B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
COMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
VAN
DU
13-06-2000
13-06-2000
HA 50
COM 231
HA 50
COM 231
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 231
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 13 juni 2000
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE ZAKEN - COM 231
Samengevoegde mondelinge vragen van de dames Greta
D'Hondt en Kathleen van der Hooft en de heer Hans Bonte
aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegen-
heid over
de inactiviteitsgraad van de 50-plussers en de
deeltijdse arbeid
(nrs. 2006, 2052 en 2085)
5
sprekers : Greta D'Hondt, Kathleen van der Hooft,
Hans Bonte, Laurette Onkelinx, vice-eerste minister
en minister van Werkgelegenheid
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt aan de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over
de grijze economie en de bestrijding van het zwart-
werk
(nr. 2043)
10
sprekers : Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx, vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
Mondelinge vraag van de heer Jozef Van Eetvelt aan de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over
het toepassingsgebied van de wet van 8 juni 1972
(nr. 2075)
11
sprekers : Jozef Van Eetvelt, Laurette Onkelinx, vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
Sommaire
Mardi 13 juin 2000
COMMISSION DES AFFAIRES SOCIALES - COM 231
Questions orales jointes de Mmes Greta D'Hondt et
Kathleen van der Hooft et M. Hans Bonte a` la vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi sur
les taux
d'inactivite´ des personnes de plus de 50 ans et le travail a`
temps partiel
(n
os
2006, 2052 et 2085)
5
orateurs : Greta D'Hondt, Kathleen van der Hooft,
Hans Bonte, Laurette Onkelinx, vice-premie`re mini-
stre et ministre de l'Emploi
Question orale de Mme Greta D'Hondt a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
l'e´conomie paralle`le et
la lutte contre le travail au noir
(n° 2043)
10
orateurs : Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx, vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi
Question orale de M. Jozef Van Eetvelt a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
le champ d'application
de la loi du 8 juin 1972
(n° 2075)
11
orateurs : Jozef Van Eetvelt, Laurette Onkelinx, vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi
HA 50
COM 231
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
4
HA 50
COM 231
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DES AFFAIRES SOCIALES
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE ZAKEN
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 13 JUIN 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 13 JUNI 2000
De vergadering wordt geopend om 14.38 uur door de
heer Joos Wauters, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 14.38 heures par M. Joos
Wauters
, pre´sident.
Samengevoegde mondelinge vragen van de dames
Greta D'Hondt en Kathleen van der Hooft en de heer
Hans Bonte aan de vice-eerste minister en minister
van Werkgelegenheid over
de inactiviteitsgraad van
de 50-plussers en de deeltijdse arbeid
(nrs. 2006,
2052 en 2085)
Questions orales jointes de Mmes Greta D'Hondt et
Kathleen van der Hooft et M. Hans Bonte a` la vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi sur
les
taux d'inactivite´ des personnes de plus de 50 ans et
le travail a` temps partiel
(n
os
2006, 2052 et 2085)
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, de Hoge Raad voor
Werkgelegenheid laat verstaan dat de vijftig- en zestig-
jarigen voor de arbeidsmarkt moeten worden gemoti-
veerd en gemobiliseerd blijven, zeker indien ons land de
op de Europese Top in Lissabon overeengekomen 70%
werkgelegenheidsgraad wil bereiken. De Hoge Raad
wijst de stelsels van brugpensioen en oudere werklozen
aan als oorzaken van de grote inactiviteit bij de 50-
plussers. Ik wil helemaal geen kritiek leveren op deze
vaststelling van de Hoge Raad, maar toch vind ik dat de
twee categoriee¨n elk op hun eigenheid moeten worden
bekeken en dat er nuances dienen aangebracht te wor-
den als men deze categoriee¨n in een adem noemt.
Wat het stelsel van het brugpensioen betreft - vooral dan
het voltijds brugpensioen - hebben wij de voorbije jaren
een evolutie in dalende lijn gekend : in 1997 waren er
gemiddeld 129 070 voltijds bruggepensioneerden; in
maart 1998 waren het er 126 121, in maart 1999 121 523
en in maart van dit jaar waren het er 116 599. Voor de
geciteerde periode betekent dit een daling van het aantal
voltijds bruggepensioneerden met 12 471 eenheden.
Daarnaast is er een zeer beperkte groep van deeltijdse
bruggepensioneerden.
Wanneer wij daarnaast de evolutie van de groep oudere
werklozen bekijken, stellen wij een tegengestelde trend
vast. De oudere werkloze niet-werkzoekenden waren in
1997 met gemiddeld 113 836; in maart 1998 waren er
124 149, in maart 1999 waren ze met 139 860 en in
maart 2000 waren ze met 146 764.
Bij de bruggepensioneerden stelden wij voor dezelfde
periode een daling met 12 471 eenheden vast, terwijl er
hier een stijging is met 32 928 eenheden. Deze cijfers
komen van de doorgaans zeer betrouwbare gegevens
van de RVA.
De trend gaat door, want alleen al tussen maart en april
van dit jaar kwamen er zo'n 850 oudere werkloze niet-
werkzoekenden bij. Daarnaast bestaat nog een groep
van 25 500 oudere nog werkzoekende werklozen.
Met de Hoge Raad zeg ik dus dat er inderdaad iets moet
gebeuren aan de activering of het langer op de arbeids-
markt houden van oudere werknemers.
Het probleem is echter niet meer zozeer op het vlak van
de brugpensioenen gesitueerd die in dalende lijn zijn,
maar wel op het vlak van de oudere werklozen die wel
alsmaar toenemen. Ook in de vorige legislatuur hebben
wij niet voor niets aangeklaagd - de pers heeft dit onlangs
overgenomen - dat er tot die categorie een aantal ver-
doken bruggepensioneerden behoren. Men gebruikt in-
derdaad het stelsel van de oudere werklozen, die men
onder of boven de tafel bijbetaalt.
Daarnaast intrigeert mij sterk een bepaalde categorie
waarover weinig wordt gesproken en waaraan ook de
Hoge Raad voor de Werkgelegenheid geen of zeer
weinig aandacht besteedt, met name de deeltijds wer-
kenden met behoud van rechten. Zeker nu er in wel-
bepaalde streken van ons land sprake is van knelpunt-
vacatures - ik zal ze niet opsommen -, is het frappant dat
we in maart van dit jaar nog 72 304 deeltijds werkenden
met behoud van rechten telden. Voorheen noemden wij
ze de onvrijwillig deeltijdsen, personen die telkens hun
verklaring hernieuwen dat zij actief naar een voltijdse
betrekking op zoek zijn. Eigenlijk moet de overheid niet
HA 50
COM 231
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Greta D'Hondt
alleen oudere werklozen opnieuw in het arbeidsproces
inschakelen, maar ook de deeltijdse werkenden met
behoud van rechten - zij hebben trouwens verklaard op
zoek te zijn naar een voltijdse betrekking - aan een
voltijdse job helpen.
Mevrouw de minister, naar aanleiding van de bespreking
van uw beleidsbrief heb ik reeds opgemerkt dat het een
lacune in het beleid zou zijn, mocht men zich uitsluitend
toespitsen op het reactiveren van de werklozen. Dat
moet uiteraard gebeuren en de maatregel die u hebt
genomen om werkgevers ertoe aan te zetten oudere
werklozen opnieuw in dienst te nemen, juichen we toe,
net zoals het beleid van outplacement voor oudere
werknemers, een suggestie van collega Bonte die u
ongetwijfeld in de programmawet zult inschrijven. Wat
vooral moet gebeuren, is voorkomen dat er maandelijks
850 oudere werklozen bijkomen. Hier moet u proactief te
werk gaan en dat kan niet met e´e´n maatregel worden
gerealiseerd. Immers, hiertoe is een mentaliteitswijziging
nodig bij zowel werkgevers als werknemers. Dit heeft ook
te maken met vorming, enzovoort.
Vandaar mevrouw de minister, een heel concrete vraag :
welke maatregelen stellen u en de regering in haar
geheel in het vooruitzicht om te voorkomen dat oudere
werknemers al dan niet met hun instemming worden
afgedankt, behoudens bij zware herstructureringen ? De
maatregelen om ze opnieuw in het arbeidsproces in te
schakelen, kennen we al.
Vormt een dergelijk preventief beleid een onderwerp
tijdens de gesprekken tussen de regering en de sociale
partners die thans worden gevoerd ? Met andere woor-
den, hebben de regering en of de sociale partners reeds
voorstellen geformuleerd om afdanking van oudere werk-
nemers te voorkomen ?
Tot slot, zullen u en de regering in samenspraak met de
sociale partners ook de regelingen deeltijdse arbeid met
behoud van rechten of met een inkomensgarantie-
uitkeringen in dit debat inbrengen zodat deze werkne-
mers die onvrijwillig deeltijds werken, opnieuw voltijds
tewerkgesteld worden.
Mevrouw Kathleen van der Hooft (VLD) : Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik wens verder
te gaan op wat collega D'Hondt al heeft gezegd. In het
regeerakkoord is reeds een aantal ambities opgenomen
om de werkgelegenheidsgraad van 50-plussers op te
trekken. Hierdoor kunnen oudere werklozen en brug-
gepensioneerden hun kennis en ervaring opnieuw ten
dienste stellen van de arbeidsmarkt, zonder dat zij hun
statutaire rechten verliezen.
Er zijn al een aantal denksporen vanuit de regering
geformuleerd, namelijk het behoud van rechten van
bruggepensioneerden die tijdelijk weer actief worden en
een extra verlaging voor oudere werknemers. Sommige
bestaande maatregelen zijn niet van die aard dat zij echt
de arbeidsgraad van oudere werklozen activeren. Ik heb
het dan in het bijzonder over de vrijstelling van oudere
werklozen eens zij hun werk verloren zijn.
Ik zal de cijfers die mevrouw D'Hondt heeft aangehaald
niet herhalen, maar wij stellen effectief vast dat het aantal
oudere werklozen die van deze vrijstelling genieten de
laatste jaren zeer sterk is gestegen. Hierdoor valt een
groot potentieel voor de arbeidsmarkt weg en dit in een
tijd waarin sommige sectoren om arbeidskrachten verle-
gen zijn. Daarnaast moet men ook rekening houden met
het psychologisch effect dat dit op oudere werklozen
heeft. Zij worden als het ware afgeschreven op de
arbeidsmarkt en zij worden niet gesteund of gestimuleerd
in hun zoektocht naar een nieuwe job. Bij een inschrijving
bij de VDAB worden oudere werklozen veeleer ontmoe-
digd dan aangemoedigd.
De activiteitsgraad in Belgie¨ in de leeftijdscategorie van
55 tot 64 jaar is zeer laag in vergelijking met de omrin-
gende buurlanden. Bovendien zijn er maatschappelijke
en demografische evoluties waardoor wij in 2010 zullen
kunnen vaststellen dat er een grotere uitstroom dan
instroom is van arbeidskrachten. Daarom moeten we een
aantal maatregelen en formules vinden om de werkgever
en de werknemer te stimuleren zodat heel wat ouderen
langer actief kunnen blijven op de arbeidsmarkt.
Wij zijn zeker niet voor het afschaffen van het brug-
pensioen. In de toekomst kan men in bepaalde omstan-
digheden het behoud van deze formule rechtvaardigen.
Het gaat hier dan bijvoorbeeld over sociale maatregelen
bij massale ontslagen of voor fysiek zware beroepen.
Oudere werknemers die zich opnieuw in de arbeidsmarkt
willen inschakelen, moeten dat echter ook kunnen. Zij
verdienen ook alle aandacht. Vandaar dat het voorstel
van de heer Bonte bij mij toch enige sympathie opwekte
omdat juist die oudere werklozen geen ervaring hebben
met solliciteren en het zich opnieuw inschakelen in de
arbeidsmarkt. Mijn inziens kan men dat moeilijk verplich-
ten ten aanzien van de werkgever, noch ten aanzien van
de werknemer. Als het echter zou worden aangemoe-
digd, zou dat al een hele stap voorwaarts zijn in het
geheel van een groter aantal maatregelen die moeten
worden genomen om die oudere werknemers in te scha-
kelen.
Vervroegd uittreden is echter de norm niet meer en kan
de norm niet zijn. Het toeval wil dat ik dit weekend in de
Krant van West-Vlaanderen het verhaal las van een
bruggepensioneerde die nog altijd boos is op de vak-
bond. Hij moest op zijn 52ste op brugpensioen gaan.
Moeten zou tot de verleden tijd moeten behoren en
kunnen moet de regel zijn.
6
HA 50
COM 231
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Kathleen van der Hooft
Een belangrijk voorstel dat voor oudere werknemers kan
worden genomen, is de halftijdse loopbaanonderbreking.
Hierdoor kan men zijn activiteit terugschroeven zonder
volledig inactief te worden.
Door de vervangingsplicht kan men uiteindelijk jongeren
klaarstomen en kunnen zij beter worden ingeschakeld in
de arbeidsmarkt. Voor de ondernemer is deze formule
uiteraard ook goedkoper dan het stelsel van het brug-
pensioen want hij verliest slechts een minimum op zowel
financieel vlak als inzake productiviteit en knowhow. Een
van de belangrijke redenen waarom oudere werknemers
uiteindelijk worden uitgesloten, is het feit dat zij minder
productief zijn. Indien er voldoende vorming en opleiding
voorhanden is, zou men deze productiviteit zeker op peil
kunnen houden.
Ik heb terzake dan ook een aantal vragen.
Ten eerste, met het oog op de activering van de oudere
werkzoekenden had ik graag van de minister vernomen
wat zij denkt van het voorstel om de vrijstellingsmogelijk-
heden voor werkzoekenden ouder dan 50 jaar op te
heffen of op zijn minst te verschuiven naar een oudere
leeftijd ? Ten tweede, welke concrete maatregelen zal de
minister nemen om werkzoekenden ouder dan 50 jaar te
activeren en te motiveren om opnieuw tot de arbeids-
markt toe te treden ? Wat zal zij doen om werkgevers aan
te moedigen om ouderen aan te werven of in dienst te
houden ? Ten derde, zal de minister een overleg opstar-
ten met de gewesten om initiatieven inzake vorming en
opleiding, die gericht zijn op werkzoekenden ouder dan
50 jaar, in te richten ?
De heer Hans Bonte (SP) : Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, ik wil bijzonder beknopt
zijn omdat de problematiek reeds uitvoerig werd aange-
kaart door de vorige sprekers.
Ik hoop dat we met de keuze van deze problematiek het
rapport van de Hoge Raad voor Werkgelegenheid niet
begraven. Volgens mij worden in dit rapport heel wat
interessante aspecten aangekaart en zijn er een aantal
terechte analyses gemaakt die hopelijk ook onze aan-
dacht zullen trekken.
De Hoge Raad legt volgens mij de vinger op de wonde
wanneer hij enerzijds, wijst op een schaarste op de
arbeidsmarkt wat een gevolg is van het versneld afkalven
van de werkloosheid en anderzijds, vaststelt dat de
toename van de groep van oudere werknemers die op
steeds vroegere leeftijd de arbeidsmarkt verlaten onver-
droten voortgaat. Het is een paradox dat de arbeidsmarkt
behoefte blijkt te hebben aan ervaring en deskundigheid
en tegelijkertijd het proces niet stopt waarbij oudere
werknemers worden afgedankt.
De Hoge Raad heeft volgens mij gelijk in zijn analyse
waarbij hij wijst op een algemeen mentaliteitsprobleem
bij zowel werkgevers als werknemers. Wat mij daarin
vooral bekommert, is dat men op die manier dreigt te
vergeten dat een groot aantal van die werknemers zijn
kansen op hertewerkstelling zeer snel ziet dalen. Een
regering die werk maakt van de uitbouw van de actieve
welvaartsstaat heeft er volgens mij alle belang bij om ook
die groep werknemers kansen te bieden waarbij het
mentaliteitsprobleem voor een stuk wordt weggewerkt.
Op die manier kunnen werknemers langer aan de slag
blijven waardoor wij onze belofte inzake een verhoging
van de activiteitsgraad kunnen waarmaken.
Ik heb inderdaad een voorstel gelanceerd. Mevrouw de
minister, dit voorstel komt niet zomaar uit de lucht geval-
len. Het heeft te maken met de ervaring die hier en daar
opgebouwd is bij bedrijven in een aantal sectoren waar
men de voorbije jaren grondige herstructureringen deed.
Collectief ontslag ging er voor een stuk gepaard met die
zoektocht naar hertewerkstellingskansen - in een mode-
woord noemt men dat outplacement - en men zag er een
samenspel tussen vakbonden en werkgevers om voor
die moeilijke werknemersgroep, die spontaan minder
kansen krijgt dan bijvoorbeeld jongeren, extra instrumen-
ten te cree¨ren en in extra opleiding en begeleiding te
voorzien. Zodoende moet men niet meteen met de kop
tussen de schouders op zoek gaan naar een alternatief
brugpensioenstelsel waar men inderdaad de neus blijft
houden in de richting van die arbeidsmarkt.
Ik denk trouwens dat het niet enkel die passieve oudere
werknemersgroep ten goede kan komen, maar ook het
bedrijfsleven dat steeds meer op zoek gaat naar ge-
schoolde arbeidskrachten en in dit geval ervaren arbeids-
krachten.
Ik wil hier ook een tweede analyse uit dat rapport mee in
verband brengen. Een belangrijke vaststelling die de
Hoge Raad voor de Werkgelegenheid doet, is dat de
werkgeverswereld helemaal nog niet toe is aan de invul-
ling van haar engagement om 1,9% van de loonmassa te
gaan spenderen aan opleiding en vorming. Dit wordt
gecombineerd met de vaststelling uit andere analyses
dat waar opleiding en vorming wordt gegeven, ook op dat
punt oudere werknemers zeer dikwijls veel minder kan-
sen hebben om die opleiding en vorming te volgen en
daardoor alternatieve tewerkstellingskansen of hun ver-
dere carrie`re in het gedrang zien komen.
Dit is een zeer pertinente vaststelling van die Hoge Raad,
te meer omdat politiek gezien de lastenverlaging waarom
werkgevers zoveel jaren hebben gevraagd en nu ook
terecht voor een stuk hebben gekregen, altijd gecondi-
tioneerd is geweest en altijd in ruil werd gegeven voor dit
collectieve engagement om meer te gaan investeren in
opleiding en vorming. Op zich is dit een absolute nood-
zaak voor onze economie.
HA 50
COM 231
7
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Hans Bonte
Vandaar, mevrouw de minister, de bijzondere aandacht
die ik had voor de experimenten in de praktijk waaruit
blijkt dat men er via een intensieve opleiding en begelei-
ding na het ontslag maar ook tijdens de opzegperiode,
wel in slaagt om die hertewerkstellingskansen gaaf te
houden en nog een toekomstperspectief te bieden voor
die oudere werknemers.
Het is absoluut nodig dat we deze ervaring aangrijpen en
er een algemeen instrument van maken in de zin dat het
recht op outplacement voor oudere werknemers in de
regelgeving wordt ingeschreven ter preventie van de
overloop van het stelsel van oudere werklozen en dat van
bruggepensioneerden.
Mevrouw de minister, denkt de regering dat dit een goed
denkspoor is ? Zal daaraan worden gewerkt ? Zo ja, hebt
u daarvoor concrete ideee¨n en een concrete timing ?
Wat het tweede element betreft, met name het einde-
loopbaandossier dat eenieder bekommert, is al overleg
gepleegd met de sociale partners en werden al diverse
voorstellen geformuleerd.
Mevrouw de minister, waar en wanneer zullen ook hier in
globaliteit knopen worden doorgehakt ? Het heeft niet
veel zin om alleen iets rond outplacement te doen en
andere problemen, die hier door collega's aangekaart
worden, onaangeroerd te laten. Een globaal optreden in
deze complexe materie is absoluut op zijn plaats om die
activiteitsgraad omhoog te krijgen en om de kansen van
oudere werknemers op zoek naar nieuw werk inderdaad
te verhogen.
Minister Laurette Onkelinx : Mijnheer de voorzitter,
collega's, de plaats van de 50-plussers op de arbeids-
markt is een belangrijk en moeilijk vraagstuk. Het is
belangrijk omdat de demografische ontwikkeling vereist
dat de vroegere logica, die deze mensen vroegtijdig
inactief maakte via stelsels voor brugpensioen en oudere
werklozen, wordt doorbroken. Het is moeilijk omdat er
geen eenduidige maatregel bestaat die volstaat om de
werkgelegenheidsgraad bij ouderen te verhogen.
Ik zal in eerste instantie een overzicht van de maatrege-
len geven die op 1 juli 2000 in werking zullen treden en
op de rei¨ntegratie van oudere werklozen in de arbeids-
markt zijn gericht. Als ik spreek over oudere werklozen,
bedoel ik werklozen van minimum 45 jaar. Om werkge-
vers te stimuleren om dergelijke oudere werklozen aan te
werven zal een aanzienlijke lastenverlaging worden toe-
gekend. Bij de aanwerving van oudere werklozen die
minstens twee jaar werkloos zijn, gaat het over een
bijdragevermindering van 100% voor het eerste jaar van
tewerkstelling. Daarna krijgt men nog een vermindering
van 75% gedurende de vijf daaropvolgende jaren. Voor
iemand die op het ogenblik van de aanwerving tussen de
e´e´n en twee jaar werkloos is, krijgt men een vermindering
van 75% voor het eerste jaar en een vermindering van
50% gedurende de volgende vijf jaar.
Ook voor werknemers komen er stimulansen om het
werk te hervatten. Zowel tijdens als na de werkhervatting
verliest de werknemer inzake sociale uitkeringen, indien
hij bij zijn nieuwe job minder verdient dan bij zijn vroegere
job. Dat is een van de obstakels. Het probleem wordt
vanaf 1 juli opgevangen. Zowel tijdens de werk-
hervatting - bijvoorbeeld bij ziekte - als na de werk-
hervatting - bijvoorbeeld bij werkloosheid - zal worden
rekening gehouden met de voor de werknemer voorde-
ligste lonen. Bovendien zal het statuut van de oudere
werkloze met ancie¨nniteitstoeslag die een deeltijdse job
aanvat, worden verbeterd. Voor de berekening van zijn
aanvullende uitkering zal men met die toeslag rekening
houden. Ten opzichte van de huidige situatie kan dit een
verschil in maandinkomen van 5 000 tot 10 000 frank
opleveren, naargelang de leeftijd en de gezinssituatie.
Tenslotte zal de oudere werkloze met ancie¨nniteits-
toeslag die het werk hervat, onmiddellijk na die werk-
hervatting opnieuw recht hebben op deze ancie¨nniteits-
toeslag, terwijl hij nu na een dergelijke hervatting
12 maanden moet wachten voordat hij er opnieuw recht
op heeft.
Er zullen dus een hele reeks maatregelen worden getrof-
fen die zowel voor de werknemer als voor de oudere
werkloze het werken aantrekkelijker moeten maken.
Parmi les nouvelles propositions a` de´poser, j'estime que
ce dossier est prioritaire. Je pense en effet que le taux
d'activite´ des travailleurs plus a^ge´s est anormalement
faible dans notre pays. En outre, les perspectives qui
nous ont e´te´ transmises par le Bureau du plan ou par le
Conseil supe´rieur de l'emploi montrent qu'il nous faudra
peser de tout notre poids pour qu'un nombre significatif
de personnes moins jeunes restent en activite´.
Comment proce´der ? Comme je l'ai dit au de´but de mon
intervention, c'est par une multitude d'actions convergen-
tes que nous re´ussirons a` faire augmenter ce taux
d'activite´.
Nous y arriverons :
1) en continuant a` prendre des mesures qui permettent
un passage plus facile entre le cho^mage et le travail actif;
2) en incitant les travailleurs a^ge´s a` rester dans le circuit
du travail;
3) en attirant vers l'emploi une part non ne´gligeable de la
population non active et de´pourvue d'allocations socia-
les.
8
HA 50
COM 231
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Laurette Onkelinx
C'est un vaste programme qui passe par des accents
comme ceux que vous venez de de´velopper, que ce soit
la formation des travailleurs plus a^ge´s, des actions
e´liminant le plus possible les syste`mes d'incitation a`
l'inactivite´ du genre
pre´pension Canada Dry, des ac-
tions permettant d'ame´nager le temps de travail.
En consultant le rapport du Conseil supe´rieur de l'emploi
ou le rapport du Bureau du plan, on constate que dans
les anne´es qui viennent, toute une se´rie de personnes -
notamment des femmes et des femmes plus a^ge´es - vont
devoir avoir un inte´re^t pour l'emploi. Je suis persuade´e
que pour les y inte´resser, il va falloir leur offrir cette
possibilite´ d'un ame´nagement du temps de travail, har-
monisant les lieux de vie au travail et hors du travail.
Formation, re´vision des syste`mes de fin de carrie`re,
ame´nagement du temps de travail sont diffe´rents axes
sur lesquels je consulte actuellement.
Nous avons de´ja` de´pose´ toute une se´rie de propositions
auxquelles je veux inte´grer les conclusions du Conseil
supe´rieur de l'emploi. Je souhaite aussi cre´er un espace
appele´ le
bench marking. Il suffit d'observer les meilleu-
res pratiques qui, au niveau europe´en, ont permis de
relever le taux d'activite´.
Avant de proposer le plan, je voudrais e´galement avoir
une discussion sur ces pistes concre`tes avec les interlo-
cuteurs sociaux, le groupe de dix. Nous allons d'ailleurs
en parler demain, lors de la re´union entre le gouverne-
ment et les partenaires sociaux. Nous verrons aussi,
notamment dans le cadre de la pre´paration du futur
accord interprofessionnel, comment concilier la volonte´
du gouvernement, conforme´ment a` la de´claration gou-
vernementale de mener une action dynamique pour
relever le taux d'activite´ des plus a^ge´s, avec la volonte´
des partenaires sociaux d'en faire un des chapitres de
l'accord interprofessionnel.
Je veux aussi y re´fle´chir avec des acteurs de terrain. Ce
matin, j'ai rec¸u en mon cabinet des patrons d'entreprises
avec lesquels j'ai de´ja` commence´ a` discuter de plusieurs
pistes.
Nous travaillons en tenant compte des dernie`res analy-
ses re´alise´es dans notre pays, dans le cadre d'une
comparaison avec les mesures pre´conise´es dans les
pays partenaires de l'Union europe´enne. Nous en discu-
tons avec l'ensemble des partenaires sociaux et avec les
membres du gouvernement. Nous avons aussi des fo-
rums. Un de ceux-ci fait suite a` la note sur l'ame´nage-
ment du temps de travail. Il se de´roulera a` Anvers le 28
juin et aura pour the`me principal le rele`vement du taux
d'activite´ des plus a^ge´s.
Apre`s ce travail de comparaison et de prise en compte du
travail de terrain, j'espe`re de´poser des propositions sur
ce dossier prioritaire juste avant ou juste apre`s les
vacances.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mevrouw de minister, ik
dank u voor uw antwoord. Het is goed om het geheugen
af en toe op te frissen. U hebt dat gedaan met de
opsomming van de maatregelen die op 1 juli 2000 van
kracht worden om zowel de werkgevers in het kader van
de lastenverlaging als de oudere werknemers die werk-
loos of op brugpensioen zijn opnieuw te motiveren om tot
de arbeidsmarkt toe te treden.
Ik heb bij mijn vraagstelling gezegd dat ik deze maatre-
gelen op waarde schat. Ik heb u een concrete vraag
gesteld maar ik heb geen concreet antwoord gekregen. U
zegt dat er ideee¨n zijn en u verwijst naar het overleg met
de sociale partners van morgen 14 juni 2000. Als wij niet
concreet zijn vrees ik dat wij alleen water naar de zee
dragen en niet voorkomen dat er iedere maand 750
oudere werklozen bijkomen. Ik weet dat er nog geen
wetsontwerp is maar welke concrete voorstellen zult u
aan de sociale partners doen om dezelfde graad van
uitstoot van werknemers op oudere leeftijd, zelfs al op 45
jaar, te voorkomen ? Ik vraag niet naar het akkoord
waarover u in overleg zit. Welke concrete voorstellen,
zoals uw concrete remedie¨ringsvoorstellen, zult u aan de
sociale partners doen om deze uitstoot van oudere
werknemers te voorkomen ?
Het zal voor ondernemingen, voor werkgevers voordeli-
ger worden om iemand op oudere leeftijd opnieuw in
dienst te nemen, zelfs na een korte periode van werk-
loosheid als hij of zij nog geen verlies van ervaring en
kennis heeft, dan zijn eigen werknemers op oudere
leeftijd in dienst te houden. Dit zou aberrant worden. Ik
stel vast dat de werkgever die iemand in dienst neemt die
minder dan 2 jaar werkloos is, - na meer dan 2 jaar heeft
men verlies van ervaring - het eerste jaar 75% lasten-
verlaging heeft en daarna 5 jaar 50%. Men rekent terecht
in ondernemingen. Het wordt voordeliger om iemand
opnieuw aan te werven die kort werkloos is dan zijn eigen
werknemers aan de volle en dure prijs in dienst te
houden. Dit kan niet, dit wordt oneerlijke concurrentie.
Ik herhaal mijn vraag. In welke stimuli op alle mogelijke
vlakken en eventueel ook op financieel vlak voorziet u die
ervoor zullen zorgen dat men zijn oudere werknemers in
dienst houdt en hen niet via de omweg van de werkloos-
heid - dus na ontslag - opnieuw aanwerft ?
Mme Laurette Onkelinx, ministre : Pour les personnes
de 45 ans, nous devrons commencer relativement to^t et
de manie`re pre´ventive.
Je rappellerai ce que nous avons fait dans le secteur du
non-marchand ou` on a constate´ que c'e´tait a` partir de 45
ans qu'il y avait une rupture dans la courbe de l'emploi et
qu'il fallait faire en sorte que ces travailleurs puissent
rester en activite´.
HA 50
COM 231
9
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Laurette Onkelinx
Par ailleurs, je comprends l'impatience de Mme D'Hondt.
Je comprends qu'elle ait envie que je de´pose de`s a`
pre´sent et dans le cadre de cette discussion des propo-
sitions concre`tes. Mais je ne le ferai pas. Je dispose pour
l'instant de toute une se´rie de pistes. Je ne de´poserai
mes propositions que lorsque j'aurai termine´ l'ensemble
des consultations que j'ai e´voque´es tout a` l'heure.
Mevrouw Kathleen van der Hooft (VLD) : Mevrouw de
minister, ik wil even terugkomen op een vraag die ik aan
u heb gesteld. Wat denkt u over de vrijstellings-
mogelijkheid voor werkzoekenden ouder dan vijftig jaar ?
Gaat u ze in uw voorstellen opheffen of gaat u ze
behouden met het risico dat mensen uiteindelijk inactief
worden en het ook blijven ?
Mme Laurette Onkelinx, ministre : Je re´pondrai a` cette
question en me^me temps qu'aux autres, dans le cadre du
plan ge´ne´ral que j'ai de´pose´.
De heer Hans Bonte (SP) : Mevrouw de minister, ik wil
de indrukwekkende lijst die u hier hebt gegeven enigs-
zins aanvullen, in de zin dat dit aantoont dat er geen
toverformules bestaan inzake dit complexe proces op
onze arbeidsmarkt. Men moet op diverse terreinen ge-
lijktijdig inspanningen doen. Daarom is er een evenwicht
nodig tussen onder andere het goedkoper maken van de
arbeidskracht van oudere werknemers en het accent op
vorming en arbeidstijdverkorting.
Ik deel niet echt de vrees van mevrouw D'Hondt dat er
een verdringingseffect zou ontstaan. Die discussie kwam
een aantal jaren geleden zeer uitvoerig ter sprake naar
aanleiding van het jongerenbanenplan. Het grote verschil
is nu dat er een zeer lange werkloosheidsduur van een of
twee jaar wordt verwacht van oudere werknemers. Op
dat punt hoop ik dat de werkgevers hiervan gebruik
zullen maken. De schaarste die zich vandaag hier en
daar voordoet zal hen daar alleen toe aansporen. Ik
meen dus niet dat werkgevers er weloverwogen toe
zullen overgaan om een van hun oudere werknemers af
te danken om vervolgens iemand anders aan te nemen.
Natuurlijk moeten we daar wel voor waken.
Ik herhaal wat de Hoge Raad voor Werkgelegenheid ook
vaststelt, namelijk dat het voorstel van de minister twee
preventieve elementen omvat. De Hoge Raad wijst erop
dat we veel meer met de preventieve aspecten moeten
werken omdat we vandaag vaststellen dat ondanks de
aantrekkende conjunctuur oudere werknemers gestaag
werkloos worden of met brugpensioen worden gestuurd.
Mevrouw de minister, uw plan omvat twee preventieve
elementen, namelijk opleiding en vorming. Ik herhaal
echter wat ik lees, namelijk dat oudere werknemers zeer
dikwijls geen toegang krijgen tot opleiding en vorming.
Dat leidt er toe dat de 1,9% waartoe men zich gee¨nga-
geerd heeft nog absoluut niet wordt gehaald.
Arbeidstijdverkorting en het beter afstemmen van de
arbeidstijd op de behoefte aan werk lijkt mij een goed
denkspoor. Dit kan leiden tot het aan de slag houden van
oudere werknemers zodat ze niet voor de perverse
keuze staan om volledig te stoppen of voltijds door te
werken.
Mevrouw de minister, ik wil nog eens herhalen dat het
absoluut noodzakelijk is om het preventieve spoor voort-
durend aandacht te schenken. Om dit te versterken moet
men ook rekening houden met het evenwicht. Er worden
niet geringe lastenverlagingen toegestaan gedurende
zes jaar. Het eerste jaar gaat het om 100% en de vijf
volgende jaren om 75%. Verder worden opleiding en
vorming wel gepland maar nog niet gegeven. Ik meen
dan ook dat de tijd rijp is om het preventieve spoor verder
uit te bouwen. Ik kan alleen herhalen dat in de praktijk
bewezen is dat intensieve begeleiding en opleiding via
outplacement oudere werknemers absoluut kan helpen
en dus de kans dat zij aan de slag blijven groter maakt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt aan
de vice-eerste minister en minister van Werkgelegen-
heid over
de grijze economie en de bestrijding van
het zwartwerk
(nr. 2043)
Question orale de Mme Greta D'Hondt a` la vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi sur
l'e´co-
nomie paralle`le et la lutte contre le travail au noir
(n° 2043)</b>
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, op 9 november vorig jaar
stelde ik u in deze commissie een vraag over het door u
in de media aangekondigde opvoeren van de strijd tegen
het zwartwerk. In de vraag heb ik verwezen naar de tekst
uit de
Handelingen. U antwoordde mij toen dat op basis
van de nota van 26 oktober 1996 die de Ministerraad
werd voorgelegd diverse werkgroepen werden opgestart.
U hebt ons die nota toen ook gegeven.
U deelde ons toen mee dat de sociale partners, die u op
8 november had ontmoet, u hadden gevraagd hen gere-
geld op de hoogte te houden over de stand van zaken in
de besprekingen en de vooruitgang in deze dossiers. Op
9 november voegde u daaraan toe dat u veronderstelde -
onder andere aan de hand van de vragen die ik u had
gesteld - dat ook in het parlement de wil aanwezig was
om de werkzaamheden van deze werkgroepen op de
voet te volgen. Ik heb u dit trouwens bevestigd.
Sinds november 1999 hebben wij in het parlement en
meer specifiek in deze commissie voor de Sociale Zaken
geen verdere informatie meer ontvangen over de stand
10
HA 50
COM 231
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Greta D'Hondt
van zaken in deze werkgroepen. Ondertussen werd door
het Internationaal Monetair Fonds nog maar eens een
nota gepubliceerd over de grijze economie met daarin
jammer genoeg enkel gegevens tot en met 1995. Daaruit
blijkt dat de omvang van de Belgische grijze of onder-
grondse economie tussen 1980 en 1995 daalde van 33
tot 13%.
Ondanks deze achteruitgang blijft de grijze of onder-
grondse economie in Belgie¨ volgens allerlei Europese
publicaties wellicht groter dan in de meeste andere
Europese landen. De Europese Commissie raamde het
zwartwerk in de Europese Unie in 1998 op 7 tot 16%.
Ons land bevond zich samen met Griekenland, Italie¨ en
Spanje in de weinig benijdenswaardige positie van kop-
loper in het zwartwerk. De Europese Commissie raamde
het zwartwerk in Belgie¨ op 12 tot 21% van het BBP.
Het Internationaal Monetair Fonds definieert grijze eco-
nomie als een economische activiteit die niet wordt
geregistreerd maar voor de rest legaal is. Ik heb het hier
dus niet over zwartwerk in de criminele sfeer. Deze
activiteit, zegt het IMF, verdwijnt ondergronds om belas-
tingen of sociale bijdragen te vermijden of regulering te
omzeilen. Ik meen dat dit een zeer correcte definitie is
van wat grijze economie betekent.
Mevrouw de minister, kunt u ons meer dan 7 maanden
nadat deze werkgroepen werden opgericht op de hoogte
brengen van de stand van zaken ? Welke ideee¨n of
concrete voorstellen hebben deze werkgroepen gefor-
muleerd ? Ten tweede, hoever is het overleg met de
sociale partners gevorderd inzake de voorstellen op het
vlak van bestrijding van het zwartwerk ? Welke concrete
ideee¨n of voorstellen worden geformuleerd ? U hebt
daarjuist herhaald dat deze gesprekken momenteel
plaatsvinden. Wanneer mogen wij van de regering wet-
gevende initiatieven verwachten in het kader van de
bestrijding van de grijze economie of het zwartwerk ?
Mme Laurette Onkelinx, ministre : Monsieur le pre´si-
dent, chers colle`gues, comme Mme D'Hondt a bien voulu
le rappeler, cela fait un certain nombre de mois que je
travaille, avec mon e´quipe, sur le dossier du travail
ille´gal.
Je rappelle que nous travaillons sur quatre chapitres : un
chapitre institutionnel, un chapitre emplois de proximite´,
un chapitre faux inde´pendants et un chapitre fiscal. Mon
colle`gue Didier Reynders a pris en charge le volet fiscal,
donc c'est pluto^t avec lui qu'il faudrait en discuter.
Pour ce qui concerne le chapitre institutionnel, a` savoir la
constitution d'un organe permanent qui permettrait aussi
bien au niveau fe´de´ral que dans le cadre des coordina-
tions re´gionales et d'arrondissements d'exercer un
meilleur contro^le, une meilleure pre´vention et des ac-
cords avec les secteurs, nous sommes au bout de la
discussion. Nous en avons encore parle´ avec les mem-
bres du Conseil national du travail la semaine dernie`re.
J'espe`re la` aussi avant la fin de l'e´te´ ou a` la rentre´e,
de´poser le projet de loi devant le gouvernement.
Pour ce qui concerne le chapitre des emplois de proxi-
mite´, une premie`re discussion a eu lieu au sein du
gouvernement vendredi dernier et reviendra vendredi
prochain. Les choses avancent et j'espe`re qu'il y aura
une conclusion de`s ce vendredi. Le dossier sera alors
transmis pour discussion au Conseil national du travail.
Pour ce qui concerne le chapitre des faux inde´pendants,
j'en ai largement discute´ avec mon colle`gue ministre des
Affaires sociales. Comme vous le savez certainement, le
groupe Cantillon va devoir se pencher sur la question
avant me^me que le gouvernement tire les conclusions
qui s'imposent.
Je n'irai pas plus avant aujourd'hui puisque les projets
sont en voie de finalisation et j'aurai l'occasion de les
pre´senter en commission, je l'espe`re dans les semaines
a` venir.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mevrouw de minister,
heb ik het goed begrepen dat twee vragen aan de NAR
gesteld worden ?
Ik heb begrepen dat u met de institutionele maatregelen
bijna rond bent en dat u naar de NAR gaat. Eveneens zei
u na vrijdag met een dossier naar de NAR te zullen gaan.
Gaat het hier over hetzelfde of gaan er twee projecten
naar de NAR ?
Mme Laurette Onkelinx, ministre : Oui, tout a` fait.
Mme Greta D'Hondt (CVP) : Deux projets.
Minister Laurette Onkelinx : Twee ontwerpen, met
name op institutioneel vlak en in verband met de duur
van de diensten.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Jozef Van Eetvelt aan
de vice-eerste minister en minister van Werkgelegen-
heid over
het toepassingsgebied van de wet van
8 juni 1972
(nr. 2075)
Question orale de M. Jozef Van Eetvelt a` la vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi sur
le
champ d'application de la loi du 8 juin 1972
(n° 2075)</b>
HA 50
COM 231
11
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Laurette Onkelinx
De heer Jozef Van Eetvelt (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, mevrouw de minister, collega's, er is nogal wat onrust
ontstaan over de mogelijkheid om het gebied tussen
Brussel en Schilde in de omgeving van het Zeekanaal als
havengebied te erkennen.
Wanneer men dit gebied als havengebied erkent, heeft
dit vrij veel negatieve gevolgen voor zowel werkgevers
als werknemers. Aangezien er maatregelen genomen
zijn om de binnenvaart te revalueren, komt dit op een
slecht moment.
Mevrouw de minister, zijn er initiatieven genomen om het
gebied tussen Brussel en Schilde in de omgeving van het
Zeekanaal als havengebied te erkennen ? Zo ja, beseft
de minister welke gevolgen dit zal hebben voor zowel
werkgevers als werknemers in een streek waar de werk-
loosheid zeer klein is ? Dit zal zeer nadelige gevolgen
hebben voor de concurrentiekracht van de onderschei-
den ondernemingen.
Minister Laurette Onkelinx : Mijnheer de voorzitter,
collega's, tot nu toe werd mij geen enkel voorstel tot
uitbreiding van het havengebied van het Zeekanaal
Brussel-Schilde voorgelegd.
Ik kan mij op grond van geruchten zeker niet uitspreken.
Het ligt voor de hand dat de eventuele indiening van
dergelijk dossier de inachtneming van al zijn sociale en
economische aspecten moet impliceren.
De heer Jozef Van Eetvelt (CVP) : Mevrouw de minister,
u kent geen voorstel, maar ik wil er toch aan toevoegen
dat ook het Vlaams Economisch Verbond over inlichtin-
gen beschikt dat men aan dergelijk voorstel zou werken.
Ik veronderstel dat u vroeg of laat toch in aanraking zult
komen met deze voorstellen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 15.31 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 15.31 heures.
12
HA 50
COM 231
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000