B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR HET
B
EDRIJFSLEVEN
,
HET
W
ETENSCHAPSBELEID
,
HET
O
NDERWIJS
,
DE
N
ATIONALE WETENSCHAPPELIJKE
EN CULTURELE INSTELLINGEN
,
DE
M
IDDENSTAND
EN DE
L
ANDBOUW
COMMISSION DE L
'E
CONOMIE
,
DE LA
P
OLITIQUE SCIENTIFIQUE
,
DE L
'E
DUCATION
,
DES
I
NSTITUTIONS SCIENTIFIQUES
ET CULTURELLES NATIONALES
,
DES
C
LASSES MOYENNES
ET DE L
'A
GRICULTURE
VAN
DU
24-05-2000
24-05-2000
HA 50
COM 209
HA 50
COM 209
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 209
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Woensdag 24 mei 2000
COMMISSIE
VOOR
HET
BEDRIJFSLEVEN,
HET
WETENSCHAPSBELEID,
HET
ONDERWIJS,
DE
NATIONALE WETENSCHAPPELIJKE EN CULTURELE
INSTELLINGEN,
DE
MIDDENSTAND
EN
DE
LANDBOUW - COM 209
Mondelinge vraag van de heer Thierry Giet aan de minis-
ter van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, belast
met het Grootstedenbeleid, over
de facturatie van
bepaalde bankdiensten
(nr. 1858)
5
sprekers : Thierry Giet, Charles Picque´, minister van
Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, belast met
het Grootstedenbeleid
Mondelinge vraag van mevrouw Frieda Brepoels aan de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek,
belast met het Grootstedenbeleid, over
de sensibilise-
ringsactie van de bevolking voor internet
(nr. 1914)
6
sprekers : Frieda Brepoels, voorzitter van de VU&ID-
fractie, Charles Picque´, minister van Economie en
Wetenschappelijk Onderzoek, belast met het Grootste-
denbeleid
Mondelinge vraag van mevrouw Simonne Creyf aan de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek,
belast met het Grootstedenbeleid, over
de omzetting van
de Europese octrooirichtlijn in Belgisch recht
(nr. 1895)
9
sprekers : Simonne Creyf, Charles Picque´, minister
van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, belast
met het Grootstedenbeleid
Mondelinge vraag van mevrouw Magda De Meyer aan de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek,
belast met het Grootstedenbeleid, over
de uitbetaling van
de bruggepensioneerden van de Boelwerf (Temse)
(nr. 1934)
10
sprekers : Magda De Meyer, Charles Picque´, minister
van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, belast
met het Grootstedenbeleid
Schorsing
11
Samengevoegde mondelinge vragen van mevrouw Frieda
Brepoels en de heer Yves Leterme aan de minister van
Landbouw en Middenstand over
de financiering van het
dioxinefonds
(nrs. 1800 en 1901)
11
sprekers : Frieda Brepoels, voorzitter van de VU&ID-
fractie, Yves Leterme, Jaak Gabriels, minister van
Landbouw en Middenstand
Sommaire
Mercredi 24 mai 2000
COMMISSION DE L'E
´ CONOMIE, DE LA POLITIQUE
SCIENTIFIQUE, DE L'E
´ DUCATION, DES INSTITUTIONS
SCIENTIFIQUES
ET
CULTURELLES
NATIONALES,
DES CLASSES MOYENNES ET DE L'AGRICULTURE
COM 209
Question orale de M. Thierry Giet au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique, charge´ de la
Politique des grandes villes, sur
la facturation de certains
services bancaires
(n° 1858)
5
orateurs : Thierry Giet, Charles Picque´, ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique, charge´ de la
Politique des grandes villes
Question orale de Mme Frieda Brepoels au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique, charge´ de la
Politique des grandes villes, sur
l'action de sensibilisation
relative a` Internet aupre`s de la population
(n° 1914)
6
orateurs : Frieda Brepoels, pre´sidente du groupe
VU&ID, Charles Picque´, ministre de l'Economie et de
la Recherche scientifique, charge´ de la Politique des
grandes villes
Question orale de Mme Simonne Creyf au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique, charge´ de la
Politique des grandes villes, sur
la transposition en droit
belge de la directive europe´enne sur les brevets
(n° 1895)
9
orateurs : Simonne Creyf, Charles Picque´, ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique, charge´ de la
Politique des grandes villes
Question orale de Mme Magda De Meyer au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique, charge´ de la
Politique des grandes villes, sur
le paiement des indem-
nite´s en faveur des pre´pensionne´s de Boelwerf (Temse)
(n° 1934)
10
orateurs : Magda De Meyer, Charles Picque´, ministre
de l'Economie et de la Recherche scientifique, charge´
de la Politique des grandes villes
Suspension
11
Questions orales jointes de Mme Frieda Brepoels et
M. Yves Leterme au ministre de l'Agriculture et des
Classes moyennes sur
le financement du fonds 'dioxine'
(n
os
1800 et 1901)
11
orateurs : Frieda Brepoels, pre´sidente du groupe
VU&ID, Yves Leterme, Jaak Gabriels, ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes
HA 50
COM 209
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van de heer Jean-Pierre Viseur aan de
minister van Landbouw en Middenstand over
de toelatin-
gen voor transgene culturen
(nr. 1805)
15
sprekers : Jean-Pierre Viseur, Jaak Gabriels, minister
van Landbouw en Middenstand
Mondelinge vraag van de heer Peter Vanhoutte aan de
minister van Landbouw en Middenstand over
de arseen-
vervuiling in Reppel
(nr. 1860)
18
sprekers : Peter Vanhoutte, Jaak Gabriels, minister
van Landbouw en Middenstand
Question orale de M. Jean-Pierre Viseur au ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes sur
les autorisa-
tions de cultures transge´niques
(n° 1805)
15
orateurs : Jean-Pierre Viseur, Jaak Gabriels, ministre
de l'Agriculture et des Classes moyennes
Question orale de M. Peter Vanhoutte au ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes sur
la pollution a`
l'arsenic a` Reppel
(n° 1860)
18
orateurs : Peter Vanhoutte, Jaak Gabriels, ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes
4
HA 50
COM 209
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE L'E´CONOMIE,
DE LA POLITIQUE SCIENTIFIQUE,
DE L'E´DUCATION, DES INSTITUTIONS
SCIENTIFIQUES ET CULTURELLES
NATIONALES, DES CLASSES MOYENNES
ET DE L'AGRICULTURE
COMMISSIE VOOR HET BEDRIJFSLEVEN,
HET WETENSCHAPSBELEID,
HET ONDERWIJS, DE NATIONALE
WETENSCHAPPELIJKE EN CULTURELE
INSTELLINGEN, DE MIDDENSTAND
EN DE LANDBOUW
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MERCREDI 24 MAI 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
WOENSDAG 24 MEI 2000
De vergadering wordt geopend om 13.45 uur door de
heer Jos Ansoms, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 13.45 heures par M. Jos
Ansoms
, pre´sident.
Question orale de M. Thierry Giet au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique, charge´
de la Politique des grandes villes, sur
la facturation
de certains services bancaires
(n° 1858)</b>
Mondelinge vraag van de heer Thierry Giet aan de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onder-
zoek, belast met het Grootstedenbeleid, over
de
facturatie van bepaalde bankdiensten
(nr. 1858)
M. Thierry Giet (PS) : Monsieur le pre´sident, monsieur le
ministre, chers colle`gues, les services bancaires ont
connu une forte e´volution au cours de ces dix dernie`res
anne´es. On a ainsi vu apparai^tre le self-banking qui,
pre´sente´ sous la forme d'une facilite´ offerte aux clients,
contraint en fait ces derniers a` effectuer des travaux
d'encodage jusqu'alors assure´s par les banques. Bien
entendu, cette tendance s'est accompagne´e d'une tarifi-
cation des actes bancaires encore effectue´s au guichet,
lesquels e´taient auparavant gratuits. Et c'est a` ce sujet
que je voudrais plus particulie`rement attirer votre atten-
tion.
En effet, une banque a unilate´ralement de´cide´ de factu-
rer les de´po^ts de monnaie me´tallique ope´re´s par les
clients aupre`s de ses agences. Ainsi, ceux-ci se voient
de´biter de 150 francs ou en tout cas re´clamer 150 francs
pour tout de´po^t de sacs de pie`ces et ce, que ledit de´po^t
soit effectue´ a` titre prive´ ou professionnel. Si l'on peut
comprendre qu'une tarification soit applique´e dans le cas
de de´po^ts fre´quents et conse´quents et notamment ceux
ope´re´s dans un cadre professionnel, la facturation des
de´po^ts prive´s me semble inacceptable. Elle s'inscrit dans
la logique que je viens d'e´voquer et qui consiste a` e´largir
la gamme des actes bancaires soumis a` facturation. La
tarification des retraits effectue´s aupre`s des guichets
nous apparaissait de´ja` comme hautement contestable
mais que dire alors de l'application d'une telle mesure
visant maintenant les de´po^ts de monnaie me´tallique,
laquelle, sauf erreur de ma part, a encore cours le´gal en
Belqique.
Puis-je vous dire, monsieur le ministre, ma profonde
indignation lorsque je constate que par conse´quent, en
vertu de cette pratique nouvelle, les tirelires des enfants,
pour dire les choses clairement, ne sont plus accepte´es
par les banques que moyennant retrait d'une somme de
150 francs, non pas par contenu de la tirelire mais par
sachet de monnaie.
Ainsi donc, si en tant que citoyen responsable et en tant
que parent responsable, vous souhaitez inculquer a` vos
enfants la valeur de pre´voyance qui se traduit e´conomi-
quement par l'e´pargne, si qui plus est, vous profitez de
cet enseignement pour le valoriser par l'apprentissage
des chiffres et du calcul, si vous de´posez par conse´quent
un sachet pour les pie`ces de cinquante francs - excusez-
moi d'e^tre aussi trivial et aussi pratique mais c'est la` le
proble`me qui est pose´ -, un sachet avec les pie`ces de
vingt francs, un sachet avec les pie`ces de cinq francs, un
sachet avec les pie`ces d'un franc, vous laissez donc a` la
banque six cents francs sur le montant de la tirelire,
puisqu'il y aura quatre sachets. C'est une pratique que je
trouve inadmissible en l'an 2000 en Belgique et par
conse´quent, ma question est double.
HA 50
COM 209
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Thierry Giet
Est-ce qu'actuellement, vous conside´rez que ces prati-
ques sont le´gales ?
Et en admettant qu'elles le soient, ce qui serait quand
me^me un comble, comptez-vous, en votre qualite´ de
ministre, prendre des mesures susceptibles de re´tablir la
gratuite´ de telles prestations ? Celles-ci, je le re´pe`te,
touchent ve´ritablement a` la vie quotidienne de nombreux
citoyens et d'enfants en particulier, lesquels font en outre
l'objet ou pluto^t sont l'objet de publicite´s abondantes de
la part notamment de cette banque pour y ouvrir des
comptes qui sont agre´mente´s de multiples cadeaux,
journaux largement colorie´s, etc.
M. Charles Picque´, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, je m'e´tonne que M. Giet, qui connai^t
bien la logique inspirant le fonctionnement des banques,
puisse s'e´tonner de ce genre d'attitude. Je comprends
qu'il s'en indigne mais, pour ma part, je n'en suis pas
tellement surpris.
Les banques justifient une facturation des de´po^ts en
monnaie a` cause du traitement manuel qu'ils ne´cessi-
tent. A ma connaissance, il existe pourtant des machines
qui assurent le comptage des pie`ces. Malgre´ tout, c'est
l'un des arguments qui sont avance´s.
Certaines banques re´clament donc une facturation pour
ces services. Dans votre question, vous parliez d'une
banque qui pratique de cette manie`re. Il faut savoir, par
ailleurs, que les tarifs des services bancaires sont fixe´s
librement depuis 1993. Je crois cependant que nous
devons rester attentifs a` la transparence des prix. Une
nouvelle re´glementation, entre´e en vigueur en 1998,
impose que les tarifs soient repris dans les prospectus
remis aux consommateurs. Il est donc important, dans la
situation que vous e´voquiez, que l'information soit clai-
rement indique´e afin que l'on puisse comparer les diffe´-
rentes tarifications impose´es par les banques.
A mon avis, il serait difficile d'agir sur un service en
particulier, a` savoir la facturation des pie`ces de monnaie.
Cela e´tant dit, je sais qu'une ne´gociation est en cours a`
ce sujet. Elle est toutefois limite´e entre les banques et les
professionnels et concerne le passage a` l'euro.
Je pense en tout cas que s'il fallait agir sur un service
pre´cis, nous serions en contradiction avec la liberte´ des
banques de tarifier les services bancaires. Je puis vous
affirmer que cette pratique n'est pas courante. Je verrai si
une initiative peut e^tre prise. Toutefois, il me semble
difficile d'envisager une mesure contraignante. Je ne vois
pas pourquoi cette prestation serait gratuite pluto^t qu'une
autre. Je crois qu'une publicite´ doit e^tre donne´e aux
banques qui pratiquent de cette manie`re. Elles sont
d'ailleurs oblige´es de faire connai^tre leurs pratiques
puisque celles-ci doivent figurer dans les prospectus
destine´s aux consommateurs.
Tel est l'e´tat de la situation aujourd'hui. Je ne peux pas
vous en dire plus, inde´pendamment des conside´rations
de M. Giet que je partage d'ailleurs.
M. Thierry Giet (PS) : Monsieur le pre´sident, je remercie
le ministre de me tenir au courant des renseignements
qu'il pourra obtenir.
Je crois que la publicite´ des tarifs n'est pas suffisamment
assure´e actuellement. Il faudra donc y veiller.
Je peux en tout cas pre´ciser au ministre que s'il n'est pas
possible de prendre des mesures le´gales a` cet e´gard, je
ferai en sorte de faire la publicite´ de cette pratique que je
conside`re comme inadmissible, sinon au niveau le´gal, en
tout cas sur le principe.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De mondelinge vraag nr. 1863 van de heer Peter Van-
houtte wordt ingetrokken.
Mondelinge vraag van mevrouw Frieda Brepoels aan
de minister van Economie en Wetenschappelijk
Onderzoek, belast met het Grootstedenbeleid, over
de sensibiliseringsactie van de bevolking voor inter-
net
(nr. 1914)
Question orale de Mme Frieda Brepoels au ministre
de l'Economie et de la Recherche scientifique,
charge´ de la Politique des grandes villes, sur
l'action de sensibilisation relative a` Internet aupre`s
de la population
(n° 1914)</b>
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, mijnheer de minister, collega's, de sensibiliserings-
actie van de bevolking voor internet is van start gegaan.
Ongeveer twee maanden geleden maakte uw voorgan-
ger, minister Demotte, samen met zijn collega van Tele-
communicatie, minister Daems, bekend dat zij de boer
zouden opgaan om de bevolking te sensibiliseren om-
trent de voordelen van internet en e-commerce. Naast
deze sensibiliseringsactie wilden zij ook de orie¨ntatienota
over de elektronische handel, die wij via de commissie
mochten ontvangen, toetsen aan de sector. Het was de
bedoeling de mogelijkheden en de gevaren van de
elektronische handel te bespreken op een tiental samen-
komsten met vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven,
consumentenverenigingen en vakbonden. Deze mensen
zouden worden samengebracht door de Kamers van
Koophandel. Als men zich aan de vooropgestelde plan-
ning heeft gehouden, zou een eerste reeks samenkom-
sten zijn afgesloten op 19 mei 2000 te Brussel. Ik vind het
goed dat de regering de sector informeert en zijn visie
vraagt over de orie¨ntatienota. Ik heb in die zin slechts e´e´n
6
HA 50
COM 209
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frieda Brepoels
vraag. Hebt u, mijnheer de minister, al een zicht op de
opmerkingen en de suggesties die door de sector op de
verschillende bijeenkomsten werden geformuleerd ? Het
is immers mogelijk dat die suggesties en opmerkingen tot
een aanpassing van de orie¨ntatienota kunnen leiden.
Behalve de raadpleging van de sector werd ook bekend-
gemaakt dat er een heuse roadshow zou worden opge-
zet in 128 gemeenten, waarbij de bevolking kan kennis-
maken met de voordelen van de moderne technieken. De
voorstellingen van deze show zouden in de loop van de
maand mei en in de eerste week van juni plaatsvinden in
de culturele centra.
Fabrimetal, dat in deze betrokken partij is, heeft naar mijn
mening deze show reeds eerder dit jaar opgezet voor de
specifieke doelgroep van de bedrijven, dus voor de leden
van de Kamers van Koophandel.
Ik wens te onderstrepen dat geen enkel zinnig mens, ook
ik niet, de noodzaak zal betwisten van initiatieven die de
nieuwe media zo toegankelijk mogelijk willen maken voor
een zo groot mogelijk publiek. Wel vraag ik mij af of dit
wel een opdracht is van de federale overheid. Vorming en
opleiding behoren immers tot de bevoegdheid van de
gemeenschappen. Ik kan me voorstellen dat u in het
verlengde van de consultatie van de sector hebt geoor-
deeld om samen met Fabrimetal eenzelfde initiatief ten
aanzien van de bevolking te nemen. Mijn vraag is of u
dienaangaande overleg hebt gepleegd met de gemeen-
schappen om na te gaan in welke mate zij daarin zouden
kunnen worden betrokken. Zoals ik reeds aanhaalde zou
Fabrimetal ook het concept en de promotie voor de
shows verzorgen. Ik meen te hebben gelezen dat de
federale overheid de rest van de kosten zou dragen. Wat
wordt hiermee concreet bedoeld ? Welke kosten worden
door de federale overheid gedragen ? Werd dit initiatief
door particuliere bedrijven of door anderen gesponsord ?
Ik begrijp dat Belgacom op die avonden de exclusiviteit
heeft voor het verspreiden van materiaal zoals CD-roms.
Andere operatoren en internetproviders klagen hierover.
Dat lijkt me ook logisch in een markt die zich in een
proces van liberalisering bevindt.
Ik vraag dan ook of er een aanbesteding is gebeurd
volgens de wettelijke regels en welke internetproviders
en telecombedrijven hieraan hebben deelgenomen. Ik
heb verder gehoord dat er een gids zou worden uitgege-
ven ter gelegenheid van deze show. Indien dat zo is,
werd die door de overheid betaald ? Wat is de kostprijs
daarvan ? Tot hier mijn vragen, mijnheer de voorzitter.
Minister
Charles
Picque´ :
Mijnheer
de
voorzitter,
collega's, deze campagne betreft een stuk geschiedenis-
vorming. Het is een informatie- en sensibiliseringscam-
pagne voor de bevolking en de KMO's. We moeten een
onderscheid tussen de beide maken. Deze roadshow is
een succes. Op 18 dagen werden 32 000 personen
bereikt. Dat is toch verbazingwekkend en indrukwek-
kend.
Dit succes toont aan dat er een ree¨le behoefte bestaat
wat dit onderwerp betreft. Het bereikte publiek bestaat
vooral uit mensen van gevorderde leeftijd, die in hun
werkomgeving niet met internet geconfronteerd worden.
Er waren gepensioneerden, huismoeders, mensen met
opgroeiende kinderen die wel reeds met internet ver-
trouwd zijn. Het is duidelijk dat er vanuit de deelnemers
een vraag bestaat naar verdere vorming op dit vlak tegen
redelijke prijzen. In de ogen van die mensen staat de
overheid borg voor het leveren van goed werk tegen
democratische prijzen.
Er werd contact opgenomen met de gemeenschappen
om de roadshow ook voor de scholen te kunnen organi-
seren. Tot nu toe heeft alleen de Franstalige Gemeen-
schap gereageerd. Na een evaluatie van de huidige
campagne zal er mogelijk een vervolg worden overwo-
gen, in samenwerking met de federale minister van
Economie en de ministers van Onderwijs en Economie
van de gemeenschappen en gewesten. Zo kan men een
programma opstellen dat verder gaat dan de huidige
informatiecampagne.
Voor de vragen over het budget heb ik een lijst bij van
uitgaven. Het is te ingewikkeld om de details van die lijst
voor te lezen en alle cijfers vermelden zou wat te lang
duren. De gegevens zijn te uwer beschikking.
Ik denk dat het belangrijk is te zeggen dat Fabrimetal ook
financieel in de campagne tussenkomt, onder andere
voor de promotiekosten via de media. Fabrimetal heeft
de promotiekosten ten bedrage van ongeveer 6 miljoen
Belgische frank ten laste genomen. Al deze cijfers zijn te
uwer beschikking.
Ik wil eraan toevoegen dat een internetgids werd uitge-
deeld die werd opgesteld door het departement van
Economische Zaken in samenwerking met het Centre de
Recherche Informatique et de Droit van de faculte´ uni-
versitaire Notre-Dame van Namen.
Deze gids werd in 52 000 exemplaren gedrukt, de helft in
het Nederlands, de helft in het Frans. De kostprijs van het
drukken bedraagt 1 100 000 Belgische frank. De gids
wordt gratis bezorgd aan de toeschouwers op de road-
show en na schriftelijke aanvraag bij het ministerie van
Economische Zaken.
We moeten in de loop van de maand juni een globale en
definitieve balans van de hele roadshow opmaken. Er
werden door het ministerie van Economische Zaken
geen sponsoringscontracten afgesloten, de samenwer-
king
met
Fabrimetal
uitgezonderd.
Na
een
HA 50
COM 209
7
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Charles Picque´
onderhandelingsprocedure conform het artikel 17 van de
reglementering op de overheidsopdrachten werd een
overeenkomst gesloten met Belgacom, die op elke loca-
tie waar de internetpresentatie doorgaat gratis 5 internet-
lijnen aanlegt in ruil voor de exclusiviteit tijdens de
roadshow. De orie¨ntatienota over de elektronische han-
del, door de heer Demotte op de Ministerraad neerge-
legd, zal met de betrokken sectoren worden besproken.
De eerste roadshow zal plaatsvinden op 29 mei 2000 te
Brussel en niet op 19 mei 2000. Dat was een vergissing.
De tweede roadshow zal op 13 juni 2000 plaatsvinden in
Vlaanderen en de derde op 20 juni 2000 in Wallonie¨.
Mijnheer de voorzitter, het verheugt mij vast te stellen dat
de roadshow een groot succes kent. Ik denk dat wij
moeten overwegen om verder te gaan omdat wij veel
nieuwe aanvragen hebben teweeggebracht. De houding
en de vraag van vele bezoekers van de roadshow betreft
een interesse in bijkomende informatie en vorming. Ik
denk dat die informatie belangrijk is. Fabrimetal en
andere ondernemingen beseffen immers dat wij in Belgie¨
met een gebrek aan specialisten te kampen hebben. Er is
een leemte op dat gebied en ik denk dat de roadshow tot
een sensibilisering van de bevolking kan bijdragen.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, ik wil de minister bedanken voor zijn toelichting. Ik
hoop dat wij de gedetailleerde berekening van de minis-
ter kunnen ontvangen.
De minister zegt dat dit eerste initiatief geen vorming
betreft. Daarin ga ik met de minister akkoord omdat men
mensen van gevorderde leeftijd of mensen die niet
buitenhuis werken op een praktische manier in contact
kan brengen met de internetproblematiek. Maar het gaat
slechts om een eerste kennismaking van een half uurtje
en daar blijft het bij. U zegt dat de vraag van de
deelnemers bestaat om in verdere vorming te voorzien
tegen democratische prijzen. Mijnheer de minister, ik wil
erop aandringen dat u aan de gemeenschappen vraagt
om in verdere vorming te voorzien. Ik ben ervan over-
tuigd dat men met de lokale besturen, vooral de gemeen-
tebesturen en in iets mindere mate de provincies, tot
grotere resultaten en doorgedreven acties kan komen
door een samenwerking met verenigingen en organisa-
ties van senioren of andere doelgroepen die reeds een
dergelijke vorming organiseren.
Ik vind het niet goed dat het federale beleidsniveau
doorgaat met dit initiatief.
Mijnheer de minister, u zegt dat er contacten werden
gelegd met de gemeenschappen om hetzelfde pro-
gramma in de scholen te brengen. Ik weet niet wat er
terzake in de Franstalige Gemeenschap reeds gebeurt.
De Vlaamse regering doet reeds jaren inspanningen om
de nieuwe media en de informatisering in de scholen te
introduceren. De scholen hebben, mijns inziens, niet zo'n
behoefte aan dit soort begeleiding, de ruime bevolking
daarentegen wel.
U vermeldt een kostprijs van 12 miljoen frank voor de
verzending van de 3 miljoen brieven in 128 gemeenten.
U vermeldt eveneens de kostprijs voor het huren van
materiaal en de locaties waar de initiatiecursus wordt
gegeven. Het prijskaartje is hoog. Mijnheer de minister, ik
beklemtoon opnieuw dat u de kostprijs had kunnen
drukken als u had samengewerkt met de lokale besturen.
De lokale besturen zijn immers bereid dergelijke cursus-
sen voor de betrokken inwoners te organiseren.
Mijnheer de minister, u verwijst naar artikel 17 van het
reglement op de overheidsopdrachten. De overeenkomst
met Belgacom is gebaseerd op dit artikel. Ik meen te
mogen besluiten dat er geen andere internetproviders of
telecombedrijven hebben kunnen deelnemen. Dit bete-
kent dat Belgacom op basis van de wet op de overheid-
sopdrachten een exclusiviteitscontract heeft gekregen.
Minister
Charles
Picque´ :
Mijnheer
de
voorzitter,
collega's, we moeten volgens mij in overleg met de
gemeenschappen doorgaan met initiatieven op het ge-
touw te zetten die aangepast zijn aan bepaalde doelgroe-
pen. Ik betreur dat de bevoegde Vlaamse minister niet is
ingegaan op onze vraag.
Wat Belgacom betreft, kan ik meedelen dat Belgacom als
enige op ons voorstel is ingegaan. We hebben andere
telecombedrijven aangeschreven. Alleen Belgacom was
gei¨nteresseerd in ons initiatief.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter : Collega's, ik wil er nog even op wijzen dat
een mondelinge vraag in totaal slechts vijf minuten mag
duren. Mevrouw Brepoels, u had weer bijna een kwartier
nodig voor de vraag en het antwoord. We moeten
proberen het Reglement te respecteren.
Mevrouw Creyf, probeer hiermee rekening te houden en
geef het goede voorbeeld. Mijnheer de minister, u bent
een van de betere ministers op dat vlak. U antwoordt kort
en correct.
Mondelinge vraag van mevrouw Simonne Creyf aan
de minister van Economie en Wetenschappelijk On-
derzoek, belast met het Grootstedenbeleid, over
de
omzetting van de Europese octrooirichtlijn in Bel-
gisch recht
(nr. 1895)
8
HA 50
COM 209
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Question orale de Mme Simonne Creyf au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique, charge´
de la Politique des grandes villes, sur
la transposi-
tion en droit belge de la directive europe´enne sur les
brevets
(n° 1895)</b>
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, het heeft een hele tijd
geduurd voor de Europese octrooirichtlijn in verband met
octrooien op biotechnologische uitvindingen is totstand-
gekomen. De discussie heeft zo'n tien jaar aangesleept.
In 1998 werd de discussie uiteindelijk beslecht, na lang-
durige debatten en een krachtmeting tussen de Commis-
sie, de Raad en het parlement. Nu moet deze richtlijn
worden omgezet in Belgisch recht. Het lijkt er de laatste
tijd op dat men deze steriele krachtmeting in Belgie¨ wil
overdoen. In de richtlijn is een toetsing van de uitvinding
aan de ethiek opgenomen. Er wordt onder meer verwe-
zen naar de openbare orde en de goede zeden. De
mogelijkheid van een ethische toets is dus vervat in de
Europese richtlijn. Artikel 6.2 van de richtlijn bepaalt dat
enkele types van uitvindingen niet octrooieerbaar zijn.
Het gaat om vier types. Dat betekent niet dat deze
toepassingen als zodanig ethisch onverantwoord zijn.
Intussen werd ook het advies gevraagd van het Raadge-
vend Comite´ voor bio-ethiek. Op 12 januari 2000 werd dit
advies geformuleerd. Dit stelt dat het in principe niet
onethisch is om een octrooi te verlenen aan uitvindingen
die gebruikmaken van biologisch materiaal met inbegrip
van elementen van menselijke oorsprong. Ten tweede,
heeft het Raadgevend Comite´ gesteld dat twee principes
in elk geval in acht zouden moeten worden genomen,
namelijk het niet-commercieel karakter van het menselijk
lichaam en het goed gei¨nformeerd zijn alsmede de
instemming van de betrokkene. Het comite´ heeft in het
advies van 12 januari 2000 ook fors kritiek geleverd op
het voorontwerp van wet dat indertijd door voormalig
minister van Economie Di Rupo werd ingediend. In het
advies werden tevens een aantal amendementen voor-
gesteld. Intussen kregen we een andere minister van
Economie, de heer Demotte. Hij heeft het initiatief geno-
men om een colloquium te organiseren waarbij ook
andere collega's aanwezig waren. Aan het eind van het
colloquium heeft minister Demotte voor de vuist weg een
aantal conclusies geformuleerd. Sedertdien werd er geen
vooruitgang geboekt. De omzetting van de richtlijn in
Belgisch recht moet nochtans gebeuren voor 30 juli
2000. Ik besef wel dat dit een omstreden richtlijn is.
Mijnheer de minister, welke conclusies heeft de regering
getrokken naar aanleiding van het colloquium ? Wanneer
zal de regering het wetsontwerp tot omzetting van de
Europese richtlijn indienen bij het parlement ? Is de
regering van plan rekening te houden met het advies van
het Raadgevend Comite´ voor bio-ethiek en de amende-
menten die hierin werden geformuleerd ?
Minister
Charles
Picque´ :
Mijnheer
de
voorzitter,
collega's, als gevolg van het colloquium van februari heb
ik besloten een reeks consultaties te lanceren van de
milieus die betrokken zijn bij de problematiek die ontstaat
door de omzetting van de Europese richtlijn over de
juridische bescherming van technologische uitvindingen.
Over het principe zelf van het octrooieerbaar zijn nam het
Belgisch Comite´ voor de bio-ethiek in zijn advies van
februari 1998 een ondubbelzinnige houding aan. Als
eerste principe werd verklaard dat het a priori niet in strijd
is met de ethiek een octrooi toe te kennen aan uitvindin-
gen die biologisch materiaal impliceren, elementen van
menselijke origine incluis.
Het Comite´ voor de bio-ethiek heeft echter terecht aan-
bevolen dat andere principes de voorwaarden zouden
bepalen waaronder de octrooieerbaarheid van ontdek-
kingen van elementen van menselijke origine aanvaard-
baar is. Deze vraag werd door de richtlijn van juli 1999
essentieel op een technische en economische manier
benaderd. Men had geen enkel openbaar debat georga-
niseerd en men was nooit ingegaan op talrijke ethische
aspecten van de problematiek.
Dit is de reden waarom men het niet in overweging kon
nemen een wetsontwerp aan de Ministerraad voor te
leggen alvorens men een groot colloquium over deze
vraag had kunnen organiseren en de betrokken milieus
had geraadpleegd. Het is van belang om in het kader van
het omzettingsproces van deze richtlijn de ethische as-
pecten die op het spel staan niet uit het oog te verliezen.
Daarom is het belangrijk erover te waken dat drie funda-
mentele principes worden gerespecteerd bij de omzetting
van de richtlijn in Belgisch recht. Ten eerste, het mense-
lijke lichaam moet als niet-patrimoniaal worden be-
schouwd. Ten tweede, het principe van de vrijwillige en
goed gei¨nformeerde toestemming van de donor van
biologisch materiaal. Ten derde, het verbod op het bepa-
len van een octrooi voor de ontdekking of de identificatie
van e´e´n gen of een serie van dit gen. Ik ben van plan om
na bee¨indiging van de consultaties van de bij de proble-
matiek betrokken milieus en actoren voor de ERFS een
wetsontwerp aan de Ministerraad voor te leggen.
Om op het colloquium van februari terug te komen, zou ik
nog willen zeggen dat er essentie¨le resultaten werden
bereikt op het vlak van de bio-piraterij en het onderscheid
tussen ontdekking en uitvinding. Wij zullen met beide
opmerkingen rekening houden bij het omzetten van de
Europese richtlijn.
Wat het advies van het Comite´ voor de bio-ethiek betreft,
onthouden wij onder andere het principe volgens hetwelk
de persoon die het voorwerp is van een experiment
HA 50
COM 209
9
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Charles Picque´
volledig zal moeten worden ingelicht over het gebruik dat
men zal maken van de resultaten van het experiment.
Voor het overige zal men verwijzen naar het niet-
patrimoniale karakter van het lichaam van de mens.
Ik herhaal dat wij van plan zijn een nieuw colloquium te
organiseren. Dit zal noodzakelijk zijn vooraleer wij
nieuwe initiatieven nemen.
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mijnheer de minister,
ik dank u voor uw antwoord dat tegemoetkomt aan de
zorgen die ik errond had.
Het colloquium dat georganiseerd werd door minister
Demotte, werd vrij laat georganiseerd. Gezien de aan-
wezigen, kan ik dit niet beschouwen als communicatie
met het brede publiek. Als u opnieuw denkt aan een
colloquium, moet het tijdig zijn en garant kunnen staan
voor communicatie met het brede publiek.
Ik begrijp dat u de Europese richtlijn wil omzetten en daar
ben ik tevreden mee. We moeten uit de steriele kracht-
meting raken tussen believers en non-believers. Via een
goed gedragen wetsontwerp moeten we zorgen dat heel
de problematiek van de bio-technologie en van het
octrooieren van bio-technologische uitvindingen kan wor-
den ontdaan van zijn demonisch karakter.
Ik begrijp ook dat u rekening zult houden met het advies
van het Raadgevend Comite´ voor bio-ethiek.
Mijnheer de voorzitter, ik ben tevreden met het antwoord
van de minister.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Magda De Meyer aan
de minister van Economie en Wetenschappelijk On-
derzoek, belast met het Grootstedenbeleid, over
de
uitbetaling van de bruggepensioneerden van de
Boelwerf (Temse)
(nr. 1934)
Question orale de Mme Magda De Meyer au ministre
de l'Economie et de la Recherche scientifique,
charge´ de la Politique des grandes villes, sur
le
paiement des indemnite´s en faveur des pre´pen-
sionne´s de Boelwerf (Temse)
(n° 1934)</b>
Mevrouw Magda De Meyer (SP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, in de recente heisa rond
de scheepskredieten en de commissievergaderingen die
daarover aan de gang zijn in het Vlaams Parlement,
vergeet men soms de mensen die destijds het meest
gedupeerd zijn geweest door de herstructurering van de
Boelwerf en het latere faillissement.
Mijn vraag handelt over een deel van de ex-werknemers
van Boelwerf die bij de herstructurering van de scheeps-
werf in de jaren '86-'88 op vijftig jaar op brugpensioen
werden
gesteld.
Zoals
vastgelegd
in
de
herstructurerings-CAO hadden zij volgens het sociaal
begeleidingsplan recht op een aanvullende vergoeding.
In 1993 werd het uitbetalen van die afgesproken en
bedongen aanvullende vergoeding plots stopgezet we-
gens een tekort in de sociale enveloppe. Deze onrecht-
vaardige toestand werd uiteraard door de vakbonden
uitgebreid aangeklaagd, maar er kwam geen schot in de
zaak.
Na jaren onderhandelen en procederen zou nu naar
verluidt een oplossing kunnen worden gevonden door het
samenvoegen van bestaande overschotten uit andere
sociale enveloppes. Op die manier krijgen de ex-
Boelwerf-werknemers uiteindelijk waar ze absoluut meer
dan recht op hadden en hebben.
Voor het samenvoegen van deze restenveloppes blijkt
echter toestemming nodig te zijn van de minister. Mijn-
heer de minister, overweegt u om gevolg te geven aan de
gerechtvaardigde eis van de bruggepensioneerden van
Boelwerf ? Zijn er nog obstakels die de verdere afhan-
deling van het dossier in de weg staan ? Hoeveel be-
draagt de globale achterstand ? Hoeveel betekent dit per
persoon ? Indien uw beslissing positief zou zijn, wat
impliceert dit dan voor de uitbetaling van de betrokken
mensen ?
Minister
Charles
Picque´ :
Mijnheer
de
voorzitter,
collega's, ik heb de voorzitter van de VZW Sociale Fonds
voor de Scheepsbouw de opdracht gegeven om de
nodige stappen te doen die moeten leiden tot een
volledige uitvoering van het vonnis van de rechtbank van
Dendermonde van mei 1999. De Ministerraad moet zich
allereerst akkoord verklaren met de aanrekening van de
overschrijving van de Boelwerf-enveloppe op de saldi
van de andere scheepsbouwenveloppes beheerd door
het Sociaal Fonds. Ter informatie deel ik u mee dat deze
overschrijving wordt geraamd op maximum 18 miljoen.
Na de uitvoering van alle verplichtingen van de betrokken
sociale fondsen, onder meer de verdeling van de
Boelwerf-enveloppe, zal een uiteindelijk saldo van min of
meer 36 miljoen overblijven. Na akkoord van de Minis-
terraad zal de VZW aan de betrokken werknemers een
dading voorstellen, waarbij elke betrokkene een indivi-
duele afrekening ontvangt van de verschuldigde bedra-
gen, interesten incluis. Elkeen zal zijn afrekening voor
akkoord dienen te ondertekenen en ermee instemmen
dat hij of zij afziet van verdere gerechtelijke stappen
tegen de VZW of de Staat in deze kwestie.
De globale achterstand werd berekend op ongeveer
89 miljoen, interesten inbegrepen. Het betreft ongeveer
500 rechthebbenden of een gemiddelde van 170 000
10
HA 50
COM 209
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Charles Picque´
frank per persoon. Dit gemiddelde dient nochtans te
worden genuanceerd. Sommige rechthebbenden zitten
momenteel nog in het systeem, terwijl anderen reeds de
pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt.
Ik vestig er de aandacht op dat de betalingen zullen
worden verricht door de VZW Sociaal Fonds voor de
Scheepsbouw en niet door de overheid. De betalingster-
mijn zal afhangen van de ondertekening van de overeen
te komen dading door alle betrokken rechthebbenden. Ik
veronderstel dat alles in de komende maanden zal
worden geregeld; over een precieze datum spreek ik mij
liever niet uit.
Mevrouw Magda De Meyer (SP) : Mijnheer de minister,
wanneer was u van plan het dossier bij de Ministerraad in
te dienen ?
Bovendien had u het over een achterstand in de betalin-
gen van ongeveer 89 miljoen, inclusief interesten,
waarop de werknemers nog recht hebben. Het beschik-
bare bedrag zou, ondanks de samenvoeging van de
enveloppen, niet zo hoog zijn, of toch ?
Minister Charles Picque´ : Het punt werd nog niet op de
agenda van de Ministerraad geplaatst.
Wat uw vraag betreft of er voldoende middelen voorhan-
den zijn, de enveloppen zullen toereikend zijn.
Mevrouw Magda De Meyer (SP) : Er wordt dus volledig
tegemoetgekomen aan de eisen van de betrokken recht-
hebbenden ?
Minister Charles Picque´ : Alle vergoedingen zijn ge-
waarborgd door de enveloppen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De vergadering is geschorst.
La se´ance est suspendue.
- De vergadering wordt geschorst om 14.31 uur.
- La se´ance est suspendue a` 14.31 heures.
- De vergadering wordt hervat om 15.37 uur.
- La se´ance est reprise a` 15.37 heures.
De vergadering is hervat.
La se´ance est reprise.
Samengevoegde mondelinge vragen van mevrouw
Frieda Brepoels en de heer Yves Leterme aan de
minister van Landbouw en Middenstand over
de
financiering van het dioxinefonds
(nrs. 1800 en
1901)
Questions orales jointes de Mme Frieda Brepoels et
M. Yves Leterme au ministre de l'Agriculture et des
Classes moyennes sur
le financement du fonds
'dioxine'
(n
os
1800 et 1901)
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, mijnheer de minister, collega's, ik heb deze vraag
ingediend de dag nadat u hier in de commissie aan
collega Leterme enkele toelichtingen had gegeven, niet
alleen in verband met de problematiek van het dioxine-
fonds maar ook inzake de opvolging van de dioxinewet.
De dag daarna kregen wij, via de pers, kennis van het
voorstel. Ik wens dan ook een aantal vragen te stellen. Ik
zal mijn vragen aanpassen omdat intussen het ontwerp
van koninklijk besluit in de Ministerraad werd goedge-
keurd.
Het ontwerp van koninklijk besluit zou voorzien in een
verplichte bijdrage van 0,5 procent van de omzet van de
veevoederbedrijven. Degenen die kiezen voor die ver-
plichte regeling kunnen nog voor de inwerkingtreding van
het koninklijk besluit een vrijwillige bijdrage van 0,4 pro-
cent aan het fonds overmaken.
Volgens de berekening zou dat ongeveer 200 miljoen
frank moeten bedragen. Vermeerderd met de bijdragen
uit het Sanitel-fonds en van de Beroepsvereniging van de
mengvoederfabrikanten zou men tot een bedrag van
550 miljoen frank komen. Dat heeft men toch laten
uitschijnen.
Bij de bespreking van de dioxinewet - die door verschei-
dene collega's hier aanwezig werd bijgewoond - stelde
de regeringscommissaris voorop dat het bedrag voor het
fonds tenminste 10 tot 15 procent van het totale
financieringsbedrag moest uitmaken. De ambitie van de
regeringscommissaris was tot een bedrag van 1 miljard
frank te komen.
In eerste instantie moest dit fonds dienen om een deel
van de geleden economische schade te vergoeden,
maar men zou ook middelen vrijmaken voor een imago-
campagne. Dat hebt u toch tijdens de vorige vergadering
gezegd.
Ik heb echter de dioxinewet nog eens nagelezen en
daarin staat uitdrukkelijk dat de Koning aan bepaalde
categoriee¨n van ondernemingen in de landbouwsector
en ook rechtstreekse en onrechtstreekse leveranciers
van dergelijke ondernemingen een solidariteitsbijdrage
ten bate van het fonds kan opleggen.
Opvallend is toch dat er geen bijdrage van de vetsmelters
wordt gevorderd. Volgens mijn informatie werden deze
bijdragen wel opgenomen. Het VBO, als de vertegen-
woordiger van de andere bedrijven, hoeft echter niet bij te
springen omdat ons land reeds voldoende werd gepro-
moot op buitenlandse beurzen. Ik dacht dat het oorspron-
kelijk de bedoeling was om de verschillende sectoren op
HA 50
COM 209
11
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frieda Brepoels
te nemen in de regeling. Bij het vaststellen van de nieuwe
dioxinecrisis hoorde ik de minister verklaren dat de
contaminatie zou kunnen te maken hebben met een
aantal bedrijven die daar in de buurt lagen. Deze bedrij-
ven komen ook niet in het koninklijk besluit voor en
leveren dus geen bijdrage aan de oplossing van de
dioxinecrisis.
Kan de minister de inhoud van het ontwerp van het
koninklijk besluit, zoals het door de Ministerraad werd
goedgekeurd, volledig situeren ? Met welke organisaties
werden onderhandelingen gevoerd ? Hebben de partijen
de voorgestelde regeling goedgekeurd ? Betekent dit dat
van de ambitie van 1 miljard definitief wordt afgestapt ?
Welke zijn de rechtstreekse en onrechtstreekse leveran-
ciers en afnemers die in de wet werden geformuleerd ?
Op basis van welke objectieve criteria werden deze
categoriee¨n bepaald ? Werd er rekening gehouden met
de besluiten die door de dioxinecommissie werden ge-
formuleerd ? Waar en wanneer werd bepaald dat het
dioxinefonds ook kan worden gebruikt voor de financie-
ring van de imagocampagne ? Ik heb de eerste minister
daarover destijds ook ondervraagd. Daar kwamen ook
dezelfde bedragen van het VBO naar voren.
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, ik zal mij om niet in
herhaling te vallen in de mate van het mogelijke aanslui-
ten bij de inleiding van mevrouw Brepoels.
Vorig jaar hebben wij rond Allerheiligen - what's in a
name - in deze commissie de dioxinewet besproken.
Toen werd door zowel minister Gabriels als regerings-
commissaris Willockx gezegd dat er voor e´e´n miljard
bijdragen zouden worden ingezameld bij allerhande sec-
toren die volgens de regering mee aan de basis van de
dioxinecrisis lagen.
Het koninklijk besluit van 24 december 1999 ter uitvoe-
ring van die dioxinewet bepaalde dat 10% van de mid-
delen ter financiering van de economische schadever-
goeding voor de getroffen bedrijven, zou moeten worden
geput uit bijdragen in een ondertussen opgericht fonds
voor de schadeloosstelling van de door de dioxinecrisis
getroffen landbouwbedrijven.
Mevrouw Brepoels verwees reeds naar de Ministerraad
van 12 mei. Ik veronderstel dat dit koninklijk besluit in
eerste lezing werd goedgekeurd door de Ministerraad en
wellicht voor advies aan de Raad van State is overge-
zonden.
Een eerste vraag die niet in mijn schriftelijke toelichting
staat is de volgende. Werd ook het advies van de
inspectie van Financie¨n gevraagd op het ontwerp van
koninklijk besluit ?
Het is belangrijk dat ook in het ontwerp van koninklijk
besluit wordt gestipuleerd wie bijdrageplichtig zal zijn aan
het Fonds. Naast de fabrikanten van voormengsels en
mengvoeders, zullen ook de operatoren die kritische
grondstoffen leveren voor de productie van de veevoe-
ders en mengvoeders, worden getroffen door dit konink-
lijk besluit in wording. Ik heb het over de producenten van
dierenmeel, dierlijke vetten en vismeel.
Mijnheer de minister, de wet die het parlement heeft
goedgekeurd en op grond waarvan u het koninklijk
besluit wil uitvaardigen, habiliteert de regering om aan
objectief - en dat is heel belangrijk - bepaalde catego-
riee¨n ondernemingen in de landbouwsector en aan recht-
streekse en onrechtstreekse leveranciers en afnemers
van dergelijke ondernemingen, een solidariteitsbijdrage
op te leggen ten bate van het Fonds.
Mijnheer de minister, mijn vragen zijn de volgende.
Ten eerste, waarom wordt precies aan deze producenten
die in het ontwerp van koninklijk besluit worden opge-
somd, een verplichte bijdrage opgelegd ? Het gaat om
een verplichte bijdrage, gelet op het systeem met de
0.4 en de 0.6, waar de 0.6 uiteraard een stok achter de
deur is. Het juridische aspect ervan is trouwens goed
gevonden, maar daarover zal nog worden gediscussi-
eerd. Waarom is het systeem van toepassing op be-
paalde categoriee¨n producenten en op andere catego-
riee¨n
niet ?
Ik
denk
aan
rechtstreekse
en
onrechtstreekse leveranciers. De wet stipuleerde dat u
dit objectief moet bepalen.
Het interesseert ons als parlement te weten op welke
wijze u de machtiging die u van het parlement hebt
gekregen, hebt ingevuld. Op basis van welke criteria zijn
de in het ontwerp van koninklijk besluit aangeduide
sectoren afgezonderd ? We stellen vast dat leveranciers
van citruspulp niet onder het toepassingsgebied vallen,
terwijl juist citruspulp een aantal jaren geleden aan de
basis lag van een dioxinecrisis die ook ons land en
West-Europa heeft getroffen. Mijn vraag is onder meer
juridisch niet onbelangrijk. Waarom worden bijvoorbeeld
leveranciers van citruspulp niet getroffen, in tegenstelling
tot de anderen die wel worden getroffen ?
Ten tweede, vallen alle vetsmelters onder de toepassing
van dit koninklijk besluit ?
Ten derde, op hoeveel wordt de opbrengst van de heffing
voor het Fonds geraamd ? Ik wens een raming te verne-
men die opgedeeld is per sector. Wij weten dat er tussen
november en nu bij de voorbereiding van het koninklijk
besluit ramingen zijn gemaakt per sector. Het zou ons als
parlement interesseren om daar ook wat inzage in te
krijgen.
12
HA 50
COM 209
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Yves Leterme
Ten vierde, stel dat het Fonds met een positief saldo zit
na voldoening van alle schadevergoedingsclaims die zijn
ingediend, wat wordt dan met het positieve saldo van het
Fonds aangevangen ?
Tenslotte, heb ik een vraag in verband met de concur-
rentiepositie van de betrokken en getroffen bedrijven. Ik
veronderstel dat u ervan uit gaat dat die bijdrage de
concurrentiepositie van deze ondernemingen niet in be-
langrijke mate in gevaar brengt. Op basis van welke
objectieve gegevens kunt u stellen dat de concurrentie-
positie van die bedrijven niet in gevaar wordt gebracht ?
Veronderstel bijvoorbeeld dat die heffing op de globale
omzet wordt berekend, inclusief wat men exporteert.
Ik kan veronderstellen dat alle soorten voeders geviseerd
zijn, dus ook bijvoorbeeld duivenvoer, konijnenvoer of
petfood.
Minister
Jaak
Gabriels :
Mijnheer
de
voorzitter,
collega's, op deze twee vragen zal ik een gezamenlijk
antwoord verstrekken. Op de Ministerraad van 12 mei
werd het koninklijk besluit betreffende de verplichte bij-
drage verschuldigd door de veevoedersector aan het
Fonds voor schadeloosstelling van landbouwbedrijven
getroffen door de dioxinecrisis, principieel goedgekeurd.
Dit besluit voorziet in een verplichte bijdrage in het geval
de betrokken persoon of het bedrijf zich niet tot het
betalen van een vrijwillige bijdrage heeft verbonden. De
vrijwillige bijdrage kan in eenmaal of gespreid over vier
jaar worden betaald, zonder enig bijkomend supplement.
De geviseerde sectoren zijn de fabrikanten van voor-
mengsels en mengvoeders en de operatoren die kriti-
sche grondstoffen op de markt brengen. Hiermee worden
de producten afkomstig van dieren zoals dierenmelen,
dierlijke vetten, vismelen en bepaalde toevoegingsmid-
delen zoals kaoliniet bedoeld.
Als basis voor de berekening wordt de omzet genomen
die werd gerealiseerd tijdens het laatste afgesloten boek-
houdkundig jaar met betrekking tot de geviseerde activi-
teiten, gecertificeerd door een extern accountant of er-
kend boekhouder, in te dienen voor 15 augustus 2000 bij
het enig loket. De verplichte bijdrage zal 6 - en niet 5,
zoals mevrouw Brepoels zei - per duizend bedragen,
trouwens ook op verzoek van de sector, berekend op de
omzet. De minimale vrijwillige bijdrage om vrijgesteld te
worden van de verplichte bijdrage werd vastgesteld op 4
per duizend, berekend op de omzet.
De dioxinewet bepaalt dat bijdragen kunnen worden
opgelegd aan objectief bepaalde categoriee¨n van bedrij-
ven, zonder dat daarbij de verplichting is ingeschreven
dat aan alle mogelijke types van bedrijven een bijdrage
wordt opgelegd.
Zoals in het regeerakkoord ingeschreven, werd deze
bijdrage aan de bedrijven uit de veevoedersector opge-
legd. De sector is reeds in het begin van het jaar hierover
gei¨nformeerd en kreeg de kans om zelf alternatieven
voor te stellen. Men is daar echter niet op ingegaan.
Desalniettemin werd een eerste versie van het besluit
voor overleg aan de sectoren voorgelegd. Er werd met
een aantal opmerkingen, onder meer het spreiden van
betalingen over vier jaar, zonder supplement, rekening
gehouden in het huidige ontwerp.
Tussen de regeringscommissaris Willockx en het VBO
wordt nog steeds overleg gepleegd over een imago-
campagne in het buitenland. Gelet op de recente gebeur-
tenissen is een dergelijke campagne meer dan nodig.
Dergelijke campagnes kunnen volgens de wet echter niet
via het dioxinefonds worden gefinancierd. Het zal hoe
dan ook een prive´-initiatief moeten blijven. De regerings-
commissaris beklemtoont dat hij het bedrag van 1 miljard
frank nooit als een absoluut getal, maar veeleer als een
streefdoel naar voren heeft geschoven. Het dioxinefonds
zal in ieder geval, zoals wettelijk bepaald, moeten voor-
zien in 10% van het globale bedrag van de schadever-
goeding. Aangezien het geschatte bedrag van de vergoe-
dingen ongeveer 5,4 miljard frank bedraagt en de
bijdrage van de landbouwsector 200 miljoen frank is, zal
deze maatregel 340 miljoen frank dienen op te brengen.
Naar mijn mening is dat geen onoverkomelijk bedrag. Bij
het uitbreken van de dioxinecrisis was er reeds een
verbintenis van BEMEFA ten aanzien van de voormalige
regering om alleen al voor de pluimveesector 120 mil-
joen frank bij te dragen. Hiermee rekening houdende is
het bedrag dat aan de andere sectoren wordt gevraagd,
zeker gezien het belang van deze sectoren, niet overdre-
ven groot.
Alhoewel de sector verwijst naar het concurrentie-
vervalsende effect van de maatregel, heeft zij, hoewel
herhaaldelijk gevraagd, ons hierover geen concrete ge-
gevens overgemaakt. De bijdragen zullen uiteraard een
invloed hebben op de bedrijfsvoering maar ik ben ervan
overtuigd dat onze bedrijven deze bijdragen aankunnen,
aangezien zij een spreiding over vier jaar kunnen krijgen.
Een ministerieel ontwerp of een ontwerp van koninklijk
besluit kan nooit worden aanvaard door de minister van
Begroting zonder advies van de inspectie van Financie¨n.
Trouwens, hierover werd vroeger reeds een advies ver-
strekt ter gelegenheid van de stemming over de wet. Men
wist dus waar men aan toe was.
Ik voeg er nog aan toe, verwijzend naar het betoog van
mevrouw Brepoels, dat ik niet graag spreek over een
tweede dioxinecrisis. Ik hoop dat elkeen onder u weet
waarvoor wij staan. De huidige besmetting is een treurig
incident, maar kan niet worden vergeleken met de om-
vangrijke crisis die wij achter de rug hebben.
Hopelijk zal eenieder erin slagen ons positief imago naar
buiten te brengen. Immers, u weet hoe geruchten zich
verspreiden en hoe nadelig dit is voor de sector. Trou-
HA 50
COM 209
13
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jaak Gabriels
wens, bij andere gelegenheden zei ik reeds dat wij, per
inwoner, het grootst uitvoerend land zijn van landbouw-
producten. Welnu, het komt erop aan dat segment van de
markt niet alleen te behouden, maar nog te versterken.
Tot slot pleit ik ervoor terzake omzichtig om te springen
met de benaming die men geeft aan dit incident en zeker
niet te spreken over een tweede dioxinecrisis.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de minis-
ter, ik had het niet over een tweede dioxinecrisis als
dusdanig.
Sta mij echter toe, mijnheer de minister, u ook te wijzen
op enige onvoorzichtigheid wanneer u dit een spijtig
incident noemt en het niet wilt hebben over een dioxine-
crisis. Immers, momenteel is de werkelijke oorzaak van
het incident nog niet bekend, terwijl bij de´ dioxinecrisis de
filie`re-Verkest als oorzaak wordt genoemd, hoewel dit
nog niet helemaal duidelijk is. Wij moeten elkaar niet om
de oren slaan met uitspraken die al dan niet werden
gedaan.
Voorts, mijnheer de minister, wat de concrete objectieve
criteria terzake betreft, lijkt het mij aangewezen een
schriftelijke versie van uw antwoord te ontvangen. Ik
hoorde u de gevraagde gegevens opsommen, maar ik
kan hieruit onmogelijk afleiden of deze een objectieve
weerslag zullen hebben op de rechtstreeks betrokken
sectoren en bedrijven.
Volgens u bestaat de verplichting niet om alle catego-
riee¨n op te nemen in het besluit. Nochtans, ter gelegen-
heid van de bespreking van de dioxinewet bevestigde u
uitdrukkelijk dat terzake alleen objectieve criteria zouden
gelden, zo niet zou de Kamer op geen enkel ogenblik
haar goedkeuring hebben verleend.
U stelt de zaken voor alsof de sector zelf om een
verplichte bijdrage - en bovendien nog hoger dan de
vrijwillige bijdrage - zou hebben gevraagd en dat doet mij
de wenkbrauwen fronsen. In dat verband werden de
uitspraken van de heer Willockx uitdrukkelijk vermeld in
het verslag van de bespreking en heel wat leden hier
aanwezig kunnen hiervan getuigen. De heer Willockx kon
de aangehaalde bedragen evenwel zomaar hebben ver-
meld. Volgens mij ging het om een opzet van de regering
om dit bedrag te bereiken.
Uit het antwoord van de eerste minister kon ik afleiden
dat de imagocampagne geenszins werd gevoerd omwille
van de situatie ingevolge de dioxinecrisis. Het VBO zou
immers participeren, onder andere op het vlak van bui-
tenlandse handel, maar dan wel project per project.
Trouwens, een algemeen bedrag werd er niet opgeplakt.
Tenzij u een andere campagne bedoelt, denk ik dat het
een niets met het andere te maken heeft. Ik kan me
echter moeilijk voorstellen dat het VBO twee campagnes
zal ondersteunen om ons imago op te krikken.
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de voorzitter, ik
heb gevraagd de objectieve criteria te kennen waarop
men zich zal baseren om bepaalde sectoren te laten
bijdragen en andere niet. De minister heeft verwezen
naar het regeerakkoord. Ik hoop dat het ontwerp van
koninklijk besluit iets explicieter zal zijn. Zo niet, vrees ik
dat de Raad van State in zijn advies, of later bij arrest zal
verwijzen naar het gelijkheidsbeginsel en een vernieti-
gend oordeel zal vellen.
Het
rondgaan met de schaal - ik herhaal deze uitdruk-
king bewust - bij het VBO is ronduit belachelijk. Men zou
staalbedrijven contacteren en staan kijken van het resul-
taat. Ik stel echter vast dat het heel wat minder groots is
en dat men braafjes vraagt of men bereid is publiciteit te
plaatsen in tijdschriften in zuidoost-Azie¨ en Azie¨. Laten
we toegeven dat de inspanningen mislukt zijn en dat men
zijn beloftes niet is kunnen nakomen.
Mijnheer de voorzitter, ik heb geen antwoord gekregen
op mijn concrete vraag inzake de citruspulp. Zal het
koninklijk besluit van toepassing zijn op de leveranciers
van citruspulp ?
Mijnheer de minister, wat zal er gebeuren met de fiscale
aftrekbaarheid van de vrijwillige bijdragen van bedrijven
als het koninklijk besluit de Raad van State niet overleeft
of later vernietigd wordt ?
Wat het politiek gebruik van de dioxinecrisis en de
binding tussen de incidenten in Feluy met de dioxine-
crisis betreft, wens ik de minister erop te wijzen dat het
goed is in eigen hart te kijken. Als VLD-mandataris kan u
dat deugd doen.
Minister Jaak Gabriels : Het VBO blijft bereid iets te
doen maar niet via het dioxinefonds. We moeten de
resultaten van de onderhandeling tussen de regerings-
commissaris en het VBO afwachten. Ik ga ervan uit dat
het VBO wil meewerken in het kader van doelgerichte
imagocampagnes.
Ik heb verwezen naar BEMEFA dat naar aanleiding van
de crisis in de pluimveesector 120 miljoen frank had
toegezegd. Als men de totale omvang van de dioxine-
crisis voor de pluimveesector berekent, begrijpt men dat
het niet overdreven is om bij de 120 miljoen frank nog
220 miljoen bij te tellen. Tijdens de onderhandelingen
heeft BEMEFA gevraagd niet alleen de mengvoeder-
fabrikanten verantwoordelijk te stellen maar iedereen die
bij het proces betrokken is.
14
HA 50
COM 209
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jaak Gabriels
Mijnheer Leterme, ik kan niet antwoorden op uw vraag
inzake de leveranciers van citruspulp. Ik zal dit onder-
zoeken. We hebben heel het spectrum van de dieren-
voeding erbij betrokken. Zo niet, pakt men degenen die
tijdens de crisis van goede wil waren dubbel en laat men
de anderen met rust. Dat doen we niet.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de M. Jean-Pierre Viseur au ministre
de l'Agriculture et des Classes moyennes sur
les
autorisations de cultures transge´niques
Mondelinge vraag van de heer Jean-Pierre Viseur aan
de minister van Landbouw en Middenstand over
de
toelatingen voor transgene culturen
(nr. 1805)
M. Jean-Pierre Viseur (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, monsieur le ministre, chers colle`gues, vous
venez d'autoriser des cultures transge´niques a` titre ex-
pe´rimental pour plus ou moins 120 ha au total, en l'an
2000. Les surfaces autorise´es a` l'expe´rimentation de ces
aliments transge´niques sont en augmentation d'anne´e
en anne´e et de fac¸on pratiquement exponentielle.
Je souhaite vous poser une se´rie de questions dans le
cadre de ces autorisations. J'e´voquerai d'abord les obli-
gations impose´es a` leurs de´tenteurs. Je suppose que
l'autorisation est accompagne´e d'un certain nombre de
normes et de devoirs. D'apre`s ce que j'en sais mais mes
informations sont probablement incomple`tes, il faudrait
fournir une liste des disse´minations ainsi que l'analyse de
l'e´tat du sol deux ans apre`s la re´colte. S'il existe d'autres
obligations, quelles sont-elles ? Ces obligations ont-elles
e´te´ respecte´es pour les anne´es pre´ce´dentes par leurs
titulaires ? Quels contro^les ont e´te´ exerce´s sur ces
autorisations et sur les obligations y affe´rentes ?
Il est un autre point sur lequel je souhaitais vous interro-
ger, c'est le fameux recul entre un champ d'expe´rimen-
tation transge´nique et un champ de culture non transge´-
nique. Il e´tait de 400 me`tres, vous l'avez porte´ a` 1 000
me`tres. C'est beaucoup plus mais, quand on sait qu'on
retrouve parfois sur nos voitures du sable du Sahara, que
repre´sentent 400 ou 1 000 me`tres sur le plan du trans-
port du pollen ? De plus, entre les cultures transge´niques
et celles qui ne le sont pas, on trouve e´videmment toutes
les plantes sauvages qui peuvent e^tre elles-me^mes
contamine´es par ces cultures transge´niques.
Autre question : que deviennent les produits re´colte´s sur
ces 120 ha ? J'avais de´ja` interroge´ votre colle`gue, Mme
Aelvoet, en novembre 1999, parce que j'avais eu
connaissance de certaines de´clarations de betteraviers.
Ils disaient qu'une fois la nuit tombe´e, tous les camions
arrivant dans les sucreries me´langeaient les betteraves.
Elle m'avait re´pondu que le ministe`re de l'Agriculture est
responsable du contro^le aussi longtemps que les pro-
duits se trouvent dans les champs. Je la cite :
Vous avez
e´voque´ la possibilite´ de proble`mes quant a` la sur-
veillance de ces terrains. Je compte le signaler a` mon
colle`gue, M. Gabriels, afin qu'il fasse proce´der a` une
enque^te
. J'espe`re que la communication est passe´e et
que vous avez, depuis lors, eu le temps d'enque^ter pour
savoir si les cultures dites expe´rimentales n'e´taient pas
commercialise´es d'une fac¸on ou d'une autre alors qu'el-
les ne devraient pas l'e^tre.
Enfin, je poserai la question la plus fondamentale :
pourquoi avoir autorise´ de plus en plus de surfaces
expe´rimentales alors que, tous les sondages le prouvent,
la grande majorite´ des consommateurs s'oppose aux
aliments transge´niques ? Ces de´cisions ne vont pas du
tout dans le sens souhaite´ par la population qui exige des
produits sains et naturels. Quel est donc le sens de ces
autorisations ?
M. Jaak Gabriels, ministre : Monsieur le pre´sident, cher
colle`gue, vos questions sont bre`ves, mais il m'est impos-
sible d'y re´pondre aussi brie`vement.
Votre premie`re question porte sur les obligations im-
pose´es et le contro^le exerce´. Les autorisations d'expe´ri-
mentation de cultures ge´ne´tiquement modifie´es qui sont
de´livre´es aux firmes notifiant des essais d'OGM impo-
sent des conditions strictes et pre´cises. Ces conditions
sont telles qu'elles minimisent le risque potentiel de
transfert de ge`nes vers des cultures traditionnelles avoi-
sinantes et vers des adventifs sexuellement compatibles,
sans perdre de vue que les essais d'OGM ont e´galement
pour objectif d'e´valuer l'impact de ces OGM sur l'envi-
ronnement.
En outre, une autorisation d'expe´rimentation d'OGM de´-
finit la responsabilite´ civile du notifiant pour tout dom-
mage qui pourrait causer des effets sur l'environnement
et sur la sante´ publique, elle limite la surface d'expe´ri-
mentation, exige un transfert constant d'informations
(date de semis et de re´colte) entre le notifiant et les
autorite´s compe´tentes, et exige, au terme de l'expe´ri-
mentation un rapport avec toutes les observations utiles.
Plus concre`tement, les conditions pre´voient une distance
d'isolation afin d'e´viter tout croisement avec une plante
(culture ou adventif sexuellement compatible) et/ou une
bordure de culture non transge´nique qui sert de pie`ge a`
pollen. Des protocoles ont e´te´ e´labore´s pour la mise en
place, le suivi et la re´colte des essais de betteraves
sucrie`res et de colza transge´niques ainsi que pour la
gestion de de´chets provenant de ces parcelles. Ces
dispositions sont impose´es dans les autorisations minis-
te´rielles d'expe´rimentation.
HA 50
COM 209
15
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jaak Gabriels
Ceci implique de la part du de´tenteur d'une autorisation :
- de visiter re´gulie`rement ses parcelles d'essai afin
d'e´liminer des betteraves monte´es a` graines ou d'e´limi-
ner les adventifs sexuellement compatibles avec le colza
(moutarde, ravenelle, etc.);
- d'e´viter toute disse´mination de mate´riel ve´ge´tal trans-
ge´nique hors de la parcelle d'essai au moment de la
re´colte ou de la destruction de l'essai;
- de suivre la parcelle d'essai durant les deux anne´es qui
suivent l'essai de betteraves sucrie`res transge´niques,
ou, pour un essai de colza transge´nique, tant que des
repousses sont observe´es sur la parcelle.
Tous les dossiers adresse´s au ministre des Classes
moyennes et de l'Agriculture ont e´te´ e´value´s par le
conseil de bio-se´curite´ charge´ de l'e´valuation des dos-
siers OGM, qui a recommande´, dans certains cas, des
conditions d'expe´rimentation plus strictes que celles pro-
pose´es par le demandeur d'autorisation.
Apre`s autorisation, les essais sont suivis par le ministe`re
afin de s'assurer du respect des mesures requises par le
conseil en matie`re de se´curite´ pour l'environnement et la
sante´ publique. Un programme de contro^les renforce´s
avait e´te´ e´tabli pour l'anne´e 1999. Le contro^le s'effectue
pour chaque site d'essai lors de trois moments cle´s de
l'essai.
- Au semis pour ve´rifier la localisation et le dispositif de
l'essai, sa superficie, le respect des bordures de cultures
non OGM et les distances d'isolation.
- En cours de culture afin de s'assurer que les conditions
d'essai sont maintenues et notamment que la bio-
se´curite´ (arrachage des betteraves monte´es a` graines
par exemple) est respecte´e. On y proce`de e´galement a`
un e´chantillonnage.
- A la re´colte pour y contro^ler les modalite´s de la
destruction (broyage et enfouissement dans le sol ou
incine´ration, arrachage me´canique ou manuel, type d'ap-
pareillage utilise´, nettoyage du mate´riel utilise´) et e´viter la
dispersion de l'OGM dans l'environnement.
Ces contro^les effectue´s par les inspecteurs de l'Inspec-
tion ge´ne´rale des matie`res premie`res et produits trans-
forme´s - la DG4 - ont permis d'identifier, en 1999, un site
ou` les conditions expe´rimentales impose´es n'avaient pas
e´te´ respecte´es. La destruction de ce site a e´te´ ordonne´e
et contro^le´e.
Outre les trois pe´riodes de contro^le pre´cite´es, des cir-
constances particulie`res peuvent exiger un contro^le. Ce
fut le cas dernie`rement, a` la suite de l'annonce d'une
action mene´e par un groupe d'activistes sur le site de la
ferme expe´rimentale de Monsanto-Europe, situe´e dans
la re´gion namuroise a` Franc-Waret. Une inspection a e´te´
effectue´e et a permis de constater qu'aucune parcelle
d'OGM n'avait e´te´ de´truite.
Votre deuxie`me question porte sur le recul de quatre
cents me`tres du champ d'expe´rimentation par rapport a`
d'autres cultures non transge´niques. Ce recul a e´te´ porte´
a` 1 000 me`tres. Vous me demandez quelle garantie nous
avons que cette distance soit suffisante pour e´viter la
contamination par les pollens. Le protocole d'expe´rimen-
tation du colza transge´nique, approuve´ re´cemment par le
conseil de biose´curite´ pre´voit une distance d'isolation de
1 000 me`tres par rapport a` toute autre parcelle de
bracikase´a, colza ou moutarde commerciale. De nom-
breuses e´tudes, notamment des e´tudes franc¸aises, ont
de´montre´ que le taux de croisement entre les parcelles
de colza voisines de´croi^t rapidement avec la distance.
Tous ces e´le´ments sont soumis a` une ve´rification par les
e´quipes charge´es des programmes europe´ens de biose´-
curite´ sur les plantes transge´niques.
Votre troisie`me question porte sur les 120 hectares.
Conforme´ment aux conditions d'expe´rimentation, aux
autorisations et aux protocoles d'essai, les ve´ge´taux
ge´ne´tiquement modifie´s et teste´s au champ, sont soit
de´truits sur la parcelle d'essai par broyage et labour, soit
re´colte´s et envoye´s au laboratoire concerne´ pour ana-
lyse. Les modalite´s du transport des ve´ge´taux re´colte´s
vers le laboratoire sont de´crites dans le protocole d'ex-
pe´rimentation et doivent, par conse´quent, e^tre scrupu-
leusement suivies par le notifiant. A titre d'exemple, les
betteraves sucrie`res transge´niques doivent e^tre ensa-
che´es et entrepose´es se´pare´ment des betteraves tradi-
tionnelles afin d'e´viter toute confusion. Le conteneur
dans lequel elles sont de´verse´es doit e´galement e^tre
bien distinct des autres, par un syste`me de fixation
particulier ou via un transporteur ne disposant pas d'un
badge de livraison en sucrerie. Des mesures sont donc
prises afin que les OGM teste´s en champs n'aboutissent
en aucun cas dans la chai^ne alimentaire. De me^me,
l'autorisation d'expe´rimentation pre´cise que la re´colte ne
peut, en aucun cas, e^tre destine´e a` l'alimentation ani-
male ou humaine, en l'absence de l'autorisation y rela-
tive, conforme´ment a` la directive europe´enne et au
re`glement
Novel Food sur les denre´es alimentaires.
En ce qui concerne le contro^le des OGM, je vous renvoie
a` la re´ponse donne´e a` la question 1.
J'en arrive a` votre question 4, qui est fondamentale. Elle
porte sur l'objectif principal des essais d'OGM qui est
l'e´valuation de la biose´curite´ sur le plan environnemental
et de la sante´ publique. Dans ce contexte, une surface
d'expe´rimentation plus importante permet une meilleure
reproduction des conditions naturelles dans lesquelles
16
HA 50
COM 209
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jaak Gabriels
les plantes transge´niques sont cultive´es. L'augmentation
des surfaces d'essai correspond a` un processus de
de´veloppement logique visant a` atteindre l'e´tape de
commercialisation, apre`s autorisation par les instances
europe´ennes.
Par ailleurs, elle traduit une diversification des applica-
tions lie´es aux progre`s de la recherche. La plupart des
plantes transge´niques actuellement en expe´rimentation
ne concernent que tre`s peu le consommateur mais visent
davantage les inte´re^ts de l'agriculteur.
Toutefois, j'attire e´galement votre attention sur l'appari-
tion de nouveaute´s, cette anne´e, et plus pre´cise´ment
d'un mai¨s qui re´siste au
stress oxydatif, autrement dit le
gel.
Plus ge´ne´ralement, les OGM des deuxie`me et troisie`me
ge´ne´rations sont progressivement teste´s sur champ a`
travers le monde. Cette nouvelle vague d'OGM concer-
nera davantage l'aspect sante´ des plantes, en ame´liorant
la qualite´ nutritive et gustative des aliments et en pre´ser-
vant l'environnement, via la bioreme´diation ou de´pollu-
tion du sol par des plantes transge´niques.
Je vous prie de bien vouloir excuser la longueur de la
re´ponse mais il s'agit d'une matie`re tre`s inte´ressante.
Nous ne devons pas nous voiler la face devant les atouts
qui nous attendent dans les dizaines d'anne´es a` venir.
M. Jean-Pierre Viseur (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
ministre, c'est effectivement une matie`re importante
parce que cet enjeu rece`le un mode`le de socie´te´ entre
les demandes des producteurs qui font pression pour
l'introduction des OGM, d'une part, et le refus des
consommateurs qui n'en veulent pas, d'autre part. C'est
un ve´ritable de´bat de socie´te´.
Apre`s toutes les explications que vous m'avez donne´es,
un certain nombre de pre´cautions sont visiblement pri-
ses, tant mieux.
Il me semble cependant de´celer une contradiction dans
vos propos. Il s'agit d'e´valuer la se´curite´ sur l'environne-
ment et la sante´. Vous avez justifie´ ces expe´rimentations
par la ne´cessite´ de l'e´valuation de la se´curite´ environne-
mentale et des effets sur la sante´. Par ailleurs, des
mesures sont prises pour e´viter la dispersion des OGM et
pour de´truire les produits. Comment peut-on e´valuer
cette dispersion puisqu'on l'empe^che d'avoir lieu ? D'un
co^te´, on prote`ge l'environnement - tant mieux ! - mais de
l'autre, on nous dit que ces expe´rimentations servent a`
mesurer l'impact de ces produits. Cela me semble difficile
a` concilier.
Me^me remarque lorsqu'il s'agit d'e´valuer la se´curite´ pour
la sante´. On de´truit ces aliments au lieu de les introduire
dans le circuit normal, tant mieux, j'approuve. Mais alors,
je ne vois pas comment cela va permettre d'e´valuer leur
impact sur la sante´ puisqu'on ne les consomme pas.
La re´ponse que vous m'avez donne´e me semble com-
porter des contradictions.
J'ajouterai une petite re´plique supple´mentaire. Au de´but
de votre expose´, vous avez parle´ de responsabilite´ civile.
Tre`s bien, mais est-ce bien une responsabilite´ civile non
plafonne´e, illimite´e ? Je rappelle un de´bat qui a eu lieu au
Parlement europe´en a` ce sujet, au cours duquel il a e´te´
se´rieusement question, dans des amendements de´-
pose´s notamment par le groupe des Verts, de de´plafon-
ner la responsabilite´ civile. Est-ce le cas ici ? La respon-
sabilite´
des
socie´te´s
qui
proce`dent
a`
ces
expe´rimentations est-elle engage´e de fac¸on illimite´e ?
M. Jaak Gabriels, ministre : Sous la pression de l'in-
connu, on craint un peu trop cette e´volution. Nous
devrons veiller a` avoir un de´bat rationnel sur la question.
En approchant cette matie`re de manie`re irrationnelle,
nous n'arriverons jamais a` une conclusion valable. C'est
un domaine qui reve^t une signification toute particulie`re
pour l'ensemble du monde me´dical ainsi que pour l'agri-
culture.
Nous devons absolument ouvrir un de´bat sur cette
question pour savoir ce que nous voulons, en tenant
compte de tous les de´veloppements dans ce domaine,
dans le monde et dans les pays du tiers monde.
A mes yeux, le de´bat ne fait que commencer et de
nombreuses discussions devront encore avoir lieu.
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : (...)
Minister Jaak Gabriels : Cela ne pose pas de proble`me,
dat is geen enkel probleem. Ik denk dat wij het debat op
een serieuze manier moeten kunnen voeren, mevrouw,
met rationele elementen. Het gaat inderdaad over een
stuk rationaliteit, niet alleen over sentiment of angst voor
het onbekende. Men moet niet e´e´n element bij voorbaat
onder de mat vegen. We moeten beide elementen sa-
men aangrijpen om te zien hoever we in dat debat
geraken.
M. Jean-Pierre Viseur (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
ministre, effectivement, il convient d'approcher les cho-
ses de fac¸on rationnelle, mais pour ce faire, il importe de
ne pas me´langer la recherche sur les proble`mes trans-
ge´niques en matie`re me´dicale et l'alimentation transge´-
nique. Ce sont deux domaines bien distincts et on ne
peut, en aucun cas, les me´langer.
Par ailleurs, les proble`mes de la nourriture au niveau de
la plane`te, du tiers monde, etc... sont certes importants
mais les aliments transge´niques sont visiblement de´ve-
loppe´s par les firmes pour les pays qui auront les moyens
de payer ces technologies, c'est-a`-dire les pays du Nord
et ce n'est pas cela qui re´soudra les proble`mes de
HA 50
COM 209
17
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Pierre Viseur
sous-alimentation d'Afrique ou d'ailleurs. Ce sera surtout
une meilleure re´partition des richesses mondiales, y
compris les richesses alimentaires. Je ne suis pas du tout
convaincu par cet argument.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van de heer Peter Vanhoutte aan
de minister van Landbouw en Middenstand over
de
arseenvervuiling in Reppel
(nr. 1860)
Question orale de M. Peter Vanhoutte au ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes sur
la pollu-
tion a` l'arsenic a` Reppel
De heer Peter Vanhoutte (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, zoals u
wellicht weet, is Reppel reeds lang een black point
wegens de ernstige arseenvervuiling in de wijde omge-
ving daar. Ik wil u in dit verband een aantal vragen
stellen, omdat de diensten van DG4 van het departement
Landbouw geregeld analyses in die omgeving uitvoeren.
Zij willen de kwaliteit bewaken van wat daar geteeld en
gekweekt wordt.
Mijnheer de minister, graag vernam ik van u het vol-
gende.
Ten eerste, wanneer werden er vorig jaar stalen geno-
men ? Ten tweede, wat zijn de resultaten van de metin-
gen die vorig jaar gebeurden ? Ten derde, zijn bij die
metingen zaken vastgesteld waardoor men moet zeggen
dat sommige gewassen niet in omloop gebracht mogen
worden, of niet in veevoer of op andere plaatsen in de
voedselketen mogen belanden ?
Minister
Jaak
Gabriels :
Mijnheer
de
voorzitter,
collega's, in 1999 werden in eerste instantie 6 monsters
genomen op 20 en 21 oktober. Een van die monsters -
weidegras - overschreed de norm op e´e´n plaats. De vijf
andere monsters - bladkool, dorsmai¨s, weidegras, kuil-
gras en kuilmai¨s - bleven allemaal onder de norm. De
stalen werden genomen bij landbouwers nabij een oude
arseenfabriek. Ee´n monster van weidegras overschreed
zoals ik al zei de norm van 2 mg/kg arseen met 0,99 mg.
De andere vijf monsters waren allemaal negatief. Ik zal u
straks de lijst meegeven, want ik denk dat de details ons
hier te ver zouden leiden.
De verontreinigde partij weidegras werd onder beslag
gelegd. Proces-verbaal werd opgemaakt, zodat in elk
geval vermeden werd dat deze partij gras in dieren-
voeding zou terechtkomen. Dat is normaal. In een
tweede onderzoek op 20 december 1999 werden vijf
bijkomende monsters genomen. Drie voor kuilgras, twee
voor kuilmai¨s. Deze staalnames gebeurden op percelen
die ten zuidwesten liggen van de oude arseenfabriek,
dus in de heersende windrichting. Alle resultaten waren
negatief. Geen enkele partij bleek verontreinigd.
In 2000 werden nog geen monsters genomen. Ik over-
handig u de volledige lijst, zodat u een volledig overzicht
hebt van het geheel.
De heer Peter Vanhoutte (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer
de minister, vanochtend hebben we het al uitgebreid
gehad over de nieuwe contaminatie van veevoer met
pcb's. Ik ben in elk geval blij dat hieruit blijkt dat dergelijke
zaken van dichtbij worden opgevolgd. De controles zijn
blijkbaar degelijk en men laat niets aan het toeval over.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De mondelinge vraag nr. 1918 van mevrouw Trees
Pieters wordt ingetrokken.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 16.28 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 16.28 heures.
18
HA 50
COM 209
24-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000