B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
V
OLKSGEZONDHEID
,
HET
L
EEFMILIEU
EN DE
M
AATSCHAPPELIJKE HERNIEUWING
COMMISSION DE LA
S
ANTÉ PUBLIQUE
,
DE L
'E
NVIRONNEMENT
ET DU
R
ENOUVEAU DE LA
S
OCIÉTÉ
VAN
DU
13-06-2000
13-06-2000
HA 50
COM 232
HA 50
COM 232
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 232
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 13 juni 2000
COMMISSIE VOOR DE VOLKSGEZONDHEID, HET
LEEFMILIEU EN DE MAATSCHAPPELIJKE HERNIEU-
WING - COM 232
Interpellatie van mevrouw Els Van Weert tot de minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
over
de terughoudende houding van Belgie¨ ten opzichte
van de strenge Europese aanpak van de ozonproblema-
tiek
(nr. 398)
5
sprekers : Els Van Weert, Magda Aelvoet, minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
Moties
8
Interpellatie van de heer Bart Laeremans tot de minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
over
de taalkennis bij de dienst 100, de spoedopvang in
de ziekenhuizen, de ambulantiediensten en de MUG's in
Brussel en Vlaams-Brabant
(nr. 418)
9
sprekers : Bart Laeremans, Jef Valkeniers, Magda
Aelvoet
, minister van Consumentenzaken, Volksge-
zondheid en Leefmilieu, Annemie Van de Casteele
Moties
14
Samengevoegde interpellaties van :
- de heer Luc Paque tot de minister van Consumenten-
zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over
de versprei-
ding in de ziekenhuizen van partijen van het inactief
ontsmettingsmiddel CIDEX
(nr. 424)
-
mevrouw
Miche`le
Gilkinet
tot
de
minister
van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over
CIDEX (nr. 427)
15
sprekers : Luc Paque, Miche`le Gilkinet, Magda Ael-
voet
, minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu
Moties
20
Sommaire
Mardi 13 juin 2000
COMMISSION
DE
LA
SANTE
´
PUBLIQUE,
DE
L'ENVIRONNEMENT
ET
DU
RENOUVEAU
DE
LA SOCIE
´ TE´ - COM 232
Interpellation de Mme Els Van Weert a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
la re´ticence de la Belgique a` l'e´gard
de la politique e´nerge´tique de l'Europe concernant le
proble`me de l'ozone
(n° 398)
5
orateurs : Els Van Weert, Magda Aelvoet, ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement
Motions
8
Interpellation de M. Bart Laeremans a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
les connaissances linguistiques
dans le service 100, les services d'urgences des ho^pitaux,
les services d'ambulances et les SMUR a` Bruxelles et
dans le Brabant flamand
(n° 418)
9
orateurs : Bart Laeremans, Jef Valkeniers, Magda
Aelvoet
, ministre de la Protection de la consommation,
de la Sante´ publique et de l'Environnement, Annemie
Van de Casteele
Motions
14
Interpellations jointes de :
- M. Luc Paque a` la ministre de la Protection de la
consommation,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement sur
la diffusion dans les ho^pitaux des
lots de de´sinfectant CIDEX inactif
(n° 424)
- Mme Miche`le Gilkinet a` la ministre de la Protection de la
consommation,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement sur
le CIDEX (n° 427)
15
orateurs : Luc Paque, Miche`le Gilkinet, Magda Ael-
voet
, ministre de la Protection de la consommation, de
la Sante´ publique et de l'Environnement
Motions
20
HA 50
COM 232
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
4
HA 50
COM 232
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE LA SANTE´ PUBLIQUE,
DE L'ENVIRONNEMENT
ET DU RENOUVEAU DE LA SOCIE´TE´
COMMISSIE VOOR DE VOLKSGEZONDHEID,
HET LEEFMILIEU
EN DE MAATSCHAPPELIJKE HERNIEUWING
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 13 JUIN 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 13 JUNI 2000
De vergadering wordt geopend om 15.23 uur door me-
vrouw Yolande Avontroodt, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 15.23 heures par Mme Yolande
Avontroodt
, pre´sidente.
Interpellatie van mevrouw Els Van Weert tot de mi-
nister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de terughoudende houding van
Belgie¨ ten opzichte van de strenge Europese aanpak
van de ozonproblematiek
(nr. 398)
Interpellation de Mme Els Van Weert a` la ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publi-
que et de l'Environnement sur
la re´ticence de la
Belgique a` l'e´gard de la politique e´nerge´tique de
l'Europe concernant le proble`me de l'ozone
(n° 398)b>
Mevrouw Els Van Weert (VU&ID) : Mevrouw de voorzit-
ter, mevrouw de minister, collega's, ik heb deze interpel-
latie ongeveer een maand geleden ingediend. Door
omstandigheden konden de minister of ikzelf een paar
keer niet aanwezig zijn. Daardoor is de interpellatie
vertraagd, maar ze is des te meer actueel, ook na de
lancering van het ozonplan en heel de discussie die
daarover is ontstaan. Het doet me plezier dat ik nu de
gelegenheid heb om de minister ook over die zaken een
aantal dingen te vragen.
Op 30 maart 2000 vond de Europese Ministerraad voor
het milieu plaats. De ozonproblematiek is daar ter sprake
gekomen. Er lag een ontwerprichtlijn ter discussie die
nieuwe emissieplafonds voor een aantal stoffen - onder
andere stikstofdioxide, ammoniak en vluchtige organi-
sche stoffen - voorstelde. Uit een wetenschappelijke
studie bleek dat de emissieplafonds die enige tijd gele-
den in Go¨teborg waren overeengekomen, niet volstaan
om op langere termijn de problematiek ten gronde aan te
pakken. Daarom heeft de Europese Commissie een
nieuwe ontwerprichtlijn voorgesteld waarin een aantal
strengere normen zijn opgenomen en die al door het
Europees Parlement werd goedgekeurd.
Mevrouw de minister, ons land zou zich, samen met
enkele zuiderse landen, tegen het optrekken van die
emissieplafonds hebben verzet. Daarover zou ik de
minister willen ondervragen. Ten eerste, is dat werkelijk
gebeurd ? Ten tweede, wat is de reden van dit verzet
tegen de verhoging van die emissieplafonds ? Als we die
plafonds zouden aanvaarden en ernaar zouden streven
om ze te halen - het heeft geen zin plafonds te aanvaar-
den als men geen middelen heeft om ze te bereiken -
zouden we 7 000 gewonnen levensjaren per jaar winnen
voor de toekomstige generaties. Het is de moeite om
daar ernstig over na te denken.
- Voorzitter : mevrouw Miche`le Gilkinet
Bovendien is er vanuit de milieubeweging protest geko-
men omdat de regering zich terughoudend zou hebben
opgesteld. De Federale Raad voor Duurzame Ontwikke-
ling formuleert in zijn advies met betrekking tot het
voorontwerp van plan ter bestrijding van troposferische
ozon en verzuring, dat de doelstellingen die in dat plan
zijn verwerkt - gebaseerd op de engagementen die we in
Go¨teborg zijn aangegaan - op lange termijn ontoereikend
zullen zijn. Daarom adviseert de Raad structurele maat-
regelen, alsook de integratie van het beleid inzake de
problematiek van de broeikasgassen, ozon en verzuring.
Ondertussen is er op de Ministerraad een eerste bespre-
king geweest over het Federaal Plan voor de Ozon en
zijn er ook een aantal reacties op gekomen. Een aantal
collega's uit uw partij, mevrouw de minister, hebben in de
voorbije legislatuur terecht benadrukt dat we deze pro-
blematiek ernstig moeten nemen en dat men ernstige
maatregelen moet treffen als men op lange termijn
drama's wil voorkomen. Bovendien wijzen studies nu
reeds uit dat het sterftecijfer toeneemt tijdens de zomer-
maanden. In 1994 ging het over 1226 mensen. Deze
toename is mede aan de hoge ozonpieken te wijten. Het
HA 50
COM 232
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
is dus nu al een fundamenteel probleem en het zal in de
toekomst nog verergeren als wij niet drastisch ingrijpen.
Een aantal van uw groene collega's zijn het daarmee
eens en dringen op verdere maatregelen aan.
Anderzijds spreken een aantal van uw collega's in de
regering over draconische maatregelen als u samen met
uw collega Isabelle Durant durft voorstellen om, bijvoor-
beeld, gedurende een aantal maanden een snelheidsbe-
perking op te leggen.
Ook blijkt dat in de federale regering geen consensus
bestaat. Als gevolg daarvan vrees ik dat wij weer te
weinig gaan ingrijpen en dat het blijft bij sensibilisering en
bewustmaking van een ander soort mobiliteit.
Ik heb het belang van de problematiek hier al voldoende
beklemtoond. Daarom vraag ik u concreet wat u daaraan
gaat doen en welke houding u zal aannemen op Euro-
pees niveau bij de verdere bespreking van uw ontwerp-
richtlijn.
Welk standpunt verdedigde ons land op die bewuste
Europese Raad van Milieuministers over het ontwerp van
NEC-richtlijn ? Indien ons land zich terughoudend op-
stelde, waarom dan die terughoudendheid ten aanzien
van strengere emissieplafonds ? Sluit u zich dus aan bij
de zwakke ambities van de minst milieuvriendelijke lan-
den in de EU ? Is het zo of niet en waarom is het zo ?
Ik neem aan dat u ook vindt dat wij de volgende gene-
raties beter moeten beschermen, zeker als uit de verge-
lijking van de totale baten en de totale reductiekosten
blijkt dat dit de moeite loont en dat zo'n 7 000 extra
levensjaren per jaar kunnen worden bespaard.
Vindt u ook dat het beleid inzake de bestrijding van
verzuring en ozon moet worden afgestemd op het beleid
inzake klimaatverandering ? Meent u dat verdergaande
reducties mogelijk zijn ?
Ten slotte, waarom werd bij de voorbereiding van het
Belgisch standpunt inzake het protocol en de EU-
ministerraad door de coo¨rdinatiecommissie internatio-
naal milieubeleid het bedrijfsleven we´l en de milieu-
beweging niet betrokken ?
Hoewel niet in mijn interpellatie opgenomen, wens ik toch
te vernemen of er nog nieuws is inzake de snelheidsbe-
perking. Volgens mij kan deze maatregel namelijk een
oplossing bieden of op zijn minst tot de oplossing bijdra-
gen.
- Voorzitter : mevrouw Yolande Avontroodt
Minister
Magda Aelvoet :
Mevrouw
de
voorzitter,
collega's, eerst wil ik ingaan op de grondproblematiek :
hoe ver staan we met onze
nationale emissie-
plafonds
? De eerste emissieplafonds werden in juni
1999 vastgesteld. Toen de regering aantrad is er een
interministerie¨le conferentie geweest en zijn de normen
verstrengd, niet spectaculair weliswaar, maar het was
een eerste concrete bijdrage.
De realiteit is dat de nationale emissieplafonds de optel-
som zijn van de gewestelijke, autonoom vastgelegde
plafonds. Het Vlaamse, het Brusselse en het Waalse
Gewest bepalen wat zij denken te kunnen doen en daar
blijft het bij. De federale minister houdt niet meer dan de
pen voor de optelsom in de hand.
Uiteraard kan ik via gee¨igende kanalen trachten druk uit
te oefenen. Dit heb ik dan ook gedaan en het is dus iets
beter geworden dan ik eerst had gevreesd. Feit is dat het
Vlaamse Gewest een heel stuk verder is gegaan dan wat
oorspronkelijk was gepland, het Brusselse Gewest een
stukje en het Waalse gewest eigenlijk nauwelijks.
Dat hangt samen met twee factoren. De eerste is dat het
Waalse en eigenlijk ook het Brusselse Gewest nog
werken aan hun luchtvervuilingsplan. Zij willen niet ver-
der gaan dan ze echt kunnen waarmaken. Zij zeggen dat
ze niet klaar zullen zijn voor 2001 en zullen dan zien of ze
nog verder kunnen gaan.
Een tweede factor is dat het Waalse Gewest van oordeel
is dat het op het vlak van economische activiteiten wel
degelijk nog een take off moeten kunnen doen. Zij zijn
bang dat ze, als ze zichzelf te strikte criteria opleggen,
onvoldoende bijkomende economische activiteiten zullen
kunnen realiseren. Dat is hun appreciatie, dat is hun
autonomie. Ik kan daar als zodanig niets aan doen.
Een ander punt waar ik de aandacht op wil vestigen is dat
het onjuist is te denken dat alleen enkele sukkelachtige
landen uit het zuiden het oneens waren met het voorstel
van de Commissie, en dat alle andere landen reeds in
proper vaarwater zouden zijn. Belgie¨ zou dan bij die
sukkelaars uit het zuiden behoren. Dit klopt dus niet.
Ongeveer 70% van de leden zegt dat de normen die de
Commissie voorstelt op basis van de studie voor hen niet
haalbaar zijn. Alleen enkele grotere landen, zoals het
uitgestrekte Zweden, hebben totaal andere mogelijkhe-
den dan ons kleine, verstedelijkte landje dat bovendien
een transitland van formaat is. De situatie is voor die
landen objectief anders.
Ik zeg dit niet als goedkoop excuus, want ik heb me
verbonden om in 2004 een herzieningsclausule in te
bouwen. Dat is een idee van ons geweest. Door de
bijkomende inspanningen van de individuele landen rond
luchtvervuiling - bij ons bijvoorbeeld op basis van de
gewestplannen, en ook op basis van common measures,
gemeenschappelijke maatregelen die de Commissie nog
zal voorstellen, zullen we een beter resultaat kunnen
boeken. De normen zouden strenger worden op het
moment dat we voldoende troeven hebben om dat waar
te maken. Zich inschrijven en achteraf zeggen :
Wij
hebben onze best gedaan, maar we hebben het niet
gehaald
, is niet erg geloofwaardig.
6
HA 50
COM 232
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
De richtlijn staat opnieuw op de agenda van de Minister-
raad van 22 juni 2000. Wij hebben intussen wel grondige
kritiek geleverd op het gebruikte systeem, namelijk het
fameuze Rains-model. De Commissie heeft die kritiek
aanvaard.
Belgie¨ zou, door de rasters van 150 bij 150 kilometer die
men als het ware op de kaart van Europa legde, in de
duurste en zwaarste context terechtkomen voor elk van
de milieuaspecten. Bij mijn laatste ontmoeting die ik
samen met de vertegenwoordigers van de Gewesten had
met mevrouw Wolstro¨hm, heeft zij bevestigd dat onze
kritiek gedeeltelijk correct was. Zij zullen nu andere
voorstellen indienen, waardoor we met ons engagement
van Go¨teborg kunnen aansluiten bij wat ze van ons
eisen. Zij waren bijzonder blij over ons voorstel om in
2004 opnieuw te bekijken wat er aan bijkomende inspan-
ningen kan worden gedaan.
Een stuk van de oorspronkelijke kritiek is hierdoor ont-
kracht. Men heeft erkend dat het systeem ten gronde niet
fair was. Er was wel degelijk iets op aan te merken.
Bovendien zou, volgens de eerste berekeningen die men
gedaan had, de strikte uitvoering van het Rains-model
zo'n 120 miljard frank per jaar hebben gekost. Daar is op
dit ogenblik echt geen ruimte voor. Wij willen echt wer-
ken, in samenwerking met de gewesten, om zo ver
mogelijk te geraken.
Wat het punt van de kosten-baten betreft, moet ik zeggen
dat men preventie op het gebied van gezondheid niet
alleen en ook niet altijd als een winst in geld kan
berekenen. Dat punt is op zich erg belangrijk. Het gaat
bovendien om bevoegdheden die gedeeltelijk bij de
gewesten liggen, en uitgaven die federaal kunnen zijn, of
omgekeerd. Men kan deze materie dus niet op die
manier in kaart brengen.
Het staat echter buiten kijf dat men moet streven naar
minder luchtvervuiling. Terzake moeten in de eerste
plaats structurele maatregelen worden genomen. Ik kom
hierop terug.
Wat de federale raad voor duurzame ontwikkeling betreft,
kan ik meedelen dat de raad tevreden is dat er eindelijk
een reeks maatregelen wordt genomen. De raad wijst er,
mijns inziens terecht, op dat een aantal elementen voor
verbetering vatbaar zijn. De raad doet opmerken dat de
maatregelen ter bestrijding van verzuring en ozon moe-
ten gee¨valueerd worden met betrekking tot hun nadelige
effecten op klimaatswijzigingen. Een aantal plannen hou-
den hiermee reeds rekening. In de toekomst zal er e´e´n
plan worden opgesteld inzake ozon en klimaats-
wijzigingen.
Wat de strengere normen in de toekomst betreft, beklem-
toon ik dat Belgie¨ op Europees niveau de invoering van
een strengere clausule vanaf 2004 heeft voorgesteld.
Wat de bemerking inzake de participatie van het bedrijfs-
leven en de uitsluiting van milieuverenigingen betreft,
wijs ik erop dat de opbouw vo´o´r Go¨teborg door de vorige
regering is gebeurd. Op de interministerie¨le conferentie
van 31 augustus 1999 hebben de federale en de gewest-
ministers van Leefmilieu beslist de milieuverenigingen in
de toekomst op een structurele manier bij de werkzaam-
heden te betrekken.
Ik ga wat dieper in op het ozonplan. De media hebben
bijna uitsluitend aandacht besteed aan de zomer-
maatregelen. Men is niet blijven stilstaan bij de inhoud
van het ozonplan zelf dat werkt aan structurele maatre-
gelen. Voor het eerst hebben al de federale ministers die
iets te maken hebben met de ozonproblematiek samen
vergaderd en bereikten ze een akkoord over de 7 onder-
delen van het ozonplan. Dit is een primeur. Alles staat of
valt met de concrete uitwerking van het plan. De Minis-
terraad gaat ermee akkoord dat ik om de zes maanden
de betrokken ministers rekenschap kan vragen over de
uitvoering van de maatregelen. Op die manier wordt een
gemeenschappelijke opvolging van de verschillende be-
trokken ministers gewaarborgd.
De zomermaatregelen zijn meer dan een sensibilise-
ringscampagne. Ik verwijs naar de initiatieven van minis-
ter Durant inzake carpooling en de gratis controle van de
uitlaatgassen. Een van de voorstellen had betrekking op
de snelheidsbeperking. De Ministerraad heeft ons deze
machtiging gegeven. minister Durant en ikzelf hebben
geen concrete invulling van deze maatregel gevraagd.
Het ging over het principe. Dat principe is verworven.
Mevrouw Els Van Weert (VU&ID) : Mevrouw de voorzit-
ter, ik dank de minister voor haar uitgebreid antwoord. Ik
heb begrepen dat zij volledig afhangt van de goodwill van
de gewesten om bepaalde emissieplafonds te aanvaar-
den en dat de federale overheid daarin geen enkele
inspraak heeft. Als overtuigd federalist kan ik daar in
principe niet tegen zijn. Alleen betreur ik dat het Vlaams
Gewest wel inspanningen terzake doet, terwijl dat voor
het Brusselse en Waalse Gewest blijkbaar ietwat moei-
lijker ligt.
Mevrouw de minister, ik heb nog een concrete vraag over
het feit dat de emissieplafonds in de ontwerprichtlijn
worden herzien. Betekent dit concreet dat de plafonds
zullen worden aangepast, rekening houdend met nieuwe
methodes of kan dit als excuus worden aangegrepen
door landen om thans nog niet te voldoen aan de
vooropgestelde plafonds ? Ik ga ervan uit dat het gebruik
van een andere methode moet resulteren in nieuwe
wetenschappelijk verantwoorde plafonds die misschien
de lasten enigszins anders verdelen, maar die er toch
voor zorgen dat wij op langere termijn op hetzelfde
resultaat uitkomen.
HA 50
COM 232
7
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Els Van Weert
Voorts vernam ik graag of u een eventuele snelheidsbe-
perking op langere termijn die u nodig acht voor de
beperking van het ozongehalte, nog moet voorleggen
aan de Ministerraad. Of kunt u, aangezien u een mach-
tiging hebt inzake het ozonbeleid, samen met uw collega
bijvoorbeeld via een koninklijk besluit dergelijke beper-
kingen opleggen ? Gelet op de reacties van een aantal
collega-ministers uit andere partijen vraag ik mij af of u,
indien u met een concreet voorstel naar de Ministerraad
moet stappen, niet van een kale reis zult terugkomen.
Met andere woorden, wat is eigenlijk de meerwaarde van
de machtiging die u hebt, als u toch moet terugkeren naar
de Ministerraad om toestemming te krijgen voor de
invoering van een snelheidsbeperking ?
Minister Magda Aelvoet : De engagementen die wij in
Go¨teborg zijn aangegaan, blijven gelden; daaraan ver-
andert er niets. Deze gingen echter niet ver genoeg in
vergelijking met wat van ons gevraagd werd volgens de
in het Range-model vastgelegde verdeling. Wat Europa
aan Belgie¨ en trouwens ook aan Nederland vraagt, zal
anders worden ingevuld. Dit betekent geen excuus om
niets te doen. Integendeel, de verbintenissen aangegaan
in Go¨teborg verwezenlijken en ons voorbereiden om
tegen 2004 verder te geraken, zal al veel inspanningen
vergen. Alleszins komt de Europese eis dichterbij het
Belgische engagement te liggen, wat een andere uit-
gangspositie is. De Europese Commissie heeft na het
herbekijken van een aantal factoren de kritiek van Belgie¨
dat ons land het zwaarste model werd opgelegd, au
se´rieux genomen. We hebben dus geenszins een vrijge-
leide gekregen om onze zin te doen, maar worden
hiermee aangespoord om in de goede richting te gaan.
Voorts laat ik opmerken dat ik de machtiging heb om met
een voorstel naar de Ministerraad te komen en ik zal
daarvan gebruik maken.
De voorzitter : Tot besluit van deze bespreking werden
volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion, des motions ont e´te´
de´pose´es.
Een eerste motie van aanbeveling werd ingediend door
de dames Magda De Meyer, Maggie De Block, Anne-Mie
Descheemaeker, Colette Burgeon en Miche`le Gilkinet en
de heren Jef Valkeniers en Robert Denis en luidt als
volgt :
De Kamer, gehoord de interpellatie van mevrouw Els
Van Weert
en het antwoord van de minister van Consumenten-
zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, vraagt de minis-
ter van Volksgezondheid alles in het werk te stellen om in
nauwe samenwerking met de gewesten, de Belgische
inspanningen met betrekking tot de ozonproblematiek te
verhogen, en dit rekening houdend met de opmerkingen
van de Federale Raad van Duurzame Ontwikkeling ter-
zake.
Une premie`re motion de recommandation a e´te´ de´pose´e
par Mmes Magda De Meyer, Maggie De Block, Anne-Mie
Descheemaeker, Colette Burgeon et Miche`le Gilkinet et
MM. Jef Valkeniers et Robert Denis et est libelle´e comme
suit :
La Chambre, ayant entendu l'interpellation de Mme Els
Van Weert
et la re´ponse de la ministre de la Protection de la
consommation, de la Sante´ publique et de l'Environne-
ment, demande a` la ministre de la Sante´ publique de
mettre tout en oeuvre pour accroi^tre, en e´troite concer-
tation avec les re´gions, les efforts consentis par la
Belgique dans le cadre du proble`me de l'ozone, en
tenant compte des observations formule´es en la matie`re
par le Conseil fe´de´ral pour le de´veloppement durable.
Een tweede motie van aanbeveling werd ingediend door
mevrouw Els Van Weert en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellatie van mevrouw Els
Van Weert
en het antwoord van de minister van Consumenten-
zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, vraagt de minis-
ter van Volksgezondheid en de regering het federaal plan
ter bestrijding van verzuring en troposferische ozon aan
te vullen met een aantal concrete maatregelen die resul-
taat op korte en middellange termijn met betrekking tot de
bestrijding van verzuring en troposferische ozon kunnen
verzekeren en die op langere termijn het behalen van de
emissieplafonds vooropgesteld in de ontwerprichtlijn mo-
gelijk maken.
Une seconde motion de recommandation a e´te´ de´pose´e
par Mme Els Van Weert et est libelle´e comme suit :
La Chambre, ayant entendu l'interpellation de Mme Els
Van Weert
et la re´ponse de la ministre de la Protection de la
consommation, de la Sante´ publique et de l'Environne-
ment, demande a` la ministre de la Sante´ publique et au
gouvernement de comple´ter le plan fe´de´ral de lutte
contre l'acidification et l'ozone troposphe´rique par des
mesures concre`tes susceptibles, a` court et a` moyen
terme, de produire des re´sultats dans la lutte contre
l'acidification et l'ozone troposphe´rique, et a` plus long
terme, de respecter les plafonds d'e´mission de´finis dans
le projet de directive.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
8
HA 50
COM 232
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
Interpellatie van de heer Bart Laeremans tot de mi-
nister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de taalkennis bij de dienst 100, de
spoedopvang in de ziekenhuizen, de ambulantiedien-
sten en de MUG's in Brussel en Vlaams-Brabant
(nr. 418)
Interpellation de M. Bart Laeremans a` la ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publi-
que et de l'Environnement sur
les connaissances
linguistiques dans le service 100, les services d'ur-
gences des ho
^ pitaux, les services d'ambulances et
les SMUR a` Bruxelles et dans le Brabant flamand
(n° 418)b>
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ingevolge een
advies van de Vaste commissie voor Taaltoezicht van 22
oktober 1998 moeten de medische urgentiediensten in
Brussel, zowel die van de prive´-sector als die van de
openbare sector, zowel het Nederlands als het Frans
machtig zijn, in die zin dat zij patie¨nten in hun eigen taal
moeten kunnen helpen. Het is een belangrijk advies,
waarmee op dit ogenblik nog veel te weinig rekening
wordt gehouden.
Mevrouw de minister, op 26 oktober heb ik u in deze
commissie over deze materie reeds ondervraagd, mede
naar aanleiding van klachten uit Brussel en Sint-Pieters-
Leeuw. U hebt geantwoord dat u, als minister, de zieken-
huizen per brief op hun verantwoordelijkheid zou wijzen.
U zou tegelijkertijd met alle betrokken sectoren een
overleg organiseren om de scheefgegroeide taal-
toestanden recht te trekken.
Wij zijn nu reeds meer dan een half jaar verder. Ik stel
vast dat de situatie niet echt ten goede gekeerd is. Wij
blijven geconfronteerd met heel veel klachten, misschien
minder ten noorden van Brussel omdat daar de verkla-
ring voor de hand ligt met de aanwezigheid van het
universitair ziekenhuis van de VUB. Ten oosten en ten
westen van Brussel is dat heel anders. Ten westen, in de
streek van Dilbeek tot Halle opereren voortdurend een-
talige interventieploegen. Ook ten oosten, tussen Zaven-
tem en Hoeilaart, wordt men vaak met Nederlands-
onkundige interventiediensten geconfronteerd.
Misschien hebt u al iets ondernomen van wat u op 26
oktober hebt aangekondigd. In elk geval, tot op heden
heeft het tot weinig concrete resultaten geleid. In de
gemeenteraad van Dilbeek werd op 30 mei een protest-
motie, die door alle Vlaamse partijen werd ondersteund,
goedgekeurd, waarin werd aangestuurd op de oprichting
van een MUG-dienst voor de regio Halle en een goede
kennis van het Nederlands van de interventieploegen in
Halle-Vilvoorde.
Mevrouw de minister, ik hoef u op het belang van de
problematiek niet te wijzen. Als bijvoorbeeld ambulan-
ciers in onze regio de weg niet kennen en in het Frans de
weg moeten vragen, dan kost dat dikwijls extra minuten,
wat in gevallen van nood zeer veel is.
Wanneer men met dringende medische klachten wordt
geconfronteerd, is het bezit van een elementaire taal-
kennis toch ten zeerste aangewezen ?
Ik heb u op 19 oktober 1999 een schriftelijke vraag
gesteld over de erkenning van de spoedgevallen-
diensten. U hebt toen geantwoord dat deze zaak behoort
tot de bevoegdheid van de gemeenschappen en dat u
aan de gemeenschappen het advies zou bezorgen van
de Vaste Commissie voor Taaltoezicht, met de vraag hun
beleid terzake bij te sturen.
Ik heb uw antwoord overgezonden aan mijn collega in het
Vlaams Parlement, die op zijn beurt uw collega Mieke
Vogels, die u ongetwijfeld zeer goed kent, daarover heeft
ondervraagd. Wij hebben een merkwaardig antwoord
ontvangen, in die zin dat zij de meertaligheid niet als
erkenningsnorm kan opleggen. Hoewel de minister wel
verantwoordelijk is voor de erkenningen, bestrijkt de
wetgeving op dit moment het hele land. Zij kaatst hierbij
de bal terug naar het federale niveau en hiermee gaat zij
voor een stuk in tegen wat u zelf had geantwoord, met
name dat de Gemeenschappen het zelf konden of dien-
den te beredderen. De Vlaamse minister besluit met te
zeggen dat enkel kan worden gehoopt op hoffelijkheid en
op een mentaliteitswijziging.
Dit is misschien de groene aanpak, maar wij hebben
minder vertrouwen in het soort van redenering
als alle
mensen van goede wil zijn dan gaan wij er wel komen
.
De Vlaamse Beweging is vroeger al te dikwijls met deze
houding geconfronteerd en wij hebben onze nai¨viteit
dienaangaande reeds lang verloren. Een bepaalde Fran-
stalige kaste kijkt nog altijd neer op het gebruik van het
Nederlands, zodat het tonen van goede wil alleen niet
zoveel zal veranderen. Het antwoord van de minister is
nog merkwaardig op een ander vlak en ik citeer;
De taal
van de patie¨nt opleggen is ook geen oplossing, omdat wij
bijvoorbeeld in Vlaanderen niet aan alle diensten kunnen
vragen om de taal van de patie¨nt te spreken, het weze
Frans, Duits of een andere taal. Bovendien is de regel-
matige taalaanhorigheid van de patie¨nt niet gekend wan-
neer hij buiten bewustzijn is
.
Ik maak bij dit merkwaardige antwoord van uw collega
twee kanttekeningen.
HA 50
COM 232
9
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
Het is essentieel dat men de officie¨le taal kent van zijn
land, namelijk de taal die door de meerderheid van de
bevolking wordt gesproken. Dit behoort tot de elemen-
taire hoffelijkheidsregels.
Als men zegt, ja, maar zo belangrijk is het toch niet, want
als men bewusteloos is dan hoeft men de taal niet te
kennen, dan veronachtzaamt men het feit dat men heel
vaak met patie¨nten te maken heeft, die niet buiten
bewustzijn zijn. Maar ook als de betrokkene bewusteloos
is, is er toch wel steeds iemand uit zijn familiale omgeving
die de ambulance heeft verwittigd en die ook graag in zijn
eigen taal zou worden aangesproken.
Mevrouw de minister, wat hebt u einde vorig jaar, gevolg
gevende aan de klachten vanuit Sint-Pieters-Leeuw en
na mijn vraag van 26 oktober 1999, concreet gedaan ?
Hebt u de ziekenhuizen aangeschreven ? Werd er, zoals
u had aangekondigd, overleg georganiseerd en zo ja, wie
was daarbij betrokken ? Wat was het resultaat ? Heeft dit
ertoe geleid dat de taalsituatie, naar uw mening, is
verbeterd en controleert u de duurzaamheid van de
verbetering ?
Hoe reageert u op de motie van 30 mei jongstleden van
de Dilbeekse gemeenteraad, waarbij wordt gevraagd
voor alle gemeenten uit Halle-Vilvoorde een grote confe-
rentie te organiseren ? Zal de minister zorgen voor een
verbeterde werking van de telefoondienst 100, opdat
meteen zou worden geantwoord in de taal van de oproe-
per ? Wanneer men nu vanuit de zone 02 naar de dienst
100 belt, is het vaak zo dat men door een Nederlands-
onkundige te woord wordt gestaan, ook al omwille van
het feit dat een wetgevende regel terzake ontbreekt. Een
paar maand geleden hebben wij hierover reeds een
discussie gevoerd.
Is het juist - en dat is dan een bijkomend probleem - dat
de dienst 100 in Brussel regelmatig zodanig overstelpt
wordt met oproepen dat de oproeper een bandje te horen
krijgt waarin hem wordt gevraagd nog wat geduld te
oefenen ?
Een inwoner uit Dilbeek is door deze gang van zaken
overleden. De diensten van de 100 werden te laat
verwittigd, omdat men voortdurend hetzelfde bandje te
horen kreeg. Deze jonge persoon van 34 jaar is als
gevolg van een te laat ingrijpen van de ambulanciers
overleden aan de gevolgen van een hartinfarct.
Is het juist dat u, zoals door een van uw partijgenoten
werd beweerd tijdens een gemeenteraadszitting te Dil-
beek, niet afkerig staat tegenover een MUG-dienst te
Halle ?
Is de minister het eens met het principe dat alle opera-
toren, ambulanciers, verplegers en artsen, werkzaam bij
de spoedgevallendiensten in Brussel, een minimale ken-
nis moeten hebben van de beide landstalen ?
Bent u het eens met de stelling dat de dienst tweetalig-
heid eigenlijk onvoldoende is en dat iedereen die daar is
tewerkgesteld een elementaire kennis van de andere
landstaal moet bezitten ?
Bent u terzake bereid om wettelijke initiatieven te nemen
of in de regering op een wetswijziging terzake aan te
sturen ?
Wordt iets ondernomen om de kennis van het Neder-
lands te promoten ?
Bent u het eens met de stelling van minister Vogels in de
Vlaamse regering dat de gemeenschappen via hun
erkenningsbeleid niets kunnen ondernemen maar alleen
op hoffelijkheid en goede wil kunnen hopen ?
Bestaat volgens u geen hemelsbreed verschil tussen
enerzijds, de taalwetgeving die de verplichte tweetalig-
heid oplegt zoals het VCT zegt en anderzijds, de
erkenningsnormen die voor het hele land gelden en
waardoor de toepassing van de tweetaligheid niet af-
dwingbaar is ?
Bent u bereid om de wetgeving te helpen aanpassen ?
Het heeft immers weinig zin om de gemeenschappen
erkenningsbevoegdheid te geven als zij geen beleids-
ruimte hebben, als zij alleen maar robotsmatig kunnen
erkennen maar deze erkenning niet in een bepaalde
richting kunnen sturen.
Zou het niet logischer zijn, in het kader van een meer
coherente en logische bevoegdheidsverdeling, om de
Brusselse ziekenhuizen volledig door de gemeenschaps-
commissies in Brussel te laten beheren waardoor men
mits een toevoeging van 2 tot 3 bijkomende Nederlands-
talige ziekenhuizen in Brussel tot een opsplitsing van
enerzijds, Franstalige ziekenhuizen en anderzijds, Ne-
derlandstalige ziekenhuizen zou komen ? Dat wil niet
zeggen dat daardoor Nederlandstalige patie¨nten niet in
een Franstalig ziekenhuis kunnen worden verzorgd of
omgekeerd. In de VUB bestaat de tweetaligheid in de
praktijk en iedereen heeft daarbij baat. Op die manier
kunnen de Nederlandstaligen in Brussel, ongeveer 30%
van de patie¨nten, met een gerust geweten worden be-
handeld in een ziekenhuis in hun buurt in hun eigen taal
met alle voordelen voor de volksgezondheid.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, dit thema snijdt ik al 25
jaar aan zonder dat daarin enige verandering is opgetre-
den. Men verschuilt zich steeds achter de nationale tekst
die zegt dat de zieke moet worden overgebracht naar het
dichtstbijzijnde ziekenhuis dat is uitgerust om hem te
verzorgen. Dat zijn in onze streek de universitaire zie-
kenhuizen waarvan de hulpdiensten zich snel, dikwijls in
competitie met lokale ziekenhuizen, naar de plaats van
het ongeval begeven. Ik ben het enigszins eens met deze
stelling. De enige afwijking wordt toegestaan als een
10
HA 50
COM 232
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jef Valkeniers
geneesheer aan het transport deelneemt. Hij kan toe-
staan dat iemand naar een ander ziekenhuis wordt
gevoerd als deze persoon bij bewustzijn vraagt om niet
naar bijvoorbeeld Jette of Erasmus, voor de streek van
Brussel, te worden gevoerd maar naar Ninove, Halle of
Asse. Als de geneesheer meegaat, zijn de ambulanciers
gerechtigd om de patie¨nt mee te nemen naar een ander
ziekenhuis dan dat van waaruit zij zijn gestuurd. Dit
probleem blijft aanslepen. Het zijn drama's wanneer
sommige kinderen bijvoorbeeld naar Erasmus in Ander-
lecht worden overgebracht waar men een therapeut heeft
die geen Nederlands kent. Dan komt men bij de
gemeentebestuurders terecht met de vraag daaraan iets
te veranderen.
Ik ben van mening dat de talenkennis tot de uitrusting
behoort. Men moet apparatuur hebben maar eerst moet
men de patie¨nt kunnen ondervragen en onderzoeken. De
patie¨nt moet kunnen kenbaar maken dat hij pijn heeft.
Daarom wil ik u een suggestie doen. Voeg aan de
wettekst het element
talenkennis toe. Verplicht dien-
sten als de MUG van het Erasmusziekenhuis om ten
minste tweetalig personeel uit te sturen. Dit is de enige
manier om de zaak op te lossen, want we blijven al
vijfentwintig jaar ter plaatse trappelen. Sinds de gewes-
ten en de gemeenschappen werden ingevoerd, verwijst
de ene naar de andere. Voor mij bestaat de oplossing in
het toevoegen van taalkennis aan uitrusting, want enkel
dan is men verplicht om de ziekenhuisdiensten te be-
mannen met tweetalig personeel.
Minister
Magda Aelvoet :
Mevrouw
de
voorzitter,
collega's, naar aanleiding van de vragen die in oktober
werden gesteld, zijn er effectief heel wat contacten
geweest tussen enerzijds, mijn administratie en de gou-
verneur van Vlaams-Brabant en anderzijds, de Rijks-
gezondheidsinspecteurs en de Brusselse ziekenhuizen
en de ziekenhuizen uit Vlaams-Brabant.
Aan de Brusselse MUG-functies werd gevraagd de twee-
taligheid te eerbiedigen en aan de gezondheids-
inspecteur verklaarde het Erasmuziekenhuis, dat voor-
namelijk de streek van Sint-Pieters-Leeuw bedient, dat
men de artsen en verplegers zoveel mogelijk een inten-
sieve cursus Nederlands zou laten volgen.
Overigens heb ik de lijst gekregen, opgesteld door de
ministers Chabert en Gosuin van het Brussels Gewest,
waarin zij duidelijk omschrijven aan welk ziekenhuis zij
hoeveel geld hebben gegeven om te investeren in taal-
kennis.
Inzake het probleem dat collega Valkeniers aanhaalt,
bestaat er maar e´e´n oplossing : de andere taal verwer-
ven. De lijst van betalingen vanaf 1999 tot midden 2000
toont aan dat aan het Europa-, Sint-Michiel-, Sint-Anna-
, Sint-Remigius-, Sint-Jan-, Sint-Elisabeth-, Edith Cavell-
en Franc¸ois Rabelaisziekenhuis aanzienlijke bedragen
zijn uitgekeerd voor taalcursussen voor het personeel.
Normaal gesproken valt dit buiten het gewone systeem.
Zij betalen 50% en de andere helft komt van de instelling
zelf. Ook in het jaar 1999 - 2000 is er verder in verwerven
van taalvaardigheid gei¨nvesteerd. Daarnaast blijven er
situaties bestaan, waarbij ploegen uitrukken zonder ie-
mand die goed Nederlands kent.
Men zegt mij dat de Brusselse brandweer altijd tweeta-
lige ploegen inzet, maar dat wat dringende medische
hulp betreft soms - en men onderstreept dit - omwille van
de urgentie en de beschikbaarheid de tweetaligheid niet
altijd kan worden gerealiseerd. Hier gaat het vooral om
op tijd komen al dan niet met de juiste taalverhouding. Ik
heb mijn administratie laten nakijken of ik op een of
andere wet kan steunen om de taalpariteit op te leggen.
De conclusie is dat ik dat niet kan. Opleggen - binnen de
erkenningsnormen - van een taalpariteit kan niet, wat met
zich brengt dat het afdwingen via de erkenningsnormen
van een taalpariteit niet mogelijk is.
De algemene krachtlijnen inzake het administratieve
statuut voor de aangestelden van de dienst 100 is een
gemengde bevoegdheid van mijzelf en mijn collega van
Binnenlandse Zaken. Het toezicht op de daadwerkelijke
uitvoering en de toepassing en de vertaling van de
algemene regels staan onder de voogdij van het Brussels
Gewest. Gezien de vele vragen over dit onderwerp en de
juridische complexiteit van het geheel heb ik aan mijn
administratie de opdracht gegeven om een vergadering
te beleggen met alle betrokken verantwoordelijken. Die
vergadering zal onmiddellijk na Euro 2000 plaatsvinden.
In die zin wordt tegemoetgekomen aan de motie van de
Dilbeekse gemeenteraad. Door het beleggen van die
vergadering met alle bevoegde verantwoordelijken zal ik
trachten de huidige toestand te verhelpen.
Voor Vlaams-Brabant worden in de toekomst 7 MUG-
functies erkend. Dat is een structurele maatregel. Naar
aanleiding van de vraag van vorige week over het
overlijden van een brandweerman heb ik gezegd dat de
MUG-functies in het algemeen sterk worden vergroot.
Dat is dus ook voor Vlaams-Brabant het geval. Nu zijn er
2 erkend, met name 1 in Leuven en 1 in Vilvoorde. Met
die 7 functies zal Vlaams-Brabant door veel meer MUG-
functies met Nederlandstalig personeel worden bediend
en zal, wat de MUG betreft, het probleem hopelijk op zeer
korte termijn verdwenen zijn. Uit contacten met de
gezondheidsinspecteurs blijkt dat het ziekenhuis van
Halle kandidaat zal zijn voor een van deze functies. Alle
kandidaturen moeten aan de betrokken provinciale com-
missie voor dringende geneeskundige hulpverlening wor-
den voorgelegd, dat een advies tot erkenning moet
verlenen. De erkenning van de MUG gebeurt door de
gemeenschapsminister. De toetreding tot het netwerk
100 behoort tot mijn bevoegdheden.
HA 50
COM 232
11
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
De werking van de centrales 100 en de vorming van de
ambulanciers van de ambulances 100 behoort tot mijn
bezorgdheden. Nu reeds moeten de ambulanciers vol-
doen aan een hele reeks vormingsvereisten, wat terecht
is.
Wat de aangestelden van de centrale 100 betreft wordt,
samen met de minister van Binnenlandse Zaken, ge-
werkt aan het opstellen van algemene krachtlijnen inzake
hun statuut. Een aanvang werd genomen om de regis-
tratie en de werking van de diensten 100 te optimalise-
ren. Daarenboven wordt een 100-centrale voor Vlaams-
Brabant, die is gelegen in Leuven, opgericht. Zij zal alle
oproepen voor Vlaams-Brabant centraliseren. Zij zal au-
tomatisch in het Nederlands antwoorden.
De intervenie¨rende ambulances zullen Brusselse zijn
omdat zij dichtbij zijn gelegen en derhalve de beste
medische kansen bieden aan de patie¨nten. Die toestand
kan worden verholpen indien verscheidene ambulance-
diensten uit Vlaams-Brabant een conventie van toetre-
ding tot het netwerk 100 zouden ondertekenen. Hiertoe
moeten zij uiteraard voldoen aan de reglementaire voor-
waarden, met name 2 ambulanciers per 24 uur ter
beschikking hebben die 120 uren basisopleiding hebben
genoten, 40 uren stage hebben gevolgd en 24 uur
permanente vorming hebben genoten.
Wat de oprichting van bijkomende Nederlandstalige zie-
kenhuizen in Brussel betreft, is er een klein probleem. Er
is namelijk nu al een overtal aan ziekenhuisbedden in die
regio. Ik ben veeleer van mening dat er moet worden
voortgewerkt in de richting van de ree¨le tweetaligheid.
Daarvoor moeten de nodige financie¨le inspanningen
worden geleverd. Wel wil ik opmerken dat voor een
studie door de KU Leuven en de VUB in 1993 de
patie¨nten uit de algemene ziekenhuizen werden be-
vraagd over de graad van tevredenheid in verband met
onthaal en informatie in de ziekenhuizen. Er werd expli-
ciet gepeild naar de mate waarin men te woord werd
gestaan in de eigen taal. In een schaal van 1 tot
4 kwamen de Franstaligen aan het cijfer 3,9 en de
Vlamingen aan het cijfer 2,5. Hoewel de tevredenheid bij
de Franstaligen duidelijk groter was, was het niet zo dat
de Vlamingen dit aspect niet te pruimen vonden.
Voor mij is het cruciale punt dat wij op 2 vlakken
structureel gemakkelijker zullen werken : de MUG-
functies zullen in Vlaams-Brabant op Vlaams niveau
worden georganiseerd en er wordt blijvend gei¨nvesteerd
in actieve tweetaligheid.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mevrouw de
minister, als ik het goed begrijp zullen een aantal posi-
tieve wijzigingen worden doorgevoerd.
In dat verband had u het over een overleg dat zal
plaatsvinden naar aanleiding van de motie die in Dilbeek
werd ingediend in verband met de werking van de dienst
100. U zei ook dat alle aangelegenheden met betrekking
tot Vlaams-Brabant via Leuven zullen worden gecentra-
liseerd.
Dat is uiteraard een goede evolutie, al wil ik u erop wijzen
dat, wil men Vlaams-Brabant als zodanig erkennen, dit
ook integraal moet gebeuren. Het zou niet opgaan een
aantal Vlaams-Brabantse gemeenten af te splitsen en
deze bij Brussel te voegen. Een verzoek in die richting zal
wellicht worden geformuleerd, maar volgens mij is, wat
de faciliteitengemeenten betreft, het vertrouwen in Ne-
derlandstaligen die een mondje Frans spreken veel gro-
ter dan het vertrouwen in Franstaligen die Nederlands
moeten kennen, want al decennia lang hebben zij bewe-
zen dat zij vaak geen Nederlands willen spreken.
Dit is echter nog geen oplossing voor Brussel 19, waar
het probleem nog veel schrijnender is dan in de randge-
meenten. In de randgemeenten gaat het vaak om con-
crete gevallen, maar over het algemeen komen de
meeste bewoners nog aan hun trekken. In Brussel echter
is het heel wat moeilijker om in zijn taal te worden
bediend. Probeer maar eens door de diensten van de
brandweer in het Nederlands te worden bediend en dan
spreek ik niet eens over de ziekenhuizen.
Ik vraag geen extra ziekenhuizen, noch extra bedden,
maar het ware toch aangewezen dienaangaande een
regeling uit te werken. Als men de logica van de staats-
hervorming doortrekt en de persoonsgebonden materies
overhevelt naar de gemeenschappen en dus volksge-
zondheid, gezondheidszorg en dergelijke zou opsplitsen,
dan kunnen een aantal Brusselse ziekenhuizen voor de
keuze worden geplaatst of kan hen worden opgelegd
zich te voegen bij de Nederlandstalige of de Franstalige
instellingen, wat geenszins uitsluit dat zij als tweetalige
instellingen naar buiten komen.
Dat zou volgens mij een betere oplossing zijn waarbij
bovendien meer verantwoordelijkheid wordt geboden
aan de betrokken instanties.
Het debat over het taalgebruik in de ziekenhuizen werd
vandaag niet aangevat, hoewel deze aangelegenheid
ook heel wat vragen oproept. Daarover zal ik u echter bij
een volgende gelegenheid interpelleren.
Voorts, mevrouw de minister, zei u dat slechts 2,5 op
4 Vlamingen tevreden zijn, terwijl bij de Franstaligen
3,9 op 4 vrede nemen met de situatie. Dat is hoe dan ook
een gemiddelde. Vlamingen die een arts raadplegen die
een beetje Nederlands spreekt zullen tevreden zijn,
terwijl anderen dat helemaal niet zijn. Denk eens aan
personen die lijden aan een levensbedreigende ziekte en
die zich bovendien niet begrepen voelen in hun taal en
niet kunnen communiceren met hun arts. Welnu, die
12
HA 50
COM 232
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
personen ervaren dit als een groot en pijnlijk probleem.
Men kan dit niet in cijfers uitdrukken. Uiteraard zullen
sommige Vlamingen hieraan geen aanstoot nemen en
zullen zij op hun kousenvoeten alles in het Frans afhan-
delen. Hoe dan ook, dit is moeilijk in cijfers uit te drukken.
Mevrouw de minister, ik kon u niet goed volgen toen u
daarnet zei dat u de taalpariteit niet kon afdwingen. Dat is
toch geen punt dat ter discussie staat en dat wordt u niet
gevraagd. Er werd in essentie gevraagd dat de Fransta-
ligen en de Nederlandstaligen die in Brussel bij de
brandweer en dergelijke zijn tewerkgesteld, een mini-
male kennis kunnen bewijzen van de andere taal.
Voorts maakte u gewag van subsidies en van geldstro-
men om de talenkennis te stimuleren, maar wat de
controle betreft blijf ik op mijn honger. Het is eenvoudig
op papier te zetten hoeveel er wordt besteed aan talen-
kennis. Maar als men in de spoedgevallendiensten
steeds een beroep op nieuw personeel moet doen omdat
de mensen er niet graag werken en doorvloeien naar
andere diensten, dan volstaat wat goede wil en vrijblij-
vendheid niet, maar moeten er wettelijke verplichtingen
worden opgelegd. In dat opzicht ben ik het eens met de
heer Valkeniers.
Als men bepaalde maatregelen niet wettelijk oplegt of er
niet voor zorgt dat mensen vooraf of bij het intreden van
een functie onmiddellijk in een taalbad worden gestoken,
raakt men nergens en zal men klachten blijven krijgen.
Daarom heb ik deze keer een interpellatie ingediend in
de plaats van een vraag. Ik zal een motie indienen met de
vraag ervoor te zorgen dat er inzake de taalkennis
wettelijk afdwingbare maatregelen komen. Tegelijkertijd
moeten de voorbereidingen voor de overheveling van de
gezondheidszorg naar de gemeenschappen van start
gaan.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mevrouw
de minister, u zegt dat we met een zeer ingewikkelde
bevoegdheidsverdeling moeten werken, niet alleen op de
gewestelijke en federale niveaus, maar ook op het fede-
rale niveau zelf waar enerzijds, de minister van Binnen-
landse Zaken en anderzijds, de minister van Volksge-
zondheid over bepaalde bevoegdheden beschikt. We
zien door de bomen nog moeilijk het bos.
Er is duidelijk nog een probleem op het terrein. Ik had me
bij de interpellatie van collega Laeremans willen aanslui-
ten omdat in een aantal gemeenten in Vlaams-Brabant -
waar ik ook woon - deze problematiek ter sprake is
gekomen. Men zoekt er dringend naar een oplossing.
U hebt aangekondigd dat u een overleg met de verschil-
lende bevoegde instanties zou organiseren. Dat zou
goed zijn. Ik had een motie voorbereid, maar ik zal ze niet
indienen omdat u op dat vlak al een stuk aan mijn
verzuchtingen tegemoetkomt. Het is natuurlijk wel de
bedoeling dat er resultaten worden geboekt.
Ik ben het niet 100% eens met degenen die alleen voor
Vlaams-Brabant aandacht vragen, omdat ik vrees dat
daardoor de problematiek in Brussel nog kan verslech-
teren. Het is uiteindelijk de bedoeling dat de Brusselse
dienstverlening tweetalig is. Als diensten vanuit Brussel
in Vlaams-Brabant worden geleverd, mag dat normaal
gezien geen probleem zijn.
U zegt dat u de taalpariteit niet kunt opleggen. Men moet
met twee zaken rekening houden.
Ten eerste, is er de organisatie van de dienstverlening
door onder andere de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst
voor Brandweer en Dringende Medische Hulp. Dat is een
van de knooppunten waar niet alleen de aangestelden in
de telefooncentrale de dienstverlening in twee talen
moeten kunnen doen, maar ook de ambulanciers. Door
de Brussel-wet is voor deze diensten de tweetaligheid
van de dienst ingevoerd in plaats van de tweetaligheid
van de ambtenaren. Op het terrein zorgt dat voor heel
wat problemen. Wij hebben hier een voorstel ter discus-
sie gesteld, mevrouw de minister. U zegt dat we daaraan
niets kunnen veranderen. Toen had men wel kunnen
beslissen om de tweetaligheid aan de ambtenaren op te
leggen. Dat zou al een hele stap vooruit zijn. Nu kan men
proberen om tweetalige diensten in Brussel te laten
uitrukken, maar in de praktijk is dat niet zo gemakkelijk.
Er is een taalkader. Een beperkte groep Vlamingen moet
steeds mee uitrukken om de tweetaligheid in de ambu-
lances te verzekeren. De problemen aan de telefoon
blijven ook voortbestaan. Dit kon worden opgelost door
de tweetaligheid van de ambtenaren opnieuw in te voe-
ren, maar de meerderheid heeft dat niet gewild.
Ten tweede, is er de hele taalproblematiek voor de
dienstverlening in de particuliere ziekenhuizen. Hier is de
taalwetgeving duidelijk. Deze ziekenhuizen moeten zich
aan de taalwetgeving houden aangezien zij aan dienst-
verlening doen die door de overheid voor een stuk wordt
gesubsidieerd. Zij moeten de patie¨nten in de twee talen
kunnen helpen. Ook daar zijn er problemen, onder an-
dere omdat er onvoldoende geneeskundig en verpleeg-
kundig personeel, ambulanciers, enzovoort worden ge-
vonden die de twee talen machtig zijn. Het Brusselse
taalhoffelijkheidsakkoord wou daar voor een stuk aan
tegemoetkomen door in een beperkte afwijking te voor-
zien. Men mag mensen aanwerven die niet tweetalig zijn,
maar men moet ze wel verplichten om binnen een korte
tijd tweetalig te worden.
Dat is ook in de praktijk niet gemakkelijk. Daarom wil ik er
bij u op aandringen dat u er tijdens het overleg bij uw
Brusselse collega zou op aandringen om dat systeem te
doen werken. Wij stellen immers vast dat het vandaag
niet werkt en eigenlijk gebruikt wordt om de taal-
wetgeving te omzeilen. Dat is zeker niet de bedoeling;
het was de bedoeling om de dienstverlening in de beide
talen te kunnen verzekeren. Men maakt nu misbruik van
HA 50
COM 232
13
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Annemie Van de Casteele
het systeem om daar eentaligen aan het werk te houden.
Er zijn een aantal mogelijkheden om tweetaligheid af te
dwingen zodat de mensen ten minste in hun eigen taal
kunnen worden geholpen. Ik dring erop aan dat u daar
mee voor zou zorgen. Wij ervaren dat de hele taal-
wetgeving erg ingewikkeld is geworden en bovendien
sterk is uitgehold omdat op federaal niveau blijkbaar
niemand meer bevoegd is om dit te controleren en af te
dwingen. Het federaal niveau moet de institutionele
evenwichten en de taalproblemen mee in de gaten
houden. U zou in dat overleg een rol kunnen spelen.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Mevrouw de minister, ik
heb drie opmerkingen. U wil de dienst organiseren vanuit
Leuven. Het is echter een hele afstand van Leuven tot bij
ons.
Ten tweede wil u in Halle een MUG installeren. Voor
Dilbeek zal dit echter geen oplossing vormen. U weet zelf
heel goed dat de MUG van het Erasmus veel vroeger ter
plaatse zal zijn dan de MUG uit Halle die via de ring moet
komen.
Ten derde subsidieert u de MUG's. Kunt u dan niet
stipuleren dat het personeel tweetalig moet zijn ? Kunt u
dit bijvoorbeeld niet stimuleren door het verhogen van de
subsidie voor een MUG met tweetalig personeel ? Zo
kunt u misschien uiteindelijk tot een gezonde toestand
komen. Nu speelt men al vijfentwintig jaar pingpong.
Minister Magda Aelvoet : Mijnheer Valkeniers, wat de
100-centrale in Leuven betreft, doe ik opmerken dat dit
een zaak is die niet van mij uitgaat. De kwestie is dat er
gewoon ergens een 100-centrale moet zijn.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Mevrouw de minister, ik
geef u even een voorbeeld. Als er bijvoorbeeld een zwaar
ongeval gebeurt in Kattem-Roosdaal, dan kan iemand
die niet uit onze streek komt niet bepalen welke dienst
het dichtst in de buurt is.
Minister Magda Aelvoet : Ik vermoed dat, als men een
centrale opricht, men er ook voor zorgt dat die over de
nodige instrumenten kan beschikken. Als men ziet wat
men met computers in auto's kan doen zonder veel van
de situatie af te weten, meen ik dat men wat dit betreft
wel het een en ander kan.
Wat het aantal MUG-functies betreft, gaat men in
Vlaams-Brabant van twee naar zeven. Dat betekent dat
er niet alleen in Halle een MUG bijkomt maar ook op
verschillende andere plaatsen. Waar dat precies zal zijn,
weet ik nu nog niet. De dichtheid zal in elk geval van die
aard zijn dat men van op veel meer plaatsen kan ageren.
Dit is echter zeker geen volledig antwoord.
Men vroeg hier ook waar de grenzen van Vlaams-
Brabant eindigen. Het spijt mij, maar voor mij staan die
grenzen niet ter discussie. Ze zijn vastgelegd en dat blijft
zo.
Ik ga dan even in op de appreciatie van mensen van de
kwaliteit van de opvang. Als een meerderheid zegt dat
het goed is, dan sluit dit niet uit dat sommigen gezegd
hebben dat het niet goed is. Als een meerderheid echter
zou vinden dat dit slecht is, dan krijgt men dit resultaat
niet. Het ging niet om 2,5 op 4, alle Vlamingen die
ondervraagd werden mochten hun waardering uitspre-
ken. Het gemiddelde lag op 2,5 tot 2,6. Dat zegt natuurlijk
ook iets.
Men heeft mij gezegd dat ik in de huidige stand van de
wetgeving geen taalvereisten kan opleggen. Dat is mij uit
de administratie meegedeeld. U weet dat dit betekent dat
een bijzondere wet zou moeten worden aangepast, wat
impliceert dat men een tweederde meerderheid moet
behalen en een meerderheid in elke taalrol. Als men in
het kader van de Brussel-wet tot een bepaalde formule
gekomen is, kan men dat betreuren of niet, dan blijft dat
nu eenmaal een historisch pakket waarmee niet zo
gemakkelijk komaf te maken is. U zegt mij dat dit een
gewone wet is, dan ligt het al iets eenvoudiger.
Ik verbind me ertoe op de overlegvergadering van begin
juli - na de fameuze Euro 2000 die eindigt op 2 juli - te
polsen hoe ver we kunnen gaan. Samen vergaderen is
een zaak, operationele afspraken maken en ze uitvoeren
is iets anders. Ik herhaal dat ik alles zal doen wat
mogelijk is.
De voorzitter : Tot besluit van deze bespreking werden
volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion, des motions ont e´te´
de´pose´es.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer
Bart Laeremans en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellatie van de heer Bart
Laeremans
en het antwoord van de minister van Consumenten-
zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, vraagt de fede-
rale regering :
- alles in het werk te stellen opdat de dringende medische
hulpverleners in Vlaams-Brabant een voldoende kennis
van het Nederlands zouden hebben en in Brussel een
voldoende kennis van beide landstalen;
- deze elementaire objectieven in wetsontwerpen om te
zetten en ze aldus afdwingbaar te maken;
- de overdracht van de gezondheidszorg naar de ge-
meenschappen voor te bereiden.
14
HA 50
COM 232
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
Une motion de recommandation a e´te´ de´pose´e par
M. Bart Laeremans et est libelle´e comme suit :
La Chambre, ayant entendu l'interpellation de M. Bart
Laeremans
et la re´ponse de la ministre de la Protection de la
consommation, de la Sante´ publique et de l'Environne-
ment, demande au gouvernement :
- de mettre tout en oeuvre pour que le personnel des
services me´dicaux d'urgence posse`de une connaissance
suffisante de la langue ne´erlandaise dans le Brabant
flamand et une connaissance suffisante des deux lan-
gues nationales a` Bruxelles;
- de transposer ces objectifs e´le´mentaires dans des
projets de loi afin de les rendre contraignants;
- de pre´parer le transfert des soins de sante´ aux com-
munaute´s.
Een eenvoudige motie werd ingediend door de dames
Colette Burgeon, Miche`le Gilkinet, Magda De Meyer,
Anne-Mie Descheemaeker en Maggie De Block en de
heer Robert Denis.
Une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par Mmes
Colette Burgeon, Miche`le Gilkinet, Magda De Meyer,
Anne-Mie Descheemaeker et Maggie De Block et
M. Robert Denis.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
Interpellations jointes de :
- M. Luc Paque a` la ministre de la Protection de la
consommation, de la Sante´ publique et de l'Environ-
nement sur
la diffusion dans les ho^pitaux des lots
de de´sinfectant CIDEX inactif
(n° 424)b>
- Mme Miche`le Gilkinet a` la ministre de la Protection
de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
le CIDEX (n° 427).
Samengevoegde interpellaties van :
-
de
heer
Luc
Paque
tot
de
minister
van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
over
de verspreiding in de ziekenhuizen van partijen
van het inactief ontsmettingsmiddel CIDEX
(nr. 424)
- mevrouw Miche`le Gilkinet tot de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
over
CIDEX (nr. 427).
M. Luc Paque (PSC) : Madame la pre´sidente, madame
la ministre, chers colle`gues, je voudrais revenir sur la
fac¸on dont a e´te´ ge´re´ le proble`me de diffusion dans les
ho^pitaux de lots de de´sinfectant CIDEX inactif.
Vous avez de´ja` re´pondu a` plusieurs questions a` ce sujet,
madame la ministre, en nous donnant certains apaise-
ments quant au risque re´el de contamination par les virus
de l'he´patite et du sida. Ces propos n'ont cependant pas
rassure´ toutes les personnes concerne´es puisque nous
avons tous lu, voici quelques jours, des propos de
responsables d'une association de patients qui relaient
les inquie´tudes de leurs membres.
Il me semble important de revenir sur les de´rapages
successifs qui se sont produits dans la gestion de cette
crise.
Je voudrais aussi attirer l'attention sur la fac¸on dont les
informations ont ou n'ont pas e´te´ diffuse´es a` l'intention
des directions d'ho^pitaux et des patients. Je souhaite voir
avec vous, madame la ministre, quels e´le´ments de la
proce´dure peuvent e^tre ame´liore´s pour e´viter que de tels
accidents se reproduisent.
Mais avant de poser mes questions, je voudrais rapide-
ment pre´ciser quelques e´tapes de cette crise.
Rappelons tout d'abord que les lots de solution CIDEX
ont e´te´ produits au de´but du mois de janvier 2000 et qu'ils
ont e´te´ utilise´s dans les ho^pitaux entre le 11 fe´vrier et le
21 avril de cette anne´e. Le 5 mai, les directions d'ho^pi-
taux e´taient, pour la premie`re fois, informe´es par un fax
de l'Inspection ge´ne´rale de la pharmacie. Dans les
journaux de ce week-end la`, j'ai lu que la firme Johnson
& Johnson mettait la Belgique en garde le 4 avril. Je ne
me prononce pas sur les responsabilite´s de la firme
quant au de´lai d'information puisqu'elle e´tait cense´e e^tre
au courant depuis la production, soit depuis le mois de
janvier. Par contre, j'aimerais savoir pourquoi l'adminis-
tration a mis plus d'un mois pour re´agir.
J'aimerais aussi attirer votre attention, madame la minis-
tre, sur le contenu de cette lettre du 5 mai qui e´tait
accompagne´e de questions sur l'opportunite´ desquelles
on peut le´gitimement s'interroger. La lettre e´tait introduite
par la phrase :
Nous avons e´te´ avertis re´cemment (...).
Dans une crise ou` le proble`me est pre´cise´ment le de´lai
de re´action, on pouvait s'attendre a` une formulation plus
pre´cise.
Assez curieusement, certaines questions sont introduites
par des affirmations qui seraient inexactes. Il est ainsi
affirme´ qu'un contro^le de l'activation de la substance fait
partie de l'utilisation normale du produit. Le questionnaire
pre´cise que cela est indique´ dans la notice. Il semble que
ce ne soit pas le cas. Le questionnaire parle de concen-
trations minimales. Il semble qu'il n'y ait pas de re`gle
spe´cifique et formelle en la matie`re. Dans la nuit du 5 au
HA 50
COM 232
15
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Paque
6 mai, soit au milieu d'un week-end, les ho^pitaux rec¸oi-
vent une nouvelle note de l'Inspection ge´ne´rale de la
pharmacie, non date´e, donnant une se´rie de recomman-
dations e´manant de la cellule
surveillance et e´valuation
me´dicales
, recommandations devant e^tre suivies par
l'envoi d'autres recommandations qui seront e´dicte´es
plus tard par le Conseil supe´rieur d'hygie`ne et d'e´pide´-
miologie.
La lettre se termine par les coordonne´es de trois me´de-
cins de la cellule me´dicale de vigilance et d'e´valuation.
L'expe´rience qu'en a faite un directeur d'ho^pital est
cependant la suivante. Au premier nume´ro qu'il contacte,
une dame lui re´pond :
Ce n'est pas ici. Au deuxie`me
nume´ro, une dame ne parlant que le ne´erlandais dit ne
pas pouvoir l'aider mais le renvoie vers un troisie`me
nume´ro. Celui-ci e´tait bien celui du me´decin renseigne´
mais le directeur de l'ho^pital en question a du^ attendre dix
minutes pour avoir la ligne. Je suppose que le me´decin
e´tait occupe´ avec un autre correspondant sur le me^me
sujet.
Pourquoi ce manque de pre´cision dans ces informa-
tions ?
Le 11 mai, les directions d'ho^pital rec¸oivent enfin les
recommandations du groupe de travail extraordinaire du
Conseil supe´rieur d'hygie`ne. Certaines de ces recom-
mandations sont formule´es de fac¸on incompre´hensible.
Pouvez-vous, par exemple, me dire ce que doit faire un
responsable d'ho^pital lorsqu'il lit ce qui suit :
Le Conseil
supe´rieur d'hygie`ne recommande que les patients soient
pre´venus s'il le juge ne´cessaire ou s'ils pre´sentent des
sympto^mes et qu'ils prennent contact avec leur me´decin
traitant ou l'ho^pital.
Enfin, le 18 mai, l'ho^pital rec¸oit une lettre date´e du 11 mai
e´manant de la firme Johnson & Johnson, l'informant
qu'elle e´tudiait avec le ministe`re de la Sante´ publique les
modalite´s de remboursement des cou^ts relatifs a` l'exe´-
cution des tests ne´cessaires pour ve´rifier l'absence de
contamination chez les patients concerne´s. Les moda-
lite´s de ce remboursement sont confirme´es par une lettre
de l'INAMI envoye´e aux ho^pitaux le 22 mai.
Je ne voudrais pas jouer aux alarmistes, madame la
ministre, et la plupart des me´decins avec lesquels j'ai pu
m'entretenir me confirment, comme vous l'aviez fait lors
d'une pre´ce´dente se´ance, que les risques de contamina-
tion sont peu e´leve´s.
Ne´anmoins, il y a, dans la proce´dure que l'administration
a suivie pour ge´rer cette crise, des de´rapages qui, a` tout
le moins, ne´cessitent une re´action de votre part.
1. Pourquoi le temps de re´action de l'Inspection ge´ne´rale
de la pharmacie a-t-il e´te´ si long ?
2. Quelle est la pertinence et la validite´ des questions
pose´es dans le questionnaire envoye´ aux directions
d'ho^pitaux le 5 mai ?
3. Pourquoi avoir envoye´ les premie`res recommanda-
tions officielles durant la nuit du vendredi au samedi,
moment ou` la crise e´tait re´ve´le´e ? En principe, la direc-
tion ne se trouve pas a` l'ho^pital durant le week-end et,
dans la plupart des cas, ces recommandations n'auraient
pu e^tre mises en application que le lundi suivant.
4. Comment peut-on expliquer que les nume´ros de
te´le´phone de re´fe´rence mentionne´s dans les recomman-
dations du 5 mai e´taient en partie incorrects ou a` tout le
moins indirects ?
5. N'eu^t-il pas e´te´ opportun d'organiser une information
claire vis-a`-vis du grand public, que ce soit par annonces
TV et radio et/ou par l'ouverture d'une ligne te´le´phonique
gratuite au niveau fe´de´ral ?
Nous avons tous entendu ou lu ces derniers jours les
inquie´tudes relaye´es par une association de patients
ayant subi des interventions avec des instruments poten-
tiellement non de´sinfecte´s. Cette association relaye l'in-
quie´tude des patients et de leur famille. Pour e´viter que
cette crise ne de´rive vers une panique ge´ne´ralise´e et
surtout que d'autres crises se produisent, il est important
que le ministre de la Sante´ publique mette en place une
proce´dure de crise transparente, efficace et rapide.
Je vous remercie d'ores et de´ja` des re´ponses que vous
apporterez a` mes questions.
Mme Miche`le Gilkinet (AGALEV-ECOLO) : Madame la
pre´sidente, madame la ministre, chers colle`gues, le
proble`me
CIDEX a touche´ beaucoup de personnes
dans de nombreux ho^pitaux diffe´rents. Selon mes sour-
ces, des diffe´rences existeraient dans la manie`re dont le
proble`me y est traite´, tant les informations sur les risques
encourus que les examens seraient diffe´rents.
Cette situation inquie`te les patients. Par ailleurs, il est
aujourd'hui certain qu'un suivi me´dical devra e^tre re´alise´,
qui prendra un certain temps, puisque des analyses
devront e^tre confirme´es. Tout cela ne´cessitera, a` mon
sens, une bonne coordination.
Devant cette situation, il m'apparai^t judicieux de charger
une instance de re´aliser tout le suivi de cette affaire et
d'assurer la coordination de l'ensemble. Il importe en
effet de savoir si les ho^pitaux ont bien pris les mesures
qui s'imposaient jusqu'ici dans l'inte´re^t des patients et
s'ils ont bien pre´vu et organise´ toutes les mesures
ne´cessaires pour assurer leur suivi me´dical. Il importe
e´galement de ve´rifier si les patients ont bien rec¸u toutes
les informations ne´cessaires a` une bonne gestion de leur
dossier.
16
HA 50
COM 232
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Miche`le Gilkinet
Charger une instance d'assurer le suivi de cette affaire
permettrait de rassurer les patients qui pourraient ainsi
identifier une structure a` laquelle se re´fe´rer en cas de
proble`me. Cela permettrait e´galement d'e´tablir une e´tude
e´pide´miologique, d'en tirer les lec¸ons et de faire des
propositions concre`tes pour ame´liorer la situation des
patients.
Enfin, pour l'avenir, des lec¸ons pourraient e^tre tire´es de
cette ope´ration.
Madame la ministre, j'espe`re que vous serez en mesure
de retenir ma suggestion et que l'on parviendra en tout
cas a` mettre en oeuvre un dispositif allant dans ce sens.
Mme Magda Aelvoet, ministre : Madame la pre´sidente,
chers colle`gues, je commencerai par re´pe´ter ce que j'ai
dit en commission de la Sante´ publique il y a a` peu pre`s
un mois, en re´ponse a` une interpellation de Mmes
Avontroodt et Van de Casteele. A ce moment-la`, j'ai dit
tre`s clairement que l'Inspection pharmaceutique a e´te´
avertie le 3 avril par la firme
Johnson & Johnson d'un
proble`me de concentration, mais sans aucune spe´cifica-
tion. Dans ce communique´, la firme
Johnson & John-
son
annonc¸ait qu'elle contacterait, le lendemain 4 avril,
tous les ho^pitaux qui avaient rec¸u une partie du lot
incrimine´ en leur demandant de retirer ce produit.
Voila` la seule information dont disposait a` ce moment-la`
l'Inspection pharmaceutique.
Donc, a` la question quant a` savoir si ce produit pourrait
encore nuire, la re´ponse de l'Inspection pharmaceutique
e´tait ne´gative, et ce compte tenu du fait que la firme
s'engageait a` avertir tous ses clients et a` reprendre le lot
incrimine´. Il s'agit la` de la proce´dure normale.
A ce moment, et je l'ai de´ja` dit en commission, on ne peut
rien
reprocher
a`
l'Inspection
pharmaceutique.
Le
deuxie`me fax parvenu a` l'inspection est arrive´ le vendredi
saint a` 18.30 heures. A cette heure, il n'y avait plus
personne, me^me pour ouvrir un simple e-mail. Dans
n'importe quelle entreprise, il faudrait e^tre un saint pour
s'y trouver le soir du vendredi saint.
Cela e´tant dit, c'est donc le mardi apre`s Pa^ques, le 25
avril, que l'Inspection pharmaceutique a pu de´couvrir la
re´alite´ du proble`me : dans ce lot, certains bidons conte-
naient 0% du produit de´sinfectant. Comme je l'ai de´ja` dit,
a` ce moment, il y a eu un flottement de cinq jours pendant
lesquels l'inspection n'a pas re´agi de fac¸on ade´quate. Je
leur ai signifie´ clairement leurs manquements et une
structure a e´te´ mise en place afin de pallier dore´navant a`
ce proble`me.
On a perdu une semaine de travail car ce n'est que le 2
mai que les secteurs hospitaliers et soins de sante´ ont
e´te´ contacte´s afin de se pencher sur une action e´ven-
tuelle. Personne ne savait combien de bidons e´taient
implique´s. Il e´tait tout a` fait pertinent de connai^tre le
pourcentage de de´sinfectant se trouvant dans les bidons,
soit 2,2%, le minimum ne´cessaire e´tant de 1,5%. Il est
scientifiquement reconnu qu'il s'agit la` des concentra-
tions ade´quates.
A partir du 3 mai - j'ai tous les communique´s de presse en
ma possession -, chaque fois qu'une information pouvait
e^tre donne´e en termes clairs a` la population, nous avons
publie´ un communique´. J'ai de´ja` dit a` ce moment-la` aussi
qu'a` mon grand e´tonnement, du co^te´ francophone, on
n'en parlait nulle part, dans aucun journal, sur aucune
chai^ne de te´le´vision, sur aucune chai^ne de radio, alors
que du co^te´ flamand, les choses ont de´marre´ tout de
suite. Du co^te´ francophone, on a attendu une semaine
mais, en contrepartie, on insiste beaucoup plus mainte-
nant alors qu'au de´but, personne ne bougeait. Voila` pour
ce qui concerne l'exactitude des donne´es. Apre`s le 3 mai,
un communique´ est paru le 4 mai, un autre tre`s de´taille´ le
12 mai et un autre fin mai. Tout cela e´tait destine´ a`
informer l'ensemble de la population.
A part cela, les structures hospitalie`res ont e´te´ informe´es
et, la` aussi, les dates que vous donnez sont inexactes.
Primo, un premier fax a e´te´ envoye´ le 4 mai a` tous les
services d'urgence car on voulait que l'information arrive
a` temps. Le 5 mai, on a a` nouveau envoye´ un fax a` toutes
les structures hospitalie`res. Il reprenait les informations
se trouvant de´ja` dans le fax du 4 mai. Cette fois, le fax a
e´te´ adresse´ non aux services d'urgence mais bien aux
me´decins-directeurs, aux directeurs administratifs des
infrastructures hospitalie`res, etc. L'objectif du question-
naire envoye´ aux ho^pitaux e´tait surtout de se faire une
ide´e du nombre d'ho^pitaux concerne´s et d'avoir aussi vite
que possible une ide´e du nombre de personnes concer-
ne´es. Seuls les ho^pitaux peuvent nous renseigner a` ce
sujet et non le ministe`re de la Sante´ publique. Il fallait
alors croiser les informations rec¸ues de la firme. Nous
avons d'ailleurs pu constater des erreurs de la part de
cette dernie`re.
C'est gra^ce a` la de´marche ge´ne´ralise´e de la Sante´
publique que tous les ho^pitaux ont rec¸u l'information.
Auparavant, seuls ceux qui e´taient cense´s e^tre victimes
de l'ope´ration malheureuse avaient e´te´ mis au courant.
Les questions pose´es ne visaient qu'a` restreindre le
champ des investigations ulte´rieures en identifiant de
manie`re objective les structures concerne´es par le pro-
ble`me et a` disposer des premiers e´le´ments d'e´valuation
des risques. Dans cette optique, les questions pose´es
e´taient parfaitement pertinentes et valides.
J'ai ces questions devant les yeux, mais en ne´erlandais.
Je vais donc improviser une traduction.
Pour quel type de mate´riel le CIDEX est-il utilise´ dans
votre institution ? Est-il employe´ avec une grande fre´-
quence ou non ?
HA 50
COM 232
17
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
D'autres mesures de de´sinfection sont-elles prises ? On
a pu par exemple constater que si on dispose de
machines de lavage automatique tre`s performantes, le
mate´riel est suffisamment de´sinfecte´ sans qu'il soit ne´-
cessaire d'utiliser le CIDEX. Cette question a donc toute
sa pertinence afin de savoir ce qui doit e^tre fait par la
suite.
Par ailleurs, on dit que la concentration minimale du
CIDEX doit s'e´lever a` 1,5% et doit e^tre ve´rifie´e a` l'aide de
languettes de re´action. Dans la notice de la firme, a`
propos du mode d'utilisation, il est dit qu'il est utile de se
servir de ces languettes pour contro^ler le degre´ de
concentration. C'est d'ailleurs gra^ce a` cette pratique que
des structures hospitalie`res belges ont de´couvert le
proble`me. Ce proble`me se posait aussi aux Pays-Bas,
mais ce sont nos ho^pitaux qui l'ont de´couvert et qui l'ont
signale´ en premier lieu a` la firme en question pour
demander des explications.
Nous pourrons donc ainsi obtenir toutes les informations
utiles pour l'avenir.
J'en viens aux recommandations officielles destine´es
aux ho^pitaux. Comme je l'ai de´ja` dit, tous les ho^pitaux ont
rec¸u un fax le 4 mai. Celui-ci e´tait adresse´ aux services
d'urgence. Le lendemain, il a e´te´ de´cide´ d'adresser ce
me^me courrier aux directeurs, aux me´decins-directeurs,
etc. Ce courrier du 5 mai e´tait accompagne´ d'une lettre
faisant re´fe´rence a` la lettre du 4 mai et confirmait aux
ho^pitaux de rappeler les patients ayant e´te´ en contact
avec le mate´riel traite´ avec le produit incrimine´ entre le
11 fe´vrier et le 21 avril, en attendant la re´union du comite´
d'experts du Conseil supe´rieur d'hygie`ne et de notifier a`
l'Inspection ge´ne´rale de la pharmacie les cas suspects.
En ce qui concerne votre quatrie`me question, il est exact
que dans un premier temps, les nume´ros de te´le´phone
mentionne´s dans ce courrier e´taient ceux de l'Inspection
ge´ne´rale de la pharmacie. En effet, au de´part, c'e´tait
cette Inspection ge´ne´rale de la pharmacie qui e´tait
responsable de l'inventaire, etc.
Ce proble`me comporte par ailleurs des aspects sanitai-
res qui rele`vent clairement de la compe´tence de la cellule
me´dicale de vigilance et d'e´valuation de l'administration
des soins de sante´. C'est ainsi que les appels des
ho^pitaux relatifs a` ces recommandations furent de´vie´s
vers l'administration des soins de sante´.
J'apprends par vous que cela a quelquefois pose´ pro-
ble`me pour donner rapidement le nom des responsables.
Mais le courrier envoye´ par fax aux ho^pitaux le 5 mai
mentionnait le nom des trois me´decins faisant partie de la
cellule me´dicale ainsi que leurs nume´ros de te´le´phone et
de fax respectifs.
Cela se trouvait dans la lettre qui a e´te´ faxe´e le 5 avril. Le
fax n'a pas e´te´ envoye´ durant la nuit. Mais vous savez
qu'avec les syste`mes de transmission automatiques, le
courrier est envoye´ lorsque la ligne est libre.
Il me semblait logique de donner ces coordonne´es pour
tous ceux qui de´siraient obtenir des informations com-
ple´mentaires concernant les risques d'infection, les ana-
lyses de sang, etc. En aucun cas, les nume´ros de
te´le´phone et de fax concerne´s n'e´taient errone´s. Il s'agis-
sait bien des nume´ros, d'une part, de l'inspection de la
pharmacie et, d'autre part, des me´decins responsables
pour la vigilance.
M. Luc Paque (PSC) : Les nume´ros ont-ils e´te´ donne´s
dans cet ordre ?
Mme Magda Aelvoet, ministre : Les gens ont d'abord
te´le´phone´ a` l'inspection de la pharmacie. Et la`, on leur a
dit qu'ils devaient contacter les autres nume´ros.
M. Luc Paque (PSC) : Il semblerait qu'au premier nu-
me´ro, on aurait dit que c'e´tait un faux nume´ro. Et l'autre
e´tait celui d'une dame qui s'exprimait en ne´erlandais et
qui ne pouvait pas aider l'interlocuteur. Ainsi, il a du^
appeler le troisie`me nume´ro, qui e´tait finalement le bon.
Mme Magda Aelvoet, ministre : Vous me demandez
ensuite de diffuser une information claire au public. Dans
un premier temps, il n'e´tait pas possible de diffuser une
information comple`te et claire au public. Ce n'est en effet
qu'au fur et a` mesure des de´veloppements de l'affaire
que l'on a pu faire une estimation se´rieuse des mesures
a` prendre et de la fac¸on de les mettre en oeuvre. C'est
pourquoi nous avons diffuse´ des communique´s qui don-
naient a` chaque fois l'e´tat de la question a` ce moment-la`.
Pour rappel, le premier courrier envoye´ par la firme faisait
e´tat d'une incertitude concernant la concentration du
produit, sans plus d'information. Le second courrier, celui
du 5 avril, mentionnait quant a` lui que la concentration du
produit se situait entre 0 et 2,2. Il e´tait, a` ce stade, tre`s
difficile de faire une e´valuation du risque pour les patients
concerne´s, car on ne savait pas quel e´tait le pourcentage
exact.
Une e´valuation de ce risque a e´te´ faite le 10 mai, lors de
la re´union du comite´ d'experts du Conseil supe´rieur de
l'hygie`ne, que l'on avait d'ailleurs tente´ de re´unir plus
rapidement, mais sans succe`s. De`s le 11 mai, des
recommandations ont e´te´ transmises aux ho^pitaux.
Comme je l'ai dit a` M. Destexhe, qui est intervenu la
semaine dernie`re au Se´nat a` ce sujet, il est vrai qu'un
paragraphe des recommandations avait e´te´ mal formule´.
Pour les recommandations ulte´rieures, la communication
avec les structures hospitalie`res a e´te´ suffisamment
claire pour e´viter la mauvaise interpre´tation de ce para-
graphe.
18
HA 50
COM 232
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
L'administration des soins de sante´ et l'inspection ge´ne´-
rale de la pharmacie ont e´te´ amene´es a` re´pondre aux
questions pose´es par le public sur leur ligne de te´le´phone
normale. Mon cabinet a e´galement rec¸u une se´rie de
coups de te´le´phone a` ce sujet. On a toujours pu donner
les renseignements ne´cessaires.
Par ailleurs, la firme Johnson & Johnson a instaure´ un
nume´ro d'appel destine´ aux patients et un autre destine´
aux me´decins. Elle a e´galement mis a` la disposition des
ho^pitaux un de´pliant destine´ aux patients, reprenant
toutes les explications en termes tre`s clairs.
Pour terminer, je dirai encore ce qui suit. Le comite´ des
experts du Conseil supe´rieur de l'hygie`ne s'est encore
re´uni jeudi dernier. Lors de cette re´union, ils ont e´labore´
une recommandation que je vais re´aliser d'urgence, a`
savoir confier a` l'institut de sante´ publique Louis Pasteur
la supervision e´pide´miologique de tout ce qui se passe
maintenant dans les 81 structures hospitalie`res concer-
ne´es. De cette fac¸on, nous pourrons voir comment
chaque structure hospitalie`re s'est penche´e concre`te-
ment sur la situation.
Cela permettra aussi de faire des recommandations au
cas ou` l'on constaterait que certaines structures n'ont
pas agi comme il le faut. Vous savez qu'en termes
d'infection, le proble`me s'est arre^te´ le 4 avril e´tant donne´
que le lot a e´te´ retire´. Cette semaine perdue - ce que je
continue a` regretter - pour l'inspection n'a pas eu pour
effet la prolongation d'une situation dangereuse.
Restons corrects dans nos analyses. Je rappelle que
notre syste`me de sante´ n'est pas un syste`me de sante´
d'Etat. On parle tout le temps a` pre´sent de centralisation,
de faire en sorte que les grands de´fenseurs de la
me´decine libre se convertissent rapidement en protago-
nistes d'un syste`me d'Etat ou` j'aurais le droit d'imposer
des obligations aux me´decins; je n'ai pas ce pouvoir ! La
seule chose que nous puissions faire, c'est communiquer
correctement, imposer l'e´laboration de recommanda-
tions, mettre la firme devant ses responsabilise´s. En
effet, dans ce cas-ci c'est la firme qui est clairement en
cause : elle n'a pas fait de contro^le quotidien de la
production.
Sachez aussi que c'est la Belgique qui a informe´ l'auto-
rite´ compe´tente en Angleterre, pas les Pays-Bas. C'est la
Belgique qui a informe´ la Commission europe´enne. C'est
la Belgique qui a agi le mieux en faveur des patients. A
cet e´gard, je vous invite a` faire la comparaison avec ce
qui s'est passe´ aux Pays-Bas. Ce n'est pas pour me
vanter de quoi que ce soit ! Concre`tement, nous avons
perdu une semaine, mais pour le reste nous avons
travaille´ de fac¸on assez convenable.
Il semble logique de conside´rer que c'est aux ho^pitaux a`
prendre contact avec les patients. En effet, les ho^pitaux
sont les seuls a` savoir quels sont les patients qui se sont
rendus chez eux, quelles sont leurs pratiques de de´sin-
fection, comment il faut e´valuer la situation. Cela a bien
entendu pour conse´quence qu'il y a des diffe´rences
d'action. Je regrette aussi la fac¸on dont certaines per-
sonnes ont e´te´ accueillies. Instaurer un syste`me d'ac-
cueil centralise´ n'aurait fait que retarder encore les
choses et nous aurions e´te´ confronte´s a` d'autres types
de proble`mes.
Le choix d'une approche de´centralise´e e´tait donc le bon.
Cependant, je voudrais, gra^ce a` l'e´tude e´pide´miologique
et le suivi par l'institut Louis Pasteur, assurer une e´va-
luation de la pratique qui a e´te´ de´ploye´e en termes re´els
par les ho^pitaux.
M. Luc Paque (PSC) : Madame la pre´sidente, je remer-
cie la ministre de sa re´ponse de´taille´e. Une remarque
toutefois. Je constate qu'a` ce jour, parmi les 50 000
suppose´s patients qui auraient pu rentrer en contact avec
du mate´riel de´sinfecte´ ou non par ce produit, un grand
nombre de personnes ne le savent pas ou ont des doutes
quant au fait de savoir s'il existe un risque pour leur
sante´, n'ont toujours pas e´te´ contacte´es officiellement
par les ho^pitaux ou par les cabinets me´dicaux ou` elles se
sont rendues.
Je suis d'accord avec vous sur le fait qu'il ne faut pas
arriver a` une centralisation comple`te en matie`re de soins
de sante´. Mais ne pourrait-on pas enjoindre les ho^pitaux
et les cabinets me´dicaux a pre´venir effectivement tous
les patients qui sont passe´s par eux dans la pe´riode
incrimine´e ? Il me semblerait logique que ces personnes
soient contacte´es. Etant donne´ que les ho^pitaux ont un
fichier, il pourrait y avoir un contro^le de l'inspection
pharmaceutique. Je ne demande pas que les noms des
patients soient communique´s urbi et orbi.
A ce niveau, il faut assurer un suivi des personnes qui ont
e´te´ en contact avec du mate´riel de´sinfecte´ par ce produit,
mais je crois que ce n'est pas le cas a` ce jour.
Mme Magda Aelvoet, ministre : Dans la lettre du 5 mai,
qu'on pre´sente par ailleurs comme comportant des ques-
tions non pertinentes, figure la question de savoir si le
produit a e´te´ utilise´ et combien de patients ont pu avoir
e´te´ en contact avec ce mate´riel. Nous attendons fin juin,
date ultime a` laquelle nous avons demande´ aux ho^pitaux
de rappeler les patients, pour disposer, au niveau tant de
l'inspection ge´ne´rale de la pharmacie que de la vigilance,
une vue chiffre´e - espe´rons-le, tout a` fait comple`te - de ce
que les ho^pitaux ont fait. Ensuite, la supervision et l'e´tude
e´pide´miologique de l'Institut de sante´ publique Louis
Pasteur devront donner des e´le´ments quant a` la qualite´
de ce qui a e´te´ fait. Je pense donc que tous les
instruments sont mis en place pour re´colter ces donne´es.
Mme Miche`le Gilkinet (AGALEV-ECOLO) : Madame la
ministre, les deux mesures conjugue´es nous permettront
de´ja` d'y voir beaucoup plus clair et d'en tirer des lec¸ons
HA 50
COM 232
19
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Miche`le Gilkinet
pour l'avenir. Ne´anmoins, je me permets d'insister pour
qu'il y ait une nouvelle communication envers les pa-
tients, peut-e^tre plus du co^te´ francophone que du co^te´
ne´erlandophone puisque, apparemment, du co^te´ ne´er-
landophone, les patients ne semblent pas si pre´occupe´s.
Ces patients se posent aussi un certain nombre de
questions, comme par exemple de savoir s'ils doivent
constituer un dossier pour l'avenir, comment cette situa-
tion sera ge´re´e et comment les cou^ts seront pris en
charge. Certains ont parle´ d'un de´fraiement en cas de
petit cho^mage, etc. Il me parai^t utile de pre´voir une
information claire et pre´cise. Les patients seront ainsi a`
me^me de la re´percuter autour d'eux.
La pre´sidente : En conclusion de cette discussion, des
motions ont e´te´ de´pose´es.
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties
ingediend.
Une motion de recommandation a e´te´ de´pose´e par
M. Luc Paque et est libelle´e comme suit :
La Chambre, ayant entendu les interpellations de
M. Luc Paque et Mme Miche`le Gilkinet
et la re´ponse de la ministre de la Protection de la
consommation, de la Sante´ publique et de l'Environne-
ment, recommande au gouvernement :
- de mettre en place dans les meilleurs de´lais une
proce´dure unique, organise´e au niveau fe´de´ral, visant a`
informer et a` re´pertorier tous les patients susceptibles
d'avoir e´te´ en contact avec des instruments potentielle-
ment nettoye´s avec le produit CIDEX inactif;
- de de´finir pre´cise´ment les modalite´s de remboursement
des frais lie´s aux tests de contamination encourus par les
patients;
- de mettre en place au sein de l'administration de la
sante´ publique, une proce´dure standard, efficace et
rapide pour la gestion de ce type de crise.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer
Luc Paque en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellaties van de heer Luc
Paque en mevrouw Miche`le Gilkinet
en het antwoord van de minister van Consumenten-
zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, beveelt de rege-
ring aan :
- zo spoedig mogelijk een eenvormige op federaal niveau
opgezette procedure in te stellen die ertoe strekt alle
patie¨nten die in aanraking kunnen zijn gekomen met
instrumenten die mogelijk met het onwerkzame CIDEX
werden gereinigd, in te lichten en te inventariseren;
- de nadere regels voor de terugbetaling van de kosten
die de patie¨nten voor de besmettingstests hebben ge-
maakt, precies vast te stellen;
- binnen het bestuur van volksgezondheid een snelle en
doeltreffende standaardprocedure voor het beheer van
een dergelijke crisis in te stellen.
Une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par Mmes
Colette Burgeon et Magda De Meyer et M. Robert Denis.
Een eenvoudige motie werd ingediend door de dames
Colette Burgeon en Magda De Meyer en de heer Robert
Denis.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
Ordre des travaux
Regeling van de werkzaamheden
La question orale n° 2049 de Mme Gilkinet est reporte´e
a` une date ulte´rieure.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 17.00 heures.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 17.00 uur.
20
HA 50
COM 232
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000