B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
J
USTITIE
COMMISSION DE LA
J
USTICE
VAN
DU
13-06-2000
13-06-2000
HA 50
COM 228
HA 50
COM 228
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 228
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 13 juni 2000
COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
-
COM 228
Mondelinge vraag van de heer Karel Van Hoorebeke aan
de minister van Justitie over
de afzetting van de leidend
ambtenaar van het secretariaat van de kansspel-
commissie
(nr. 2039)
5
sprekers : Karel Van Hoorebeke, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren Tony
Van Parys en Bart Laeremans aan de minister van Justitie
over
de ontsnapping van twee psychopaten uit de instel-
ling te Doornik
(nrs. 2044 en 2082)
7
sprekers : Tony Van Parys, Bart Laeremans, Marc
Verwilghen
, minister van Justitie
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren Tony
Van Parys en Jean-Jacques Viseur aan de minister van
Justitie over
het misbruik van het penitentiair verlof
teneinde hooligans onder te kunnen brengen in de gevan-
genis
(nrs. 2045 en 2056)
9
sprekers : Tony Van Parys, Jean-Jacques Viseur,
Marc Verwilghen, minister van Justitie
Mondelinge vraag van de heer Tony Van Parys aan de
minister van Justitie over
de malaise inzake de aanstel-
ling van een verbindingsofficier van de GPP in Rome
(nr. 2047)
14
sprekers : Tony Van Parys, Marc Verwilghen, minister
van Justitie
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren Olivier
Chastel, Jean-Jacques Viseur, Jo Vandeurzen en Bart
Laeremans aan de minister van Justitie over
de wet van
1 mei 2000 tot wijziging van een aantal bepalingen betref-
fende de Belgische nationaliteit - restrictieve interpretatie
van de procedureregels door sommige gemeenten
(nrs. 2057, 2086, 2064 en 2080)
16
sprekers : Olivier Chastel, Jean-Jacques Viseur, Jo
Vandeurzen
, Bart Laeremans, Marc Verwilghen, mi-
nister van Justitie
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Justitie over
de gevolgen van het uitstel van
de inwerkingtreding van de wet betreffende de hervorming
van de gerechtelijke kantons voor bepaalde vredegerech-
ten
(nr. 2063)
23
sprekers : Jo Vandeurzen, Marc Verwilghen, minister
van Justitie
Sommaire
Mardi 13 juin 2000
COMMISSION DE LA JUSTICE
-
COM 228
Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au ministre de
la Justice sur
la re´vocation du fonctionnaire dirigeant de
la commission jeux de hasard
(n° 2039)
5
orateurs : Karel Van Hoorebeke, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Questions orales jointes de MM. Tony Van Parys et Bart
Laeremans au ministre de la Justice sur
l'e´vasion de
deux psychopathes d'une institution psychiatrique a` Tour-
nai
(n
os
2044 et 2082)
7
orateurs : Tony Van Parys, Bart Laeremans, Marc
Verwilghen
, ministre de la Justice
Questions orales jointes de MM. Tony Van Parys et
Jean-Jacques Viseur au ministre de la Justice sur
l'abus
de conge´ pe´nitentiaire afin de pouvoir mettre des hooli-
gans en prison
(n
os
2045 et 2056)
9
orateurs : Tony Van Parys, Jean-Jacques Viseur,
Marc Verwilghen, ministre de la Justice
Question orale de M. Tony Van Parys au ministre de la
Justice sur
le malaise qui entoure la de´signation d'un
officier de liaison de la PJP a` Rome
(n° 2047)
14
orateurs : Tony Van Parys, Marc Verwilghen, ministre
de la Justice
Questions orales jointes de MM. Olivier Chastel, Jean-
Jacques Viseur, Jo Vandeurzen et Bart Laeremans au
ministre de la Justice sur
la loi du 1er mai 2000 modifiant
certaines dispositions relatives a` la nationalite´ belge -
interpre´tation restrictive des re`gles de proce´dure par cer-
taines communes
(n
os
2057, 2086, 2064 et 2080)
16
orateurs : Olivier Chastel, Jean-Jacques Viseur, Jo
Vandeurzen
, Bart Laeremans, Marc Verwilghen, mi-
nistre de la Justice
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre de la
Justice sur
les suites du report de l'entre´e en vigueur de
la loi relative a` la re´forme des cantons judiciaires
(n° 2063)
23
orateurs : Jo Vandeurzen, Marc Verwilghen, ministre
de la Justice
HA 50
COM 228
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
4
HA 50
COM 228
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE LA JUSTICE
COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 13 JUIN 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 13 JUNI 2000
De vergadering wordt geopend om 10.23 uur door de
heer Fred Erdman, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 10.23 heures par M. Fred
Erdman
, pre´sident.
Mondelinge vraag van de heer Karel Van Hoorebeke
aan de minister van Justitie over
de afzetting van de
leidend ambtenaar van het secretariaat van de
kansspelcommissie
(nr. 2039)
Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au minis-
tre de la Justice sur
la re´vocation du fonctionnaire
dirigeant de la commission jeux de hasard
(n° 2039)</b>
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, in novem-
ber 1999 stelde u de heer Willy Vermeulen aan tot
secretaris van de kansspelcommissie.
Het sierde u, mijnheer de minister, dat u een oplossing
uitwerkte voor de heer Vermeulen die, na de opheffing
van het Hoog Comite´ voor Toezicht, geen concrete
opdracht meer had.
Door de aanstelling van betrokkene tot secretaris van de
kansspelcommissie in november 1999, werd hem op-
nieuw een verantwoordelijke functie toebedeeld die hij
onmiddellijk aanvaardde.
Op 1 januari 2000 trad de kansspelcommissie in werking
en werd raadsheer Marique als voorzitter aangesteld.
Van bij de aanvang ontstond er blijkbaar een conflict
tussen de heer Vermeulen en de heer Marique. Naar
verluidt is de heer Vermeulen een moeilijk persoon en
zou hij wel eens aan de basis kunnen liggen van de
strubbelingen. Bij nazicht van het dossier en van de
nota's die her en der werden verspreid, stel ik echter vast
dat er meer aan de hand is.
Wat er ook van zij, mijnheer de minister, op voorstel van
de heer Marique die u een brief van 6 bladzijden richtte
met aantijgingen tegen de heer Vermeulen - waartegen
deze laatste zich nooit kon verdedigen - werd overge-
gaan tot de tijdelijke ontheffing van de heer Vermeulen uit
zijn specifieke secretariaatsfunctie. Op basis van uw brief
van 30 mei, werd betrokkene uiteindelijk ontheven uit zijn
functie van leidend ambtenaar van het personeel dat de
kansspelcommissie bijstaat en werd hij tevens ontzet uit
zijn functie van secretaris.
Zoals ik reeds zei formuleerde de heer Marique een
aantal aantijgingen tegen de heer Vermeulen in een
lange brief van 20 mei. Hoewel de heer Vermeulen nooit
werd gehoord in dat verband en zich bijgevolg niet kon
verdedigen tegen deze aantijgingen, besliste u blijkbaar
toch op basis van deze brief om op 31 mei laatstleden
aan de secretaris-generaal van het departement te mel-
den dat de heer Vermeulen uit zijn functie werd ontheven
en vroeg u hem een passende nieuwe functie voor
betrokkene te zoeken.
Dat verbaast mij nochtans, mijnheer de minister, omdat ik
aanneem dat u de heer Vermeulen in november 1999
voor die functie niet alleen aanduidde om hem een plaats
te bezorgen, maar omdat u ervan overtuigd was dat hij
over de nodige bekwaamheid beschikte om die functie uit
te oefenen. Toch werd hij enkele maanden later uit zijn
functie ontzet, blijkbaar op basis van het feit dat de heer
Marique hem totaal onbekwaam vond en van mening
was dat hij niet overeenkwam met de leden van de
commissie.
De kansspelcommissie moet binnenkort de criteria bepa-
len op basis waarvan het casino van Brussel zal worden
opgericht en moet bepalen waar het zal worden onder-
gebracht, wat een belangrijke opdracht is.
Blijkbaar wordt die commissie door twee Franstalige
personen, de heren Marique en Fontinoy, fel gedomi-
neerd. De heer Fontinoy speelt er als PRL-expert, afkom-
stig uit het kabinet van minister Reynders, een grote rol.
We kunnen ons afvragen of de verwijdering van de heer
Vermeulen, die zijn opdracht waarschijnlijk naar behoren
vervulde, niet veeleer als een eliminatie moet worden
beschouwd. De heer Marique en de heer Fontinoy willen
misschien op die manier pottenkijkers uitschakelen. U
hebt voor de heer Marique gekozen, tegen de heer
Vermeulen. De heer Marique heeft u vroeger bijgestaan
HA 50
COM 228
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Karel Van Hoorebeke
in de commissie-Dutroux. Dat element heeft wellicht
doorgewogen ten opzichte van de keuze die u destijds
ten voordele van de heer Vermeulen hebt gemaakt.
Daarom, mijnheer de minister, wens ik u de volgende
vragen te stellen.
Is het juist dat de heer Vermeulen uit zijn functie van
secretaris en leidend ambtenaar van de kansspel-
commissie werd ontheven ? Welke motieven liggen aan
de basis van deze beslissing ? Waarom werd de heer
Vermeulen niet gehoord voordat u een beslissing nam ?
U hebt uw beslissing blijkbaar gebaseerd op de brief van
20 mei, die de heer Marique aan u heeft gericht. U hebt
de heer Vermeulen niet gehoord. Is het niet zonderling
dat u de heer Vermeulen eerst aanduidt - wellicht omwille
van zijn bekwaamheden - en enkele maanden later weer
afzet, volgens de brief van de heer Marique wegens
totale bekwaamheid. Hij zou niet voldoen voor de functie
waarvoor u hem hebt aangeduid. Hebt u gekozen ten
voordele van de heer Marique omdat u een goede band
met hem hebt door de vroegere rol die hij in de
commissie-Dutroux heeft gespeeld ? Hebben de heren
Marique en Fontinoy de bedoeling om de hele commissie
naar hun hand te zetten ? Willen ze bepaalde zaken
doen, onder meer in verband met het casino van Brus-
sel ? Hebt u voldoende garanties dat de commissie op
correcte wijze functioneert ? Op welke wijze zal de
werking van de commissie worden gecontroleerd ? Ten-
slotte, klopt het dat de werkzaamheden van de commis-
sie volledig in het Frans verlopen ? Is dat aan de domi-
nante rol van de heren Marique en Fontinoy te wijten ?
De voorzitter : Ik herinner de leden nogmaals aan de
tijdsduur die voor de vraagstelling is bepaald. De minister
heeft het woord.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter, col-
lega Van Hoorebeke, de secretaris-generaal heeft,
krachtens een beslissing van 31 mei 2000, de functie van
secretaris en leidend ambtenaar van de commissie
Kansspelen aan de heer Vermeulen onttrokken. Dit vloeit
voort uit de beslissing die de commissie Kansspelen
tijdens haar vergadering van 3 mei 2000 met eenparig-
heid van stemmen heeft genomen en die ertoe strekte de
heer Vermeulen tijdelijk uit het ambt te schorsen. Tijdens
deze vergadering zijn zowel de betrokkene als de voor-
zitter van de commissie Kansspelen gehoord. In de
notulen van de vergadering van 3 mei wordt vastgesteld
dat de betrekkingen tussen de voorzitter en de secretaris
dusdanig conflictueus waren geworden dat zij tot de
verlamming van de commissie dreigden te leiden. Dat
verklaart de commissie zelf op 3 mei 2000. Dit standpunt
is tijdens de volgende vergadering op 10 mei 2000
bevestigd. De commissie heeft toen nogmaals unaniem
betreurd dat de heer Vermeulen - die was gehoord - zich
bezighield met ondergeschikte aangelegenheden en
geenszins inspanningen leverde opdat de commissie zou
beschikken over de noodzakelijke elementen om de haar
bij wet toevertrouwde opdracht te vervullen.
De beslissing werd genomen door de commissie. In zijn
brief van 20 mei 2000 geeft de heer Marique, voorzitter
van de kansspelcommissie, een overzicht van de diverse
tekortkomingen en nalatigheden van de heer Vermeulen
als leidend ambtenaar. Ik beklemtoon dat de heer Mari-
que de enige kandidaat was voor deze functie. De heer
Vermeulen heeft tweemaal de gelegenheid gehad de
kritiek aan zijn adres in de commissie te weerleggen.
Daarom vond ik het niet opportuun de betrokkene per-
soonlijk te horen.
In tegenstelling tot uw vermoeden is de aanwijzing van
de heer Vermeulen tot leidend ambtenaar en secretaris
van de kansspelcommissie geen beslissing van de mi-
nister. Het is een administratieve aanstelling. Ik kan
alleen betreuren dat de aanstelling geen succes is ge-
worden. Ik wijs erop dat de commissie zelf heeft beslist
de heer Vermeulen opzij te zetten. De leden hebben dit
eenparig beslist tijdens de vergaderingen van 3 en 10
mei 2000. De veronderstellingen dat de persoonlijke
relaties tussen de voorzitter van de commissie en mezelf
aan de basis liggen van de verwijdering van de heer
Vermeulen zijn totaal ongegrond. Uit het initiatief van de
commissie blijkt dat de leden ten volle hun rol hebben
gespeeld. Zij moeten borg staan voor de goede werking
van de kansspelcommissie, eventuele problemen aan
het licht brengen en maatregelen nemen. In die context is
het overbodig een stringent controlesysteem uit te wer-
ken. Anders had men deze commissie niet moeten
oprichten. De commissie bestaat voor de helft uit Neder-
landstaligen en voor de helft uit Franstaligen. De leden
van de commissie worden voorgedragen door diverse
ministers. De voorzitter wordt gekozen onder de magis-
traten die geslaagd zijn voor het tweetaligheidsexamen
bedoeld in artikel 43 quinquies van 15 juni 1935 op het
gebruik van de talen in gerechtszaken. Elk lid spreekt zijn
moedertaal. De notulen van de vergadering worden in de
beide talen opgesteld. Zowel de Nederlandstalige als de
Franstalige leden van de commissie hebben zich eenpa-
rig uitgesproken voor de verwijdering van de heer Ver-
meulen. De problematiek heeft niets vandoen met taal-
perikelen.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
minister, uw antwoord overtuigt me helemaal niet. Het is
duidelijk dat er gestreefd werd en wordt naar een elimi-
natie van de heer Vermeulen. Reeds vanaf januari het de
heer Marique het dossier opgebouwd. We kunnen de
commissie beter beperken tot de heer Marique die de
spilfiguur in heel het spektakel is. Men heeft de eliminatie
voorbereid en nagestreefd.
Mijnheer de minister, u beroept zich op de notulen van de
vergaderingen van 3 en 10 mei 2000. Deze notulen zijn
echter nog niet goedgekeurd. Ik ben ervan op de hoogte
6
HA 50
COM 228
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Karel Van Hoorebeke
dat de heer Marique aan de notulen van 3 mei eigenhan-
dig een passage heeft toegevoegd. De commissie heeft
deze passage nog niet goedgekeurd.
Mijnheer de minister, uw uitspraak dat de commissie een
unanieme beslissing heeft genomen, overtuigt me niet. U
moet zich, mijns inziens, vragen stellen bij de verwijde-
ring van de heer Vermeulen. Het is niet normaal dat men
van een leidend ambtenaar die u in november aanstelt
reeds in januari zegt dat hij niet voldoet. U moet zich
terzake ernstige vragen stellen. Ik dring erop aan de
beslissingen van de kansspelcommissie nauwgezet te
volgen. Ik vermoed dat de commissie vrij spel wil krijgen
en daarom de heer Vermeulen opzij heeft gezet.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren
Tony Van Parys en Bart Laeremans aan de minister
van Justitie over
de ontsnapping van twee psycho-
paten uit de instelling te Doornik
(nrs. 2044 en 2082)
Questions orales jointes de MM. Tony Van Parys et
Bart Laeremans au ministre de la Justice sur
l'e´va-
sion de deux psychopathes d'une institution psy-
chiatrique a` Tournai
(n
os
2044 et 2082)
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, vorige week werd de
goegemeente opgeschrikt door het bericht over de ont-
snapping van twee gei¨nterneerden uit de gesloten psy-
chiatrische inrichting in Doornik.
Deze gei¨nterneerden konden blijkbaar gemakkelijk de
instelling verlaten. Het blijkt nu dat een van hen, jammer
genoeg, een zwaar misdrijf heeft gepleegd, met name de
gruwelijke moord op een studente.
De volgende vragen zijn aan de orde. Hoe kan iemand,
met een althans volgens de media zwaar verleden,
zomaar vrij rondlopen en de instelling verlaten ?
Onder welke voorwaarde kan iemand een dergelijke
instelling verlaten ? Hoe zat dit specifiek voor de voor-
noemde twee personen ? Waren er medische, psycholo-
gische of wetenschappelijke argumenten om het vrijlaten
van de desbetreffende personen uit de instelling te
verantwoorden ? Had men zicht op de werkelijke risico's
die hieraan verbonden waren ?
Is hieromtrent reeds een disciplinair en strafrechtelijk
onderzoek ingesteld ? Wat zijn de eerste resultaten ?
Zullen er inderdaad strafrechtelijke en of disciplinaire
maatregelen worden genomen ?
Welke maatregelen stelt de minister voor om dergelijke
voorvallen in de toekomst te vermijden ? Meer in het
algemeen, verbindt de minister er zich toe om in de
commissie voor de Justitie het rapport van de commissie
Internering te bespreken ? Welke acties overweegt de
minister in verband met de internering ?
Ten slotte en wellicht de meest belangrijke vraag : op
welke wijze werd de opvang van de familieleden van de
slachtoffers georganiseerd ? Het hoeft geen betoog dat
dergelijke feiten voor de familieleden van de slachtoffers
enorm pijnlijk zijn en dat hier op z'n minst een
psychologisch-medische begeleiding noodzakelijk is.
Tot daar de vragen die ik wou stellen naar aanleiding van
het zwaar incident na het tijdelijk in vrijheid stellen van
twee gei¨nterneerden uit een instelling in Doornik.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, mijn vraag
heeft specifiek betrekking op degene die in Doornik de
gruwelijke moord heeft gepleegd op Charlotte Holvoet,
een Franse studente. Ik hoef u niet te vertellen, mijnheer
de minister, dat die moord nog steeds nazindert in
Doornik. Volgens berichten in de kranten en op televisie
durven nog heel wat meisjesstudenten niet alleen de
straat op in Doornik. De gevaarlijke moordenaar blijkt een
psychiatrische patie¨nt te zijn die niet alleen een vijfvou-
dige verkrachter is, maar ook gewelddadige overvallen
heeft gepleegd.
Andermaal moeten wij vaststellen dat de vrijlating het
gevolg is van een onvoorstelbare laksheid. De betrok-
kene had de toestemming gekregen om cursus te volgen,
maar volgens de persberichten ging die man er nauwe-
lijks heen. Daar blijkt al manifest een gebrek aan con-
trole.
Naar aanleiding van de moord zijn er ook heel wat
klachten van personeelsleden aan het licht gekomen die
er zich collectief over beklagen dat er te veel gevaarlijke
patie¨nten in de instelling gehuisvest zijn, dat er nauwe-
lijks controle is op de patie¨nten en dat er iedere discipline
zoek is.
Ik citeer uit Het Laatste Nieuws :
Wij controleren de
patie¨nten niet. Er heerst geen discipline. De gei¨nterneer-
den vinden dat ze ziek zijn en dat wij ze niet mogen
behandelen als gevangenen. Bij de minste controle staan
ze op hun rechten. Wij zijn machteloos.
Toch wel vrij
pertinent als dit waar mocht blijken te zijn. Ik betwijfel dit
niet, want die klachten hoort men ook van andere instel-
lingen.
Sta mij toe nog twee korte bedenkingen te maken. Ten
eerste, die man heeft eerst verkrachtingen gepleegd,
nadien gewelddadige overvallen en nu deze moord. De
samenleving kan zich niet veroorloven dat dergelijke
HA 50
COM 228
7
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
personen ooit nog vrijkomen. De vraag rijst opnieuw hoe
die man voor altijd uit de samenleving kan worden
gei¨soleerd, zonder dat er ooit nog het risico is - tenzij hij
natuurlijk stervende is - dat hij zou vrijkomen.
Ten tweede, in dit verband is het heel treffend dat precies
in het Veiligheidsplan de paragraaf over de uitbreiding
van de terbeschikkingstelling is weggevallen. Ik heb u
daarover reeds ondervraagd en zal het onderwerp op-
nieuw aansnijden bij de bespreking van het Veiligheids-
plan. Precies die cruciale zin, waarmee u oorspronkelijk
van plan was de terbeschikkingstelling uit te breiden, is in
het definitieve plan weggevallen, terwijl het toch een
middel is om dergelijke criminelen uit de samenleving te
kunnen houden.
Mijnheer de minister, kunt u verklaren hoe het kan dat
deze gevaarlijke verkrachter zomaar vrij kon rondlopen
en dat niet werd gecontroleerd of hij de cursus volgde ?
Hoe komt het dat in die instelling zo weinig discipline
heerst en zo weinig controle bestaat ?
Welke conclusies trekt u over de op stapel staande
wetgeving inzake de internering ? Wanneer gaat dit
debat - zoals de heer Van Parys vroeg - hier worden
besproken ?
Bent u het ermee eens dat de toepassingsmogelijkheden
van de terbeschikkingstelling van de regering ernstig
moeten worden uitgebreid ?
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter,
collega's, het hoeft geen enkel betoog dat ik ook ten
stelligste de gruwelijke feiten die zich hebben voorge-
daan betreur. De vraagstellers moeten nochtans weten -
de heer Van Parys is de voormalige minister van Justitie
- dat de inrichting te Doornik niet onder mijn bevoegdheid
valt, maar wel onder die van het Waalse Gewest. Of men
dat nu wil of niet, er zijn bevoegdheidsregels en die
moeten worden gerespecteerd. Ook ik ben erdoor ge-
bonden.
Als minister van Justitie heb ik dan ook geen enkele
zeggenschap over de plaats waar een internering wordt
uitgevoerd, noch over het therapeutisch kader waarbin-
nen dit moet gebeuren. Deze beslissing wordt integraal
genomen door de commissie voor de Bescherming van
de Maatschappij, die als administratief rechtscollege
onafhankelijk is.
Pas vanaf het ogenblik dat deze commissie beslist om
een veroordeelde te plaatsen binnen de psychiatrische
annexen van een strafinrichting, draag ik verantwoorde-
lijkheid en kan ik tussenbeide komen, anders niet.
U stelde een aantal vragen over het rapport van de
commissie Internering. Onlangs heb ik ere-advocaat-
generaal Vandemeulebroucke de opdracht gegeven om,
rekening houdend met de inzichten van de commissie
Internering en de accenten die ikzelf wens te leggen, een
voorontwerp van wet op te stellen. Volgens mij is de heer
Vandemeulebroucke, als ondervoorzitter van deze com-
missie, de best geplaatste persoon. Hij weet uitermate
goed hoe in deze materie wetteksten moeten worden
voorbereid.
Mijn kabinet onderhandelt nog steeds met de departe-
menten over de uitbouw van een zorgcircuit voor de
gedetineerden en gei¨nterneerden. Hierover heb ik reeds
een vraag beantwoord van collega Van der Hooft. Ik voeg
eraan toe dat het niet de bedoeling is om gevaarlijke en
onhandelbare gei¨nterneerden binnen dit zorgcircuit te
brengen. Zij moeten in de psychiatrische annexen van de
gevangenissen worden opgesloten. Dat is de enige mo-
gelijkheid om daadwerkelijk toezicht te kunnen uitoefe-
nen.
Ik ben van plan de commissies tot Bescherming van de
Maatschappij af te schaffen eens de strafuitvoerings-
rechtbanken zijn opgericht. Het is aangewezen op dat
ogenblik een psychiater als assessor te laten zetelen
wanneer de rechtbank zich moet buigen over een gei¨n-
terneerde. Momenteel bestaat de commissie uit een
magistraat, een advocaat en een geneesheer. Deze
samenstelling is voor de gei¨nterneerden niet optimaal.
Mijnheer de voorzitter, tot daar het antwoord op de
vragen van de heren Van Parys en Laeremans.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de minister,
dit dossier toont de problemen inzake bevoegdheids-
verdeling tussen het federale niveau en de gemeen-
schappen en de gewesten specifiek aan. Dit probleem
hadden we naar aanleiding van het Veiligheidsplan al
aangekaart. Het is absoluut noodzakelijk dat er een
overleg bestaat tussen het federale niveau en de ge-
meenschappen en de gewesten zodat beslissingen van
rechtscolleges effectief en efficie¨nt worden uitgevoerd.
Hiervoor bestaan de samenwerkingsakkoorden tussen
de federale overheid en de gemeenschappen en de
gewesten. Men zal hoe dan ook altijd met dit probleem
worden geconfronteerd. Het is niet omdat dit tot de
bevoegdheid van het gewest behoort, dat het probleem is
opgelost, integendeel. Ik pleit dan ook voor een intens
overleg terzake tussen de federale overheid, de gemeen-
schappen en de gewesten.
Mijnheer de minister, ik heb nog e´e´n concrete vraag.
Bent u bereid om hier het debat te voeren over het
rapport van de commissie Interneringen ? Naar mijn
aanvoelen is dit een essentieel uitgangspunt inzake het
beleid ten aanzien van een groep mensen die schrome-
lijk verwaarloosd worden. De consequentie daarvan is
dat er omstandigheden worden gecree¨erd die aanleiding
geven tot de gruwelijke dingen die we vandaag meema-
ken. Wij moeten hieruit lessen trekken. Het is helemaal
niet mijn bedoeling om hier over verantwoordelijkheden
8
HA 50
COM 228
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Tony Van Parys
of fouten te spreken. Ik wil op dit ogenblik echter spreken
over hoe we zo snel mogelijk een oplossing kunnen
vinden voor dit enorme probleem dat zich voordoet ten
aanzien van de behandeling en de opvolging van de
integratie van deze mensen, in de mate dat de feiten het
toelaten.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
minister, ik vind het antwoord nogal eigenaardig. Het gaat
hier toch duidelijk om een zware crimineel die zeer zware
vergrijpen heeft gepleegd. U houdt dan als minister van
Justitie de boot af en u zegt dat het uw bevoegdheid niet
is. Dit kan niet. Dit toont net aan dat er een grote lacune
zit in de beheersing van het probleem van gei¨nterneer-
den.
Minister Marc Verwilghen : Ik vind dit ongehoord.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
minister, het blijft iemand die een gevaar is voor de
samenleving. Justitie zou dat in het oog moeten houden.
Minister Marc Verwilghen : Collega Laeremans, als er
een bevoegdheidsverdeling komt, dan kan men die al
dan niet betreuren. Ze is er nu.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Dat is inder-
daad juist. Ik zeg echter dat er een lacune is.
Minister Marc Verwilghen : We kunnen ons er niet
gemakkelijk van afmaken.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : U doet dat in
elk geval. U zegt dat u er niet verantwoordelijk voor bent.
Ik kan moeilijk aanvaarden dat u als minister van Justitie
gewoon geen zicht hebt op dit soort situaties. Dit zou
veranderd moeten worden. Enerzijds, is er de situatie
van gei¨nterneerden in gevangenissen. We hebben met
de commissie voor de Justitie destijds een dergelijke
instelling bezocht in Bergen. Iedereen weet dat dit geen
ideale situatie is. Anderzijds, gaat het om de gewestsin-
stellingen. Ik dacht dat het om gemeenschapsinstelingen
ging, maar daar heb ik mij blijkbaar vergist. Het gaat
nochtans om een zaak van bijstand aan personen en
verzorging. Daartussen ontbreekt dus iets, namelijk het
systeem van de TBS, zoals we dat in Nederland kennen.
Daar zijn er aparte instellingen voor zeer gevaarlijke
mensen die na het verlopen van de straftijd niet meer
thuishoren in de gevangenis, maar wel in een aparte
instelling voor de terbeschikkingstelling.
Dan kom ik terug op de vraag die ik daarnet heb gesteld.
Hoe staat u tegenover de mogelijkheid om die uit te
breiden ? We weten allemaal dat die nog vrij beperkt is.
In het oorspronkelijke Veiligheidsplan, het ontwerp van
januari, was opgenomen dat dit zou worden uitgebreid.
Precies dit zinnetje is er na de tussenkomsten van PS en
Agalev uit weggevallen. U hebt niet geantwoord op mijn
vraag om dat eventueel uit te breiden. Dan zitten we
misschien in een situatie waar Justitie er opnieuw zicht
op heeft.
Mijnheer de minister, u weet dat Justitie in onze ogen een
materie is die met personen te maken heeft en dus best
zou worden gesplitst en deels overgeheveld naar de
gemeenschappen.
Ik wil nu niet de discussie voeren over welk niveau
bevoegd is. Dit wordt op termijn beter op e´e´n niveau
geplaatst, namelijk op het niveau van de gemeenschap-
pen. Zolang dit niet het geval is lijkt het mij zinvol om de
terbeschikkingstelling ernstig te nemen waarbij het de-
partement van de Justitie zijn verantwoordelijkheid op-
neemt.
Minster Marc Verwilghen : Ik wil kort reageren op de
terechte opmerking van de heer Van Parys. In het
parlement en in de commissie voor de Justitie moet de
discussie worden gevoerd over de richting die de besluit-
vorming van de commissie voor de Internering moet
aannemen. Ik heb de heer Vandemeulebroecke gelast
om daarover een ontwerptekst te maken. Dan zal het
volledige debat, dat moet worden uitgeklaard, plaatsvin-
den. Ik verwijs naar het federaal veiligheids- en detentie-
plan waar in het deelproject 90/3 de aangelegenheid van
de internering nogmaals wordt aangesneden. Dit punt
verdient dan ook alle nodige oplossingen. Ondertussen
heeft men dit drama niet kunnen beletten en moet men
nu machteloos toekijken.
De voorzitter : Mijnheer Laeremans, de voorzitter van de
Kamer kan ongrondwettelijke voorstellen weigeren.
Soms heb ik de neiging om ook ongrondwettelijke op-
merkingen te weigeren. De gemeenschappen zijn nu
eenmaal in een bepaald kader bevoegd.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, ik wou alleen de lacune aantonen.
De voorzitter : De wet is de wet en de grondwet is de
grondwet, wat men er ook van denkt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren
Tony Van Parys en Jean-Jacques Viseur aan de
minister van Justitie over
het misbruik van het
penitentiair verlof teneinde hooligans onder te kun-
nen brengen in de gevangenis
(nrs. 2045 en 2056)
HA 50
COM 228
9
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Questions orales jointes de MM. Tony Van Parys et
Jean-Jacques Viseur au ministre de la Justice sur
l'abus de conge´ pe´nitentiaire afin de pouvoir mettre
des hooligans en prison
(n
os
2045 et 2056)
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, de rondzendbrief van
1 juni 2000, die gedetineerden de mogelijkheid geeft om
tijdelijk vrij te komen om plaats vrij te maken voor
eventueel aan te houden hooligans in het kader van het
snelrecht, roept ernstige vragen op. Als ik de rondzend-
brief goed begrijp staat daarin dat de gedetineerden het
statuut van vrij burger krijgen, dat zij bovendien vrijkomen
zonder opgelegde voorwaarden en dat de directeurs
hierin een belangrijke beslissingsbevoegdheid hebben.
Ik heb toch een aantal bemerkingen bij deze rondzend-
brief. Men kan zich afvragen welke garanties men heeft
om de risico's op recidive te voorkomen. Er kunnen
immers geen voorwaarden worden opgelegd. Het is ook
de vraag in welke mate men zicht heeft op het milieu
waarin de voorlopig vrijgelaten gedetineerde terecht-
komt. Klaarblijkelijk is het ook moeilijk om op voorhand
zicht te hebben op wie zal worden vrijgelaten. De brief
dateert van 1 juni 2000. De formulieren konden tegen
5 juni worden ingediend. In welke mate kan men in deze
korte tijdsspanne oordelen over degenen die uiteindelijk
tijdelijk in vrijheid worden gesteld ?
De naar mijn aanvoelen paniekerige beslissing om de
rondzendbrief in te trekken deed nog meer vragen rijzen.
Op een bepaald ogenblik heeft men klaarblijkelijk beslist
om het aantal tijdelijk vrij te laten gedetineerden te
beperken tot 150. Men kan zich hierover een aantal
beleidsmatige vragen stellen. Heeft men niet kunnen
voorzien dat het aantal mensen dat in aanmerking kwam
veel hoger lag ? Wat was eigenlijk de bedoeling ?
Waarom heeft men aanvankelijk het aantal gedetineer-
den niet beperkt tot 150, als men toch van oordeel was
dat 150 plaatsen noodzakelijk waren om de hooligans
onder te brengen ? Wat zijn de criteria ?
Gebaseerd op berichten in de media is het klaarblijkelijk
zo dat de eerste 150 aanvragen zijn aanvaard. Het
criterium dat gehanteerd werd was eigenlijk :
wie eerst
vraagt, krijgt
. In het kader van het penitentiair beleid lijkt
het mij niet evident dat men mensen vrijlaat om andere
mensen op te sluiten. Dit lijkt mij tegengesteld te zijn aan
wat de oorsprong van het snelrecht had moeten zijn. Men
had in bijkomende middelen en locaties moeten voorzien
zonder de goede rechtsbedeling op zich in gevaar te
brengen.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dit probleem
krijgt een bijkomende dimensie nu blijkt dat er ook een
rondschrijven is van het college van procureurs-generaal
waardoor men de uitvoering van de straffen uitstelt tot na
10 juli. Klaarblijkelijk laat men nu niet alleen meer men-
sen vrij om ruimte te maken voor hooligans in de gevan-
genissen, men voert bovendien gevangenisstraffen die
werden opgelegd niet uit. De uitvoering hiervan wordt
uitgesteld tot na 10 juli. Ook dit stelt het fundamentele
probleem van de toepassing van het snelrecht. Wij
hebben steeds gezegd dat als men het snelrecht wou
toepassen, men ook in voldoende middelen moest voor-
zien. Dit kon niet ten nadele gaan van de gewone
dossiers en de goede rechtsbedeling. In dit geval is dit
blijkbaar echter wel zo aangezien men enerzijds, straffen
niet uitvoert en anderzijds, gevangenen vrijlaat.
Er zijn dus een aantal fundamentele vragen. Mijnheer de
minister, ik wil even ingaan op het antwoord dat u
gegeven hebt bij de bespreking van het Veiligheidsplan.
U onderstreepte dat het probleem van de overbevolking
van de gevangenissen een probleem was waarmee u
geconfronteerd werd toen u uw ambt hebt opgenomen. Ik
wil opmerken dat hetzelfde probleem zich voordeed bij
de aanvang van de vorige legislatuur. Toen werd de
maatregel genomen om in de mogelijkheid te voorzien
om de overuren te laten compenseren. Bij de start van de
vorige legislatuur was het zo dat de overuren hoe dan
ook in verlof moesten worden omgezet. Om dit enorme
probleem op te lossen moesten wij zorgen voor de
mogelijkheid om de overuren uit te betalen. Dat is ook
gebeurd. Nu stellen wij echter vast dat er onvoldoende
middelen zijn om dit te doen. Bovendien is hier ook
onvoldoende vraag naar.
Mijnheer de minister, los hiervan heb ik een aantal
concrete vragen. Hoe past het rondschrijven om gedeti-
neerden tijdelijk vrij te laten in het Veiligheidsplan en de
beleidsnota van de minister van Justitie ? Hoe past dit in
de doelstellingen van het penitentiair verlof ? Dit verlof is
er immers op gericht om mensen geleidelijk opnieuw in
contact te brengen met de samenleving zodat hun inte-
gratie soepeler kan verlopen. Hoeveel mensen werden er
uiteindelijk vrijgelaten op basis van het rondschrijven ?
Wat waren de criteria hiervoor ? Klopt het dat de direc-
teurs van de Waalse gevangenissen anders hebben
gereageerd op het probleem en het rondschrijven dan de
Vlaamse directeurs ? In de loop van het weekend heb ik
vernomen dat de Waalse directeurs veel terughoudender
en dus ook veel later hebben gereageerd. Dit zou als
gevolg hebben dat er in hoofdzaak Vlaamse gedetineer-
den zijn vrijgekomen omdat de Vlaamse directeurs het
rondschrijven heel loyaal hebben uitgevoerd. Ik stel u
deze laatste vraag omdat dit het probleem nog een
andere dimensie geeft. Het probleem is op zich al ernstig
genoeg om een aantal vragen te stellen.
M. Jean-Jacques Viseur (PSC) : Monsieur le pre´sident,
monsieur le ministre, chers colle`gues, nous avons l'im-
pression que la Belgique et les Pays-Bas vivent a` l'heure
des hooligans, mais en ge´rant le proble`me d'une manie`re
tre`s particulie`re.
10
HA 50
COM 228
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Jacques Viseur
Pour prendre une comparaison applicable a` cette pe´-
riode spe´ciale, on peut dire qu'a` certains moments, tout
cela ressemble tre`s fort a` du
football panique. S'il s'agit
d'un proble`me important qui demande des re´ponses
ade´quates et adapte´es, un certain nombre de mesures
prises a` l'initiative du gouvernement nous laissent quel-
que peu perplexes.
Je ne reviendrai pas sur la loi sur la proce´dure acce´le´re´e
qui consiste - je reprends l'expression que j'utilisais a`
l'e´poque -, un peu comme dans les ouvrages de Lucky
Luke, a` installer une se´rie de panneaux autour des
villages indiquant
Ici, nous avons une loi contre les
hooligans
, afin d'e´carter du village Belgique ces hooli-
gans.
On ne peut pas dire que cette technique soit particulie`-
rement bien vue puisque le colle`ge des procureurs
ge´ne´raux - comme nous l'avions dit lors des de´bats a`
propos de ce texte - a e´mis de se´rieux doutes sur
l'application de la nouvelle proce´dure au cas ou`, par
exemple, l'avocat d'un hooligan ne se pre´senterait pas. Il
ne semble donc pas que cela soit une re´ussite, d'autant
que tous les moyens promis, notamment aux juridictions
bruxelloises, n'ont pas e´te´ effectivement libe´re´s.
On en vient donc ve´ritablement aujourd'hui a` ce que
j'appelle du
football panique, c'est-a`-dire a` l'ide´e
consistant a` se demander ce qu'on va bien pouvoir faire
si des hooligans sont arre^te´s dans le cadre d'une proce´-
dure exceptionnelle ou re´gulie`re et comment combiner la
pre´sence de ces hooligans en prison avec celle d'autres
de´tenus.
Face a` la mesure annonce´e et a` cette circulaire, on peut
e´videmment utiliser la de´rision, comme une certaine
e´mission de te´le´vision a` la RTBF annonc¸ant que le
gouvernement avait charge´ les ministres de la Justice et
de l'Inte´rieur d'un grand plan de mobilite´ puisqu'il s'agis-
sait de de´placer d'un endroit a` l'autre les hooligans, pour
en arriver a` des propositions aussi biscornues que celle
de placer les hooligans - dont chacun connai^t les senti-
ments racistes et violents a` l'e´gard des e´trangers - dans
des centres ferme´s. Et le second endroit vers lequel on
compterait aussi de´placer les e´ventuels hooligans serait
des prisons partiellement vide´es via ces conge´s pe´niten-
tiaires exceptionnels.
Cette mesure pose plusieurs proble`mes. Alors qu'il est
question, dans le cadre du plan de politique pe´nitentiaire,
de culture du respect, je trouve particulie`rement malvenu
de lier le conge´ pe´nitentiaire exceptionnel avec la culture
du respect et de la re´paration des peines.
Par ailleurs, nous assistons ainsi a` un ve´ritable de´tour-
nement de ce que repre´sente la mesure me^me du conge´
pe´nitentiaire qui est toujours une mesure individualise´e,
soit pour des motifs graves sur le plan familial, soit dans
le but d'un processus individuel de re´insertion.
Or, ces conge´s pe´nitentiaires exceptionnels lie´s a` des
e´ve´nements exte´rieurs sont tout a` fait en contradiction
avec cette optique, me^me s'il s'agit de volontaires. C'est
finalement l'autorite´ publique qui de´cide de faire de la
place a` un certain moment et pour des raisons qui n'ont
rien a` voir avec le parcours personnel du de´tenu.
Quelles seront les modalite´s exactes de cette mesure ?
Combien de de´tenus sont-ils vise´s ? Les de´tenus qui
seraient ainsi invite´s a` quitter les prisons seront-ils de´fa-
vorise´s au niveau du calcul de la dure´e de leur peine ?
Que faire dans les deux cas extre^mes : s'il n'y a pas de
volontaires ou s'il y en a trop ? Sur la base de quels
crite`res le choix sera-t-il ope´re´ ? Cela se trouve-t-il dans
le plan fe´de´ral de politique pe´nitentiaire ? Quelles seront
les modalite´s applique´es ?
Ces questions en appellent d'autres. Que se passera-t-il
si, au terme de l'Euro 2000, un certain nombre de
hooligans restent en prison ? Les de´tenus provisoire-
ment en conge´ pe´nitentiaire verront-ils celui-ci trans-
forme´ en conge´ a` dure´e illimite´e ? Comment pensez-
vous ge´rer la situation au cas ou` certains hooligans
resteraient en prison, ce qui ne diminuerait e´videmment
pas le surpeuplement ?
Par ailleurs, est-il exact que les parquets vont retarder
l'incarce´ration des condamne´s qui ne pre´senteraient pas
de risques pour la se´curite´ ? Pouvez-vous nous pre´ciser
cette notion de risque pour la se´curite´ ? A-t-on bien
e´value´ les conse´quences qui pourraient de´couler de ce
report a` une date inde´termine´e de l'incarce´ration ? Il faut
re´fle´chir a` partir de l'ade´quation de la peine. Lorsque le
tribunal prononce une peine privative de liberte´ et que le
parquet se charge de la faire appliquer, c'est parce que le
condamne´ pre´sente un certain danger pour la se´curite´.
Comment de`s lors concilier cela avec la situation qui
re´sulterait de l'application de cette circulaire ?
M. Marc Verwilghen, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, les questions de MM. Van Parys et
Viseur concernent la mesure d'interruption de peine que
j'ai prise re´cemment et je donnerai de`s lors une re´ponse
commune aux deux orateurs.
Sur l'initiative de l'administration pe´nitentiaire, une me-
sure temporaire a e´te´ prise afin d'anticiper sur les pro-
ble`mes qui pourraient se poser au sein des prisons a`
l'occasion de l'Euro 2000. Il s'agit d'accorder e´ventuelle-
ment aux de´tenus ne posant aucun proble`me de se´curite´
une interruption de peine et non pas une diminution. En
d'autres termes, il s'agit d'une sorte de conge´ pe´nitenti-
aire prolonge´ tel que celui octroye´ annuellement a` cer-
tains de´tenus pendant la pe´riode des fe^tes de fin d'an-
ne´e.
Toutefois, la philosophie de la mesure actuelle diffe`re
totalement de celle du conge´ pe´nitentiaire. A la lecture de
la lettre collective, vous comprendrez qu'il ne s'agit pas
HA 50
COM 228
11
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
d'une mesure prise pour des raisons sociales, qu'il ne
s'agit pas non plus d'une mesure visant a` reme´dier a` la
surpopulation, mais qu'il s'agit d'une mesure de mana-
gement unique et temporaire. La mesure pre´voit que
certains de´tenus peuvent quitter la prison pour une
pe´riode de deux a` trois semaines et y e^tre re´incarce´re´s
pour subir le reste de leur peine.
Chaque dossier a e´te´ examine´ attentivement et la lettre
collective exige qu'il soit satisfait a` une se´rie de crite`res
tre`s se´ve`res et tre`s pre´cis. Sont par exemple exclus du
be´ne´fice de la mesure les condamne´s a` des peines de
plus de trois ans. Il s'agit de la me^me cate´gorie de
personnes que celles qui sont susceptibles de be´ne´ficier
d'une mesure de mise en liberte´ provisoire, ce qui est
quand me^me une garantie. Sont e´galement exclus de la
mesure les de´linquants sexuels, les condamne´s pre´sen-
tant un danger pour la socie´te´ et les personnes qui font
l'objet d'une autre proce´dure pe´nale.
Le nombre de condamne´s pouvant be´ne´ficier de cette
mesure a e´te´ limite´ a` 150, nombre suffisant pour faire
face aux e´ventuels proble`mes de capacite´ si nous nous
nous re´fe´rons a` ce qui s'est passe´ lors du
Mundial en
France.
De heer Van Parys wil weten hoe deze maatregel valt te
rijmen met de visie in mijn beleidsnota en het veiligheids-
plan. Ik zie niet in wat het ene met het andere te maken
heeft. Deze maatregel is ingegeven door een zo optimaal
mogelijk gebruik en beheer van de beperkte penitentiaire
capaciteit.
Mijnheer Van Parys, ik hoef u niet te vertellen dat de
gevangenissen overvol zitten. U hebt zelf trouwens ver-
wezen naar het probleem dat zich heeft aangediend toen
u uw ambt hebt opgenomen. In concreto komt het erop
neer dat er 8 500 gedetineerden zijn voor 7 500 plaatsen
in onze gevangenissen.
Ik werk momenteel aan structurele maatregelen die enkel
op termijn kunnen renderen. Ik geef u enkele van deze
oplossingen : elektronisch toezicht, werken met quota,
wijziging van de wet op de voorlopige hechtenis en
alternatieve maatregelen als autonome straffen. Dit zijn
mogelijkheden die een beheersing moeten toelaten.
Ondertussen ben ik als minister van Justitie verplicht het
hoofd te bieden aan eventuele problemen die zich naar
aanleiding van Euro 2000 kunnen stellen. Dat is de reden
waarom ik van bij mijn aantreden aan de administratie de
opdracht heb gegeven het justitie¨le aspect van het
voetbaltoernooi optimaal voor te bereiden. De strafinrich-
tingen vormen hierin een belangrijke schakel.
Ik kan u tevens meedelen dat er op het niveau van het
directoraat-generaal van de strafinrichtingen ook een
crisiscel werd opgericht die tijdens het toernooi de situa-
tie in de strafinrichtingen op de voet zal volgen. Deze
crisiscel heeft een aantal scenario's uitgewerkt waarbij
werd uitgegaan van een worst case-scenario.
Ook de procureurs-generaal hebben terzake een andere
maatregel genomen. Deze maatregel houdt in dat de
parketten tijdens Euro 2000 zullen wachten met het
opsluiten van veroordeelden die geen veiligheidsrisico
inhouden. Deze veroordeelden zullen pas na de afloop
van Euro 2000 het bevel krijgen om zich naar de gevan-
genis te begeven om hun straf te ondergaan. Bovendien
heeft men af te rekenen met een jaarlijks fenomeen,
namelijk een terugloop van het aantal gedetineerden
tijdens de maanden juli en augustus.
Op zich is dit dan ook geen ongebruikelijke maatregel.
Het is zelfs normaal dat een veroordeling tot een gevan-
genisstraf pas maanden na de veroordeling wordt uitge-
voerd wanneer er geen gevaar is voor de maatschappij.
Collega Van Parys, verwacht u van de minister van
Justitie misschien dat hij zijn hoofd in het zand steekt en
bidt dat er geen grote incidenten gebeuren tijdens Euro
2000 waardoor het reeds overbelaste systeem van de
gevangenissen totaal wordt ontwricht ? Of verwacht u dat
de minister van Justitie vooruitziet en oplossingen zoekt
zonder daarbij de veiligheid van de samenleving in het
gedrang te brengen ?
Op uw opmerking dat er in het Noorden en in het Zuiden
van het land een andere toepassing wordt gemaakt van
de correctieve rondzendbrief kan ik het volgende ant-
woorden. Van de 150 geselecteerde personen zitten er
op enkele eenheden na per toeval net zo veel in het ene
en in het andere landsgedeelte.
Ik heb niet gewacht om de problemen op te lossen tot ze
zich zouden voordoen, ik heb geanticipeerd. Het is aan u
om te oordelen of dit al dan niet een voorbeeld van goed
bestuur is. Ik ben er evenwel van overtuigd dat ik met de
maatregel een bijdrage heb geleverd om onnodige bijko-
mende spanningen in de gevangenissen tegen te gaan.
Ik moet u niet zeggen hoe explosief de toestand nog altijd
is. Ik ben ervan overtuigd dat ik op die manier de
veiligheid binnen en buiten de strafinrichtingen kan ga-
randeren. Misschien is dat de link naar het veiligheids-
plan waarnaar u vroeg.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de minister, ik
heb eindelijk een antwoord gekregen op de vaststelling
die ik reeds een aantal dagen geleden heb gemaakt. Men
zegt altijd dat voetbal een feest is of een feest moet zijn.
Nu begrijp ik waarom men een initiatief neemt dat
vergelijkbaar is met maatregelen die rond kerst en nieuw-
jaar worden genomen, namelijk dat men gevangenen
vrijlaat. Ik begrijp nu pas de dimensie van de herhaalde
uitspraken van de ministers als zou voetbal een feest
zijn.
Alle gekheid op een stokje. U zegt ervoor te hebben
gezorgd dat slechts diegenen in aanmerking kwamen die
geen veiligheidsrisico vormen. Mijnheer de minister, ik
12
HA 50
COM 228
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Tony Van Parys
vind deze aanduiding niet terug in de rondzendbrief. Er
zijn weliswaar categoriee¨n, zoals mensen die een gevan-
genisstraf van meer dan drie jaar hebben opgelopen,
mensen die seksuele misdrijven hebben gepleegd en zij
die ter beschikking werden gesteld van de regering, die
hiervoor niet in aanmerking komen. Voor het overige
wordt de beslissing echter overgelaten aan de directeurs,
zonder dat er specifieke criteria zijn. Naar mijn aanvoelen
is het betwistbaar of men met de vastgestelde procedure
in staat was om met kennis van zaken na te gaan wat de
risico's waren. De rondzendbrief dateert van 1 juni 2000
en de vrijlatingen konden gebeuren vanaf 5 juni 2000.
Het is dan zeer de vraag of men binnen deze periode in
staat was om de nodige informatie en adviezen in te
winnen om na te gaan of de persoon die men vrijliet
inderdaad iemand was waarvan men kon hopen dat de
kansen op recidive beperkt waren. Ik kan dit moeilijk
plaatsen in uw en mijn visie waarin penitentiair verlof
specifiek dient om mensen de mogelijkheid te bieden
terug contact op te nemen met hun omgeving, bij voor-
beeld ingeval van voorwaardelijke invrijheidstelling.
Daarbij zijn toezicht en begeleiding natuurlijk een essen-
tieel gegeven. Hierin is nu helemaal niet voorzien, want
de rondzendbrief zegt heel duidelijk dat er geen voor-
waarden worden opgelegd. Dit betekent dat men zich
eigenlijk kan gedragen als een vrij burger zonder meer.
Om deze reden betwist ik deze maatregel zeer sterk.
Bovendien getuigt dit ook van het feit dat men inzake
deze materie niet vooruitziend is geweest. U stelt de
retorische vraag, of kaatst de bal terug, door mij te
vragen of ik iets verwacht. Ik verwacht dat de minister
van Justitie, die op een bepaald ogenblik het snelrecht
moet uitvoeren ingevolge de goedgekeurde wet, in die
mate vooruitziend is dat de nodige maatregelen werden
genomen inzake capaciteit om hooligans op te sluiten.
Wij hebben altijd gesteld dat dit niet ten nadele mocht zijn
van de gewone rechtsbedeling, niet ten nadele van de
strafuitvoering en niet ten nadele van het penitentiair
beleid. Er zijn voldoende middelen ter beschikking om in
de nodige bijkomende accommodatie te voorzien, bij-
voorbeeld via tijdelijke prefabstructuren, containers of
andere systemen die er thans op de markt zijn en waarin
mensen kunnen worden opgevangen in een buitenge-
wone situatie. Ik aanvaard niet dat snelrecht tot gevolg
heeft dat vandaag het college van procureurs-generaal
zegt de strafuitvoering te schorsen of uit te stellen, of dat
men een aantal gevangenen tijdelijk vrijlaat. Dit is het
tegengestelde van wat wij altijd hebben gezegd en
waartoe de regering zich had gee¨ngageerd. Men heeft
altijd gezegd dat het snelrecht er kwam en dat bijko-
mende middelen ter beschikking zouden worden gesteld.
Ten slotte stelt u mij gerust wat betreft de verhoudingen
tussen het Noorden en het Zuiden : klaarblijkelijk is het
bericht dat men in Vlaanderen en Wallonie¨ anders zou
hebben gereageerd op de rondzendbrief niet in overeen-
stemming met de gegevens waarover u beschikt.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, ik wens kort te reageren op de repliek van
collega Van Parys. Ze verbaast mij, omdat de heer Van
Parys de voorganger was van de huidige minister van
Justitie.
De voorzitter : Is dit een nieuwe vraag ?
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Ik dacht dat u
mij het woord gaf, zoals in de commissie voor de
Binnenlandse Zaken.
De voorzitter : De discussie tussen u en de heer Van
Parys zult u op een ander ogenblik moeten voeren.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Ik dacht dat u
mij het woord gaf.
M. Jean-Jacques Viseur (PSC) : Monsieur le pre´sident,
monsieur le ministre, je voudrais faire remarquer que
cette logique d'interruption provisoire de peine retardera
la re´insertion de ces de´tenus. Or, au vu des crite`res
retenus, ces derniers pourraient be´ne´ficier de libe´ration
conditionnelle. Cela signifie qu'on utilise la plus mauvaise
me´thode : on les abandonne a` l'exte´rieur dans une
oisivete´ certaine, car il leur sera impossible de se reso-
cialiser vraiment pendant une pe´riode pre´cise.
De plus, monsieur le ministre, vous avez reconnu que ce
syste`me n'a rien a` voir avec la logique et les raisons
d'e^tre du conge´ pe´nitentiaire. Sur ce plan, ce n'est pas
une bonne chose. Par ailleurs, quel aveu de faiblesse par
rapport a` une logique selon laquelle on sait qu'il y a
surpopulation en matie`re pe´nitentiaire depuis tout un
temps !
Un certain nombre de mesures de pre´caution devraient
e^tre prises envers les hooligans condamne´s et au lieu
d'utiliser des moyens mate´riels dont on pourrait be´ne´fi-
cier ou d'appliquer intelligemment la loi sur la libe´ration
conditionnelle, nous sommes face a` une mesure d'im-
provisation, ne correspondant pas du tout a` l'image que
l'autorite´ publique doit avoir au regard de ceux qui sont
condamne´s, de ceux qui exe´cutent une peine ou d'autres
pays.
A ma connaissance, les Pays-Bas ne pensent pas utiliser
de pareilles techniques. Or, nous sommes exactement
dans la me^me situation. C'est vraiment le genre de
mesures qui ne font pas honneur a` notre Etat.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter, ik zou
kort willen repliceren op wat de collega's Van Parys en
collega Viseur zegden.
HA 50
COM 228
13
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
Dit voetbalkampioenschap werd georganiseerd inge-
volge een beslissing die werd genomen in 1991 en
uitgewerkt in de daaropvolgende jaren. Onlangs zag ik
op de Nederlandse televisie onze vorige eerste minister
eveneens beweren dat voetbal een feest is.
Ik hoor liever deze uitdrukking dan die van de defaitisten
die momenteel rondlopen en vinden dat het Euro 2000
kampioenschap slechts zal geslaagd zijn wanneer er ook
enkele doden zijn gevallen. Men moet weten welk defai-
tisme men wil aankleven.
Wat de maatregelen betreft, is niet over een nacht ijs
gegaan in het uitkiezen van de dossiers. Men was met
het treffen van de maatregelen al drie weken volop bezig.
Dit initiatief ging trouwens uit van de administratie. Bij-
zondere voorwaarden zijn niet opgelegd. Dit wil niet
zeggen dat de algemeen geldende voorwaarden, zoals
het zijn van goed gedrag en het zich onthouden van het
stellen van criminele daden, uiteraard van toepassing
blijven.
Monsieur Viseur, votre critique est trop facile. La cagnotte
de 126 000 jours de vacances non attribue´s aux gardiens
est un
cadeau des pre´ce´dents gouvernements.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van de heer Tony Van Parys aan de
minister van Justitie over
de malaise inzake de
aanstelling van een verbindingsofficier van de GPP
in Rome
(nr. 2047)
Question orale de M. Tony Van Parys au ministre de
la Justice sur
le malaise qui entoure la de´signation
d'un officier de liaison de la PJP a` Rome
(n° 2047)</b>
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, een paar weken geleden
heb ik u omtrent dit dossier een vraag gesteld. Toen hebt
u meegedeeld dat u de heer Suys had voorgedragen
voor het ambt van verbindingsofficier in Rome en u deze
kandidatuur had overgemaakt aan de minister van Bui-
tenlandse Zaken, die zich moest uitspreken over het
toekennen van het diplomatieke statuut aan de betrok-
kene.
Ik moet nu op deze zaak terugkomen. Vorige week heeft
de minister van Buitenlandse Zaken immers gezegd dat
hij op deze vraag niet kon ingaan. Hij heeft onder meer
gezegd, ik citeer uit de Handelingen :
dat de persoon-
lijkheid van de heer Suys te sterk betwist is en hij niet
beschikt over de nodige waardigheid om een diplomatiek
statuut te genieten.
Klaarblijkelijk is Belgie¨ nog niet echt
de modelstaat die men bij het begin van deze legislatuur
voorstond. Belangrijke beslissingen worden immers niet
goed voorbereid of er bestaat minstens binnen de rege-
ring nogal wat tegenstrijdigheid over de aanwijzing van
dergelijke mensen, die voor dit land een belangrijke en
representatieve functie hebben, ook ten aanzien van de
strijd tegen de criminaliteit in het algemeen en de georga-
niseerde criminaliteit in het bijzonder. De conclusie van
het verhaal is hoe dan ook dat de reputatie van politie en
justitie op het internationale niveau hierdoor ernstig is
aangetast.
Mijn basisvraag is wie er nu gelijk heeft. De minister van
Justitie draagt een persoon voor die op basis van alle
adviezen een waardig kandidaat is. De minister van
Buitenlandse Zaken of zijn diensten oordelen dat hij geen
goed kandidaat is. Naar mijn mening zou men deze
discussie beter op voorhand hebben gevoerd, zodat men
een kandidaat kon voordragen waarover iedereen het
eens is dat hij aan de voorwaarden voldoet en die
minstens waardig is om dit ambt te bekleden. Persoonlijk
twijfel ik niet aan de capaciteiten van de heer Suys,
waarmee wij hebben kennisgemaakt in de parlementaire
onderzoekscommissie en die een heel degelijke indruk
heeft nagelaten.
Wat zal er nu gebeuren ? Wordt de heer Suys al dan niet
verbindingsofficier van de gerechtelijke politie in Rome ?
Het zou mogelijk zijn hem aan te wijzen zonder hem een
diplomatiek statuut toe te kennen. Op die manier moet
het departement van Buitenlandse Zaken zich niet meer
inlaten met dit dossier. Wat is precies het lot van de man
in kwestie ? Hij verblijft inmiddels in Rome, althans
volgens de informatie die vorige week door de minister
van Buitenlandse Zaken werd verstrekt. Wie betaalt de
kosten ? Ontvangt betrokkene een vergoeding ? Heeft hij
handelingen uitgevoerd in het kader van de uitoefening
van dit ambt ? Op welke wijze is hij in Rome terechtge-
komen ? Is hij daar op eigen initiatief naartoe gegaan of
werd hem daartoe de toestemming gegeven ? Volgens
de informatie van de minister van Buitenlandse Zaken
verblijft hij immers op de plaats waar zijn voorganger
verbleef, met name daar waar de ambassade in de
nodige accommodatie heeft voorzien.
Mijnheer de voorzitter, ziedaar mijn vragen. Ik anticipeer
op de antwoorden van de minister op mijn eerder ge-
stelde vragen, waarbij hij verwees naar het incident
tijdens de vorige legislatuur bij de aanwijzing van de
verbindingsofficier in Washington. Welnu, mijnheer de
minister, in dat verband wijs ik erop dat u het besluit
vernietigde om de persoon in kwestie in Washington aan
te stellen, maar dat de Raad van State overging tot
schorsing van uw vernietigingsbesluit, stellende dat er
niets schortte aan het dossier. De minister van Buiten-
landse Zaken van destijds stemde er trouwens uitdruk-
kelijk mee in. De stukken dienaangaande staan ter
beschikking, maar die zijn u ongetwijfeld bekend.
14
HA 50
COM 228
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Tony Van Parys
Mijn vraag, mijnheer de minister, is bedoeld om uitleg te
krijgen omtrent de malaise die is ontstaan in verband met
de aanduiding van een verbindingsofficier van de gerech-
telijke politie in Rome.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter,
collega's, de vraag of de aanstelling van de heer Eddy
Suys als verbindingsofficier voor de politiediensten te
Rome wel degelijk in overeenstemming is met de waar-
digheid van het ambt komt enigszins stuitend over.
Ik ben ervan overtuigd dat de administratieve overheid
inzake aanstellingen en benoemingen gehouden is door
de bestaande procedure en de in de regelgeving opge-
nomen objectieve criteria die moeten worden gerespec-
teerd.
In het kader van de huidige aanstellingsprocedure bevat
het dossier dat mij door de commissaris-generaal van de
gerechtelijke politie werd voorgelegd, geen enkele ele-
ment dat mij toelaat met recht en reden te besluiten dat
de heer Suys ongeschikt, laat staan onwaardig, zou zijn
voor de uitoefening van deze functie. Integendeel, de
heer Suys werd, op basis van een degelijk gestoffeerd en
objectief selectiedossier, door de gerechtelijke politie
voorgedragen als de meest geschikte kandidaat voor
deze functie. Deze voordracht werd gunstig geadviseerd,
zowel door het college van de procureurs-generaal als
door mijn collega voor Binnenlandse Zaken, zoals voor-
geschreven door de procedure. Ook de korpscomman-
dant van de rijkswacht liet geen enkel bezwaar gelden
nopens de persoon van Eddy Suys.
Hoewel in een bepaalde pers hieromtrent een eerder
tendentieuze berichtgeving wordt gevoerd, zou het vol-
gens mij geen blijk geven van behoorlijk bestuur om de in
de pers geopperde bezwaren lastens de heer Suys
zonder meer over te nemen en zijn kandidatuur voor de
beoogde functie af te wijzen, wel te verstaan voor zover
zulks door de administratieve rechter zou worden ge-
doogd.
Laat het duidelijk zijn dat ik mij als aanstellende en
benoemende overheid in deze geenszins de rol van
tuchtoverheid noch van gerechtelijke overheid wil toeme-
ten.
De minister van Buitenlandse Zaken is terzake blijkbaar
een andere mening toegedaan, in die zin dat hij mij liet
weten dat hij weigert de heer Eddy Suys het diplomatiek
statuut te verlenen. Ik neem daarvan akte.
In dit dossier stel ik vast dat de heer Suys gedurende
jaren een leidinggevende rol waarnam bij de gerechte-
lijke politie, precies op het vlak van de bestrijding van de
georganiseerde misdaad. Ongetwijfeld hadden mijn eer-
biedwaardige voorgangers - waaronder de vraagsteller -
maatregelen genomen mocht de heer Suys niet een
dergelijke cruciale operationele functie hebben kunnen
waarnemen, omdat zij van oordeel waren dat zijn integri-
teit of zijn geschiktheid in twijfel moesten worden getrok-
ken.
Ik meen de beslissing van mijn collega van Buitenlandse
Zaken te moeten respecteren. Ten einde niet in een
administratiefrechtelijke impasse verzeild te geraken en
vanuit de grote bezorgdheid om de continui¨teit van de
dienstverlening te kunnen waarborgen, ging ik in op de
suggestie van mijn collega van Buitenlandse Zaken om
de heer Suys vooralsnog met ingang van 1 mei 2000 aan
te stellen als verbindingsofficier te Rome, doch zonder
diplomatiek statuut, zoals zijn collega's in Wiesbaden en
Parijs trouwens, die hun werk in identieke omstandighe-
den verrichten.
Weliswaar legt dit enige beperkingen op aan de wijze
waarop de betrokkenen - onder andere de heer Suys in
Rome - hun functie waarnemen. Ik kan de suggestie niet
negeren. Het staat de heer Suys vanzelfsprekend vrij om
elk rechtsmiddel aan te wenden dat hij noodzakelijk acht
om zich desgevallend te verzetten tegen de maatregel
die nu is genomen. Dat behoort hem toe. De bal ligt wat
dat betreft in zijn kamp.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de minister, ik
neem nota van de oplossing die men heeft gevonden.
Men had beter vooraf overleg gepleegd om te voorkomen
dat op deze wijze een dergelijke belangrijke aanstelling in
een heel negatief daglicht komt te staan. Mits vooraf-
gaand overleg had men waarschijnlijk tot dezelfde oplos-
sing kunnen komen. Het gevoel van onbehagen blijft. De
ene dienst vindt de man perfect geschikt. De andere
dienst verklaart dat hij niet waardig is om het ambt te
bekleden. Het is niet deze vraagsteller die dat zegt. De
minister van Buitenlandse Zaken heeft dit verklaard op
basis van de adviezen die zijn diensten hebben overge-
maakt. Toen wij kennis hebben gemaakt met de betrok-
kene op het ogenblik dat we in de onderzoekscommissie
aanwezig waren, was het ook mijn aanvoelen dat de man
de kwaliteiten had. Ik wens op deze manier uiteraard
geen beoordeling te maken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Ordre des travaux
Regeling van de werkzaamheden
Je propose de globaliser les quatre questions orales
ayant trait a` la loi sur la nationalite´, me^me si des aspects
diffe´rents sont traite´s par les membres qui posent les
questions. J'avais e´galement constate´ un clivage com-
munautaire et, pour e´viter cette situation, je rassemble
les questions. (Assentiment)
HA 50
COM 228
15
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Questions orales jointes de MM. Olivier Chastel,
Jean-Jacques Viseur, Jo Vandeurzen et Bart Laere-
mans au ministre de la Justice sur
la loi du
1er mai 2000 modifiant certaines dispositions relati-
ves a` la nationalite´ belge - interpre´tation restrictive
des re`gles de proce´dure par certaines communes
(n
os
2057, 2086, 2064 et 2080)
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren
Olivier Chastel, Jean-Jacques Viseur, Jo Vandeurzen
en Bart Laeremans aan de minister van Justitie over
de wet van 1 mei 2000 tot wijziging van een aantal
bepalingen betreffende de Belgische nationaliteit -
restrictieve interpretatie van de procedureregels
door sommige gemeenten
(nrs. 2057, 2086, 2064 en
2080)
M. Olivier Chastel (PRL FDF MCC) : Monsieur le pre´si-
dent, monsieur le ministre, chers colle`gues, ma question
porte effectivement sur l'interpre´tation que je juge relati-
vement restrictive des re`gles de proce´dure de la loi du
1er mai 2000 modifiant certaines dispositions relatives a`
la nationalite´ belge.
Comme bon nombre de colle`gues et de services concer-
ne´s, je suis assailli de demandes d'informations relatives
a` l'acquisition de la nationalite´ belge sur base de la
nouvelle le´gislation.
Face aux diverses situations ve´cues, certaines interpre´-
tations par les communes paraissent bien e´tranges. Je
souhaite que M. le ministre me donne une re´ponse qui
permette notamment de lever certaines ambigui¨te´s dans
les plus brefs de´lais.
Je rele`ve principalement deux situations devant lesquel-
les les administrations communales me semblent mani-
festement en porte-a`-faux avec l'esprit, voire le prescrit
de la loi.
Le premier cas concerne une personne de plus de 18 ans
qui est ne´e en Belgique mais dont les parents, et donc
leur enfant mineur a` l'e´poque, ont de´me´nage´ et change´
d'adresse a` l'e´tranger pendant un certain temps. A l'issue
de cette pe´riode, ces personnes sont revenues s'installer
en Belgique, et ce voici plus de sept ans. La commune
refuse a` cette personne le be´ne´fice de la nouvelle
proce´dure en s'appuyant sur la seule interpre´tation de
l'article 4, aline´a premier, 1°, en argumentant du fait
qu'elle n'a pas re´side´ en Belgique depuis sa naissance
puisqu'elle a habite´ a` l'e´tranger pendant un certain
temps. La commune lui refuse en conse´quence l'appli-
cation du me^me article de loi, 3°, qui dispose que tout
e´tranger qui a fixe´ sa re´sidence principale en Belgique
depuis au moins sept ans peut demander le be´ne´fice des
nouvelles dispositions pour acque´rir la nationalite´. Ce
candidat a` la nationalite´ est en situation re´gulie`re en
Belgique depuis plus de sept ans, dont neuf en tant que
personne majeure. De plus, cette personne travaille
re´gulie`rement.
M. le ministre ne trouve-t-il pas paradoxal qu'il semble
de´sormais plus facile, dans certains cas, de devenir
belge en e´tant ne´ a` l'e´tranger, par comparaison aux
personnes qui sont ne´es en Belgique et y ont passe´ la
majeure partie de leur existence ? Dans le cas cite´, M. le
ministre ne pense-t-il pas qu'au minimum, les communes
devraient prendre en conside´ration que, tout en e´tant ne´
en Belgique et ayant effectue´ un se´jour a` l'e´tranger, un
demandeur peut faire valoir l'aline´a de la loi qui dispose
qu'il s'agit de prouver une pre´sence re´gulie`re en Belgi-
que depuis au moins sept ans ? C'est en tout cas
l'interpre´tation du Centre d'e´galite´ des chances, que j'ai
pu obtenir la semaine dernie`re.
La deuxie`me situation me parai^t quant a` elle relever de la
mauvaise foi. Des personnes d'origine turque ou maro-
caine se voient refuser une de´claration de naissance
officielle e´tablie par leur consulat ou ambassade. Certai-
nes communes exigent un certificat e´manant d'une ad-
ministration e´tablie en Turquie ou au Maroc. Il me semble
que les usages diplomatiques reconnaissent les ambas-
sades et les consulats comme repre´sentatifs de leur Etat
sur le territoire de l'Etat d'accueil, en l'occurrence la
Belgique.
Pour ce qui concerne ce second cas, M. le ministre
peut-il me confirmer que les ambassades et les consulats
de pays tiers sont bien des organes de leur Etat d'origine,
reconnus comme tels par l'Etat belge et en conse´quence
habilite´s a` de´livrer des copies conformes d'actes e´tablis
dans le pays d'origine, en particulier des certificats de
naissance conformes a` la le´gislation du pays tiers ?
M. Jean-Jacques Viseur (PSC) : Monsieur le pre´sident,
monsieur le ministre, chers colle`gues, je tiens a` confirmer
les propos tenus, il y a un instant, par M. Chastel.
Cependant, je souhaiterais e´tendre le champ de mes
questions car nous sommes re´gulie`rement interroge´s sur
les difficulte´s d'application de la loi.
En ce qui me concerne, j'estime que le texte de loi pre^te
a` diverses interpre´tations dans le chef des communes,
ce qui est dangereux lorsqu'il s'agit de telles matie`res.
Ainsi, par exemple, en cas d'
impossibilite´ d'obtenir un
extrait d'acte de naissance dans le pays d'origine
, on
aurait e´vite´ le refus pre´visible de certaines administra-
tions si on avait assoupli ladite notion. Le cas de refus
e´voque´ par M. Chastel, par exemple, n'est absolument
pas justifie´. Il tient notamment a` une interpre´tation ex-
cessive du mot
impossibilite´.
16
HA 50
COM 228
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Jacques Viseur
Au lieu de simplifier les proce´dures, ce qui correspond au
souhait de chacun, on les rend plus complexes. Plus
grave encore, on constate des ine´galite´s importantes
d'une commune de re´sidence a` une autre. Or, dans de
telles matie`res, il faut absolument e´viter que l'on puisse,
suivant que l'on habite telle ou telle commune et en
fonction des sentiments que peuvent e´ventuellement
nourrir certains colle`ges e´chevinaux ou me^me des em-
ploye´s de ces communes, donner l'impression qu'il
existe une discrimination importante entre les candidats
a` la nationalite´.
Je souhaiterais poser cinq questions.
La premie`re a trait au fait que certaines communes
re´clament le paiement d'une redevance lors de l'e´tablis-
sement de la de´claration alors que la loi pre´voit la gratuite´
de tout document ne´cessaire a` la constitution d'un dos-
sier de naturalisation. La position adopte´e par certaines
communes est-elle acceptable ? Dans la ne´gative, quel-
les sont les mesures envisage´es pour reme´dier a` ce
proble`me ?
J'en viens a` ma deuxie`me question. Que peut-on faire
pour e´viter que certaines communes refusent de joindre
a` la de´claration, l'historique des adresses disponibles par
la consultation du registre national qui est a` la disposition
des communes ? Il serait e´videmment beaucoup plus
simple de joindre cet historique a` la demande, ce qui
faciliterait le travail de tous. Quelle initiative le ministre
compte-t-il prendre pour reme´dier a` ce proble`me ?
Ma troisie`me question a trait a` la notion d'
impossibilite´
d'obtenir un extrait d'acte de naissance dans le pays
d'origine
. Un certain nombre de communes conside`rent
qu'il y a
impossibilite´ en se limitant uniquement aux
hypothe`ses de guerre ou d'absence d'autorite´ e´tatique.
Comment, a` partir d'une commune, peut-on juger d'une
situation comme celle-la` ? Et je rejoins ici les propos
tenus pas M. Chastel, notamment en ce qui concerne la
Turquie et le Maroc. Il est quand me^me assez absurde
d'obliger le candidat a` prendre un billet d'avion et a`
retourner dans son pays d'origine pour se procurer une
de´claration de naissance alors que les ambassades et
les consulats, qui repre´sentent les pays, de´livrent des
documents. Il n'est pas normal que les communes refu-
sent ces documents. Le ministre envisage-t-il d'adresser
une circulaire pre´cise aux communes leur imposant
notamment d'accepter les documents provenant des
ambassades et consulats ?
J'en viens a` ma quatrie`me question relative a` l'accuse´ de
re´ception du dossier par le parquet. Ce dernier est
souvent de´livre´ plusieurs semaines apre`s le de´po^t du
dossier a` la commune, ce qui allonge bien e´videmment le
de´lai de la proce´dure pre´vu par la loi. Il me semble que
les parquets conside`rent que ce de´lai est extre^mement
court et me^me souvent trop court. Mais prolonger ce
de´lai en allongeant le temps ne´cessaire a` la de´livrance
de l'accuse´ de re´ception constitue un de´tournement de la
loi. Or, la loi est applicable a` tous. Dans ces conditions,
quelle mesure peut-on envisager pour que l'accuse´ de
re´ception soit imme´diatement de´livre´ ?
Cinquie`me question. Comment le ministre compte-t-il
e´viter que se de´veloppent des jurisprudences divergen-
tes selon les arrondissements judiciaires au niveau du
traitement des dossiers et de la re´daction d'avis par les
parquets ? Ne serait-il pas utile la` aussi de prendre une
circulaire en vue d'uniformiser la notion de fait personnel
grave sur base de la jurisprudence de la commission de
naturalisation de la Chambre afin d'e´viter d'avoir des
jurisprudences diffe´rentes suivant les arrondissements ?
Plus ge´ne´ralement se pose la question d'assurer une
information correcte de la re´glementation en vigueur
dans toutes les communes. Le ministre compte-t-il a` cet
e´gard prendre une initiative qui permette a` chaque
commune de mesurer la marge d'appre´ciation et de
pouvoir, a` l'inte´rieur de celle-ci, rendre ce service impor-
tant aux citoyens, et ce en relation avec l'esprit de la loi ?
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, als iedereen zou zeggen
wat hij denkt, wist iedereen ondertussen duidelijk dat de
bemerkingen van de CVP inzake de inwerkingtreding van
deze wet ook effectief zijn uitgekomen. Ik zeg dit niet met
leedvermaak. Integendeel, het is zeer betreurenswaar-
dig. Als ik merk hoe we omspringen met de termijn van 1
maand om een advies uit te brengen, een termijn waar-
van elke veldwerker beaamt dat hij onhaalbaar is; als ik
merk hoe men ons wil doen geloven dat de keizer
prachtig is uitgedost niettegenstaande hij in zijn blootje
staat, kan ik niet anders dan de huidige situatie betreu-
ren.
Een kleine navraag in Antwerpen heeft geleerd dat in mei
479 nationaliteitsverklaringen werden ingediend. Dit is
vijfmaal meer dan in 1999. Uit de krantencommentaar
leid ik af dat de aanvragers die in het verleden werden
afgewezen omwille van een gebrek aan integratie-
bereidheid op dit ogenblik massaal opnieuw een aan-
vraag indienen die aan het parket wordt gezonden.
Mijnheer de minister, u zult zich herinneren dat de CVP
ervoor gepleit heeft de termijnen, althans in de beginfase,
wat langer te maken en ze na verloop van tijd in te korten
tot de door de meerderheid gevraagde termijn. We deden
dit voorstel omdat we wisten dat het in de beginfase bijna
onbegonnen werk zou zijn om het dossier binnen een
maand af te werken. Een maand na de wet van 1 mei
2000, is onze vrees uitgekomen.
De CVP was er eveneens voorstander van om het
college van procureurs-generaal -de nieuwe opdracht
van het parket-generaal - een permanente meting te
HA 50
COM 228
17
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jo Vandeurzen
laten houden om vast te stellen of het parket binnen de
vastgestelde termijn een advies kan uitbrengen of het de
termijn laat verstrijken omdat het verzuipt in de aanvra-
gen.
Mijnheer de minister, wat is de situatie op het terrein ?
Hoeveel dossiers inzake nationaliteitskeuze hebben de
grote parketten zoals Brussel, Luik, Charleroi, Antwer-
pen, Gent ontvangen ? Kunt u ons verzekeren dat de
parketten de adviezen niet alleen over een eventueel
strafregister
maar
ook
over
een
eventueel
straf-
onderzoek tegen de aanvrager in ons land en in het
buitenland, binnen de maand kunnen uitbrengen ? Wer-
den er met de dienst Vreemdelingenzaken en de Veilig-
heid van de Staat formele afspraken gemaakt ? De
commissie voor de Naturalisaties heeft begrepen dat dit
voor Vreemdelingenzaken niet mogelijk is. Het is geen
kwestie van slechte wil. De diensten van de Kamer
hebben een inspanning gedaan onder meer door de
informatisering om vooruitgang te boeken in de selectie
van dossiers.
Mijnheer de minister, mijn laatste vraag is bijzonder
belangrijk omdat het een principie¨le vraag is. Heeft het
parket bij de beoordeling van een naturalisatiekeuze-
verklaring of een naturalisatiedossier de mogelijkheid om
tegenindicaties aan te brengen inzake het wettelijk ver-
moeden van integratiebereidheid ? Ik beklemtoon dat de
CVP voorstander is van een integratiebeleid. Dit betekent
dat degenen die duurzaam in ons land verblijven alle
kansen moeten krijgen om zich te integreren. De
nationaliteitswetgeving zoals ze met onze medewerking
was totstandgekomen, was hiervan een element.
Het aantal weigeringen en verdagingen omwille van een
gebrek aan integratiebereidheid in de commissie voor de
Naturalisaties is groot. Op dit ogenblik leidt de onderte-
kening van dezelfde tekst echter automatisch tot een
vermoeden van wettelijke bereidheid tot integratie. Ham-
vraag is of het parket elementen kan aanbrengen die
erop wijzen dat het wettelijk vermoeden betwist moet
worden omdat het niet met de werkelijkheid overeen-
stemt ?
Als dat niet zo is, dan betekent het dat er sprake is van
een onweerlegbaar vermoeden, en zo heb ik de wet niet
begrepen. Ik meen uit de debatten te hebben begrepen
dat er van de aanvrager niet meer gee¨ist wordt om zijn wil
tot integratie te bewijzen, maar dat er een wettelijk
vermoeden geldt, dat eventueel kan worden tegenge-
sproken.
Vandaar mijn laatste vraag of de minister van oordeel is
dat het parket bij het onderzoek naar mogelijke zwaar-
wichtige feiten waarin de aanvrager betrokken is, ook kan
nagaan of er ernstige tegenindicaties aanwezig zijn die
erop wijzen dat het wettelijk vermoeden ongegrond is. Is
het parket daartoe bevoegd ?
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ook wij hadden
gewaarschuwd voor een toevloed van het aantal
nationaliteitsaanvragen, zowel via de Kamer als via de
gemeenten, met de nationaliteitsverklaring. Dit is nu
bewaarheid geworden. Een eminent lid van onze com-
missie heeft toen verklaard dat het helemaal niet de
bedoeling was om snel nog nieuwe Belgen vo´o´r de
komende gemeenteraadsverkiezingen te cree¨ren. Dat
kon zelfs niet, beweerde hij, omdat de Kamer in juli met
vakantie was en er dus niet gewerkt werd. De wet zou
dus bedoeld zijn voor na de gemeenteraadsverkiezingen.
De waarheid heeft echter de
onwaarheid achterhaald.
Wanneer het centrum-Leman zijn uiterste best doet om
personen te motiveren om zich vlug tot Belg te laten
maken, dan is dit met het oog op de gemeenteraads-
verkiezingen. Dat heeft zijn effect, met name de massale
toevloed van het aantal aanvragen. Van de diensten van
de Kamer vernemen wij dat zij per dag tientallen aanvra-
gen meer ontvangen, en de parketten wijzen ook op de
toegenomen aanvragen via de gemeentebesturen. Blijk-
baar worden ze overstelpt met dossiers en hebben ze de
grootste moeilijkheden om ze grondig te onderzoeken.
De klacht is algemeen dat het niet op een ernstige manier
kan verlopen.
Ik zal niet alles herhalen wat hier reeds is gezegd. Mijn
vragen gaan in dezelfde richting. Mijnheer de minister,
hebt u in de 27 parketten laten nagaan - dat kan zeer vlug
via uw diensten - in welke mate de aanvragen tot
vandaag zijn toegenomen ? Kunt u een indeling maken
per gerechtelijk arrondissement en per soort aanvraag,
met name via de Kamer of via de gemeente met een
nationaliteitsverklaring ? Voorts vernam ik graag welke
maatregelen er in de diverse parketten worden genomen
om deze toevloed te kunnen verwerken. Kan het onder-
zoek volgens uw bevindingen inderdaad grondig verlo-
pen, mijnheer de minister ? Is e´e´n maand voldoende om
de dossiers af te ronden ? Zijn er dossiers die binnen de
voorziene periode niet of veel te oppervlakkig zijn onder-
zocht ?
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter,
collega's, ik herinner mij dat toen ik op de griffie van de
correctionele rechtbank binnenkwam, er een kleine teke-
ning ophing, waarop er stond dat men elke dag mirakels
op de griffie realiseert. Welnu, ik heb de parketten
overstelpt en ik kan een antwoord verstrekken op de
vragen om statistieken die op 8 juni zijn ingediend, met
name deze van de heren Chastel en Vandeurzen. Dat is
veel moeilijker voor de vragen die mij op 9 juni werden
bezorgd, gelet op het feit dat het gisteren pinkster-
maandag was en een vrije dag en het dus niet mogelijk
was alle gegevens te verkrijgen. Het is dus nogal lach-
wekkend wanneer de heer Laeremans vraagt om de
stand van zaken in de 27 parketten tot vandaag, wat mijn
18
HA 50
COM 228
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
administratie zeer snel zou moeten kunnen achterhalen.
Hij denkt wellicht dat ik slechts op een knop hoef te
duwen. Zo eenvoudig ligt dat niet. Meer nog, ik heb zeer
sterk moeten aandringen om ten minste van vijf parketten
informatie te krijgen, die er zich bovendien over beklaag-
den dat zij zeer vele taken tegelijkertijd op zeer korte
termijn moeten uitvoeren.
De enige cijfers die ik kan geven zijn die van de vijf
grootste parketten. Ik zal achtereenvolgens de advies-
aanvraag nationaliteitskeuze mededelen en vervolgens
de adviesaanvraag nationaliteitsverklaring. Zo heeft men
alle cijfers. Voor Gent : 32 voor de eerste categorie en
151 voor de tweede categorie; voor Antwerpen : 275 voor
de eerste categorie en 479 voor de tweede categorie;
voor Brussel : 1 733 voor de eerste categorie en 723 voor
de tweede categorie; voor Luik : 68 voor de eerste
categorie en 721 voor de tweede categorie en voor
Charleroi : 144 voor de eerste categorie en 461 voor de
tweede categorie.
Mijnheer de voorzitter, het spreekt voor zich dat deze wet
na e´e´n jaar toepassing zal worden gee¨valueerd. Aan de
hand van deze evaluatie zal men kunnen nagaan hoe de
cijfers zich precies verhouden. Sommige parketten heb-
ben er inderdaad de nadruk opgelegd dat de cijfers pas
later zouden doorkomen omdat velen wachtten met het
indienen van een aanvraag, wetende dat een wetswijzi-
ging op til was.
J'en viens aux questions pose´es par MM. Chastel et
Viseur, dans lesquelles je distingue deux volets.
Premie`rement, les trois hypothe`ses dans lesquelles il est
de´sormais possible d'accomplir une de´claration de natio-
nalite´, en application de l'article 12bis du Code de la
nationalite´ belge. Depuis le 1er mai 2000, date de
l'entre´e en vigueur de la loi du 1er mars 2000, la
de´claration de nationalite´ est de´sormais ouverte aux
e´trangers ayant atteint l'a^ge de 18 ans et remplissant
l'une des trois conditions suivantes :
- soit e^tre ne´ en Belgique et y avoir fixe´ sa re´sidence
principale depuis sa naissance;
- soit e^tre ne´ a` l'e´tranger d'un auteur belge au moment de
la de´claration;
- soit avoir fixe´ sa re´sidence principale en Belgique
depuis 7 ans au moins et, au moment de la de´claration,
avoir e´te´ admis ou autorise´ a` se´journer pour une dure´e
illimite´e dans le royaume ou avoir e´te´ autorise´ a` s'y
e´tablir.
Il va de soi que les conditions pre´cite´es recouvrent des
hypothe`ses diffe´rentes et ne sont donc pas cumulatives.
Si une personne remplit les conditions pre´vues pour
introduire une de´claration de nationalite´ conforme´ment a`
l'article 12bis, §1er, 1° du Code de la nationalite´, elle
remplira bien souvent e´galement les conditions pre´vues
par l'article 12bis, §1er, 3° du Code de la nationalite´
belge. Mais il suffit qu'elle remplisse les seules conditions
pre´vues dans la dernie`re supposition pour introduire
valablement une de´claration de nationalite´ suivant cette
seule hypothe`se. Cela est tre`s clairement explique´ aux
diffe´rents services. Il re`gne donc probablement une
confusion chez certains.
Deuxie`mement, en ce qui concerne l'impossibilite´ pour
l'inte´resse´ de produire un acte de naissance dans le
cadre de la proce´dure d'obtention de la nationalite´ belge,
la loi du 1er mars 2000 a institue´ un triple syste`me de
remplacement en cascade de l'acte de naissance.
1. En cas d'impossibilite´ de se procurer l'acte de nais-
sance, il est possible de le remplacer par un document
e´quivalent de´livre´ par les autorite´s diplomatiques ou
consulaires du pays de naissance.
2. En cas d'impossibilite´ ou de difficulte´ se´rieuse a` se
procurer ce document e´quivalent de´livre´ par l'ambas-
sade ou le consulat du pays de naissance existe la
possibilite´ de remplacer l'acte de naissance par un acte
de notorie´te´ contenant de´claration de deux te´moins,
de´livre´ par le juge de paix et homologue´ par le tribunal de
premie`re instance.
3. En cas d'impossibilite´ de se procurer l'acte de noto-
rie´te´, on peut le remplacer par une de´claration sous
serment de l'inte´resse´ lui-me^me, avec l'autorisation du
tribunal.
Sous peine de contredire les termes de l'article 5 du
Code de la nationalite´ belge, ainsi que l'e´conomie ge´ne´-
rale de la loi du 1er mars 2000, il va de soi que le
document e´quivalent de´livre´ par les autorite´s diplomati-
ques ou consulaires du pays de naissance peut valable-
ment e^tre produit par les e´trangers se trouvant dans
l'impossibilite´ de se procurer leur acte de naissance.
S'il appartient a` l'officier d'e´tat civil d'appre´cier l'impossi-
bilite´ pour un e´tranger de se procurer son acte de
naissance, il ne saurait toutefois, une fois cette impossi-
bilite´ constate´e, refuser le de´po^t d'un document e´quiva-
lent de´livre´ par les autorite´s diplomatiques ou consulaires
du pays de naissance.
En ce qui concerne la proce´dure de le´galisation, la
circulaire du 17 fe´vrier 1993 d'un de mes pre´de´cesseurs
relative a` la le´galisation des actes de l'e´tat civil interve-
nus a` l'e´tranger pre´cisait que la proce´dure de le´galisation
ordinaire consistait en la le´galisation des actes publics a`
l'e´tranger conforme´ment a` la proce´dure applicable dans
l'Etat concerne´, suivie de la le´galisation par la mission
diplomatique ou le poste consulaire sur place.
Je suppose que cette explication est suffisante pour voir
le fonctionnement de la cascade.
HA 50
COM 228
19
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
Ik kom thans tot de vraag met betrekking tot de noodzaak
voor de parketten om binnen een termijn van een maand
advies uit te brengen. Met toepassing van het artikel 24
bis van het wetboek van de Belgische nationaliteit heb ik
op 9 mei 2000 aan de procureurs-generaal de aangeno-
men richtlijn medegedeeld na raadpleging van het col-
lege van procureurs-generaal. In die richtlijn heb ik er in
het bijzonder hun aandacht op gevestigd dat, aangezien
in de nieuwe wet de wil tot integratie van de aanvragers
van de Belgische nationaliteit wordt gehuldigd, het on-
derzoek met het oog op de integratie geen zin meer had
zodat de termijn, te rekenen vanaf het bericht van
ontvangst, binnen dewelke het parket advies moet uit-
brengen over de verkrijging of de herverkrijging van de
Belgische nationaliteit, tot een maand kan worden terug-
gebracht.
In voornoemde richtlijn heb ik er voorts op aangedrongen
dat het advies van het parket bij elke procedure tot
verkrijging van de Belgische nationaliteit het doorslagge-
vende element vormde. Het aantal gevallen waarin de
diverse procedures kunnen worden voortgezet moeten
derhalve bij ontstentenis van een advies van de procu-
reur des Konings tot een minimum herleid worden.
Met
betrekking
tot
het
advies
van
de
dienst
Vreemdelingenzaken en van de Veiligheid van de Staat
in voornoemde richtlijn van 9 mei 2000 gericht aan de
gerechtelijke autoriteiten betreffende de procedures van
nationaliteitsverklaring- en keuze, heb ik aan de ambte-
naar van de burgerlijke stand gevraagd dat hij aan het
parket samen met het afschrift van de verklaring en van
de bijgevoegde stukken, ook een afschrift bezorgt aan de
dienst Vreemdelingenzaken en aan de Veiligheid van de
Staat. De instanties bezorgen onverwijld een bericht van
ontvangst en ze moeten binnen 15 dagen, te rekenen
vanaf het bericht van ontvangst, kennis geven van hun
mogelijke opmerkingen.
Met betrekking tot de nationaliteitsprocedure heb ik er in
de voornoemde richtlijnen van 9 mei 2000 aan herinnerd
dat als het dossier volledig is, de Kamer van volksverte-
genwoordigers de naturalisatieaanvraag tegelijkertijd
moet toesturen aan het parket van een rechtbank van
eerste aanleg, aan de dienst Vreemdelingenzaken en
aan de Veiligheid van de Staat. Ze moeten onverwijld een
bericht van ontvangst zenden. Te rekenen vanaf de data
van die berichten van ontvangst beschikken de drie
instanties over een termijn van een maand om de Kamer
van volksvertegenwoordigers hun advies te verlenen.
Ik kom nu tot de aard van de negatieve adviezen in het
kader van de procedures tot verkrijging van de Belgische
nationaliteit. Aangezien in de wet van 1 maart 2000 tot
wijziging van een aantal bepalingen betreffende de Bel-
gische nationaliteit de wil tot integratie van de aanvragers
wordt gehuldigd, heeft het onderzoek met het oog op de
integratie geen zin meer. Het negatief advies van het
parket kan alleen nog betrekking hebben op het gebrek
aan de basisvoorwaarden of op ernstige persoonlijke
feiten of ontoereikendheid van het beweerd bezit van
Belg in het kader van de procedure tot verkrijging van de
Belgische nationaliteit wegens het bezit van staat, toe-
passing van artikel 17 van het wetboek van de Belgische
nationaliteit.
Mijnheer de voorzitter, tot daar de vragen die gesteld
werden. Ik ben waarschijnlijk niet volledig geweest voor
de gegevens die op 9 juni werden gevraagd. De gegeven
antwoorden en de ingewonnen inlichtingen moeten ech-
ter de leden in staat stellen zich een beeld te vormen van
de actuele stand van zaken.
M. Olivier Chastel (PRL FDF MCC) : Monsieur le pre´si-
dent, je remercie le ministre pour sa re´ponse claire a` mes
diffe´rentes questions.
Je tiens seulement a` re´pe´ter une fois de plus, monsieur
le ministre, que les interpre´tations sont parfois diffe´rentes
dans certaines communes. Dans le cas vise´ par ma
question pre´cise, la personne concerne´e s'est vue de´-
conseiller ce formulaire 12bis pour une demande de
naturalisation classique passant par la Chambre des
repre´sentants, alors qu'elle remplissait effectivement une
des trois conditions. On a conside´re´ qu'elle e´tait ne´e en
Belgique et qu'elle ne pouvait donc pas avoir quitte´ le
territoire a` un moment donne´ pour obtenir la nationalite´
belge via ce formulaire.
J'espe`re aujourd'hui que la publication des re´ponses
claires a` nos questions parlementaires suffira aux com-
munes pour interpre´ter de manie`re beaucoup plus souple
et plus juste la loi du 1er mai dernier sur l'acce`s a` la
nationalite´ belge.
M. Jean-Jacques Viseur (PSC) : Monsieur le pre´sident,
je suis particulie`rement de´c¸u de la re´ponse du ministre.
J'ai pose´ cinq questions.
1. Pas de re´ponse a` ma question portant sur les com-
munes re´clamant le paiement d'une redevance.
2. Pas de re´ponse a` ma question sur la consultation du
registre national par les communes et la jonction a` la
de´claration de l'historique des adresses disponibles.
3. Quant a` ma troisie`me question, le ministre a rappele´ la
loi et les textes. Le proble`me qui se pose est que
l'interpre´tation de la notion
d'impossibilite´ d'obtenir un
extrait d'acte de naissance dans le pays d'origine
se
limite, pour un certain nombre de communes parfois de
bonne foi, aux hypothe`ses de guerre ou d'absence
d'autorite´ e´tatique.
De ce fait, l'obtention d'un document e´quivalent n'est pas
accepte´e puisqu'il n'y a pas ve´ritablement impossibilite´. Il
n'y a effectivement pas impossibilite´ d'obtenir un docu-
ment turc ou marocain, a` condition de se rendre dans le
20
HA 50
COM 228
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Jacques Viseur
pays concerne´. La question que je me pose est de savoir
s'il n'y a pas moyen, par le biais d'une circulaire, de
transmettre aux officiers de l'e´tat civil et aux communes
une de´finition de la notion d'impossibilite´ par rapport a` ce
qui est raisonnable, surtout lorsque le document e´quiva-
lent trouve sa place.
4. J'ai bien note´ la re´ponse du ministre en ce qui
concerne l'obligation du parquet mais ce qu'il faut savoir,
en re´alite´, c'est si des instructions sont donne´es aux
diffe´rents parquets pour qu'un accuse´ de re´ception soit
envoye´ de`s l'arrive´e du dossier. C'est un acte purement
formel, mais il de´clenche la proce´dure du de´lai.
5. Quant aux jurisprudences diffe´rentes suivant les ar-
rondissements judiciaires, je n'ai pas non plus le senti-
ment, en tout cas dans cette premie`re pe´riode, qu'il y ait
volonte´ dans le chef du ministre d'unifier les jurispruden-
ces le plus rapidement possible. Ce type de loi ne doit
pas pre^ter a` des divergences d'interpre´tation. Le seul
moyen d'e´viter cet e´cueil est que l'autorite´ ministe´rielle
intervienne tre`s vite de`s que surviennent des situations
diffe´rentes, comme c'est le cas maintenant.
Par exemple, en ce qui concerne la notion d'impossibilite´,
il existe une grosse diffe´rence entre la commune de
Molenbeek et celle de Woluwe´-Saint-Pierre. Je ne fais
aucun proce`s d'intention, me^me si M. Moureaux me`ne
sans doute une politique plus accueillante. Il ne faudrait
pas que les autorite´s communales se voient critique´es
quant a` l'interpre´tation administrative d'un texte et se
voient taxe´es d'e^tre plus ou moins accueillantes a` la
naturalisation ou a` l'acquisition de la nationalite´, en
fonction de cette impre´cision alors qu'il serait si simple de
clarifier les choses par une circulaire qui, tirant les
conclusions de l'expe´rience des premie`res semaines,
oriente les de´cisions prises par les autorite´s communa-
les.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik wil de minister bedanken omdat een inspanning werd
geleverd om cijfermateriaal te verzamelen. Ik begrijp dat
dit niet evident is. Er bestaat ook de vraag naar de
richtlijn. Mijnheer de minister, is het mogelijk om de
rondzendbrief te ontvangen ? Het is belangrijk om kennis
te kunnen nemen van de inhoud.
Ik heb een eerste bemerking. Mijnheer de minister, u zegt
dat we de wet al jaren evalueren. Ik geloof nauwelijks dat
iemand dit ernstig neemt. De klok tikt onverbiddelijk door
voor alle adviezen. Wij weten uit de discussie dat het
afnemen
van
de
nationaliteit,
ook
internationaal-
rechterlijk, ondenkbaar is. Ik breek mij nog altijd het hoofd
over het feit waarom deze meerderheid niet heeft geac-
cepteerd om de adviestermijnen te verlengen en met het
oog op het verstrijken van de termijn de situatie te
normaliseren door de adviestermijnen tot de door de
meerderheid gewenste termijn van 1 maand te reduce-
ren. Men wist immers dat er de eerste maanden na de
inwerkingtreding van de nieuwe wet een rush, een toe-
loop van mensen zou zijn die op de nieuwe wet hebben
gewacht om initiatieven te nemen. Ik vraag mij af waarom
we straks in het veiligheidsplan het gewapend bestuur
zullen bepleiten als we met open ogen risico's cree¨ren
die onherstelbaar zijn. De wet voor het voorbije jaar
evalueren is zinloos omdat men niet op het gei¨nitieerde
kan terugkomen. De doelstellingen van de meerderheid
waren perfect realiseerbaar mits een aanloopperiode. Ik
blijf er echter van overtuigd dat 1 maand niet realistisch
is, zelfs niet na een aanloopperiode.
Dat brengt mij tot mijn tweede bemerking. Ik blijf gefas-
cineerd door de manier waarop wij via rondzendbrieven,
wensen en desiderata de realiteit van het terrein denken
te kunnen bei¨nvloeden. De parketten, zeker in de
centrumgemeenten en de grootstedelijke gebieden, zijn
overbelast. We zullen dit straks in het veiligheidsplan
nogmaals moeten bespreken. We overladen de parket-
ten met een superprioriteit die men met een termijn van
1 maand - waarop gebaseerd ? - laat reageren op
dergelijke vragen van burgers. Ik kan mij niet voorstellen
dat men dit aanneemt omdat het op een sluikse wijze in
een rondzendbrief werd verspreid.
Er is, ten derde, natuurlijk een discriminatie in de wet. De
opmerkingen van de collega's zijn juist. Iemand die in
Belgie¨ geboren is kan minder snel de verklaring als
rechtsgrond inroepen dan iemand die in het buitenland is
geboren. De meerderjarige kinderen van een aantal
mensen die wij zullen naturaliseren hebben in het buiten-
land meer snelrecht tot toegang van de Belgische natio-
naliteit dan degenen die in Belgie¨ zijn geboren. Dat is het
effect van deze wet. Daar bestaat inderdaad een moei-
lijkheid.
Mijnheer de voorzitter, ik kan u inzake de attesten die de
gemeenten moeten accepteren signaleren dat de amb-
tenaren van de burgerlijke stand zeer moeilijk kunnen
beoordelen of iemand zich in de onmogelijkheid bevind
om zich een attest te verschaffen. De commissie voor de
Naturalisaties had laatst een bespreking over deze pro-
blematiek. De collega's van de commissie die hier aan-
wezig zijn zullen dat kunnen bevestigen. De heer Viseur
heeft gelijk als hij zegt dat verschillende interpretaties
ontstaan. Hoe kan iemand van de burgerlijke stand van
een gemeente weten of in een Zuid-Amerikaans land een
onmogelijkheid bestaat om een attest van een akte te
bekomen ? Daarvoor moeten andere mechanismen wor-
den opgericht.
Ik kom tot mijn vierde bemerking. Ik heb niet gehoord dat
de minister de zekerheid heeft dat de parketten die
adviezen uitbrengen. De minister zegt wel, als ik het
goed begrijp, dat het vermoeden in de wet onweerleg-
baar is. Ik geef een voorbeeld. Iemand is lid van een zeer
fundamentalistische beweging die onze westerse cultuur
HA 50
COM 228
21
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jo Vandeurzen
verafschuwt. Hij laat dit zien in de manier waarop hij zijn
kinderen opvoedt, zijn vrouw behandelt, enzovoort. Hij is
echter niet staatsgevaarlijk en gaat niet over tot crimineel
gedrag. De hele gemeente weet dat deze persoon een
totaal onverdraagzaam iemand is en zich onverdraag-
zaam opstelt tegenover de Belgische samenleving. Daar
geldt een onweerlegbaar vermoeden, zegt de minister.
Ik lees dat echter niet in de wet. We hebben gediscussi-
eerd over het fameuze denkspoor van de heer Coveliers
om de nationaliteit te ontnemen. De bedenking was toen
dat als we later indicaties zouden hebben dat er werkelijk
gelogen was, we artikel 23 zouden kunnen toepassen.
De interpretatie van de minister is nu dat het vermoeden
in deze wet niet weerlegbaar is. Laten we beklemtonen
dat het om uitzonderingen gaat, maar als iemand osten-
tatief zegt dat hij werkelijk een vijand van deze samen-
leving is en dat hij ze met alle mogelijke legale middelen
bestrijdt - dat betekent dus buiten de criminaliteit - dan zal
deze wet nog steeds stellen dat het vermoeden niet
weerlegbaar is. Ik vind dit een zeer verregaande inter-
pretatie van de wet die ik uit de discussies nooit kon
opmaken. Ik meende dat wij de bewijslast verschoven en
dat wij dus uitgingen van een wettelijk vermoeden. Als de
minister echter zo ver gaat in de interpretatie van de wet,
dan nodig ik hem uit om toch maar eens contact te
nemen met een aantal ambtenaren van de burgerlijke
stand. Ik beklemtoon nogmaals dat het hier om uitzon-
deringen gaat want ik ga uit van de goede trouw en de
goede intenties van veruit de meeste aanvragers. Mijn-
heer de minister, ik nodig u echter uit om eens bij de
ambtenaren van de burgerlijke stand te gaan staan als
sommige mensen hun aanvraag doen. Ik kan het begrij-
pen als men zegt dat het een weerlegbaar vermoeden is
en dat we de bewijslast omkeren. Als men nu echter zo
ver gaat om te stellen dat dit vermoeden geldt tegen het
licht van de zon in, dan moet men uiteraard niet verbaasd
zijn dat sommige extreme bewegingen in dit land de wind
in de zeilen krijgen. De legale schizofrenie zo ver drijven
is onbegrijpelijk. Ik vind het jammer dat ik dit vanuit mijn
positie moet zeggen, maar hoewel ik achter het
integratiebeleid sta, moeten wij als wetgever en als
overheid consistent handelen. Wij moeten de hand uit-
stekend naar degenen die hier duurzaam verblijven maar
u moet ook correct zijn in de voorstelling van zaken.
Mijnheer de minister, anders bent u voor mij niet geloof-
waardig.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
minister, u hebt de cijfers vandaag niet bij u maar ik neem
aan dat ze nog kunnen worden opgevraagd. Ik had geen
rekening gehouden met de snipperdag bij het opstellen
van mijn vraag. Ik neem echter aan dat het mogelijk is om
die cijfers nadien nog ter beschikking te stellen van de
leden van de commissie voor de Justitie.
Mijnheer de minister, ik moet vaststellen dat u op heel
wat vragen niet hebt geantwoord. Op dat vlak deel ik de
mening van de heer Viseur. U hebt geantwoord dat u een
rondschrijven hebt gestuurd naar de Veiligheid van de
Staat, de diensten van Vreemdelingenzaken en de par-
ketten. Dat is echter niets nieuws voor ons. U hebt echter
niet geantwoord op de vragen over de problemen die zich
voordoen. Ik heb bijvoorbeeld gevraagd welke maatre-
gelen er in de diverse parketten werden genomen om de
toevloed van dossiers te kunnen verwerken en of het
onderzoek grondig kan verlopen. Verder wou ik weten of
een maand voldoende is en of u weet hebt van dossiers
die binnen de voorziene periode niet voldoende konden
worden onderzocht wegens tijdgebrek ? Mijnheer de
minister, wij horen in elk geval dat er van alle kanten
klachten komen en dat dit voor de parketten niet haalbaar
is. U hebt hier echter niet op willen antwoorden. Volgens
u moet ik hieruit afleiden dat er geen problemen zijn. Wij
hebben weet van het tegendeel. Als u dat echter zou
moeten toegeven, dan betekent dit dat u meteen ook zou
moeten erkennen dat wij destijds gelijk hadden en dat nu
ook hebben. Die grootmoedigheid ontbreekt echter blijk-
baar.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de minister, ik
was nog graag even ingegaan op de richtlijn.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter, ik heb
duidelijk gezegd dat ik de richtlijn niet zal meedelen.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Dan zullen we
ze via een ander kanaal moeten achterhalen.
De voorzitter : Dit is volgens mij een aangelegenheid
voor de commissie voor de Naturalisaties.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Richtlijnen in uitvoering
van een wet die hier werd goedgekeurd, worden niet
meegedeeld aan de commissie voor de Justitie.
Het is toch onvoorstelbaar dat wij hier moeten pleiten
voor het verkrijgen van een richtlijn in uitvoering van een
wet die in de Kamer werd goedgekeurd.
De voorzitter : De vraag is gesteld, het antwoord is
gegeven. Vindt u in het reglement een bepaling die mij in
staat stelt een ander antwoord af te dwingen ? Ik kan dit
hoogstens te berde brengen op de Conferentie van
voorzitters en dan kijken wat het standpunt van de
regering is ten aanzien van het meedelen van richtlijnen.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
het is evident dat wij de nodige initiatieven zullen nemen
om dit te verkrijgen. We zullen dit ook verkrijgen. Het
probleem is evenwel dat men in deze commissie zonder
meer genoegen neemt met het feit dat de minister
weigert de richtlijn in uitvoering van een wet die in dit
22
HA 50
COM 228
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Tony Van Parys
parlement werd goedgekeurd, mee te delen en dat
niemand daarop reageert. Dit is een enorm probleem op
het vlak van transparantie en inzake de verhouding
tussen regering en parlement.
De voorzitter : Er is terzake een voorstel van collega
Van Hoorebeke.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
voorzitter, het lijkt mij toch interessant van de minister te
vernemen of deze houding vanaf nu zal worden gehan-
teerd voor alle richtlijnen of enkel geldt voor deze richtlijn.
Minister Marc Verwilghen : Ik heb een aantal documen-
ten ter beschikking gesteld en ik heb gemerkt hoe deze
werden gebruikt. Zonder volwassen gebruik van deze
documenten zal ik deze ook niet meer overhandigen.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Die documenten
worden gebruikt in het kader van de controlerende func-
tie van het parlement, mijnheer de minister ! Dit recht zult
u het parlement, de commissie of leden van de commis-
sie niet kunnen ontzeggen, ook niet met een of andere
dreigende toon. Dit kan dus niet.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, ik heb in elk geval akte genomen van uw
suggestie om deze zaak ter sprake te brengen op de
Conferentie van voorzitters.
De voorzitter : Ik zal dit ook doen. Voor zover ik het
Reglement van de Kamer ken, heb ik daarin geen teksten
dienaangaande teruggevonden.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
in de Grondwet vindt u die teksten terug.
De voorzitter : In de Grondwet werd de scheiding be-
paald tussen de uitvoerende en de wetgevende macht.
Richtlijnen zijn organisatorisch van aard.
De heer Tony Van Parys (CVP) : We zullen ons beraden
over onze houding maar het is ongelooflijk dat dit incident
moet worden gecree¨erd. Stel u voor dat de minister
weigert een richtlijn in uitvoering van een wet die in het
parlement werd goedgekeurd mee te delen !
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Deze richtlijn heeft geen
betrekking op opsporingsopdrachten of gerechtelijke op-
drachten. Het gaat hier om een richtlijn in toepassing van
de wet op de nationaliteit die de Kamer heeft goedge-
keurd. Qua geheimhouding zie ik daar niet direct een
probleem.
De voorzitter : Bepaalde richtlijnen met betrekking tot de
nationaliteitswetgeving zijn in Het Belgisch Staatsblad
verschenen.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Als we die richtlijn dan
in ons bezit krijgen, worden we er dan van beschuldigd
dat we geheime bronnen hebben om een richtlijn vast te
krijgen ? Het gaat hier om een richtlijn over een niet-
gerechtelijke politionele aangelegenheid. Laten wij de
zaak toch in de juiste proportie bekijken. Er is een tijd
geweest dat de minister van Justitie op een knip van de
Kamer het stuk moest laten halen !
De voorzitter : Dat is wat overdreven.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Nee, dat is niet over-
dreven.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Het is toch het
recht van het parlement om dit te lezen !
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
wij zullen u laten doen met dit probleem. Wij zullen u
schriftelijk vragen uw houding te bepalen inzake dit
incident.
De voorzitter : Ik zal dit voorleggen aan de Conferentie
van de voorzitters. Indien ik mij niet vergis, is er met
betrekking tot transparantie en samenwerking met de
uitvoerende macht een voorstel tot wijziging van het
Reglement van uw fractie, mijnheer Van Hoorebeke.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Ik verwacht van de
voorzitter van de commissie dat hij een document dat
semi-publiek is, aan de commissie bezorgt.
De heer Tony Van Parys (CVP) : U moet erover waken
dat de wetgevende en controlerende functie kan worden
uitgeoefend.
De voorzitter : Ik wacht op uw brief om u daarover mijn
mening te laten kennen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Justitie over
de gevolgen van het
uitstel van de inwerkingtreding van de wet betref-
fende de hervorming van de gerechtelijke kantons
voor bepaalde vredegerechten
(nr. 2063)
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre de la
Justice sur
les suites du report de l'entre´e en
vigueur de la loi relative a` la re´forme des cantons
judiciaires
(n° 2063)</b>
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, ik heb in deze commissie
twee keer een vraag gesteld over het uitstel van de wet
op de hervorming van de gerechtelijke kantons. De
HA 50
COM 228
23
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jo Vandeurzen
eerste keer heb ik op de dag van het stellen van de vraag
het antwoord in de krant gelezen. De tweede keer, enige
dagen later, lag er op de banken van de commissie een
brief die aan u gericht was en die wij onmiddellijk hebben
gekregen, neem ik aan, waarin de vrederechters van het
arrondissement Gent hun ongenoegen uitten over het
uitstel van de wet. Zij verwezen naar een aantal voorbe-
reidingen die werden getroffen, gerechtsbrieven die met
datumbepaling werden verstuurd, infrastructuur die al op
poten werd gezet en uitgaven die werden gedaan. Aan-
vankelijk was ik mij niet bewust van de impact van het
uitstel op de werkzaamheden op het terrein, maar deze
brief heeft mij natuurlijk wel doen beseffen dat dit niet zo
eenvoudig is. Het ligt iets moeilijker dan de vraag hoe wij
nu het legistieke probleem kunnen oplossen van een wet
die bij koninklijk besluit in werking wordt gesteld op
1 september 2000 en waarvan de sneuveldatum in
november of december ligt. Als dit dan bij wet moet
worden uitgesteld met een jaar, moet er toch nog wel iets
meer gebeuren dan het werk in deze commissie. Voor
ons kan dat ook gebeuren na 15 juli 2000. Ik had,
rekening houdend met het grote aantal vragen dat aan de
minister wordt gesteld, mijn vragen geheel of gedeeltelijk
schriftelijk kunnen stellen, maar snelheid en actualiteits-
waarde dwingen mij anders te handelen.
Mijnheer de minister, wie staat in voor het ter beschikking
stellen van de infrastructuur, nodig om de nieuwe wet te
kunnen uitvoeren ? Op een aantal plaatsen moeten er
nieuwe vredegerechten worden gebouwd. Ik heb niet de
indruk dat dit altijd duidelijk is. Dat heeft daarom niets met
de minister van Justitie te maken, maar ik heb toch de
indruk dat niet altijd duidelijk is wie de infrastructuur ter
beschikking stelt. Is dat de Regie der gebouwen of is dat
de lokale overheid ? Zijn er hieromtrent richtlijnen en
wetgeving voorhanden ? Wie staat in voor de inrichting,
het
meubilair,
de
telefoon
en
de
andere
nuts-
voorzieningen van de nieuwe vredegerechten ? Ik neem
aan dat wij nu dichter bij het ministerie van Justitie zitten.
Welke nieuwe vredegerechten moesten er worden gei¨n-
stalleerd in Vlaanderen en Wallonie¨ ? Op welke plaatsen
werden daarvoor reeds panden ter beschikking gesteld
met het oog op de inwerkingtreding van de wet op
1 september 2000 ? Wanneer werd iedereen ingelicht
over het uitstel van de wet dat op komst is ? Ik denk aan
de Regie der gebouwen en de lokale besturen. Ik heb de
indruk dat men dit dikwijls uit de krant heeft moeten
vernemen. Wat gaat u doen met de reeds gehuurde
panden en gebouwen en de engagementen die daarvoor
werden aangegaan ? Wat zullen wij doen met de dag-
stellingen die al werden gegeven voor rechtszittingen op
de nieuwe locaties ?
Hoe staat het met de examens voor griffier ? Werden die
uitgeschreven ? Hoe ver staan wij met de procedure ?
Wat is het lot van de kandidaten die geslaagd zijn ? Wat
zal men in het algemeen doen om te reageren op de
inspanningen die blijkbaar op diverse plaatsen op het
terrein werden geleverd om de wet op 1 september 2000
in werking te laten treden ? Ik neem aan dat men toch
ook met deze mensen contact moet opnemen om na te
gaan hoe men eventueel een aantal zaken zal vergoeden
indien men de infrastructuur niet op het afgesproken
tijdstip in gebruik neemt.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter, col-
lega Vandeurzen, zoals u terecht zegt zou dit het voor-
werp kunnen zijn van een schriftelijke vraag. Ik kan wel
op uw acht vragen antwoorden.
Ten eerste, de lokale overheid staat in voor de infrastruc-
tuur. De gemeentewet is hiervoor van toepassing. De
federale overheid, Regie der Gebouwen, kan de vrede-
gerechten huisvesten als zij over een eigen gebouw
beschikt, hetzij in eigendom, hetzij gehuurd.
Ter informatie, voor de wet van 25 maart 1999 waren er
225 vredegerechten gehuisvest in 185 gebouwen, waar-
van 60 door de gemeente ter beschikking werden ge-
steld. De andere werden ter beschikking gesteld door de
Regie der Gebouwen.
Ten tweede, het ministerie van Justitie, dienst gebouwen
en materieel, staat in voor de inrichting van die nieuwe
vredegerechten.
Ten derde, in de wet van 25 maart 1999 is in de volgende
nieuwe vredegerechten voorzien - ik zal tevens de hui-
dige stand van de infrastructuur aangeven : Antwerpen,
elfde kanton, in een bestaand gebouw van de regie;
doordat in Schilde een gebouw voorgesteld door de
gemeente werd geweigerd door de gemeenteraad is op
mijn departement nu een nieuw vestigingsvoorstel in
behandeling; Arendonk wordt door de gemeente in orde
gebracht,
evenals
Geel,
Hoogstraten,
Houthalen-
Helchteren en Lommel; in Sint-Pieters-Leeuw wordt een
gebouw door de gemeente ter beschikking gesteld, maar
het zal wellicht niet tijdig klaar zijn; Grimbergen en
Zoutleeuw worden door de gemeente in orde gebracht;
Leuven, derde kanton, in een bestaand gebouw van de
regie; Merelbeke wordt in orde gebracht door de ge-
meente; Brugge, vierde kanton, in een bestaand gebouw,
afhangend van de regie; Waregem blijft voorlopig in
Oostrozebeke; omdat er voor Perwez geen actie door de
gemeente is ondernomen, is er een voorstel om het
vredegerecht over te brengen naar Jodoigne; Braine-
l'Alleud en Waver 2 worden in orde gebracht door de
gemeente; Brussel, in een nieuw gebouw gehuurd door
de regie op het Poelaertplein 3.
Het aansluiten der nutsvoorzieningen is bij deze gebou-
wen reeds gebeurd. Het volstaat dat de leverende maat-
schappijen op de hoogte worden gebracht van de bezet-
ting om, bij wijze van spreken, de kraan open te draaien.
24
HA 50
COM 228
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
Ten vierde, de betrokken gemeenten zullen te gelegener
tijd worden ingelicht omtrent het uitstel van de inwerking-
treding van de wet. Deze brief is in voorbereiding.
Ten vijfde, wat de reeds gehuurde panden betreft, zal
worden onderzocht wat met deze gebouwen kan gebeu-
ren. Men kan deze gebouwen bijvoorbeeld reeds gedeel-
telijk bezetten door de archieven over te brengen en alzo
de gebouwen van de vredegerechten op dat gebied te
ontlasten.
Ten zesde, de verzending van de gerechtsbrieven van
dagstelling voor zittingen na 1 september 2000 is een
taak die toebehoort aan de griffie en de griffiers. Ik
beschik niet over gegevens waaruit reeds blijkt hoeveel
dagstellingen er zouden zijn verzonden. Het is niet
uitgesloten dat dit gebeurd is. Een bijkomende brief zal
dan moeten verstuurd worden.
Ten zevende, er is geen examen uitgeschreven voor de
kandidaat-griffiers in het kader van de hervorming van de
gerechtelijke
kantons.
Alle
kandidaten
die
de
benoemingsvoorwaarden vervullen zullen in aanmerking
kunnen worden genomen voor een voordracht tot benoe-
ming op een vacante plaats. Uiteraard zal in eerste orde
worden geopteerd voor de reaffectatie van de reeds
benoemde en beschikbare griffiers.
Ten achtste, ik denk dat geen inspanning nodeloos mag
worden genoemd, aangezien de voorbereiding een jaar
later haar vruchten zal afwerpen. De verdaagde inwer-
kingtreding zal het mogelijk maken om de heropstarting
in geoptimaliseerde omstandigheden te verwezenlijken
en de voorzienbare problematische toestanden te vermij-
den.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik dank de minister voor het antwoord.
Mijnheer de minister, wat mijn eerste vraag betreft ver-
wijst u naar de gemeentewet. Uit de inventaris van de
huidige vestigingsplaatsen blijkt dat de vestiging in een
minderheid van de gevallen wordt in orde gebracht door
de gemeente, in een meerderheid van de gevallen gaat
het om een infrastructuur ter beschikking gesteld door de
Regie der Gebouwen. Het lijkt mij een eigenaardige
situatie. Als de regie toevallig een gebouw beschikbaar
heeft, worden de vredegerechten daar ondergebracht. Is
dit niet het geval, dan doet de gemeente die graag een
vredegerecht op haar grondgebied heeft, een aanbod. Zo
lijkt mij de situatie te zijn.
Naar mijn mening is het niet lineair of overal op dezelfde
manier toegepast. Ik begrijp ook dat de gemeenten nog
niet officieel in kennis zijn gesteld van het feit dat de wet
niet zal worden uitgevoerd zoals hij thans voorligt. Ik
meen dat een aantal gemeenten geen eigen infrastruc-
tuur ter beschikking heeft gesteld maar ruimte heeft
moeten huren. Ik betreur het dat men zal vernemen dat
de inspanningen om die infrastructuur tegen 1 september
klaar te hebben tevergeefs waren, terwijl daaraan wel-
licht kosten waren verbonden.
Ten slotte, wanneer heeft de Regie der Gebouwen con-
creet vernomen dat men met de voorbereidingen mocht
stoppen en de plannen een jaar werden uitgesteld ? Ik
neem aan dat bijvoorbeeld nutsvoorzieningen moeten
worden betaald vanaf het moment dat men abonnee is. Ik
kan mij niet van de indruk ontdoen dat er nooit een
formeel moment is geweest waarop men heeft beslist om
te stoppen. Deze zaak is in een stroomversnelling geko-
men door de vragen die erover werden gesteld.
Minister Marc Verwilghen : Ik wil even verduidelijken dat
deze beslissing werd genomen in overleg met de Regie
der Gebouwen. Door een aantal problemen op het terrein
kon men zelfs de datum van 1 september niet halen. Er
was permanent overleg. De Regie der Gebouwen was
hiervan perfect op de hoogte.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 12.35 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 12.35 heures.
HA 50
COM 228
25
13-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000