B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
F
INANCIE
¨ N
EN DE
B
EGROTING
COMMISSION DES
F
INANCES
ET DU
B
UDGET
VAN
DU
27-06-2000
27-06-2000
HA 50
COM 243
HA 50
COM 243
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 243
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 27 juni 2000
COMMISSIE VOOR DE FINANCIE
¨ N EN DE BEGRO-
TING - COM 243
Interpellatie van de heer Filip De Man tot de eerste
minister over
de schadevergoeding van de Staat in de
zaak Agusta-Dassault
(nr. 444)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van
Financie¨n)
5
sprekers : Filip De Man, Didier Reynders, minister van
Financie¨n
- moties
6
Mondelinge vraag van de heer Peter Vanvelthoven aan de
minister van Financie¨n over
de controleschatting inzake
registratierechten, successierechten en BTW
(nr. 2074)
7
sprekers : Peter Vanvelthoven, Didier Reynders, mi-
nister van Financie¨n
Mondelinge vraag van de heer Claude Eerdekens aan de
minister van Financie¨n over
de vertraging waarmee de
hypotheekbewaarder te Namen hypothecaire getuigschrif-
ten verstrekt
(nr. 2110)
7
sprekers : Claude Eerdekens, voorzitter van de PS-
fractie, Didier Reynders, minister van Financie¨n
Mondelinge vraag van mevrouw Fientje Moerman aan de
minister van Financie¨n over
het BTW-tarief dat van
toepassing is op verkiezingspropaganda
(nr. 2078)
9
sprekers : Fientje Moerman, Didier Reynders, minis-
ter van Financie¨n
Mondelinge vraag van de heer Luc Sevenhans aan de
minister van Financie¨n over
het inbrengen van de huur en
de huurlasten als beroepskosten in de personenbelasting
(nr. 2130)
10
sprekers : Luc Sevenhans, Didier Reynders, minister
van Financie¨n
Mondelinge vraag van de heer Aime´ Desimpel aan de
minister van Financie¨n over
de fiscale behandeling van
de inkoop van eigen aandelen
(nr. 2133)
10
sprekers : Aime´ Desimpel, Didier Reynders, minister
van Financie¨n
Mondelinge vraag van mevrouw Muriel Gerkens aan de
minister van Financie¨n over
de vrijstelling van verkeers-
belasting voor bepaalde autovoertuigen
(nr. 2154)
12
sprekers : Muriel Gerkens, Didier Reynders, minister
van Financie¨n
Mondelinge vraag van de heer Jean-Pierre Viseur aan de
minister van Financie¨n over
het Europees akkoord over
de fiscale behandeling van spaargeld
(nr. 2168)
13
sprekers : Jean-Pierre Viseur, Didier Reynders, mi-
nister van Financie¨n
Sommaire
Mardi 27 juin 2000
COMMISSION
DES
FINANCES
ET
DU
BUDGET
COM 243
Interpellation de M. Filip De Man au premier ministre sur
l'indemnisation de l'Etat dans l'affaire Agusta-Dassault
(n° 444)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre des Finances)
5
orateurs : Filip De Man, Didier Reynders, ministre des
Finances
- motions
6
Question orale de M. Peter Vanvelthoven au ministre des
Finances sur
l'expertise de contro^le en matie`re de droits
d'enregistrement, de droits de succession et de TVA
(n° 2074)
7
orateurs : Peter Vanvelthoven, Didier Reynders, mi-
nistre des Finances
Question orale de M. Claude Eerdekens au ministre des
Finances sur
les retards apporte´s a` la de´livrance des
certificats hypothe´caires par le conservateur des hypo-
the`ques de Namur
(n° 2110)
7
orateurs : Claude Eerdekens, pre´sident du groupe PS,
Didier Reynders, ministre des Finances
Question orale de Mme Fientje Moerman au ministre des
Finances sur
le taux de TVA applicable a` la propagande
e´lectorale
(n° 2078)
9
orateurs : Fientje Moerman, Didier Reynders, ministre
des Finances
Question orale de M. Luc Sevenhans au ministre des
Finances sur
la de´duction du loyer et des charges
locatives comme frais professionnels dans l'impo^t des
personnes physiques
(n° 2130)
10
orateurs : Luc Sevenhans, Didier Reynders, ministre
des Finances
Question orale de M. Aime´ Desimpel au ministre des
Finances sur
le traitement fiscal du rachat d'actions
propres
(n° 2133)
10
orateurs : Aime´ Desimpel, Didier Reynders, ministre
des Finances
Question orale de Mme Muriel Gerkens au ministre des
Finances sur
l'exemption de la taxe de circulation sur
certains ve´hicules automobiles
(n° 2154)
12
orateurs : Muriel Gerkens, Didier Reynders, ministre
des Finances
Question orale de M. Jean-Pierre Viseur au ministre des
Finances sur
l'accord europe´en concernant le traitement
fiscal de l'e´pargne
(n° 2168)
13
orateurs : Jean-Pierre Viseur, Didier Reynders, mini-
stre des Finances
HA 50
COM 243
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van de heer Jean-Pierre Viseur aan de
minister van Financie¨n over
de aan de overgang naar de
euro verbonden bankonkosten
(nr. 2169)
15
sprekers : Jean-Pierre Viseur, Didier Reynders, mi-
nister van Financie¨n
Samengevoegde mondelinge vragen van de dames Trees
Pieters, Fientje Moerman en Magda De Meyer aan de
minister van Financie¨n over
de behandeling door de
gewestelijke directeurs van de bezwaarschriften tegen het
belasten van vergoedingen wegens blijvende arbeidson-
geschiktheid
(nrs. 2170, 2198 en 2216)
19
sprekers : Trees Pieters, Fientje Moerman, Magda De
Meyer
, Didier Reynders, minister van Financie¨n
Samengevoegde mondelinge vragen van de heer Maurice
Dehu en mevrouw Colette Burgeon aan de minister van
Financie¨n over
de noodzaak om tot een eenvormig
informaticasysteem voor de fiscale besturen te komen
(nrs. 2175 en 2199)
21
sprekers : Maurice Dehu, Colette Burgeon, Didier
Reynders
, minister van Financie¨n
Mondelinge vraag van de heer Aime´ Desimpel aan de
minister van Financie¨n over
het fiscale statuut van sta-
caravans en chalets op terreinen voor openlucht-
recreatieve verblijven
(nr. 2192)
27
sprekers : Aime´ Desimpel, Didier Reynders, minister
van Financie¨n
Question orale de M. Jean-Pierre Viseur au ministre des
Finances sur
les frais bancaires lie´s au passage a` l'euro
(n° 2169)
15
orateurs : Jean-Pierre Viseur, Didier Reynders, mini-
stre des Finances
Questions orales jointes de Mmes Trees Pieters, Fientje
Moerman et Magda De Meyer au ministre des Finances
sur
l'examen par les directeurs re´gionaux des re´clama-
tions concernant l'imposition des indemnite´s octroye´es en
cas d'accident de travail et de maladie professionnelle
(n
os
2170, 2198 et 2216)
19
orateurs : Trees Pieters, Fientje Moerman, Magda De
Meyer
, Didier Reynders, ministre des Finances
Questions orales jointes de M. Maurice Dehu et Mme
Colette Burgeon au ministre des Finances sur
la ne´ces-
site´ d'uniformiser les syste`mes informatiques des admini-
strations fiscales
(n
os
2175 et 2199)
21
orateurs : Maurice Dehu, Colette Burgeon, Didier
Reynders
, ministre des Finances
Question orale de M. Aime´ Desimpel au ministre des
Finances sur
le statut fiscal des caravanes re´sidentielles
et des chalets place´s sur des terrains pour se´jours re´cre´a-
tifs en plein air
(n° 2192)
27
orateurs : Aime´ Desimpel, Didier Reynders, ministre
des Finances
4
HA 50
COM 243
27-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION
DES FINANCES ET DU BUDGET
COMMISSIE
VOOR DE FINANCIE¨N EN DE BEGROTING
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 27 JUIN 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 27 JUNI 2000
De vergadering wordt geopend om 10.05 uur door de
heer Aime´ Desimpel, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 10.05 heures par M. Aime´
Desimpel
, pre´sident.
Interpellatie van de heer Filip De Man tot de eerste
minister over
de schadevergoeding van de Staat in
de zaak Agusta-Dassault
(nr. 444)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Financie¨n)
Interpellation de M. Filip De Man au premier ministre
sur
l'indemnisation de l'Etat dans l'affaire Agusta-
Dassault
(n° 444)b>
(La re´ponse sera donne´e par le ministre des Finan-
ces)
De heer Filip De Man (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik wil het
hebben over de zoveelste aflevering in een lang verhaal.
Bij de vorige vragen die ik u inzake dit onderwerp heb
gesteld, op 9 mei, hebt u gezegd dat er ondertussen 94
miljoen frank van de 160 miljoen frank die verbeurd was
verklaard, is gestort. Wat is er, anderhalve maand later,
gestort ? Is het OCMW van Brussel nog altijd de blijde
begunstigde ? Dat is natuurlijk niet de essentie van mijn
interpellatie. De essentie gaat om het feit dat de vorige,
noch deze regering blijkbaar van plan is om het geld te
recupereren dat gewoon is ontstolen aan de Belgische
staatskas. Ik neem aan dat u als minister van Financie¨n
onze centjes als een goed huisvader wil beheren en u
dus begrijpt dat de Staat uiteindelijk toch de inspanning
zal moeten leveren om na te gaan hoe men die 160 mil-
joen frank voor de staatskas kan recupereren. Op 9 mei
hebt u gezegd dat u terzake een brief hebt gestuurd naar
de eerste minister. U vroeg hem om deze zaak op
un
kern
te plaatsen, blijkbaar een term die ingang heeft
gevonden in kringen van ministers -
un kern, voire un
Conseil des ministres
. Ik herinner u aan het feit dat u in
april al had gezegd dat
de Ministerraad binnen enkele
weken terzake zou beraadslagen
. Mijn vraag is dus
opnieuw, voor de zoveelste keer, of deze zaak ondertus-
sen door de Ministerraad is behandeld. Hebt u ondertus-
sen een beslissing genomen omtrent het opstarten van
een procedure om die schadevergoeding te verkrijgen.
Wanneer zal deze procedure worden opgestart ?
Er was ook een kleiner probleem. In april wist u nog niet
te zeggen of de veroordeelden 7% intresten moesten
betalen vanaf het arrest van het Hof van Cassatie, op
23 december 1998, dan wel of zij die 7% slechts moesten
betalen vanaf de verwerping van de voorziening van een
aantal veroordeelden door datzelfde Hof op 1 decem-
ber 1999. Ik herhaal deze vraag. Vanaf wanneer moeten
zij die intresten betalen ? Hoeveel bedragen zij ? Wat is
er ondertussen van die intresten al betaald ?
De fundamentele vraag is waarom de Staat ook niet de
cumulatieve intresten sedert 1989 terugvordert van de
veroordeelden. Ik kan moeilijk aannemen, en wellicht
niemand, dat de Belgische Staat - en de vertegenwoor-
diger daarvan, met name de federale regering - zo dwaas
zou zijn om degenen die werden veroordeeld wegens
corruptie, te belonen door ze een renteloze lening toe te
kennen over een periode van 10 jaar. Mijnheer de
minister, gaat u ermee akkoord dat men ook deze
intresten moet terugvorderen ?
Ten slotte, is het correct dat de gerechtelijke intrest-
voeten van 8% vanaf 1989 en later verlaagd naar 7%
vanaf september 1996, cumulatief een bedrag van
153 miljoen frank zouden opleveren ?
Cumulatief zouden deze intresten 153 miljoen frank
opleveren. Maak ik een denkfout of is dit een correcte
inschatting van het bedrag dat men aan intresten zou
moeten vorderen van degenen die het Hof van Cassatie
heeft veroordeeld ?
HA 50
COM 243
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Filip De Man
Mijnheer de minister, welke stappen onderneemt u ?
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter,
collega's, wat mijn brief aan de eerste minister betreft,
kan ik meedelen dat de Ministerraad terzake nog geen
beslissing heeft genomen.
Ik ga dieper in op uw vraag inzake de intresten. De
arresten van het Hof van Cassatie van 23 decem-
ber 1998 en 1 december 1999 kunnen geen titel ver-
schaffen voor het vorderen van intresten op de verbeurd
verklaarde sommen. De intresten zijn verschuldigd vanaf
de ingebrekestelling. U vermeldt twee politieke partijen.
Ik wijs erop dat er alleen personen maar geen politieke
partijen werden veroordeeld. Omdat de Belgische Staat
niet over een titel beschikt om cumulatieve intresten te
vorderen, werden de intresten niet berekend. Tot op
heden werd 124 887 641 frank ontvangen. Dit bedrag
werd volledig aan het OCMW van Brussel doorgestort.
Vanaf mei 2000 is dit bedrag nog gestegen.
De heer Filip De Man (Vlaams Blok) : Mijnheer de
minister, het is goed te vernemen dat degenen die aan
het OCMW moeten betalen dat stilaan doen. U zult
begrijpen dat het voor mij absoluut niet door de beugel
kan dat u als behartiger van de belangen van de staats-
kas en uw collega-ministers in de Ministerraad de zaak
zo lang laten aanslepen. Ik zeg
zo lang omdat dit
verhaal heel wat afleveringen telt. Op 14 maart 1996
werden in deze Kamer een reeks interpellaties gehou-
den. De heren Versnick, Bourgeois en De Man vroegen
de regering op te treden in de Agusta-Dassault-zaak en
de belangen van de Staat veilig te stellen. Op dit ogenblik
doet u niets anders dan uw socialistische regerings-
partners zo lang mogelijk uit de wind zetten. U weigert uw
werk te doen. In april hebt u gezegd dat de Ministerraad
binnenkort een beslissing zou nemen. Meer dan twee
maanden later hebt u nog steeds niets gedaan. Het is,
mijns inziens, zonneklaar dat u de zaak op de lange baan
schuift. We staan voor het zomerreces. Dit betekent dat
uw PS- en SP-vrienden van de regering zich geen zorgen
moeten maken tot na het reces. Dit is de enige verklaring
die ik kan bedenken om uit te leggen waarom u niet als
een goede huisvader optreedt en de 160 miljoen smeer-
geld van de betrokkenen niet opeist. U vraagt deze som
niet terug en schuift de zaak op de lange baan. Dat is,
mijns inziens, een blaam voor een minister van Finan-
cie¨n. Het bedrag dat aan het OCMW van Brussel wordt
gestort, is op geen enkele wijze een vergoeding voor de
Belgische Staat. De Belgische staatskas is nog steeds
160 miljoen frank lichter gemaakt. U en de regering
weigeren dit bedrag te recupereren. Meer nog, u weigert
de burgerlijke procedure in te spannen - iets wat u reeds
lang had moeten doen - en de intresten te vorderen die
de betrokkenen al die jaren op het smeergeld genoten
hebben. Tot op heden hebben zij een renteloze lening
over 10 jaar van 160 miljoen frank gekregen. Als dit de
wijze is waarop de regering omspringt met arresten van
het
Hof
van
Cassatie,
getuigt
dit
niet
van
verantwoordelijkheidszin en helemaal niet van een goed
beheer van onze financie¨n.
Mijnheer de minister, u moet dringend optreden. Zo niet,
geeft u een volkomen fout signaal aan de bevolking. De
bevolking zal hieruit weinig positiefs onthouden.
Mijnheer de voorzitter, ik zal een motie indienen om in
plenaire vergadering te kunnen aandringen op het op-
starten van een dergelijke burgerlijke procedure en het
recupereren van de 160 miljoen met de bijbehorende
verschuldigde intresten, zoals dat in elke normale rechts-
zaak de geplogenheid is.
De voorzitter : Tot besluit van deze bespreking werden
volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion, des motions ont e´te´
de´pose´es.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de
heren Filip De Man en Luc Sevenhans en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellatie van de heer Filip De
Man
en het antwoord van de minister van Financie¨n, dringt er
bij de regering op aan zo snel mogelijk een burgerlijke
procedure op te starten om alsnog de 160 miljoen
smeergelden en de gecumuleerde intresten voor de
Schatkist te recupereren.
Une motion de recommandation a e´te´ de´pose´e par
MM. Filip De Man et Luc Sevenhans et est libelle´e
comme suit :
La Chambre, ayant entendu l'interpellation de M. Filip
De Man
et la re´ponse du ministre des Finances, demande ins-
tamment au gouvernement d'intenter dans les meilleurs
de´lais une action civile pour re´cupe´rer les 160 millions de
pots-de-vin ainsi que les inte´re^ts cumule´s et de reverser
ces montants au Tre´sor public.
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw
Fientje Moerman en de heren Maurice Dehu, Jean-Pierre
Viseur en Peter Vanvelthoven.
Une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par Mme
Fientje Moerman et MM. Maurice Dehu, Jean-Pierre
Viseur et Peter Vanvelthoven.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
6
HA 50
COM 243
27-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van de heer Peter Vanvelthoven
aan de minister van Financie¨n over
de controle-
schatting inzake registratierechten, successierech-
ten en BTW
(nr. 2074)
Question orale de M. Peter Vanvelthoven au ministre
des Finances sur
l'expertise de contro^le en matie`re
de droits d'enregistrement, de droits de succession
et de TVA
(n° 2074)</b>
De heer Peter Vanvelthoven (SP) : Mijnheer de voorzit-
ter, mijnheer de minister, collega's, u hebt ongetwijfeld
kennis van het arrest van het Arbitragehof van 7 decem-
ber 1999 naar aanleiding van een probleem dat zich stelt
bij de overdracht van onroerende goederen. Dit wordt
voor de registratierechten belast met 12,5%. De grond-
slag van die belasting is in principe de bedongen prijs
maar met de verkoopwaarde als minimum. Als de ont-
vanger van de registratie van oordeel is dat de bedongen
prijs te laag is, kan hij een verkoopwaarde in de plaats
stellen en eventueel ook een controleschatting vragen
aan de vrederechter. De waarde die door de aangestelde
deskundige wordt opgegeven is bindend, zowel voor de
fiscus als voor de belastingplichtige. De rol van de
vrederechter in deze procedure is zeer beperkt. De
vrederechter is verplicht een deskundige of een college
van deskundigen aan te stellen wanneer de ontvanger
daarom vraagt, zonder dat hij de mogelijkheid heeft om
de ernst van de aanwijzingen van de ontvanger te
beoordelen. Als de deskundige zijn verslag heeft opge-
steld, kan de vrederechter de waardebepaling niet meer
beoordelen. De waardebepaling door de deskundige is
dus uiteindelijk niet louter een advies aan de vrederech-
ter maar een echte beslissing. Er bestaat ook geen hoger
beroep tegen deze waardebepaling.
Aan het Arbitragehof werd de vraag voorgelegd of er een
verschil bestaat in rechten tussen enerzijds, de rechts-
onderhorigen die te maken krijgen met een dergelijke
controleschatting en anderzijds, rechtsonderhorigen die
te maken krijgen met een gemeenrechtelijke expertise.
Het Arbitragehof is van oordeel dat het feit dat een
rechtsonderhorige de controleschatting niet kan laten
toetsen door een onafhankelijk rechter en geen beroep
kan aantekenen tegen de waardebepaling van de des-
kundige een schending vormt van het grondwettelijke
gelijkheidsbeginsel.
Mijnheer de minister, hebt u plannen om in het wetboek
van de registratierechten in een beroepsmogelijkheid te
voorzien tegen de waardebepaling door de deskundige ?
Er lijkt zich een gelijkaardig probleem te situeren op het
vlak van de successierechten, de BTW en de vaststelling
van het kadastraal inkomen. Hebt u ook op die vlakken
plannen om een toetsing door de rechtbank mogelijk te
maken en in een hoger beroep te voorzien ?
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter, mijn-
heer Vanvelthoven, u hebt gelijk. Mijn antwoord op uw
twee vragen is positief. We moeten nu een wetsontwerp
indienen. Na raadpleging van de betrokken administra-
ties, namelijk de administratie van de ondernemings- en
inkomstenbelasting, de registratie van het kadaster en de
registratie van domeinen, zal de administratie van fiscale
zaken een ontwerp voorbereiden om de bepalingen
terzake te wijzigen, dit om tegemoet te komen aan de
opmerkingen van het Arbitragehof. Het gaat dus niet
alleen om de registratie maar ook om de successierech-
ten. De wijzigingen die onderzocht worden betreffen het
wetboek der registratie betreffende griffierechten, het
wetboek der successierechten, het koninklijk besluit van
10 oktober 1979 tot uitvoering van het Wetboek van de
Inkomstenbelastingen op het stuk van de onroerende
fiscaliteit en het koninklijk besluit nummer 15 van 3 juni
1970 tot regeling van de schattingsprocedure waarin
artikel 59, §2 van het BTW-wetboek voorziet. Ik hoop dat
wij in de gelegenheid zullen verkeren om in oktober een
ontwerp voor te stellen.
De heer Peter Vanvelthoven (SP) : Mijnheer de minister,
ik dank u voor het antwoord en voor de korte termijn die
u in het vooruitzicht stelt om die zaak op te lossen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Ordre des travaux
Regeling van de werkzaamheden
La question orale n° 2081 de M. Charles Michel est
retire´e.
La question orale n° 2109 de Mme Marie-The´re`se Coe-
nen est reporte´e a` une date ulte´rieure.
Question orale de M. Claude Eerdekens au ministre
des Finances sur
les retards apporte´s a` la de´li-
vrance des certificats hypothe´caires par le conser-
vateur des hypothe`ques de Namur
(n° 2110)</b>
Mondelinge vraag van de heer Claude Eerdekens aan
de minister van Financie¨n over
de vertraging waar-
mee de hypotheekbewaarder te Namen hypothecaire
getuigschriften verstrekt
(nr. 2110)
M. Claude Eerdekens (PS) : Monsieur le pre´sident,
monsieur le ministre, chers colle`gues, j'ai e´te´ alerte´ par
un certain nombre de notaires de l'arrondissement de
Namur du fait qu'il se posait des proble`mes vraiment
invraisemblables quant a` la de´livrance des e´tats hypo-
the´caires. Certains n'he´sitent pas a` mettre en cause le
fonctionnement de cette conservation. J'ai tenu a` m'as-
surer aupre`s de quatre notaires de l'arrondissement de
ce qu'il en e´tait et j'ai rec¸u, en tout cas, quatre documents
e´crits de notaires de l'arrondissement.
HA 50
COM 243
7
27-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Claude Eerdekens
Le premier notaire me re´pond :
Il est vrai que, depuis
plusieurs mois, la de´livrance des pie`ces hypothe´caires a`
la conservation des hypothe`ques de Namur a pris un
retard inquie´tant. Le personnel de mon e´tude s'emploie
souvent, avec une e´nergie inutile, a` rappeler soit par fax
soit par te´le´phone des e´tats hypothe´caires demande´s
depuis plusieurs mois. Quant a` la conservation des
hypothe`ques de Huy, les e´tats hypothe´caires de´finitifs
arrivent dans un de´lai plus que raisonnable.
Donc par
comparaison, Huy fonctionne admirablement bien.
Un autre notaire signale qu'il a du reporter la signature de
trois actes de rachat de cre´dit a` des conditions de taux
inte´ressants pour les emprunteurs au motif que la
conservation n'avait pas fait le ne´cessaire.
Dans un
autre cas
, continue ce me^me notaire, je me suis vu
oblige´, avec l'accord de mon pre´sident de chambre, de
mettre en demeure le conservateur des hypothe`ques,
par recommande´ avec accuse´ de re´ception, de me
de´livrer un nouvel e´tat hypothe´caire.
Dernier exemple :
J'ai rec¸u re´ponse en mai 2000 a` des
demandes d'e´tats hypothe´caires comple´mentaires apre`s
passation d'acte, documents qui avaient e´te´ demande´s
en novembre et de´cembre 1998 !
, donc un an et demi
avant.
En comparaison, les conservations des hypothe`ques
voisines nous de´livrent tout renseignement dans la quin-
zaine.
C'est le deuxie`me notaire qui exprime un point de
vue.
Troisie`me notaire.
La de´livrance des e´tats hypothe´cai-
res de´finitifs prend en moyenne entre trois et six mois a`
partir de la date de la demande ou de l'envoi des
documents. Concernant la conservation des hypothe`-
ques de Huy, on les obtient dans les quinze jours de la
demande. A titre d'exemple, une conservation qui n'ac-
cuse aucun retard est celle de Nivelles 2 : cela se fait
dans les trois jours de la demande.
Quatrie`me notaire.
Un de´lai d'environ trois a` cinq mois
est ne´cessaire pour l'obtention d'un certificat pre´alable
complet. Les cas les plus urgents ou de´licats doivent se
re´soudre par de nombreux rappels.
Donc, incontesta-
blement, cela ne va pas et l'un des notaires va me^me
plus loin en disant :
Lorsque le client se pre´sente
personnellement a` la conservation des hypothe`ques, il
obtient dans l'heure les documents, alors que lorsque
l'e´tude notariale en fait la demande, il faut des mois.
Il y a vraiment un proble`me de se´curite´ juridique.
Il y a une certaine effervescence pour l'instant a` la
conservation puisque, comme j'ai pose´ cette question
orale, il y a force´ment une enque^te interne. J'ai rencontre´
fortuitement un membre de l'administration concerne´e. Il
signale qu'un de´doublement serait ne´cessaire, comme
cela s'est fait dans d'autres conservations des hypothe`-
ques; qu'il y a un manque de PC : il en faudrait 42 et il n'y
en a que 11 pour travailler; et que le personnel serait
insuffisant.
C'est la re´action d'un service qui se sent un peu critique´,
je pense le´gitimement, par les notaires et force´ment par
les citoyens victimes de ces retards.
De`s lors que Namur connai^t une situation exceptionnelle
que ne vivent pas les autres conservations des hypothe`-
ques qui travaillent bien, qui fournissent les e´tats hypo-
the´caires dans les de´lais requis : deux a` trois jours a`
Nivelles, quinze jours a` Huy et des de´lais semblables
dans d'autres conservations, que pouvez-vous faire,
monsieur le ministre, pour obtenir qu'a` Namur, on puisse
de´mentir cette re´putation de lenteur que l'on attribue
toujours aux Namurois ?
Je sais qu'ils sont lents, mais, malgre´ tout, l'e^tre a` ce
point, ce n'est quand me^me pas normal.
M. Didier Reynders, ministre : Monsieur le pre´sident,
monsieur Eerdekens, peut-e^tre trois ordres de re´ponse et
je vous rassure brie`vement.
Premier e´le´ment : en ce qui concerne la compe´tence des
conservateurs des hypothe`ques proprement dits et les
pouvoirs de l'administration a` leur e´gard, vous savez qu'il
y a une limite a` l'inge´rence de l'administration fiscale a`
l'e´gard des conservateurs eux-me^mes, me^me si, bien
entendu, on peut toujours intervenir avec des proce´dures
disciplinaires en ce qui concerne leur gestion comptable
tout comme la rentabilite´ des conservations ou des
difficulte´s de fonctionnement.
Vous savez qu'il existe un certain nombre, et c'est mon
deuxie`me e´le´ment de re´ponse, de proce´dures en cours
en cette matie`re mais qui n'ont e´videmment pas d'inci-
dence imme´diate sur la situation d'une conservation en
termes de retards.
Pour ce qui concerne les retards proprement dits, je vous
dirais qu'en ce qui regarde la situation a` Namur, il y a de´ja`
eu des mesures exceptionnelles prises par l'administra-
tion fiscale.
L'une d'entre elles a e´videmment eu un certain retentis-
sement aupre`s du public et des notaires eux-me^mes.
Celle-ci a consiste´ a` exiger le renvoi de toutes les
demandes de certificats en souffrance vers les notaires,
afin que ces derniers puissent appre´cier de l'actualite´ de
ces demandes. Ainsi pourrons-nous d'une certaine fac¸on
re´sorber le retard. Cela signifie que les notaires renver-
ront a` la conservation uniquement les demandes qui ont
encore un sens aujourd'hui, c'est-a`-dire celles pour les-
8
HA 50
COM 243
27-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
quelles les actes n'ont pas encore e´te´ passe´s. En effet,
un certain nombre d'actes ont e´te´ - du reste, fort heureu-
sement pour les clients - passe´s nonobstant l'absence de
re´ponse de la part de la conservation.
Certes, cette mesure engendrera une moins-value rela-
tivement aux recettes de la conservation. Mais l'impor-
tant demeure ici de re´sorber le retard.
De`s lors, j'espe`re que ladite mesure permettra de´ja` de
faire face a` une bonne partie du retard concerne´. Je
n'exclus pas de mettre en oeuvre des moyens comple´-
mentaires en ce qui concerne le personnel de la conser-
vation elle-me^me. Par contre, il est e´vident que nous ne
pouvons pas intervenir sur la responsabilite´ directe - qui
est re´elle - du conservateur des hypothe`ques.
Par ailleurs, je souhaite e´galement rappeler que, me^me
si l'administration centrale est bien consciente des diffi-
culte´s cause´es par cette situation aupre`s des notaires, la
mesure prise, l'a e´te´ en concertation avec le notariat. Du
reste, j'espe`re pouvoir encore faire le point sur l'e´volution
de la situation avec les notaires. Ainsi ai-je demande´ que
l'on me tienne informe´ re´gulie`rement de l'impact de la
mesure sur le retard en cause, aux fins de la corriger si
celle-ci se re´ve`le insuffisante pour le re´sorber.
Mais vous avez raison, il faut que l'on de´mente - y
compris en matie`re fiscale - les
adages namurois -
d'ailleurs, souvent colporte´s par d'autres que des Namu-
rois.
M. Claude Eerdekens (PS) : Monsieur le pre´sident,
monsieur le ministre, chers colle`gues, je suis extre^me-
ment satisfait de la re´ponse de M. le ministre. Je voudrais
simplement ajouter qu'il me semble opportun de re´fle´chir
a` la possibilite´ d'un de´doublement de la conservation. Il
s'agit d'ailleurs la` d'une piste inte´ressante, sugge´re´e non
seulement par les notaires, mais aussi par certains
membres du personnel - laquelle permettrait de re´soudre
certains proble`mes particuliers.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van mevrouw Fientje Moerman
aan de minister van Financie¨n over
het BTW-tarief
dat van toepassing is op verkiezingspropaganda
(nr. 2078)
Question orale de Mme Fientje Moerman au ministre
des Finances sur
le taux de TVA applicable a` la
propagande e´lectorale
(n° 2078)</b>
Mevrouw Fientje Moerman (VLD) : Mijnheer de voorzit-
ter, mijnheer de minister, collega's, in het kader van de
gemeenteraadsverkiezingen zal deze vraag waarschijn-
lijk niet vreemd zijn. Zij is ook het vervolg op eerder
gestelde vragen.
Op 6 februari 1995 heeft de heer Perdieux, volksverte-
genwoordiger, een vraag gesteld over het toe te passen
BTW-tarief
op
diverse
vormen
van
verkiezings-
propaganda. De toenmalige minister van Financie¨n ant-
woordde toen dat de levering van verkiezingsaffiches of
verkiezingspamfletten door een drukker onderworpen is
aan het verlaagde tarief van 6%. Het plaatsen van
verkiezingsadvertenties in kranten en dergelijke is daar-
entegen een dienst die aan het normale tarief van 21%
onderworpen is.
De heer Viseur, minister van Financie¨n, heeft op 8 maart
1999 in antwoord op een vraag van de heer Desimpel,
geantwoord dat verkiezingspamfletten, verkiezingsaffi-
ches, verkiezingsboekjes en soortgelijke drukwerken,
waarin het programma en de verschillende kandidaten
van de politieke partij vermeld staan onderworpen zijn
aan het verlaagde tarief van 6%. Het plaatsen van
advertenties in kranten en tijdschriften is een dienst die is
onderworpen aan het normale tarief van 21%.
In geen van beide antwoorden wordt echter gepreciseerd
wanneer de periode waarbinnen het verlaagde tarief van
6% van toepassing is, begint en eindigt. Mijnheer de
minister, ik heb volgende vragen.
Ten eerste, kunt u een gedetailleerd overzicht geven van
de diverse vormen van verkiezingspropaganda waarop
het verlaagde 6% BTW-tarief van toepassing is ?
Ten tweede, wanneer begint en eindigt de periode waar-
binnen het verlaagde BTW-tarief op de betreffende vor-
men van propaganda van toepassing is ?
Ten derde, is het in bepaalde gevallen ook mogelijk dat
men voor fotokopiee¨n van verkiezingspropaganda van dit
verlaagd tarief van 6% kan genieten ?
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter, me-
vrouw Moerman, van de goederen die gewoonlijk als
verkiezingspropaganda worden beschouwd is het ver-
laagd tarief van 6% alleen van toepassing op de vol-
gende artikelen : artikelen die beantwoorden aan de
omschrijving van cijfer 1 van rubriek 19 van tabel A van
de bijlage bij het koninklijk besluit nummer 20 tot vast-
stelling van de tarieven van de belastingen op de toege-
voegde waarde en tot instelling van de goederen en de
diensten bij die tarieven, namelijk boeken, brochures,
gelijkaardig drukwerk met inbegrip van atlassen.
De toepassing van die bepaling van het koninklijk besluit
nummer 20 is niet gebonden aan een begin- of eind-
datum. Het voeren van verkiezingspropaganda is daar-
entegen nergens als dienstprestatie bedoeld in tabel A of
B van de bijlage bij het genoemde koninklijk besluit
nummer 20. Bijgevolg is het onderworpen aan het nor-
HA 50
COM 243
9
27-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
male BTW-tarief, thans 21%. Het geldt dus alleen voor
boeken, brochures en gelijkaardig drukwerk, maar niet
voor verkiezingspropaganda als dienstprestatie. Er is
een verschil tussen de methodes van propaganda.
Zoals reeds geantwoord op de door u geciteerde vraag
van 8 maart 1999, van de heer Desimpel, aanvaardt de
administratie sinds 1 november 1997 dat fotokopiee¨n die
betrekking hebben op het geheel van het werk dat
onderworpen is aan het tarief van 6% en die door of voor
de auteur of de uitgever van dat werk worden gemaakt,
het verlaagd tarief van 6% genieten. De begrippen auteur
en uitgever dienen in ruime zin te worden gei¨nterpreteerd
en kunnen dus betrekking hebben op de politicus of de
partij waarop het te kopie¨ren verkiezingsdrukwerk betrek-
king heeft.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Luc Sevenhans aan de
minister van Financie¨n over
het inbrengen van de
huur en de huurlasten als beroepskosten in de
personenbelasting
(nr. 2130)
Question orale de M. Luc Sevenhans au ministre des
Finances sur
la de´duction du loyer et des charges
locatives comme frais professionnels dans l'impo
^ t
des personnes physiques
De heer Luc Sevenhans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de belasting-
plichtigen beginnen steeds meer hun rechten te kennen.
Dat leidt soms tot conflicten waarvan ik hier een voor-
beeld wil geven. Ik heb vastgesteld dat er verschillende
visies bestaan op de controle van belastingen. Ingevolge
bepaalde arresten bij de hoven van beroep mogen
loontrekkenden die een verblijf huren dat zich dichter bij
hun arbeidsplaats bevindt de betaalde huur inbrengen
als beroepsonkosten. Ik heb daarmee uiteraard geen
probleem. Integendeel ik vind dit eigenlijk logisch.
Het probleem schuilt in het eventuele verschil in interpre-
tatie achteraf. Doordat de bestemming van het gehuurde
goed een beroepskarakter krijgt, moet de verhuurder de
ontvangen huur aangeven als een beroepsmatig ontvan-
gen huur. Dat heeft uiteraard fiscale gevolgen voor hem.
Indien de huurder dit niet meldt aan de verhuurder, heeft
dit voor de verhuurder een belangrijk negatief gevolg op
zijn inkomsten. Kan de huurder zijn huurkosten inbren-
gen op basis van een gewoon huurcontract zonder dat hij
toestemming gevraagd heeft aan de verhuurder ? Het is
duidelijk dat ik hier niet spreek over handelscontracten,
enkel over gewone huurcontracten. Welke procedure
moet de verhuurder volgen die zijn toestemming niet
gegeven heeft voor een dergelijke eenzijdige wijziging
door de huurder ? Meestal antwoordt de administratie dat
de verhuurder maar een burgerlijk proces moet aangaan,
want dat men wel degelijk kan vaststellen dat er een
wijziging van het huurcontract was. Ik vind het nogal
eenzijdig het probleem door te schuiven naar de verhuur-
der. Daarom wil ik graag weten of het mogelijk is een
eensluidende verklaring te geven zodat elke administra-
tie weet waaraan zich te houden ?
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter,
collega's, op uw eerste vraag, mijnheer Sevenhans, kan
ik bevestigend antwoorden. Opdat de huurder zijn huur-
kosten kan inbrengen is vereist dat aan de voorwaarden
van de rondzendbrief voldaan wordt. Ik heb enkele
exemplaren van deze rondzendbrief bij me. Wat huurprijs
en
huurlast
betreft
van
een
bijkomende
woon-
gelegenheid in de nabijheid van de plaats van tewerk-
stelling moet voldaan worden aan deze rondzendbrief
van 8 februari 1990. Ik overhandig u een afschrift.
Eventueel kan ik ook de voorzitter er een geven.
De toestemming van de verhuurder is geen voorwaarde.
De aftrek als beroepskosten van de huurprijs en de
huurlasten van een bijkomende verblijfsgelegenheid
wordt toegestaan als uit de feitelijke omstandigheden
blijkt dat de kosten noodzakelijk zijn voor het uitoefenen
van de beroepswerkzaamheid. Wanneer de huurder op
eenzijdige wijze deze aftrek postuleert, wordt de verhuur-
der overeenkomstig artikel 7, § 2c en artikel 13 van het
Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 belast op
het totale netto bedrag van de huurprijs en de huurlast.
Dit bedrag mag evenwel niet lager zijn dan het gei¨n-
dexeerde kadastraal inkomen verhoogd met 40%.
Er bestaat hierover dus een rondzendbrief uit 1990. Ik
heb een kopie voor de heer Sevenhans en een voor het
secretariaat, voor het geval iemand daar om een kopie
vraagt.
De heer Luc Sevenhans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
minister, ik zal de tekst uiteraard bekijken. Ik begrijp dus
dat het inderdaad mogelijk is, zoals mij reeds bekend
was. Dat de verhuurder zich moet wenden tot de burger-
lijke rechtbank vind ik wel een ongelukkige beslissing.
Misschien kan men dit eens opnieuw bekijken.
Minister Didier Reynders : Het is een correcte toepas-
sing van de fiscale wetgeving die nu bestaat. Er kan
misschien ooit verandering in komen. Maar tot nu toe is
deze rondzendbrief van toepassing.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- Voorzitter : de heer Olivier Maingain
Mondelinge vraag van de heer Aime´ Desimpel aan de
minister van Financie¨n over
de fiscale behandeling
van de inkoop van eigen aandelen
(nr. 2133)
10
HA 50
COM 243
27-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Question orale de M. Aime´ Desimpel au ministre des
Finances sur
le traitement fiscal du rachat d'actions
propres
De heer Aime´ Desimpel (VLD) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, het is niet de eerste keer
dat ik over deze aangelegenheid een vraag stel. De
inkoop van eigen aandelen wordt geregeld door artikel
52bis van de vennootschapswet. Op fiscaal vlak wordt
het verschil tussen de inkoopprijs en het geherwaardeerd
maatschappelijk kapitaal, met name de inkoopbonus, als
een roerend inkomen voor de verkoper beschouwd. Er
moet echter geen roerende voorheffing op worden inge-
houden. Bij natuurlijke personen worden deze inkomsten
vrijgesteld van personenbelasting. Vennootschappen
moeten de inkoopbonussen wel opnemen in hun fiscale
aangifte, maar kunnen, zoals bij een dividendbetaling,
eventueel van het DBI-regime profiteren.
We stellen echter vast dat de BBI de inkoop van eigen
aandelen systematisch herkwalificeert in een dividenduit-
kering op basis van de anti-misbruikbepaling zoals be-
paald in artikel 344 van het Wetboek van de Inkomsten-
belastingen. Daarom moet men niet alleen roerende
voorheffing maar ook vennootschapsbelasting betalen.
De betrokken ondernemingen krijgen een aantal belang-
rijke, bijkomende problemen als zij tegen dergelijke aan-
slag in beroep gaan. Gedurende deze periode kunnen zij
geen onroerend goed verkopen en kunnen bijvoorbeeld
aannemers geen registratienummer of verhoging van
klasse meer verkrijgen. De getroffen ondernemingen
worden duidelijk belemmerd in de normale uitoefening
van hun activiteiten.
Daarom heb ik enkele vragen voor u, mijnheer de minis-
ter.
Ten eerste, weet u dat de BBI systematisch overgaat tot
de herkwalificatie van de inkoop van eigen aandelen in
een dividenduitkering ? Dat is volgens mij onwettelijk.
Ten tweede, bestaan er duidelijke richtlijnen op basis
waarvan dergelijke herkwalificaties worden doorge-
voerd ? Waar trekt men de grens tussen wat al dan niet
is toegelaten ? Ten derde, vindt u niet dat er maatregelen
moeten worden genomen om te voorkomen dat onder-
nemingen worden belemmerd in de normale uitoefening
van hun activiteiten als ze in een procedure ten gevolge
van een herkwalificatie betrokken raken ? Ten vierde,
bent u niet van mening dat de rechtszekerheid van de
belastingplichtige in het gedrang komt indien blijkt dat hij
onmogelijk vooraf kan inschatten hoe de fiscus zal op-
treden ten aanzien van de inkoop van eigen aandelen ?
Worden bijgevolg de beginselen van behoorlijk bestuur
niet geschonden ?
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter, mijn-
heer Desimpel, de diensten van de BBI moeten de
inkoop van eigen aandelen niet systematisch als dividen-
duitkeringen herkwalificeren. Er werd geen enkele alge-
mene richtlijn in die zin vastgelegd. Integendeel, de
betrokken diensten - BBI en AOIF (Administratie van de
ondernemings- en inkomensfiscaliteit) - werd gevraagd
om geval per geval de bijzondere omstandigheden,
waardoor elke verrichting wordt gekenmerkt, te onder-
zoeken. In concreto gaat men na of de inkoop aan de
rechtmatige behoeften van de vennootschap beant-
woordt of dat deze handelwijze voor fiscale doeleinden
werd gebruikt teneinde reserves uit te keren zonder dat
de roerende voorheffing is verschuldigd.
Mijnheer Desimpel, ik zal aan mijn diensten vragen een
onderzoek in te stellen indien u mij over dit specifieke
geval inlicht van een vennootschap waaraan de hoeda-
nigheid van erkend aannemer zou zijn geweigerd omwille
van het enkel feit dat haar verrichting van inkopen werd
geherkwalificeerd. Het is misschien dezelfde dienst, de
BBI. Dit geldt ook indien men zich in de onmogelijkheid
bevond om een onroerend goed te verkopen.
Wat de rechtszekerheid betreft heeft de toenmalige mi-
nister van Financie¨n reeds in 1993 op een parlementaire
vraag betreffende de inkoop van eigen aandelen geant-
woord. Hij bevestigde dat de verrichting bij wet is gere-
geld en niet a priori een herkwalificatie op grond van
artikel 344 WIB 92 uitsluit.
Tot slot kunnen de vennootschappen die een dergelijke
verrichting willen doen, het voorafgaand akkoord van de
administratie vragen betreffende het feit of de juridische
kwalificatie wel degelijk beantwoordt aan rechtmatige
financie¨le of economische behoeften. Dit is de rulingpro-
cedure geregeld door artikel 345, §1, 1°5, WIB 92. Ik heb
inzake deze problematiek en de rulingsprocedure een
bespreking gehad met de voorzitter van de subcommis-
sie voor de Financie¨n en met het Rekenhof maar ook met
mijn administratie. Ik kan bevestigen dat er geen alge-
mene richtlijn is voor een herkwalificatie van de inkopen.
De BBI onderzoekt wel geval per geval. Het is perfect
mogelijk om een onderzoek inzake een specifiek geval
aan mijn administratie te vragen. Dit zal misschien niet de
BBI zijn maar eventueel een andere dienst.
De heer Aime´ Desimpel (VLD) : Mijnheer de minister, ik
ken in West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen diverse
bedrijven die geen onroerende goederen meer kunnen
verkopen omwille van de herkwalificatie. Een bepaalde
controleur heeft daar een ware heksenjacht gevoerd.
Mijnheer de minister, het zou eenvoudiger zijn indien u de
inkoop van eigen aandelen wettelijk maakt zodat her-
kwalificatie niet mogelijk is. In het buitenland, in andere
Europese landen en in Amerika, is de inkoop van eigen
aandelen tot 10% van het eigen kapitaal reeds een
algemeen feit. Alleen in Belgie¨ is dit niet mogelijk. Mijn-
heer de minister, ik wil dat u een duidelijke uitspraak over
de inkoop van eigen aandelen doet.
HA 50
COM 243
11
27-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Minister Didier Reynders : Mijnheer Desimpel, ik zal aan
de cel fiscale fraude in de administratie fiscale zaken
vragen een onderzoek in te stellen. Deze cel staat onder
de leiding van de heer Delporte. Het is misschien moge-
lijk om een onderzoek aan de heer Delporte te vragen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De mondelinge vragen nrs. 2143 en 2213 van de heer
Dirk Pieters worden omgevormd tot schriftelijke vragen.
Question orale de Mme Muriel Gerkens au ministre
des Finances sur
l'exemption de la taxe de circula-
tion sur certains ve´hicules automobiles
Mondelinge vraag van mevrouw Muriel Gerkens aan
de minister van Financie¨n over
de vrijstelling van
verkeersbelasting voor bepaalde autovoertuigen
(nr. 2154)
Mme Muriel Gerkens (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, monsieur le ministre, chers colle`gues, les
dispositions de l'article 5, §1, 1° du Code des taxes
assimile´ aux impo^ts sur les revenus pre´voit une exemp-
tion de la taxe de circulation pour les ve´hicules affecte´s
exclusivement a` un service public de l'Etat, des Commu-
naute´s, des Re´gions, des provinces, des agglome´rations
de communes et des communes ou des organismes ou
des institutions qui lui sont assimile´s.
Les institutions et les services agre´e´s et subventionne´s
par l'AWIPH, qui est donc le parastatal de type B de la
Re´gion wallonne ayant en charge l'aide aux personnes
handicape´es, sont-ils conside´re´s comme assimile´s a` un
service public des Re´gions ?
Dans ce cas pre´cis, ce sont essentiellement des centres
de jour et des institutions d'he´bergement qui ont besoin
de ve´hicules pour transporter les personnes handica-
pe´es. Certaines de ces institutions sont organise´es sous
forme d'asbl, d'autres de´pendent de provinces et
d'autres encore d'intercommunales.
Existe-t-il une diffe´rence de traitement vis-a`-vis de ces
institutions selon leur organisation, leur statut ? Si c'est le
cas, quels sont les e´le´ments motivant cette discrimina-
tion ? En effet, ces asbl doivent re´pondre aux me^mes
crite`res d'agre´ment et de subventionnement.
Ces asbl disposent des me^mes moyens que les institu-
tions provinciales par exemple. En re´alite´, plusieurs de
ces asbl be´ne´ficient de l'exemption de la taxe de circu-
lation alors que d'autres n'en be´ne´ficient pas. Par
ailleurs, des changements se sont produits dans les
conditions d'octroi de cette exemption au cours des
anne´es 1998 et 1999. J'ajoute que les arguments et les
explications fournis par l'administration ne sont pas les
me^mes pour toutes ces asbl.
M. Didier Reynders, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, Mme Gerkens a raison lorsqu'elle dit
que la loi fiscale pre´voit une exemption de la taxe de
circulation pour certains ve´hicules automobiles affecte´s
exclusivement a` un service public de l'Etat, des Commu-
naute´s, des Re´gions, des Provinces, des Agglome´rations
ou des communes. Cette exemption constitue en fait une
exception a` la re`gle ge´ne´rale d'imposabilite´ des ve´hicu-
les a` moteur servant soit au transport de personnes soit
au transport sur route de marchandises ou d'objets
quelconques. Elle doit donc e^tre interpre´te´e de manie`re
restrictive dans le sens qu'il faut s'en tenir aux termes
me^mes de la loi.
En matie`re de taxe de circulation, il existe e´galement
d'autres exemptions octroye´es sur base de lois spe´ciales
relatives a` certains organismes, socie´te´s, associations
ou institutions qui sont soit assimile´s aux pouvoirs publics
susmentionne´s, soit exempte´s inconditionnellement de
tous impo^ts au profit de l'Etat, des Re´gions, des Provin-
ces ou des communes.
Le de´cret du 6 avril 1995 de la Re´gion wallonne, relatif a`
l'inte´gration des personnes handicape´es, qui instaure
l'Agence wallonne pour l'inte´gration des personnes han-
dicape´es, ne comporte aucune mesure qui assimile cette
agence, et a fortiori les asbl qu'elle agre´e ou subven-
tionne, a` un pouvoir public ou lui accorde une exemption
spe´cifique d'impo^t. C'est la` une premie`re constatation
faite par mon administration. Je vais charger mes servi-
ces de demander a` la Re´gion wallonne de quelle fac¸on
ce de´cret peut e^tre interpre´te´.
Entre-temps, a` toute fin utile, je vous informe que cer-
tains ve´hicules des asbl que vous mentionnez, tels que
les autobus et les minibus, pourraient e´ventuellement
be´ne´ficier d'une exemption de la taxe de circulation sur
base de l'article 5, paragraphe 1er, 2°, littera a, du code
des taxes assimile´es aux impo^ts sur les revenus, a` la
condition qu'ils soient affecte´s exclusivement au trans-
port en commun de personnes handicape´es et qu'ils
soient couverts par l'autorisation relative aux services
re´guliers spe´cialise´s mentionne´s par cet article de loi.
Je vous remets une copie de ces renseignements. En ce
qui concerne l'agence wallonne, j'ai rec¸u une interpre´ta-
tion de mon administration, mais je vais interroger la
Re´gion wallonne sur la situation de l'AWIPH (Agence
wallonne pour l'inte´gration des personnes handicape´es).
Mme Muriel Gerkens (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
ministre, je vous remercie pour cette re´ponse. Il me
parai^t curieux que l'AWIPH ne soit pas conside´re´e
12
HA 50
COM 243
27-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Muriel Gerkens
comme un service public. Il s'agit d'une administration
nouvelle, mais il me semble qu'il y ait la` une erreur. Par
ailleurs, je vous remercie de nous avoir sugge´re´ une
autre piste qui n'avait pas jusqu'a` pre´sent e´te´ cite´e par
les administrations et les institutions.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Question orale de M. Jean-Pierre Viseur au ministre
des Finances sur
l'accord europe´en concernant le
traitement fiscal de l'e´pargne
Mondelinge vraag van de heer Jean-Pierre Viseur aan
de minister van Financie¨n over
het Europees ak-
koord over de fiscale behandeling van spaargeld
(nr. 2168)
M. Jean-Pierre Viseur (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, monsieur le ministre, chers colle`gues, la
presse de ces derniers jours a largement e´voque´ les
accords intervenus a` Feira en matie`re de fiscalite´ de
l'e´pargne et l'harmonisation europe´enne de cette fisca-
lite´. Il n'est donc pas ne´cessaire que je de´veloppe ici les
accords intervenus, sauf si M. le ministre avait des
explications supple´mentaires a` nous apporter.
Il m'a paru assez e´vident que la presse belge en parti-
culier, et europe´enne en ge´ne´ral, de´nonc¸ait un accord de
fac¸ade et e´tait tre`s critique vis-a`-vis de cet accord dont la
mise en application prendra bien su^r de nombreuses
anne´es puisqu'elle est pre´vue pour 2010. Cet accord ne
sera peut-e^tre me^me jamais mis en application puisqu'il
est soumis a` un certain nombre de conditions dont la
leve´e du secret bancaire dans des pays non-membres de
l'Union et me^me membres puisque l'Autriche est vise´e
e´galement. Un extrait de cette presse belge :
Le com-
promis europe´en sur la fiscalite´ de l'e´pargne est une telle
farce qu'il fera rire de leurs belles dents tous les dentistes
belges.
Car il parai^t que les dentistes, c'est comme
cela qu'on appelle les resquilleurs du fisc qui placent
leurs e´conomies au Grand-Duche´. Je n'en savais rien, je
l'ai appris par la me^me occasion.
C'est pour vous dire a` quel point une certaine presse est
critique par rapport a` ces accords que vous-me^me,
monsieur le ministre, avez soutenus. Vous vous de´clarez
satisfait de ces accords, ce qui est bien normal puisque
vous les avez soutenus a` Feira.
Pour ces raisons, il me semblait qu'un de´bat e´tait inte´-
ressant au sein de notre commission des finances. Pour
alimenter ce de´bat, j'ai quelques questions a` vous poser.
A propos des pays qui e´taient dans la cible lors des
tentatives d'accord pre´ce´dentes, c'e´tait ge´ne´ralement la
Grande-Bretagne qui e´tait montre´e du doigt comme
responsable des e´checs. Ici, la Grande-Bretagne, on
n'en a pratiquement plus parle´. On pointe plus pre´cise´-
ment le Luxembourg et l'Autriche qui semblent avoir
provoque´ des difficulte´s. Que s'est-il passe´ ? Quelle a
e´te´ l'e´volution de ces pays, en particulier de la Grande-
Bretagne ? Est-ce que l'attitude de la Belgique elle-
me^me a e´volue´ au cours des entretiens de la rencontre
de Feira ?
L'imposition a` la source, en attendant la phase de´finitive
qui sera l'e´change de renseignements et donc la leve´e
du secret, sera ge´ne´ralise´e en 2003 et l'on parle d'un
taux entre 20 et 25% d'apre`s ce que j'ai lu. S'agit-il la`
d'une fourchette ou, au contraire, le principe d'un taux
unique pour 2003 a-t-il e´te´ admis ?
Y aura-t-il aussi encore des exceptions possibles ? Car
s'il n'y en a pas, cela signifierait la fin de l'exone´ration
fiscale des revenus des carnets d'e´pargne, ici en Belgi-
que, tout au moins pour la tranche infe´rieure a` 55 000
francs. Nous connaissons bien cet aspect-la` de notre
fiscalite´.
Enfin, l'accord ne porte que sur les revenus de l'e´pargne
et pas sur l'impo^t des socie´te´s. Auparavant, on avait
toujours dit qu'il n'y aurait d'accord sur rien tant qu'il n'y
avait pas d'accord sur tout et, a` ma connaissance, il n'y
pas encore d'accord ge´ne´ral sur l'imposition des socie´-
te´s. Donc, il y a peut-e^tre des dossiers qui avancent a`
des vitesses diffe´rentes.
Comment voyez-vous maintenant l'avancement de l'har-
monisation de l'impo^t des socie´te´s ? N'y a-t-il pas un
risque, en cas de premier accord sur la fiscalite´ de
l'e´pargne, de tout focaliser la`-dessus au de´triment de
l'harmonisation de l'impo^t des socie´te´s, l'ISOC, qui pour
moi reste fort important ? C'est la possibilite´ de faire du
dumping fiscal d'un pays a` l'autre pour attirer les entre-
prises. C'est e´videmment contraire a` toute harmonisation
europe´enne.
Voila` les premie`res questions suite a` ce que j'ai lu dans
la presse. Bien su^r, tous les renseignements qui
n'auraient pas e´te´ mis dans la presse sont bons a`
prendre aussi, je suppose, pour les membres de cette
commission.
M. Didier Reynders, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, je vais donner quelques e´le´ments de
re´ponse a` M. Viseur sur les questions qu'il pose.
Le premier e´le´ment est qu'il s'agit toujours d'un accord
sur un paquet fiscal. Quels que soient les e´chos qui aient
pu e^tre donne´s, le texte de la de´cision du Conseil
europe´en comme du Conseil Ecofin est tre`s clair, puis-
que c'est le me^me texte. C'est un accord sur le paquet
fiscal. Il concerne donc non seulement l'e´pargne mais
aussi le code de conduite, c'est-a`-dire la fiscalite´ des
entreprises ainsi que les inte´re^ts et redevances.
HA 50
COM 243
13
27-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
A la demande de la commission d'avis sur les questions
europe´ennes, je pre´senterai, si je ne me trompe, ce
paquet fiscal au de´but du mois de juillet, le 4 ou le 5
juillet, je pense. L'on pourra examiner l'ensemble du
dossier. Mais je confirme bien qu'il s'agit d'un accord sur
l'ensemble du paquet fiscal. L'on avancera donc - et je
vais y revenir - selon le me^me calendrier en ce qui
concerne le code de conduite, par exemple, ou l'e´pargne.
Il n'y aucun changement d'attitude de la part de la
Belgique. C'est une exigence que nous avions de`s le
de´part. Nous avions obtenu cela a` Helsinki a` la fin de
l'anne´e dernie`re et nous l'avons de nouveau obtenu cette
anne´e a` Feira.
Je voudrais toutefois vous faire remarquer - je re´ponds
ainsi a` une de vos questions - que l'impo^t des socie´te´s en
tant que tel n'est pas vise´, mais bien les mesures qui font
l'objet d'un rapport sur le code de conduite.
Je me re´jouirais, comme vous, que l'on puisse avancer
dans la voie de l'harmonisation de l'impo^t des socie´te´s
parce que la Belgique a un taux record en la matie`re et,
si nous devions travailler avec un taux harmonise´ au
niveau europe´en, cela ne pourrait qu'entrai^ner une dimi-
nution du taux nominal d'imposition des socie´te´s qui se
rapprocherait probablement du taux effectif re´ellement
pre´leve´ aujourd'hui. Je suis donc pre^t a` plaider pour une
harmonisation de l'impo^t des socie´te´s. Nos voisins
(France et Allemagne) baissent leur taux en dec¸a de celui
que nous appliquons depuis quelques anne´es. Je serais
donc ravi, monsieur Viseur, si vous pouviez plaider avec
moi pour une diminution de l'Isoc dans le cadre d'une
harmonisation europe´enne.
En ce qui concerne l'accord sur l'e´pargne - c'est en effet
surtout sur celui-ci que portent vos questions -, j'ai lu la
presse avec attention. Lors de la premie`re re´union de
l'Ecofin a` Feira, lorsque j'ai annonce´ aux journalistes qu'a`
mes yeux nous devions arriver pour la premie`re fois
depuis plus de 10 ans a` un accord a` 15 sur un texte, cela
a donne´ lieu a` des re´actions tre`s ne´gatives. Une fois que
l'accord est intervenu, il fallait bien que ces me^mes
journalistes trouvent une explication pour justifier que 48
heures plus to^t ils conside´raient que c'e´tait impossible.
Le 20, dernier jour du conseil, a` 11 heures, la plupart des
journalistes estimaient encore qu'il e´tait impossible de
rallier l'Autriche, et me^me le Luxembourg, a` une position
commune. Quand le texte de l'accord est sorti, certains
ont explique´ qu'il s'agissait d'un accord non re´el.
Il y a plus de dix ans que nous discutons de cette
proble´matique et l'accord intervenu est un accord a` 15,
qui fixe un calendrier pre´cis avec des re`gles pre´cises. Ce
calendrier est le suivant - nous y reviendrons peut-e^tre en
de´tail dans le cadre de la re´union commune des com-
missions d'ici quelques jours.
D'ici au 31 de´cembre de cette anne´e (sous pre´sidence
franc¸aise), le contenu exact de la directive devra e^tre
de´finitivement arre^te´. Ce texte porte notamment sur le
taux de retenue a` la source qui sera - je vous rassure en
disant cela - un taux minimum et pas une fourchette. Le
Luxembourg a e´mis une re´serve sur ce taux, mais des
chiffres ont e´te´ cite´s, allant de 15 a` 25%.
Pendant les deux anne´es suivantes (jusqu'au 31 de´cem-
bre 2002) s'ouvriront des ne´gociations avec trois cate´go-
ries d'Etats : les Etats-Unis, les pays tiers (la Suisse, le
Lichtenstein, Andorre ou Monaco) et les territoires asso-
cie´s ou de´pendants (les i^les anglo-normandes, l'i^le de
Man, certaines i^les des Carai¨bes et d'autres territoires
de´pendant d'Etats membres de l'Union europe´enne).
L'objectif de ces ne´gociations sera d'obtenir que, dans
ces diffe´rents cas de figure, on puisse avancer vers un
syste`me e´quivalent a` celui qui pre´vaudra a` l'inte´rieur de
l'Union europe´enne. Dans le syste`me qui pre´vaudra de`s
que la directive sera d'application, une des possibilite´s
sera une retenue a` la source avec un partage des
recettes. Si, par hasard, ce que je n'ose croire, il existait
l'un ou l'autre Belge disposant de revenus de l'e´pargne
dans un petit pays du Sud-Est de la Belgique, ce petit
pays pre´le`verait une retenue a` la source puis partagerait
cette recette avec la Belgique.
La Grande-Bretagne, quant a` elle, choisirait probable-
ment l'e´change d'informations, c'est-a`-dire de nous com-
muniquer le nom, l'adresse, le montant de l'e´pargne, le
montant des revenus de la personne concerne´e. Il ap-
partiendrait donc a` la Belgique de pre´lever directement
l'impo^t.
Ce que nous cherchions a` ne´gocier, c'est une mesure
e´quivalente dans les pays tiers, parce qu'on ne pourra
jamais y imposer exactement la me^me chose. Ainsi par
exemple, si une confe´de´ration du centre de l'Europe
devait de´cider d'ope´rer d'importantes retenues a` la
source et une restitution d'une partie de l'impo^t au pays
d'origine des e´pargnants, ce serait conside´re´ comme une
mesure e´quivalente. De la` a` exiger que cette me^me
confe´de´ration e´change toutes les informations dont elle a
connaissance aujourd'hui avec l'ensemble des membres
de l'Union europe´enne, il y a peut-e^tre un pas difficile a`
franchir, mais sur lequel nous devrons ne´gocier. C'est ce
que devra d'ailleurs faire la pre´sidence belge, puisqu'elle
occupera cette fonction au beau milieu de la pe´riode.
Pour les territoires associe´s de´pendants, nous ne par-
lons pas de mesures e´quivalentes mais des me^mes
mesures, parce que c'est une des positions que la
Belgique a de´fendues depuis quelques temps et je l'ai
rappele´ lors du sommet de Feira. Nous avons obtenu
satisfaction dans le texte, dont on pourra de´battre plus en
de´tails dans quelques jours au sein des commissions.
Quand je parle de me^mes mesures, cela signifie qu'on ne
peut imaginer que des mesures europe´ennes de´pendent
14
HA 50
COM 243
27-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
de l'aval de pays tiers. Donc, je ne peux accepter que l'on
pre´conise d'attendre, par exemple, de la Suisse de faire
ceci ou cela avant de pouvoir avancer. Mais en sens
inverse, on ne peut accepter non plus que certains Etats
europe´ens nous disent qu'en raison d'une quelconque
coutume constitutionnelle me´die´vale, il n'est pas possible
d'appliquer un accord europe´en a` des territoires de´pen-
dants ou associe´s, qui disposeraient d'une autonomie
tre`s forte. Par conse´quent, nous plaidons pour que ces
mesures
soient
identiques
dans
les
i
^les
anglo-
normandes, par exemple, ou dans tout autre territoire.
A la fin de cette pe´riode et a` la fin de 2002, le Conseil
europe´en de´cidera, de`s lors, de la mise en application de
la directive telle quelle. Cela signifie que de`s le 1er
janvier 2003, si le Conseil europe´en en de´cide - c'est le
calendrier dans lequel nous nous sommes inscrits -, il y
aura un minimum d'imposition sur l'e´pargne partout en
Europe et dans un syste`me de coexistence qui est celui
de´cide´ depuis les accords de Luxembourg en 1997, a`
savoir ou retenue a` la source ou e´change d'informations.
Lorsqu'une partie de la presse ou certains commenta-
teurs pre´tendent que l'on doit attendre 2010, c'est pour
re´pondre a` une exigence nouvelle, dans le chef des
Britanniques, d'un e´change d'informations, parce que les
Britanniques ne veulent pas d'une retenue a` la source. Il
faut donc bien connai^tre le contexte. L'horizon est donc
bien celui de 2003 avec des e´tapes qui ne sont pas
simples a` ne´gocier et selon une directive re´ellement
applicable dans un syste`me de coexistence en 2003.
Il y aura ensuite une pe´riode de 7 ans pour proce´der
e´ventuellement a` l'e´change d'informations, mais il s'agit
d'une exigence nouvelle par rapport a` tous les projets de
directives et tous les accords ante´rieurs.
En ce qui concerne la Belgique, je voudrais rappeler que
nous voulions appliquer le syste`me de retenue a` la
source que nous connaissons bien, a` l'e´gard cette fois
des non-re´sidents, qui be´ne´ficient parfois d'un certain
nombre d'exemptions ou d'exone´rations, mais en sens
inverse, je n'ai en tout cas pas encore rec¸u, depuis que
j'occupe mes fonctions, la moindre information, dans le
cadre de ce fameux e´change, d'un autre Etat membre de
l'Union. Donc, tant une retenue a` la source qu'un
e´change d'informations peuvent e^tre d'application.
Pendant la pe´riode transitoire, la Belgique s'en tiendra a`
ce syste`me en rappelant enfin que l'accord conclu vaut
pour les non-re´sidents. Je re´ponds ainsi a` l'une de vos
pre´occupations. Cela ne concerne pas les re´sidents,
pour lesquels une retenue a` la source pourra toujours
e^tre ope´re´e a` terme et le caracte`re libe´ratoire de cette
retenue ou les exemptions qui y figurent par rapport aux
pourcentages vote´s dans l'accord pourront e^tre mainte-
nus. Il n'y a pas de raison que cette mesure soit
applique´e a` des re´sidents.
La question relative aux livrets d'e´pargne sort du champ
d'application si ces derniers sont, bien entendu, de´tenus
par des re´sidents.
J'ajouterai encore que ce de´bat est d'ordre national -
c'est assez logique - car j'imagine mal e´changer l'infor-
mation avec moi-me^me, en ce qui concerne les re´si-
dents. Donc, ils continueront a` travailler. L'accord le
pre´cise bien : tout ce qui est pre´vu dans les directives
vaut exclusivement pour les non-re´sidents.
Voila` ce que je tenais a` dire aujourd'hui, monsieur le
pre´sident. Nous y reviendrons lors de la commission
d'avis, peut-e^tre re´unie avec la commission des Finan-
ces.
M. Jean-Pierre Viseur (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, je remercie le ministre pour sa re´ponse, qui a
permis de clarifier une chose ou l'autre. Je prends
notamment note de ce que l'accord ne concerne que les
non-re´sidents. On n'avait pas suffisamment insiste´ la`-
dessus.
Je me re´jouis personnellement de ce qu'il y ait un accord,
me^me si celui-ci contient un calendrier tre`s large. Je
pre´fe`re cela a` pas d'accord du tout.
En ce qui concerne l'impo^t des socie´te´s, je souhaiterais
qu'il y ait un syste`me similaire a` celui que connai^t
l'e´pargne, c'est-a`-dire un taux d'imposition minimum. Je
veux bien qu'il y ait une diminution du taux facial en
Belgique. Celui-ci est une chose, la base imposable en
est une autre; je ne vous apprends rien puisqu'on en a
de´ja` beaucoup discute´. Mais il ne serait pas normal que
pour l'e´pargne, il y ait un taux d'imposition minimum qui
soit de´cide´ entre les 15 membres de l'Union europe´enne
et qu'il n'y ait pas un taux d'imposition minimum pour les
entreprises de ces me^mes pays. Tout le monde cite
e´videmment les 12,5% d'impo^ts en Irlande, qui repre´sen-
tent une ve´ritable concurrence fiscale. On ne peut pas
l'appeler autrement, me^me s'il ne s'agit pas d'un syste`me
discriminatoire.
Pour le reste, je vous remercie de vos re´ponses. Il va
sans dire que de nouvelles questions surgiront a` l'occa-
sion du de´bat que nous aurons d'ici peu.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Question orale de M. Jean-Pierre Viseur au ministre
des Finances sur
les frais bancaires lie´s au passage
a` l'euro
Mondelinge vraag van de heer Jean-Pierre Viseur aan
de minister van Financie¨n over
de aan de overgang
naar de euro verbonden bankonkosten
(nr. 2169)
HA 50
COM 243
15
27-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
M. Jean-Pierre Viseur (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, monsieur le ministre, chers colle`gues, ma
question fait suite a` celle que j'avais pose´e en 1996 et a`
un article qui est paru dans le journal
Le Monde du 8
juin dernier.
En novembre 1996, le journal
L'Echo titrait : Les
banques demandent a` l'Etat une aide pour le passage a`
l'euro
. Cela me semblait un peu fort de cafe´, si je puis
m'exprimer ainsi. Et j'avais donc pose´ une question au
ministre des Finances de l'e´poque. En gros, sa re´ponse
e´tait la suivante :
Non, il n'y aura rien. Les conversions,
tant scripturales que mone´taires, seront totalement trans-
parentes pour les clients, sans tracasseries administrati-
ves, sans intervention des pouvoirs publics. La conver-
sion des paiements euros - francs belges et vice versa,
inhe´rente aux ope´rations vise´es n'entrai^nera aucun frais
pour la cliente`le.
Mais le journal
Le Monde du 8 juin dernier titrait, par
contre :
Les banques veulent faire payer l'e´change du
franc en euro
. Ce journal annonc¸ait un calendrier com-
plexe et une tarification qui ont e´te´ mis au point en
France pour l'introduction de la monnaie unique dans les
diffe´rentes ope´rations. Il parlait e´videmment de la
France. Mais le passage a` l'euro est une ope´ration qui
concerne onze pays.
Ma question tend a` savoir si la situation franc¸aise ne
risque pas de faire tache d'huile. Personne n'ignore en
effet que les banques europe´ennes ont des relations
e´troites entre elles. Si dans un pays, le passage a` l'euro
est facture´, partiellement ou totalement, soit aux clients,
soit aux pouvoirs publics, il est e´vident que les banques
des autres pays voudront en faire de me^me.
Monsieur le ministre, avez-vous e´te´ contacte´, que ce soit
officiellement ou officieusement, par le secteur bancaire
en vue d'envisager des aides publiques ? Si oui, qu'en
est-il exactement ?
Est-ce qu'une tarification aux clients de certaines ope´ra-
tions est envisage´e en Belgique ? Dans l'affirmative,
lesquelles ?
Est-ce que ce sujet a e´te´ e´voque´ au cours des re´unions
des ministres de la zone euro ? Une de´cision unique
a-t-elle e´te´ prise pour l'ensemble de la zone ? Dans
l'affirmative, laquelle ? Et dans la ne´gative, ne serait-il
pas opportun d'e´viter ces diffe´rences de traitement d'un
pays a` l'autre de la zone euro pour la conversion des
monnaies ?
M. Didier Reynders, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, je voudrais tout d'abord dire a` M. Viseur
que le 11 fe´vrier dernier, le Conseil des ministres a pris
connaissance du sce´nario belge de passage a` l'euro
fiduciaire. Il s'agit d'un sce´nario qui est re´gulie`rement
adapte´. Le commissariat ge´ne´ral a` l'euro y plaide pour
des de´penses publiques spe´cifiques pour financer ce
sce´nario.
Ces interventions ont de´ja` e´te´ explicitement souhaite´es
par certains secteurs : le secteur financier mais e´gale-
ment le commerce et la distribution, dont la coope´ration
est essentielle a` la re´ussite de ce passage a` l'euro.
Le Conseil des ministres a de´cide´ a` cette date de cre´er
un groupe de travail interministe´riel dont j'assure la
direction. Il est charge´ d'analyser les possibilite´s d'inter-
vention financie`re de l'Etat dans le passage a` l'euro
fiduciaire, le proble`me de la participation aux frais de
pre´alimentation et de de´mone´tisation des pie`ces en
francs belges, les mesures en matie`re de se´curite´ et
me^me, avant tout cela, la prise en charge par les
pouvoirs publics de la frappe des pie`ces et de l'impres-
sion des billets.
Il faut faire la distinction entre les diffe´rentes ope´rations :
la frappe des pie`ces, l'impression des billets, les mesures
de se´curite´ qui seront certainement tre`s importantes pour
l'euro 2002 - elles l'e´taient de´ja` pour l'Euro 2000. Il faudra
prendre en charge ces mesures, d'une manie`re ou d'une
autre. Je vous rappelle que le passage a` l'euro est une
de´cision de l'autorite´ publique.
Les travaux de ce groupe ont bien progresse´. En prin-
cipe, une note permettant l'inscription de certaines de´-
penses au budget 2001 sera encore soumise au Conseil
cet e´te´. La tarification par le secteur financier sera
partiellement tributaire de ces interventions publiques.
J'en viens a` la loi vote´e lors de la pre´ce´dente le´gislature,
a` l'intervention de mon pre´de´cesseur. L'article 59 de la loi
du 30 octobre 1998 relative a` l'euro dispose expresse´-
ment, suivant en cela la recommandation de la Commis-
sion du 23 avril 1998 relative aux frais bancaires de´cou-
lant de la conversion en euros, que les banques ne
peuvent compter aucun frais pour l'e´change, dans les
proportions et selon des fre´quences usuelles. Le secteur
financier pre´cisera prochainement quelles sont ces pro-
portions et ces fre´quences. Il existe un principe d'ab-
sence de frais mais une exception est de´ja` dans le texte,
a` savoir lorsque cet e´change ne se fait pas dans des
proportions et des fre´quences usuelles. Cette marge de
manoeuvre ne m'e´tonne pas du tout si je me re´fe`re a` la
re´ponse donne´e sous la pre´ce´dente le´gislature.
Les Etats membres de la zone euro ont toute liberte´ pour
e´tablir leur sce´nario de passage, dans le cadre des
de´cisions prises fin 1999 par le Conseil Ecofin. Ce cadre
de´finit notamment la proble´matique de la pre´alimenta-
tion. Ils peuvent appliquer leur propre politique en ce qui
concerne les interventions publiques. Comme vous le
demandez, je plaiderai ne´anmoins pour une certaine
16
HA 50
COM 243
27-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
harmonisation visant a` empe^cher une distorsion de la
concurrence entre les Etats membres. Ce proble`me
devrait e^tre aborde´ sous la pre´sidence franc¸aise, d'apre`s
ce que m'en a dit mon colle`gue franc¸ais des Finances.
Vous avez raison : un certain nombre de pays voisins,
notamment la France, envisagent des interventions fi-
nancie`res. J'espe`re qu'en Belgique, les compositions
diffe´rentes des gouvernements nous permettront de re´-
sister a` la pression de la demande du secteur financier.
M. Jean-Pierre Viseur (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
ministre, je vous remercie pour votre re´ponse et votre
dernie`re remarque n'est pas tombe´e dans l'oreille d'un
sourd. Les pouvoirs publics devront ne´anmoins intervenir
dans cette ope´ration-la`. En effet, si les entreprises pri-
ve´es ont des frais, il y aura e´videmment un impact fiscal
et, par conse´quent, une intervention des pouvoirs pu-
blics. Autant je trouve cette intervention tout a` fait nor-
male et justifie´e, autant il me semblerait inopportun
d'aller au-dela`, excepte´ peut-e^tre pour des mesures de
se´curite´. Il me semblerait anormal d'aller vers une sorte
de subsidiation directe des entreprises prive´es pour le
passage a` l'euro.
J'espe`re que nous maintiendrons notre position de gra-
tuite´ au client pour les ope´rations normales. Quant aux
autres ope´rations, elles visent peut-e^tre aussi le blanchi-
ment d'argent. Puisque les anciennes monnaies vont voir
leur valeur re´duite a` ne´ant en tre`s peu de temps, on peut
supposer qu'au moment du passage a` l'euro, un certain
nombre d'ope´rations anormales se feront. Il faudra e^tre
attentif a` cet aspect.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Samengevoegde mondelinge vragen van de dames
Trees Pieters, Fientje Moerman en Magda De Meyer
aan de minister van Financie¨n over
de behandeling
door de gewestelijke directeurs van de bezwaar-
schriften tegen het belasten van vergoedingen we-
gens blijvende arbeidsongeschiktheid
(nrs. 2170,
2198 en 2216)
Questions orales jointes de Mmes Trees Pieters,
Fientje Moerman et Magda De Meyer au ministre des
Finances sur
l'examen par les directeurs re´gionaux
des re´clamations concernant l'imposition des indem-
nite´s octroye´es en cas d'accident de travail et de
maladie professionnelle
(n
os
2170, 2198 et 2216)
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, dit is een korte vraag in
verband
met
de
belastingvrijstelling
op
de
arbeidsongevallenverzekering.
Een
arrest
van
het
Arbitragehof van 1998 heeft gesteld dat vergoedingen
die
gestort
worden
met
toepassing
van
de
arbeidsongevallenwetgeving tot herstel van een blij-
vende arbeidsongeschiktheid niet meer belastbaar zijn.
Vanaf 1996 heeft de fiscus echter ten onrechte voor
400 000 werknemers uitkeringen belast. Het gevolg is
dat er een massa bezwaarschriften zijn ingediend. In
artikel 367 van het Wetboek van de Inkomstenbelastin-
gen 1992 staat dat de gewestelijke directeurs de be-
voegdheid en de plicht hebben om het bezwaarschrift te
onderzoeken op alle aanvragen die ten onrechte werden
gevestigd.
Dat voorschrift werd in het leven geroepen door de wet
van 27 juli 1955 en werd het laatst bevestigd door de wet
van 15 maart 1999. Sindsdien is die wet geen voorwerp
van wetswijziging. De praktijk leert ons echter dat de
gewestelijke directeurs dit voorschrift niet toepassen.
Mijnheer de minister, welk initiatief neemt u zodat de
gewestelijke directeurs zich zouden houden aan wat in
de wet is bepaald ? Wat zal u doen met de vele bezwaar-
schriften die zijn ingeleverd ?
Mevrouw Fientje Moerman (VLD) : Mijnheer de voorzit-
ter, mijnheer de minister, collega's, ik had hier eveneens
een vraag over. Mijn vraag bestaat echter uit twee delen.
Ik had ook de vraag wanneer er een wetsontwerp zou
komen tot heropening van de bezwaartermijn en de
precieze draagwijdte. Ik stel het eerste deel van deze
vraag echter niet omdat het ontwerp reeds ter tafel ligt.
Ik handhaaf wel het tweede deel van mijn vraag. Zijn er
ondertussen instructies verstrekt aan de gewestelijke
directeurs met betrekking tot de behandeling van de
bezwaarschriften die al zijn ingediend ?
Mevrouw Magda De Meyer (SP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, mijn vragen zijn van zeer
praktische aard. De Senaat heeft gestemd over het
wetsontwerp tot wijziging van de artikel 34 §1 en artikel
39 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992.
Dit wetsontwerp probeert tegemoet te komen aan het
arrest van het Arbitragehof. Er stellen zich nu een aantal
vragen over de praktische toepassing.
Ten eerste, wat moeten er nu precies in de huidige
belastingsbrief van het aanslagjaar 2000 worden inge-
vuld ? Hoe kunnen bepaalde belastingplichtigen con-
creet aantonen dat ze geen inkomensderving hebben
geleden ?
Ten tweede, wat gebeurt er met de voorgaande aanslag-
jaren 1998 en 1999 ? Ik heb begrepen dat de mensen
voor het aanslagjaar 1999 geen bezwaarschriften moe-
ten indienen. Het zou bovendien automatisch geregeld
worden. Wat gebeurt er dan met de aanslagjaren 1998
HA 50
COM 243
17
27-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda De Meyer
en voorgaande ? Kan hier nog een bezwaar tegen inge-
diend worden ? Wordt de bezwaartermijn al dan niet
verlengd ? Bepaalde sociale instellingen hebben type-
bezwaarschriften gemaakt voor de voorgaande jaren. Is
dit zinnig of niet ?
Ten derde, welke elementen moeten de bezwaarschriften
precies bevatten ?
Ten slotte - en ik sluit mij hier aan bij collega Moerman -,
gezien de verwarring die terzake bij de belastingdiensten
en bij de rechthebbenden bestaat, is het absoluut nood-
zakelijk dat er opnieuw concrete informatie verspreid
wordt bij de betrokkenen. Dit zou het best gebeuren via
een rondzendbrief naar de gewestelijke directies.
Ik heb nog een kleine bijkomende vraag die ik niet
schriftelijk had gesteld. Ik wil graag bevestiging krijgen
van wat ik in het verslag van de Senaat lees. Wat betreft
de
gepensioneerden
zou
er
altijd
een
volledige
belastingvrijstelling zijn. Kan de minister dat hier beves-
tigen ?
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter,
collega's, om de belastingwetten in overeenstemming te
brengen met de draagwijdte van het arrest van het
Arbitragehof van 9 december 1998, heeft de vorige
regering niets gedaan.
Mevrouw Pieters, de huidige regering heeft een amen-
dement ingediend op het wetsontwerp tot wijziging van
de artikelen 34, § 1 en 39 van het Wetboek van de
Inkomstenbelastingen 1992. Het geamendeerde wets-
ontwerp werd op 22 juni 2000 door de Senaat goedge-
keurd. Nadat de Ministerraad had beslist een wetswijzi-
ging door te voeren, heeft de Administratie van de
Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit, het AOIF, in een
rondzendbrief van 4 mei 2000 de opdracht gegeven om
de bezwaarschriften en de verzoekschriften tot ontheffing
van ambtswege en de vragen tot rechtzetting via het
kohier in beraad te houden. Het belastingbestuur was
immers op de hoogte van het feit dat de nodige wetswij-
zigingen zouden worden ingediend om een wettelijk
kader te scheppen om tot een oplossing inzake de talrijke
bezwaarschriften te komen. Deze beslissing is bijgevolg
volledig in overeenstemming met de beginselen van
behoorlijk bestuur.
Mevrouw Moerman, het wetsontwerp zal na de afhande-
ling van de vragen in de commissie worden ingediend.
Het is dus een kwestie van minuten. Wat uw eerste vraag
betreft, heeft het wetsontwerp betrekking op het aanslag-
jaar 1999, inkomsten 1998 en de volgende jaren. Het
wetsontwerp wil voor de aanslagen, die voor het aanslag-
jaar 1999 in strijd met de nieuwe bepalingen zouden zijn,
alle betrokkenen op voet van gelijkheid behandelen en
een vlotte regularisatie van hun belastingstoestand be-
werkstelligen. Voor het aanslagjaar 1998 en vorige jaren
moeten de belastingplichtigen, die een teruggave van de
belastingen wensen die ten onrechte op de beoogde
uitkeringen werden geheven, een administratief beroep
instellen overeenkomstig de artikelen 366 tot 376, WIB
92 met een bezwaarschrift tot ontheffing van ambtswege.
Inzake de rondzendbrief van mijn administratie heb ik
reeds een antwoord gegeven.
Mevrouw De Meyer, ik bevestig dat de Senaat op
22 juni 2000 het amendement heeft goedgekeurd dat ik
namens de regering had ingediend. De wettelijke vergoe-
dingen worden in twee gevallen volledig vrijgesteld,
namelijk wanneer de arbeidsongeschiktheid niet meer
dan 20% bedraagt en wanneer de rechthebbende een
rust- of overlevingspensioen ontvangt. Het belastbaar
bedrag dat op de individuele fiche 281.14 in vak 8 is
vermeld, waar tevens de tekst - toepassing BS 1 januari
2000 - staat afgedrukt, moet in dat geval niet voor het
aanslagjaar 2000 worden aangegeven. De bedrijfs-
voorheffing moet wel altijd worden vermeld. De betrok-
kene dient een afschrift van de fiche 281.14 bij zijn
aangifte te voegen. In de andere gevallen zijn de vergoe-
dingen maar gedeeltelijk belastbaar. De vergoeding die
met 20% invaliditeit overeenstemt, is vrijgesteld. Alleen
het saldo wordt als een herstel van inkomensderving
beschouwd en moet worden aangegeven ten einde dis-
cussies tot een minimum te beperken en de betrokken
belastingplichtigen zo rechtvaardig mogelijk te behande-
len. De betrokken belastingplichtigen kunnen evenwel
het bewijs leveren dat hun inkomensverlies lager is. Dit
kan gebeuren op basis van een vergelijking tussen het
bedrag van de huidige bezoldigingen en het bedrag van
de normale bezoldigingen in de periode voorafgaand op
arbeidsongevallen.
Mijn administratie bereidt daaromtrent instructies voor.
Wat uw tweede vraag betreft, het geamendeerde wets-
ontwerp voorziet voor het aanslagjaar 1999, inkomsten
1998, in een ambtshalve terugbetaling van de belastin-
gen door de administratie op grond van de inlichtingen
die zij krijgen van de instellingen die de vergoedingen
uitbetalen. Een bezwaarschrift is dus niet nodig. Voor de
voorgaande jaren zullen teruggaven van de belastingen
toegekend worden volgens de gebruikelijke procedure
met bezwaarschrift of vraag tot ontheffing van ambts-
wege. De speciale procedure van terugbetaling per ko-
hier werd beperkt tot de inkomens van 1998 om twee
redenen. Ten eerste, het arrest dateert het arrest van
december 1998. We geven echter een automatische
teruggave van belasting voor de renten uitbetaald vanaf
1 januari 1998, dus reeds met een terugwerkende kracht
van een jaar. Ten tweede, zou de budgettaire weerslag
anders te omvangrijk zijn geweest.
Wat uw derde vraag betreft, de bezwaarschriften met
betrekking tot de renten die in 1997 of vroeger werden
toegekend moeten tijdig ingediend zijn, gemotiveerd zijn
18
HA 50
COM 243
27-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
en voldoende elementen bevatten om de directeur in
staat te stellen daarover te beslissen. Concreet gaat het
om de elementen waarvan sprake was in het antwoord
op uw eerste vraag.
Wat uw vierde vraag betreft, nu de amendementen
goedgekeurd zijn door de Senaat, heb ik mijn administra-
tie alvast gevraagd dienaangaande zo spoedig mogelijk
een rondzendbrief op te stellen. De behandeling in de
Kamer moet nog gebeuren na de laatste vragen van
deze morgen.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mijnheer de minister, ik
dank u voor de uitleg. Ik ben zeer blij dat deze regering
concreet iets doet op dit vlak. Blijkbaar is het probleem
zeer acuut aangezien drie dames dit aankaarten. Wij
kennen echter ook de halsstarrigheid van een aantal
gewestelijke directeurs die een voorschrift dat in 1955
werd ingevoerd en in 1999 werd bevestigd niet toepas-
sen. Het is tijd om in te grijpen en iedereen op zijn
verantwoordelijkheid te wijzen.
Mevrouw Magda De Meyer (SP) : Mijnheer de minister,
gelieve mijn onkunde te verontschuldigen maar ik heb
nog een technische vraag. Een vraag tot ontheffing kan
tot drie jaar na datum ?
Minister Didier Reynders : Ja.
Mevrouw Magda De Meyer (SP) : Dank u.
Mevrouw Fientje Moerman (VLD) : Mijnheer de minister,
ik heb nog een vraag. U zegt dat u de speciale procedure
beperkt hebt tot de inkomsten van 1998 omdat de
budgettaire weerslag anders te groot zou zijn. Kunt u de
omvang van de budgettaire weerslag inschatten ?
Minister Didier Reynders : Het gaat om ongeveer 3,5
miljard frank per jaar. Het gaat nu om een belasting-
verlaging van 3,5 miljard frank voor e´e´n jaar en verder
moeten we 3,5 miljard frank terugbetalen van de belas-
tingen op de inkomsten van 1998.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Questions orales jointes de M. Maurice Dehu et Mme
Colette Burgeon au ministre des Finances sur
la
ne´cessite´ d'uniformiser les syste`mes informatiques
des administrations fiscales
(n
os
2175 et 2199)
Samengevoegde mondelinge vragen van de heer
Maurice Dehu en mevrouw Colette Burgeon aan de
minister van Financie¨n over
de noodzaak om tot een
eenvormig informaticasysteem voor de fiscale bestu-
ren te komen
(nrs. 2175 en 2199)
M. Maurice Dehu (PS) : Monsieur le pre´sident, monsieur
le ministre, chers colle`gues, dans les faits, l'administra-
tion du recouvrement fonctionne de manie`re plus ou
moins inde´pendante depuis un an.
M. le ministre a de´clare´, de´but janvier dernier, devant les
fonctionnaires ge´ne´raux de son de´partement rassem-
ble´s, que cette administration devait se voir consacrer
des moyens nouveaux puisque, comme il le disait a` cette
occasion, restructurer n'est pas une fin en soi et qu'il faut
en permanence garder a` l'esprit les objectifs que poursuit
la restructuration, a` savoir celui d'ame´liorer la
percep-
tion de l'impo^t
.
Ces propos confirment que priorite´ doit e^tre donne´e a` la
perception et au recouvrement de l'impo^t, ne fu^t-ce que
pour permettre les re´formes envisage´es tant sur le plan
fiscal que social.
Actuellement, tant la perception et le recouvrement de la
TVA que des impo^ts sur les revenus et taxes y assimile´es
sont traite´s par des syste`mes informatiques diffe´rents,
voire incompatibles entre eux.
Dans un souci d'efficience et d'efficacite´, ne pourrait-on
pas envisager d'aboutir a` un syste`me comple`tement
automatise´ de gestion des recettes et droits qui soit
uniforme aux deux grandes cate´gories d'impo^t afin d'as-
surer une meilleure cohe´rence et lisibilite´ des recettes
porte´es au budget des Voies et Moyens ?
Si oui, dans quel de´lai et avec quels moyens ?
Mme Colette Burgeon (PS) : Monsieur le pre´sident,
monsieur le ministre, chers colle`gues, a` l'occasion de vos
nombreuses visites dans les services exte´rieurs des
administrations fiscales, vous vous e^tes certainement
rendu compte de l'e´tat de ve´tuste´, voire de de´labrement,
maintes fois de´nonce´, du mate´riel informatique mis a` la
disposition des comptables du Tre´sor et de leurs colla-
borateurs.
Un audit des moyens informatiques des services de
perception et de recouvrement a-t-il de´ja` e´te´ re´alise´ par
un consultant spe´cialise´ en informatique et techniques de
communication de´signe´ par le gouvernement ?
Si cet audit a de´ja` eu lieu, pourrait-on en connai^tre les
conclusions et les mesures envisage´es re´pondant aux
lacunes ?
En outre, et afin d'assurer l'e´galite´ de traitement des
redevables dans la perception et le recouvrement des
taxes et impo^ts dus par ceux-ci, quelles mesures sur le
plan informatique pourraient e^tre rapidement prises et
surtout dans quel de´lai ?
M. Didier Reynders, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, je voudrais tout d'abord faire savoir a`
M. Dehu qu'il a tout a` fait raison de dire que le syste`me
HA 50
COM 243
19
27-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
de gestion comple`tement inte´gre´ et automatise´ des droits
et des recettes en matie`re de contributions directes et de
TVA est un des objectifs strate´giques de l'administration
du recouvrement et ce, pas seulement dans un souci
d'une meilleure cohe´rence et de lisibilite´ des recettes
porte´es au budget des Voies et Moyens.
J'ai de´ja` insiste´ a` plusieurs reprises sur une autre mis-
sion de l'administration du recouvrement qui, celle-la`,
reve^t un caracte`re plus social. On me parle re´gulie`rement
des dizaines voire des centaines de milliards a` recouvrer.
Mais j'e´voque e´galement toujours la situation des per-
sonnes qui e´prouvent quelques difficulte´s a` payer l'impo^t.
L'administration du recouvrement doit non seulement
aller dans la voie d'une meilleure perception pour l'Etat
mais aussi d'une meilleure perception de l'impo^t par le
contribuable. Je veux dire par la` que ce dernier doit
mieux ressentir l'impo^t a` payer et que, dans certains cas,
il doit pouvoir be´ne´ficier de termes et de´lais. Mais si on
ne met pas en place une administration suffisamment
e´quipe´e et dote´e en personnel, le dialogue avec les
contribuables, qui e´prouvent un certain nombre de diffi-
culte´s a` payer l'impo^t, n'est plus possible.
La concre´tisation de cet objectif de´pend de plusieurs
conditions :
- l'harmonisation des deux le´gislations (TVA et contribu-
tions directes);
- la de´termination de la notion de
droits constate´s en
matie`re de TVA;
- l'inte´gration comple`te de toutes les ta^ches de percep-
tion et de recouvrement;
- une politique de management et de suivi adapte´e en ce
qui concerne les cotisations non perc¸ues;
- l'e´limination de toutes les diffe´rences actuelles incorpo-
re´es dans les programmes d'ordinateurs au niveau du
concept et des me´thodes de suivi;
- l'adaptation des me´thodes de travail : directives, entre
autres dans le cadre du projet de loi portant organisation
du budget et de la comptabilite´ du pouvoir fe´de´ral.
Certains de ces points sont actuellement en pre´paration
ou sont sur le point d'e^tre re´alise´s.
On peut difficilement avancer avec une certitude absolue
un de´lai de finalisation de l'ensemble de l'ope´ration. Mais
une pe´riode de trois ans maximum me semble re´aliste. Il
est e´vident que les ope´rations vont de´pendre de l'appro-
bation des nouvelles structures et de la de´limitation des
compe´tences spe´cifiques de l'administration du recou-
vrement, d'une part, et de l'administration de la fiscalite´
des entreprises et des revenus, l'AFER, d'autre part, et
e´videmment, aussi, des moyens qui seront mis en
oeuvre et adapte´s, je l'espe`re, en matie`re de personnel
comme de mate´riel informatique.
Et c'est la` que je re´pondrai e´galement a` Mme Burgeon :
nous n'avons pas attendu un audit externe mais la
restructuration quinquennale des administrations fiscales
a e´te´ lance´e en 1990. Lancer un audit aujourd'hui
retarderait la mise a` fruit du plan de cinq ans lance´ il y a
dix ans. Ma pre´occupation est pluto^t de rattraper le retard
et de faire en sorte que l'on puisse mettre en oeuvre des
moyens nouveaux tre`s rapidement.
J'ai donc de´pose´ au Conseil des ministres un plan
informatique quinquennal 2001-2005 qui pre´cise les
moyens budge´taires a` mettre en oeuvre. C'est une
augmentation de pre`s d'un tiers des moyens budge´taires
lie´s a` l'informatique et je crois que tout qui, et je l'avais
propose´ a` la commission, visite les administrations fisca-
les se rend compte qu'il y a la` un effort important a`
re´aliser. Nous avons constitue´ un groupe de travail au
sein du gouvernement et, avec l'appui de l'ICT manager
de´signe´ par le ministre de la fonction publique, nous
avons maintenant finalise´ les travaux en matie`re d'infor-
matique.
La question sera a` nouveau examine´e au conseil au
de´but du mois de juillet. Je pense que l'augmentation de
l'ordre d'un tiers du budget est, pour l'instant, accepte´e a`
l'e´chelon d'un groupe de travail. Ce groupe a d'ailleurs
renforce´ les moyens qui e´taient propose´s notamment
dans le secteur des douanes et accises.
Pour le reste, je vais e´galement de´poser le 14 juillet au
conseil des ministres une note sur la restructuration en
ce qui concerne le personnel. Quand je dis
restructura-
tion
, il s'agit des moyens comple´mentaires a` mettre en
oeuvre. Je vous annonce de´ja` que, pour l'administration
du recouvrement, dans mes propositions, il s'agit non
seulement de comple´ter le cadre existant amis aussi de
proposer une extension de cadre.
Ces deux dossiers - et j'en termine par la` - informatique
et gestion de personnel, devront connai^tre leur premie`re
traduction comple`te dans le budget 2001. J'espe`re que,
pour la de´claration de politique fe´de´rale du 17 octobre
prochain, les moyens nouveaux en matie`re d'informati-
sation et en gestion du personnel au sein de l'adminis-
tration des finances seront pre´sente´s pour une meilleure
perception d'un impo^t qui sera probablement aussi moins
e´leve´, puisque tout cela sera pre´sente´ en me^me temps
que la re´forme fiscale.
M. Maurice Dehu (PS) : Monsieur le pre´sident, je remer-
cie le ministre pour ses re´ponses qui vont, me semble-t-il,
dans le bons sens.
20
HA 50
COM 243
27-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mme Colette Burgeon (PS) : Monsieur le pre´sident, je
suivrai la me^me ligne : je remercie le ministre pour ses
re´ponses.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De mondelinge vraag nr. 2190 van de heer Servais
Verherstraeten wordt ingetrokken.
Mondelinge vraag van de heer Aime´ Desimpel aan de
minister van Financie¨n over
het fiscale statuut van
stacaravans en chalets op terreinen voor openlucht-
recreatieve verblijven
(nr. 2192)
Question orale de M. Aime´ Desimpel au ministre des
Finances sur
le statut fiscal des caravanes re´siden-
tielles et des chalets place´s sur des terrains pour
se´jours re´cre´atifs en plein air
De heer Aime´ Desimpel (VLD) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, in het Nederlands spreekt
men over een heikel probleem. Ik ken het Franse equi-
valent daarvan niet. In 1988 oordeelde het hof van
beroep te Bergen dat stacaravans, zelfs indien aange-
sloten op het waterleidings- of elektriciteitsnet, niet als
onroerende goederen kunnen worden beschouwd, aan-
gezien voor het duurzaam plaatsen ervan geen bouwver-
gunning is vereist. Immers, zij kunnen zonder beschadi-
ging worden verplaatst met behulp van daartoe speciaal
uitgeruste transportmiddelen. Bovendien is de verkoop
ervan niet onderworpen aan registratierechten zoals dit
voor onroerende goederen het geval is. Het hof oor-
deelde dan ook dat de onroerende voorheffing van het
terrein waarop zij opgesteld staan, moet worden vastge-
steld als voor onbebouwde terreinen. Op 16 maart 2000
heeft het hof van beroep te Gent in een gelijkaardige
zaak echter geoordeeld dat stacaravans wel degelijk als
gebouwen moeten worden aangemeld. Het hof is van
mening dat het begrip gebouw veel ruimer moet worden
opgevat en dat het onder meer bouwwerken omvat die
aan de grond vastzitten of die er steun vinden ten
behoeve van stabiliteit. Volgens het hof heeft het civiel-
rechtelijk begrip gebouw een bepaalde ontwikkeling on-
dergaan in de zin dat de incorporatievereiste met de
grond werd versoepeld. Het gevolg van deze gewijzigde
houding is dat, indien de fiscale administratie deze
recente rechtspraak volgt, stacaravans en chalets
voortaan belastbaar zijn inzake onroerende voorheffing
en dat bij overdracht van deze verblijven registratierech-
ten zijn verschuldigd. Er zijn zelfs gevallen bekend waar-
bij registratierechten worden nagevorderd voor over-
drachten die reeds vijftien jaar geleden plaatsvonden en
waarbij bovendien boetes worden opgelegd.
Mijnheer de minister, welke houding neemt uw admini-
stratie aan met betrekking tot de belastbaarheid inzake
onroerende voorheffing en het verschuldigd zijn van
registratierechten inzake stacaravans en chalets ? Wer-
den terzake precieze richtlijnen verstrekt aan de admini-
stratie ? Bent u niet van mening dat de rechtszekerheid
van de belastingplichtige in het gedrang komt, indien zou
blijken dat de houding van de fiscale administratie plot-
seling werd gewijzigd ingevolge de recente uitspraak van
het hof van beroep van Gent ? Vindt u het niet totaal
onaanvaardbaar dat ingevolge deze rechtspraak regis-
tratierechten worden nagevorderd voor overdrachten die
reeds vijftien jaar geleden gebeurden en dat bovendien
boetes worden opgelegd ?
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter,
collega's, het belastbaar geacht worden inzake onroe-
rende voorheffing van openluchtrecreatieve verblijven als
stacaravans en chalets, hangt af van het feit of de
bouwwerken in kwestie kunnen worden beschouwd als
gebouwen in de zin van artikel 518 van het Burgerlijk
Wetboek. Wanneer bouwwerken volledig ter plaatse wor-
den gemonteerd of bestaan uit modules die ter plaatse
aan elkaar worden gekoppeld en zij normalerwijze
slechts kunnen worden verplaatst mits zij uit elkaar
worden genomen, zijn zij te beschouwen als gebouwde
onroerende goederen en derhalve te belasten in de
onroerende voorheffing. Voor bouwwerken die slechts uit
e´e´n module bestaan en volledig afgewerkt ter plaatse
worden gebracht, waar zij nog moeten worden aangeslo-
ten op de riolering, de watervoorziening en het elektrici-
teitsnet, zoals prefabs, chalets en stacaravans, is een
zekere mate van incorporatie vereist om te kunnen
spreken van een gebouw.
Deze incorporatievereiste impliceert echter niet noodza-
kelijk funderingen in de grond. Het is voldoende dat de
gebouwen bedoeld zijn om ter plaatse te blijven, op een
of andere wijze verankerd zijn aan de grond en op een
duurzame
wijze
aangesloten
zijn
aan
de
nuts-
voorzieningen. Als men op grond van deze voorgaande
vuistregels besluit dat de stacaravans waarvan sprake en
de ermee gelijkgestelde constructies, hoewel die opge-
trokken zijn in lichtere materialen, voldoende duurzaam
zijn en dus onroerende goederen uitmaken, dienen zij als
gebouw te worden geschat en gekadastreerd. Zij zijn
derhalve belastbaar in de onroerende voorheffing. Dit
standpunt werd steeds door de administratie toegepast.
De uitspraak van het hof van beroep te Gent bevestigt
deze zienswijze.
De administratie volgt tevens de burgerrechtelijke inter-
pretatie van het begrip
gebouw in de zin van artikel 518
van het Burgerlijk Wetboek voor de heffing van de
registratierechten bij de verkoop van wooncaravans en
chalets. De schatting van het kadastrale inkomen van
kampeerterreinen en van de vakantieverblijven of
HA 50
COM 243
21
27-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
kampeerhuisjes die op deze terreinen werden opgericht,
werd voorgeschreven in een dienstbrief van 17 decem-
ber 1964. Er werden geen specifieke richtlijnen verstrekt
voor het belastbaar stellen van stacaravans. De alge-
mene richtlijnen worden nageleefd, zoals ik reeds in mijn
eerste antwoord uiteenzette.
Voor de heffing van registratierechten werden geen spe-
cifieke richtlijnen verstrekt aan de administratie. Aange-
zien het registratierecht gestructureerd en opgebouwd is
volgens het stramien van het burgerlijk recht volgt de
administratie de interpretatieregels van het burgerlijk
recht.
Ten derde, de houding van de administratie is niet
plotseling gewijzigd ingevolge de recente rechtspraak
van het hof van beroep te Gent. Er is immers sedert meer
dan twintig jaar een tendens in de rechtspraak dat het
incorporatiebegrip niet meer in zijn klassieke betekenis
moet worden opgevat in de zin van zich ermee vereni-
gen, erin vastzitten. De bedoeling om het gebouw ter
plaatse te houden wordt als doorslaggevend beschouwd.
De rechtszekerheid van de belastingplichtige komt dus
geenszins in het gedrang.
Ten vierde, ik heb geen kennis van het feit dat er
ingevolge het arrest van het hof van beroep te Gent van
16 maart 2000 registratierechten en boetes worden ge-
vorderd voor overdrachten die reeds 15 jaar geleden
plaatsvonden. Het arrest heeft het standpunt van de
administratie trouwens niet veranderd. Het is juist een
uitvloeisel van haar consequente houding.
Tot slot, mijnheer de voorzitter, is de financie¨le last van de
heffing van de registratierechten en de onroerende voor-
heffing niet zwaarder dan voorheen, aangezien de hou-
ding van de administratie niet gewijzigd is. Als u toch een
specifiek geval kent, mijnheer Desimpel, kunt u het
misschien aan mij en mijn administratie melden.
Ik heb een kopie van mijn antwoord bij voor de heer
Desimpel.
De heer Aime´ Desimpel (VLD) : Mijnheer de minister,
men kan moeilijk zeggen dat deze richtlijnen
simpel
zijn. Ik wil vragen dat er duidelijke standpunten komen.
Het betreft nogmaals een probleem van de rechtszeker-
heid in ons land. Ik denk dat het belangrijk is dat men
klaar en duidelijk zegt aan elke administratie wat juist en
wat niet juist is.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 11.50 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 11.50 heures.
22
HA 50
COM 243
27-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000