B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
B
INNENLANDSE
Z
AKEN
,
DE
A
LGEMENE
Z
AKEN
EN HET
O
PENBAAR
A
MBT
COMMISSION DE L
'I
NTÉRIEUR
,
DES
A
FFAIRES GÉNÉRALES
ET DE LA
F
ONCTION PUBLIQUE
VAN
DU
24-05-2000
24-05-2000
HA 50
COM 211
HA 50
COM 211
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 211
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Woensdag 24 mei 2000
COMMISSIE VOOR DE BINNENLANDSE ZAKEN, DE
ALGEMENE
ZAKEN
EN
HET
OPENBAAR
AMBT
COM 211
Mondelinge vraag van mevrouw Annemie Van de Cas-
teele aan de minister van Ambtenarenzaken en Moderni-
sering van de openbare besturen over
de bevraging van
de bevolking over de administratie
(nr. 1852)
5
sprekers : Annemie Van de Casteele, Luc Van den
Bossche, minister van Ambtenarenzaken en Moderni-
sering van de openbare besturen
Mondelinge vraag van de heer Servais Verherstraeten
aan de minister van Ambtenarenzaken en Modernisering
van de openbare besturen over
het college van
secretarissen-generaal
(nr. 1900)
6
sprekers : Servais Verherstraeten, Luc Van den Bos-
sche, minister van Ambtenarenzaken en Modernisering
van de openbare besturen
Samengevoegde mondelinge vraag en interpellatie van :
- de heer Pieter De Crem aan de eerste minister over
de
regeringsplannen inzake de hervorming van het kiesstel-
sel
(nr. 1877)
- mevrouw Annemie Van de Casteele tot de eerste minis-
ter
over
de geplande aanpassing van de kies-
omschrijvingen
(nr. 405)
8
sprekers : Pieter De Crem, Annemie Van de Casteele,
Guy Verhofstadt, eerste minister
Moties
15
Schorsing
15
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren Marcel
Hendrickx en Guido Tastenhoye aan de minister van
Binnenlandse Zaken over
de opvangcapaciteit van ille-
gale allochtonen in de provincie Antwerpen
(nrs. 1743 en
1933)
16
sprekers : Marcel Hendrickx, Guido Tastenhoye, An-
toine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Marcel Hendrickx aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de omzendbrief
politiezones en de taak van de lokale besturen
(nr. 1751)
19
sprekers : Marcel Hendrickx, Antoine Duquesne, mi-
nister van Binnenlandse Zaken
Sommaire
Mercredi 24 mai 2000
COMMISSION
DE
L'INTE
´ RIEUR, DES AFFAIRES
GE
´ NE´RALES ET DE LA FONCTION PUBLIQUE
COM 211
Question orale de Mme Annemie Van de Casteele au
ministre de la Fonction publique et de la Modernisation de
l'administration sur
l'enque^te aupre`s de la population sur
l'administration
(n° 1852)
5
orateurs : Annemie Van de Casteele, Luc Van den
Bossche, ministre de la Fonction publique et de la
Modernisation de l'administration
Question orale de M. Servais Verherstraeten au ministre
de la Fonction publique et de la Modernisation de
l'administration sur
le colle`ge des secre´taires ge´ne´raux
(n° 1900)
6
orateurs : Servais Verherstraeten, Luc Van den Bos-
sche, ministre de la Fonction publique et de la Moder-
nisation de l'administration
Question orale et interpellation jointes de :
- M. Pieter De Crem au premier ministre sur
les projets du
gouvernement en matie`re de re´forme du syste`me e´lecto-
ral
(n° 1877)
- Mme Annemie Van de Casteele au premier ministre sur
le projet de modification des arrondissements e´lectoraux
(n° 405)
8
orateurs : Pieter De Crem, Annemie Van de Casteele,
Guy Verhofstadt, premier ministre
Motions
15
Suspension
15
Questions orales jointes de MM. Marcel Hendrickx et
Guido Tastenhoye au ministre de l'Inte´rieur sur
la capa-
cite´ d'accueil des e´trangers en se´jour ille´gal dans la
province d'Anvers
(n
os
1743 et 1933)
16
orateurs : Marcel Hendrickx, Guido Tastenhoye,
Antoine Duquesne, ministre de l'Inte´rieur
Question orale de M. Marcel Hendrickx au ministre de
l'Inte´rieur sur
la circulaire ZP et la ta^che des administra-
tions locales
(n° 1751)
19
orateurs : Marcel Hendrickx, Antoine Duquesne,
ministre de l'Inte´rieur
HA 50
COM 211
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren Gerolf
Annemans en Hans Bonte, mevrouw Annemie Van de
Casteele en de heer Servais Verherstraeten aan de eerste
minister en aan de minister van Binnenlandse Zaken over
de overtreding van de taalwetten door een schepen van
de Stad Brussel
(nrs. 1876, 1829, 1884 en 1910)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van Bin-
nenlandse Zaken)
20
sprekers : Gerolf Annemans, voorzitter van de Vlaams
Blok-fractie, Hans Bonte, Annemie Van de Casteele,
Servais Verherstraeten, Antoine Duquesne, minister
van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Joos Wauters aan de
minister
van
Binnenlandse
Zaken
over
preventie-
maatregelen en rampenplannen voor nucleaire bedrijven
(nr. 1827)
24
sprekers : Joos Wauters, Antoine Duquesne, minister
van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van mevrouw Simonne Creyf aan de
minister van Binnenlandse Zaken en aan de minister van
Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties
over
de rerouting van noodoproepen in de 02-zone
(nr. 1886)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van Bin-
nenlandse Zaken)
25
sprekers : Simonne Creyf, Antoine Duquesne, minis-
ter van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van mevrouw Zoe´ Genot aan de minis-
ter van Binnenlandse Zaken over
de aan de in Belgie¨
verblijvende EU-onderdanen en potentie¨le kiezers bij de
gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2000 verstrekte
informatie
(nr. 1889)
27
sprekers : Zoe´ Genot, Antoine Duquesne, minister
van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Tony Smets aan de minis-
ter van Binnenlandse Zaken over
het gebruik van de
naam van de echtgenoot door kandidaten van het vrou-
welijk
geslacht
bij
de
gemeenteraadsverkiezingen
(nr. 1907)
28
sprekers : Tony Smets, Antoine Duquesne, minister
van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Marcel Hendrickx aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de arrondisse-
mentele informatiebureaus
(nr. 1919)
29
sprekers : Marcel Hendrickx, Antoine Duquesne, mi-
nister van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Francis Van den Eynde
aan de minister van Binnenlandse Zaken over
de toe-
stand van de Slowaken en de Bulgaren in Gent en Tienen
(nr. 1926)
30
sprekers : Francis Van den Eynde, Antoine Duque-
sne, minister van Binnenlandse Zaken
Questions orales jointes de MM. Gerolf Annemans et
Hans Bonte, Mme Annemie Van de Casteele et M. Servais
Verherstraeten au premier ministre et au ministre de
l'Inte´rieur sur
la transgression des lois linguistiques par
un e´chevin de la Ville de Bruxelles
(n
os
1876, 1829, 1884
et 1910)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre de l'Inte´rieur)
20
orateurs : Gerolf Annemans, pre´sident du groupe
Vlaams Blok, Hans Bonte, Annemie Van de Casteele,
Servais Verherstraeten, Antoine Duquesne, ministre
de l'Inte´rieur
Question orale de M. Joos Wauters au ministre de
l'Inte´rieur sur
les mesures de pre´vention et les plans
catastrophes pour les entreprises nucle´aires
(n° 1827)
24
orateurs : Joos Wauters,Antoine Duquesne, ministre
de l'Inte´rieur
Question orale de Mme Simonne Creyf au ministre de
l'Inte´rieur et au ministre des Te´le´communications et des
Entreprises et Participations publiques sur
la de´viation
des appels d'urgence dans la zone te´le´phonique 02
(n° 1886)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre de l'Inte´rieur)
25
orateurs : Simonne Creyf, Antoine Duquesne, ministre
de l'Inte´rieur
Question orale de Mme Zoe´ Genot au ministre de
l'Inte´rieur sur
l'information faite aux ressortissants euro-
pe´ens re´sidant en Belgique et e´lecteurs potentiels pour les
e´lections communales d'octobre 2000
(n° 1889)
27
orateurs : Zoe´ Genot,Antoine Duquesne, ministre de
l'Inte´rieur
Question orale de M. Tony Smets au ministre de l'Inte´rieur
sur
l'emploi du nom du conjoint par les candidats de sexe
fe´minin lors des e´lections communales
(n° 1907)
28
orateurs : Tony Smets, Antoine Duquesne, ministre de
l'Inte´rieur
Question orale de M. Marcel Hendrickx au ministre de
l'Inte´rieur sur
les bureaux d'information au niveau des
arrondissements
(n° 1919)
29
orateurs : Marcel Hendrickx, Antoine Duquesne, mini-
stre de l'Inte´rieur
Question orale de M. Francis Van den Eynde au ministre
de l'Inte´rieur sur
la situation des Slovaques et des
Bulgares a` Gand et a` Tirlemont
(n° 1926)
30
orateurs : Francis Van den Eynde, Antoine Duque-
sne, ministre de l'Inte´rieur
4
HA 50
COM 211
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE L'INTE´RIEUR,
DES AFFAIRES GE´NE´RALES
ET DE LA FONCTION PUBLIQUE
COMMISSIE VOOR DE BINNENLANDSE
ZAKEN, DE ALGEMENE ZAKEN
EN HET OPENBAAR AMBT
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MERCREDI 24 MAI 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
WOENSDAG 24 MEI 2000
De vergadering wordt geopend om 14.20 uur door de
heer Paul Tant, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 14.20 heures par M. Paul Tant,
pre´sident.
Mondelinge vraag van mevrouw Annemie Van de
Casteele aan de minister van Ambtenarenzaken en
Modernisering van de openbare besturen over
de
bevraging van de bevolking over de administratie
(nr. 1852)
Question orale de Mme Annemie Van de Casteele au
ministre de la Fonction publique et de la Modernisa-
tion de l'administration sur
l'enque^te aupre`s de la
population sur l'administration
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, mijn vraag
zal kort zijn. Er zijn al heel wat vragen gesteld over deze
bevraging van de bevolking, onder meer inzake de
opportuniteit ervan en de inhoud van de vragen. Ik denk
trouwens dat er aan de hand van de vragen die worden
rondgedeeld, nog heel wat vragen zullen rijzen.
Dat is echter niet het onderwerp van mijn vraag. De
regering heeft beslist om, tussen 8 en 30 juni, deze
vragenlijst aan ongeveer 8,3 miljoen Belgen te sturen.
Mijnheer de minister, Belgie¨ is een ingewikkeld land met
vier taalgebieden, een Frans, een tweetalig, een Duitsta-
lig en een Nederlandstalig. Volgens het Arbitragehof
houdt het artikel 4 van de Grondwet de voorrang van de
taal van elk eentalig gebied in. Deze voorrang geldt in
alle gemeenten uit het eentalig gebied, inclusief de
faciliteitengemeenten. Volgens het Arbitragehof behoren
deze gemeenten ook tot het eentalig gebied. Ook in deze
gemeenten heeft de taal van het gebied dus voorrang.
Mijn vraag handelt daarover. Nu deze bevraging wordt
voorbereid zouden wij van u graag willen vernemen hoe
ze zal worden georganiseerd in dat moeilijke taalgebied
waar faciliteiten bestaan. U weet dat er een rondzend-
brief bestaat van de Vlaamse regering die daaraan een
eigen interpretatie geeft, die volgens mij de enig juiste
interpretatie is. Als ik mij niet vergis is deze rondzendbrief
opgesteld op het ogenblik dat u Vlaams minister was, dus
u kent de inhoud ervan en de redenering die erachter
schuilt. Ik had graag van u vernomen wat uw opvatting
over deze materie is als federaal minister.
Minister Luc Van den Bossche : Mijnheer de voorzitter,
collega's, het onderwerp in kwestie is een brief die de
relatie van de gemeente met zijn inwoners regelt. Wij
hebben hier wel degelijk te maken met een gebied dat
behoort tot het Nederlandse of tot het Franse taalgebied
met faciliteiten voor de burger om in zijn eigen taal te
worden bediend. In de gemeenten met taalfaciliteiten zal
de postbode zich aanbieden op het adres van elke
geadresseerde, teneinde de informatiebrochure en het
enque^teformulier - in voorkomend geval in de taal van de
faciliteiten - aan de bewoner te overhandigen. In geval
van zijn afwezigheid wordt er geen document in de
brievenbus gedeponeerd. In de gemeenten met taal-
faciliteiten plakt De Post aan haar kantoren, conform de
wetgeving, een tweetalig bericht voor de bevolking aan,
met de melding dat de informatiebrochure en het
enque^teformulier - in voorkomend geval in de taal van de
faciliteiten - in het hoofdkantoor van De Post van die
gemeente kan worden bekomen voor wie het niet ontving
van de postbode. Dat is de concrete werkwijze.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mijnheer
de minister, uw antwoord was kort, net als mijn vraag. Ik
was nieuwsgierig naar uw antwoord. U hebt getracht een
creatieve oplossing te vinden. De vraag is uiteraard of dat
in de praktijk allemaal zo evident zal zijn.
Minister Luc Van den Bossche : Dat is letterlijk opge-
nomen in het contract met De Post. Zij ondertekenen het
en zullen het bijgevolg op die manier doen.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Als ik het
goed begrijp sturen zij tweetalige postbodes op pad.
HA 50
COM 211
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Minister Luc Van den Bossche : Niet noodzakelijk. De
postbode moet eentalig zijn.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Zij gaan
dat met gebaren aan de mensen duidelijk maken.
Minister Luc Van den Bossche : Ik denk dat zelfs een
eentalige het zal verstaan als men het in het Frans wil.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : U gaat er
dus vanuit dat alle inwoners een eentalig Nederlandsta-
lige postbode zullen begrijpen en zelf zullen vragen om
het formulier eventueel in het Frans te krijgen.
Minister Luc Van den Bossche : Dat is een probleem
waarmee zij dagelijks worden geconfronteerd als de
postbode aanbelt.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Neen,
want in dat geval gaat het om prive´-briefwisseling.
Minister Luc Van den Bossche : Hier gaat het ook om
prive´-briefwisseling. Dat is trouwens de reden waarom er
geen bericht wordt gedeponeerd in de brievenbus. Im-
mers, mocht het om een algemene situatie gaan, dan zou
de taalwet voorschrijven dat een tweetalig bericht in de
brievenbus mag worden gedeponeerd. Men kan ervan
uitgaan dat, de brief op naam zijnde, hij het voorwerp
uitmaakt van een individueel bericht; dat zou een twee-
talig bericht in de brievenbus niet rechtvaardigen.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : De brief
is wel degelijk op naam en vermeldt een Nederlandstalig
adres.
Minister Luc Van den Bossche : Inderdaad. Maar in de
wet is bepaald dat men het ook Franstalig op naam kan
aanvragen aan de postbode.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Wordt
dat dan door De Post zelf ingevuld ?
Minister Luc Van den Bossche : De Post is gebonden
door het beroepsgeheim en mag hiertoe dus niet over-
gaan. Terzake bestaat een vaste rechtspraak en een
vaste rechtsleer, volgens dewelke het beroepsgeheim
van De Post en de postbode zich uitstrekt tot de naam
van de afzender en tot de enveloppe, zelfs tot de kleur
ervan.
Mocht ik bijvoorbeeld wekelijks roze enveloppen ontvan-
gen van een dame, dan mag mijn postbode dat aan
niemand voortvertellen.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Laten wij
veronderstellen dat een Franstalige mijnheer Vanden-
bossche die in de Zichemstraat te Kraainem woont, een
enveloppe aangeboden krijgt door de postbode, maar
deze weigert.
Minister Luc Van den Bossche : Dan kan betrokkene
aan de postbode vragen : je voudrais le formulaire re´dige´
en franc¸ais.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Krijgt hij
dan een Franstalige versie zonder vermelding van zijn
naam ?
Minister Luc Van den Bossche : Zijn naam zal er
uiteraard wel op vermeld staan. Het bericht moet toch
geadresseerd zijn; het moet persoonlijk geadresseerd
zijn.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Hoe gaat
dat dan in zijn werk ?
Minister Luc Van den Bossche : Door aan de postbode
twee brieven mee te geven; een in elke landstaal.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Worden
voor alle inwoners van de faciliteitengemeenten zowel
een in het Nederlands geadresseerde brief als een in het
Frans geadresseerde brief meegegeven ?
Minister Luc Van den Bossche : En de overbodige
brieven zullen worden vernietigd. Ik kan de postbode
moeilijk een tweede keer laten teruggaan. Tegen dat
tarief wil De Post zich niet tweemaal verplaatsen.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Uw
oplossing is creatief, mijnheer de minister, maar het was
wellicht nog iets creatiever geweest om te vermijden dat
alles in het dubbel moet worden gedaan.
Minister Luc Van den Bossche : Inderdaad, maar dat
brengt meer arbeidskosten met zich. Uit een kosten-
batenanalyse blijkt dat het goedkoper is de mededeling
tweemaal te drukken dan de postbode tweemaal ter
bestemming te sturen.
De voorzitter : Mag ik erop wijzen dat er inmiddels al
heel wat vragen werden gesteld en beantwoord. Ik moet
er evenwel op toezien dat de tijd wordt gerespecteerd.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Servais Verherstrae-
ten aan de minister van Ambtenarenzaken en Moder-
nisering van de openbare besturen over
het college
van secretarissen-generaal
(nr. 1900)
6
HA 50
COM 211
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Question orale de M. Servais Verherstraeten au mi-
nistre de la Fonction publique et de la Modernisation
de l'administration sur
le colle`ge des secre´taires
ge´ne´raux
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, via de federale
voorlichtingsdienst vernamen wij dat u op de Minister-
raad van 12 mei een ontwerp van koninklijk besluit
omtrent het college van secretarissen-generaal liet goed-
keuren.
Dit college bestaat reeds een aantal jaar en wordt door
een van de secretarissen-generaal voorgezeten terwijl
het Bureau agendeert.
Voor een fragment van hun bevoegdheden, meer be-
paald de modernisering van de administratie, zou thans
van de huidige regelgeving worden afgeweken, in die zin
dat, telkens het die materie betreft, u het college van
secretarissen-generaal zou voorzitten en de agenda zou
bepalen in plaats van zulks over te laten aan het Bureau.
Te dien einde zou u worden bijgestaan door een college
van zeven deskundigen.
Mijnheer de minister, wat is de bedoeling van deze
wijziging ? Het lijkt mij merkwaardig dat deze aanpassing
wordt doorgevoerd aan de vooravond van de hervorming
van het openbaar ambt. Is deze aanpassing overigens
verzoenbaar met deze hervorming ? In bevestigend ge-
val, waarom beperkt u zich dan tot de opdracht tot
modernisering en houdt u zich niet bezig met de andere
opdrachten ?
Wie zijn de zeven deskundigen waarvan sprake ? Hoe
worden zij gerekruteerd : intern of extern en door wie zal
dat gebeuren ? Welk statuut zal hen worden toegekend ?
Minister Luc Vandenbossche : Mijnheer de voorzitter,
collega's, het college van secretarissen-generaal is niet
de drijvende kracht achter de modernisering. Het was
mijn nota, waarover gedurende twee dagen overleg werd
gepleegd in Corbillon, die aan de basis lag hiervan.
Nadien stelde ik de Copernicusnota op.
Het lijkt mij aangewezen dat diegenen die in de toekomst
de taak van modernisering zullen vervullen, maximaal
worden betrokken bij het gebeuren en dus aanwezig zijn
bij de gedachtewisselingen omtrent de evolutie van de
aan de gang zijnde processen.
Alles moet echter op een dynamische wijze worden
aangepakt.
Welnu,
aangezien
het
college
van
secretarissen-generaal niet de drijvende kracht is achter
de huidige modernisering, biedt het niet de garantie
terzake de dynamische factor te zullen zijn.
Daarom ligt het voorzitterschap en de agenda omtrent de
modernisering tijdelijk bij mij en niet bij de voorzitter van
het college. De rest van de agenda is vrij bureaucratisch.
Ik kan altijd aanwezig zijn als ik wil, in de mate dat dit
belangrijk is, maar het heeft geen zin dat ik in de plaats
treed bij zaken waarvan ik zelfs af en toe vind dat ze
beter niet op het college zouden worden besproken. Ik
wens mij daar niet mee te bemoeien. In dat stuk speel ik
niet dezelfde rol als bij de modernisering.
Er zijn maximum 7 experts. Die experts worden niet
gerekruteerd. We werken met een aantal externe bu-
reaus die voor sommige projecten zullen worden inge-
huurd. Naarmate die bureaus actief zijn, zullen hun
vertegenwoordigers - als een project wordt behandeld -
op het college worden uitgenodigd. Zij hebben een
raadgevende stem. Er moet een forum ontstaan waarin
een aantal externe, deskundige actoren met de interne
verantwoordelijken worden geconfronteerd. Als men een
discussieforum wil cree¨ren, moeten die erbij zijn. Er zal
worden van gedachten gewisseld. De eerste maanden
zal er zeker een bureau aanwezig zijn dat zich met de
ganse herstructurering bezighoudt; het organogram, het
gewichten van de managementsfuncties, enzovoort. Het
bureau dat zich met de communicatie bezighoudt, zal er
ook bij aanwezig zijn. Zij zullen als expert de vergaderin-
gen bijwonen. Als het project op een bepaald ogenblik op
kruissnelheid komt, verdwijnen zij. Dan komen er andere
experts. Er moeten niet altijd 7 experts bij aanwezig zijn.
De belangrijkste vertegenwoordigers van de betrokken
bureaus zullen aan de gesprekken deelnemen. Ik zal dus
geen mensen rekruteren.
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mijnheer de
minister,
eigenlijk
zegt
u
dat
het
college
van
secretarissen-generaal niet in staat is om de hervorming
en modernisering van het openbaar ambt te leiden en te
begeleiden. Ik neem daar akte van. Dit zijn mijn bewe-
ringen niet; het zijn de uwe. Men zou niet voldoende
dynamiek aan de dag kunnen leggen. Ik vraag mij wel af
waarom u voor deze optie hebt gekozen. Waarom hebt u
de modernisering van het openbaar ambt niet volledig
uitgelicht om ze in handen van de door u gewenste
personen te geven ?
Minister Luc Van den Bossche : In het Copernicusplan
staat dat we alle managementsfuncties opnieuw zullen
selecteren. De belangrijkste zullen we extern en intern
worden geselecteerd, de anderen intern. Het is niet zeker
dat dezelfde personen achteraf met dezelfde functie
zullen worden belast. Ze zullen in de toekomst door
anderen worden vervangen en daarna zullen we kijken
hoe de sterkteverhouding is en in welke mate het eige-
naarschap van het veranderingsproces is overgegaan.
Dit gaat niet over bekwaamheid of onbekwaamheid. Het
gaat over visie. Dit college heeft, noch in het verleden,
noch op heden, uit zichzelf de visie opgebracht om dat
veranderingsplan te maken. We moeten realistisch zijn.
Door de nieuwe selecties moeten er eigendoms-
overdrachten gebeuren. Er is een eigendomsoverdracht
HA 50
COM 211
7
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Van den Bossche
naar het management gebeurd. Zij moeten het verder
dragen. Dat is de garantie voor de toekomst. Men begint
met een ex-nunc-situatie. Dat is geen voordelige situatie
ten opzichte van de moderniseringsplannen.
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mijnheer de
minister, het waardeoordeel dat u eraan geeft en ook de
waarde die u aan de nieuwe directiefuncties wilt geven,
doen mij vermoeden dat een aantal personen die nu in
het college van secretarissen-generaal zitten, niet zullen
voldoen aan de voorwaarden en de normen met betrek-
king tot de managementsfuncties waarvan u de profielen
zult invullen. Dit zijn mijn woorden niet. Ik vertaal de
consequenties die uit uw woorden komen. Daarop zullen
we nauwlettend toezien.
Minister Luc Van den Bossche : De feiten zullen dat
aantonen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Samengevoegde mondelinge vraag en interpellatie
van :
- de heer Pieter De Crem aan de eerste minister over
de regeringsplannen inzake de hervorming van het
kiesstelsel
(nr. 1877)
- mevrouw Annemie Van de Casteele tot de eerste
minister over
de geplande aanpassing van de kie-
somschrijvingen
(nr. 405)
Question orale et interpellation jointes de :
- M. Pieter De Crem au premier ministre sur
les
projets du gouvernement en matie`re de re´forme du
syste`me e´lectoral
- Mme Annemie Van de Casteele au premier ministre
sur
le projet de modification des arrondissements
e´lectoraux
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de eerste minister, ik wist niet dat er een vraag
van een collega omgezet was in een interpellatie.
De voorzitter : Uw vraag was geagendeerd, mijnheer De
Crem. Mevrouw Van de Casteele heeft een interpellatie-
verzoek ingediend en omdat het over hetzelfde onder-
werp gaat heeft de Conferentie van de voorzitters van-
middag
beslist
beide
hier
gezamenlijk
te
laten
behandelen.
De heer Pieter De Crem (CVP) : Dank u voor die
toelichting, mijnheer de voorzitter. Mijnheer de eerste
minister, bij vorige gelegenheden hebben wij reeds vaker
kunnen discussie¨ren over politieke hervormingen. Het
hervormen van kiesstelsel was daarin telkens een bijzon-
der belangrijk punt. Omdat ik ervan overtuigd ben, net als
u, dat veranderingen aan het kiesstelsel de participatie
van de burger, de kiezer, alleen ten goede kunnen
komen, denk ik ook dat ze de bestuurbaarheid van het
land ten goede moeten komen.
Wij hebben vernomen dat op de Ministerraad op 19 mei
een aantal beslissingen genomen zijn over de politieke
vernieuwing. Daarover wil ik graag enkele vragen stellen.
Het probleem is dat we eigenlijk een beetje gekneld zitten
in het politieke vehikel van een vraag in een commissie.
Misschien kan het interpellatieverzoek van mevrouw Van
de Casteele ons wat meer tijd en ruimte bieden. Ik vind
dat we hier niet onmiddellijk moeten over interpelleren,
maar dat er eigenlijk een discussie zou moeten mogelijk
zijn. Het gaat toch over een bijzonder belangrijk gegeven.
De maatregelen waarover we iets vernamen gingen in de
eerste plaats over de gelijke vertegenwoordiging van
mannen en vrouwen. De tweede problematiek die werd
aangesneden op de Ministerraad had betrekking op de
kiesomschrijving. De derde had betrekking op de recht-
streekse verkiezing van burgemeesters. U hebt in uw
beslissing de rechtstreekse verkiezing van burgemees-
ters opnieuw genoemd. U hebt gevraagd een aantal
beslissingen te nemen, of tenminste een aantal discus-
sies opnieuw te voeren, of voor het eerst aan te vatten. U
hebt er ook aan herinnerd dat er reeds een aantal andere
maatregelen getroffen zijn inzake politieke vernieuwing
die besproken zullen worden in het parlement, of die voor
advies aan de Raad van State overgezonden zijn.
Wij vinden dat de besluitvorming van de Ministerraad
eigenlijk hoogst eigenaardig gebeurt. U zult ons niet ten
kwade kunnen duiden dat wij even de wenkbrauwen
gefronst hebben, mijnheer de eerste minister. Wij vragen
ons af welke visie de regeringstop, en u zelf, heeft
bei¨nvloed toen u een aantal maatregelen naar voor
bracht. Wij hebben gezien dat politieke vernieuwing
misschien de strik kon zijn rond een aantal maatregelen,
maar dat ze niet de eigenlijke drijfveer was van de
maatregelen die u hebt voorgesteld.
Mijn eerste vraag gaat natuurlijk over de inhoud - die
intussen bekend is geraakt - van uw beslissing over de
hervorming van de kieskringen. In dit land zitten wij,
enerzijds, met de logica dat de gewesten door de fede-
ralisering autonoom kunnen beslissen welke hun kies-
kringen zijn, maar de kieskringen zijn anderzijds niet
aangepaste aan de provinciegrenzen. Voor de verkiezing
van de Kamer en de Gemeenschapsraden blijft het
probleem beperkt tot de provincies West- en Oost-
Vlaanderen en Antwerpen. Wij volgen hier de afspraken
die gemaakt zijn in het Sint-Michielsakkoord in 1992.
Namen, Luxemburg en Limburg werden toen reeds tot
8
HA 50
COM 211
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pieter De Crem
e´e´n kieskring verklaard. In Luik en Henegouwen zouden
drie kieskringen overblijven. Dat lijkt ons een bijzonder
eigenaardige zaak, tenzij u ons vandaag zou zeggen dat
dit niet het geval is.
Ik ontwaar enig geglimlach - ik mag niet zeggen : gegrim-
lach - bij de minister en de eerste minister. Dan is er
natuurlijk nog altijd het probleem van de kieskring
Brussel-Halle-Vilvoorde die thans ongewijzigd blijft. Wij
zijn voorstander van een eentalige kieskring Brussel-
Halle-Vilvoorde en wij kennen wellicht ook de oorzaak
waarom dit niet kan doorgaan.
Mijnheer de minister, u hebt voorgesteld om de burge-
meester rechtstreeks te verkiezen. De Vlaamse christen-
democraten, waaronder ikzelf, vinden dit een goede
piste. Het is belangrijk dat mensen voor iemand kunnen
kiezen en dat ze die vanuit het stemrecht op lokaal vlak
ook een heel duidelijk mandaat kunnen geven. Het enige
probleem waarmee wij geconfronteerd blijven is dat van
de omkadering. Het zou niet wenselijk zijn dat een man of
vrouw rechtstreeks wordt verkozen als eerste burger van
een stad of gemeente, maar dat die dan wordt gecon-
fronteerd met een onwillige meerderheid. U weet wat ik
daarmee bedoel : het is belangrijk de link te leggen
tussen verkiesbaarheid en bestuurbaarheid. Dat laatste
heeft u in uw mondelinge toelichting wel enigszins belicht
door te stellen dat in een tweeringensysteem zou kunnen
worden gekozen en dat men ook een voorkeur zou
kunnen uiten voor een coalitie die het best aansluit bij het
bestuur van de gemeente. Wij vinden dat een goede
zaak. In uw regeringscoalitie zult u daar echter wel enig
weerwerk tegen vinden. Neem nu de resultaten van de
gemeenteraadsverkiezingen van 1994. Ik zeg niet dat die
extrapoleerbaar zijn voor alle partijen, niet in het minst de
mijne. Als de rechtstreekse verkiezing van de burge-
meester toen van toepassing was geweest, dan was in
73% van de 356 gemeenten van het Vlaamse Gewest
wellicht een christen-democraat burgemeester. Ik heb
ook de omgekeerde berekening gemaakt, namelijk indien
de rechtstreekse verkiezing van de burgemeester van
toepassing
ware
geweest
op
de
gemeenteraads-
verkiezingen van 1994 en met een licht gewijzigd resul-
taat voor het jaar 2000. Ik stel dan vast dat de SP en
Agalev wellicht geen enkele burgemeester zouden kun-
nen leveren. Al deze punten zouden binnen deze verga-
dering toch even moeten kunnen worden bekeken.
Voor ons is de omkadering bijzonder belangrijk in uw
voorstel met betrekking tot de rechtstreekse verkiezing
van de burgemeester. Wij steunen het ten gronde, maar
willen het ook verder opentrekken. U kiest resoluut voor
het provinciale niveau. Dat is niet onze keuze. Het
verwondert mij ook dat de VLD kiest voor de provincie.
De provincie is mijns inziens een overblijfsel van het
Franse centralisme dat wij hebben gekend tussen 1800
en 1815. De departementen die toen tot stand kwamen
zijn in feite artificie¨le constructies. Daar kunnen wij nog
uren over palaveren. Ongetwijfeld telt dit land een aantal
ingezetenen die een grote provinciale reflex hebben en
daarbij denk ik aan onze West-Vlaamse, Limburgse en
Luxemburgse vrienden. Voor ons op de regeringsbanken
zitten echter twee Oost-Vlamingen. Zij zijn thans gehecht
aan de Arteveldestad, maar als mijn inlichtingen goed
zijn, liggen hun wortels meer in de Denderstreek. Zij
weten van afkomst zeer goed hoe klein de provinciale
reflex in een provincie als Oost-Vlaanderen is. De men-
sen die in het Waasland wonen, in Aalst, in Dender-
monde, in Geraardsbergen, in Ninove, ja zelfs in Zotte-
gem, hebben weinig affiniteit met dat kunstmatige
provinciale gegeven. Onze vrienden uit de Antwerpse
Kempen, uit Turnhout, uit Ravels, uit Poppel, uit Herent-
als, uit Geel, hebben eigenlijk weinig te maken met de
belangrijkste stad van het land en misschien, zoals zij
zelf zeggen, van de wereld, met de grote metropool die
Antwerpen is. Dan spreek ik nog niet over de verbonden-
heid die de halve Denderzonen van Galmaarden en Halle
zouden hebben met het Hageland en Leuven. Ik denk
dus dat de keuze voor de provinciale omschrijving be-
twistbaar is. Ongetwijfeld hebben praktische redenen
hiermee te maken, maar toch denk ik dat dit niet
tegemoetkomt aan de fundamentele vraag hoe wij de
burger meer kunnen laten participeren aan de verkiezin-
gen. Ik heb het Burgermanifest nog even nagelezen. U
weet dat dit verplichte literatuur was.
Wij moesten alle Burgermanifesten grondig lezen en
hebben die stof in onze geheugentrommel opgeslagen. U
hebt geopteerd voor een duidelijke politieke participatie,
de afschaffing van het huidige tweekamerstelsel, met de
aanmaak van een nieuw kiesstelsel, het Angelsaksisch
systeem met kleine districten, waarin in e´e´n kiesronde de
kandidaat wordt verkozen, of het Franse stelsel van
weleer. Als wij ooit in die richting zouden gaan, zou ik
opteren voor het Franse stelsel, dat ik een bijzonder goed
systeem vind.
Onder het mom van heel wat vernieuwing cree¨ert u heel
wat onduidelijkheid. Als u toch kiest voor het provinciaal
niveau dat niet het onze is, dan doen wij u ook een
voorstel. Wij stellen voor dat ook de gouverneur recht-
streeks wordt verkozen. De gouverneur is in zijn functie -
niet in zijn functioneren - voorbijgestreefd, en zeker in de
wijze waarop hij wordt aangeduid. Wij stellen dus voor
dat ook de gouverneurs van de provincies rechtstreeks
worden verkozen. Met betrekking tot de samenstelling
van toekomstige meerderheden in gemeenteraden en
steden blijft u er vanuitgaan dat provincieraden en be-
stendige deputaties ook in de eenentwintigste eeuw nog
altijd een reden van bestaan zouden hebben.
Mijnheer de minister, ik verzoek u het voorstel dat ik
intern in mijn partij en ook aan u in een tijdsbeeld heb
laten geworden, nogmaals te onderzoeken. Ik heb voor-
HA 50
COM 211
9
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pieter De Crem
gesteld om de 150 kamerzetels te verdelen tussen 50
zetels die proportioneel worden verdeeld en 100 zetels
die zouden worden verdeeld volgens het meerderheids-
stelsel.
Er is ook een politiek gegeven. Het politiek gegeven is
dat u de facto het cordon sanitaire rondom het Vlaams
Blok door de invoering van een ander kiesstelsel en een
ander verkiesbaarheidsstelsel zult doorbreken omdat
appe`l zal moeten worden gedaan op de kiezers, tenzij
e´e´n partij de absolute meerderheid haalt in een eerste
ronde. Wij hebben altijd gezegd dat rondom de kiezers
van geen enkele partij een cordon sanitaire kan liggen,
ook niet rondom de kiezers van het Vlaams Blok. In deze
tekening zult u misschien worden geconfronteerd met het
doorbreken van het cordon sanitaire rondom het Vlaams
Blok omdat wellicht in een tweede ronde kandidaten
beroep zullen moeten doen op allianties. U schijnt deze
mening niet te delen.
Ten gronde, mijnheer de eerste minister, is het toch
jammer dat wij alleen beschikken over de mondelinge
vraag om er een aantal opmerkingen over te maken. Wij
zijn objectieve partners om samen met u en met de
regering te gaan sleutelen - in de goede zin van het
woord - aan de aanpassing van het kiesstelsel, van
kiessystemen en van representativiteit. Het is jammer dat
u de commissie voor Politieke Vernieuwing hebt ont-
mand. Ik weet dat u gevorderd bent om er volgende week
uitleg over te komen verschaffen. Eigenlijk heeft de
regering een hold-up gepleegd op de commissie voor
Politieke Vernieuwing. Weinig mensen zijn er gelukkig
mee, niet in het minst de mensen uit de meerderheid-
spartijen en de Vlaamse meerderheidspartijen. U hebt
hier nog heel wat goed te maken.
Mijnheer de eerste minister, is het juist dat u in de logica
zit van e´e´n van uw Burgermanifesten, en dat u wilt
evolueren naar een eenkamersysteem ? Dit houdt in dat
in de loop van de tijd de Senaat zal ophouden te bestaan.
Klopt de redenering die sommigen opbouwen - niet het
minst binnen de regering - om vanaf 2003 een nieuwe
Kamer samen te stellen die zou bestaan uit de 150
kamerleden en de 41 rechtstreeks verkozen leden van de
Senaat en dat bij de daaropvolgende verkiezingen van
2007 men opnieuw zou evolueren naar een enige Kamer
met 212 leden, waarbij de Senaat niet meer zou bestaan
en waarbij deze Kamer uit rechtstreeks verkozen leden
zou worden samengesteld, onafgezien van het kiessys-
teem dat daarop van toepassing is, en tevens zou
bestaan, buiten rechtstreeks verkozen leden, uit leden
die in de Senaat zouden worden gecoo¨pteerd ?
Mijnheer de voorzitter, tot daar in een notendop vragen
en bemerkingen omtrent de voorstellen van de regering.
Ik dank u voor uw medewerking.
De voorzitter : Geen probleem. Men heeft mij gezegd
dat dit gebeurd is conform de afspraak in de Conferentie
van voorzitters. Mijnheer De Crem, u zegt dat we uw
vraag niet kunnen sanctioneren. U kunt de sanctie indien
gewenst echter wel verbinden aan de interpellatie van
mevrouw Van de Casteele. Het staat iedereen immers
vrij om moties in te dienen.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik stel vast
dat de heer De Crem ook een hold-up pleegt op de
bevoegdheid van de commissie voor Politieke Vernieu-
wing van de Kamer. De voorstellen die de Ministerraad
heeft besproken in verband met wijzigingen van het
kiessysteem moeten immers in eerste instantie daar aan
bod komen. Dat was niet mijn ambitie. Ik heb een
interpellatieverzoek ingediend over een specifiek pro-
bleem. Als parlementslid uit de kieskring Brussel-Halle-
Vilvoorde ben ik hier rechtstreeks bij betrokken. Mijn
interpellatie zal dan wellicht ook korter zijn dan de vraag
van de heer De Crem.
Ik wil erop aandringen dat de discussie over alle andere
elementen hiervan in de commissie voor Politieke Ver-
nieuwing zou worden gevoerd. Mijn collega, mevrouw
Van Weert, zal daar met zeer veel kennis van zaken aan
meewerken. Ook zij betreurde dat de discussie al werd
voorafgegaan door beslissingen van de Ministerraad. Ik
heb er niets op tegen dat men binnen de meerderheid
overlegt over een aantal dingen maar dit geeft de indruk
dat de commissie voor Politieke Vernieuwing een
vergeetput wordt. De dossiers waarover men geen over-
eenstemming kan bereiken worden naar die commissie
doorgeschoven om ze er een stille dood te laten sterven.
Ik vind dat als men sleutelt aan het kiessysteem, dat
moet gebeuren met een zo ruim mogelijke meerderheid.
Het gaat niet op dat een meerderheid op dat vlak haar wil
opdringt. Uiteindelijk is dit een van de fundamenten van
onze democratie. Ik dring er dan ook op aan dat hier een
zo ruim mogelijk debat over gevoerd wordt. Mijnheer de
eerste minister, mijn partij was trouwens ook betrokken
bij vroegere gesprekken, onder andere deze die in zaal F
werden gevoerd. Daar ging het om de vraag hoe we
mensen die steeds minder en minder gemotiveerd zijn
meer bij de politiek kunnen betrekken. Als deze regering
daar werk van maakt, dan willen wij daar constructief aan
meewerken, tenminste als het de goede richting uit gaat.
Dat is wel de vraag inzake het voorstel dat u hebt
uitgedokterd met betrekking tot de kiesomschrijvingen.
Volgens ons moeten de kiesomschrijvingen vergroot
worden als wij het clie¨ntelisme van een aantal verkoze-
nen wat willen temperen. Uiteraard is dit een mes dan
aan twee kanten snijdt. Wij zijn allen verkozenen en wij
hebben allen de plicht om zo dicht mogelijk bij de mensen
te staan en een band te hebben met onze kiezers. Wij
stellen echter vast dat een te nauwe betrokkenheid in
10
HA 50
COM 211
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Annemie Van de Casteele
een kleine kiesomschrijving ook een aantal nadelen
heeft. Deze twee zaken moeten tegen elkaar worden
afgewogen. Ik opteer veeleer voor e´e´n grote Vlaamse
kiesomschrijving, weliswaar eventueel naar Nederlands
voorbeeld met een gemengd systeem waarin men per
district nog een aantal verkozenen heeft. Mijnheer de
minister, als wij dit systeem zouden invoeren, dan zou-
den we een aantal senatoren en waarschijnlijk ook een
aantal verkozenen uit het Europees Parlement terug naar
de Kamer zien komen. We moeten toegeven dat aan het
systeem van een grote kiesomschrijving ook een aantal
nadelen kleven, bijvoorbeeld inzake mediatisering. We
moeten daar terdege rekening mee houden.
Mijnheer de eerste minister, wat is eigenlijk uw bedoeling
met het aanpassen van de kiesomschrijving ? Ik kan mij
niet van de indruk ontdoen dat u wel ergens iets had
willen doen met de kiesomschrijvingen, maar dat het
uiteindelijk neerkomt op politieke berekening. Anders
kunt u niet verklaren waarom men voor een aantal
provincies de kiesomschrijvingen wil laten samenvallen
met de provinciegrenzen en voor andere niet. Dit geldt
met name vooral langs Waalse kant.
Ik kom dan bij de specifieke vraag over Vlaams-Brabant.
De vraag is waarom Vlaams-Brabant niet op dezelfde
manier kan worden behandeld als de andere Vlaamse
provincies. Blijkbaar is het daar niet nodig dat de demo-
cratie versterkt wordt en dat de band met de burger
verbeterd wordt. Waarom blijft men Vlaams-Brabant dis-
crimineren ? Ik voel mij persoonlijk ook gediscrimineerd.
Wij blijven immers parlementsleden die, in tegenstelling
tot alle andere, verkozen moeten worden in een kleiner
arrondissement. Bovendien heeft men daar nog het
nadeel dat men lijsten van de twee taalgroepen heeft.
Mijn voornaamste bezwaar is dat men van deze gelegen-
heid geen gebruik zou maken om het kiesarrondissement
Brussel-Halle-Vilvoorde te splitsen.
Mijnheer de eerste minister, ik had gehoopt dat uw
Vlaamse reflex niet helemaal zou uitgestorven zijn. In de
hoop dat men de rondzendbrief van de Vlaamse regering
in zijn filosofie zou toepassen op federaal niveau, in de
faciliteitengemeenten, stelde ik daarnet een vraag aan
minister Van den Bossche, hoewel ik mij daar geen
illusies over maakte. Wat de faciliteitengemeenten betreft
zou ik toch minstens enige consequentie willen zien met
wat men daarover aan Vlaamse zijde zegt. Ik verwijs
daarvoor onder andere naar de verklaring van de Besten-
dige Deputatie van Vlaams-Brabant, ondertekend door
gouverneur De Witte, een notoir socialist. In deze verkla-
ring staat duidelijk dat het niet kan dat Vlaams-Brabant in
deze gediscrimineerd wordt. Hij herinnert ook aan het
standpunt dat de hele Bestendige Deputatie van Vlaams-
Brabant innam, namelijk dat het arrondissement Brussel-
Halle-Vilvoorde gesplitst moet worden. U weet dat er
verschillende
mogelijkheden
zijn
om
dat
kies-
arrondissement te splitsen. Onze voorkeur gaat naar een
asymmetrische splitsing waarbij de Brusselse Vlamingen
niet helemaal afgezonderd worden en betrokken blijven
bij hun Gemeenschap.
Mijnheer de eerste minister, ik denk dat het hoog tijd
wordt
dat
het
kiesarrondissement
Brussel-Halle-
Vilvoorde gesplitst wordt tijdens die ene operatie van
aanpassing aan de kiesomschrijving. Zolang er Main-
gains rondlopen die vanuit Brussel hun stemmen ook
kunnen gaan halen in Affligem zullen wij een blijvende
verfransingsdruk hebben op de Vlaamse rand rond Brus-
sel. Als regering verkondigt u dat er een nieuwe com-
munautaire wind waait. Wij willen in die geest wel mee-
werken, maar uiteindelijk zal men toch eens de
taalgrenzen moeten aanvaarden. Een van de middelen
om het samenleven gemakkelijker te maken, is dit kies-
arrondissement te splitsen. Zo komt er duidelijkheid en
hoeven Franstalige partijen in Brussel geen strategiee¨n
meer uit te dokteren om stemmen te gaan halen in het
arrondissement Halle-Vilvoorde.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Mijnheer de voorzitter,
ik heb het probleem dat ook de heer Pieter De Crem mij
hier een hele uiteenzetting over wil laten geven, namelijk
over beslissingen die vorige week vrijdag genomen zijn
op de Ministerraad. Mevrouw Van de Casteele merkt dan
ook terecht op dat ik in verband met deze aangelegen-
heden een afspraak heb gemaakt met de heer Van der
Maelen om in de commissie voor Politieke Vernieuwing
aanwezig te zijn. Afspraak was ook dat wij in die com-
missie het debat zouden voeren over de verschillende
voorstellen van de regering. Ik heb ook aan de voorzitter
van de Kamer laten weten dat men ons natuurlijk in een
moeilijke positie brengt door twee afspraken tegelijkertijd
te maken. Aan de ene kant wordt zoals afgesproken,
begin juni de vergadering georganiseerd van de commis-
sie voor Politieke Vernieuwing. Aan de andere kant moet
ik identieke vragen gaan beantwoorden in de commissie
voor de Binnenlandse Zaken.
De voorzitter : Ik merk daarbij op dat men ons intussen
van de dienst commissies meldt dat als vragen of
interpellatieverzoeken ingediend worden, deze behan-
deld moeten worden in de vaste commissies. Daar is
geen ontkomen aan en dan loop je al heel snel het risico
met ree¨le problemen geconfronteerd te worden. Wij
moeten bijvoorbeeld ook de wetsvoorstellen bespreken.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Dan moet men an-
dere beslissingen nemen, moeten andere afspraken ge-
maakt worden. Men kan niet tegelijkertijd op verschil-
lende plaatsen dezelfde discussie voeren. Dat zou
getuigen van een gebrek aan goede werking.
De voorzitter : U moet dat toch eens bespreken met
mijnheer De Croo.
HA 50
COM 211
11
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
Eerste minister Guy Verhofstadt : Dat heb ik vanmiddag
reeds gedaan, vooraleer ik hier naartoe kwam. Ik heb
hem gevraagd hoe het nu precies in elkaar zit. Ik wil
niemand in de wind zetten, noch problemen krijgen met
leden van de commissie voor de Binnenlandse zaken of
met die van de commissie voor Politieke vernieuwing. Dit
is geen gemakkelijke situatie, mijnheer de voorzitter.
Het parlement kan deze zaak gemakkelijk zelf uitklaren
en beslissen waar ze de problematiek wil bespreken,
zonder beide procedures te vermengen.
De voorzitter : Mijnheer de Crem, wilt u hier zeer kort
nog iets aan toevoegen ?
De heer Pieter De Crem (CVP) : Zonder in deze proce-
durekwestie de zaken op de spits te drijven, wil ik zeggen
dat mijn vraag is ingediend op 17 mei voor de commissie
over Politieke Vernieuwing bijeen kwam.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Nog voordat de rege-
ring een beslissing had genomen.
De heer Pieter De Crem (CVP) : We moeten dit heel
duidelijk afspreken. Het zou een slechte zaak zijn indien
we hier - trading places - van plaats gingen verwisselen.
De commissie voor de Binnenlandse Zaken moet over
prerogatieve aangelegenheden als het kiesstelsel, de
burgemeester, de steden en gemeenten, de kies-
omschrijving, initiatieven kunnen nemen. Indien we zelfs
de bespreking daarover niet meer kunnen voeren, is dat
een slechte zaak.
Dat is trouwens een algemeen probleem. Ik heb een
voorstel ingediend om de doorberekening van de
verkiezingsprogramma's ook door deze commissie te
laten behandelen. Deze zaak werd echter verwezen naar
de commissie voor Politieke Vernieuwing en is toen
teruggekeerd. Ofwel maken we nu heel duidelijk een
afspraak dat hier geen enkele aangelegenheid nog kan
besproken worden - maar dat is uiteraard ons standpunt
niet, noch als oppositie, noch vanuit het oogpunt dat alles
in het parlement bespreekbaar moet zijn en blijven -,
ofwel vinden we een evenwicht voor onze activiteiten.
Anders kunnen we net zo goed vandaag, 24 mei, het
reces van de commissie voor de Binnenlandse Zaken
laten ingaan.
De voorzitter : Mevrouw Van de Casteele, wenst u nog
iets toe te voegen ?
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mijnheer
de voorzitter, ik wil wijzen op het moeilijke, hybride
statuut van de commissie voor Politieke Vernieuwingen.
Het is geen klassieke commissie. Er kunnen geen voor-
stellen besproken worden. Dat heeft men nadrukkelijk zo
gewild. Iets anders is natuurlijk dat er een breed debat
moet mogelijk zijn over de grote lijnen. Dat heeft daar
natuurlijk wel zijn plaats. Daarom heb ik mijn interpella-
tie - die toch actueel is - hier ingediend. Het is de enige
manier om een motie te kunnen indienen. Volgens mij
kan dat niet via de commissie voor Politieke Vernieuwing.
Ik denk dat wij als parlementsleden respect moeten
betonen voor de werking van de commissie voor Poli-
tieke Vernieuwing en het debat over de grote lijnen daar
moeten voeren.
De voorzitter : Ik zou graag het debat over de
procedureaangelegenheden willen eindigen, en de eer-
ste minister de kans geven te antwoorden op de gestelde
vragen.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Ik stel voor dat ik zeer
kort antwoord, om het debat in de commissie voor
Politieke Vernieuwing niet uit te hollen. Ik heb helemaal
niets tegen de specifieke vraag van mevrouw Van de
Casteele. Ik kan slechts de grote lijnen herhalen van de
beslissingen die we vrijdag op de Ministerraad genomen
hebben. Ik zal kort ingaan op een aantal bemerkingen die
werden gemaakt.
Ten eerste is er de beslissing zelf. Wij zullen een wets-
ontwerp indienen over de dubbele pariteit op de kies-
lijsten. Met dubbele pariteit bedoel ik : op de lijst zelf, en
voor de eerste twee plaatsen. In de overgangsperiode tot
2005, wanneer dit gerealiseerd wordt, zou naast de
pariteit op de lijst minstens e´e´n kandidaat van de eerste
drie van een ander geslacht moeten zijn. Dat is de eerste
beslissing van ons wetsontwerp die we hebben aange-
kondigd. Daarmee zullen we uiteraard zo snel mogelijk
voor het parlement komen.
Ten
tweede
is
er
de
beslissing
over
de
kies-
omschrijvingen. Ik antwoord onmiddellijk op de gemaakte
bemerkingen. We zetten gewoon de tendens verder die
zich reeds aftekende in het Sint-Michielsakkoord. De
heer De Crem heeft eraan herinnerd. Om de wisselval-
ligheden van de apparentering in de toewijzing van de
zetels uit de weg te ruimen, - die overigens niets veran-
dert aan de krachtsverhouding tussen de politieke par-
tijen omdat we een provinciale apparentering hebben -,
zetten we de tendens van provinciale kiesomschrijvingen
voort. Als voorbeeld hebben we reeds Limburg, Namen,
Luxemburg. Er bestaat een akkoord om dat ook te doen
voor de drie genoemde provincies : Oost- en West-
Vlaanderen en Antwerpen. Wij willen dit inderdaad niet
verwarren, mevrouw Van de Casteele, met de discussie
over Brussel-Halle-Vilvoorde. Daar bestaan inderdaad
andere connotaties dan het zuivere wegwerken van de
wisselvalligheden van de apparentering. We zetten dus
de tendens voort die we de voorbije jaren gezien hebben
en die in Namen, Luxemburg en Limburg reeds van
toepassing is.
Een derde onderdeel van de beslissing heeft betrekking
op de rechtstreekse verkiezing van de burgemeester. Op
dat vlak werd beslist een wetsontwerp in te dienen waarin
12
HA 50
COM 211
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
de rechtstreekse verkiezing wordt geregeld voor de
gemeenteraadsverkiezingen van 2006. Bovendien moet
een grotere democratie en een grotere representativiteit
mogelijk worden gemaakt omdat de verhoudingen moe-
ten worden uitgeklaard tussen een rechtstreeks verkozen
burgemeester aan de ene kant en een schepencollege
en een gemeenteraad aan de andere kant.
Een grotere representativiteit kan betekenen dat we op
gemeentelijk vlak evolueren naar een ander kiesstelsel.
In de beslissing van de Ministerraad staat ook vermeld
dat een verregaande versnippering van het politieke
landschap moet worden vermeden. Om die reden werd
de mogelijkheid gesuggereerd van de invoering van een
kiesdrempel van bijvoorbeeld 5%.
Ik ben trouwens blij te mogen vaststellen dat de heer De
Crem, als burgemeester van zijn gemeente en ook
namens zijn partij, dit wetsontwerp zal steunen. Dit
betekent een enorm belangrijke stap in een verhoogde
participatie van de burger.
Een laatste punt heeft betrekking op de Kamer, de
Senaat, het referendum en dergelijke meer. Wij vragen
aan de commissie voor Politieke Vernieuwing terzake
een aantal standpunten in te nemen. De regering heeft
zich daarbij gee¨ngageerd om op basis van de besluiten
van de commissie voor Politieke Vernieuwing een lijst in
te dienen van grondwetsartikelen die voor herziening
vatbaar zullen worden verklaard. Op die manier zullen de
standpunten van deze commissie niet zomaar in het ijle
blijven zweven maar kunnen ze worden gerealiseerd. Dit
lijkt mij een zeer belangrijk statement van deze regering.
Heel wat wijzigingen zijn momenteel niet mogelijk omdat
daarvoor een wijziging van de Grondwet nodig is. Zie-
daar onze beslissing.
Ik stel vast dat de voorzitter van de commissie voor
Politieke Vernieuwing in ons midden is. Ik heb in mijn
toespraak van 17 januari 2000 reeds aangekondigd dat
een dergelijke lijst met grondwetsartikelen zou worden
opgesteld. Ik heb toen aangekondigd dat er een ruimere,
diepgaandere reeks van wetsontwerpen zou worden
ingediend. Een van de voorbeelden die ik toen heb
aangehaald, is een verhoogde aanwezigheid van vrou-
wen in de politiek. Als ik merk dat we op het vlak van de
politieke vernieuwing stappen in de goede richting zetten,
zal ik uiteraard niet aarzelen om van dit momentum
gebruik te maken om een stap vooruit te zetten.
Ziedaar, mijnheer de voorzitter, de verschillende elemen-
ten. Ik neem mij voor op 7 juni een diepgaand gesprek te
voeren met de leden van de commissie voor Politieke
Vernieuwing. Het is daarbij niet alleen de bedoeling onze
beslissingen toe te lichten maar ik wil ze ook plaatsen in
de toespraak die ik bij de installatievergadering heb
gehouden.
De voorzitter : Mijnheer de eerste minister, het is niet
mijn rol als oppositielid - wat ik nu en dan uit het oog
probeer te verliezen -, maar ik wil er u toch op wijzen dat
u zei dat als er zich in de commissie voor Politieke
Vernieuwing wijzigingen in de Grondwet opdringen, u
onmiddellijk in actie zal treden. U moet goed weten wat
de procedure terzake is.
Eerste minister Guy Verhofstadt : U kan enkel een lijst
indienen voor het einde van de legislatuur. Ik weet dat u
dit graag onmiddellijk zou willen doen. We zullen ervoor
zorgen dat dit te gepasten tijde zal gebeuren.
Minister Luc Van den Bossche : Mijnheer de voorzitter,
er is geen probleem. De drie takken van de wettelijke
macht moeten terugkomen. Na stemming in het parle-
ment moet dit dus aan de Koning ter ondertekening
worden voorgelegd. Daarna komt het in het Staatsblad. U
kan dan misschien nog drie jaar wachten.
Eerste minister Guy Verhofstadt : U moet zich dus geen
enkele illusie maken, mijnheer de voorzitter.
De voorzitter : Maar ik maak mij geen illusie, integen-
deel.
Eerste minister Guy Verhofstadt : We zullen een datum
bepalen.
De voorzitter : Mijn staatszin gebiedt mij u te verwittigen
welke de gevolgen kunnen zijn van uw eventueel te snel
optreden.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Dank u wel.
De voorzitter : Snel, maar ook efficie¨nt, nietwaar, mijn-
heer de eerste minister ?
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de eerste
minister, we zitten toch met een probleem in het parle-
ment in het algemeen. Voorstellen van de meerderheid
komen namelijk moeilijk ter bespreking. Er zijn een aantal
voorstellen van collega's uit de huidige meerderheid die
ook in de vorige meerderheid zaten, die we opnieuw
hebben ingediend en die met allerhande vertragings-
manoeuvres worden afgehouden. Deze voorstellen zijn
volledig ongevaarlijk voor de stabiliteit van de regering. Ik
zou u toch willen oproepen dat u uw invloed aanwendt
om zorg te dragen voor de parlementaire werkzaamhe-
den. Over veel zaken is er namelijk geen debat mogelijk.
Daarnaast wachten we op het ontwerp betreffende de
afschaffing van de lijststem.
Eerste minister Guy Verhofstadt : De halvering.
De heer Pieter De Crem (CVP) : Ik dacht dat het de
afschaffing was. We hadden een geestelijk communis
opinio omtrent de afschaffing van de lijststem. Het was
dus blijkbaar de halvering van de lijststem. We hebben
HA 50
COM 211
13
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pieter De Crem
dat voorstel nog altijd niet gezien in het parlement. Dit
voorstel heeft ten eerste een belangrijke symboliek, ten
tweede is het inhoudelijk belangrijk en ten derde is het
belangrijk in de chronologie van de verkiezingen die in
oktober plaatsvinden. Ik verzoek u met aandrang om uw
collega van Binnenlandse Zaken aan te sporen dit ont-
werp ten spoedigste in te dienen bij de Kamer en deze
commissie.
U zult altijd blijven zitten tussen de commissie voor
Politieke Vernieuwing en de ontwerpen die u zelf in de
regering beslist. U kunt de ontwerpen namelijk niet naar
de commissie voor Politieke Vernieuwing sturen omdat
zij niet bevoegd is om wetgevend werk te doen. U zult
altijd eerst bij deze commissie terechtkomen, tenzij u een
andere werkwijze - die ik niet kan vinden - zou hanteren.
Ten gronde over wat u hebt gezegd over de kieskringen.
Over wat u niet hebt gezegd, kunnen we nog voldoende
spreken. Voor ons zitten twee Vlaamse ministers. Ik vind
het ongelooflijk dat u voor de chantage van de PS bent
bezweken. U kunt in uw ontwerp niet zeggen dat er in
Luik en Henegouwen - en om de zaak niet op de spits te
drijven zal ik nog niet over Vlaams-Brabant spreken - e´e´n
kieskring komt. Dat is toch de logica van de zaken. Als
het een optie is dat u in alle Belgische provincies enige
kieskringen maakt, dan moet u dat toch ook in Henegou-
wen en Luik doen.
De weerstand komt duidelijk van de PS. Ik heb vanmor-
gen nog alle arrondissementen bekeken. Het is heel
duidelijk dat als u een enige omschrijving maakt in
Henegouwen en Luik, dat u de PS dan zal ontmannen -
ontvrouwen moet u niet doen, want ze hebben weinig
vrouwelijke vertegenwoordigers. Zij zullen in deze Kamer
hun vertegenwoordigers met vier personen zien dalen.
Heb dan tenminste de moed om te zeggen dat, ofwel de
PS niet mee wil en u het niet doet in Henegouwen en
Luik, ofwel de PS mee marcheert en dat er zowel in
Henegouwen als in Luik een enige kieskring komt.
Wat de kiesdrempel betreft om de versnippering op
lokaal vlak tegen te gaan. Rekening houdend met alle
theoretische beginselen, is de kiesdrempel reeds vervat
in het systeem-Imperiale, dat van toepassing is bij de
gemeenteraadsverkiezingen. Het is misschien een ex
voto of een placebo, maar daarmee brengt u geen
politieke vernieuwing en zal u de politieke versnippering
niet tegenwerken. Het systeem-Imperiale zorgt daar im-
mers reeds voor op het lokale vlak, en het systeem-
Dhondt eigenlijk ook. Bij het systeem-Dhondt bedraagt
de kiesdrempel 6,5%, bij het systeem-Imperiale iets
minder, het hangt af van het aantal te verdelen zetels.
Volgens mij voert u hier een valse discussie.
Ik vind het jammer dat de commissie voor de Binnen-
landse Zaken, die terzake bevoegd is, een processie van
Echternach zou worden in de vorm van de commissie
voor Politieke Vernieuwing. Dat betreur ik, mijnheer de
eerste minister, want, afgezien van partijpolitieke belan-
gen zijn we allen objectieve partners die het kiessysteem
fundamenteel willen veranderen om de bestuurbaarheid
en de representativiteit ten goede te komen. Ik ben
ontgoocheld.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mijnheer
de voorzitter, uit het antwoord van de eerste minister leer
ik dat het hier helemaal niet gaat om een voorstel om de
kiesomschrijvingen aan te passen om meer democratie
of een beter bestuur te verkrijgen. Men wil alleen maar
een apparenteringsprobleem oplossen. Blijkbaar geldt
deze argumentatie niet aan Franstalige kant. Mijn vraag
blijft waarom dit zo is. Collega De Crem heeft het eigenlijk
al gezegd. Inderdaad, zij die er het meeste voordeel uit
halen, zijn op de rem gaan staan, met name de PS.
We weten meteen ook dat Vlaanderen als e´e´n grote
kieskring, waar ook uw partij voorstander van was,
mijnheer de eerste minister, niet kan worden gerealiseerd
zolang de Franstaligen van dit land het niet willen. Ook
dat kunnen we begrijpen uit uw antwoord.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Het zal ervan afhan-
gen wat er zal worden gezegd in de Kamer en in de
Senaat tijdens de discussie ten gronde.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Volgens
u is dus alles nog mogelijk ?
Eerste minister Guy Verhofstadt : Dat is zeker. Ik heb
daar wel een idee over, maar indien ik dat hier voorleg,
moet ik misschien nogmaals naar de commissie voor de
Politieke Vernieuwing komen.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : In ieder
geval zullen wij ons voorstel om van Vlaanderen een
grote kieskring te maken blijven verdedigen, uiteraard
met de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-
Halle-Vilvoorde.
Dat was tevens mijn derde opmerking. U hebt in de
andere provincies het probleem van apparentering willen
oplossen. Dit probleem stelt zich des te meer in het grote
kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. Ik bekleed
zelf zo'n geapparenteerde zetel. Ik voel mij dus persoon-
lijk gediscrimineerd wanneer u die kiesomschrijving niet
zou invoeren voor Vlaams-Brabant. Dat probleem is daar
immers even groot als in de andere provincies, misschien
nog groter.
Mijn voorzitter heeft aangekondigd dat, wanneer het
voorstel zou worden doorgevoerd zoals de Ministerraad
heeft beslist, hij naar het Arbitragehof stapt op basis van
schending van het gelijkheidsbeginsel. Ik wil de discussie
14
HA 50
COM 211
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Annemie Van de Casteele
eerder voeren en vraag de Vlaamse partijen van deze
Kamer om een uitspraak daarover. Daarom zal ik een
motie indienen, mijnheer de voorzitter, waarbij ik aan-
dacht vraag voor Vlaams-Brabant.
De voorzitter : Tot besluit van deze bespreking werden
moties ingediend.
En conclusion de cette discussion, des motions ont e´te´
de´pose´es.
Een eerste motie van aanbeveling werd ingediend door
de heer Guido Tastenhoye en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellatie van mevrouw Anne-
mie Van de Casteele
en het antwoord van de eerste minister, dringt er bij de
regering op aan om zich voortaan afzijdig te houden
inzake de mogelijke hervormingen van het kiesstelsel, en
om alle voorstellen terzake op een democratische wijze
te laten behandelen in de schoot van het parlement, waar
deze discussie thuishoort, zonder enige druk van bui-
tenaf.
Une premie`re motion de recommandation a e´te´ de´pose´e
par M. Guido Tastenhoye et est libelle´e comme suit :
La Chambre, ayant entendu l'interpellation de Mme
Annemie Van de Casteele
et la re´ponse du premier ministre, prie instamment le
gouvernement de ne plus prendre position sur les re´for-
mes e´ventuelles du syste`me e´lectoral et de faire en sorte
que toutes les propositions formule´es en la matie`re
fassent l'objet, comme il sied, d'un de´bat de´mocratique
au parlement, en dehors de toute pression exte´rieure.
Een tweede motie van aanbeveling werd ingediend door
de heren Pieter De Crem en Servais Verherstraeten en
luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellatie van mevrouw Anne-
mie Van de Casteele
en het antwoord van de eerste minister, vraagt :
- de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-
Vilvoorde, gekoppeld aan een gewaarborgde vertegen-
woordiging van de Vlamingen in Brussel;
- vanaf de provincieraadsverkiezingen van 2006 de gou-
verneurs van de Belgische provincies rechtstreeks te
verkiezen, naar analogie met de toekomstige recht-
streekse verkiezing van de burgemeester alsook de
samenstelling van de coalitie van de bestendige deputa-
ties via deze zelfde verkiezing te regelen.
Une seconde motion de recommandation a e´te´ de´pose´e
par MM. Pieter De Crem et Servais Verherstraeten et est
libelle´e comme suit :
La Chambre, ayant entendu l'interpellation de Mme
Annemie Van de Casteele
et la re´ponse du premier ministre, - demande la scission
de l'arrondissement e´lectoral de Bruxelles-Hal-Vilvorde,
assortie d'une repre´sentation garantie des Flamands a`
Bruxelles;
- demande qu'a` partir des e´lections provinciales de 2006,
les gouverneurs des provinces belges soient e´lus direc-
tement, par analogie avec la future e´lection directe des
bourgmestres, et que la composition de la coalition au
sein des de´putations permanentes soit e´galement re´gle´e
par le biais de cette me^me e´lection.
Een derde motie van aanbeveling werd ingediend door
mevrouw Annemie Van de Casteele en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellatie van mevrouw Anne-
mie Van de Casteele
en het antwoord van de eerste minister, vraagt de
regering bij de aanpassing van de kiesomschrijvingen
geen uitzondering te maken voor de provincie Vlaams-
Brabant en in elk geval het tweetalig kiesarrondissement
Brussel-Halle-Vilvoorde te splitsen in overeenstemming
met artikel 4 van de Grondwet.
Une troisie`me motion de recommandation a e´te´ de´pose´e
par Mme Annemie Van de Casteele et est libelle´e comme
suit :
La Chambre, ayant entendu l'interpellation de Mme
Annemie Van de Casteele
et la re´ponse du premier ministre, demande au gouver-
nement de ne pas faire d'exception, lors de la modifica-
tion des circonscriptions e´lectorales, pour la province du
Brabant flamand et de scinder en tout e´tat de cause
l'arrondissement e´lectoral bilingue de Bruxelles-Hal-
Vilvorde, conforme´ment aux dispositions de l'article 4 de
la Constitution.
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw
Ge´raldine Pelzer-Salandra en de heren Andre´ Fre´de´ric,
Franc¸ois-Xavier de Donne´a en Tony Smets.
Une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par Mme
Ge´raldine Pelzer-Salandra et MM. Andre´ Fre´de´ric,
Franc¸ois-Xavier de Donne´a et Tony Smets.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
De vergadering is geschorst.
La se´ance est suspendue.
- De vergadering wordt geschorst om 15.30 uur.
HA 50
COM 211
15
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
- La se´ance est suspendue a` 15.30 heures.
- De vergadering wordt hervat om 17.10 uur.
- La se´ance est reprise a` 17.10 heures.
De vergadering is hervat.
La se´ance est reprise.
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren
Marcel Hendrickx en Guido Tastenhoye aan de minis-
ter van Binnenlandse Zaken over
de opvang-
capaciteit van illegale allochtonen in de provincie
Antwerpen
(nrs. 1743 en 1933)
Questions orales jointes de MM. Marcel Hendrickx et
Guido Tastenhoye au ministre de l'Inte´rieur sur
la
capacite´ d'accueil des e´trangers en se´jour ille´gal
dans la province d'Anvers
(n
os
1743 et 1933)
De heer Marcel Hendrickx (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, mijnheer de minister, collega's, vooraf wil ik duidelijk
stellen dat mijn vraag is ingegeven door mijn bezorgd-
heid om een humanitaire, menselijke oplossing te vinden
voor deze mensen. Het is niet mijn bedoeling zwaardere
accenten te leggen op het uitwijzingsbeleid.
Wij kennen allemaal het probleem waarmee vooral ge-
meenten die langs een autosnelweg liggen geconfron-
teerd worden. Op een bepaald moment wordt daar een
groep allochtonen aangetroffen die gedropt is door een
vrachtwagen of men treft er een allochtoon aan tussen de
lading van een vrachtwagen of slapend onder een brug.
In de meeste gevallen gaat het hier om mensenhandel.
Voor een zware vergoeding hebben deze mensen de
belofte gekregen dat zij naar Engeland of waar dan ook
zouden worden gebracht. Vervolgens worden zij in ons
land gedropt. Vaak zijn er kleine kinderen bij die in de
meest onmenselijk omstandigheden het transport heb-
ben meegemaakt en dan langs de autosnelweg worden
afgezet. Als men zo'n groep aantreft, is de lokale politie of
de rijkswacht verplicht contact op te nemen met de dienst
Vreemdelingenzaken. Eigenlijk hoeft dat zelfs niet. We
kennen het antwoord immers op voorhand. De dienst
Vreemdelingenzaken zegt dat men een bijlage 13 moet
afleveren en de betrokkenen worden uitgewezen. Dan
komt het probleem echter. Er is geen opvang en deze
mensen worden op straat gezet. Enkele dagen later
worden deze mensen dan opnieuw op een andere plaats
in Belgie¨ aangetroffen en speelt het verhaal zich opnieuw
af.
Dit probleem stelt zich in de provincie Antwerpen waar-
schijnlijk vaker dan elders. In de provincie Antwerpen
bestaat immers nergens een opvangmogelijkheid voor
deze mensen. Tot nog toe was de Leopoldkazerne in
Gent de enige uitwijkmogelijkheid. Ik verneem echter dat
die mogelijk binnenkort gesloten zou kunnen worden.
Dan zou het probleem zich in heel Vlaanderen veel
scherper stellen.
Deze toestand kan niet langer duren. Dit geeft de burger
een zeer negatief beeld van het functioneren van de
overheid. De politiediensten hebben geen oplossing en
de dienst Vreemdelingenzaken evenmin. Voor de allocht-
onen die hier worden aangetroffen is dit een onmense-
lijke behandeling.
Mijnheer de minister, hoe denkt u dit probleem op te
lossen zodat er een meer menselijke behandeling komt ?
Hoe moeten de politiediensten handelen en dan specifiek
in de provincie Antwerpen ? Waarom wordt er in Merks-
plas eventueel geen compartiment van de gesloten in-
stelling voorbehouden voor de tijdelijke opvang van dit
soort allochtonen ?
De voorzitter : Collega's, ik zou graag alle vragen be-
handelen binnen een redelijk tijdsbestek. Ik dring er bij
iedereen op aan om de vragen kort in te leiden zodat we
met een minimum aan tijd en een maximum aan rende-
ment kunnen werken. Ik twijfel er niet aan dat we hiervoor
ook op de minister kunnen rekenen.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, mijn vraag gaat
over het enorme probleem van de illegalen en de uitge-
procedeerden in Antwerpen. We weten dat de minister en
de rest van deze regering voorstanders zijn van een
tweesporenbeleid met enerzijds regularisatie en ander-
zijds uitwijzing. Aan de regularisatie wordt uitvoering
gegeven maar de uitwijzing blijft gewoon dode letter. Dat
manifesteert steeds meer in Antwerpen waar de opvang
van illegalen in bepaalde wijken zoals de Seefhoek,
Stuyvenberg en Dam werkelijk ontoelaatbare proporties
heeft aangenomen. Mijnheer de minister, u zou daar
eens een wandeling moeten gaan maken. Ik kan u
huizen aanduiden waar 30 tot 40 illegalen verblijven.
De politiediensten worden moedeloos. Zoals de heer
Hendrickx reeds heeft gezegd, moeten ze immers con-
tact opnemen met de Dienst Vreemdelingenzaken in
Brussel, wanneer ze illegalen oppakken. Daar krijgen ze
dan steeds hetzelfde te horen, namelijk dat ze hen het
bevel moeten overhandigen om binnen de vijf dagen het
land te verlaten en hen moeten laten gaan. Mijnheer de
minister, u weet wat er gebeurt, ze duiken gewoon onder.
Ik geef u het voorbeeld van een sportwinkel in de
Seefhoek. Op 6 mei 2000 stond daarover in Het Laatste
Nieuws een paginagrote reportage. Een vrouw werd daar
elf keer in een maand overvallen. In de meeste gevallen
ging het hier om illegalen. Zoals diverse winkeliers tegen-
over mij per plaatse hebben getuigd, werden deze ille-
16
HA 50
COM 211
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Guido Tastenhoye
galen opgepakt voor diefstal, maar enkele uren later
opnieuw vrijgelaten. Vervolgens komen zij de uitbaters in
hun gezicht uitlachen en zelfs bedreigen. Zo uitten zij de
bedreiging dat zij hun zaak in brand zouden steken indien
de winkeliers nogmaals de politie zouden durven bellen.
Mijnheer de minister, dat soort praktijken is thans courant
in Antwerpen. Diverse bronnen hebben mij trouwens
bevestigd dat er zelfs geen proces-verbaal meer wordt
opgesteld tegen asielzoekers en illegalen die zich mis-
dragen om hun lopende procedure niet te hinderen. Dat
zegt men mij, maar ik hoop dat u mij kunt tegenspreken.
In het asielcentrum van Kapellen zou men over een
zwarte kas beschikken, waarmee de directeur van het
centrum diefstallen in de buurt onmiddellijk aan de uitba-
ters vergoedt, zodat er door de politie geen proces-
verbaal wordt opgesteld. Er zijn mij gevallen bekend van
asielzoekers uit Lint, die diefstallen hebben gepleegd in
de buurt, zoals in Kontich. Zij werden opgepakt door de
politie en er werd proces-verbaal opgesteld. Als enige
sanctie werden zij uit het asielcentrum gezet. Zij verdwe-
nen in de natuur zonder dat hen enige straf werd
opgelegd.
Mijnheer de minister, ik vind het helemaal onvoorstelbaar
dat, zoals we konden lezen in de Gazet van Antwerpen
van 20 mei 2000, eind vorige week tien - volgens
sommige berichten dertien - illegale Albanese en Poolse
pooiers en hun medestanders werden opgepakt en met-
een in een vliegtuig werden gezet. U denkt misschien dat
het Vlaams Blok die kordate aanpak goed zal vinden.
Helaas, mijnheer de minister, wij vinden dat helemaal niet
goed. Souteneurschap is immers, voor zover wij weten,
nog steeds een strafbare daad. Waarom worden pooiers,
die door de gerechtelijke diensten worden opgepakt,
zomaar uit het land gezet, zonder enige bestraffing,
zonder tegen hen een strafdossier op te maken en
zonder dat zij moeten verschijnen voor de rechtbank ?
Die komen er dan toch wel zeer goedkoop vanaf.
Mijnheer de minister, ik voorspel u dat dergelijke illegalen
en uitgeprocedeerden, wanneer zij naar hun land van
herkomst terugkeren, daar verkondigen dat men in
Belgie¨ naar hartelust de wet mag overtreden met als
enige sanctie dat men in een vliegtuig wordt gezet. Op
die manier wordt de poort nog wijder opengezet.
Ik geef u twee voorbeelden over de manier waarop de
problematiek in het buitenland wordt aangepakt. In
Frankrijk worden personen die illegalen helpen onmid-
dellijk veroordeeld door middel van het snelrecht. In
Groot-Brittannie¨ krijgen zij zware geldboetes opgelegd.
Waarom past u deze middelen niet toe om het probleem
van de illegalen in ons land aan te pakken ?
Waarom worden de grenzen niet beter bewaakt, zoals u
tijdens de regularisatieprocedure hebt gedaan ? Dat is
intussen echter reeds lang verleden tijd.
Indien nodig kan zelfs het Belgisch leger grensbewaking-
sopdrachten uitvoeren. Diverse afdelingen van het leger
zijn daarvoor uitstekend opgeleid. Zij kunnen dat even
goed als de rijkswacht.
De voorzitter : Mijnheer Tastenhoye, ik verzoek u uw
uiteenzetting te bee¨indigen.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Indien er
onvoldoende opvangcapaciteit is, mijnheer de minister,
moet u nieuwe opvangcapaciteit cree¨ren, om het even
hoe. Er bestaat ook de mogelijkheid om prefab-
constructies op te richten, zodat deze personen na
enkele weken kunnen worden gerepatrieerd. Als de
politieke wil aanwezig is, kan het probleem in een mum
van tijd worden herleid tot redelijke proporties. Ik stel
echter vast dat u alleen het regularisatiebeleid uitvoert,
maar dat het uitwijzingsbeleid dode letter blijft.
Minister Antoine Duquesne : Mijnheer de voorzitter,
collega's, het probleem moet pragmatisch worden aan-
gepakt. Hierbij moeten twee hypotheses worden onder-
scheiden wanneer een illegaal vreemdeling wordt aan-
gehouden.
Ofwel werd hem een bevel afgeleverd het grondgebied te
verlaten, ofwel is dit niet het geval. In de eerste hypo-
these gaat men in principe over tot een rechtstreekse
repatrie¨ring na te hebben nagegaan of er geen
regularisatieaanvraag werd ingediend. Wanneer de ver-
wijdering niet onmiddellijk kan gebeuren, zal betrokkene
eventueel in een gesloten centrum worden vastgehou-
den in afwachting van zijn verwijdering. Men moet zich
ook vergewissen van de terugname in het land van
afkomst, zo niet wordt het vasthouden in een gesloten
centrum problematisch.
In de tweede hypothese - wanneer de illegale vreemde-
ling geen bevel heeft ontvangen om het grondgebied te
verlaten - wordt hem een bevel gegeven waarnaar hij
zich binnen een bepaalde termijn moet schikken. Het
gaat doorgaans om een termijn van vijf dagen tot een
maand zodat hij de nodige schikkingen kan treffen met
het oog op zijn vertrek. Hij kan vrijwillig gevolg geven aan
dit bevel of een beroep doen op de programma's van de
IOM, Internationale Organisatie voor Migratie, met het
oog op een vrijwillige repatrie¨ring. Zijn verblijfsvergun-
ning zou aldus eventueel kunnen worden verlengd.
Indien, na het verstrekken van de voorziene termijn om
het grondgebied te verlaten, de illegale vreemdeling
opnieuw wordt onderschept, gaat men over tot zijn
repatrie¨ring overeenkomstig de eerste hypothese. Zelfs
HA 50
COM 211
17
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
wanneer de vreemdeling geen eerste bevel heeft gekre-
gen, kan hij onder bepaalde voorwaarden onmiddellijk,
rechtstreeks worden verwijderd. Het gaat hier bijvoor-
beeld over personen op doorreis die worden aangetrof-
fen op een parking.
Op korte termijn zal ik een rondzendbrief sturen naar alle
burgemeesters. Momenteel wordt dienaangaande over-
leg gepleegd met de Vereniging voor Steden en Ge-
meenten teneinde deze samenwerking voor alle ge-
meenten van het rijk af te bakenen. Zoals u ziet, is het
mijn bedoeling inzake verwijdering - die samen met de
regularisatie en de hervorming van de asielprocedure
een van de pijlers vormt van het beleid - te komen tot een
rechtvaardige en samenhangende procedure waar de
beslissingen materieel worden uitgevoerd maar met res-
pect voor het individu door de gradatie van de genomen
maatregelen.
Wat de stad Antwerpen betreft, werd een nauwe samen-
werking opgestart tussen de diensten van de stad en die
van de Dienst voor Vreemdelingenzaken in navolging
van wat te Gent en Tienen gebeurt. Er werd terzake een
vergadering gehouden op 10 mei laatstleden. De Ant-
werpse politiediensten staan in nauw contact met de
Dienst voor Vreemdelingenzaken. Na raadpleging van
het dossier geeft deze dienst instructies aan de politie-
diensten aangaande te nemen maatregelen in toepas-
sing van het zopas uitgelegde beleid.
De illegalen die te Antwerpen worden opgepakt, kunnen
in afwachting van hun verwijdering worden opgesloten in
een van de gesloten centra, waaronder Merksplas. Ik
herinner er echter aan dat elk gesloten centrum geldt
voor het hele land. Merksplas is dus al evenmin voorbe-
houden voor de provincie Antwerpen als bijvoorbeeld
Vottem voor de provincie Luik.
Wat de vragen van de heer Tastenhoye betreft, kan ik het
volgende antwoorden. Dat het Vlaams Blok immigratie
en criminaliteit door elkaar haalt, verbaast niemand nog.
In verband met de zogenaamde ontmoediging van de
politieagenten deel ik mee dat er een vergadering heeft
plaatsgevonden tussen de politie van Antwerpen en de
Dienst voor Vreemdelingenzaken om het beleid inzake
verwijderingen van illegalen beter te coo¨rdineren. Wan-
neer kandidaat-vluchtelingen, die in afwachting van een
beslissing in open centra verblijven, zich schuldig maken
aan feiten zoals die welke u hebt aangehaald of wanneer
zij een gevaar vormen voor de openbare orde worden er
richtlijnen gegeven opdat hun aanvragen met prioriteit
zouden worden onderzocht.
Als ik het goed begrijp, zou ik met de uitwijzing van de
Albanezen geen juiste beslissing hebben genomen. Nu ik
het nodige heb gedaan om misdadigers van ons grond-
gebied te verwijderen, vraagt u waarom ik de afloop van
de gerechtelijke vervolging niet heb afgewacht. Waren de
misdadigers veroordeeld geweest, dan had u ongetwij-
feld Justitie verweten energie te verspillen, omdat de
betrokkenen niet manu militari waren uitgewezen.
De boetes die Groot-Brittannie¨ oplegt aan transporteurs
van illegalen, volstaan niet om de illegale immigratie te
doen verminderen. Het is op Europees vlak dat deze
problematiek moet worden aangepakt. Een doorbraak
terzake is een van mijn voornaamste zorgen wanneer
Belgie¨ in 2001 het voorzitterschap waarneemt.
Ik spreek ook tegen dat de veiligheid van de grenzen niet
gewaarborgd is. De rijkswacht blijft regelmatig grens-
controles uitvoeren. Een beroep doen op het leger om
illegalen op militaire domeinen op te vangen en op te
sluiten, is uitgesloten.
Voorts laat ik opmerken dat, als de situatie het vereist, de
visumverplichting tijdelijk opnieuw kan worden ingevoerd
voor landen van waaruit een onregelmatige migratie-
stroom wordt vastgesteld. Ik herinner de heer Tasten-
hoye eraan dat, in tegenstelling tot wat hij beweert, de
visumplicht opnieuw werd ingevoerd voor Slowakije en
niet voor Tsjechie¨.
De prioritaire behandeling van de asielaanvragen blijft
het eerste afschrikkingsmiddel.
Ten slotte, er kan geen sprake van zijn dat aan de
ambtenaren van de Belgische ambassades ter plaatse
de taak wordt overgelaten om het statuut van vluchteling
te weigeren.
De heer Marcel Hendrickx (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, allereerst neem ik afstand van de inhoud van de
toegevoegde vraag. Ik vind het jammer dat deze samen
met mijn vraag aan de orde is, wat de indruk zou kunnen
wekken dat wij op dezelfde lijn zitten. Mijn bedoeling was
te pleiten voor een humane opvang van deze groep
personen.
Mijnheer de minister, ik hoor dat u een rondzendbrief aan
de burgemeesters zult toesturen. Mijns inziens moet u
ook de dienst Vreemdelingenzaken instructies geven hoe
zij met zulke problemen moeten omgaan. Bovendien
moeten er voldoende middelen voorhanden zijn. Immers,
de vreemdelingen die het bevel hebben gekregen om het
grondgebied binnen de vijf dagen te verlaten, hebben
meestal geen frank op zak om deze verblijfsperiode te
overbruggen, laat staan om transport te betalen om het
land te verlaten.
Merksplas is inderdaad een opvangcentrum voor illega-
len, maar er is geen ruimte voor specifiek die groep
personen. Ik pleit ervoor dat daaraan iets wordt gedaan.
18
HA 50
COM 211
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marcel Hendrickx
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, ik dank alvast de minister voor zijn antwoor-
den, ook op de vragen die ik niet heb kunnen stellen
omdat ik van u daartoe niet de tijd heb gekregen.
De voorzitter : Mijnheer Tastenhoye, men moet zijn
inleiding tot zijn vraag beperken en sneller tot de vraag
zelf komen. Dat zal de discussie ietwat levendiger ma-
ken. Als iedereen daartoe een poging doet, zullen wij
bovendien veel tijd besparen.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : De heer De
Crem is vanmiddag vijftien minuten aan het woord ge-
weest om een simpele vraag te stellen.
De voorzitter : In de Conferentie van voorzitters is
beslist dat, aangezien het ging om een vraag met daar-
aan toegevoegd een interpellatie, de spreektijd voor de
vraag niet in acht moest worden genomen. Ik heb over-
eenkomstig gehandeld. U moet dus geen appelen met
citroenen vergelijken.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, ik heb in het antwoord van de minister, op mijn
pertinente vraag over illegalen en uitgeprocedeerden,
gehoord dat zijn aangekondigde maatregelen enigszins
in de goede richting gaan. Ik vrees echter dat er onvol-
doende middelen zullen zijn voor het uitwijzingsbeleid,
zoals de heer Hendrickx terecht zei, dit in tegenstelling
tot de regularisatiecampagne die volgens het planbureau
op vijf jaar tijd 23 miljard frank zou kosten. Van het
uitwijzingsbeleid zal helemaal niets terechtkomen en aan
de inwoners van Antwerpen kan ik alleen maar zeggen
dat zij moeten hopen dat Vlaams Blok op 8 oktober de
verkiezingen wint in Antwerpen, anders zal het probleem
van de illegalen nooit opgelost raken.
De voorzitter : Alea jacta est.
Minister Antoine Duquesne : Ik wil de heer Hendrickx
zeggen dat ik zijn humanitaire redenen goed begrijp en
dat ik, samen met mijn administratie probeer oplossingen
te vinden.
Mijnheer Tastenhoye, ik heb uw vragen gelezen en u een
antwoord gegeven.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Marcel Hendrickx aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
de om-
zendbrief politiezones en de taak van de lokale be-
sturen
(nr. 1751)
Question orale de M. Marcel Hendrickx au ministre de
l'Inte´rieur sur
la circulaire ZP et la ta^che des admi-
nistrations locales
De heer Marcel Hendrickx (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, mijnheer de minister, collega's, het verloop van de
voorbereiding van de politiehervorming doet bij de lokale
besturen heel wat vragen rijzen. Op dit ogenblik weten de
burgemeesters, schepenen en gemeenteraden echt niet
wat hun toekomstig lot zal zijn, vooral op financieel vlak.
Ook weten ze niet hoe het zal lopen met de acht miljard
frank die u tijdens de syndicale besprekingen hebt toe-
gekend. Dit is eigenlijk een miskenning van de inbreng
van de gemeentebestuurders in deze hele zaak. Dat
komt nog eens aan het licht in uw recente ministerie¨le
omzendbrief PZ1 van 10 april 2000. U hebt daarin
begeleidingsstructuren beschreven die enerzijds fede-
raal en anderzijds provinciaal zijn, maar nergens wordt
het lokale bestuur erin betrokken. U moet toch weten dat
de leiding van de toekomstige politieraden toegekend zal
worden aan de lokale besturen, en dat het tenslotte van
die lokale besturen zal afhangen of de politieraden lokaal
inderdaad zullen fungeren of niet. U ontkent hier volgens
mij de inbreng van de burgemeesters, die u bij andere
gelegenheden graag ten tonele voert.
Bovendien is de aap uit de mouw gekomen bij uw
slotbeschouwingen in die PZ1. U stelt immers dat vanaf
de datum van publicatie van het koninklijk besluit over de
indeling van het grondgebied in politiezones de inter-
politiezonewerking onmiddellijk moet worden aangepast
aan de omschrijving van de politiezones zoals ze zal
worden gepubliceerd. Het lokaal vijfhoeksoverleg moet
dan ook onmiddellijk aangepast worden. Dit geeft de
indruk dat als minister knikt, de gemeenten ook maar
moeten knikken.
Ik kom tot mijn vragen. Ten eerste, waarom zijn de lokale
besturen
niet
betrokken
zijn
bij
de
begeleidings-
structuren ?
Ten tweede, wanneer verschijnt het koninklijk besluit,
want dan kunnen wij ons voorbereiden ?
Ten derde, hoe denkt u, mijnheer de minister, dat de
nieuwe omschrijving van politiezones van vandaag op
morgen, zonder voorbereiding, volgens uw uitdrukkelijk
bevel in de PZ1, kan verlopen ?
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, M. Hendrickx m'a souvent interpelle´ sur
les fameux 8 milliards. Je croyais que les re´ponses que
j'avais apporte´es aux questions qui m'ont e´te´ pose´es
avaient de´finitivement rassure´ les administrations com-
munales.
Mais le sujet d'aujourd'hui est un peu diffe´rent : l'accom-
pagnement des projets pilotes. Dans la circulaire ZP1,
les structures d'appui fe´de´rales et provinciales ont avant
HA 50
COM 211
19
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
tout une fonction de coordination. Il est, par conse´quent,
tre`s important qu'un bon re´seau d'information soit e´la-
bore´ de telle manie`re que les expe´riences en cours, les
proble`mes et les solutions possibles puissent e^tre
e´change´s rapidement entre les diffe´rentes zones impli-
que´es. D'ailleurs, rien n'empe^che qu'un bourgmestre se
fasse inviter par une des e´quipes de soutien en vue de
faire part de ses expe´riences et/ou de ses points de vue.
En outre, le team fe´de´ral de suivi et de soutien s'occupe
de trouver des solutions aux proble`mes concrets aux-
quels les acteurs locaux sont confronte´s lors de la
concre´tisation de la collaboration ope´rationnelle entre les
diffe´rents services de police. De cette manie`re, une
certaine uniformite´ entre les diffe´rentes zones peut e^tre
garantie.
La de´marche que nous avons entreprise ne nie aucune-
ment la compe´tence et la responsabilite´ des bourgmes-
tres. Au contraire, ceux-ci de´terminent en e´troite collabo-
ration avec le comite´ de direction, de fac¸on autonome et
dans le cadre des lignes directrices ge´ne´rales trace´es au
niveau fe´de´ral, de quelle manie`re le fonctionnement
inte´gre´ prendra forme au sein de leur zone. Et ce sera
probablement diffe´rent de zone a` zone.
Il a e´te´ spe´cifiquement opte´ pour des initiatives maxima-
les de la part des partenaires locaux. Il semble cepen-
dant peu utile d'encombrer les autorite´s locales d'une
ta^che de coordination. Par ailleurs, et en vue de de´mon-
trer que je ne souhaite aucunement restreindre leurs
responsabilite´s ni la position spe´cifique des bourgmes-
tres, je dois vous signaler que j'ai tout mis en oeuvre pour
mettre sur pied le conseil consultatif des bourgmestres
dans les de´lais les plus courts. L'arre^te´ a e´te´ publie´
le 29 avril dernier; l'appel aux candidats a e´te´ lance´, avec
pour date de clo^ture le 29 mai prochain.
Pour tout ce qui concerne les polices locales, je devrai
consulter le conseil consultatif, ce dont je me re´jouis car
je ressens parfois un sentiment de solitude, et ce malgre´
tous les efforts que je fais pour e´couter ce qui se dit a` la
base. L'inte´re^t et la motivation de chacun peuvent e^tre
diffe´rents selon les endroits. Et il faut certainement
entreprendre un gros effort de motivation, d'information
et parfois de formation des bourgmestres. Car certains
ne connaissent pas encore bien le contenu, ni me^me
l'esprit de la loi.
Les arre^te´s de´terminant la de´limitation du territoire en
zones de police ont e´te´ signe´s le 28 avril 2000 et ont e´te´
envoye´s au Moniteur belge pour publication le 10 mai
2000, et ce a` la suite de proble`mes d'encombrement au
sein du Moniteur.
Le dernier paragraphe de la circulaire ministe´rielle ZP1 a
pre´cise´ment pour objet d'e´viter que lors de la mise en
place de la police locale, il faille re´orienter du jour au
lendemain le fonctionnement vers la nouvelle zone de
police. C'est pour cette raison que les intervenants
locaux sont incite´s a` adapter le fonctionnement actuel
des zones interpolices et a` l'harmoniser avec la nouvelle
de´limitation territoriale, et ce a` partir de la date de la
publication de l'arre^te´ royal portant de´limitation du terri-
toire en zones de police.
Il est en effet e´vident que le passage au fonctionnement
au sein d'un seul corps local se fera plus aise´ment si tous
les partenaires concerne´s coope`rent de´ja` depuis un
certain temps, fu^t-ce dans le cadre d'une zone interpoli-
ces.
La pe´riode entre la date de publication de l'arre^te´ et
l'entre´e en vigueur de la police locale doit pre´cise´ment
servir de pe´riode transitoire.
Monsieur Hendrickx, je comprends parfaitement vos ob-
servations et j'y suis attentif. J'essaie de mettre en place
un encadrement aussi souple que possible. J'estime en
effet que si on a voulu des polices locales, ce n'est pas
pour que, de Bruxelles, le ministre de l'Inte´rieur dise
comment il faut s'organiser. Je laisse donc un vaste
champ d'action et d'intervention aux polices locales pour
s'adapter aux re´alite´s de leur zone.
De heer Marcel Hendrickx (CVP) : Mijnheer de minister,
ik pleit ervoor dat voor de begeleidingsstructuren aan de
lokale besturen geregeld om advies zou worden ge-
vraagd omdat de kennis van de problematiek daar veel
sterker is dan op hogere echelons.
Mijnheer de minister, u zegt dat niet de datum van
publicatie de vooropgestelde datum is, maar dat een
overgangsperiode, een periode van aanpassing mogelijk
is.
M. Antoine Duquesne, ministre : Ces structures sont
faites pour cela et je le rappellerai encore au gouverneur.
Elles sont faites pour le contact, pour l'aide aux autorite´s
locales et pour re´percuter, partout ailleurs, les informa-
tions utiles.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren
Gerolf Annemans en Hans Bonte, mevrouw Annemie
Van de Casteele en de heer Servais Verherstraeten
aan de eerste minister en aan de minister van Bin-
nenlandse Zaken over
de overtreding van de taal-
wetten door een schepen van de Stad Brussel
(nrs. 1876, 1829, 1884 en 1910)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Binnenlandse Zaken)
20
HA 50
COM 211
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
Questions orales jointes de MM. Gerolf Annemans et
Hans Bonte, Mme Annemie Van de Casteele et M. Ser-
vais Verherstraeten au premier ministre et au minis-
tre de l'Inte´rieur sur
la transgression des lois lin-
guistiques par un e´chevin de la Ville de Bruxelles
(n
os
1876, 1829, 1884 et 1910)
(La re´ponse sera donne´e par le ministre de l'Inte´-
rieur)
De heer Gerolf Annemans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik wens eerst
mijn verwondering te uiten en mijn protest te laten
noteren tegen het feit dat de eerste minister opnieuw zijn
verantwoordelijkheid ontloopt door een aangelegenheid
die de PRL betreft, klakkeloos naar de PRL door te
schuiven.
Ook al is de minister van Binnenlandse Zaken terzake
bevoegd, toch had ik mijn vraag liever gericht tot de
eerste minister, niet omdat wij van oordeel zijn dat
eerstgenoemde onmiddellijk en tuchtrechtelijk bevoegd
is inzake de handelingen van een Brussels schepen,
maar precies omdat wij de eerste minister wilden onder-
vragen over de nieuwe communautaire atmosfeer waarin
de regering opereert; over de nieuwe roze maneschijn
waarmee het communautair dossier wordt overgoten, in
de eerste plaats niet door de heer Duquesne, maar door
de eerste minister.
Het is precies in die context dat er vragen rijzen over wat
de heer Maingain andermaal heeft uitgespookt.
Indien de communautaire problemen naar de achter-
grond werden verschoven en iedereen mekaar terug
graag ziet, indien Vlamingen en Walen, ingevolge de
Prinselijke autoriteit, elkaar opnieuw in de armen moeten
vallen en indien er werkelijk communautaire vrede
heerst, dan rijst de vraag of in dat geval de rol van
Brussel-Hoofdstad niet naar behoren en met respect zou
moeten worden waargenomen. In dat verband verwijs ik
naar alle uitspraken in verband met de Costa en de
federale loyaliteit. Zou dan niet wat meer respect kunnen
worden verwacht vanwege de personen die het tweetalig
gebied van Brussel-Hoofdstad besturen ?
Wij
bespraken
deze
aangelegenheid
met
onze
gemeenteraadsleden te Brussel. Welnu, wellicht is de
eerste minister terzake gee¨rgerd en is dat de reden
waarom hij weigert deze vraag zelf te beantwoorden.
Immers, hoe storend is het voor zijn strategie - alsook
voor de VLD - dat er blijkbaar een algemene rechtspraak
bestaat waarbij de heer Maingain aan verenigingen laat
weten
qu'en re´ponse a` votre demande, je marque mon
accord aux conditions suivantes...
waarna hij een aantal
voorwaarden opsomt die moeten worden gerespecteerd
en waarvan de laatste is :
Vous e^tes invite´ a` veiller a`
l'usage prioritaire de la langue franc¸aise
.
Net zoals de vice eerste minister - ook lid van de
PRL - dat deed toen hij de eerste minister verving tijdens
de plenaire vergadering, hoop ik dat de minister van
Binnenlandse Zaken thans zal bevestigen dat een der-
gelijke handelwijze niet opgaat en wijst op een slecht
bestuur van Brussel-Hoofdstad waar de tweetaligheid
volledig moet worden gerespecteerd en waar geenszins
sprake kan zijn van prioritaire aanwending van de Franse
taal.
Niettemin, mijnheer de minister, verontrust het antwoord
dat u zult verschaffen mij een beetje. Immers, in Brussel
reeds, naar aanleiding van interpellaties in de gemeen-
teraad, bleek dat die praktijk niet alleen vastligt, maar
bovendien nog zal worden voortgezet en zeker niet zal
worden teruggeschroefd. Blijkbaar heerst bij de Brus-
selse bestuurders de manifeste onwil om terug te komen
op deze domme fout, ook al beweerde de heer Michel het
omgekeerde.
Volgens mij, mijnheer de minister, is de vice-gouverneur
van Brabant bevoegd om op te treden in taalaangelegen-
heden en desgevallend tuchtrechtelijk op te treden ten
aanzien van de heer Maingain. Heeft de eerste minister
of de minister van Binnenlandse Zaken initiatief genomen
om de vice-gouverneur van Brussel op de hoogte te
brengen van wat hier gebeurd is en de mening, desge-
vallend de aanbeveling van de minister, meegegeven ?
De belangrijkste vragen die op het Brusselse niveau
gesteld zijn in verband met de prioriteit van het Frans op
het Brussels grondgebied - er staat zwart op wit
condi-
tions
- als voorwaarde voor de organisatie, zijn volgens
ons een schending van artikel 30 van de Grondwet. Dit
artikel laat enkel toe om bij wet, uitsluitend inzake open-
baar gezag en gerechtszaken, die vrijheid van talen te
belemmeren en te beperken. De mogelijkheid om het
Nederlands op welke manier dan ook te gebruiken, wordt
beperkt door een voorwaarde op te leggen aan organi-
satoren die op het Brusselse grondgebied iets op poten
willen zetten.
Ik vrees het ergste, gelet op de reeds uitdrukkelijke
uitlatingen van de Brusselse overheden. Ik ben benieuwd
op welke manier, gezien die roze-wolkgeest van Costa
en nieuwe communautaire verhoudingen in de regering-
Verhofstadt, minister Duquesne zal proberen dit - naar
mijn oordeel ernstige - incident te vermijden voor de
toekomst.
De heer Hans Bonte (SP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, ik zal de vermoedelijke
overtreding van de taalwetgeving door schepen Maingain
niet gebruiken om veel wind te maken, maar ik wil toch
een aantal precieze vragen stellen.
Een tweetal weken geleden kreeg ik geen afdoend
antwoord op een duidelijke vraag die ik in de plenaire
vergadering stelde. De minister van dienst, die blijkbaar
HA 50
COM 211
21
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Hans Bonte
antwoord moest geven in plaats van andere ministers,
gaf geen antwoord. Wel zei hij dat hij niet wist of dit
strijdig is met de wetgeving, maar dit alvast zelf nooit zou
doen.
Dit maakt mij nieuwsgieriger naar het antwoord op de
vraag die ik thans herhaal. Is het inderdaad zo dat de
passus waarover sprake in die brief, die terugkomt in
soortgelijke brieven, strijdig is met de taalwetgeving ? U
hebt het document wellicht gezien, want ik heb het direct
overgemaakt aan het betrokken regeringslid.
Het tweede element is afhankelijk van het antwoord op
die eerste vraag. Zal de regering een onderzoek instel-
len, hetzij bij de regeringscommissaris van het admini-
stratief arrondissement van onze hoofdstad, hetzij bij de
Vaste Commissie voor Taaltoezicht ? Zal de regering die
passus uit diverse brieven bij deze twee bevoegde
instanties voorleggen voor nader onderzoek ?
Het derde element, is een andere geconditioneerde
vraag. Wat als die instanties inderdaad vaststellen dat er
een inbreuk gepleegd is op de betrokken wetgeving ?
Daar wil ik gewoon de informatieve vraag stellen over uw
bevoegdheden. In welke mate kan u als bevoegde mi-
nister van Binnenlandse Zaken optreden om te beletten
dat dit nog zal gebeuren, bijvoorbeeld via het opleggen
van sancties aan de betrokken schepen ?
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, Brussel ligt
mij na aan het hart. Ik heb er reeds een heel stuk van mijn
leven gesleten en de tweetaligheid van Brussel vind ik
een essentie¨le voorwaarde om die stad leefbaar te
houden. Vandaar dat ik mij bij de vorige vraagstellers
wens aan te sluiten.
Ik was verheugd om de Vlaamse reflex van collega
Bonte, maar nu u de achtergrond ervan kent, weet u dat
hij die vraag deels omwille van andere en niet zozeer
Brusselse bezorgdheden stelde. Hij deed dit niet alleen
omwille van de verkiezingen, maar ook omwille van het
feit dat men de VLD op die manier toch wel voor haar
verantwoordelijkheid kon stellen, in Brussel, maar ook in
Vilvoorde.
De vragen zijn terecht gesteld, vandaar dat ik mij er ook
bij wil aansluiten.
Collega Cortois is ondertussen verdwenen. Dat is jam-
mer. Anders kon hij er misschien ook iets over zeggen.
Mijnheer de minister, we hebben het al verschillende
keren over de toepassing van de taalwetgeving in Brus-
sel gehad. Wij hebben elke keer moeten vaststellen dat
het FDF de grondwettelijk vastgestelde tweetaligheid van
Brussel niet aanvaardt. Zij voeren campagne onder het
motto
Bruxelles sera francophone ou ne sera pas. Wij
hebben dat al in heel wat dossiers kunnen vaststellen.
Zolang zij in de oppositie zaten was dat niet zo erg, maar
uw partij heeft het FDF meer macht gegeven. Daardoor
bent u voor een stuk mee verantwoordelijk. Schepen
Maingain heeft in zijn brief aan de verenigingen opnieuw
manifest duidelijk gemaakt dat hij de tweetaligheid niet
aanvaardt. Hij vindt dat het Frans op het Nederlands
moet voorgaan. Daarom sluiten wij ons aan bij de eerder
gestelde vragen. Mijn vraag was eigenlijk ook aan de
eerste minister gericht, maar we moeten ze nu aan u
stellen, mijnheer de minister. Dat is een ongelukkige
situatie, vooral gezien uw band met de heer Maingain.
Heeft de regering al nagekeken of de feiten juist zijn ? De
collega's hebben daarstraks opgemerkt dat het blijkbaar
geen eenmalig voorval is. De houding zou door het
schepencollege van Brussel zijn goedgekeurd. Daar is
trouwens ook een Vlaming in aanwezig. Dat mag ook
worden gezegd. Daarom zou ik graag een bevestiging
krijgen of er al dan niet een richtlijn op papier staat.
We hebben al verschillende keren opgemerkt dat de
taalwetgeving zeer moeilijk afdwingbaar is. De vice-
gouverneur is een commissaris van de federale regering
en moet - volgens mij - in opdracht van die regering het
respect voor de taalwetgeving in de gaten houden. Op
welke manier kan hier een overtreding van de taal-
wetgeving worden vastgesteld ? Op welke manier zal die
worden bestraft ? Ik stel die vraag des te meer omdat we
vorige week een discussie met minister Picque´ hebben
gehad. Hij wil via een fonds voor het stedelijk beleid
opnieuw een aantal miljarden toekennen aan de ge-
meenten. Wij betwijfelen niet dat een aantal grootsteden
een aantal specifieke noden hebben waaraan men tege-
moet moet komen, maar in die subsidie¨ring zitten ook
7 Brusselse gemeenten. Bovendien bestaat de mogelijk-
heid om de fondsen niet over te dragen aan de gemeen-
ten, maar aan de verenigingen. Als er via die omweg
verenigingen worden gesubsidieerd, rijst hetzelfde pro-
bleem. Als een schepen vindt dat het Frans prioritair
moet zijn bij de organisatie van een aantal manifestaties,
vrees ik dat in dergelijke, financie¨le materies, de toegan-
kelijk voor beide taalgemeenschappen niet dezelfde zal
zijn. Dat is ook een dossier waarin wij het respect voor de
taalwetgeving moeten afdwingen, mijnheer de minister.
Wij rekenen erop dat de federale regering daarop zal
toezien, aangezien het een fundamenteel onderdeel van
het institutioneel evenwicht in dit land is. De schepen
moet voor deze overtreding worden bestraft.
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, deze proble-
matiek gaat niet alleen over de taalwet; ze gaat ook over
artikel 4 van de Grondwet. De tweetaligheid van onze
hoofdstad is niet voor niets grondwettelijk verankerd. We
hebben ook niet zomaar met een schepen te maken. We
hebben
het
over
een
partijvoorzitter
van
een
meerderheidspartij binnen de regering.
22
HA 50
COM 211
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Servais Verherstraeten
Natuurlijk wordt hij wat geprikkeld door zijn partij-
voorzittersverkiezingen, waardoor hij zelfs de taalgrens
in twijfel begint te trekken. Hij stelt aan de Donne´a te
hebben gezegd dat de Brusselse Costa moest wachten
en dat zal gebeuren, en dat hij meer geld wil voor het
Franstalige onderwijs om niet van de goede wil van de
Vlamingen af te hangen.
Mijn vragen zijn concreet. Bent u terzake bevoegd om
tuchtrechtelijk op te treden ? Zo ja, zult u dit doen ? Zo
niet, waarom niet ? Indien u dit niet bent, wie beschikt
dan over die bevoegdheid ? Zult u aandringen bij die
persoon om zijn bevoegdheden uit te oefenen en zo de
Bundestreue te doen respecteren ? Heeft schepen Main-
gain de taalwet overtreden ?
Minister Antoine Duquesne : Mijnheer de voorzitter,
collega's, zoals u weet, ben ik Franstalig. Dat hoort u.
Volgens mij zijn taalhoffelijkheid en Bundestreue belang-
rijk voor iedereen, zowel voor Vlamingen als Franstali-
gen. De situatie is voor mij niet aangenaam.
Uit de inlichtingen waarover ik beschik, blijkt dat de brief
die de schepen voor Sport- en Groenvoorzieningen aan
bedoelde VZW heeft gestuurd om toelating te verlenen
voor een jogging, een tiental praktische aanbevelingen
opsomt. De laatste daarvan verzoekt de organisatoren
prioritair - maar niet uitsluitend - het Frans te gebruiken.
Iedereen moet vandaag de dag vaststellen dat er in
Brussel een meerderheid van Franstaligen woont. Dit
impliceert geenszins dat men geen taalhoffelijkheid aan
de dag moet leggen. Ik ga akkoord, mijnheer Annemans,
met het antwoord van de heer Michel in de plenaire
vergadering. Op het eerste gezicht blijken de gecoo¨rdi-
neerde wetten op het gebruik van talen in bestuurszaken
hier niet van toepassing te zijn, aangezien het om een
private VZW gaat. Er is dus geen aanleiding om de Vaste
Commissie voor Taaltoezicht met een onderzoek te ge-
lasten. Ik merk op dat de gecoo¨rdineerde wetten slechts
van toepassing zijn op een rechtspersoon naar privaat
recht als een VZW, indien deze gelast is met een
opdracht die de grenzen van een prive´-onderneming
overschrijdt en die haar door de wet of de openbare
macht in het algemeen belang werd toevertrouwd. Voor
dergelijke aangelegenheden heeft de wetgever een spe-
cifieke procedure bepaald die de tussenkomst impliceert
van de regeringscommissaris van het administratief ar-
rondissement Brussel-hoofdstad, de vice-gouverneur. Ik
heb dienaangaande vernomen dat de vice-gouverneur,
de heer Nys, een klacht heeft ontvangen en dat hij een
verzoeningsprocedure heeft opgestart in het kader van
artikel 65, § 4 van de gecoo¨rdineerde wetten op het
gebruik van talen in bestuurszaken.
Het is niet de minister van Binnenlandse Zaken die de
disciplinaire macht uitoefent over de schepenen van de
gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Deze bevoegdheid valt onder de gouverneur van het
administratief arrondissement Brussel-hoofdstad, op
eensluidend en gemotiveerd advies van de regering van
het Brussels Hoofdstedelijk gewest. Dit is de gecombi-
neerde toepassing van de artikelen 83 en 280 bis van de
nieuwe gemeentewet enerzijds en van artikel 83 quin-
quies § 1, eerste lid van de bijzondere wet van 12 januari
1989 betreffende de Brusselse instellingen.
De heer Gerolf Annemans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord. Zoals ik
reeds had aangegeven of vermoed, is het inderdaad de
vice-gouverneur van Brussel die bevoegd is. Hij heeft
vo´o´r zich alvast twee adviezen, een van de vice-eerste
minister van de federale regering en een van de minister
van Binnenlandse Zaken. Beiden zijn niet bevoegd, maar
ze zijn wel partijgenoot van de betrokken schepen.
Aan deze hele zaak blijft er toch een cynische bijklank
zitten. De minister zegt dat hij het niet aangenaam vindt,
maar hij bevestigt toch dat er eigenlijk niet veel aan de
hand is met die brief. Het gaat alleen maar om een
aanbeveling om prioritair, maar niet uitsluitend het Frans
te gebruiken.
Mijnheer de minister, dat staat niet in de laatste voor-
waarden. In het begin van de brief staat
conditions en
de laatste
condition is : vous e^tes invite´ a` veiller a`
l'usage prioritaire
. Die private VZW wordt dus geacht om
erop toe te zien dat er zo iets bestaat als l'usage
prioritaire du Franc¸ais. Dat is wat men als VZW te horen
krijgt van de bevoegde schepen. Als private VZW moeten
zij toekijken op l'usage prioritaire. Er wordt duidelijk de
indruk gewekt dat er zoiets bestaat als een concept
l'usage prioritaire du Franc¸ais op het grondgebied van
het Brussels Hoofdstedelijk gewest.
We kunnen alleen maar vaststellen dat, als de vice-
gouverneur in deze zaak niet duidelijk de knoop door-
hakt, het voor de VLD toch wel bijzonder cynisch moet
zijn als deze praktijk wordt voortgezet. De minister van
Binnenlandse Zaken zegt zelfs niet dat hij vanuit zijn
interne partijbronnen vernomen heeft dat de praktijk niet
zal worden voortgezet. In feite zegt de minister wat wij in
de Brusselse gemeenteraad reeds hebben gehoord,
namelijk dat deze praktijk al lang bestaat en dat ze door
de heer Maingain zal worden voortgezet. De heer Main-
gain volhardt trouwens in de boosheid. Hij heeft ook
vandaag nog aangekondigd dat hij in de faciliteiten-
gemeenten tweetalige referenda wil organiseren. Mijn-
heer de minister, we zullen daarop later ongetwijfeld nog
terugkomen.
Het begint voor de VLD toch wel bijzonder cynisch over
te komen om precies in Brussel op e´e´n lijst te gaan staan
met mensen die op deze manier de taalwetten, de
federale loyauteit en de atmosfeer van de Costa inter-
preteren. Wij zullen nadien bekijken of, in het kader van
de gemeentewet en wegens het racisme en het wange-
HA 50
COM 211
23
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Gerolf Annemans
drag dat de heer Maingain tentoonspreidt, het niet nuttig
zou zijn om hem tenminste uit zijn ambt te laten ontzet-
ten. Het zou ondertussen wel wijs zijn als de VLD zich
ernstig zou bezinnen, al was het maar op aanbeveling
van de heer Cortois, over een cartel, niet alleen met de
PRL maar ook met het FDF van de heer Maingain. Deze
zaak zal nog een vervolg krijgen en wij houden die van
nabij in het oog. Wij danken de minister voor zijn ant-
woord, maar wij zullen op deze zaak terugkomen. Hij is er
dus nog niet van verlost.
De heer Hans Bonte (SP) : Mijnheer de voorzitter, ook ik
wil op mijn beurt de minister bedanken. Ik wil vooraf aan
collega Van de Casteele zeggen dat het absoluut niet
mijn intentie is om mijn motivering hier bloot te leggen. Ik
ga er toch niet van uit dat u of uw partij het patent zou
hebben op een democratische, Vlaamse reflex. Ik wil
daar niet verder op ingaan.
Ik voel mij verzekerd door het feit dat ik zelf een klacht bij
de vice-gouverneur van Brussel heb ingediend. Dat is
tenslotte zijn taak. Ik heb hetzelfde gedaan bij de Vaste
Commissie voor Taaltoezicht. Zij zullen een eventuele
schending van de wetgeving moeten vaststellen. Dit kan
echter tot een andere juridische discussie leiden waarin
u, als minister van Binnenlandse Zaken, niet bevoegd
bent voor het toezicht op de taalwetgeving. Als het
resultaat van het onderzoek van beide instanties positief
zou zijn, namelijk indien een schepen de taalwetgeving
overtreedt, hebt u terzake misschien toch bevoegdheid.
Wij kijken dus nieuwsgierig uit naar de verdere procedure
van beide instanties. Naargelang van het antwoord van
beide instanties zullen wij hierop terugkomen.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mijnheer
de minister, u sprak over taalhoffelijkheid. Mijns inziens
gaat het hier over de taalwetgeving. Men mag de twee
zaken niet verwarren. Als de wettelijke tweetaligheid van
Brussel een aantal spelregels voorschrijft, moeten die
worden gerespecteerd. Ik ben bereid om het advies van
de Vaste Commissie voor Taaltoezicht af te wachten. Het
lijkt mij hier niet over hoffelijkheid te gaan maar over het
bestaan van een wetgeving die bepaalt dat een vereni-
ging de toelating aan Brussel moeten vragen om op een
publieke plaats een activiteit te organiseren. De overheid
kan aan een openbare activiteit in Brussel toch de
voorwaarde koppelen om de wetgeving inzake de twee-
taligheid te respecteren. U zegt dat de schepen gezegd
heeft dat de tweetaligheid prioritair is maar niet uitslui-
tend. Dat blijkt in eerste instantie niet zo te zijn. Er staat
dat het Frans prioritair moet worden gebruikt. Er staat
niet bij vermeld dat dit
niet uitsluitend Frans betekent.
Het zou erg zijn om het gebruik van de taal ook op een
weegschaal te leggen. Misschien moet de schepen ver-
melden dat er 10% Nederlands moet worden gesproken.
Zo ver zult u toch niet gaan, mijnheer de minister.
Wij komen opnieuw tot de vaststelling dat er een pro-
bleem rijst inzake de voogdij die de toepassing van de
taalwet moet garanderen. Indien de voogdij bij de vice-
gouverneur ligt, heeft hij toch geen middelen om sancties
op te leggen en krijgen we opnieuw geen eensluidend
advies van de Brusselse Hoofdstedelijke regering. Wij
hebben gezien dat het schoentje ook daar knelt bij de
uitvoering van het taalhoffelijkheidsakkoord voor de con-
tractuelen. In de Brusselse Hoofdstedelijke regering krijgt
men nooit een unanimiteit of een consensus. Dat geef ik
u op een blaadje. Het klopt niet dat de partij waartoe de
heer Maingain behoort mee een uitspraak moet doen
over het al of niet wettelijk handelen van de heer Main-
gain. Dat is fundamenteel fout inzake de voogdij op de
toepassing van de taalwetgeving in Brussel. Daar is een
oplossing voor nodig.
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik deel
de overtuiging van de minister dat de taalwet niet alleen
moet worden gerespecteerd maar meer nog taalhoffelijk
moet zijn. Mocht uit het onderzoek van de vice-
gouverneur blijken dat de wetgeving is overtreden, denk
ik dat u als minister van Binnenlandse Zaken de enige
dient te zijn om op te treden tegen een schepen die de
taalwetgeving niet respecteert. Daar kijk ik reikhalzend
naar uit.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Joos Wauters aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
preventie-
maatregelen en rampenplannen voor nucleaire be-
drijven
(nr. 1827)
Question orale de M. Joos Wauters au ministre de
l'Inte´rieur sur
les mesures de pre´vention et les plans
catastrophes
pour
les
entreprises
nucle´aires
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, mijn aandacht
werd getrokken door een krantenbericht waaruit blijkt dat
in Amerika een kernlab werd gesloten omwille van een
brand. De overheid had die brand zelf aangestoken. Op
vijf kilometer van het kernlab had men namelijk de
brandgangen in de bossen vrijgemaakt. Het ontstane
afval had men aangestoken. De brand is tot op 500 meter
van het kernlab genaderd. Bijgevolg was er grote paniek,
want er had een nucleaire ramp kunnen ontstaan.
De Belgische kernbedrijven zoals Belgonucleaire en
Belgoprocess zijn gelegen in de Kempen, een bosrijke
omgeving. Wij weten allen dat bosbranden moeilijk te
24
HA 50
COM 211
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Joos Wauters
blussen zijn. Vandaar heb ik een aantal vragen. Welke
preventieve
maatregelen
bestaan
er
inzake
de
omgevingsfactoren van deze nucleaire sites ? Welke
specifieke rampenplannen bestaan er om dergelijke si-
tuaties te vermijden ?
M. Antoine Duquesne, ministre : On peut sourire, mon-
sieur Wauters ! Si on ne construit pas les centrales dans
les bois, il faudra les construire en ville. Heureusement,
depuis trente ans, aucun incident notable n'est a` de´plo-
rer.
Le plan d'urgence communal uniforme e´tabli par le
gouverneur d'Anvers s'applique a` tous les accidents
exigeant une intervention coordonne´e des services d'ur-
gence. Mais des pre´cautions spe´cifiques relatives a` la
lutte contre un incendie dans les bois proches d'une
installation nucle´aire sont pre´vues dans les plans d'ur-
gence internes du Centre d'e´tude de l'e´nergie nucle´aire
(CEN), de Belgoprocess, de Belgonucle´aire ou de FBFC.
C'est ainsi que chaque entreprise dispose d'un service
d'incendie qui peut intervenir avec ses moyens propres
et a e´galement conclu un accord de coope´ration avec le
service d'incendie de Mol. Il existe des consultations
entre les entreprises et les services d'incendie de Mol
concernant la pre´vention de l'incendie et les moyens de
lutte. De plus, des exercices en commun sont re´gulie`re-
ment organise´s.
Quelles sont les mesures spe´cifiques ? Une zone d'en-
viron dix me`tres a e´te´ de´boise´e autour de chaque
entreprise. A l'inte´rieur des bois, des chemins coupe-feu
ont e´te´ ame´nage´s de manie`re a` e´viter la transmission du
feu. La gestion forestie`re pre´voit e´galement un enle`ve-
ment syste´matique des taillis. La plupart de ces bois sont
d'ailleurs des proprie´te´s prive´es qui ne sont pas acces-
sibles librement. Chaque entreprise dispose d'un re´seau
d'hydrants maintenu en permanence sous pression afin
d'assurer un apport d'eau imme´diat et ceci me^me a`
l'exte´rieur de la clo^ture. Un apport d'eau supple´mentaire
peut e^tre trouve´ dans les re´serves propres de chacune
des entreprises et, en dernie`re instance, dans le canal
Bocholt-Herentals et dans d'autres pie`ces d'eau toutes
proches.
Certaines installations sont entoure´es d'une double clo^-
ture dont l'espacement est d'environ cinq me`tres. Celui-
ci, ajoute´ a` la zone de´boise´e d'une dizaine de me`tres a
pour conse´quence que les bois les plus proches sont
toujours a` quinze me`tres au moins de l'installation.
Enfin, l'existence d'un syste`me de surveillance par ca-
me´ra autour des sites permet de de´tecter imme´diatement
un e´ventuel de´but d'incendie. Il faut encore ajouter que
les services de surveillance de ces entreprises ont, parmi
leurs consignes, celle d'e^tre particulie`rement attentifs
aux incendies dans le voisinage des entreprises.
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
minister, ik dank u voor uw antwoord. Het stelt mij gerust
dat er zulke veiligheidsmaatregelen zijn genomen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De heer Pieter De Crem heeft zijn interpellatie nr. 399
ingetrokken en zijn mondelinge vraag nr. 1875 naar een
latere datum verschoven.
Mondelinge vraag van mevrouw Simonne Creyf aan
de minister van Binnenlandse Zaken en aan de mi-
nister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven
en Participaties over
de rerouting van nood-
oproepen in de 02-zone
(nr. 1886)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Binnenlandse Zaken)
Question orale de Mme Simonne Creyf au ministre de
l'Inte´rieur et au ministre des Te´le´communications et
des Entreprises et Participations publiques sur
la
de´viation des appels d'urgence dans la zone te´le´pho-
nique 02
(La re´ponse sera donne´e par le ministre de l'Inte´-
rieur)
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, mijn vraag heeft even-
eens betrekking op de tweetaligheid, meer bepaald met
de tweetaligheid van het personeel in de Brusselse
ziekenhuizen. Problemen terzake werden reeds herhaal-
delijk aangeklaagd. Alhoewel dit personeel meestal
hooggeschoold is, slaagt men er in de Brusselse zieken-
huizen niet in de taal te spreken van de burger die er zich
aanmeldt. Mijnheer de minister, ik stel me de vraag of we
niet op een andere manier ervoor kunnen zorgen dat de
burger in zijn eigen taal wordt opgevangen en verzorgd.
Ik wens dieper in te gaan op het specifieke geval van
Tervuren. Tervuren is een Nederlandstalige gemeente
van het arrondissement Leuven maar ligt in de 02-zone.
Dit betekent dat - zoals in andere gemeenten van de
02-zone - de 100-oproepen automatisch doorgestuurd
worden naar de centrale in Brussel. Daar beslist de
dispatcher naar welk ziekenhuis het slachtoffer wordt
vervoerd. Voor inwoners uit Tervuren is dit meestal het
dichtbijgelegen ziekenhuis, het Franstalige Saint-Luc. Bij
dringende oproepen heeft het slachtoffer niet altijd de
keuzevrijheid, zeker niet als het ongeval op de openbare
weg gebeurt. Als al de bedden van Saint-Luc bezet zijn,
HA 50
COM 211
25
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Simonne Creyf
wordt het slachtoffer overgebracht naar een Leuvens
ziekenhuis. Mijnheer de minister, deze situatie schept
problemen voor de inwoners van Tervuren. Zij stellen,
mijns inziens terecht, dat ze recht hebben opgevangen te
worden in hun eigen taal en in hun eigen taal verzorgd te
worden. Het probleem zou zich niet stellen als het
personeel in al de Brusselse ziekenhuizen tweetalig is. Ik
herhaal mijn vraag. Kunnen we, in afwachting van deze
tweetaligheid, geen andere oplossing zoeken voor Ter-
vuren en voor al de Vlamingen in de 02-gemeenten.
Mijnheer de minister, ik wens twee vragen te stellen.
Is het technisch mogelijk om noodoproepen uit Tervuren
door te sturen naar de 016-centrale in Leuven ? Zo ja,
kan dit gerealiseerd worden en binnen welke termijn ?
Mijnheer de voorzitter, ter verduidelijking : afleiding is de
vertaling van rerouting.
Mijnheer de minister, ik ben me bewust van het pro-
bleem. Men staat immers voor de verscheurende di-
lemma. Men moet snel optreden maar op die manier
belandt de patie¨nt voor verzorging in een Brussels zie-
kenhuis waar hij de kans loopt niet begrepen te worden.
Is het mogelijk de oproepen door te sturen naar de
016-centrale of hebt u een ander voorstel dat voor al de
Vlamingen in de 02-gemeenten een oplossing kan bie-
den.
Minister Antoine Duquesne : Mijnheer de voorzitter,
collega's, op 4 juni 1987 heeft de Ministerraad beslist
over te gaan tot de reorganisatie van het systeem
van het eenvormig oproepstelsel waardoor het aantal
100-centrales van 16 naar 9 werd teruggebracht. Dit
betekende 1 centrale per provincie. Naar aanleiding van
de oprichting van de provincies Vlaams-Brabant en
Waals-Brabant in 1995 hebben de gouverneurs van de
nieuwe provincies de wens geuit over een eigen 100-
centrale te beschikken. De Ministerraad van oktober
1997 heeft de oprichting van twee nieuwe 100-centrales
goedgekeurd. De 100-centrale voor de provincie Vlaams-
Brabant is gevestigd in de brandweerkazerne van Leu-
ven en werkt sinds februari 1999. Voorlopig behandelt
deze centrale alleen de oproepen uit de 016-zone. De
100-centrale van Waver is nog niet operationeel.
Voorlopig worden alleen de oproepen uit de zone 016 in
dit centrum 100 behandeld. Het centrum 100 van Waver
is nog in opbouw.
Vous avez raison de dire que, sur le plan technique, c'est
difficile.
Le routage des appels provenant de la zone 02 de
Belgacom vers trois centres 100 diffe´rents est une ope´-
ration technique qui doit e^tre re´alise´e par Belgacom.
Cette ope´ration fait, depuis plusieurs anne´es, l'objet de
concertations pe´riodiques entre mon administration et
Belgacom.
Actuellement, on ve´rifie avec Belgacom dans quelle
mesure cette division est techniquement re´alisable. Deux
solutions sont envisageables :
- la premie`re a` court terme, au moyen d'une de´viation de
sous-centraux de la zone 02 vers un autre centre 100
que celui de Bruxelles-Capitale;
- la deuxie`me a` long terme, en de´finissant pour chaque
nume´ro d'abonne´ le centre 100 correspondant. Cette
dernie`re option doit s'effectuer pour tous les ope´rateurs
Te´le´com. Mes services collaborent a` cette solution dans
le cadre d'un groupe de travail
Appels d'urgence de
l'IBPT
. Mes services techniques s'efforcent d'atteindre
une uniformite´ et une cohe´rence dans les moyens tech-
niques choisis, notamment afin de garantir une fiabilite´
maximale.
J'ai insiste´ pour avoir, dans un avenir proche, des re´pon-
ses concre`tes aux investigations en cours.
Wat de tweetaligheid in de diverse hospitalen betreft, wijs
ik erop dat dit probleem behoort tot de bevoegdheid van
de minister van Volksgezondheid. Ik verwijs dan ook naar
haar.
Ik heb ook een antwoord ontvangen van de heer Daems,
minister van Telecommunicatie :
Uit technisch oogpunt
zou het mogelijk zijn om oproepen die uitgaan van een
vast toestel door te verbinden naar een andere 100-
centrale. Dit is niet het geval voor oproepen die uitgaan
van een mobiel toestel.
Het blijft de vraag of dit een goede oplossing is voor het
probleem, rekening houdend met de bijkomende kosten
voor
de
aanpassing
van
de
telecommunicatie-
infrastructuur. De aspecten afstand en tijd spelen immers
een belangrijke rol bij dringende oproepen.
Het zijn de ziekenhuizen zelf - vooral deze van het
tweetalig landsgedeelte - die zich moeten organiseren
om hun klanten te woord te staan in de gewenste taal. De
eigenlijke organisatie van de dienst 100 behoort echter
tot de bevoegdheid van mijn collega van Binnenlandse
Zaken.
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mijnheer de minister,
zowel uzelf als minister Daems bevestigen dat dit tech-
nisch mogelijk is. Dit geldt natuurlijk niet voor de mobiele
toestellen. Het is natuurlijk kiezen tussen de pest en de
cholera. Bij het afwijken naar Leuven speelt het tijds-
element mee, want dan is men langer onderweg dan als
men onmiddellijk naar Saint-Luc kan gaan.
26
HA 50
COM 211
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Simonne Creyf
Bovendien is er dan een incentive voor tweetaligheid
minder in Brussel en dat is toch wel jammer. De oplos-
sing kan misschien worden gezocht in een tweetalig
Brussel, zoals van deze stad kan worden verwacht.
In afwachting moet inderdaad worden onderzocht welke
de beste formule is. Mocht dat de afleiding naar de
016-zone zijn, dan moet vooraleer daartoe over te gaan,
de bevolking van Tervuren worden geraadpleegd.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de Mme Zoe´ Genot au ministre de
l'Inte´rieur sur
l'information faite aux ressortissants
europe´ens re´sidant en Belgique et e´lecteurs poten-
tiels pour les e´lections communales d'octobre 2000
Mondelinge vraag van mevrouw Zoe´ Genot aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de aan de in
Belgie¨ verblijvende EU-onderdanen en potentie¨le kie-
zers bij de gemeenteraadsverkiezingen van okto-
ber 2000 verstrekte informatie
(nr. 1889)
Mme Zoe´ Genot (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le pre´si-
dent, monsieur le ministre, chers colle`gues, les citoyens
europe´ens pourront participer aux prochaines e´lections
communales du mois d'octobre a` la condition qu'ils
soient inscrits avant le 31 juillet.
Il revient au ministre de l'Inte´rieur, en collaboration avec
les communes, mais aussi avec tout autre acteur qu'il
voudra solliciter, d'organiser cette proce´dure d'inscription
ainsi que l'information permettant la bonne re´alisation de
cette ope´ration.
Il me revient qu'un projet de campagne d'information
pourrait e^tre mis sur pieds sur base d'une collaboration
entre le ministe`re de l'Inte´rieur, les centres re´gionaux
d'inte´gration de Wallonie et de Bruxelles et le Centre pour
l'e´galite´ des chances. Pouvez-vous me confirmer cette
information ? J'espe`re que votre re´ponse sera positive
car cette initiative me parai^t ne´cessaire car les chiffres
d'inscriptions publie´s par votre administration le 9 mai
font apparai^tre une situation inquie´tante. En effet, a` cette
date, seulement 12 000 europe´ens sont inscrits sur un
potentiel de 500 000. Ces chiffres ont sans doute e´volue´
depuis, mais je ne voudrais pas qu'on puisse dire, au
terme de la proce´dure, que l'ope´ration s'est solde´e par
un e´chec en raison d'un manque ou d'une mauvaise
campagne d'information.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, il est exact que nous avons des contacts
suivis, dans cette affaire comme dans d'autres, avec le
Centre pour l'e´galite´ des chances et la lutte contre le
racisme. Nous avons en effet examine´ la possibilite´ d'une
action d'information destine´es aux Belges d'origine
e´trange`re qui auraient des difficulte´s pour e´mettre leur
vote.
Mon administration a e´labore´ un document d'information
destine´ aux personnes qui viennent d'obtenir la nationa-
lite´ belge et qui vont voter pour la premie`re fois lors des
prochaines e´lections provinciales et communales du 8
octobre. Le projet de document a e´te´ soumis pour avis au
Centre pour l'e´galite´ des chances et la lutte contre le
racisme et a d'ailleurs e´te´ adapte´ en fonction de certai-
nes remarques formule´es.
Il n'y a toutefois pas de campagne d'information pre´vue
en commun avec le Centre pour l'e´galite´ des chances et
la lutte contre le racisme.
En tout e´tat de cause, les contacts auxquels je viens de
faire allusion ne concernaient pas l'action mene´e pour
appeler les citoyens de l'Union europe´enne a` s'inscrire
comme e´lecteurs pour les e´lections communales. La`,
mon de´partement a pris un certain nombre d'initiatives.
C'est la responsabilite´ de l'autorite´ publique. Dans le
cadre de l'obligation d'information pre´vue par la directive
du conseil des ministres de l'Union europe´enne du 19
de´cembre 1994, un de´pliant informatif a e´te´ diffuse´ dans
les maisons communales et les bureaux de poste dans le
courant du mois de mars et un avis a e´te´ publie´ dans les
journaux au de´but des mois de mars et de mai de cette
anne´e.
En outre, re´cemment, des exemplaires supple´mentaires
de ce de´pliant ont e´te´ envoye´s en nombre suffisant aux
communes en leur demandant leur collaboration afin
d'en adresser ou d'en remettre un exemplaire a` chaque
citoyen de l'Union europe´enne concerne´.
Par ailleurs, ces de´pliants ont e´galement e´te´ envoye´s
aux e´coles europe´ennes en Belgique. Des initiatives
visant a` relayer l'information contenue dans ce de´pliant
informatif seraient e´videmment extre^mement utiles et
tout le monde doit s'y mettre.
La campagne d'information a donc e´te´ effectue´e de
fac¸on suffisamment large pour que les citoyens de
l'Union europe´enne soient informe´s des proce´dures et
des de´lais applicables en temps utile.
En outre, les formalite´s d'inscription ont e´te´ re´duites au
minimum. J'ai pris une circulaire en ce sens. Les inte´-
resse´s peuvent obtenir le formulaire d'inscription sur
simple demande te´le´phonique et le renvoyer par simple
courrier a` leur administration communale.
Le nombre d'e´lecteurs europe´ens inscrits que vous men-
tionnez n'est certainement pas de´finitif. Nous sommes en
mai et il reste donc encore plusieurs semaines pour
permettre les inscriptions. Mais vous savez qu'en la
HA 50
COM 211
27
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
matie`re, compte tenu de la diversite´ des syste`mes e´lec-
toraux existant en Europe, il n'e´tait pas possible de
pre´voir une inscription automatique sur les listes d'e´lec-
teurs, il fallait un geste du ressortissant e´tranger. De`s lors
que ce geste est accompli, il est soumis a` l'obligation de
vote.
Je pense que nous avons fait le maximum et tous ceux
qui veulent que ce droit important dans une de´mocratie
soit exerce´ doivent relayer le message aupre`s des euro-
pe´ens re´sidant chez nous.
Mme Zoe´ Genot (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le minis-
tre, je pense que certaines communes vont effectivement
relayer l'information, mais j'ai bien peur que bon nombre
d'europe´ens restent
sur le pave´ a` cause de cette
proce´dure. Je regrette que l'on n'ait pas travaille´ avec les
Communaute´s qui disposent de´ja` de tout un re´seau
autour d'elles. Elles auraient pu diffuser l'information
dans la langue des inte´resse´s et auraient sans doute pu
sensibiliser un plus grand nombre d'europe´ens afin qu'ils
s'inscrivent aux e´lections selon la proce´dure e´tablie.
M. Antoine Duquesne, ministre : Elles peuvent faire
beaucoup de choses, comme beaucoup de monde
d'ailleurs, sans que je doive ne´cessairement le deman-
der.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van de heer Tony Smets aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
het gebruik
van de naam van de echtgenoot door kandidaten van
het vrouwelijk geslacht bij de gemeenteraads-
verkiezingen
(nr. 1907)
Question orale de M. Tony Smets au ministre de
l'Inte´rieur sur
l'emploi du nom du conjoint par les
candidats de sexe fe´minin lors des e´lections commu-
nales
De heer Tony Smets (VLD) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, artikel 116, § 4 van de
kieswet van 12 april 1894 zoals gewijzigd, evenals - wat
belangrijker is in dit geval - artikel 23, § 1 van de
gemeentekieswet van 4 augustus 1932 zoals gewijzigd,
bepalen dat vrouwelijke kandidaten hun naam op de
lijsten mogen laten voorafgaan door de naam hun echt-
genoot.
Artikel 71 van de nieuwe gemeentewet bepaalt evenwel
dat een aantal personen geen deel kunnen uitmaken van
de gemeenteraad, noch tot burgemeester kunnen wor-
den benoemd. Het 7° van dit artikel rekent hiertoe de
commissarissen, agenten van politie en agenten van de
openbare macht. Een dergelijke bepaling werd opgeno-
men om machtsmisbruik en belangenvermenging te
voorkomen.
Indien men echter artikel 23, § 1 van de gemeente-
kieswet toepast, is het voor de echtgenotes van deze
categorie perfect mogelijk de naam van hun echtgenoot
wel degelijk te gebruiken als kandidate voor een
gemeenteraadsmandaat. Over de al dan niet toelaat-
baarheid van deze naam ontstaat echter betwisting.
Sommigen beweren dat ook de echtgenotes van com-
missarissen, agenten van politie en agenten van de
openbare macht als kandidaat bij de gemeenteraads-
verkiezingen de naam van hun echtgenoot niet mogen
gebruiken terwijl de strikte toepassing van de gemeente-
kieswet niet in dergelijke uitzondering voorziet.
Graag had ik van de minister dan ook vernomen of
echtgenotes van commissarissen, agenten van politie en
agenten van openbare macht als kandidaat bij de
gemeenteraadsverkiezingen hun naam mogen laten
voorafgaan door de naam van hun echtgenoot die zelf
niet kan worden verkozen ? Zo niet, waarom ?
Verder zou ik willen opmerken dat artikel 127, § 3 van de
wet tot organisatie van een politiedienst van 7 decem-
ber 1998 bepaalt dat politieambtenaren zich ervan moe-
ten onthouden in het openbaar uiting te geven aan hun
politieke overtuiging en zich in het openbaar in te laten
met politieke activiteiten. Door het feit echter dat het aan
echtgenotes toegelaten is, naast hun eigen naam ook die
van hun echtgenoot te gebruiken, kan dit tot problemen
leiden. Immers, indien deze echtgenote propaganda
maakt via folders of raamaffiches gebruikt zij eveneens
de naam van haar echtgenoot die zich volgens hoger-
vermelde wet zal moeten onthouden van politieke activi-
teiten.
Het Nationaal Syndicaat van de Belgische Politie en de
Algemene Dienst van de Algemene Rijkspolitie adviseer-
den in dergelijk geval negatief. Zij stellen dat het gebruik
van de naam van de echtgenoot-politieambtenaar een
tuchtrechtelijke maatregel voor de politieambtenaar in
kwestie voor gevolg kan hebben. Nochtans is enkel de
echtgenote-kandidate gerechtigd om te beslissen of zij al
dan niet de naam van haar echtgenoot gebruikt. Ook in
verband met mijn beschouwing op artikel 127, § 3 van de
wet tot organisatie van een politiedienst zou ik de mening
van de minister willen vernemen.
Minister Antoine Duquesne : Mijnheer de voorzitter,
collega's, in artikel 23 § 1 van de gemeentekieswet - net
als in de rest van de kieswetgeving - wordt onder meer
bepaald dat in de voordrachtakte de identiteit van de
vrouwelijke kandidaat die gehuwd of weduwe is vooraf-
28
HA 50
COM 211
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
gegaan mag worden door de naam van haar echtgenoot
of overleden echtgenoot. Deze bepaling biedt dus die
mogelijkheid en stelt geen verplichtingen. Bovendien
maakt deze bepaling geen enkele uitzondering, ten aan-
zien van bepaalde vrouwelijke kandidaten die gehuwd of
weduwe zijn, naargelang het beroep van hun echtgenoot.
Artikel 71 van de nieuwe gemeentewet stelt onder an-
dere dat de commissarissen en agenten van politie
alsmede de agenten van de openbare macht geen deel
kunnen uitmaken van een gemeenteraad en niet tot
burgemeester kunnen worden benoemd. Dit artikel van
de nieuwe gemeentewet slaat niet op de onverkiesbaar-
heid van bepaalde personen maar wel op de onverenig-
baarheid van een gemeentelijk mandaat met hun ambt.
Tot besluit kan dus worden samengevat dat de vrouwe-
lijke kandidaten die gehuwd of weduwe zijn hun identiteit
mogen laten voorafgaan door de naam van hun echtge-
noot of overleden echtgenoot, ook als die commissaris of
agent van politie is of was.
De heer Tony Smets (VLD) : Mijnheer de minister, ik
dank u voor uw antwoord en ik heb verder geen opmer-
kingen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Marcel Hendrickx aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
de arron-
dissementele informatiebureaus
(nr. 1919)
Question orale de M. Marcel Hendrickx au ministre de
l'Inte´rieur sur
les bureaux d'information au niveau
des arrondissements
De heer Marcel Hendrickx (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, mijnheer de minister, collega's, hoewel ik een mooie
tekst had voorbereid, zal ik het gezien het tijdstip kort
houden. Ik wil nog even uw aandacht vragen voor het
probleem van de arrondissementele informatiebureaus
die ingevolge de onderrichting van de procureurs-
generaal moeten worden gevormd. Ik sta zeer sterk
achter dit initiatief omdat het volgens mij een middel is
om de politiediensten beter te laten functioneren, zowel
individueel als collectief. Op dit ogenblik stellen we echter
vast dat er omwille van de onduidelijkheid in de onder-
richtingen nogal wat burgemeesters en gemeentebestu-
ren zijn die zeggen dat zij niet willen niet participeren in
de vorming van de AIB's. Het is inderdaad niet duidelijk of
dit een federale dan wel een zonale of een gemengde
opdracht is. Ik heb dan ook een paar concrete vragen.
Mijnheer de minister, wie zal de opdracht krijgen de AIB's
te beheren en te bekostigen ? Moet dat door de federale
politie gebeuren, door de zonale politie of wordt dit een
gemengde opdracht ? Als dat laatste het geval is, in
welke verhouding zal het dan gebeuren ?
Zou het niet logisch zijn dat de federale overheid deze
opdracht, die het gemeentelijk niveau duidelijk overstijgt,
bekostigt en beheert ?
Moeten de gemeenten thans - en later de politieraden -
verplicht participeren in de bezetting en financie¨le ver-
goeding van de AIB's ?
Zult u enig initiatief nemen om door middel van een
rondzendbrief duidelijkheid te scheppen over de proble-
matiek van het bemannen van de AIB's en de financie¨le
participatie door de eventuele verschillende partners ?
Minister Antoine Duquesne : Een kort en bondig ant-
woord, mijnheer de voorzitter.
Avant toute chose, je tiens a` attirer l'attention de M. Hen-
drickx sur le fait que les bureaux d'information d'arron-
dissement ont e´te´ cre´e´s a` l'initiative de mon colle`gue de
la Justice. Les re`gles de fonctionnement de ces bureaux
sont d'ailleurs pre´cise´es dans la circulaire Col 6/99 du
colle`ge des procureurs ge´ne´raux.
Monsieur Hendrickx, mes re´ponses ne sont donc formu-
le´es qu'en ma qualite´ de ministre de l'Inte´rieur.
La mission des BIA est la collecte des informations
judiciaires,
dures et douces, aupre`s de tous les servi-
ces de police de l'arrondissement. Le traitement en est
assure´ au be´ne´fice de ces me^mes services et du par-
quet.
Ces BIA subsisteront bien e´videmment lors de la mise en
place de la police inte´gre´e et rele`veront des services
de´concentre´s de la police fe´de´rale implante´e au niveau
de l'arrondissement judiciaire. Leur gestion et leur finan-
cement e´choiront donc a` la police fe´de´rale.
Toutefois, e´tant donne´ l'appui qu'ils fournissent aux poli-
ces locales, il va de soi que des policiers locaux devront
e^tre de´tache´s en leur sein, a` l'instar de ce que pre´voit
actuellement la circulaire Col 6/99 pre´cite´e a` l'e´gard des
membres de la police communale.
Les modalite´s pre´cises de l'octroi de cet appui aux
polices locales et de la participation de ces dernie`res au
fonctionnement des BIA seront pre´cise´es dans une di-
rective conjointe des ministres de l'Inte´rieur et de la
Justice. Cette circulaire est cependant un peu pre´ma-
ture´e pour l'instant.
De heer Marcel Hendrickx (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, ik ga niet akkoord met de minister wanneer hij stelt
dat een rondzendbrief voorbarig zou zijn, want op het
ogenblik is men in heel het land bezig met de vorming
van de AIB's. In mijn regio bijvoorbeeld weigeren burge-
meesters mee te doen, omdat ze niet weten wie er zal
moeten betalen. Als er een aantal niet meewerken, dan
kunnen de AIB's niet worden gevormd, wat nochtans een
noodzaak is.
HA 50
COM 211
29
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marcel Hendrickx
Ik dring er bijgevolg op aan dat er spoedig duidelijkheid in
dit dossier komt.
De voorzitter : Mijnheer de minister, sta mij toe even uit
mijn rol als voorzitter te stappen, omdat ik enige concrete
ervaring met dit precieze probleem heb.
In sommige arrondissementen zijn de informatiebureaus
reeds operationeel en de gemeenten werd gevraagd tot
de werking bij te dragen, zo niet met personeelsleden
dan toch financieel. Als er inderdaad een rondzendbrief
wordt rondgestuurd, dan hebt u er alle belang bij, mijn-
heer de minister, om daar snel werk van te maken.
Minister Antoine Duquesne : Mijnheer de voorzitter, u
moet het niet noodzakelijk altijd eens zijn met mij, maar
volgens mij is uw voorstel niet mogelijk.
Lorsque je dis que nous avons une contrainte dans le
temps, cela signifie que la police fe´de´rale n'est pas
encore installe´e, ni la police dans les zones de police.
Actuellement, je ne peux donc pas encore dire de
manie`re pre´cise comment cela va fonctionner dans ce
cadre.
Le pre´sident : Si le ro^le de ces instances e´tait rempli
entre-temps par la gendarmerie fe´de´rale, le proble`me
serait re´solu de fait.
Minister Antoine Duquesne : Ik zal mij over deze aan-
gelegenheid nog onderhouden met de minister van Jus-
titie en trachten een goede oplossing uit te werken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Francis Van den
Eynde aan de minister van Binnenlandse Zaken over
de toestand van de Slowaken en de Bulgaren in
Gent en Tienen
(nr. 1926)
Question orale de M. Francis Van den Eynde au
ministre de l'Inte´rieur sur
la situation des Slovaques
et des Bulgares a` Gand et a` Tirlemont
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de
officie¨le doctrine als het ware, van de huidige regering
met betrekking tot de illegalen luidt dat het een twee-
sporenbeleid is : enerzijds regularisatie waar het mogelijk
is en anderzijds uitwijzing waar het moet.
Dat dit niet altijd het geval is, mijnheer de minister, bleek
uit uw antwoord op een van mijn vragen, enkele weken
geleden, in plenaire vergadering en waarbij u bevestigde
dat uitgewezen Slowaken zich inmiddels al terug in Gent
bevonden.
Welnu, het probleem dat zich thans voordoet is een
beetje van dezelfde aard, maar dan jammer genoeg in
grotere proporties. Ongeveer 150 illegalen, meestal
Slowaken of Bulgaren, die verbleven in Gent of in Tienen,
werden aangeschreven met het verzoek vrijwillig het land
te verlaten en gewaarschuwd dat indien zulks niet ge-
beurde, zij zouden worden uitgewezen.
Uit wat wij konden vernemen via de plaatselijk pers blijkt
dat momenteel een deel van de Slowaken op de aanma-
ning reageerden, maar dat de Bulgaren - een honderdtal
gezinnen - niet reageerden. Integendeel, via verschil-
lende wegen zouden zij het signaal hebben gegeven dat
zij zouden onderduiken en zich definitief in de illegaliteit
zouden vestigen.
Mijnheer de minister, wat zal er dan gebeuren ? Immers,
indien betrokkenen niet alleen niet reageren, maar bo-
vendien bewust de illegaliteit gaan invluchten, dan wordt
het ongetwijfeld een hectische taak om deze personen
terug te vinden en uit te wijzen.
Terloops, mijnheer de minister, wens ik uw aandacht nog
te vestigen op het feit dat een belangrijk aantal Slowaken
eveneens als het ware in het verzet zullen gaan, vermits
een honderdzestigtal onder hen zich klaarmaken om -
wat men eufemistisch noemt - gebruik te maken van het
kerkasiel. Op dat vlak zullen er ook problemen ontstaan,
want ook zij zullen bewust kiezen voor de illegaliteit en
verdwijnen.
Minister Antoine Duquesne : Mijnheer de voorzitter,
collega's, ik heb nog geen definitieve cijfers voor de
Bulgaarse en de Slowaakse vreemdelingen die zich
hebben ingeschreven in een programma voor vrijwillige
terugkeer. Nu reeds kan men bevestigen dat een groot
aantal onder hen voor dit alternatief hebben gekozen in
plaats van te wachten op een gedwongen uitwijzing.
In dat verband vind ik het onaanvaardbaar dat bepaalde
personen en organisaties sommige illegalen, meer be-
paald Bulgaren, aansporen tot verzet en hen ontmoedi-
gen om in te treden in dit programma voor vrijwillige
terugkeer.
Ik blijf vastbesloten om deze operatie voort te zetten,
ongeacht wat er gebeurt. Dit betekent dat personen die
niet zijn ingeschreven in een programma voor vrijwillige
terugkeer zullen worden uitgewezen, indien nodig met
dwang.
Tot slot kan ik zeggen dat de afgelopen weken geen
nieuwe migratiestroom werd vastgesteld in Gent en
Tienen.
Wat uw laatste opmerking betreft : als minister van
Binnenlandse Zaken weet ik dat er elke dag nieuwe
problemen rijzen.
30
HA 50
COM 211
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De voorzitter : Mijnheer Van den Eynde, misschien helpt
het als u het probleem ook aan de bisschoppen voorlegt.
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Wij
zullen dat doen, maar wij kunnen hem geen parlemen-
taire vragen stellen.
Ik dank de minister voor zijn antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 18.50 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 18.50 heures.
HA 50
COM 211
31
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000