B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
V
OLKSGEZONDHEID
,
HET
L
EEFMILIEU
EN DE
M
AATSCHAPPELIJKE HERNIEUWING
COMMISSION DE LA
S
ANTÉ PUBLIQUE
,
DE L
'E
NVIRONNEMENT
ET DU
R
ENOUVEAU DE LA
S
OCIÉTÉ
VAN
DU
27-06-2000
27-06-2000
HA 50
COM 242
HA 50
COM 242
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 242
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 27 juni 2000
COMMISSIE
VOOR
DE
VOLKSGEZONDHEID,
HET
LEEFMILIEU
EN
DE
MAATSCHAPPELIJKE
HERNIEUWING
-
COM 242
Interpellatie van mevrouw Els Van Weert tot de minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
over
de mogelijke opname van gei¨mpregneerd hout op
de EU-lijst van gevaarlijke afvalstoffen
(nr. 439)
5
sprekers : Els Van Weert, Magda Aelvoet, minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
- moties
6
Mondelinge vraag van mevrouw Leen Laenens aan de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek,
belast met het Grootstedenbeleid, over
de controle op de
handelspraktijken bij de verkoop van honden en huiden
(nr. 2139)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu)
7
sprekers : Leen Laenens, Magda Aelvoet, minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmi-
lieu
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de herorganisatie van de spoedgevallen-
diensten
(nr. 2201)
8
sprekers : Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet, minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmi-
lieu
Mondelinge vraag van mevrouw Annemie Van de Cas-
teele aan de minister van Consumentenzaken, Volksge-
zondheid en Leefmilieu over
de uitvoering van de
biocide-richtlijn
(nr. 2218)
10
sprekers : Annemie Van de Casteele, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu
Mondelinge vraag van mevrouw Annemie Van de Cas-
teele aan de minister van Consumentenzaken, Volksge-
zondheid en Leefmilieu over
de erkenningscommissie
logopedie
(nr. 2219)
12
sprekers : Annemie Van de Casteele, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu
Sommaire
Mardi 27 juin 2000
COMMISSION
DE
LA
SANTE
´
PUBLIQUE,
DE
L'ENVIRONNEMENT ET DU RENOUVEAU DE LA
SOCIE
´ TE´ - COM 242
Interpellation de Mme Els Van Weert a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
l'inscription du bois impre´gne´ sur la
liste des de´chets dangereux de l'Union europe´enne
(n° 439)
5
orateurs : Els Van Weert, Magda Aelvoet, ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement
- motions
6
Question orale de Mme Leen Laenens au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique, charge´ de la
Politique des grandes villes, sur
le contro^le des pratiques
commerciales lors de la vente de chiens et de peaux
(n° 2139)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par la ministre de la Protection
de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement)
7
orateurs : Leen Laenens, Magda Aelvoet, ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement
Question orale de M. Jo Vandeurzen a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
la re´organisation des services
d'urgence
(n° 2201)
8
orateurs : Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet, ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement
Question orale de Mme Annemie Van de Casteele a` la
ministre de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement sur
l'exe´cution de la
directive europe´enne sur les biocides
(n° 2218)
10
orateurs : Annemie Van de Casteele, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation, de la
Sante´ publique et de l'Environnement
Question orale de Mme Annemie Van de Casteele a` la
ministre de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement sur
la commission
d'agre´ment pour les logope`des
(n° 2219)
12
orateurs : Annemie Van de Casteele, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation, de la
Sante´ publique et de l'Environnement
HA 50
COM 242
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van mevrouw Annemie Van de Cas-
teele aan de minister van Consumentenzaken, Volksge-
zondheid en Leefmilieu over
het vernietigde koninklijk
besluit van 29 augustus 1997 betreffende de fabricage
van en de handel in voedingsmiddelen die uit planten of uit
plantenbereidingen samengesteld zijn of deze bevatten
(nr. 2220)
12
sprekers : Annemie Van de Casteele, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu
Question orale de Mme Annemie Van de Casteele a` la
ministre de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement sur
l'annulation de l'arre^te´
royal du 29 aou^t 1997 relatif a` la fabrication et au
commerce de denre´es alimentaires compose´es ou conte-
nant des plantes ou pre´parations de plantes
(n° 2220)
12
orateurs : Annemie Van de Casteele, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation, de la
Sante´ publique et de l'Environnement
4
HA 50
COM 242
27-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE LA SANTE´ PUBLIQUE,
DE L'ENVIRONNEMENT
ET DU RENOUVEAU DE LA SOCIE´TE´
COMMISSIE VOOR DE VOLKSGEZONDHEID,
HET LEEFMILIEU
EN DE MAATSCHAPPELIJKE HERNIEUWING
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 27 JUIN 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 27 JUNI 2000
De vergadering wordt geopend om 10.12 uur door me-
vrouw Yolande Avontroodt, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 10.12 heures par Mme Yolande
Avontroodt, pre´sidente.
Interpellatie van mevrouw Els Van Weert tot de mi-
nister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de mogelijke opname van gei¨mpre-
gneerd hout op de EU-lijst van gevaarlijke afvalstof-
fen
(nr. 439)
Interpellation de Mme Els Van Weert a` la ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publi-
que et de l'Environnement sur
l'inscription du bois
impre´gne´ sur la liste des de´chets dangereux de
l'Union europe´enne
Mevrouw Els Van Weert (VU&ID) : Mevrouw de voorzit-
ter, mevrouw de minister, zoals u weet ondervraag ik u nu
voor de derde keer over dit thema. Ik hoop dat we
vandaag vooruitgang kunnen boeken en dat een aantal
concrete maatregelen met betrekking tot deze problema-
tiek kunnen worden genomen.
De aanleiding om u vandaag te interpelleren is de
volgende. Op Europees niveau hebben partijgenoten
vragen gesteld aan de Europese commissaris voor Mi-
lieubeleid in verband met de problematiek van het gei¨m-
pregneerd hout, enerzijds, wat het gebruik van giftige
wolmanzouten bij het impregneringsproce´de´ betreft en,
anderzijds, wat de behandeling van het bouwafval be-
treft, dat gei¨mpregneerd hout bevat.
De Europese commissaris antwoordde dat men de pro-
blematiek op Europees niveau onderzoekt en dat er
enige reden tot bezorgdheid is, zeker in verband met de
verwerking van dat gevaarlijk afval, dat vooralsnog niet
als dusdanig wordt geklasseerd. De verwerking van het
gei¨mpregneerd hout kan op lange termijn gevaarlijk zijn.
Er is volgens de commissaris geen acuut risico op korte
termijn voor de bevolking vastgesteld.
Toch draagt u, als beleidsvoerder, de verantwoordelijk-
heid voor deze en volgende generaties. Ik geloof dat u
als groene minister ook op die manier tracht te werken.
Zouden de Belgische overheden - ook de gewesten zijn
voor een groot deel bevoegd - zich bij een vraag van het
Verenigd Koninkrijk en Oostenrijk kunnen aansluiten om
gei¨mpregneerd hout aan de lijst van gevaarlijke afvalstof-
fen toe te voegen ? Op die manier worden een aantal
regels erop van toepassing zodat de producent en de
gebruiker zorgvuldiger met het afval kunnen omgaan en
de overheid kan bestraffen wanneer dat niet gebeurt.
Ik moet niet meer herhalen wat ik de vorige keren over de
gevaren van arsenicum en andere kankerverwekkende
stoffen in het gei¨mpregneerd hout heb verteld. Ik wil u
wel een aantal vragen stellen bij wijze van opvolging. U
hebt aangekondigd om de zaak op Belgisch niveau te
onderzoeken en hierover met de gewesten overleg te
plegen. Hoever staat u met dat onderzoek en het even-
tuele overleg ? Overweegt u - bij de huidige stand van het
onderzoek - om in te gaan op e´e´n van mijn vroegere
vragen om alvast het gebruik van gei¨mpregneerd hout in
speeltuigen, waar kinderen vrij kwetsbaar zijn, strikt aan
banden te leggen ? Zult u een overleg opstarten om
Belgie¨ te laten aansluiten bij de vraag van het Verenigd
Koninkrijk en Oostenrijk om het gei¨mpregneerd hout bij
de eerstkomende herziening in de lijst van gevaarlijke
afvalstoffen op te nemen ? Overweegt u om het gebruik
van wolmanzouten bij het impregneren van hout aan
banden te leggen ? U kunt dit op Belgisch niveau doen of
aandringen op een Europese regelgeving terzake.
HA 50
COM 242
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, collega
Van Weert, onder andere naar aanleiding van interpella-
ties zowel in de Kamer als in de Senaat, geformuleerd
door leden die, zoals u, dit dossier terecht aandachtig
volgen, namen wij maanden geleden reeds contact op
met de gewesten.
Na te zijn nagegaan tot welke resultaten deze contacten
leidden kan ik mededelen dat er reeds verschillende
vergaderingen plaatsvonden, dat er schot in de zaak zit,
maar dat alles nog niet helemaal rond is.
Een besluit terzake kondigt zich aan, in die zin dat er
strenge voorwaarden zullen worden opgelegd waaraan
het hout waarvan sprake zal moeten voldoen om als
geschikt recyclagemateriaal te worden beschouwd.
Voorts zal de eindverwijdering van afval dat niet geschikt
is bevonden voor recyclage, zeer zorgvuldig worden
bepaald.
Op beide vlakken werd reeds grote vooruitgang geboekt,
maar het proces is nog niet helemaal afgerond. Gezien
echter de exclusieve bevoegdheid van de gewesten
terzake, is het mij onmogelijk een reglementering op te
leggen.
Ik herhaal evenwel dat werk wordt gemaakt van deze
aangelegenheid en dat de zaken in goede zin evolueren.
Ik kom thans tot uw tweede vraag die ik nog belangrijker
vind, met name hoe men moet vermijden dat de stoffen
opnieuw in het milieu terechtkomen en een bedreiging
vormen voor de volksgezondheid. Op dat vlak namen wij
reeds verschillende keren contact op met de betrokken
industrie, om samen na te gaan voor welke van die
fameuze zouten op basis van koper, chroom en arseni-
cum een alternatief kan worden gevonden. Gisteren nog
vond een werkvergadering plaats, waar werd gezegd dat
op relatief korte termijn sommige producten zullen wor-
den vervangen door alternatieven, terwijl men zich voor
andere producten zal moeten beperken tot het opstellen
van fixatieregels en regels van certificering, zodat de
zaken kunnen worden gevolgd.
Wat de Europese dimensie van deze problematiek be-
treft, is het uiteraard mijn bedoeling deze zaak algemeen
aan te pakken. Dat betekent dat vooral aandacht moet
worden besteed aan speeltuigen voor kinderen, maar
ook aan andere gebruiksartikelen. Naast het nemen van
maatregelen op Belgisch niveau, pleiten wij voor een
herziening van de Europese regelgeving. Dat moet ertoe
leiden dat zouten op basis van chroom, koper en arse-
nicum alleen worden gebruikt voor toepassingen waar-
voor geen alternatief bestaat. Ook de Belgische houding,
die pleit voor het verbeteren van de technieken die de
fixatie van de zouten moeten optimaliseren, moet worden
veralgemeend.
Op de laatste vraag kan ik antwoorden dat, voor de
samenstelling van de lijst van gevaarlijke afvalstoffen, de
gewesten voorstellen moeten doen. De Vlaamse rege-
ring is bijna klaar met de besluitvorming in dat verband,
maar de overige gewesten zijn nog niet zo ver gevorderd.
Ik hoop dat u hiermee een antwoord hebt gekregen op
uw vragen.
Mevrouw Els Van Weert (VU&ID) : Mevrouw de minister,
het gaat inderdaad in de goede richting en het wordt
allemaal concreter. Ik begrijp dat het om een heel com-
plexe problematiek gaat. Daartegenover staat dat wij niet
voorzichtig genoeg kunnen zijn en ook niet te veel tijd
mogen laten voorbijgaan. Anders zou de volksgezond-
heid of het milieu wel eens kunnen worden geschaad.
Mevrouw de minister, u hebt onderstreept dat de gewes-
ten hier exclusief bevoegd zijn. Voor een gedeelte is dat
juist, maar u bent wel verantwoordelijk wanneer het gaat
om houtsnippers als grondstof voor andere afgewerkte
producten zoals spaanderplaten, laminaatparket enzo-
voort, en het gebruik van die producten voor het verduur-
zamen van hout toe te laten. Dus hebt u toch enige
beslissingsbevoegdheid en kunt u stappen doen op
Europees niveau, uiteraard in overleg met de sector.
Overigens ben ik de mening toegedaan dat, wanneer het
erom gaat de volksgezondheid en het milieu te bescher-
men, een minister moet durven knopen door te hakken,
ook als er geen akkoord met de sector mogelijk blijkt.
Mevrouw de minister, ik verwacht dat u op korte termijn
definitief een aantal concrete maatregelen voorstelt.
Hoewel u duidelijk bezorgd bent om deze problematiek,
wat mij ten zeerste verheugt, zal ik niet nalaten een motie
van aanbeveling in te dienen in de hoop dat het Parle-
ment u zal steunen bij uw zoektocht naar betere oplos-
singen voor mens en milieu.
Minister Magda Aelvoet : Ik denk dat de beste methode
erin bestaat samen met de sector zo verregaand moge-
lijke oplossingen uit te werken. De gesprekken gaan in de
goede richting en ik ben ervan overtuigd dat ik deze zaak
perfect in het najaar zal kunnen afronden.
De voorzitter : Tot besluit van deze bespreking werden
volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion, des motions ont e´te´
de´pose´es.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door me-
vrouw Els Van Weert en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellatie van mevrouw Els
Van Weert
en het antwoord van de minister van Consumenten-
zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, vraagt de minis-
ter :
6
HA 50
COM 242
27-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
1. een overleg op te starten met de gewesten teneinde
Belgie¨ te laten aansluiten bij het verzoek van het Vere-
nigd Koninkrijk en Oostenrijk om gei¨mpregneerd hout op
te nemen op de EU-lijst van gevaarlijke afvalstoffen;
2. maatregelen te treffen om het gebruik van giftige
wolmanzouten voor het impregneren van hout aan ban-
den te leggen;
3. het gebruik van gei¨mpregneerd hout, behandeld met
giftige wolmanzouten, voor kinderspeeltuigen te verbie-
den.
Une motion de recommandation a e´te´ de´pose´e par Mme
Els Van Weert et est libelle´e comme suivant :
La Chambre, ayant entendu l'interpellation de Mme Els
Van Weert
et la re´ponse de la ministre de la Protection de la
consommation, de la Sante´ publique et de l'Environne-
ment, invite la ministre :
1. a` commencer la concertation avec les Re´gions afin de
permettre a` la Belgique de se joindre a` la demande du
Royaume-Uni et de l'Autriche visant a` inscrire le bois
impre´gne´ sur la liste des de´chets dangereux de l'Union
europe´enne;
2. a` prendre des mesures visant a` limiter l'utilisation de
sels fongicides et insecticides toxiques pour l'impre´gna-
tion du bois;
3. a` interdire l'utilisation de bois impre´gne´, traite´ au
moyen de sels fongicides et insecticides toxiques, pour la
fabrication de jouets.
Een eenvoudige motie werd ingediend door de dames
Anne-Mie Descheemaeker, Magda De Meyer, Miche`le
Gilkinet, Colette Burgeon en Maggie De Block.
Une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par Mmes
Anne-Mie Descheemaeker, Magda De Meyer, Miche`le
Gilkinet, Colette Burgeon et Maggie De Block.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
Mondelinge vraag van mevrouw Leen Laenens aan
de minister van Economie en Wetenschappelijk On-
derzoek, belast met het Grootstedenbeleid, over
de
controle op de handelspraktijken bij de verkoop van
honden en huiden
(nr. 2139)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leef-
milieu)
Question orale de Mme Leen Laenens au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique, charge´
de la Politique des grandes villes, sur
le contro^le
des pratiques commerciales lors de la vente de
chiens et de peaux
(La re´ponse sera donne´e par la ministre de la Protec-
tion de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement)
Mevrouw Leen Laenens (AGALEV-ECOLO) : Mevrouw
de voorzitter, mevrouw de minister, recentelijk zijn er een
aantal vragen gesteld en door u beantwoord in verband
met dierentransport. Mijn vraag ligt in het verlengde
daarvan, maar omvat toch een specifiek probleem. In de
pers verschenen er onlangs onheilspellende berichten
over het slachten van honden en katten in verschillende
Zuid-Oost-Aziatische landen. In ons land zouden er, zo
signaleert men mij, ook boerderijen bestaan waar 200 tot
300 honden zogenaamd worden opgevangen onder con-
trole van het IVK. Het probleem bestaat in de uiteindelijke
bestemming van die honden. Worden ze verhandeld en
wie zijn de klanten ? We vermoeden dat hier een onge-
controleerde handel bestaat, zowel voor het vlees als
voor de huiden.
Kan de minister nagaan in welke mate controles worden
uitgevoerd op de naleving van de wet op de dierenbe-
scherming betreffende kennels en de verkoop van hon-
den en huiden ? Indien deze controles onvoldoende
zouden blijken, zou de minister dan de opdracht willen
geven tot een grondig onderzoek om uit te sluiten dat een
dergelijk bedenkelijk exportkanaal kan bestaan ?
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, collega
Laenens, ik heb deze berichten eveneens opgevangen.
Ik heb gevraagd om dit zo grondig mogelijk te onderzoe-
ken. Er is contact opgenomen met de douanediensten
om dergelijke producten op te sporen. Er is ook contact
geweest met consumentenorganisaties en bepaalde uni-
versitaire diensten.
Hieruit blijkt dat de import van dergelijke producten niet
afzonderlijk opspoorbaar is. Men kan alleen nagaan of
het gaat om huiden en lederwaren afkomstig van be-
paalde landen. Op het niveau van de douane kan men
echter niet uitmaken of de huiden afkomstig zijn van
honden of van andere dieren. Op het afgewerkte product
is eveneens niet uit te maken of het om hondenhuiden
gaat of niet.
Het gebruik van huiden van honden en katten - hoe zeer
dat ook indruist tegen het gevoel van ons, Westerlingen
- is ten gronde niet verschillend van het gebruik van
huiden van andere dieren, voor zover het een bijproduct
van de vleesproductie betreft. In de Aziatische landen
moet men voor het slachten van die dieren o´o´k rekening
houden met de meest elementaire welzijnsnormen. Dit is
HA 50
COM 242
7
27-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
uiteraard een cultureel bepaald gegeven, maar toch
gelden ook daar algemeen aanvaardbare normen. De
beelden die hierover zijn verspreid, geven aan dat een
aantal landen de normen niet respecteert.
Er moeten dus gepaste maatregelen genomen worden.
Dit is echter de bevoegdheid van de overheden in die
landen. Ik heb mijn diensten de opdracht gegeven om uit
te zoeken hoe wij in dit dossier een bijdrage kunnen
leveren.
U verwijst ook naar boerderijen in Belgie¨ die onder
toezicht zouden staan van het IVK. Bij het IVK weet men
daar totaal niets van. Zij zijn normaal bevoegd voor het
toezicht en de controle op voedingswaren van dierlijke
afkomst. Als u zou beschikken over gegevens die een
aanduiding inhouden dat er in ons land een productie zou
zijn van vlees van honden en katten, dan zou ik willen
vragen om mij die te bezorgen. Als er zich dergelijke
feiten voordoen, zal er onmiddellijk worden opgetreden.
Het is wel juist dat er in ons land grote fokkerijen bestaan
waar men voornamelijk honden fokt voor de export.
Het gaat meestal om een volkomen legale handel in
puppies naar voornamelijk Frankrijk. De fokkers moeten
voldoen aan de wettelijke erkenningsvoorwaarden en zij
werden door onze diensten bezocht. U kan bij de Veteri-
naire Dienst steeds navragen of iemand over een derge-
lijke erkenning beschikt ingeval een bepaalde zaak ver-
dacht lijkt.
Wat de opportuniteit van dergelijke grote fokkerijen of de
verandering van de erkenningsvoorwaarden betreft, wil ik
mij op dit ogenblik niet uitspreken omdat twee werkgroe-
pen zich momenteel met deze problematiek bezighou-
den. Er is terzake een werkgroep opgericht in de Raad
voor Dierenwelzijn en daarnaast werd, in opvolging van
het symposium over agressieve honden dat enkele
maanden geleden heeft plaatsgevonden, eveneens een
werkgroep opgericht. Ik zou willen wachten op hun
commentaren alvorens maatregelen aan te kondigen.
Mevrouw Leen Laenens (AGALEV-ECOLO) : Mevrouw
de minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord. Ik
onthoud vooral het aspect van de controle van het IVK. Ik
zal niet nalaten om meer details op te zoeken over de
bewuste bedrijven. Ik zal het IVK vragen hoe het zit met
de controles en de erkenning van die bedrijven.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
de herorganisatie van de
spoedgevallendiensten
(nr. 2201)
Question orale de M. Jo Vandeurzen a` la ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publi-
que et de l'Environnement sur
la re´organisation des
services d'urgence
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, de problematiek van de
spoedgevallen blijft actueel.
Ik heb ondertussen begrepen dat op het ogenblik dat de
minister op mijn vraag heeft geantwoord er ook een nota
is verspreid aan de Confederatie van de Ziekenhuizen
met daarin een aantal nieuwe inzichten in verband met
de organisatie van het spoedgevallenbeleid. Ik heb de
tekst aandachtig gelezen om te weten welke de achter-
gronden zijn en hoe de minister de implementatie van
deze nieuwe inzichten wil realiseren.
Als ik het goed heb begrepen, komt er een soort
spoedgevallenzorg waaraan alle ziekenhuizen moeten
voldoen. De ziekenhuizen zullen bovendien worden op-
gedeeld in twee categoriee¨n : zij die geen specifieke
wachtdiensten hebben en zij die dit wel hebben. Deze
laatsten kunnen deelnemen aan het 100-circuit. De MUG
kan dat alleen als de arts aan boord die verantwoorde-
lijkheid op zich neemt. Er komt ook een gespecialiseerde
functie spoedgevallenzorg waarin de MUG en de gespe-
cialiseerde spoedgevallendienst worden samengevoegd.
Mevrouw de minister, ten eerste, wat ligt aan de basis
van deze nieuwe filosofie ?
Ten tweede, er zal volgens mij toch wel vraag zijn naar
verduidelijking over het statuut van de huidige erkennin-
gen voor gespecialiseerde spoedgevallendiensten. Uit
de nota blijkt dat er te veel van dergelijke diensten zijn en
er wordt dan ook een reductie voorgesteld. Zal men
nieuwe normen opstellen ? Dit betekent dat iedereen aan
die nieuwe normen zal moeten voldoen.
Ten derde, als ik het goed begrijp, wordt er gevraagd om
de nieuwe functie MUG en spoedgevallendienst te inte-
greren. Als ik de rest van de tekst lees, stel ik vast dat
daarin ook wordt gezegd dat bij de verdeling per provin-
cie dezelfde verdeling als voor de MUG-functie wordt
gehanteerd. Ik citeer even de nota :
Voor de verdeling
per provincie kunnen in beginsel dezelfde criteria als voor
de MUG-functie worden aangehouden
. Dit doet mij
veronderstellen dat de huidige programmatie en het
koninklijk besluit-Colla gehandhaafd blijven.
Iets verder in de tekst staat ook nog te lezen dat er een
nieuwe programmatie zal komen die rekening zal houden
met een aantal elementen zoals de bevolkingsaantallen -
met een correctiefactor voor minder bevolkte gebieden -,
de aanrijtijden en de afstanden. Zullen die ziekenhuizen
een nieuwe erkenning moeten aanvragen ? Komen er
nieuwe normen die aan het advies van de Nationale
Raad worden onderworpen ?
8
HA 50
COM 242
27-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Leen Laenens
Moeten wij begrijpen dat de MUG en de gespecialiseerde
diensten aan elkaar worden vastgehecht en dat de
programmatie van de twee gelijk is ? Enerzijds sugge-
reert men in de nota dat men teruggrijpt naar het konink-
lijk besluit dat inzake de MUG's bestaat. Anderzijds zegt
men dat er een programmatie zal worden gemaakt. Hoe
moet dat worden begrepen ?
Ten vierde, ik begrijp niet goed of het nog mogelijk zal zijn
dat er in een grote stad twee ziekenhuizen zijn met elk
een spoedgevallendienst die behoorlijk is uitgebouwd,
maar die gezamenlijk een MUG exploiteren. Als het
aantal MUG's identiek is aan het aantal diensten, kan het
dan nog dat twee ziekenhuizen samen een MUG exploi-
teren in een soort van alternerend systeem, in een
poging om de bestaande normen te honoreren ?
Ten slotte, vorige week hebt u mij geantwoord dat de
provinciale commissies geen probleem mogen vormen.
Als de MUG's en die diensten zo aan elkaar zijn gelini-
eerd en als die andere ziekenhuizen kunnen opteren
voor spoedgevallenzorg met 100 en zonder 100, hoe
kunnen die commissies dan functioneren ? Degenen die
erin zetelen zijn niet altijd degenen die ook ziekenhuizen
vertegenwoordigen die over het statuut beschikken dat
ze nu kunnen pretenderen te hebben op basis van de
huidige normen. Kunnen die commissies wel aan de slag
als uw nota niet beter is aangepast aan de realiteit ?
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, collega
Vandeurzen, de teneur van de mededeling die wij aan de
Confederatie van de Ziekenhuizen hebben gedaan kwam
erop neer dat men drie verschillende niveaus van
spoedgevallendiensten cree¨ert. Ten eerste, is er de
spoedgevallenzorg die niet is opgenomen in het 100-
systeem, ten tweede, de spoedgevallenzorg die wel is
opgenomen in het 100-systeem en, ten derde, de gespe-
cialiseerde spoedgevallenzorg.
Er werd namelijk vastgesteld dat sommige ziekenhuizen
slechts kandideerden voor de gespecialiseerde functie
omdat zij hen toegang gaf tot de 100-erkenning. Door de
bijsturing van het beleid hoop ik aan die situatie een
einde te maken. Wij vonden het belangrijk dat er geen
strijd meer was. Een ziekenhuis moet niet beschikken
over een gespecialiseerde spoedgevallendienst om toe-
gang te hebben tot het 100-systeem en dus een toe-
komst te hebben. De beperking van het aantal gespecia-
liseerde functies kan worden gerealiseerd door een
strikte programmatie. Voor gei¨soleerde ziekenhuizen, die
noodzakelijk kunnen zijn in het kader van het MUG-
landschap, maar waar een ontoereikende aanvoer van
patie¨nten is om de behoeften van de gespecialiseerde
functie op rendabele wijze te kunnen invullen, wordt in de
bijsturing een oplossing gevonden door hiermee in de
programmatie rekening te houden. Heel wat mensen
beklaagden zich immers erover dat zij ten gevolge van de
huidige normen, ook voor kleinere letsels niet meer
terechtkonden in het lokale ziekenhuis. Een persoon met
een gebroken enkel in de nabijheid van een ziekenhuis
dat geen 100-erkenning had en waarvoor een beroep
werd gedaan op de 100, werd getransporteerd naar het
meest nabijgelegen ziekenhuis met een dergelijke erken-
ning. Door het cree¨ren van een intermediair niveau - de
niet-gespecialiseerde functie met 100-erkenning - wordt
hieraan tegemoetgekomen.
Hierdoor verlaag ik evenwel niet het minimaal vereiste
kwaliteitsniveau van sommige spoedgevallendiensten
die zijn erkend binnen het systeem-100.
Ik vestig uw aandacht erop dat het 100-systeem de
patie¨nt vervoert naar het, qua tijd, dichtstbijgelegen zie-
kenhuis. Aangezien het 100-systeem geen vrije keuze
verleent aan de patie¨nt, ben ik uiteraard verplicht mini-
male kwaliteitsgaranties te leveren aan de personen die
er een beroep op doen, rekening houdend met het feit dat
niet elke patie¨nt zijn pathologie adequaat kan inschatten
en hiervoor de meest gee¨igende hulp kan zoeken. Van-
daar dat de vereisten van de intermediaire erkende
100-spoedgevallendienst hoger liggen dan bij de niet-
erkende diensten.
Zoals u weet zijn de provinciale commissies voor drin-
gende medische hulpverlening volop in oprichting. Het is
de bedoeling dat die commissies voortwerken op basis
van de reeds gepubliceerde normen. De nieuwe normen
zullen het MUG-landschap waarschijnlijk weinig wijzigen.
Ik moet evenwel, net als u, wachten op de kandidaturen
van de ziekenhuizen om dat landschap perfect te ken-
nen.
Wat de timing betreft, het volgende. Tegelijk met het
overhandigen van de nota vroegen wij het advies van de
Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen en hope-
lijk zullen wij dat dit over enkele maanden ontvangen,
evenals het advies van de Raad van State. Zodra wij in
het bezit hiervan zijn, kunnen wij overgaan tot publicatie
van het besluit.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mevrouw de minister,
op een aantal vragen is uw antwoord mij niet duidelijk.
Als ik u goed begrijp, mevrouw de minister, zou er e´e´n
programmering
komen
voor
gespecialiseerde
spoedgevallenzorg. Betekent dat de integratie van de
MUG en de erkenning van gespecialiseerde diensten ?
Houdt zulks ook in dat de formule zoals de bestaande
regelgeving toelaat - waarbij twee ziekenhuizen, die elk
over een erkende gespecialiseerde dienst beschikken,
samen een MUG-erkenning aanvragen - niet meer kan
worden toegepast ?
Minister Magda Aelvoet : Dat is een aangelegenheid die
momenteel nog wordt onderzocht. Die opmerking werd
trouwens ook gemaakt tijdens onze vergadering met de
Confederatie van de Ziekenhuizen.
HA 50
COM 242
9
27-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mevrouw de minister,
als de inplanting van de 100 niet duidelijk wordt bepaald
en als evenmin duidelijk wordt gemaakt of twee zieken-
huizen samen over een MUG-dienst mogen beschikken
in het nieuw concept waarbij spoedgevallendienst en
MUG e´e´n functie worden, hoe kunnen de provinciale
commissies zich dan een beeld vormen van het land-
schap Dat snap ik niet.
Minister Magda Aelvoet : In de realiteit bestaat er een
veel te hoog aantal gespecialiseerde spoedgevallen-
functies.
Wij hebben getracht terzake een evenwicht te vinden
door de ziekenhuizen toegang te verlenen tot het 100-
systeem zonder over een erkende gespecialiseerde
spoedgevallendienst te moeten beschikken. Wij willen
een koppeling tot stand brengen tussen de uitbating van
de MUG-functie en de programmering van de gespecia-
liseerde spoedgevallendiensten. Zo zal de druk wegval-
len van een gespecialiseerde spoedgevallenfunctie als
voorwaarde om bij de 100 te kunnen blijven.
Het debat over de toewijzing van de MUG-functies zal
veel serener verlopen als men de inplantingen bepaalt
naargelang de oppervlakte van de provincies en als
daaraan de gespecialiseerde spoedgevallendienst wordt
gekoppeld.
Wat nog nader moet worden onderzocht is de vraag hoe
men omgaat met twee erkende diensten die samen een
MUG-dienst uitbaten. Momenteel kan ik hierop geen
precies antwoord geven, maar dat zal niet lang meer
duren.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Annemie Van de
Casteele aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over
de uitvoering
van de biocide-richtlijn
(nr. 2218)
Question orale de Mme Annemie Van de Casteele a` la
ministre de la Protection de la consommation, de la
Sante´ publique et de l'Environnement sur
l'exe´cu-
tion de la directive europe´enne sur les biocides
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mevrouw
de voorzitter, mevrouw de minister, ik stel deze vraag
omdat een speciaal erkend verdeler van bestrijdingsmid-
delen deze problematiek heeft aangekaart. Er bestaat
een koninklijk besluit betreffende het bewaren, het ver-
kopen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor
niet-landbouwkundig gebruik. Dit koninklijk besluit legt
een aantal spelregels op voor degenen die bepaalde
types van bestrijdingsmiddelen fabriceren, stockeren,
verkopen en gebruiken. Naar verluidt wordt in uitvoering
van een Europese richtlijn inzake bestrijdingsmiddelen
een wijziging van het koninklijk besluit voorbereid. Men
zegt me dat de wijzigingen reeds voor advies aan de
Raad van State werden voorgelegd. Het gewijzigd ko-
ninklijk besluit strekt ertoe het toepassingsgebied voor
het gebruik van bestrijdingsmiddelen te verruimen tot
erkende beroepsgroepen, mensen die deze producten
beroepshalve nodig hebben.
Wat zijn beroepsgebruikers ? Men kan dit begrip zo ruim
invullen als men maar wil. Ik vermoed dat er een paral-
lellisme is met het gebruik in de landbouwsector. Mits aan
een aantal voorwaarden te voldoen, kunnen landbouw-
producenten bestrijdingsmiddelen gebruiken. Men vreest
echter dat de deur helemaal wordt opengezet voor de
niet-landbouwkundige toepassing, bij voorbeeld voor res-
taurateurs, schepen, zwembaden, bepaalde lokalen
waar de beroepsgebruikers zelf bestrijdingsmiddelen zul-
len mogen gebruiken. U weet dat bepaalde bestrijdings-
middelen bijzonder toxisch zijn of corrosief. De huidige
beperkingen inzake het gebruik door erkende gebruikers
van de categoriee¨n A en B die het meest toxisch zijn, zijn
mijns inziens verantwoord. Zij nemen een aantal regels
en voorzorgsmaatregelen in acht inzake stockage en
gebruik.
Mevrouw de minister, is het correct dat u werkt aan een
nieuw koninklijk besluit ? Is het correct dat dit koninklijk
besluit soepeler zal zijn en mutatis mutandis meer risico's
voor de volksgezondheid inhoudt ? Zullen de erkende
gebruikers die een erkenning van het departement van
Volksgezondheid moeten krijgen en aan een aantal voor-
waarden - onder meer inzake kennis van de producten -
moeten voldoen, blijven bestaan of zal men al de gebrui-
kers gelijkschakelen ?
Minister
Magda Aelvoet :
Mevrouw
de
voorzitter,
collega's, het is correct dat men werkt aan een koninklijk
besluit. Dit koninklijk besluit zal de zuivere omzetting van
de Europese richtlijn zijn. Het zal een verruiming en een
beperking bevatten. Ik beklemtoon dat er helemaal geen
sprake van is de Europese richtlijn op Belgisch niveau
wat ruimer te interpreteren. Ten opzichte van de huidige
situatie is de biocide-richtlijn tegelijkertijd ruimer en be-
perkter. Ik kom hier op terug.
Wat de uitwerking van het koninklijk besluit betreft, kan ik
meedelen dat reeds een aantal adviezen werden inge-
wonnen, onder meer van de Centrale Raad voor het
Bedrijfsleven en de Hoge Gezondheidsraad. We wach-
ten op het advies van de Hoge Raad voor Preventie en
Bescherming op het werk. Zolang we niet in het bezit zijn
van dit advies, kunnen we het ontwerp van koninklijk
besluit niet voor advies aan de Raad van State toezen-
den.
10
HA 50
COM 242
27-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
Ik ga wat dieper in op de verruiming en de beperking. Wat
de klasse A en B - de toxische producten - betreft, neemt
het ontwerp van koninklijk besluit de regeling van het
koninklijk besluit van 5 juni over. De producten van klasse
A en B zijn voorbehouden aan erkende gebruikers. Er is
een afwijking mogelijk voor beroepsgebruikers op voor-
waarde dat ze deze producten niet bij derden gebruiken.
Dit is de bestaande situatie en daar verandert er niets.
Om in overeenstemming te zijn met de bepaling van de
Europese biocide-richtlijn wordt bepaald dat de regels
inzake de producten van klasse A en B niet gelden voor
producten die in klasse B zouden worden ingedeeld. Het
gaat dan vooral om producten van categorie 3 die bijtend,
schadelijk, irriterend en kankerverwekkend zijn of die
mutageen of voor de voortplanting giftig zijn. Deze bepa-
ling geldt mits bij gebruik de blootstelling, anders dan
door
het
dragen
van
persoonlijke
beschermings-
uitrusting, kan worden beperkt. Dit is niet van toepassing
als het gaat over een methode van verstuiving waarvoor
men een speciaal masker moet opzetten en waarvoor
men speciale kledij moet dragen. De verruiming zit echter
in het feit dat men dit in een oplosproduct kan geven
waardoor het veilig kan worden toegediend zonder dat de
beroepsgebruiker zelf een gevaar loopt. Dit is zo bepaald
in de Europese richtlijn. Het blijft echter uitgesloten dat de
beroepsbeoefenaar dit bij derden zou doen. Dit kan niet,
zelfs niet met de nieuwe richtlijn.
Daarnaast zijn er ook de verstrengingselementen. Er zijn
biociden die niet in de gevaarlijkste categoriee¨n A en B
zijn ingedeeld. Volgens het advies van de Hoge
Gezondheidsraad vereisen deze biociden het dragen van
persoonlijke beschermingsmiddelen omwille van de ge-
zondheid van de gebruiker. Zij kunnen bij de toelating
worden ingedeeld in klasse B. Daar is er dus een
verandering van categorie ten opzichte van de huidige
maatregel. De Europese richtlijn verruimt en beperkt dus
tegelijk.
Een beroepsgebruiker van biociden is elke persoon die
een biocide aanwendt bij het beheer of het uitbaten van
een bedrijf waarvan de activiteit het bestrijden van het
schadelijk organisme, geviseerd door dat bestrijdings-
middel, vereist. Dit is dus zeer duidelijk alleen voor eigen
gebruik.
Voor het gebruik van biociden van klasse A met een
werkzame stof die opgenomen is in bijlage 12 van het
ontwerp van koninklijk besluit betreffende het op de
markt brengen van biociden, gelden striktere regels. Het
gebruik daarvan zal in alle gevallen voorbehouden zijn
aan speciaal erkende gebruikers van biociden. Daar is er
dus in een strengere maatregel voorzien. Op advies van
de Hoge Gezondheidsraad kunnen de biociden, die niet
zijn ingedeeld in de gevaarlijke categoriee¨n, maar waar-
van de toepassing toch een risico inhoudt voor de
gebruiker en waarbij het dragen van persoonlijke
beschermingsmiddelen de enige manier is om de bloot-
stelling te beperken, aan de regels van de biociden van
klasse A en B worden onderworpen.
De opleiding die voor de erkende gebruiker voorgeschre-
ven is, wordt niet gee¨ist voor de beroepsgebruiker. De
beroepsgebruikers moeten zich wel houden aan de be-
staande toepassingsvoorschriften en ze mogen de acti-
viteiten alleen uitoefenen binnen hun bedrijf. Op deze
manier zal dit geen bijkomend gevaar met zich brengen
voor de volksgezondheid, zeker niet in vergelijking met
de bestaande regeling.
Ter informatie heb ik de bepalingen meegebracht van wat
tot klasse B behoort. In afwijking van wat klassiek tot
klasse B behoort, kan de minister op advies van de Hoge
Gezondheidsraad biociden van de gevarencategorie in
dezelfde paragraaf vermelden. Op de andere gebruiks-
methode die geen gevaar met zich brengt, kan er een
uitzondering worden toegestaan. Paragraaf 4 behandelt
het omgekeerde met de strengere maatregel. Ik zal u
deze documenten met plezier geven. Ik realiseer mij dat
dit een heel technische aangelegenheid is. Ik heb ook
bijlage 12 bij, namelijk de giftige gassen of producten die
in deze bijlage worden ondergebracht. Vooral nythilbro-
mide zal een aandachtspunt zijn voor de toekomst.
De deuren worden dus niet zomaar wijd opengezet,
integendeel.
Er wordt alleen een iets grotere speelruimte gelaten
naargelang de methode die men aanwendt om het
product te gebruiken. Met deze methode bedoelt men :
niet inademen, niet direct gevaarlijk voor huidcontact en
dergelijke. Zoals voorzien in de Europese richtlijn zet
men hier een versoepelde werking op.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mevrouw
de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is inderdaad
nogal technisch. Ik zal het eens grondig lezen om te zien
welke richting het uitgaat. Mijn bezorgdheid gaat vooral
naar bepaalde beroepsgebruikers. Daar gaat de discus-
sie eigenlijk over. In het begin dacht men dat beroeps-
gebruikers mensen waren die erkende gebruikers waren,
die als beroep aan bestrijding deden. Men is nu echter tot
de vaststelling gekomen dat beroepsgebruikers een veel
ruimer begrip is. Ik kan er inkomen dat men in grote
industrie¨le gebouwen een eigen bestrijdingsmethode
mag toepassen als er geen risico's aanwezig zijn.
Mijn bezorgdheid gaat echter vooral uit naar gebruikers
in de voedingsmiddelensector. Zelfs als men daar be-
paalde bestrijdingsmiddelen gebruikt die geen onmiddel-
lijk gevaar vormen bij inademing, kunnen er toch resi-
HA 50
COM 242
11
27-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Annemie Van de Casteele
duen achterblijven. Bij onoordeelkundig gebruik kunnen
er eveneens problemen ontstaan voor de volksgezond-
heid. Ik wens uw aandacht daarop te vestigen, zodat men
bij het opstellen van de lijst van uitzonderingen met deze
elementen rekening houdt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Annemie Van de
Casteele aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over
de erkennings-
commissie logopedie
(nr. 2219)
Question orale de Mme Annemie Van de Casteele a` la
ministre de la Protection de la consommation, de la
Sante´ publique et de l'Environnement sur
la com-
mission d'agre´ment pour les logope`des
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mevrouw
de voorzitter, mevrouw de minister, dit is een korte vraag.
Met uw collega van Sociale Zaken hebben we al heel
uitvoerig gedebatteerd over de logopedie en dit naar
aanleiding van een aantal manifestaties van de logope-
disten. Zij hebben een aantal zorgen inzake de nomen-
clatuur. Uit de discussies met die mensen blijkt dat zij ook
vragende partij zijn voor een erkenningssysteem waarbij
men iets meer oplegt dan het vereiste diploma van
logopedie. Dit blijkt echter niet zo evident te zijn.
Men heeft mij gezegd dat er een koninklijk besluit in de
maak is dat in een erkenningsprocedure voorziet. Het
blijft echter beperkt tot het criterium van het bezit van een
logopediediploma.
Mevrouw de minister, deze zorgverstrekking zit in een
nieuwe tak en is in volle ontwikkeling. Vroeger moest
men slechts een potlood en een stem hebben. Bent u het
met mij eens dat men nu een aantal praktijkvereisten
moet opleggen die de kwaliteit van de zorg ten goede
komt ? Is het zo dat men die richting niet wil uitgaan ?
Men beweert dat men daar vooral in het zuiden van het
land geen vragende partij voor is. De mentaliteit is daar
blijkbaar nog enigszins anders. Klopt dit ? Is er een
koninklijk besluit in voorbereiding ? Zo ja, zal dit binnen-
kort gepubliceerd worden ?
Minister
Magda Aelvoet :
Mevrouw
de
voorzitter,
collega's, voor deze thematiek is er op dit ogenblik geen
koninklijk besluit in voorbereiding. Er is een bestaand
koninklijk besluit van 20 oktober 1994. Dit vermeld dat
het een paramedisch beroep is, dat al wie de titel krijgt
een diploma moet hebben zoals vastgelegd in de ver-
schillende gemeenschappen en aan welke kwalificatie-
vereisten er moet beantwoord worden om het beroep te
mogen uitoefenen.
Over het laatste aspect geeft men mij de volgende
informatie. Ten eerste, moet men het graduaatsdiploma
logopedie behaald hebben. Het koninklijk besluit voorziet
wel zeer uitdrukkelijk in de verplichting om zowel de
beroepskennis als de vaardigheden via bijscholing te
onderhouden en bij te werken zodat men het beroep op
een hoogstaande kwalitatieve manier kan uitoefenen.
Bovendien zou koninklijk besluit 78 toelaten dat de
Koning de vereiste kwalificatievoorwaarden en de voor-
waarden waaronder handelingen mogen worden uitge-
voerd, nader kan bepalen.
Mocht het een absolute noodzaak zijn om dat koninklijk
besluit aan te passen, dan is dat zeker mogelijk.
Die problematiek werd nog niet in de commissie behan-
deld. U verwijst in uw uiteenzetting naar het feit dat in het
RIZIV een erkenningscommissie wordt opgericht. Mijn
administratie weet daarover niets. Ik heb vandaag reeds
contact opgenomen met de heer Decock van het RIZIV
om deze zaak te kunnen volgen. Vandaag evenwel wordt
het bestaande koninklijk besluit van 1994 niet bijge-
schaafd.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mevrouw
de minister, het kan nuttig zijn met de beroepsvereniging
van de logopedisten daarover een gesprek te hebben. Zij
zijn vragende partij om verder te gaan dan de uitgestip-
pelde lijnen in het koninklijk besluit van 1994. Het ware
misschien goed naar de vragen op het terrein te luiste-
ren.
Ten eerste, u zegt dat het huidig koninklijk besluit voorziet
in het onderhouden van de beroepskennis via bijscho-
ling. Het ware dan ook nuttig na te kijken of dat in de
praktijk ook zo gebeurt. Deze bepaling mag geen dode
letter zijn.
Ten tweede, de kwaliteit van de praktijkvoering zelf gaat
verder dan de loutere kennis. Het gaat bijvoorbeeld ook
over het lokaal waarin mensen worden ontvangen, want
het is toch maar logisch dat men mensen in een afzon-
derlijk lokaal ontvangt. Hierover schijnen meningsver-
schillen te bestaan. De vraag rijst of voor de praktijk-
inrichting niet een aantal normen moeten worden
opgelegd. Volgens mij ging de vraag eerder in die zin.
Het ware nuttig uw oor te luisteren te leggen bij de
mensen uit de praktijk.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Annemie Van de
Casteele aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over
het vernietigde
koninklijk besluit van 29 augustus 1997 betreffende
de fabricage van en de handel in voedingsmiddelen
die uit planten of uit plantenbereidingen samenge-
steld zijn of deze bevatten
(nr. 2220)
12
HA 50
COM 242
27-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Question orale de Mme Annemie Van de Casteele a` la
ministre de la Protection de la consommation, de la
Sante´ publique et de l'Environnement sur
l'annula-
tion de l'arre^te´ royal du 29 aou
^ t 1997 relatif a` la
fabrication et au commerce de denre´es alimentaires
compose´es ou contenant des plantes ou pre´para-
tions de plantes
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mevrouw
de voorzitter, mevrouw de minister, het koninklijk besluit
van 29 augustus 1997 heeft een lange lijdensweg ge-
kend. Tijdens de vorige legislatuur hebben wij daarover in
de commissie meermaals van gedachten gewisseld met
uw voorganger. Er is een enorme lobbying aan vooraf-
gegaan tussen de farmaceutische industrie en de voe-
dingsindustrie. Uiteindelijk is op 29 augustus 1997 een
koninklijk besluit verschenen dat volgens mij voor een
groot stuk tegemoetkomt aan de verzuchting van de
voedingsindustrie om inzake plantenbereidingen af te
stappen van het idee dat het geneesmiddelen zijn, wat
een registratieprocedure voor geneesmiddelen inhoudt,
en voor planten een meer eenvoudige registratie moge-
lijk te maken. Die eenvoudige procedure werd in het
verleden heel weinig toegepast. Men vermoedde zelfs
dat er opzet mee gemoeid was. Het was moeilijk om iets
eenvoudigs te laten registreren, omdat de vraag bestond
om het systeem nog eenvoudiger en vooral nog goedko-
per te maken.
In het koninklijk besluit van augustus 1997 werd dan ook
een lijst opgesteld van planten die, mits notificatie, in
voorgedoseerde vorm kunnen worden verkocht. Het ko-
ninklijk besluit bevat ook een lijst met planten die niet in
voedingsmiddelen mogen worden gebruikt en een lijst
met eetbare paddestoelen.
Het koninklijk besluit bevat ook een aantal positieve
punten. Zo werd inzake smartdrugs een aantal zaken
verboden.
Het koninklijk besluit bevat in mijn ogen evenwel ook een
aantal risico's voor de volksgezondheid, omdat men er al
te gemakkelijk vanuit gaat dat planten zomaar kunnen
worden verkocht. Wij staan soms zelf nog verbaasd van
de
activiteit
en
zelfs
de
toxiciteit
van
planten-
bestanddelen.
U hebt dat trouwens zelf al meegemaakt met betrekking
tot de Chinese kruiden. Men moet hier heel voorzichtig
mee zijn. Ik was dan ook niet zo gelukkig met dat aspect
van het koninklijk besluit. Hier is ook commentaar op
gekomen, onder andere van de Koninklijke Academie
voor Geneeskunde. Zij hebben specifiek gezegd dat een
aantal planten - die zij bij naam konden noemen - niet
thuishoorden in deze lijst. Hier zijn dus een aantal risico's
mee gemoeid.
Het koninklijk besluit werd in februari van dit jaar vernie-
tigd omwille van een aantal vormvereisten. Ook daar
hebben we het al over gehad. Een aantal adviezen waren
blijkbaar niet gevraagd. Mevrouw de minister, het konink-
lijk besluit werd uitsluitend omwille van vormvereisten
vernietigd, hoewel de APB gevraagd had om een aantal
artikelen te vernietigen met het oog op de volksgezond-
heid. Over die aspecten is er echter geen uitspraak ten
gronde geweest. Hierdoor dringt de vraag zich op wat er
gebeurt in de periode waarin dit koninklijk besluit niet
meer bestaat. Voor een aantal aspecten levert dit uiter-
aard nieuwe risico's op. Dit roept de vraag op of u een
nieuw koninklijk besluit voorbereidt en of dit nieuwe
koninklijke besluit de inhoud van het vorige zal overne-
men dan wel of u met betrekking tot een aantal aspecten
zult ingaan op de kritieken en de intussen ontstane
ervaring.
Ik heb nog een bijkomende vraag. Men signaleert mij dat
e´e´n van de mensen die zeer nauw betrokken waren bij
het opstellen van het koninklijk besluit en die binnen de
administratie blijkbaar nog bij dit dossier betrokken is en
tevens lid is van de Commissie van Advies voor Planten-
bereidingen blijkbaar zelf een bureau voor notificatie van
plantenbereidingen heeft opgestart, dit reeds tijdens de
voorbereidingsperiode van het koninklijk besluit. Dat zou
eigenlijk een vorm van belangenvermenging kunnen zijn.
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, collega
Van de Casteele, uw uiteenzetting maakt mij heel onge-
rust. U hebt uw vraag gisteren overgezonden en wij
hebben hiervoor contact opgenomen met de Eetwaren-
inspectie. Zij zeggen dat dit besluit niet vernietigd is en
dat de zaak zelfs nog op de rol van de aangeduide kamer
van de Raad van State moet worden geplaatst. Een
uitspraak wordt ten vroegste over enkele maanden ver-
wacht. Ofwel vergissen zij zich schromelijk, ofwel hebt u
verkeerde informatie gekregen. Ik sta dan ook enigszins
perplex. U zegt met grote zekerheid dat dit koninklijk
besluit vernietigd is en men antwoordt mij met grote
drukletters dat het niet vernietigd is. Ik kan u alleen
zeggen dat ik dit grondig zal laten controleren en dat ik
hierop tijdens de volgende vergadering zal terugkomen.
Het spijt mij, maar dit is een moeilijke situatie.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mevrouw
de minister, het ging mij om het verslag van de auditeur.
Minister Magda Aelvoet : Dat is geen arrest. Er komt
natuurlijk ook een verslag van de advocaat-generaal.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mevrouw
de minister, dit is inderdaad nog geen arrest. Het dateert
echter reeds van februari. U hebt gelijk dat ik dit waar-
schijnlijk formeel als een arrest heb beschouwd hoewel
het slechts om het verslag van de auditeur ging. Mis-
HA 50
COM 242
13
27-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Annemie Van de Casteele
schien moet ik mijn vraag in die zin ombuigen. Wij weten
echter allemaal dat men best al eens nadenkt over de
verdere procedure. Het verslag van de auditeur wordt
immers meestal gevolgd door de Raad van State.
Minister Magda Aelvoet : U weet ook dat dit verslag in
sommige zeer belangrijke gevallen niet wordt gevolgd.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mis-
schien is dit een reden om bijzonder attent te zijn. Het
verslag is in elk geval zeer duidelijk. Ik vermoed dat het
zal worden gevolgd vermits het alleen om vormvereisten
gaat. Het gaat immers niet om de zaak ten gronde.
Het gaat om de adviezen die niet tijdig werden gevraagd,
om de hele procedure waarvoor men de urgentie heeft
ingeroepen, hoewel iedereen weet dat het koninklijk
besluit al meer dan 15 jaar in de lade lag, enzovoort.
De kern van mijn vraag blijft bestaan. Er is duidelijk een
probleem met dit koninklijk besluit. Dit is mijns inziens
een kans om dit koninklijk besluit te vernietigen. Dan zou
er echter een periode van rechtsonzekerheid optreden,
wat ongunstig is. Het is misschien aan te raden om
terzake vooruit te denken.
Mevrouw de minister, de naam van de betrokken persoon
zal ik u na de vergadering geven.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 11.07 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 11.07 heures.
14
HA 50
COM 242
27-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000