B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
J
USTITIE
COMMISSION DE LA
J
USTICE
VAN
DU
30-05-2000
30-05-2000
HA 50
COM 213
HA 50
COM 213
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 30 mei 2000
COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE - COM 213
Samengevoegde interpellaties van :
- de heer Guido Tastenhoye tot de minister van Justitie
over
de afwezigheid van recht en orde in sommige wijken
van Antwerpen
(nr. 388)
- de heer Hugo Coveliers tot de minister van Justitie over
de onveiligheid in sommige Antwerpse wijken (nr. 413)
4
sprekers : Guido Tastenhoye, Hugo Coveliers, voor-
zitter van de VLD-fractie, Marc Verwilghen, minister
van Justitie
Moties
10
Mondelinge vraag van de heer Karel Van Hoorebeke aan
de minister van Justitie over
de bestrijding van de
hormonenmaffia
(nr. 1931)
10
sprekers : Karel Van Hoorebeke, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Mondelinge vraag van mevrouw Alexandra Colen aan de
minister van Justitie over
de toepassing van de wet tot
invoering van de wettelijke samenwoning
(nr. 1940)
12
sprekers : Alexandra Colen, Marc Verwilghen, minis-
ter van Justitie
Sommaire
Mardi 30 mai 2000
COMMISSION DE LA JUSTICE - COM 213
Interpellations jointes de :
- M. Guido Tastenhoye au ministre de la Justice sur
l'absence de droit et d'ordre dans quelques quartiers
anversois
(n° 388)
- M. Hugo Coveliers au ministre de la Justice sur
l'inse´curite´ dans certains quartiers anversois (n° 413)
4
orateurs : Guido Tastenhoye, Hugo Coveliers, pre´si-
dent du groupe VLD, Marc Verwilghen, ministre de la
Justice
Motions
10
Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au ministre de
la Justice sur
la lutte contre la mafia des hormones
(n° 1931)
10
orateurs : Karel Van Hoorebeke, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Question orale de Mme Alexandra Colen au ministre de la
Justice sur
l'application de la loi instaurant la cohabitation
le´gale
(n° 1940)
12
orateurs : Alexandra Colen, Marc Verwilghen, mini-
stre de la Justice
2
HA 50
COM 213
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van de heer Servais Verherstraeten aan
de minister van Justitie over
de bepaling van de rechts-
dag door de griffie van de rechtbank van eerste aanleg te
Brussel
(nr. 1948)
12
sprekers : Servais Verherstraeten, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Mondelinge vraag van de heer Servais Verherstraeten aan
de minister van Justitie over
het arbitrageproject in Brus-
sel en Luik
(nr. 1949)
14
sprekers : Servais Verherstraeten, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan de
minister van Justitie over
de inning van de billijke vergoe-
ding
(nr. 1962)
15
sprekers : Trees Pieters, Marc Verwilghen, minister
van Justitie
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Justitie over
de inwerkingtreding van de wet
inzake de hervorming van de gerechtelijke kantons op
1 september 2001
(nr. 1967)
16
sprekers : Jo Vandeurzen, Marc Verwilghen, minister
van Justitie
Mondelinge vraag van de heer Guy Hove aan de minister
van Justitie over
de kansspelen in 24-urenwinkels en de
aanwezigheid van minderjarigen
(nr. 1970)
18
sprekers : Guy Hove, Marc Verwilghen, minister van
Justitie
Mondelinge vraag van de heer Bart Laeremans aan de
minister van Justitie over
de beslissing tot niet-uitlevering
van Fehriye Erdal
(nr. 1974)
19
sprekers : Bart Laeremans, Marc Verwilghen, minister
van Justitie
Question orale de M. Servais Verherstraeten au ministre
de la Justice sur
la fixation des affaires par le greffe du
tribunal de premie`re instance de Bruxelles
(n° 1948)
12
orateurs : Servais Verherstraeten, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Question orale de M. Servais Verherstraeten au ministre
de la Justice sur
le projet d'arbitrage a` Bruxelles et a`
Liege
(n° 1949)
14
orateurs : Servais Verherstraeten, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre de la
Justice sur
la re´mune´ration e´quitable (n° 1962)
15
orateurs : Trees Pieters, Marc Verwilghen, ministre de
la Justice
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre de la
Justice sur
l'entre´e en vigueur le 1er septembre 2001 de
la loi relative a` la re´forme des cantons judiciaires
(n° 1967)
16
orateurs : Jo Vandeurzen, Marc Verwilghen, ministre
de la Justice
Question orale de M. Guy Hove au ministre de la Justice
sur
les jeux de hasard et la pre´sence de mineurs dans les
magasins de nuit
(n° 1970)
18
orateurs : Guy Hove, Marc Verwilghen, ministre de la
Justice
Question orale de M. Bart Laeremans au ministre de la
Justice sur
la de´cision de ne pas livrer Fehriye Erdal
(n° 1974)
19
orateurs : Bart Laeremans, Marc Verwilghen, ministre
de la Justice
HA 50
COM 213
3
30-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE LA JUSTICE
COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 30 MAI 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 30 MEI 2000
De vergadering wordt geopend om 10.20 uur door de
heer Fred Erdman, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 10.20 heures par M. Fred
Erdman, pre´sident.
Samengevoegde interpellaties van :
- de heer Guido Tastenhoye tot de minister van
Justitie over
de afwezigheid van recht en orde in
sommige wijken van Antwerpen
(nr. 388)
- de heer Hugo Coveliers tot de minister van Justitie
over
de onveiligheid in sommige Antwerpse wijken
(nr. 413)
Interpellations jointes de :
- M. Guido Tastenhoye au ministre de la Justice sur
l'absence de droit et d'ordre dans quelques quar-
tiers anversois
- M. Hugo Coveliers au ministre de la Justice sur
l'inse´curite´ dans certains quartiers anversois
(n° 413)b>
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik was eigenlijk
van plan om tijdens deze interpellatie een vrij scherpe
toon aan te slaan en de manifeste onwil en onmacht van
de overheid aan te klagen om aan het enorme probleem
van overlast, veroorzaakt door vooral illegalen, daadwer-
kelijk iets te doen.
In sommige wijken van Antwerpen, zoals Seefhoek,
Stuivenberg en Dam, is de overlast voor de autochtone
bevolking haast niet meer te harden. Ik zal echter een
wat mildere toon gebruiken, mijnheer de minister, omdat
er sinds het indienen van mijn interpellatieverzoek een
pril begin van beterschap valt waar te nemen. Het parket
onder leiding van procureur des Konings Bart Van Lijse-
beth, de politie en de rijkswacht hebben in samenwerking
met de dienst Vreemdelingenzaken intussen twee
razzia's gehouden : een eerste op donderdagavond
18 mei in het Schipperskwartier en een tweede veel
grotere vorige week donderdag 25 mei in het Schippers-
kwartier en de Stationsbuurt.
Mijnheer de minister, het is een goede aanzet maar e´e´n
zwaluw - zelfs twee - maakt de lente niet. Ik weet ook niet
of het hier niet gaat om een mediashow die op enkele
maanden van de verkiezingen in sce`ne is gezet. Ik hoop
dat het meer is dan dat.
De rechtstreekse aanleiding voor deze interpellatie was
het krantenbericht waarin stond dat de sportzaak Marino
Sport, gelegen in de Handelsstraat in de Antwerpse
Seefhoek, voor de elfde keer in een maand tijd was
overvallen. Dat bericht heeft mij geschokt, mijnheer de
minister, zoals het ook u zou moeten schokken. Het gaat
natuurlijk niet alleen om Marino Sport, integendeel. Ma-
rino Sport staat symbool voor de vele honderden inbra-
ken en overvallen waarvan winkeliers en particulieren in
de voornamelijk door illegalen overbevolkte wijken de
jongste tijd in versneld tempo het slachtoffer zijn gewor-
den.
Mijnheer de minister, het Vlaams Blok is de enige partij
die zich nog het lot aantrekt van de in hun eigen wijk
bedreigde autochtonen. Wij zijn de enige politici die zich
daar nog vertonen. Ik ben mij zelf in de bedreigde
Antwerpse volkswijken gaan vergewissen van de toe-
stand. Vele straten en wijken zijn blijkbaar door de
overheden definitief als verloren opgegeven. Zo ervaren
de winkeliers het tenminste en ook de bejaarden die zelfs
overdag zonder begeleiding nog nauwelijks de straat op
durven en helemaal niet meer na 6 uur 's avonds. Wie er
de middelen toe heeft trekt er weg, zeker mensen met
kinderen.
De uitbaatster van de genoemde zaak Marino Sport, een
kranige vrouw van meer dan 60, deed mij haar verhaal.
Het is een beangstigend verhaal dat u trouwens op
zaterdag 6 mei hebt kunnen lezen in een paginagroot
interview in Het Laatste Nieuws. Slechts e´e´n citaat,
4
HA 50
COM 213
30-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Guido Tastenhoye
mijnheer de minister :
Dit is een getto, een getto van
illegalen, druggebruikers en criminelen. Een vergaarbak
van alles wat ze elders niet meer willen. Dit stuk van de
Seefhoek is definitief opgegeven.
Lena Ghesquie`re, de uitbaatster van Marino Sport,
schreef u over haar lijdensweg een open brief, gedateerd
op 2 mei 2000. Het is geen normale brief, maar een
smeekbede, een roep om hulp van een weerloze, ang-
stige vrouw die doktershulp nodig heeft. Deze vrouw
dreigt het slachtoffer te worden van het geweld dat rond
haar om zich heen grijpt en waarop de overheid geen vat
meer lijkt te hebben.
Voor de handhaving van recht en orde bent u, mijnheer
de minister van Justitie, samen met uw collega van
Binnenlandse Zaken, de hoofdverantwoordelijke, maar ik
heb niet de indruk dat er tussen u beiden veel overleg
wordt gepleegd, integendeel. Ik heb dan ook vorige
week, op 24 mei 2000, in de commissie voor de Binnen-
landse Zaken uw collega Antoine Duquesne ondervraagd
over de maatregelen die hij dacht te zullen treffen. Ik
moet u zeggen, mijnheer de minister, dat uw collega
Duquesne mij zwaar heeft ontgoocheld. Ik som enkele
door mij aangehaalde remedies op : extra opvang-
capaciteit voor illegalen, desnoods op militaire domeinen;
intense bewaking van onze grenzen; een lijst met veilige
landen van waaruit geen asielzoekers meer zouden
worden aanvaard; herinvoering van de visumplicht voor
bepaalde Oostbloklanden; de mogelijkheid om een asiel-
aanvraag ter plaatse op de Belgische ambassade af te
wikkelen. Geen enkele van deze maatregelen wilde hij tot
de zijne maken. Het verbaast ons niets. Asielzoekers en
illegalen zullen massaal naar hier blijven komen, zeker
met de beloning van een regularisatie en naturalisatie in
het verschiet. Ook van de toepassing van het snelrecht
op mensensmokkelaars, zoals dat thans in Frankrijk
gebeurt, of van het opleggen van zware boetes van 2 000
pond zoals die in Groot-Brittannie¨ worden opgelegd aan
vrachtwagenchauffeurs die illegalen het land binnen-
brengen, wilde minister Duquesne niet weten.
Stomverbaasd was ik, mijnheer de minister, dat uw
collega Duquesne - dat zal u moeten interesseren - er
prat op ging dat hij de bij de eerste razzia in het
Schipperskwartier op 18 mei 2000 opgepakte illegalen zo
maar, zonder verdere gerechtelijke vervolging, het land
heeft uitgezet. Het ging nochtans om illegale Albanese en
Poolse pooiers. Duquesne zei mij letterlijk :
Nu ik het
nodige heb gedaan om misdadigers van ons grondge-
bied te verwijderen, vraagt u waarom ik de afloop van de
gerechtelijke vervolging niet heb afgewacht. Waren de
misdadigers veroordeeld geweest, dan had u ongetwij-
feld Justitie verweten energie te verspillen omdat de
betrokkenen niet manu militari waren uitgewezen
. Einde
citaat. Dit antwoord van de heer Duquesne is bevreem-
dend, mijnheer de minister. Souteneurschap is bij mijn
weten nog altijd een strafbare daad en moet worden
vervolgd. Pas als de betrokkenen eventueel zijn veroor-
deeld en hun straf hebben uitgezeten of een boete
hebben betaald, moeten zij worden uitgewezen, niet
eerder. Dit is altijd het standpunt van het Vlaams Blok
geweest. Ik neem aan dat dit ook het standpunt is van
een partij als de uwe, die toch opkomt voor de rechtsorde
en de rechtsstaat. In Gazet van Antwerpen van zaterdag
27 mei 2000 verklaarde de Antwerpse hoofdcommissaris
Luc Lamine zelfs, ik citeer :
We klisten tien Albanese
maffiakopstukken, onder wie twee gezochte moorde-
naars
. Nu hoop ik alleen maar, mijnheer de minister, dat
er geen twee moordenaars eveneens zonder proces
door minister Duquesne op een vliegtuig werden gezet.
Vandaar een reeks pertinente vragen. U hebt die al
uitgebreid gekregen en om wat tijd te winnen vat ik ze
even samen.
Hoeveel illegale personen werden opgepakt bij de razzia
van 18 mei 2000 ? Welke nationaliteit hadden zij ? Waar
werden zij van verdacht ? Waarom werd tegen hen geen
strafdossier geopend ? Waarom werden zij zo maar het
land uitgezet, zonder gerechtelijke vervolging ?
Treedt de minister van Justitie de houding bij van zijn
collega Duquesne die verdachte illegalen zomaar het
land laat uitzetten zonder voorafgaand gerechtelijk on-
derzoek en bijgevolg zonder gerechtelijke vervolging ?
Hoeveel personen werden opgepakt bij de razzia van 25
mei ? Welke nationaliteit hadden ze ? Hoeveel illegalen
waren daarbij ? Hoeveel personen werden administratief
aangehouden ? Hoeveel personen stonden geseind voor
criminele feiten ? Op welke manier zullen ze worden
vervolgd ? Hoeveel personen blijven aangehouden en op
grond van welke verdenking ? Hoeveel personen werden
intussen het land uitgezet ? Hoeveel personen gingen
vrijuit en om welke reden ?
Heeft de minister intussen richtlijnen gegeven om van
criminele feiten verdachte illegalen eerst gerechtelijk te
doen vervolgen, eventueel via het snelrecht, en ze pas
daarna uit te wijzen ?
Welke gevolgen zijn gegeven aan de 11 overvallen op
Marino Sport en aan de bedreigingen die werden geuit
ten overstaan van de uitbaatster ?
Hoe komt het dat sommige illegalen die een misdrijf
plegen, bijvoorbeeld een diefstal - winkeliers hebben mij
daarvan talrijke voorbeelden aangehaald -, worden op-
gepakt en afgevoerd door de politie en na 2 of 3 uur al
worden vrijgelaten ? Vervolgens gaan zij de winkeliers
voor hun uitstalraam uitdagen en bedreigen. Ze dreigen
zelfs hun huis in brand te steken als ze de politie nog
eens durven te verwittigen.
Is het waar dat tegen kandidaat-asielzoekers en
kandidaat-geregulariseerden geen processen-verbaal
meer worden opgemaakt om zo hun lopende procedure
niet te hinderen ? Kunt u het gerucht bevestigen, mijn-
heer de minister, dat in de omgeving van het asiel-
HA 50
COM 213
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Guido Tastenhoye
centrum
van
Kapellen,
waar
momenteel
een
zeshonderdtal asielzoekers verblijven, geen processen-
verbaal mogen worden opgemaakt tegen asielzoekers
die een criminele daad plegen ? Er zou een soort zwarte
kas bestaan die de directeur van het asielcentrum zou in
staat stellen de winkeliers die benadeeld worden, onmid-
dellijk te vergoeden. Zijn die feiten u bekend ?
Waarom worden kandidaat-asielzoekers en kandidaat-
geregulariseerden die op een criminele daad worden
betrapt, niet per definitie uit de procedure gesloten en na
eventuele gerechtelijke vervolging het land uitgezet ?
Is de minister bereid het snelrecht toe te passen op
criminele illegalen en uitgeprocedeerden ? Is de minister
bereid, naar Frans voorbeeld, het snelrecht toe te passen
op mensensmokkelaars, bijvoorbeeld op vrachtwagen-
chauffeurs die illegalen in de laadbak van hun vrachtwa-
gen het land binnensmokkelen ? Welke maatregelen wil
de minister in Antwerpen nemen met alle betrokken
diensten - ik denk hierbij vooral aan de coo¨rdinatie door
de procureur des Konings Bart Van Lijsebeth die onder
uw bevoegdheid functioneert - om het probleem van de
gettowijken en de criminaliteit krachtdadig aan te pak-
ken ?
Tot slot, mijnheer de minister, heb ik nog een statistisch
vraagje. Hoeveel illegalen, uitgeprocedeerden en asiel-
zoekers, verblijven momenteel in Belgische gevangenis-
sen ?
De heer Hugo Coveliers (VLD) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, ik meen dat ik volgens het
Reglement 5 minuten spreektijd heb om trachten recht te
zetten wat de vorige spreker door elkaar heeft ge-
haspeld. Dat is ook de reden waarom ik een aanvullend
interpellatieverzoek heb ingediend. Ik ben het beu tel-
kens opnieuw een aantal zaken door elkaar te horen
halen en een probleem dat zich voordoet, met name de
veiligheid, te horen misbruiken voor partijpolitieke doel-
einden.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Maar enfin !
De heer Hugo Coveliers (VLD) : Mijnheer de voorzitter,
u ziet dat mijn stelling wordt bewezen door deze empa-
thische reactie. Mijnheer Tastenhoye, ik tracht wat vlug-
ger te spreken zodat ik op 5 minuten zoveel zeg als u op
een kwartier.
De situatie in Antwerpen is uiteraard een specifieke
situatie, gekenmerkt door alle moderne eigenschappen
van een grootstad. Soms pochen wij ermee dat wij een
grootstad zijn. Welnu, dan moeten wij dat ook vaststellen.
Dat de georganiseerde misdaad in Antwerpen actief is, is
reeds 10 jaar geleden gepubliceerd. Het is een goede
zaak dat men dat inziet en daartegen ook maatregelen
neemt. Bijgevolg verbaast het mij enigszins dat men
ondanks de elementen die reeds jarenlang worden aan-
gebracht, nog altijd een amalgaam maakt van het asiel-
probleem met de problematiek van de georganiseerde
misdaad. De acties die in Antwerpen werden onderno-
men mogen voorbeeldacties worden genoemd. Er was
immers een volledige samenwerking, niet alleen tussen
de twee politiediensten die in aanmerking kwamen, maar
ook met het openbaar ministerie dat wordt gestuurd door
de minister van Justitie, en niet, zoals u zegt, onder de
volledige bevoegdheid ervan staat.
Deze acties zijn niet zozeer gericht tegen de lijnen van de
georganiseerde misdaad, want daarvoor is langdurige en
financie¨le recherche nodig zonder om de haverklap te
worden gei¨nterpelleerd over het feit dat men niets doet
aan bepaalde fenomenen die niets hebben te maken met
dit probleem. U spreekt uzelf tegen, mijnheer Tasten-
hoye. Enerzijds, vraagt u waarom illegalen die worden
gevat niet eerst worden veroordeeld en dan pas het land
uitgezet terwijl u anderzijds, zegt dat sommige illegalen
die worden gevat vlugger thuis zijn en opnieuw de
winkeliers gaan lastigvallen. Welnu, dat is precies het
gevolg. Wanneer men de normale procedure voor wat u
de
souteneurs noemt, toepast, dan moet men ze
volgen, zoals voor iedereen. Dan zal men na beperkte tijd
in het kader van de voorhechtenis die mensen vrijlaten.
De rechtsstaat zegt dat men alle mensen op dezelfde
manier moet behandelen, ongeacht hun nationaliteit of
afkomst. Dat is precies de reden waarom terecht de
beslissing werd genomen om de 13 personen die werden
gevat in het kader van een actie van openbare orde,
onmiddellijk het land uit te zetten, wat ook is gebeurd.
Mijnheer Tastenhoye, dat is precies wat men het norm-
stellend optreden noemt.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : De meesten
worden niet in voorlopige hechtenis genomen.
De heer Hugo Coveliers (VLD) : Mijnheer Tastenhoye, ik
heb 5 jaar universiteit gedaan en 30 jaar ervaring aan de
balie. Ik wil onmiddellijk een uiteenzetting geven over de
voorlopige hechtenis. 90% van degenen die worden
gevat voor feiten die u noemt, zullen niet in voorlopige
hechtenis worden genomen.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Dat is het
grote probleem.
De heer Hugo Coveliers (VLD) : Neen. Dat wijst erop
dat men andere methoden moet gebruiken. Die andere
methoden worden nu aangewend.
Mijnheer de minister, los van de amalgaamopmerkingen
die werden gemaakt, gaat men verder, niet alleen in
Antwerpen, maar in het hele land, gecoo¨rdineerde acties
uitvoeren die enerzijds, normstellend zijn zoals in Antwer-
pen is gebeurd en anderzijds, naar de diepere oorzaak
6
HA 50
COM 213
30-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Hugo Coveliers
peilen wat op internationaal vlak moet plaatsvinden ?
Gaat men met name zoeken naar de lijnen en degenen
die voordeel hebben bij deze vormen van georgani-
seerde misdaad ? Misschien zou men zich daarover wel
eens kunnen verbazen.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter,
collega's, rekening houdend met de oorspronkelijke
vraag van de heer Tastenhoye, aangevuld met bijko-
mende vragen naar aanleiding van de inmiddels onder-
nomen acties, zult u wellicht begrijpen dat ik mij op dit
ogenblik in mijn antwoord zal moeten beperken tot een
aantal algemeenheden.
Ik verzocht evenwel de procureur des Konings om mij
terzake zo gedetailleerd mogelijk in te lichten, waarna ik
bereid ben u alle bijkomende informatie te verstrekken,
althans indien u het daarmee eens bent, mijnheer Tas-
tenhoye.
Een andere mogelijkheid is het indienen van een schrif-
telijke vraag, maar aangezien mijn departement daarmee
wordt overstelpt en gezien de vrij gedetailleerde aard van
de vraag, zal het antwoord wellicht wat tijd in beslag
nemen.
Mijnheer Tastenhoye, uw interpellatie is gebaseerd op
een persartikel dat u trouwens eraan toevoegde. Het
parket van de procureur des Konings te Antwerpen
verstrekte mij een antwoord terzake, maar betreffende
het jaar 2000. Ik drong er evenwel op aan ook te worden
ingelicht omtrent de voorgaande periode.
In uw interpellatie zegt u dat het om elf dossiers gaat
tijdens die bewuste periode en dat is mogelijk, maar in
2000 zijn er slechts drie dossiers bekend, opgesteld naar
aanleiding van de volgende feiten.
Op 7 maart 2000 werd een diefstal gepleegd van twee
trainingsvesten in de handelszaak Marino Sport, door
een onbekend gebleven Duitssprekende persoon. Dat
dossier werd zonder gevolg geklasseerd omdat er geen
aanknopingspunten konden worden gevonden met de
dader.
Op 22 april 2000 werd opnieuw een trainingspak gesto-
len door twee personen. De benadeelde werd wel het
slachtoffer van agressie en diende een doktersattest in
waaruit blijkt dat zij vijf dagen werkonbekwaam was
ingevolge het op haar uitgeoefend geweld om in het bezit
te kunnen blijven van de buit. De daders werden gei¨den-
tificeerd en zullen in elk geval gerechtelijk worden ver-
volgd.
Tot slot zijn er de feiten van 2 mei 2000, waarvan sprake
in het krantenartikel waarvan kopij werd gevoegd bij de
parlementaire
vraag.
Het
ongeval
gebeurde
op
29 april 2000 en maakt het voorwerp uit van een gerech-
telijk onderzoek. De dader werd onder aanhoudings-
mandaat geplaatst dat inmiddels door de raadkamer
werd bevestigd. Er is aldus een handhaving van de
aanhouding.
Daarmee wil ik aantonen dat het parket van Antwerpen
betreffende deze zaken in elk geval een normale reactie
aan de dag legde. Het parket van Antwerpen gaat echter
nog verder. Ik had enkele keren de gelegenheid een
diepgaand gesprek te voeren met de procureurs des
Konings van de vijf grote agglomeraties, waarbij ik hen
telkens wees op een aantal essentie¨le taken die tot de
hunne behoren in hun hoedanigheid van procureur des
Konings. Immers, zij zullen het vervolgingsbeleid gestalte
moeten geven en in dat verband kwamen er reeds
aandachtspunten aan bod. Welnu, ik kon mij ervan
vergewissen dat elk van de vijf procureurs des Konings
van de grote steden goed weet dat het bestrijden van de
stadscriminaliteit een van hun prioritaire taken is.
Vandaar dat de procureur des Konings van Antwerpen
een actieplan ontwikkelde bij zijn aantreden. Hij moest
dat plan bedenken en uitwerken en zijn diensten moes-
ten zich uiteraard inwerken. Volgens mij werd een essen-
tie¨le taak die wordt toevertrouwd aan een procureur des
Konings daar naar waarde ingevuld.
Tevens stelde ik vast dat de respectievelijke politie-
commissarissen wijk-veiligheidsplannen ontwikkelden
voor de onderscheiden zones, waarin zowel preventieve
als repressieve aspecten aan bod komen. De handels-
straat waar de zaak Marino sport is gevestigd is op dat
vlak een aandachtspunt en men weet hoe men moet
reageren op de stadscriminaliteit die daar schijnt te
tieren.
Het al dan niet opsluiten van een persoon die een
winkeldiefstal heeft gepleegd, is een beslissing die ach-
tereenvolgens behoort tot de bevoegdheid van de procu-
reur des Konings en van de onderzoeksrechter. Als het
ambt van de procureur des Konings door de verbalis-
erende overheid van een dergelijk feit wordt ingelicht, zal
de magistraat van dienst een beslissing nemen en de
verdachte naargelang de ernst van de feiten en de
omstandigheden waarin dit is gebeurd al dan niet van zijn
vrijheid beroven. Een arrestatie door een politiedienst zal
moeten worden bekrachtigd door de procureur des Ko-
nings of de onderzoeksrechter. Bij vrijheidsberoving zal
men binnen de 24 uur van de onderzoeksrechter een
aanhoudingsmandaat afgeleverd krijgen dat zijn gewone
weg moet volgen in de onderzoeksgerechten, in casu in
de correctionele raadkamer. Ik kan alleen verwijzen naar
de wet van 1990 betreffende de voorlopige hechtenis.
Deze wet bepaalt duidelijk dat het moet gaan om een
beoordeling van de feitelijke omstandigheden van de
zaak en de aangelegenheden die eigen zijn aan de
persoonlijkheid van de verdachte.
HA 50
COM 213
7
30-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Mijnheer de
minister, ik ben geen jurist. Als ik goed ben ingelicht kan
voorlopige hechtenis ook worden toegepast als er gevaar
bestaat dat de persoon zal proberen zich te onttrekken
aan de rechtsgang.
Minister Marc Verwilghen : Dat zijn de aangelegenhe-
den die eigen zijn aan de persoonlijkheid. De wet bevat
terzake drie criteria. De correctionele raadkamers toet-
sen deze criteria op het ogenblik van de beslissing inzake
de handhaving van een aanhoudingsmandaat. De crite-
ria hebben onder meer betrekking op de kans op recidi-
veren, de kans dat men zich onttrekt aan de rechtszaak,
de kans dat men tot bei¨nvloeding van bewijsmateriaal
zou overgaan.
Ik herhaal opnieuw dat de minister van Justitie zich in de
beoordeling van de criteria niet mengt. Dit is de verant-
woordelijkheid van de rechterlijke macht. Mocht een
minister van Justitie terzake initiatieven nemen, over-
treedt hij het principe van de scheiding van de machten.
Of u het graag hoort of niet, dit principe moet gerespec-
teerd worden.
De magistratuur zal oordelen of het snelrecht moet
worden toegepast op de door u opgesomde categoriee¨n
van personen. U hebt het gehad over illegalen, uit-
geprocedeerde asielzoekers, mensensmokkelaars in de
veronderstelling dat deze personen criminele feiten zou-
den plegen. De wet op de onmiddellijke verschijning
bevat een aantal voorwaarden. Als aan deze wettelijke
voorwaarden is voldaan - hierover zal de procureur des
Konings of de onderzoeksrechter oordelen - zal men
deze wet toepassen. Het snelrecht kan niet worden
aangewend om een oplossing te bieden voor een pro-
bleem dat zich inzake een andere wetgeving stelt of zich
in een andere maatschappelijke context bevindt.
U hebt gezegd een interpellatie tot de minister van
Binnenlandse Zaken te hebben gericht. U mag niet
vergeten dat minister Duquesne bevoegd is voor de
problematiek van de illegalen en de uitgeprocedeerde
asielzoekers.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Als er
criminele feiten worden gepleegd, bent u bevoegd.
Minister Marc Verwilghen : Als er criminele feiten wer-
den gepleegd, moet de wettelijke weg worden gevolgd.
De minister van Justitie heeft nooit de instructie gegeven
voor bepaalde categoriee¨n van misdadigers - ongeacht
of het om illegalen, uitgeprocedeerde asielzoekers of
mensensmokkelaars gaat - geen proces-verbaal op te
stellen omdat dit zou kunnen interfereren met andere
lopende procedures. Neen, dergelijke zaken moeten hun
normale rechtsgang krijgen en worden afzonderlijk afge-
handeld.
Ik wens dieper in de gaan op de bemerking de heer
Coveliers dat men in de grootsteden aanvoelt dat reactie
nodig is en dat men planmatig moet kunnen optreden.
Het gecoo¨rdineerd optreden van de politiediensten op
25 mei 2000 in Antwerpen heeft heel duidelijk aange-
toond dat de bevoegde overheden de armen niet hebben
laten zakken en die moeilijke buurten niet hebben opge-
geven. Integendeel, men heeft mij bevestigd dat, indien
nodig, dergelijke acties zullen herhaald worden omdat
het enerzijds, ontradend werkt ten aanzien van de crimi-
nelen en anderzijds, ondersteunend werkt ten aanzien
van de bevolking die merkt dat er daadwerkelijk iets
wordt ondernomen.
Integendeel, er werd mij ook bevestigd dat, telkens
wanneer het nodig is, dergelijke acties zullen worden
herhaald, omdat het ontradend werkt ten aanzien van de
criminelen, en omdat het bovendien de bevolking laat
zien dat er werkelijk iets wordt ondernomen.
Als gevolg van de gesprekken die ik met de verschillende
procureurs des Konings van de grootsteden heb ge-
voerd, zullen zij op 5 juni hun plannen met hun prioriteiten
voor hun grootstad toelichten. Soms hebben die betrek-
king op de strijd tegen de georganiseerde misdaad, soms
op deze tegen de stadscriminaliteit. De aanpak is essen-
tieel verschillend. Zoals collega Coveliers heeft onder-
streept, moet men veel meer onderzoeken en dus meer
bijkomende onderzoeksopdrachten opsturen voor de
dossiers in verband met de georganiseerde misdaad, die
men niet in e´e´n kwartier uitpluist, terwijl dat voor de
stadscriminaliteit wel mogelijk is, zeker wanneer het gaat
om betrappingen op heterdaad. Wie pleit voor leefbare
buurten, zal alleszins in die plannen zijn gading vinden.
Het responsabiliseren van de procureurs des Konings -
daar komt de oefening die is gemaakt, uiteindelijk op
neer - zal, mijns inziens, vruchten afwerpen.
Er zijn vervolgens vragen gesteld over de twee specifieke
acties. De actie van 18 mei 2000 heeft geresulteerd in het
oppakken van 20 illegalen, waarvan er 10 onmiddellijk
werden gerepatrieerd, namelijk 4 Polen, 5 Albanezen en
1 Bulgaar, wegens inbreuken op de wet van 15 december
1980 betreffende de toegang tot het grondgebied.
Aangezien ze enkel verdacht worden van het illegaal
verblijf in ons land, werd om opportuniteitsredenen in de
huidige stand van het onderzoek en in overleg met de
dienst Vreemdelingenzaken het systeem van de onmid-
dellijke repatrie¨ring toegepast, een bevoegdheid van de
dienst Vreemdelingenzaken.
Bij de razzia van 25 mei 2000 zijn er in totaal 107
personen opgepakt met de volgende nationaliteiten : 5
Georgi¨ers, 2 Sierraleoners, 1 Israe¨lie¨r, 1 Macedonie¨r, 5
Joegoslaven, 5 Polen, 7 Marokkanen, 4 Albanezen, 4
Moldavie¨rs, 2 Senegalezen, 2 Algerijnen, 2 Kroatie¨rs, 1
Oekrai¨ner, 4 Bosnie¨rs, 1 Turk, 1 Soedanees, 1 Gabo-
8
HA 50
COM 213
30-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
nees, 1 Duitser, 4 Servie¨rs, Portugezen, Bulgaren, Roe-
menen, 7 Equatorianen, 1 Hongaar, 4 Pakistani, 5 Bel-
gen, 1 Italiaan, 1 Nederlander, 1 Tunesie¨r, 1 Chinees, 1
Kosovaar en 1 Aziaat waarvan de herkomst niet kan
worden bepaald.
Ten slotte is er gevraagd naar cijfers van de penitentiaire
administratie. Deze noteert bepaalde gegevens niet,
omdat er geen band is tussen het statuut en de
hechtenistitel waarvoor de vreemdeling opgesloten kan
zijn. Er wordt slechts 1 categorie van gegevens bijgehou-
den, met name die van de vreemdelingen die ter beschik-
king werden gesteld van de dienst Vreemdelingenzaken.
Deze groep is slechts zeer marginaal in onze strafinrich-
tingen aanwezig. Op 18 mei jongstleden bijvoorbeeld
ging het om 36 personen opgesloten onder die
hechtenistitel.
Mijnheer de voorzitter, ik heb gepoogd een antwoord te
geven aan de interpellanten, al moet ik er volledigheids-
halve aan toevoegen dat, zodra ik de bijkomende infor-
matie van de parketten heb ontvangen, ik ze ter beschik-
king zal stellen.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Mijnheer de
minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik hoop inderdaad
dat u, zoals u hebt beloofd, de commissieleden de
bijkomende informatie zult bezorgen.
Mijnheer de minister, ik waardeer uw bezorgdheid voor
bepaalde toestanden in Antwerpen en uw actie om die te
verhelpen, onder meer met het systematisch overleg dat
u belegt met de procureur des Konings. Zoals u hebt
aangekondigd gebeurt dat ook voor andere grote steden.
Ik hoop dat dit overleg en de acties die daaruit zullen
volgen, op een systematische basis zullen worden vol-
gehouden en dat het geen eendagsvlieg zal blijken te
zijn.
Mijnheer de minister, ik wil nog even inpikken op het
thema van de voorlopige hechtenis. Volgens u hebt u er
zelf niets in te zeggen omdat de voorlopige hechtenis valt
onder de bevoegdheid van de procureur des Konings.
Het moet toch mogelijk zijn bepaalde richtlijnen uit te
vaardigen waardoor illegalen, uitgeprocedeerden of in
het algemeen personen die onwettig op ons grondgebied
verblijven en die van criminele feiten worden verdacht,
kunnen worden opgepakt of in gesloten centra worden
opgesloten ? Hierover dienen afspraken te worden ge-
maakt met de minister van Binnenlandse Zaken. U zult
het toch met mij eens zijn dat van illegalen per definitie
het vermoeden bestaat dat zij zich aan de rechtsgang
zullen willen onttrekken, want zij zijn al illegaal op ons
grondgebied. Dat is toch evident.
Mijnheer de minister, ik betreur dat u de boot afhoudt
inzake het algemeen snelrecht en het alleen voor het
hooliganisme lijkt te willen voorbehouden. De pas goed-
gekeurde wet is voor ons niet verstrekkend genoeg. Ook
u hebt veel water bij de wijn moeten doen. U hebt er zelfs
de Franstalige rechters in Brussel bovenop moeten aan-
vaarden. Ik raad u aan eens grondig te onderzoeken of
het snelrecht ook niet kan worden toegepast op mensen
die zich schuldig maken aan vormen van mensensmok-
kel.
Mijnheer de minister, ik stel vast dat u flagrant in tegen-
spraak bent met de handelwijze van minister Duquesne.
Hij deelde mij mee dat bij de eerste razzia op 18 mei 20
illegalen waren betrokken, waarvan er 10 werden uitge-
wezen op grond van het feit dat ze een inbreuk hadden
gepleegd op de wet van 1980, met name het onwettig op
ons grondgebied vertoeven. In de kranten wordt dit
evenwel tegengesproken. Men wist om wie het ging. Men
kende ze. Het waren gekende souteneurs in het
Schipperskwartier. Deze illegalen werden gericht opge-
pakt omdat ze aan pooierij deden. Commissaris Lamine
heeft in de kranten verklaard dat het de reden was
waarom zij uit het land werden gezet. Deze personen
werden dus niet verder vervolgd voor criminele feiten,
waarvoor autochtonen die hier wettelijk verblijven wel
zouden worden vervolgd. Ik betreur dat deze illegalen,
voor dergelijke zwaarwichtige feiten, de dans zijn ont-
sprongen en niet aan de Belgische rechtspleging werden
onderworpen.
De heer Hugo Coveliers (VLD) : Mijnheer de minister, u
hebt ons de omzendbrief die naar de parketten is ge-
stuurd doen geworden, waarvoor mijn dank. Ik vermoed
dat de heer Tastenhoye deze omzendbrief van zijn
collega's uit de commissie voor de Justitie ook wel zal
krijgen. Hij zal dan kunnen nagaan waarvoor het snel-
recht nu precies bedoeld is, want het is er uitdrukkelijk in
opgenomen. Het heeft te maken met de strafmaat en de
manier waarop de feiten zich voordoen.
Ten tweede, ik ben ook zeer verheugd over het feit dat de
minister het systeem van de gerichte onderzoeken toe-
past waarbij een aantal diensten samenwerken om be-
paalde fenomenen te bestrijden. Ik waardeer dat de
minister niet ingaat op een aantal losstaande feiten want
dan komen we nooit tot een gerichte beheersing van dat
verschijnsel.
Ten derde, mijnheer de voorzitter, ik zou nogmaals willen
vragen of het niet mogelijk is dat wij op een vrije dag
samenkomen om een aantal begrippen af te spreken. Ik
heb u de wenkbrauwen zien fronsen. Ik voelde mij ook
een beetje onwennig toen ik het betoog van de heer
Tastenhoye over de voorlopige hechtenis hoorde. Het is
uiteraard niet de procureur des Konings maar de onder-
zoeksrechter, de Raadkamer en de Kamer van inbe-
schuldigingstelling die daarover in alle onafhankelijkheid
kunnen beslissen. Af en toe is er wel eens een beslissing
die wij betreuren maar in een rechtstaat moeten wij ons
daar bij neerleggen.
HA 50
COM 213
9
30-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Hugo Coveliers
Op dat moment kunnen we misschien ook eens nagaan
wat interessant is aan zo'n politieoperatie. Moeten men-
sen die tijdens een dergelijke actie worden opgepakt,
worden vastgehouden voor souteneurschap met de ze-
kerheid dat ze drie dagen later worden vrijgelaten ?
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Maar u moet
ze niet vrijlaten !
De heer Hugo Coveliers (VLD) : Mijnheer Tastenhoye,
dat is nu precies discriminatie. Discriminatie is immers de
wet verschillend toepassen overeenkomstig de nationa-
liteit. Illegalen kunnen inderdaad het land worden uitge-
wezen en ze worden dan ook gerepatrieerd. Het pro-
bleem wordt door deze
normstellende daad - tenminste
voorlopig - opgelost. Men kan de betrokkenen ook ge-
woon vasthouden maar dan zou een rechter tot het
besluit komen dat hij mensen van een andere nationali-
teit voor dergelijke feiten nooit in voorlopige hechtenis
zou plaatsen.
Kortom, ik ben verheugd over deze acties en ook over
het antwoord van de minister.
De voorzitter : Ik hoed mij in deze commissie altijd voor
degenen die zeggen dat ze geen jurist zijn. In elke fractie
zijn er echter voldoende juristen of is er op zijn minst
juridische ondersteuning om bepaalde principes duidelijk
te maken. Het is uiteraard ieders verantwoordelijkheid en
recht om het woord te voeren.
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties
ingediend.
En conclusion de cette discussion, des motions ont e´te´
de´pose´es.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door me-
vrouw Alexandra Colen en de heren Guido Tastenhoye
en Bart Laeremans en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellaties van de heren Guido
Tastenhoye en Hugo Coveliers
en het antwoord van de minister van Justitie, vraagt de
ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken een ge-
coo¨rdineerde strategie en aanpak uit te werken met het
oog op het opnieuw doen weerkeren van rust en orde in
sommige door criminaliteit beheerste Antwerpse wijken,
waarbij prioriteit gaat naar het uitzetten van illegalen,
nadat ze eventueel door het gerecht werden vervolgd en
veroordeeld.
Une motion de recommandation a e´te´ de´pose´e par Mme
Alexandra Colen et MM. Guido Tastenhoye et Bart Lae-
remans et est libelle´e comme suit :
La Chambre, ayant entendu les interpellations de
MM. Guido Tastenhoye et Hugo Coveliers
et la re´ponse du ministre de la Justice, demande aux
ministres de la Justice et de l'Inte´rieur de de´finir une
strate´gie commune permettant de re´tablir le calme et
l'ordre dans certains quartiers anversois domine´s par la
criminalite´, en accordant dans ce cadre la priorite´ a`
l'expulsion des ille´gaux, e´ventuellement apre`s que
ceux-ci auront e´te´ poursuivis en justice et condamne´s.
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw
Simonne Leen en de heren Charles Michel en Guy Hove.
Une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par Mme
Simonne Leen et MM. Charles Michel et Guy Hove.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
Mondelinge vraag van de heer Karel Van Hoorebeke
aan de minister van Justitie over
de bestrijding van
de hormonenmaffia
(nr. 1931)
Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au minis-
tre de la Justice sur
la lutte contre la mafia des
hormones
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik neem aan
dat de bestrijding van de hormonenmaffia die, voor zover
ik weet, nog niet gei¨nfiltreerd is door vreemdelingen maar
nog steeds gevoerd wordt - volgens onze signalen - door
mensen van deze bodem, nog altijd een prioriteit voor u
vormt.
In een verklaring van de bijstandsmagistraten die deel
uitmaken van de hormonencel, die deze taak heeft
overgenomen van haar voorganger, wordt gezegd dat
men die maffia verder wil bestrijden, maar dat men dan in
elk geval over meer middelen en personen moet kunnen
beschikken. Die personen en die middelen werden reeds
beloofd in 1995, na de moord op Karel Van Noppen.
Deze moord is trouwens vandaag nog steeds niet opge-
lost.
Mijnheer de minister, ik kom tot mijn concrete vragen.
Ten eerste, waarom werden de beloften van 1995 nog
niet nagekomen ? Dat is natuurlijk niet enkel uw verant-
woordelijkheid, maar ook deze van de voorgaande mi-
nisters van Justitie.
Ten tweede, indien die beloften nog niet zijn waarge-
maakt, welke zijn de plannen daaromtrent ? Welke bijko-
mende middelen en welk bijkomend personeel zal ter
beschikking van de hormonencel worden gesteld, zodat
die bestrijding van de hormonenmaffia kan worden voort-
gezet ?
10
HA 50
COM 213
30-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Karel Van Hoorebeke
Ten derde, verwijst die bijstandsmagistraat ook naar het
jaarverslag in verband met de bestrijding van de
hormonenmaffia ? Hebt u dat verslag al in uw bezit ? Kan
de commissie een kopie krijgen van dat rapport, wanneer
u er kennis van genomen hebt, zodat we er inzage in
kunnen verwerven en er eventueel een discussie kunnen
over voeren ?
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter, col-
lega Van Hoorebeke, er zijn meerdere redenen om aan te
nemen dat de strijd tegen de hormonenmaffia wel dege-
lijk een prioriteit blijft voor deze regering.
Ik zou kunnen verwijzen naar het veiligheidsplan, maar
evenzeer naar het feit dat op een bepaald ogenblik de
heer Timperman mijn adjunct-kabinetschef werd. Hij is
immers heel goed vertrouwd met de vormen van georga-
niseerde criminaliteit en meer bepaald met deze van de
hormonenmaffia.
Er zijn een aantal beloften, verbintenissen en engage-
menten geweest sedert 1995. Bij de aanvang werden die
wat stroef ingevuld, maar zij hebben in elk geval toch hun
invulling hebben gekregen. Dit alles voor zover het gaat
over de bevoegdheid Justitie, want de hormonenmaffia
bestrijden begint in de fase vooraleer men in de justitie¨le
sector terechtkomt.
Een aantal praktijken en controles kunnen bijdragen tot
het ontmantelen van deze maffia. Ik herinner eraan dat er
achtereenvolgens een coo¨rdinerend magistraat en een
bijstandsmagistraat werden aangeduid en zelfs onlangs
nog, op 27 april 2000, heeft het college van de
procureurs-generaal een nieuwe bijstandsmagistraat
aangeduid in de persoon van de heer Sabbe en dit in
opvolging van de heer Timperman.
In de herfst van 2000 wordt door het departement van
Justitie, in het kader van de vorming voor magistraten,
met betrekking tot de hormonenproblematiek - dat is dan
al voor de tweede maal -, een vormingscyclus voor deze
gespecialiseerde magistraten georganiseerd. Die cyclus
is gespreid over drie dagen. Daarin krijgen ze het con-
cept van de aanpak van deze aangelegenheden. Dat is
een eerste zaak.
Ten tweede, het behoort weliswaar niet tot mijn bevoegd-
heid, maar wij hebben op een bepaald ogenblik kunnen
vaststellen dat er een probleem is door het niet fulltime
afdelen van liaisonofficieren bij de hormonencel en ook
door het niet uitkeren van bepaalde kredieten ten be-
hoeve van de rijkswacht en de onderbezetting van de
farmaceutische inspectie.
Om daaraan het hoofd te kunnen bieden werd op
22 mei 2000 in het Instituut voor Veterinaire Keuring een
vergadering georganiseerd waar het jaarrapport 1999,
waarnaar u verwees, door vertegenwoordigers van de
multidisciplinaire hormonencel werd aangekaart ten aan-
zien van de drie bevoegde ministers.
Dientengevolge is men zich gaan buigen over de vraag
hoe voor dergelijke praktische problemen een afdoende
oplossing kan worden gevonden. Op 21 juni zal een
vervolgvergadering plaatsvinden, waarbij de instrumen-
ten zullen worden aangereikt om deze twee tot drie
praktische, maar niet minder ree¨le problemen op te
lossen.
De meeste relevante conclusie van het jaarverslag 1999,
op juridisch vlak, is de uitdaging dat Belgie¨ tijdens het
tweede semester van 2001 het voorzitterschap van de
Europese Unie zou moeten aanwenden om het Belgisch
model ingang te doen vinden in Europa. Het strekt tot eer
van de multidisciplinaire hormonencel dat op dat vlak
baanbrekend werk werd verricht. Wij waren de eersten
die inzagen dat een dergelijk probleem niet alleen juri-
disch wordt benaderd en dat de diensten van de farma-
ceutische inspectie en het Instituut voor Veterinaire Keu-
ring terzake een belangrijk rol spelen. Met andere
woorden, de componenten die betrekking hebben op de
volksgezondheid kunnen minstens even belangrijk zijn
dan degene die kunnen worden aangereikt door het
departement van Justitie dat bevoegd is inzake de uit-
voering van de gerechtelijke opdrachten of door het
departement van Binnenlandse Zaken dat bevoegd is
inzake de politiediensten.
Uitgaande van de resultaten van de interdepartementale
cel Residuen die het model concipieerde en de aanpak
terzake uittekende, moeten wij de kans grijpen om het
model verder ingang te doen vinden, op voorwaarde
evenwel dat een afdoende oplossing wordt gevonden
voor de twee of drie struikelblokken waarvan sprake.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
minister, ik dank u voor uw antwoord waaruit blijkt dat de
strijd tegen de hormonenmaffia gelukkig wordt voortge-
zet.
Het was duidelijk dat de heer Timperman, die zich
gedurende jaren inwerkte in deze materie, zijn werk zou
voortzetten als hij naar uw kabinet overstapte.
Dat is ook noodzakelijk, want in zijn interview zei de
nieuwe bijstandsmagistraat dat het milieu zo crimineel is
dat het zelfs zonder pardon profiteert van nieuwe wetten.
Volgens mij moeten alle mogelijke middelen, via Justitie
en vooral via de multidisciplinaire cel, ter beschikking
worden gesteld om de strijd tegen de hormonenmaffia
die de volksgezondheid rechtstreeks bedreigt, op te
voeren.
Hopelijk, mijnheer de minister, zal het Belgisch voorzit-
terschap kunnen worden aangewend om tijdens de
tweede helft van 2001 het Belgisch model te introduceren
HA 50
COM 213
11
30-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Karel Van Hoorebeke
op Europees niveau. De hormonenmaffia gaat grens-
overschrijdend te werk, zoveel is duidelijk, en het heeft
geen zin in ons land maatregelen te treffen die in
Frankrijk of in andere omliggende landen kunnen worden
omzeild.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Alexandra Colen aan
de minister van Justitie over
de toepassing van de
wet tot invoering van de wettelijke samenwoning
(nr. 1940)
Question orale de Mme Alexandra Colen au ministre
de la Justice sur
l'application de la loi instaurant la
cohabitation le´gale
Mevrouw Alexandra Colen (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de wet van
23 november 1998, die het statuut van de wettelijke
samenwoning invoert en omschrijft, is sinds 1 januari van
kracht. We zijn nu ongeveer een half jaar verder. Dit is
het moment om een eerste evaluatie van de toepassing
van die wet te maken.
In welke mate gaat de bevolking in op de door de
wetgeving aangeboden, nieuwe mogelijkheden ? Hoe-
veel overeenkomsten van wettelijke samenwoning zijn er
sinds 1 januari 2000 afgesloten ? Hoe is de spreiding
over Vlaanderen, Wallonie¨ en Brussel ? Hoeveel over-
eenkomsten hebben betrekking op partners van verschil-
lend geslacht en hoeveel op partners van hetzelfde
geslacht ?
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter, col-
lega Colen, u hebt terecht aangestipt dat de wet van 23
november 1998 op 1 januari 2000 in de praktijk in
werking is getreden. U vraagt zich af of we nu - enkele
maanden later - een evaluatie kunnen maken om enig
zicht op de zaak te verwerven. Die evaluatie heeft zeker
en vast reden van bestaan, maar ik vrees dat de tijd-
spanne nog te kort is om al bepaalde conclusies te
kunnen trekken. U zult dat ook aan de cijfergegevens
merken.
De ambtenaar van de Burgerlijke Stand gaat na of beide
partijen aan de wettelijke voorwaarden inzake het wette-
lijk samenwonen voldoen. Hij maakt in voorkomend geval
melding van de verklaring tot wettelijke samenwoning in
het rijksregister. De wet van 23 november 1998 biedt aan
samenwonenden de mogelijkheid om hun wettelijke
samenwoning via een overeenkomst te regelen. Die
overeenkomst wordt vastgelegd in een authentieke akte
die door de notaris wordt verleden. De overeenkomst
wordt ook in het bevolkingsregister vermeld. De wetge-
ving inzake de bevolkingsregisters behoort niet tot de
bevoegdheid van de minister van Justitie, maar wel tot de
bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken.
Daarom beschik ik niet in detail over alle gegevens die u
mij vraagt.
De diensten van het Rijksregister hebben mij meege-
deeld dat op 7 april 2000 1 030 verklaringen van wette-
lijke samenwoning in het hele Rijk zijn opgetekend. Men
kon mij geen cijfers per gewest geven. We moeten die
cijfers met enige reserve benaderen. Op een periode van
nog geen 4 maanden krijgt men cijfers te zien die
misschien een vertekend beeld zouden kunnen geven
van de uiteindelijke interesse voor het wettelijk samen-
wonen. Daarom moeten we deze denkoefening nog eens
herhalen op een later ogenblik, als men meer zicht op de
zaak heeft gekregen. Daarvoor moeten we een wachttijd
van ongeveer een jaar in acht nemen. Op dat ogenblik
zullen we een duidelijker beeld hebben.
Ik verontschuldig mij dat ik geen opdeling in gewesten
kan geven, maar ik kan enkel de globale cijfers van het
rijksregister krijgen.
Mevrouw Alexandra Colen (Vlaams Blok) : Hebt u een
idee van het aantal overeenkomsten dat betrekking heeft
op partners van verschillend geslacht ?
Minister Marc Verwilghen : Daarvoor moet u zich tot de
minister van Binnenlandse Zaken wenden. Hij heeft de
rechtstreekse toegang tot deze gegevens.
Mevrouw Alexandra Colen (Vlaams Blok) : Goed, mijn-
heer de minister, ik zal hem de vraag stellen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Servais Verherstrae-
ten aan de minister van Justitie over
de bepaling van
de rechtsdag door de griffie van de rechtbank van
eerste aanleg te Brussel
(nr. 1948)
Question orale de M. Servais Verherstraeten au mi-
nistre de la Justice sur
la fixation des affaires par le
greffe du tribunal de premie`re instance de Bruxelles
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik zal u niet
lastigvallen
met
de
problematiek
van
de
rechts-
achterstand, waarover u herhaaldelijk met vragen wordt
bestookt. De bedoeling van deze vraag is te achterhalen
welke houding er moet worden aangenomen ten aanzien
van rechtzoekenden die een rechtsdag vragen.
12
HA 50
COM 213
30-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Servais Verherstraeten
Ik kon kennisnemen van het antwoord van de griffie van
de rechtbank van eerste aanleg te Brussel op een vraag
van een partij om een rechtsdag. Het luidde dat er, gelet
op de overbelasting en het tekort aan personeel door de
niet-invulling van het kader, geen rechtsdag kon worden
bepaald, maar dat er zeker op de zaak zou worden
teruggekomen. Tien maanden later vraagt de betrokkene
opnieuw om een rechtsdag, waarop de griffie antwoordt
met een verwijzing naar de vorige brief dat zij zelf zal
terugkomen op het eerste verzoek, ik citeer :
We zullen
u laten weten wanneer wij binnen een redelijke termijn
een vaststelling kunnen aannemen... Er zijn nog een
aantal wachtenden voor u
.
De regering koestert terecht de ambitie - wij delen die
allemaal - om de overheid goed te laten functioneren en
bijgevolg ook justitie. Welnu, dat houdt ook een correcte
informatie van de rechtzoekenden in. Is het de juiste
werkwijze ze dan op hun honger te laten ?
Mijnheer de minister, welke houding meent u dat de griffie
moet aannemen, zelfs in geval van rechtsachterstand ?
Hoe moeten zij de rechtvragenden informeren ? Welke
maatregelen overweegt u te nemen om hierin verbetering
te brengen ?
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter,
collega's, de gerechtelijke achterstand is een probleem
waarvan men niet kan beweren dat men in het verleden
niet heeft gepoogd het aan te pakken. Alleen zijn de
antwoorden die werden geformuleerd, onafdoende ge-
bleken en dreigt er zich een nieuw dramatisch hoogte-
punt van gerechtelijke achterstand af te tekenen, meer
specifiek in Brussel.
De cijfers liegen er inderdaad niet om. Op de rechtbank
van eerste aanleg te Brussel stonden er op 1 okto-
ber 1999 volgens het verslag van de magistraat-
coo¨rdinator niet minder dan 118 362 zaken op de alge-
mene rol van de burgerlijke zaken. Op het einde van de
eerste trimester 2000 waren er, volgens de hoofdgriffier
van Brussel, 3 587 nieuwe zaken bijgekomen, wat het
algemeen totaal gebracht heeft op 121 949 zaken. Op
dezelfde periode werden 2 610 zaken voor eindvonnis
afgehandeld. Er is dus nog een astronomisch hoog saldo
van 119 339 zaken.
Wij zijn nagegaan waar de problemen zijn gesitueerd. De
dossiers van kort geding, beslag, echtscheidingen en de
staat van personen worden geregeld afgerond en er
bestaat terzake geen echte achterstand. Wat de andere
categoriee¨n van de zaken betreft waarover de rechtbank
van eerste aanleg zich moet uitspreken, is de wachtlijst
zeer lang. Deze wachtlijst werd aangelegd volgens hun
inschrijving op de rol en daaruit zal worden geput voor de
fixaties.
Ingevolge de grote achterstand gebeurt het dat sommige
zaken twee, drie of zelfs meer jaren op die wachtlijst
staan tot wanneer een datum wordt gefixeerd, meestal
drie maanden later. Het is dus niet zo dat er onmiddellijk
een datum wordt vastgelegd, die dan nog veraf is.
Het probleem blijft in elk geval bestaan. Men is dus niet
zeker van de datum.
Niet alle zaken die op de algemene rol staan, komen in
aanmerking voor fixatie. Laten we daarin duidelijk zijn. Er
is een heel pakket zaken waarin wellicht nooit zal worden
gepleit. U kent dat fenomeen. Dat noopt ook een beetje
om de zaken werkelijk in te kleden tot een definitie van
wat gerechtelijke achterstand is. Deze discussie is al een
aantal keren gevoerd en men geraakt daar niet altijd
volledig uit.
Op dit ogenblik staan er 885 zaken op de Nederlandse
wachtlijst, waarvan de oudste aanvraag tot vaststelling
dateert van 21 oktober 1998. De afhandeling zal onge-
veer 227 zittingen van telkens drie uur in beslag nemen.
Deze prognoses zijn in Brussel gemaakt. De Franstalige
wachtlijst telt 2034 zaken, waarvan de oudste aanvraag
tot vaststelling dateert van 22 mei 1998. Volgens de-
zelfde regels moeten hiervoor 641 zittingen worden uit-
getrokken. Dit toont onmiddellijk aan met welke achter-
stand men kampt.
De oorzaken van de achterstand zijn veelvuldig en zijn
niet aan e´e´n bepaald element toe te schrijven. In Brussel
wordt vaak ingeroepen dat er een gebrek is aan magis-
traten. We moeten echter ook durven te zeggen dat een
aantal magistraten onvoldoende prestaties levert. Er
moet dus op een dubbel terrein worden bijgestuurd.
Ten eerste, stellen we vast dat de wettelijke kaders bij
gebrek aan kandidaten niet altijd opgevuld geraken. U
weet dat er niet alleen het magistratenexamen is, maar in
Brussel is er ook de tweetaligheidsvereiste. Dit brengt
met zich dat dit fenomeen zich in Brussel veel scherper
laat aanvoelen dan buiten Brussel.
Ten tweede, kan men ook zoeken naar een oplossing.
Wij denken dat we die hebben gevonden via de toege-
voegde rechter. We kunnen die ook stimuleren via de
referendarissen. Het vinden van referendarissen is ech-
ter ook een kunst.
Er is nog een tweede element dat absoluut noodzakelijk
is. Op een of andere manier, veeleer dan magistraten
aanwijzen die in gebreke zijn, moet er een middel komen
om de werklast te meten. Men is er volop mee bezig om
op basis van een aantal gegevens de werklast te kunnen
meten. Ik denk onder meer aan de uitgebreidheid van de
zaak, het aantal partijen dat erbij betrokken is en de
moeilijkheidsgraad van de zaak, want als advocaat weet
u dat er zowel eenvoudige als moeilijke zaken kunnen
bestaan. Als dat gegeven voorhanden is, en we zijn al vrij
HA 50
COM 213
13
30-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
ver gevorderd in de methode van de werklastmeting, dan
zal men kunnen zien waar de hiaten zijn gesitueerd. Op
basis daarvan kan er worden bijgewerkt. Men kan dit
doen door daaraan specifiek aandacht te besteden en
bijstand te verlenen. Als het nodig is, kan men ook
degenen op de vingers tikken die het werk niet goed
doen. Als dat een blijvend probleem wordt, moet men ook
structureel durven in te grijpen.
Tenslotte is er nog een laatste denkspoor dat we voor
ogen houden. Een oordeelkundige toepassing van de
informatica moet hoe dan ook nieuwe perspectieven
bieden. Het komt er alleen op aan om de informatica-
programma's die ter beschikking gesteld worden van de
magistratuur, veel gerichter naar de thema's te laten
evolueren zodat er ook daar een technische ondersteu-
ning is die ervoor zorgt dat het werk sneller wordt
afgehandeld.
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor zijn uitvoerig ant-
woord. Ik pleit ervoor dat waar bepaalde kamers met zeer
specifieke problemen te kampen hebben die niet objec-
tief toe te meten zijn, sneller zou worden opgetreden. Het
motiveert uiteraard niet de meerderheid van krachten die
wel hun best doen.
Ik stel mij toch de vraag omtrent de praktische houding
van het vastleggen van een datum. Blijkbaar heeft men in
Brussel op het niveau van eerste aanleg gezegd dat men
geen datum krijgt zolang deze niet op korte termijn kan
worden vastgelegd. Uiteindelijk verandert er niets aan de
timing van de vaststelling. Men hanteert het goede
principe : wie eerst maait, eerst maalt. Dat is niet meer
dan eerlijk.
Men zal vrijwel onmiddellijk kunnen bepalen tegen wan-
neer een timing kan worden vastgelegd zodat de rechts-
onderhorige ten minste de geruststelling van een datum
heeft. De zaak zal niet vroeger voorkomen door het
vaststellen van de datum uit te stellen. Bovendien wijs ik
erop dat indien de timing over twee, drie of vier jaar is
vastgelegd, nog steeds de mogelijkheid bestaat de da-
tum te vervroegen dank zij de toegevoegde kamers,
zoals op vele hoven op dit ogenblik het geval is. De
partijen worden dan van het vervroegde tijdschema in-
gelicht. Deze manier van werken lijkt mij beter dan de
huidige, die in de rechtbank van eerste aanleg van
Brussel wordt toegepast.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Servais Verherstrae-
ten aan de minister van Justitie over
het arbitrage-
project in Brussel en Luik
(nr. 1949)
Question orale de M. Servais Verherstraeten au mi-
nistre de la Justice sur
le projet d'arbitrage a` Bruxel-
les et a` Liege
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, mijn vraag
heeft impliciet te maken met de problematiek inzake de
rechtsachterstand bij de politierechtbanken, die u uiter-
aard goed bekend is. Er werd met de Belgische Vereni-
ging van Verzekeringsondernemingen en de respectie-
velijke balies van Brussel en Luik een akkoord gesloten
en een VZW Arbitrage opgericht om autoschade-
regelingen niet via de traditionele weg van politierecht-
banken en de rechtbank van eerste aanleg af te hande-
len maar via de arbitrageweg. Het zou om een
proefproject van 18 maanden gaan waarna men tot een
evaluatie wil overgaan. Dit duidt op de nood en de
behoefte aan een snelle geschillenafhandeling in deze
materie.
Mijnheer de minister, ik heb een aantal vragen inzake
deze problematiek.
Ten eerste, bent u op de hoogte van dit project ? Is het
project met de medewerking van u en uw kabinet uitge-
werkt ? Werd voorafgaandelijk overleg dienaangaande
gepleegd ?
Ten tweede, geeft u logistieke of financie¨le steun aan dit
project ? Er bestaan arbitrageconventies in andere sec-
toren waar bepaalde ministers financieel bijspringen. Is
dit hier ook het geval ?
Ten derde, wat is uw houding inzake dit initiatief ? Zult u
de uitbreiding van dit project, in het geval van een
positieve evaluatie, ondersteunen ?
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter,
collega's, mijn antwoord zal kort zijn.
Ten eerste, het project van de VZW Arbitrage is mij
bekend, ook al is het uit de samenloop van de door u
vernoemde actoren gegroeid en zijn wij daarbij niet
rechtstreeks betrokken geweest. Het is de bedoeling van
de VZW Arbitrage om de bevoegdheid te beperken tot
verkeersongevallen waarbij alleen materie¨le schade is
veroorzaakt. In een arbitrageprocedure is het slechts
mogelijk om de bevoegdheid toe te passen wanneer er
instemming van alle betrokken partijen is. Men is dus
afhankelijk van de wilsuiting van de partijen en de wens
om de zaak in arbitrage op te lossen.
Ten tweede, dit initiatief verdient verder onderzoek en
maakt dit ook noodzakelijk. Ik heb altijd gezegd dat de
alternatieve wijzen van geschillenbeslechting zoals on-
der meer de bemiddelingsprocedure of de arbitrage
moeten worden aangemoedigd omdat ze bijdragen tot
een vermindering van de werklast binnen de gerechten.
14
HA 50
COM 213
30-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
Ten derde, de initiatieven moeten worden ondersteund
waarbij de belangen van de rechtszoekenden moeten
worden gerespecteerd en een aantal rechten gegaran-
deerd om het risico van afglijding tegen te gaan. Ten-
einde het behoud van de algemene principes van de
goede rechtsbedeling te verzekeren dient te mogelijkheid
te worden onderzocht om minimale beschermingsregels
uit te vaardigen die in elk geval moeten worden geres-
pecteerd. De organen die terzake bestaan of worden
opgericht moeten aan een aantal criteria beantwoorden,
onder andere aan het principe van de onafhankelijkheid,
de garantie van onpartijdigheid, het principe van de
vertegenwoordiging - dit houdt in dat de partijen steeds
het recht moeten hebben om zich in elke fase van de
procedure te doen vertegenwoordigen -, het principe van
het horen en wederverhoren, dus de tegensprekelijkheid
van de debatten die ook moet worden gerespecteerd.
Met deze principes, beschikbaar binnen het kader van de
arbitrage, moeten de nodige inspanningen worden gele-
verd om op de ingeslagen weg verder te gaan.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan de
minister van Justitie over
de inning van de billijke
vergoeding
(nr. 1962)
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre de
la Justice sur
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, de billijke vergoeding is
een intellectueel eigendomsrecht en houdt in dat derden
die publiek gebruikmaken van muziek volgens de wet
van 30 juni 1994 verplicht zijn hiervoor een vergoeding te
betalen. De inning van die vergoeding zorgt echter voor
de nodige problemen.
In eerste instantie valt er heel wat aan te merken op de
werking van de vennootschap die instaat voor de inning
van de billijke vergoeding. Heel wat ondernemingen
hebben nog steeds geen aangifteformulier ontvangen.
Wel hebben zij reeds een aanmaning tot betaling gekre-
gen. Daar het echter een wet betreft, dienen de bedrijven
de billijke vergoeding te betalen en moeten zij zich dus
zelf wenden tot de dienst die hen deze aangifte-
formulieren moet bezorgen. Een tweede probleem is dat
de ondernemingen die wel een aangifteformulier in de
bus krijgen maar twee weken de tijd hebben om het in te
vullen, hoewel er binnen de distributiesector een bindend
akkoord bestaat dat in een termijn van dertig dagen
voorziet. Tot slot krijgen andere bedrijven die een
aangifteformulier ontvingen maar dat niet of niet binnen
de gestelde termijn terugstuurden het maximum bedrag
van 18 000 frank per jaar opgelegd. Zij worden dan
immers verondersteld een netto-oppervlak te hebben van
meer dan 10 000 m
2
. Hier bestaat er duidelijk verwarring
over wie er al dan niet muziek speelt in zijn zaak.
Mijnheer de minister, welke initiatieven zult u nemen om
aan deze drie tekortkomingen van de inningsinstanties
iets te doen ?
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter,
collega's, zonder een verwijt te willen richten tot mevrouw
Pieters moet ik opmerken dat het aantal vragen dat ik
reeds heb moeten beantwoorden met betrekking tot de
billijke vergoeding onbillijke proporties begint aan te
nemen.
Mevrouw Pieters, los daarvan zal ik u in elk geval
antwoorden. Ik meen dat ik in de commissie voor de
Justitie al een tiental keren heb geantwoord op vragen
over deze problematiek. Voor een aantal mensen zal ik
dus in herhaling moeten vallen. Het gaat om een proce´de´
dat eigen is aan de wet die in 1994 tot stand is gekomen.
Op een bepaald ogenblik heeft men ervoor gekozen om
de inning van de billijke vergoeding te laten verlopen via
drie vennootschappen die door het ministerie van Justitie
gemachtigd zijn. Deze vennootschappen zijn dan op hun
beurt bij twee mandatarissen terechtgekomen, namelijk
Honbel voor de horecasector en DB-Outsourcing voor de
overige sectoren zoals de kappers, de verkooppunten en
de dienstensector. Deze vennootschappen hebben een
mailing opgesteld. Hiervoor hebben zij zich gebaseerd op
gegevens die zij via het handelsregister, de BTW en de
( ?)-code hebben kunnen bekomen. Dat zijn de drie
bronnen waaruit men heeft geput.
De beslissing genomen door de paritaire commissie
voorziet in een termijn van dertig dagen om het aangifte-
formulier terug te sturen. Als bepaalde ondernemingen
hebben laten weten dat de termijn slechts vijftien dagen
bedroeg, dan is dit onterecht. Toen ik heb vastgesteld dat
men die termijn heeft ingevoerd, heb ik onmiddellijk
gereageerd. Principieel zou dit in de daaropvolgende
mailing al rechtgezet moeten zijn.
Er is enige onduidelijkheid ontstaan omdat sommigen er
vrij oppervlakkig over zijn gegaan toen ze het aangifte-
formulier ontvingen. Men had de indruk dat men hier niet
bij betrokken was of men aanzag dit zelfs als publiciteit
en ging er dus niet dieper op in. Het is nochtans
uitdrukkelijk voorzien dat het gaat om een weerlegbaar
vermoeden. Met andere woorden, diegene die als uitba-
ter van een zaak meent dat hij geen muziek speelt of dat
de zaak niet de maximum oppervlakte heeft kon dit
weerleggen. In die sector, waar men wat opkijkt tegen de
plichtplegingen en het formalisme, waren er een aantal
mensen die hier niet op gereageerd hebben. Dit had als
gevolg dat men het vermoeden niet heeft weerlegd en
dat men de heffing toegestuurd heeft gekregen.
HA 50
COM 213
15
30-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
In elk geval heb ik er de sector op gewezen dat zij via een
folder een aantal absoluut noodzakelijke inlichtingen
moesten geven om de problemen weg te werken.
Tenslotte moet ik u ook zeggen dat de controle van het
ministerie van Justitie niet gaat over de inhoud van de
brieven maar wel een marginale toetsing is. Enkel wan-
neer de beheersvennootschappen de bepalingen van de
wet en hun statuten overtreden kan ik als minister van
Justitie optreden. Dit is trouwens ook gebeurd.
We hebben hier volgens mij te maken met een ongeluk-
kige manier van vertolking en vertaling en een procedure
die door de wetgever enigszins zwaar werd opgevat. We
kunnen enkel hopen dat de ongemakken definitief kun-
nen worden weggewerkt eens men vertrouwd is met
deze techniek en voldoende verduidelijking heeft gege-
ven.
De voorzitter : Mevrouw Pieters, de kapper heeft zich bij
u beklaagd ?
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Neen, ik heb het bij de
kapper niet over dergelijke dingen. Ik lees dit in de
vaktijdschriften.
Als deze vraag reeds meermaals aan bod is gekomen,
moet het secretariaat dit maar doen schrappen.
Ik ben verheugd met het antwoord van de minister waarin
hij duidelijk stelt dat de termijn van 30 dagen moet
worden gerespecteerd. Wat betreft de onduidelijkheid
kan ik enkel vaststellen dat die aanwezig is. Wanneer
een bedrijf beslist dat er geen muziek wordt gespeeld,
wordt geen antwoord gegeven op het weerlegbare ver-
moeden.
Ik ben echter tevreden met het antwoord van de minister
waaruit blijkt dat een oplossing zal worden gevonden.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Justitie over
de inwerkingtreding van
de wet inzake de hervorming van de gerechtelijke
kantons op 1 september 2001
(nr. 1967)
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre de la
Justice sur
l'entre´e en vigueur le 1er septem-
bre 2001 de la loi relative a` la re´forme des cantons
judiciaires
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, mijn vraag is uiteraard
gei¨nspireerd op het antwoord van de minister op de
vraag die ik vorige week heb gesteld in verband met de
wet op de nieuwe indeling van ons land in gerechtelijke
kantons.
Ik was enigszins verrast door het antwoord. Ik heb er de
wet even op nagekeken. De minister heeft toen geant-
woord dat de wet inderdaad vanaf 1 september kan
worden toegepast. Er zal een oplossing worden gezocht
die erin bestaat het koninklijk besluit van 13 mei in te
trekken en een nieuw koninklijk besluit uit te vaardigen.
Volgens de minister zal dit ons in staat stellen om
ondertussen het nodige te doen zodat magistraten in
deze vredegerechten kunnen worden benoemd via een
geobjectiveerde methode.
Alles overwegend en rekening houdend met de wet stel
ik vast dat artikel 26 bepaalt dat er een wettelijke datum
van inwerkingtreding is die uiterlijk 18 maanden na de
publicatie van de wet in het Belgisch Staatsblad moet
ingaan. Dit wil zeggen dat we op die manier op 22 de-
cember 2000 uitkomen. Ik begrijp niet waarom de minis-
ter denkt dat zijn voornemen om een koninklijk besluit uit
te vaardigen een oplossing kan bieden voor het pro-
bleem. Kan men via een koninklijk besluit deze wettelijke
bepaling zomaar negeren ?
Ik heb ook een tweede vraag. Ik probeer te begrijpen
waarom de wet niet in werking kan treden. De minister
zegt dat de oorspronkelijke timing gebaseerd is op het
feit dat de Hoge Raad op een bepaald moment operatio-
neel moet worden. Als men redeneert dat de vacante
plaatsen van vrederechter slechts vanaf 1 september
vacant kunnen worden verklaard dan lost het verschui-
ven met een jaar van de datum uiteraard niets op. Ofwel
wil men de betrekkingen vroeger vacant verklaren maar
wil men de benoemingen aan de Hoge Raad toevertrou-
wen. Het opstarten van de Hoge Raad op 1 april of
1 augustus is dan van minder belang. Het probleem blijft
immers bestaan dat men vo´o´r 1 september benoemingen
kon doorvoeren maar de minister wou dit niet zelf doen.
Ik ben evenwel van mening dat, voor de eerste invulling
van de vacatures, de gedepolitiseerde formule die vroe-
ger bestond niet het probleem vormde waarvoor we de
Hoge Raad hebben opgericht.
Mij leek het er voornamelijk om te gaan dat ook daar de
bevorderingen en mutatiebewegingen in zouden worden
gevat. Ik versta dus niet waarom u op een bepaald
moment die functies niet open hebt verklaard en tot
benoeming bent overgegaan voor 2 augustus. Ik neem
aan dat als men benoemd is voor 2 augustus om in
september te beginnen, dat ook niets te vroeg is. Ik zie
nog altijd de objectieve reden niet, als men ten minste de
wil had om de wet toe te passen, waarom dit onmogelijk
zou zijn. Als de redenering juist is, betekent dit dan dat
vanaf 2 augustus of de uiterste datum waarop de Hoge
Raad operationeel moet zijn, alle betrekkingen waarvoor
nog niemand werd benoemd, opnieuw open moeten
worden verklaard ? Zal er vanaf dan een stand still zijn
van 255 dagen van alle openstaande betrekkingen en
vroeger openverklaarde betrekkingen die nog onder de
16
HA 50
COM 213
30-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jo Vandeurzen
oude procedure zouden zijn gestart, omdat de Hoge
Raad overal de benoemingen zou moeten doen ? Als dit
zo is en wij geen andere overgangssituatie hebben, dan
is dat natuurlijk een enorme tijdbom onder de continui¨teit
van Justitie. Nogmaals, ik maak mij hier niet sterk in
voordat ik het antwoord ken, omdat ik mij nauwelijks kan
voorstellen dat dit het geval zou kunnen zijn.
Een derde vraag heeft betrekking op de politie-
hervorming. U weet dat wij IPZ's vormen en daarbij
rekening houden met de gerechtelijke arrondissementen.
U weet dat de wet op de vredegerechten daaraan ook
bepaalde veranderingen heeft aangebracht. Die nieuwe
politiestructuur treedt in werking op 1 januari 2001, dat is
althans uw intentie. Als wij nu de wet op de indeling van
het land in gerechtelijke kantons met een jaar uitstellen,
zullen er dan geen problemen ontstaan van territoriale
bevoegdheden die eigenlijk waren opgelost door de wet
op de gerechtelijke kantons ?
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter, col-
lega Vandeurzen, ik ben blij dat u deze vraag stelt, want
dit stelt mij in staat enige verduidelijking te geven bij het
antwoord van vorige keer.
De wet van 25 maart 1999 heeft uitdrukkelijk bepaald dat
achttien maanden na haar publicatie de inwerkingtreding
noodzakelijk was, tenzij een koninklijk besluit een vroe-
gere datum zou vaststellen. Dit betekent dat wij princi-
pieel 22 december 2000 konden vastleggen. U weet dat
er dan op 13 mei 1999 een koninklijk besluit is gekomen
van mijn voorganger waarin de inwerkingtreding op
1 september 2000 is vastgelegd. Uit de contacten die ik
had met de administratie heb ik kunnen leren dat men die
datum eigenlijk had uitgekozen in de wetenschap dat
men principieel op 1 januari 2000 vertrok met de Hoge
Raad voor de Justitie. Dat was eigenlijk het uitgangspunt.
Men is er altijd vanuit gegaan, ook mijn voorganger op
het ogenblik dat het koninklijk besluit werd uitgevaardigd,
dat deze benoemingen zouden vallen onder dat nieuwe
systeem met de Hoge Raad voor de Justitie. Ik begrijp
dat u zegt dat tot op heden en voor de eerste benoemin-
gen er altijd een regel is geweest van depolitisering
waarover een ruime consensus heerste. Dat heeft echter
niet belet dat er problemen zijn blijven bestaan. Ik verwijs
trouwens ook naar een aantal procedures die in het
verleden werden gevoerd inzake degenen die via de
nieuwe, meer gedepolitiseerde formule werden be-
noemd. Dit heeft niet belet dat er toch een aantal
uitspraken van en schorsingen door de Raad van State
zijn geweest.
Het koninklijk besluit van 13 mei zal in elk geval moeten
worden ingetrokken. Er kan dan een nieuwe datum
worden bepaald. De vraag is dan hoe dat zal gebeuren.
U hebt wel gelijk wanneer u zegt dat in dat geval de wet
principieel moet worden aangepast. Van die aanpassing
zou ook moeten kunnen worden gebruikgemaakt voor
wat u betitelt als de tijdbom onder de benoemingen. De
tijdbom onder de benoemingen is nu eenmaal - dat is
misschien een nalatigheid van de wetgever geweest - dat
op het ogenblik dat men heeft beslist de procedure van
de Hoge Raad voor de Justitie in werking te stellen, er
natuurlijk geen overgangsmaatregelen zijn voor de pe-
riode tijdens dewelke de operationaliteit van de Hoge
Raad voor de Justitie leidt tot het afleveren van de eerste
benoemingen, of 255 dagen nadien.
Dit is een groot probleem en we hebben het leren
onderkennen. Gezien de datum van 1 september 2000
werd gekozen, is de wet die van toepassing is - daar is
men het niet enkel binnen mijn administratie roerend over
eens, het is ook de enige vatbare uitleg - de wet van het
moment waarop de plaats openvalt. Per definitie is dat
1 september 2000.
U vraagt dan of, indien de datum naar 1 september 2001
zou worden verlaat, hetzelfde probleem niet zal rijzen.
We weten dat dit probleem zal rijzen en daarom zal de
nieuwe procedure moeten voorafgegaan worden door
een publicatie die we zo vlug mogelijk zullen laten
plaatsvinden. Wellicht zullen we die publicatie vo´o´r 1 ja-
nuari 2001 laten plaatsgrijpen zodat de volledige proce-
dure haar normale verloop zal kennen.
Er waren inmiddels al een aantal plaatsen voor hoofd-
griffiers vacant verklaard. Die zullen worden ingetrokken
en de betrokkenen zullen per brief in kennis gesteld
worden van de problematiek terzake.
Tot slot vraagt u of de hervorming van de vredegerechten
geen invloed heeft op de politiehervorming. Die heeft er
geen invloed op, gezien de IPZ's afzonderlijk werden
bepaald en daar geen rechtstreekse connotatie toe is. Ik
zeg niet dat we dat niet op elkaar hebben afgestemd,
omdat dat niet de bedoeling was, maar de IPZ's hebben
hun structuur en dat vormt dus geen effectief probleem
voor de politiehervorming per 1 januari 2000.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
indien ik slechte bedoelingen zou hebben, zou ik mijn
vraag nog enkele weken hebben laten liggen om na te
gaan wat er zou gebeuren met de verklaring van de
minister bij de vorige bespreking, met name dat het een
koninklijk besluit zou worden, wetende dat wij een histo-
risch lang parlementair verlof tegemoetgaan, van 15 juli
tot 17 oktober. Ik doe dat dus niet.
Ik probeer ook te zoeken naar manieren om dat probleem
op te lossen. Ik betreur natuurlijk dat de wet niet opera-
tioneel wordt gemaakt. Begrijp ik het goed dat, want dat
is niet enkel voor deze wet van belang, alle vacatures die
vanaf 2 augustus open worden verklaard, de eerste 255
dagen niet zullen worden ingevuld ?
HA 50
COM 213
17
30-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Minister Marc Verwilghen : Er bestaan spijtig genoeg
geen overgangsmaatregelen. Dit is een lacune die we nu
ontdekken.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : De voorzitter van de
commissie zal met mij getuigen dat wij, in die ene
vergadering waar wij nog aan het Octopus-overleg deel-
namen, over dat probleem gesproken hebben. We zeg-
den ook toen reeds dat we moesten zoeken naar wat
daar kan gebeuren. Dit is onaanvaardbaar. Stel u voor
dat we dit laten gebeuren en gedurende een jaar geen
continui¨teit kunnen voorzien. Dan spreken we nog maar
over de continui¨teit, terwijl we weten dat de kaders nog in
belangrijke mate moeten ingevuld worden. Het wordt dan
een wet. Er is een probleem van continui¨teit.
In verband met die politiestructuur en de gerechtelijke
arrondissementen, zegt u dat er geen invloed zal zijn. Ik
zal mijn Limburgse reflex laten spelen. Ik kan u toch
geruststellen. Het is geen specifiek Limburgs probleem.
Er zijn ongeveer 50 gemeenten waarvan de indeling in
vredegerechten en kantons niet overeenstemt met de
gemeentegrenzen en waarvan een deel van de ge-
meente in een ander gerechtelijk arrondissement tot een
ander kanton behoort. Dat hebben we met deze wet
willen corrigeren. Ik kan een voorbeeld geven. Kaulille
behoort tot de gemeente Bocholt, de gemeente Bocholt
behoort tot het kanton Bree, dat is het gerechtelijk
arrondissement Tongeren, maar Kaulille behoort tot het
kanton Neerpelt en dat is het gerechtelijk arrondissement
Hasselt.
Zo zijn er 50 situaties van gemeenten die verspreid
liggen in de bevoegdheden over twee of drie gerechte-
lijke arrondissementen. Wie zal daar als procureur be-
voegd zijn in de IPZ ?
Ik zie hier een probleem. Ik ga ermee akkoord dat men
heeft beslist om de grenzen van de kantons niet gelijk te
trekken met de IPZ-zones, maar men heeft wel getracht
elke gemeente in een gerechtelijk arrondissement onder
te brengen. Dat is in een aantal gevallen met die wet
gecorrigeerd. Nu wordt die wet uitgesteld. Het gevolg is
dat men op 1 januari start met IPZ-zones waar, strikt
genomen, twee procureurs bevoegd zijn.
Minister Marc Verwilghen : Zo is de situatie heden.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Met de lokale politie-
zones komt er overleg. Er is er een institutioneel kader
voor het overleg met het parket. De vraag zal zijn welk
parket bevoegd is.
Minister Marc Verwilghen : Dat zullen de twee procu-
reurs zijn.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Er staat niet in de wet
op de politiehervorming dat er twee procureurs kunnen
worden aangewezen. Dat gaat niet over een gemeente,
maar over 50 situaties in Belgie¨. Ik pleit ervoor dat men
die zaak grondig bekijkt. Het is te eenvoudig om die wet
gewoon een jaar uit te stellen. Er is een continui¨teit van
benoemingen. Bovendien vrees ik dat er interferentie is
met de wet op de politiezones. Er zal discussie zijn over
de bevoegdheden.
De voorzitter : Het incident is tijdelijk gesloten. Als ik de
minister goed begrijp, komt er een wetsontwerp.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Als dat een uitnodiging
is om dit probleem in de bezinning op te nemen, is mijn
opdracht als parlementslid geslaagd.
Minister Marc Verwilghen : Collega Vandeurzen heeft
het probleem exact omschreven. Wij moeten trachten
een regeling uit te werken. Vermits wij met een wetswij-
ziging te doen hebben zal er terzake een bespreking zijn
in de commissie voor de Justitie. Misschien kunnen wij
tegelijkertijd zoeken naar een oplossing voor het opvullen
van de periode van 255 dagen. Het is moeilijk denkbaar
dat in die 255 dagen niets gebeurt.
De voorzitter : Mijnheer de minister, misschien kunnen
wij bij het Arbitragehof navraag doen naar de problema-
tiek van Sint-Pieters-Leeuw.
Minister Marc Verwilghen : Het Arbitragehof heeft laten
weten dat het daarover uitspraak zal doen in de maand
juni.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Guy Hove aan de
minister
van
Justitie
over
de kansspelen in
24-urenwinkels en de aanwezigheid van minderjari-
gen
(nr. 1970)
Question orale de M. Guy Hove au ministre de la
Justice sur
les jeux de hasard et la pre´sence de
mineurs dans les magasins de nuit
De heer Guy Hove (VLD) : Mijnheer de voorzitter, mijn-
heer de minister, collega's, kansspelen in bepaalde om-
gevingen zoals in onbewaakte 24-urenwinkels kunnen
zorgen voor een verscheidenheid aan sociale proble-
men. Dat geldt uiteraard niet alleen voor volwassenen
maar des te meer voor minderjarigen, een bijzonder
kwetsbare groep. Wij kunnen hier onder meer verwijzen
naar de problematiek in de stad Sint-Niklaas en voorna-
melijk in Ninove, waar in het merendeel van de 24-
urenwinkels bepaalde modellen van gokautomaten op-
gesteld staan. Vele van deze winkels bevinden zich in de
18
HA 50
COM 213
30-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Guy Hove
nabijheid van scholen. Elke vorm van bewaking ont-
breekt. Bijgevolg is het niet te verwonderen dat verschei-
dene schoolkinderen hun weg hebben gevonden naar
deze geldkasten. Men kan algemeen stellen dat er geen
controle plaatsvindt van de personen die zich overgeven
aan dergelijke kansspelen. Minderjarigen die dat willen
hebben dus vrij spel. Tijdens het schooljaar is het spijtig
genoeg realiteit dat jonge, spijbelende kinderen hun
week- en spaargeld staan te vergokken. Bovendien is de
zomervakantie in aantocht, waarbij het niet ondenkbaar
is dat er nog meer jongeren de weg vinden naar derge-
lijke zaken.
De nieuwe wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de
kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers,
zal een strenger systeem inzake deze problematiek
invoeren en alle andere wetgevende teksten over kans-
spelen vervangen. Deze wet is evenwel nog niet in
voege, aangezien er voor de meeste bepalingen nog
uitvoeringsbesluiten moeten worden genomen.
De wet voorziet in drie categoriee¨n kansspelinrichtingen
in de praktijk, namelijk casino's, lunaparken en cafe´s. Na
een eerste lezing lijkt het erop dat de 24-urenwinkels
geen kans meer krijgen om kansspelen te organiseren in
hun inrichtingen.
Zolang de wet van 7 mei 1999 niet van kracht is, gelden
nog steeds de oudere en minder strenge bepalingen van
onder andere de wet van 24 oktober 1902 op het spel en,
meer specifiek voor minderjarigen, de wet van 15 juli
1960 tot de zedelijke bescherming van de jeugd, met een
verbod voor minderjarigen om zich op te houden in
speelhuizen. Bij overtreding wordt in strafbepalingen
voorzien ten aanzien van onder andere de houder of de
exploitant van deze inrichting.
In feite volstaat de maatregel niet van aanplakking van de
vermelding van een verbod van minderjarigen om kans-
spelen te gebruiken, maar moet daadwerkelijk toezicht
en controle plaatsvinden, wat tegenwoordig vaak niet
gebeurt, met alle gevolgen van dien.
Mijnheer de minister, zult u initiatieven nemen om parket
en politie strenger te doen optreden tegen de zonet
beschreven ontoelaatbare toestand, door bijvoorbeeld de
wet van 1902 en de wet van 1960 tot zedelijke bescher-
ming van de jeugd beter te laten toepassen en meer
controle te laten plaatsvinden op de aanwezigheid van
minderjarigen in dergelijke winkels ?
Vervolgens, mijnheer de minister, had ik graag geweten
of de nieuwe wet van 7 mei 1999 de aanwezigheid van
kansspelen in 24-urenwinkels zal verbieden, zoals een
eerste lezing ervan laat veronderstellen ? In bevestigend
geval, wanneer zal de wet dan in werking treden ?
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter,
collega's, het lijkt erop dat ik een dubbel antwoord moet
verstrekken aan de heer Hove.
Ten eerste, mijn administratie is op de hoogte van de
door u aangehaalde ernstige problematiek. In afwachting
van het in werking treden van de wet van 7 mei 1999 op
de kansspelen, blijft de wet van 24 oktober 1902 van
kracht.
In deze context en in afwachting van de voorstellen die
moeten worden geformuleerd door de commissie voor de
Kansspelen, wordt onderzocht welke initiatieven terzake
kunnen worden genomen. Deze zullen via een rondzend-
brief worden bekendgemaakt. Vandaar dat werd voorzien
in een overleg met de politiediensten en de rijkswacht,
om duidelijke afspraken te maken.
Ten tweede, de commissie voor de Kansspelen moet
uiteraard waken over de naleving van de wettelijke
bepalingen, hoewel de situatie die hier wordt aangehaald
niet onder de bevoegdheid van deze commissie valt. Het
komt terzake eigenlijk neer op de directe interventie door
de politionele overheid, met dien verstande dat de com-
missie zich bezighoudt met het toekennen van de nodige
licenties en machtigingen om kansspelen te mogen in-
richten.
Zodra de commissie een inbreuk op de wetsbepalingen
vaststelt, zal zij uiteraard de zaak mededelen aan de
procureur des Konings, rekening houdend met de werk-
zaamheden met betrekking tot de nodige adviezen voor
de koninklijke besluiten. Inderdaad, aangezien een reeks
koninklijke besluiten moeten worden uitgevoerd, mag
een timing van zes tot negen maanden worden voorop-
gesteld.
Inmiddels werd de commissie samengesteld uit een
aantal juristen die de koninklijke besluiten momenteel
schrijven. Wellicht zal nog een periode van zes tot negen
maanden nodig zijn om het geheel op punt te zetten.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Bart Laeremans aan
de minister van Justitie over
de beslissing tot niet-
uitlevering van Fehriye Erdal
(nr. 1974)
Question orale de M. Bart Laeremans au ministre de
la Justice sur
la de´cision de ne pas livrer Fehriye
Erdal
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, tijdens de
Ministerraad van afgelopen vrijdag, legde u de kwestie
van mevrouw Erdal voor. U wou niet eigenmachtig een
beslissing terzake nemen, maar u wou de volledige
regering erbij betrekken, wat wijst op het belang van deze
zaak.
HA 50
COM 213
19
30-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
Er werd besloten die Turkse dame - althans voorlopig -
niet uit te leveren aan de Turkse overheid.
Dat roept echter enkele vragen op.
Ten eerste, valt het op dat de regering een zeer tegen-
strijdige beslissing neemt ten opzichte van haar eigen
houding met betrekking tot Turkije. Immers, het was
precies de Belgische regering die in het verleden een
sterke voorstander was om Turkije zo snel mogelijk op te
nemen en te integreren in de Europese Unie.
Nu neemt men een beslissing die er zeer sterk tegen
ingaat.
Ten tweede, het politieke karakter van de feiten is zeer
twijfelachtig. Ik heb het document van de vordering van
de procureur-generaal bekomen. We hebben het hier
over een wraakmoord na de moord op 4 kameraden van
de terroristen, in de gevangenis van Umbranie¨. Het gaat
over de zakenman Sabanci en twee van zijn kompanen.
Ik citeer uit het document :
Hoewel de familie Sabanci
misschien niet onmiddellijk te maken had met het voorval
in Umbranie¨, was het toch belangrijk dat de bevolking
erop gewezen kon worden dat niet alleen onschuldige
burgers, maar ook een dergelijk lid van een belangrijke
familie slachtoffer kon zijn
. Als we dit lezen, is de link
met de politiek toch ver gezocht. Kan men een wraak-
moord, waarbij men een belangrijk zakenman heeft wil-
len treffen, politiek noemen ?
Als het toch een politieke moord zou zijn, bestaan er
uitzonderingen om wel tot uitlevering over te gaan, met
name wanneer het terroristische activiteiten betreft. Het
anti-terrorismeverdrag doorbreekt het politieke karakter,
onder andere wanneer er met bepaalde wapens werd
gewerkt. In dit geval gebruikte men een zeer gevaarlijk
vuurwapen. Men baseert zich nu op het subtiel onder-
scheid tussen automatische en semi-automatische vuur-
wapens om het terroristische karakter van de daad te
ontkennen. Men gebruikte
maar een semi-automatisch
wapen; het was
maar een pistool van 7.65, met geluid-
demper. Het lijkt erop dat men kunstgrepen heeft gehan-
teerd om het anti-terrorismeverdrag niet te moeten toe-
passen. Het anti-terrorismeverdrag bepaalt ook dat er in
gevallen van collectief gevaar - gevaar voor derden, die
niets met het oogmerk van de moord te maken hebben -
wel mag worden uitgeleverd. Ook op dat vlak gebeuren
er blijkbaar kunstgrepen omdat men dit collectief gevaar
miskent. Men zou heel doelgericht enkele mensen heb-
ben willen raken. Anderen zouden geen gevaar lopen. Dit
staat diametraal in tegenstelling tot het grote wapenar-
senaal dat in het appartement in Knokke is gevonden.
Dat wijst erop dat die mensen nog plannen hadden om
andere terroristische daden te plegen. Bovendien wordt
de betrokken organisatie algemeen als een terroristische
organisatie beschouwd, die al heel wat moorden op haar
geweten heeft. Het collectief gevaar bestaat dus zeker.
Het anti-terrorismeverdrag had wel degelijk kunnen wor-
den toegepast.
Dankzij deze houding zal Belgie¨ internationaal gekend
zijn als land waar men mensen niet meer uitlevert, zelfs
geen ordinaire wraakmoordenaars. Op die manier wor-
den wij een vrijhaven voor zeer gevaarlijke moordenaars.
Daarom heb ik heel wat vragen voor u, mijnheer de
minister.
Wat zijn de doorslaggevende motieven geweest om niet
tot uitlevering over te gaan ? Is de beslissing gebaseerd
op de politieke aard van het delict ? Ging het meer over
de mensenrechtenproblematiek ? Welke motivatie ligt
aan de basis van deze beslissing ?
Waarom werd het Europees anti-terrorismeverdrag niet
toegepast ? Ik heb de vraag al in verband met de pistolen
gesuggereerd. Men zou doorgaans semi-automatische
wapens hebben gevonden, geen automatische. Dat is,
me dunkt, een zeer subtiel onderscheid.
Is de houding van de regering niet tegenstrijdig met de
vurige wens van dezelfde regering om Turkije zo snel
mogelijk lid van de Europese Unie te maken of moet ik
hieruit begrijpen dat de houding van de regering ten
opzichte van deze toetreding aan het wijzigen is ? Dat
zou ons ook wel interesseren. Collega Tastenhoye heeft
daarover in het verleden heel wat vragen gesteld.
Is de beslissing definitief of moet ik uit het artikel van
zaterdag in De Morgen afleiden dat ze nog niet definitief
is ? De regering zou eerst de reactie van het land willen
afwachten vooraleer conclusies te trekken. Is het moge-
lijk dat, indien Turkije een aantal garanties geeft, de
uitlevering toch doorgaat ?
Mijnheer de minister, meent u dat betrokkene in ons land
zou kunnen worden vervolgd op basis van de drievou-
dige moord of zegt u - conform onze rechtsregels - dat dit
niet kan. Kan zij, in dat laatste geval, ondanks haar
mogelijke schuld aan drievoudige moord, heel snel op
vrije voeten worden gesteld ?
Mijnheer de minister, vreest u niet dat ons land na deze
beslissing nog veel meer Turkse terroristen en criminelen
van gemeenrecht zal aantrekken aangezien ze hier toch
weinig of geen kans hebben om aan Turkije te worden
uitgeleverd ?
Ondervond de regering enige vorm van chantage of
druk ? Ik heb vastgesteld dat de sympathisanten van de
Turkse terroristische organisatie heel wat manifestaties
hebben georganiseerd, tot in onze gerechtsgebouwen
toe. Is er druk geweest op de regering of op het parket-
generaal zodat de beslissingen werden bei¨nvloed ?
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter, mijn-
heer Laeremans, mijn antwoord zal voorzichtig zijn. U
moet hieruit niet afleiden dat ik niet wil antwoorden. De
door de wet voorgeschreven procedure is echter nog niet
20
HA 50
COM 213
30-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
bee¨indigd. De procedure eindigt met een ministerieel
besluit dat ondertekend wordt door de minister van
Justitie. Dit besluit wordt opgesteld. Ik heb het nog niet
ondertekend. In deze omstandigheden wens ik voorzich-
tig te zijn.
Ik heb een advies ontvangen van de kamer van inbe-
schuldigingstelling. Dit advies is geheim. Ik kan alleen
zeggen dat men drie zaken duidelijk heeft getoetst. Men
heeft de uitleveringsaanvraag getoetst aan de feiten, aan
de wet - zowel de internationale wetgeving, de Europese
wetten als de Belgische wetten - en aan essentie¨le
rechten die in een procedure moeten worden gerespec-
teerd. De kamer van inbeschuldigingstelling heeft een
negatief advies uitgebracht.
De houding van de regering inzake de doodstraf is, mijns
inziens, niet tegenstrijdig. De afschaffing of de niet-
toepassing van de doodstraf is een van de toetredings-
voorwaarden tot de Europese Unie.
U hebt de vraag gesteld of de betrokkene in Belgie¨ kan
worden vervolgd. Ik heb op deze vraag reeds verschei-
dene malen geantwoord. Ik herhaal dat de betrokkene in
ons land niet kan worden vervolgd omdat de feiten in het
buitenland werden gepleegd door vreemdelingen ten
aanzien van vreemdelingen. In deze omstandigheden
kan men niemand in ons land vervolgen.
De uitleveringsprocedure is een uitzonderlijke procedure.
Ik
heb
me
ervan
kunnen
vergewissen
dat
een
uitleveringsdossier altijd aan een zeer grondig en gede-
tailleerd onderzoek wordt onderworpen. Ik denk niet dat
er lichtzinnige beslissingen worden genomen die Belgie¨
zouden openstellen voor criminelen die hopen bij ons
een thuishaven te vinden.
Mijnheer de voorzitter, collega's, de regering en ikzelf zijn
niet op de hoogte dat de parketten of de kamer van
inbeschuldigingstelling onder druk werden gezet of be-
dreigd.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, ik kan de minister moeilijk bedanken voor zijn
antwoord omdat ik op een aantal punten op mijn honger
blijf.
Minister Marc Verwilghen : U verwacht dat ik de inhoud
van het ministerieel besluit reeds zou meedelen vooral-
eer ik het ondertekend heb.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Natuurlijk. Als
u het aan de pers kunt meedelen, kan dat hier ook.
Vrijdag heb ik via de radio moeten vernemen dat de
regering beslist heeft niet uit te leveren. De Morgen van
27 mei 2000 titelt
Belgie¨ levert Fehriye Erdal niet uit aan
Turkije
. De regering heeft haar beslissing genomen. U
verschuilt zich achter formele argumenten. U zegt niet te
kunnen antwoorden omdat u nog niet over de tekst
beschikt. Dat is zeer verregaand. De pers krijgt meer
informatie dan het parlement. U geeft eens te meer blijk
van weinig respect voor deze Kamer.
Mijnheer de minister, het is correct dat onze wetgeving
niet toelaat de betrokkene te vervolgen op basis van
feiten die gepleegd werden in Turkije. Ik heb u gevraagd
of de betrokkene niet kan worden vervolgd op grond van
illegaal wapenbezit of omdat ze in het bezit is van valse
identiteitsdocumenten om er op die manier voor te zor-
gen dat ze voor een hele tijd achter de tralies verdwijnt. U
hebt op deze vraag niet geantwoord. Ik vrees dat we een
snelle vrijlating mogen verwachten. Daarmee geven we
Turkije en dit soort Turkse en andere terroristische orga-
nisaties een teken dat ons land zeer laks omspringt met
dit soort moordenaars en misdadigers. Op die manier
worden we meer dan we het nu al zijn, een vrijhaven voor
zware criminelen en terroristen.
Bovendien hanteert u het argument dat men best niet
uitlevert aan Turkije, omdat het land de doodstraf han-
teert. Dat is een zwak argument, dat nauwelijks mee-
speelt voor de procureur-generaal. Dit is een zeer for-
meel argument, aangezien de doodstraf ook hier amper
vier jaar geleden uit het strafwetboek werd geschrapt en
dat er niettemin heel wat uitleveringen aan ons land
plaatsvonden. De doodstraf wordt allang niet meer toe-
gepast in Turkije. Het is dus, mijns inziens, geen zwaar-
wegend argument om niet uit te leveren.
Ik denk dat er veel meer achtersteekt. Volgens mij
hebben bepaalde terroristische organisaties zware druk
uitgeoefend op ons land. Een aantal politici - nog wel
degenen die voorstander zijn van een snelle integratie
van Turkije in de Europese Unie - kan daaraan blijkbaar
niet weerstaan. Begrijpe wie kan.
Overigens hoop ik alvast dat men het gevaar inziet van
een snelle toetreding van Turkije, een land dat daar
hoegenaamd niet rijp voor is.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Guido Tastenhoye aan
de minister van Justitie over
de plannen van zijn
collega Antoine Duquesne om buitenlandse hooli-
gans die een misdrijf plegen, meteen het land uit te
zetten
(nr. 1981)
Question orale de M. Guido Tastenhoye au ministre
de la Justice sur
le projet de son colle`gue Antoine
Duquesne d'expulser imme´diatement du pays les
hooligans ayant commis une infraction
(n° 1981)
HA 50
COM 213
21
30-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter, ik heb
geen kennis van deze vraag. Is ze wel aan mij toege-
stuurd ?
De voorzitter : Ik kan alleen maar vaststellen dat ze
wordt vermeld op de lijst en dat ze werd ingediend op
29 mei 2000 om 10.05 uur aan de minister van Justitie.
Minister Marc Verwilghen : Ik heb de vraag niet gezien
en het antwoord dus niet kunnen voorbereiden.
Collega Tastenhoye, ik wil u daarop uiteraard zo snel
mogelijk antwoorden.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Ik heb ze
gisterenochtend op tijd ingediend, mijnheer de minister.
Minister Marc Verwilghen : Ik betwist dat niet, mijnheer
Tastenhoye.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Hoe lossen
wij dit op, mijnheer de voorzitter ?
De voorzitter : We stellen ze uit tot volgende week. Dan
is Euro 2000 nog niet gestart.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 12.10 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 12.10 heures.
22
HA 50
COM 213
30-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000