van 0,7% van het BNP te
halen voor ontwikkelingssamenwerking.
Une seconde motion de recommandation a e´te´ de´pose´e
par M. Ferdy Willems et est libelle´e comme suit :
La Chambre, ayant entendu les interpellations de
MM. Jef Valkeniers, Ferdy Willems et Marc Van Peel
et la re´ponse du secre´taire d'Etat a` la Coope´ration au
de´veloppement, insiste aupre`s du gouvernement pour
qu'il prenne les mesures ne´cessaires pour que la norme
de 0,7% du PNB pour la coope´ration au de´veloppement
soit re´alise´e sous la pre´sente le´gislature.
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw
Leen Laenens en de heren Andre´ Fre´de´ric en Jef Valke-
niers.
Une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par Mme Leen
Laenens et MM. Andre´ Fre´de´ric et Jef Valkeniers.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
Interpellatie van de heer Marc Van Peel tot de staats-
secretaris voor Ontwikkelingssamenwerking over
het Europees voorzitterschap (nr. 440)
Interpellation de M. Marc Van Peel au secre´taire
d'Etat a` la Coope´ration au de´veloppement sur
la
pre´sidence europe´enne
De heer Marc Van Peel (CVP) : Mijnheer de voorzitter, ik
zou de interpellatie kunnen ontwikkelen en wij zouden
een interessant tweegesprek kunnen houden. Bovendien
zou ik een motie kunnen indienen zonder dat er een
eenvoudige motie op volgt. Ik denk echter aan de voor-
bereiding van het Europees voorzitterschap vanuit Ont-
wikkelingssamenwerking. Mijnheer de staatssecretaris,
bent u op 12 juli aanwezig bij de hoorzitting ?
HA 50
COM 250
23
28-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Staatssecretaris Eddy Boutmans : Ja, ik zal bij die
hoorzittingen aanwezig zijn.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Kunnen we het erover
eens zijn dat we het aspect van het voorbereiden van het
Europees voorzitterschap vanuit het oogpunt van Ont-
wikkelingssamenwerking op 12 juli bespreken ? Ik wil er
nu ook op ingaan.
Staatssecretaris Eddy Boutmans : De heer De Belder
heeft daar eigenlijk weinig mee te maken. Het zou
misschien verstandig zijn om dat nu te behandelen.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Mijn vraag was eigenlijk
eenvoudig. Tijdens de bespreking van uw beleidsnota
werd door verschillende fracties vastgesteld dat er eigen-
lijk te weinig aandacht was voor de voorbereiding van het
Europees voorzitterschap wat het luik Ontwikkelingssa-
menwerking betreft. U hebt toen gezegd dat het belang-
rijk is dat wij daaraan de nodige aandacht zouden
besteden. Wij zijn er voorstander van om dit realistisch te
benaderen en de wereldhervorming inzake Ontwikke-
lingssamenwerking niet even aan de agenda te plaatsen
naar aanleiding van het feit dat Belgie¨ voorzitter wordt
van de Europese Unie. Een aantal haalbare doelstellin-
gen lijken ons echter wel realistisch. Wij denken bijvoor-
beeld aan het beter afstemmen van het ontwikkelings-
beleid van de Unie op dat van de verschillende lidstaten.
Dat is immers iets waar we regelmatig op stoten. Een
specifieke Belgische inbreng zou een concrete invulling
van
de
grotere
betrokkenheid
die
het
Europees
ontwikkelingsbeleid toebedeelt aan het maatschappelijk
middenveld kunnen zijn. Ook de problematiek van
Centraal-Afrika zou ter sprake kunnen komen. Verder is
er de concrete invulling van handelspreferenties voor de
armste landen. Het lijkt ons belangrijk om een paar
concrete doelstellingen te hebben die men tijdens het
Europees voorzitterschap wil bereiken. Is er sedert ons
debat daarover van een maand geleden vooruitgang
geboekt ? Wat is de stand van zaken met betrekking tot
de voorbereiding ? Wat zijn uw speerpunten ? Ik geef u
mijn belangrijkste aandachtspunten maar ik neem aan
dat u daar uw eigen opinie over hebt. Hebt u hierover al
contact gehad met uw Europese collega's van Ontwikke-
lingssamenwerking, concreet ter voorbereiding van het
voorzitterschap ? Hoe is DGIS daarmee bijvoorbeeld
bezig ? Op welke manier bent u betrokken bij de
coo¨rdinatiecel die het Europees voorzitterschap voorbe-
reidt ? Op die vragen had ik graag een antwoord gekre-
gen.
Staatssecretaris Eddy Boutmans : Mijnheer Van Peel,
zoals in de beleidsnota stond, dachten wij dat we de
bijzondere aandachtspunten voor ons voorzitterschap in
overleg met de andere leden van de trojka moesten
vastleggen. Ik heb met een paar medewerkers begin
deze maand de Franse minister van Ontwikkelingssa-
menwerking bezocht om daarover overleg te plegen. Ik
moet nu opletten dat ik geen diplomatiek incident veroor-
zaak. Op dat ogenblik hadden wij nog geen zeer goed
omschreven doelstellingen van het Franse voorzitter-
schap vernomen, wel een aantal intenties. Men wou
onder meer de schuldproblematiek zeker aan de agenda
plaatsen.
Donderdag 29 en vrijdag 30 juni 2000 vindt in Parijs, op
initiatief van het Franse voorzitterschap, een colloquium
plaats over de specificiteit en de identiteit van de Euro-
pese ontwikkelingssamenwerking. Ik heb van de gele-
genheid gebruikgemaakt om een afspraak te maken met
de Zweedse en Franse collega's.
Ondertussen ontving ik een lijst van de Franse prioritei-
ten voor de Ministerraad die in november zal worden
gehouden. Deze voorlopige agenda bevat in hoofdzaak
volgende punten : humanitaire hulp, veiligheid van het
humanitair
personeel,
verband
tussen
noodhulp,
rehabilitatiehulp en ontwikkeling, armoede en overdraag-
bare ziekten, strijd tegen antipersoonsmijnen, coo¨rdinatie
en complementariteit. Dit laatste thema, dat steeds te-
rugkeert, is heel belangrijk. Hoe kunnen wij ervoor zor-
gen dat de verschillende hulpinstrumenten beter op
elkaar worden afgestemd ? Wij hebben daarover in Eu-
ropees verband reeds een aantal discussies gehad.
Telkens wanneer ik in het buitenland een van onze
secties bezoek - zoals vorige week nog in Benin - ook
naar aanleiding van de ACP-conferentie, probeer ik van
onze sectiehoofden te vernemen hoe de coo¨rdinatie ter
plaatse verloopt. Ik ben gelukkig u te kunnen zeggen dat
de coo¨rdinatie te Benin schitterend verloopt. Er worden
inderdaad heel geregeld coo¨rdinatievergaderingen ge-
houden met alle daar aanwezige Europese vertegen-
woordigers. Ook de Canadese en de Amerikaanse ver-
tegenwoordigers worden hierbij geregeld betrokken. Er
wordt
ook
overleg
geregeld
met
de
EU-
vertegenwoordiging en met de daar in het land aanwe-
zige NGO's. In Benin schijnt dus alles - wat wordt
bevestigd door verschillende andere bronnen en ge-
sprekspartners - goed te verlopen, in tegenstelling tot
een aantal andere landen waar de coo¨rdinatie zeer
gebrekkig verloopt. Dit punt staat dus opnieuw op de
agenda.
In de agenda werd ook het Franse begrip van code´vel-
oppement en migratie opgenomen. Ik heb de indruk dat
de Franse collega van plan is om het verband tussen
migratiestromen enerzijds en ontwikkeling anderzijds, of
tussen de aanwezigheid van migranten enerzijds en
ontwikkelingssamenwerking anderzijds, als een van de
hoofdpunten te beschouwen. Ik vind dit geen slecht
thema.
Zelf pleeg ik overleg met een aantal NGO's om een
programma uit te werken om de hier aanwezige migran-
ten - ik spreek dus niet over illegalen, maar wel over
24
HA 50
COM 250
28-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Eddy Boutmans
gevestigde migranten - beter te betrekken bij de samen-
werking met hun land van oorsprong. Het komt mij dus
eigenlijk goed uit dat het Franse voorzitterschap dit als
een belangrijk thema beschouwt en daarover een collo-
quium organiseert, ergens medio juli. Ik ben er ook op
uitgenodigd ben en zal er waarschijnlijk naartoe gaan. Ik
heb nog geen informatie over de prioriteiten van de
Zweedse collega, maar ik hoop hem vrijdag daarover te
kunnen spreken.
Wij hebben ook een aantal besprekingen gehad met het
ACP-secretariaat in Brussel. De relatie met de ACP-
landen vormt een zeer belangrijk onderdeel van de
Europese ontwikkelingssamenwerking. Dit past ook in
het raam van het nieuwe verdrag, dat ik vorige week ben
gaan tekenen en ik ben er zeer trots op om als eerste
ondertekenaar de geschiedenis in te gaan. De relatie met
de ACP-landen bevat heel wat thema's die vooralsnog
slecht zijn uitgewerkt, of waarin nog een onvoldoende
visie bestaat over hoe alles precies moet verlopen. Deze
materie
moet een belangrijk punt worden bij de komende Euro-
pese overlegronden en voorzitterschappen en wij moe-
ten ons er goed op afstemmen. Wij hebben op 5 juli, dus
volgende week, een overleg met de NGO-federaties over
welke prioriteiten zij graag tijdens ons Europees voorzit-
terschap zouden willen behandeld zien.
Voorlopig zijn we van plan een aantal thema's of activi-
teiten op de agenda te plaatsen. Ik geef ze u ter
informatie, want er is al wel overleg geweest, maar het
kan zijn dat het nog verandert.
Ten eerste, transparantie van de Europese ontwikke-
lingssamenwerking, en dat is nog iets anders dan cohe-
rentie en coo¨rdinatie. Ik denk dat er namelijk weinig zicht
is op de werking van het Europees ontwikkelingsbeleid,
het Europees ontwikkelingsfonds en de andere budget-
ten. Transparantie schijnt daar een belangrijk probleem
te zijn.
Ten tweede, de relatie met de ACP-landen in het kader
van het nieuwe akkoord, onder meer het REPAS, de
Regionale Economische Partnerschappen.
Ten derde, de samenwerking met conflictlanden. Tijdens
de laatste vergadering van de Europese Ministerraad
hebben we gezien dat er nogal wat meningsverschillen
bestaan, niet zo zeer op theoretisch gebied, maar wel
dikwijls op praktisch gebied. Wat moeten we precies
doen en wat moet onze houding zijn tegenover landen
waar - eufemistisch gesteld - een conflict woedt ?
Meestal gaat het om oorlog, ofwel een klassieke oorlog,
ofwel een niet-klassieke oorlog. Het zou goed zijn dat
overleg beter uit te bouwen.
Ten vierde, de relaties met de civiele samenleving, zowel
bij ons - de NGO's - als in onze doellanden.
Ten slotte zullen we zeker het belangrijke milieuthema op
de agenda plaatsen. Daarover heb ik echter ook nog niet
definitief beslist. Dit alles sluit aan bij wat het definitieve
doel zou moeten zijn van onze ontwikkelingssamenwer-
king, namelijk het bestrijden van armoede.
Wij hebben beslist dat de permanente vertegenwoordi-
ging van DGIS bij de Europese Unie zal worden versterkt
met een attache´, maar we zullen daarin ook beperkt zijn
door de problemen van aanwerving die ik u daarstraks
heb uitgelegd. Ik denk echter dat we daar in ieder geval
een attache´ zullen benoemen, evenals een aantal bijko-
mende stagiaires of tijdelijke personeelsleden.
Wij nemen ook ten minste e´e´n expert van hoog niveau in
dienst. Behalve de 7 experts die reeds zijn vastgelegd
hadden wij in totaal 15 experts van hoog niveau gebud-
getteerd en voor hen de profielen omschreven. Dat bleef
zeer lang geblokkeerd op het niveau van de inspecteur
van Financie¨n, die bezwaar maakte tegen een aantal
zaken. Intussen is daarover uitvoerig met hem overlegd.
Mits een beperkte herschrijving van een aantal van die
profielen en vooral een beperking van hun opdrachten in
de tijd, hebben we nu groen licht gekregen voor die
aanwerving. Dat zal ons misschien in staat stellen het
daarstraks geschetste personeelsprobleem enigszins op
te vangen.
Zoals u vraagt, wordt inderdaad in DGIS een inter-
directietaakgroep opgericht, onder leiding van D40, de
multilaterale samenwerking van de verschillende dien-
sten en het kabinet op dit gebied.
Ik wil u eraan herinneren dat Belgie¨ eind mei volgend jaar
gastland zal zijn voor de conferentie van de MOL - de
minst ontwikkelde landen -, die wordt georganiseerd in
Brussel in het kader van de UNCTAD. In de eerste plaats
gebeurt dit in samenwerking met de Europese Unie,
maar Belgie¨ zal daarin, gezien het voorzitterschap, uiter-
aard een belangrijke rol spelen.
Het moet nog praktisch worden uitgewerkt en de moge-
lijkheden moeten nog worden onderzocht, maar we den-
ken ook nog een colloquium te organiseren, onder an-
dere
over
de
gedecentraliseerde
samenwerking.
Daarmee bedoel ik de samenwerking van de gedecen-
traliseerde besturen in de partnerlanden enerzijds, en
onze gedecentraliseerde besturen anderzijds.
Op binnenlands niveau voeren we in overleg met de
Vereniging van Steden en Gemeenten een experiment
uit inzake gedecentraliseerde besturen. Dit is een inte-
ressant onderwerp dat op Europees niveau kan worden
aangekaart.
De steun aan de economische private sector in de
partnerlanden zal worden geagendeerd. De belangstel-
ling voor deze steun is groot, niet alleen bij de partner-
landen maar ook bij ons. Ik hoop dat we tegen het
colloquium reeds meer duidelijkheid zullen hebben over
de concrete uitwerking van dit beleid.
HA 50
COM 250
25
28-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Eddy Boutmans
Mijnheer de voorzitter, ik ben me ervan bewust dat dit
slechts een voorlopig antwoord is maar wens te beklem-
tonen dat we reeds verder staan dan de Franse voorzitter
zes maanden geleden stond.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Ik steun het voorstel van
een gezamenlijk standpunt tegen landen in oorlog en
tegen migratielanden.
Mijnheer de staatssecretaris, u hebt gesproken over de
voorbereidingen van het voorzitterschap op ambtelijk
niveau. Mijn vraag had veeleer betrekking op de speci-
fieke voorbereidingen van de regering. Zult u als staats-
secretaris deel uitmaken van de coo¨rdinatiecel ter voor-
bereiding van het voorzitterschap ? Heel wat aspecten
van het beleid hebben immers een interdepartementaal
karakter.
Staatssecretaris Eddy Boutmans : Op dit ogenblik ben
ik geen lid van de coo¨rdinatiecel.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Kan dat in de toekomst
veranderen ?
Staatssecretaris Eddy Boutmans : Dat wordt onder-
zocht. Ik ben niet de enige die er geen deel van uitmaakt.
Le pre´sident : En conclusion de cette discussion, des
motions ont e´te´ de´pose´es.
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties
ingediend.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de
heren Marc Van Peel en Jacques Lefevre en luidt als
volgt :
De Kamer, gehoord de interpellatie van de heer Marc
Van Peel
en het antwoord van de staatssecretaris voor Ontwikke-
lingssamenwerking, vraagt de regering :
- de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking
nauw te associe¨ren bij de voorbereiding van het EU-
voorzitterschap;
- bij de voorbereiding van het Belgische voorzitterschap
van de EU de nodige aandacht te besteden aan het luik
ontwikkelingssamenwerking en meer in het bijzonder met
betrekking tot de volgende punten :
1. de complementariteit tussen het ontwikkelingsbeleid
van de Unie en dat van de lidstaten;
2. Centraal Afrika;
3. de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld
in het Europees ontwikkelingsbeleid;
4. de concrete invulling van de handelspreferenties voor
de armste landen;
5. de relatie tot landen in oorlog;
6. de relatie tot landen met veel migranten op ons
grondgebied.
Une motion de recommandation a e´te´ de´pose´e par
MM. Marc Van Peel et Jacques Lefevre et est libelle´e
comme suit :
La Chambre, ayant entendu l'interpellation de M. Marc
Van Peel
et la re´ponse du secre´taire d'Etat a` la Coope´ration au
De´veloppement, demande au gouvernement
- d'associer e´troitement le secre´taire d'Etat a` la Coope´-
ration au de´veloppement a` la pre´paration de la pre´si-
dence de l'UE;
- d'accorder, dans le cadre de la pre´paration de la
pre´sidence belge de l'UE, l'attention ne´cessaire au volet
de la coope´ration au de´veloppement et, en particulier,
aux points suivants :
1. la comple´mentarite´ entre la politique en matie`re de
coope´ration au de´veloppement de l'Union et celle des
E
´ tats membres;
2. l'Afrique centrale;
3. l'association de la socie´te´ civile au processus euro-
pe´en de coope´ration au de´veloppement;
4. la de´finition concre`te des pre´fe´rences commerciales
pour les pays les plus pauvres;
5. les relations avec les pays en e´tat de guerre;
6. les relations avec les pays comptant de nombreux
migrants sur notre territoire.
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw
Leen Laenens en de heren Andre´ Fre´de´ric en Dirk Van
der Maelen.
Une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par Mme Leen
Laenens et MM. Andre´ Fre´de´ric et Dirk Van der Maelen.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 16.55 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 16.55 heures.
26
HA 50
COM 250
28-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000