B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
B
INNENLANDSE
Z
AKEN
,
DE
A
LGEMENE
Z
AKEN
EN HET
O
PENBAAR
A
MBT
COMMISSION DE L
'I
NTÉRIEUR
,
DES
A
FFAIRES GÉNÉRALES
ET DE LA
F
ONCTION PUBLIQUE
VAN
DU
17-05-2000
17-05-2000
HA 50
COM 202
HA 50
COM 202
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 202
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Woensdag 17 mei 2000
COMMISSIE VOOR DE BINNENLANDSE ZAKEN, DE
ALGEMENE
ZAKEN
EN
HET
OPENBAAR
AMBT
COM 202
Interpellatie van de heer Francis Van den Eynde tot de
eerste minister over
de zwarte lijsten die door het Cen-
trum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding bij
officie¨le diensten verspreid werden
(nr. 379)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van Tele-
communicatie en Overheidsbedrijven en Participaties)
7
sprekers : Francis Van den Eynde, Rik Daems, minis-
ter van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en
Participaties
Moties
9
Interpellatie van de heer Danie¨l Vanpoucke tot de minister
van Binnenlandse Zaken over
de stand van zaken in de
werkgroep belast met de voorbereiding van de infrastruc-
tuur en uitrusting van de nieuwe politie
(nr. 378)
10
sprekers : Danie¨l Vanpoucke, Antoine Duquesne, mi-
nister van Binnenlandse Zaken
Moties
15
Mondelinge vraag van de heer Pieter De Crem aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de politie-
hervorming
(nr. 1548)
16
sprekers : Pieter De Crem, Antoine Duquesne, minis-
ter van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Danie¨l Vanpoucke aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
het lot van het
akkoord inzake het personeelsstatuut van de gei¨nte-
greerde politie
(nr. 1571)
17
sprekers : Danie¨l Vanpoucke, Antoine Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Yvon Harmegnies aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de praktijken van
sommige onverantwoordelijke autobestuurders op som-
mige auto- en ringwegen en de maatregelen die moeten
genomen worden om hieraan een einde te stellen
(nr. 1656)
18
sprekers : Yvon Harmegnies, Antoine Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Francis Van den Eynde
aan de minister van Binnenlandse Zaken over
Euro
2000
(nr. 1718)
19
sprekers : Francis Van den Eynde, Antoine Duque-
sne, minister van Binnenlandse Zaken
Sommaire
Mercredi 17 mai 2000
COMMISSION
DE
L'INTE
´ RIEUR, DES AFFAIRES
GE
´ NE´RALES ET DE LA FONCTION PUBLIQUE
COM 202
Interpellation de M. Francis Van den Eynde au premier
ministre sur
les listes noires qui ont e´te´ diffuse´es dans les
services officiels par le Centre pour l'e´galite´ des chances
et la lutte contre le racisme
(n° 379)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre des Te´le´commu-
nications et des Entreprises et Participations publiques)
7
orateurs : Francis Van den Eynde, Rik Daems, mini-
stre des Te´le´communications et des Entreprises et
Participations publiques
Motions
9
Interpellation de M. Danie¨l Vanpoucke au ministre de
l'Inte´rieur sur
l'avancement des travaux au sein du
groupe
de
travail
charge´
de
la
pre´paration
de
l'infrastructure et de l'e´quipement de la nouvelle police
(n° 378)
10
orateurs : Danie¨l Vanpoucke, Antoine Duquesne,
ministre de l'Inte´rieur
Motions
15
Question orale de M. Pieter De Crem au ministre de
l'Inte´rieur sur
la re´forme des polices (n° 1548)
16
orateurs : Pieter De Crem, Antoine Duquesne, mini-
stre de l'Inte´rieur
Question orale de M. Danie¨l Vanpoucke au ministre de
l'Inte´rieur sur
le sort de l'accord en matie`re de statut du
personnel de la police inte´gre´e
(n° 1571)
17
orateurs : Danie¨l Vanpoucke, Antoine Duquesne,
ministre de l'Inte´rieur
Question orale de M. Yvon Harmegnies au ministre de
l'Inte´rieur sur
la pratique d'automobilistes inconscients
sur certains autoroutes et rings et les mesures a` prendre
pour endiguer cette pratique
(n° 1656)
18
orateurs : Yvon Harmegnies, Antoine Duquesne,
ministre de l'Inte´rieur
Question orale de M. Francis Van den Eynde au ministre
de l'Inte´rieur sur
l'Euro 2000 (n° 1718)
19
orateurs : Francis Van den Eynde, Antoine Duque-
sne, ministre de l'Inte´rieur
HA 50
COM 202
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van de heer Willy Cortois aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
het politiek verlof
voor werknemers tot vervulling van een mandaat in de
provincieraden
(nr. 1738)
20
sprekers : Willy Cortois, Antoine Duquesne, minister
van Binnenlandse Zaken
Samengevoegde mondelinge vragen van de heer Bart
Laeremans en mevrouw Annemie Van de Casteele aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
het Brusselse
zogenaamde
taalhoffelijkheidsakkoord en de rol van de
vice-gouverneur van Brussel
(nrs. 1726 en 1782)
21
sprekers : Bart Laeremans, Annemie Van de Cas-
teele, Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse
Zaken
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
het al dan niet
voortzetten van het experiment van optische lezing bij de
komende gemeente- en provincieraadsverkiezingen in het
kanton Zonnebeke
(nr. 1755)
25
sprekers : Yves Leterme, Antoine Duquesne, minister
van Binnenlandse Zaken
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren
Bart Laeremans en Willy Cortois aan de minister van
Binnenlandse Zaken over
de gedeconcentreerde dien-
sten van de federale politie in Brussel-Halle-Vilvoorde
(nrs. 1767 en 1848)
26
sprekers : Bart Laeremans, Willy Cortois, Antoine
Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
Schorsing
28
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de veiligheids-
maatregelen op het vlak van drugs tijdens Euro 2000
(nr. 1747)
29
sprekers : Jo Vandeurzen, Antoine Duquesne, minis-
ter van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van mevrouw Simonne Creyf aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de erkenningen
als ramp van een aantal weerfenomenen in 1999
(nr. 1779)
30
sprekers : Simonne Creyf, Antoine Duquesne, minis-
ter van Binnenlandse Zaken
Samengevoegde
mondelinge
vragen
van
mevrouw
Simonne Creyf en de heer Bart Laeremans aan de minis-
ter van Binnenlandse Zaken over
de oproep van de
gemeente Anderlecht aan de EU-inwoners tot inschrijving
voor de gemeenteraadsverkiezingen
(nrs. 1821 en 1868)
31
sprekers : Simonne Creyf, Bart Laeremans, Antoine
Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Vincent Decroly aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de eventuele
onderhandelingen met het koninkrijk Marokko over de
procedures tot wedertoelating en de regels voor de
gezinshereniging
(nr. 1826)
34
sprekers :
Vincent
Decroly,
Antoine
Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken
Question orale de M. Willy Cortois au ministre de
l'Inte´rieur sur
le conge´ politique des travailleurs remplis-
sant un mandat dans les conseils provinciaux
(n° 1738)
20
orateurs : Willy Cortois, Antoine Duquesne, ministre
de l'Inte´rieur
Questions orales jointes de M. Bart Laeremans et Mme
Annemie Van de Casteele au ministre de l'Inte´rieur sur
l'accord bruxellois de courtoisie linguistique et le ro^le du
vice-gouverneur de Bruxelles
(n
os
1726 et 1782)
21
orateurs : Bart Laeremans, Annemie Van de Cas-
teele, Antoine Duquesne, ministre de l'Inte´rieur
Question orale de M. Yves Leterme au ministre de
l'Inte´rieur sur
la continuation ou non de l'expe´rience de
lecture optique lors des prochaines e´lections des conseils
communaux et provinciaux dans le canton de Zonnebeke
(n° 1755)
25
orateurs : Yves Leterme, Antoine Duquesne, ministre
de l'Inte´rieur
Questions orales jointes de MM. Bart Laeremans et Willy
Cortois au ministre de l'Inte´rieur sur
les services de´con-
centre´s de la police fe´de´rale a` Bruxelles-Hal-Vilvorde
(n
os
1767 et 1848)
26
orateurs : Bart Laeremans, Willy Cortois, Antoine
Duquesne, ministre de l'Inte´rieur
Suspension
28
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre de
l'Inte´rieur sur
les mesures de se´curite´ en matie`re de
drogue pendant l'Euro 2000
(n° 1747)
29
orateurs : Jo Vandeurzen, Antoine Duquesne, mini-
stre de l'Inte´rieur
Question orale de Mme Simonne Creyf au ministre de
l'Inte´rieur sur
les reconnaissances comme calamite´ d'un
nombre de phe´nome`nes climatiques en 1999
(n° 1779)
30
orateurs : Simonne Creyf, Antoine Duquesne, mini-
stre de l'Inte´rieur
Questions orales jointes de Mme Simonne Creyf et
M. Bart Laeremans au ministre de l'Inte´rieur sur
l'appel
de la commune d'Anderlecht aux habitants UE en vue de
l'inscription aux e´lections communales
(n
os
1821 et 1868)
31
orateurs : Simonne Creyf, Bart Laeremans, Antoine
Duquesne, ministre de l'Inte´rieur
Question orale de M. Vincent Decroly au ministre de
l'Inte´rieur sur
les e´ventuelles ne´gociations en cours avec
le Royaume du Maroc a` propos des proce´dures de
re´admission et des re`gles de regroupement familial
(n° 1826)
34
orateurs : Vincent Decroly, Antoine Duquesne, mini-
stre de l'Inte´rieur
4
HA 50
COM 202
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van de heer Danie¨l Vanpoucke aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de inschaling van
hoofdinspecteurs eerste klasse en hoofdveldwachters
(nr. 1822)
35
sprekers : Danie¨l Vanpoucke, Antoine Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Jan Peeters aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de veiligheid van
vuurwerk-
en
munitieopslagplaatsen
in
ons
land
(nr. 1845)
36
sprekers : Jan Peeters, Antoine Duquesne, minister
van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Jan Peeters aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de situatie van de
met een Belg gehuwde illegalen op ons grondgebied
(nr. 1846)
38
sprekers : Jan Peeters, Antoine Duquesne, minister
van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Pieter De Crem aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de voetbalrellen
van vorige week
(nr. 1849)
40
sprekers : Pieter De Crem, Antoine Duquesne, minis-
ter van Binnenlandse Zaken
Aanvullend antwoord op de samengevoegde mondelinge
vragen van mevrouw Simonne Creyf en de heer Bart
Laeremans aan de minister van Binnenlandse Zaken over
de oproep van de gemeente Anderlecht aan de EU-
inwoners
tot
inschrijving
voor
de
gemeenteraads-
verkiezingen
(nrs. 1821 en 1868)
42
spreker : Antoine Duquesne, minister van Binnen-
landse Zaken
Question orale de M. Danie¨l Vanpoucke au ministre de
l'Inte´rieur sur
le statut des inspecteurs en chef de pre-
mie`re classe et des gardes champe^tres en chef
(n° 1822)
35
orateurs : Danie¨l Vanpoucke, Antoine Duquesne, mi-
nistre de l'Inte´rieur
Question orale de M. Jan Peeters au ministre de l'Inte´rieur
sur
la se´curite´ des entrepo^ts de feux d'artifice et de
munitions dans notre pays
(n° 1845)
36
orateurs : Jan Peeters, Antoine Duquesne, ministre
de l'Inte´rieur
Question orale de M. Jan Peeters au ministre de l'Inte´rieur
sur
la situation des e´trangers en se´jour ille´gal marie´s
avec un Belge sur notre territoire
(n° 1846)
38
orateurs : Jan Peeters, Antoine Duquesne, ministre
de l'Inte´rieur
Question orale de M. Pieter De Crem au ministre de
l'Inte´rieur sur
les e´chauffoure´es qui ont e´clate´ la semaine
dernie`re a` l'occasion d'un match de football
(n° 1849)
40
orateurs : Pieter De Crem, Antoine Duquesne, mini-
stre de l'Inte´rieur
Re´ponse comple´mentaire aux questions orales jointes de
Mme Simonne Creyf et M. Bart Laeremans au ministre de
l'Inte´rieur sur
l'appel de la commune d'Anderlecht aux
habitants UE en vue de l'inscription aux e´lections commu-
nales
(n
os
1821 et 1868)
42
orateur : Antoine Duquesne, ministre de l'Inte´rieur
HA 50
COM 202
5
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
6
HA 50
COM 202
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE L'INTE´RIEUR,
DES AFFAIRES GE´NE´RALES
ET DE LA FONCTION PUBLIQUE
COMMISSIE VOOR DE BINNENLANDSE
ZAKEN, DE ALGEMENE ZAKEN
EN HET OPENBAAR AMBT
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MERCREDI 17 MAI 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
WOENSDAG 17 MEI 2000
De vergadering wordt geopend om 10.13 uur door de
heer Paul Tant, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 10.13 heures par M. Paul Tant,
pre´sident.
Interpellatie van de heer Francis Van den Eynde tot
de eerste minister over
de zwarte lijsten die door het
Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racisme-
bestrijding bij officie¨le diensten verspreid werden
(nr. 379)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en
Participaties)
Interpellation de M. Francis Van den Eynde au pre-
mier ministre sur
les listes noires qui ont e´te´ dif-
fuse´es dans les services officiels par le Centre pour
l'e´galite´ des chances et la lutte contre le racisme
(La re´ponse sera donne´e par le ministre des Te´le´-
communications et des Entreprises et Participations
publiques)
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de voorzitter, mijnheer de minister, u kent het
feuilleton van de zwarte lijsten evengoed als ik. Ik zal u
dan ook het gedetailleerde historisch overzicht besparen.
Opdat onze aanwezige collega's zouden kunnen volgen,
zal ik echter een overzicht in telegramstijl geven.
Eind februari werd het Vlaams Blok vanuit verschillende
hoeken op de hoogte gebracht van een zwarte lijst die in
alle postkantoren van het land werd verspreid. De lijst
heet zowel in het Nederlands als in het Frans
Black
List
.
Op die lijst staan de namen van het merendeel van de
Vlaams Blok-parlementsleden. Wanneer zij folders afge-
ven bij De Post, worden zij automatisch beschouwd als
zijnde verdacht inzake racisme.
Twee dagen later werd de minister hier in de Kamer
ondervraagd. Hij beweerde dat die lijst niet bestaat. Een
paar dagen later bleek helaas dat ze wel bestaat. De
minister kondigde aan dat die lijst niet meer zal worden
gebruikt en er kwam inderdaad een nieuwe nota bij De
Post waarin deze keer niet staat dat het om een
black
list
gaat. Voor de rest is er niets veranderd.
De problemen tussen het Vlaams Blok en De Post
stapelen zich op, maar ik interpelleer u daarover vandaag
niet, mijnheer de minister.
Het Vlaams Blok ging naar de rechtbank omwille van een
verspreidingsprobleem bij De Post en maakte ook gewag
van die zwarte lijst. Van die zwarte lijst waren wij onder-
tussen te weten gekomen dat zij niet opgesteld werd door
De Post. Men mag veel zeggen van De Post, maar niet
dat ze niet zorgvuldig te werk gaat. Deze zwarte lijst was
al even onzorgvuldig opgesteld als deze die gehanteerd
werd in mei 1940 om een aantal verdachten op te halen.
U weet dat dit tot drama's geleid heeft.
Wat er ook van zij, De Post had ons inmiddels bevestigd
dat die onzorgvuldig opgestelde zwarte lijst, zoals wij
vermoedden, verspreid werd en haar werd bezorgd door
het centrum van pater Leman. Dat werd mij, in antwoord
op een schriftelijke vraag, ook bevestigd door minister
Daems.
Mijnheer de voorzitter, wanneer ik de regering interpel-
leer, is het niet de heer Daems, maar wel de eerste
minister die bevoegd is voor het centrum van pater
Leman. De heer Daems zal antwoorden in naam van de
regering, wat in dit geval niet echt abnormaal is gezien hij
het dossier inmiddels zeer goed kent.
HA 50
COM 202
7
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Francis Van den Eynde
Ik stel dus aan de heer Daems, in zijn hoedanigheid van
plaatsvervanger van de eerste minister, de vragen die ik
aan deze laatste zou stellen. Het centrum van pater
Leman wordt nu eenmaal betaald met middelen die zijn
uitgetrokken op de begroting van de eerste minister.
Dat pater Leman zwarte lijsten hanteert, moet niet meer
worden betwist. Dit werd ons door verschillende officie¨le
bronnen en door de regering bevestigd. Ik citeer het
vonnis van de rechtbank van eerste aanleg van Brugge :
Het is duidelijk dat de eerste verweerster wat deze lijst
betreft, de bepalingen voorzien in de wet van 8 december
1992, niet heeft nageleefd.
Zij mag van deze lijst, waarop de naam van de eiser -
zoals in dit geval de voorzitter van het Vlaams Blok - is
vermeld, dan ook geen gebruikmaken. Met andere woor-
den, De Post wordt veroordeeld voor het bezit en het
gebruik van deze lijst, maar in feite is zij niet de opsteller
ervan. Vandaar dat ik aan de regering vraag of zij ervoor
zal zorgen dat deze lijsten, die door de rechtbank als
onwettig worden beschouwd, niet meer zouden worden
verspreid door de brave pater en zij vanaf nu ook niet
meer zouden worden gebruikt. Mijnheer de minister,
indien De Post deze lijst niet meer mag gebruiken,
spreekt het voor zich dat de brave pater dat ook niet mag.
Hij zou kunnen aanvoeren dat hij optreedt als biechtva-
der van De Post, maar ik meen dat dit argument hier niet
opgaat.
Ook wil ik aan de regering vragen dat zij maatregelen
neemt om ervoor te zorgen dat de wet van 8 decem-
ber 1992, die de privacy waarborgt, voortaan ook door
het centrum van onze pater wordt gerespecteerd. Ik weet
dat de inquisitie veel rechten heeft en in naam van de
heilige waarheid spreekt, maar de Grondwet en de wet
zouden in een Staat die wil doorgaan voor een rechts-
staat, bepaalde waarden moeten hebben. Niemand staat
boven de wet en de Grondwet, zelfs niet de heilige
broederschap die voor de inquisitie moet zorgen en die
vroeger de
mooie naam droeg van de Santa Her-
mandad. Met andere woorden, ik vraag aan de regering
dat zij ervoor zou zorgen dat het vonnis van de rechtbank
van eerste aanleg van Brugge ook zou worden geres-
pecteerd door de pater. Zo niet zullen wij eens te meer
naar de rechtbank moeten stappen om op dat vlak gelijk
te krijgen.
Minister Rik Daems : Mijnheer de voorzitter, collega Van
den Eynde, uw vraag bestaat uit twee delen. Het eerste
deel heeft betrekking op de praktische toepassing van
een protocol tussen De Post en het Centrum voor
Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding. Wij zijn
daarop al uitgebreid ingegaan, naar mijn mening tot
eenieders tevredenheid. Er is een procedure die ertoe
strekt te verzekeren dat de wet op de racismebestrijding
wordt nageleefd. Zij bestaat erin advies te vragen aan
een daartoe gecree¨erd organisme, echter niet op basis
van een veronderstelling van de facto schuld op basis
van een lijst. Deze procedure geldt als basis voor recht-
spraak. Als er discussie is, kan dat worden beslecht voor
de rechtbank. Trouwens, ik ben van mening dat deze
thematiek niet onder politici moet worden beslecht, want
dat geeft enkel aanleiding tot arbitraire beslissingen. Het
is een goede procedure, die meteen de basis vormt voor
een fatsoenlijke werking, tot tevredenheid van eenieder.
Wat de lijsten en het centrum-Leman betreft, is het
correct dat er een lijst bestaat die is aangelegd op basis
van meldingen van lezers inzake mogelijke overtredin-
gen van de wet op de racismebestrijding. De elementen
van antwoord die ik u geef werden mij onder meer door
het centrum-Leman verstrekt.
In die context redeneert men bij het Centrum voor
Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding dat er geen
probleem is om, op basis van meldingen, een informa-
tiebank op te richten. Hoe deze informatie wordt aange-
wend is uiteraard een andere zaak, maar wat De Post
aangaat, werd deze aangelegenheid reeds uitgeput. In
dat verband verwijst het Centrum trouwens naar artikel 3,
2de lid, 7° van de wet waarbij het werd opgericht, en dat
bepaalt dat het Centrum bevoegd is om in het kader van
zijn opdracht alle nodige informatie en documentatie aan
te leggen en te verstrekken. Dat is de wettelijke basis die
als referentie wordt gebruikt voor het opstellen van, in dit
geval, een namenlijst op basis van historische gegevens,
te weten een melding van mogelijke overtreding van de
wet op racisme.
Het Centrum meldt mij tevens van oordeel te zijn dat de
samenstelling van een informatiebank, een overtreding
noch een schending betekent van de wet op de bescher-
ming van de persoonlijke levenssfeer. Immers, op elk
drukwerk moet de verantwoordelijke uitgever worden
vermeld; zijn identiteit is dus een publiek gegeven.
Wij situeren ons hier nog duidelijk op de scheidingslijn
tussen het bezitten van de informatie en het aanwenden
ervan.
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Dat is
niet het antwoord van een dominicaan !
Minister Rik Daems : Ik zal mij uiteraard niet uitspreken
over de religieuze aanhorigheid van bepaalde personen
in onze samenleving. Ik heb mijn overtuiging en elkeen
heeft ongetwijfeld de zijne.
Een gegevensbank met namen is aldus uitsluitend geba-
seerd op meldingen en op de publieke gegevens van een
verantwoordelijke uitgever. Bovendien houdt zulks in dat
terzake geen enkel ander gegeven bij het Centrum
beschikbaar is. Het gaat louter om het bezit van gege-
vens en in dat verband bepaalt de wet duidelijk wat kan
en niet kan. Het gebruik ervan is een andere kwestie.
8
HA 50
COM 202
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Rik Daems
Er werd ook verwezen naar de rechter in Brugge en
dienaangaande meldt het Centrum meldt mij dat er een
verbod werd opgelegd om gebruik te maken van de
namenlijst voor zover de naam van de eiser erop zou
voorkomen. Mijn interpretatie terzake is niet gebaseerd
op de uitspraak van de rechtbank, maar op mijn persoon-
lijke overtuiging en is veel ruimer. Volgens mij zou het
perfect mogelijk zijn de naam van de heer Van Hecke van
de lijst te schrappen en zonder meer verder te doen.
Trouwens, mocht ik mij baseren op de uitspraak van de
rechtbank, dan heb ik gelijk, vermits het alleen ging om
die naam. Van bij de aanvang echter maakte ik duidelijk
een vooronderstelling van schuld op basis van een lijst
niet te zullen aanvaarden. De afgevaardigde van De Post
evenmin trouwens. Dat is een principie¨le kwestie. Dit
betekent dat er in het gebruik daarvan geen sprake is.
Een andere zaak is het bezitten van gegevens via
historische meldingen, op basis van de wet waarbij het
Centrum werd opgericht.
Op de vraag welke maatregelen ten opzichte van het
Centrum werden genomen, verwijs ik naar voornoemde
wet, die bepaalt dat het Centrum onafhankelijk is in de
uitoefening van zijn opdrachten waarvan het verzamelen
van gegevens er een is. Het gaat hier wel om het
verzamelen van gegevens, maar niet om het gebruik
ervan. Op dat vlak is er dus geen probleem. De beleids-
daden van het Centrum, die weliswaar autonoom door de
raad van bestuur van het Centrum worden bepaald,
kunnen slechts worden uitgevoerd met inachtneming van
alle wettelijke bepalingen, zeker - dat is mijn persoonlijke
mening - van de bepalingen omtrent de privacy.
Nogmaals, ik wens uitdrukkelijk te wijzen op het onder-
scheid tussen het bezitten van gegevens op basis van
een wettelijk kader en het aanwenden ervan binnen een
ander wettelijk kader. Over deze materie werden reeds
verschillende rechtelijke uitspraken gedaan. Aan de ene
kant is er de interpretatie daarvan, maar vooral de
handelwijze van De Post - na nazicht van de bepalingen
van de wet inzake het racisme, waar niemand kan tegen
zijn, ook u niet - en aan de andere kant is er het niet
gebruiken van een vermoeden van schuld, op basis van
een gegevensbank.
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de minister, ik moet u tegenspreken wanneer u zegt
dat iedereen gelukkig is met het thans geldende sys-
teem.
Ik ben er niet gelukkig mee, niet omwille van racistische
opvattingen in mijn hoofde of in hoofde van mijn kompa-
nen op het slechte pad van het Vlaams Blok, maar omdat
het een kwestie is van censuur, wat onaanvaardbaar is in
een democratie.
Dit is een vorm van precensuur die in een democratie
nooit aanvaardbaar kan zijn. Dit is echter niet het onder-
werp van mijn interpellatie.
Ik wens wat dieper in te gaan op de jezui¨etentrucs van de
dominicaan. Het lijkt me bijzonder eigenaardig dat men
een lijst aanlegt en personengegevens verzamelt maar
beweert ze nooit te zullen gebruiken. De pater doet aan
dadai¨stisch werk in zijn centrum. Hij verzamelt gegevens,
slaat ze op maar beweert ze nooit te zullen gebruiken.
Dat is de absurditeit ten top. Daarmee kan men zelfs niet
de hemel verdienen. Ik wens me daar echter niet over uit
te spreken.
De voorzitter : Er zijn er die daar beter voor geplaatst
zijn, mijnheer Van den Eynde.
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de voorzitter, u zult moeten toegeven dat dit absurd
en totaal ongeloofwaardig is.
Veel erger is dat de wet die het centrum opricht het
verzamelen van gegevens toelaat. Ik betwist dit niet. Het
centrum mag echter geen personengegevens verzame-
len. Mocht het centrum dit wel mogen doen, staat dit
haaks op de wet die de privacy verzekert en die zeer
stringent is. U weet dat een kruidenier het adres van zijn
klanten niet mag opnemen in een bestand zonder de
uitdrukkelijke toelating van de klant te vragen of hem
ervan op de hoogte te stellen dat hij de gegevens
opneemt in een bestand. Ik sta op de zwarte lijst van
pater Leman en ik ben daar trots op. Pater Leman heeft
me daarvan niet op de hoogte gebracht. Ik heb dat
toevallig vernomen via leden van het Vlaams Blok bij De
Post.
Mijnheer de minister, ik ben er zeker van dat het centrum
alleen al met de verzameling van de gegevens - ik spreek
nog niet van het gebruik ervan - onwettelijke handelingen
stelt. Ik geloof niet dat het centrum deze gegevens niet
zal gebruiken. Ik kan u nu reeds plechtig beloven dat ik,
zodra ik de kans schoon zie, de pater voor de rechtbank
zal dagen. Ik betreur dat de regering zich verschuilt
achter de autonomie van het centrum om de betrokkenen
niet tot de orde te roepen inzake de toepassing van de
wet op de privacy. Autonoom of niet, het is de plicht van
de regering en van elke overheid om de wet te doen
naleven. Ik kondig aan een motie van aanbeveling in te
dienen.
De voorzitter : Tot besluit van deze bespreking werden
volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion, des motions ont e´te´
de´pose´es.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de
heren Francis Van den Eynde en Guido Tastenhoye en
luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellatie van de heer Francis
Van den Eynde
HA 50
COM 202
9
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
en het antwoord van de minister van Telecommunicatie
en Overheidsbedrijven en Participaties, verzoekt de re-
gering aan het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en
Racismebestrijding de opdracht te geven zonder verwijl
de lijsten die het aanlegt met betrekking tot mensen die
van zogenaamd racisme verdacht zijn, te vernietigen en
zeker niet langer te verspreiden zoals dit onlangs bij
De Post gebeurde. De rechtbank heeft immers geoor-
deeld dat deze lijsten strijdig zijn met de wet van 8 de-
cember 1992.
Une motion de recommandation a e´te´ de´pose´e par
MM. Francis Van den Eynde et Guido Tastenhoye et est
libelle´e comme suit :
La Chambre, ayant entendu l'interpellation de M. Fran-
cis Van den Eynde
et la re´ponse du ministre des Te´le´communications et des
Entreprises et Participations publiques, invite le gouver-
nement a` enjoindre au Centre pour l'e´galite´ des chances
et la lutte contre le racisme a` de´truire sans de´lai les listes
de personnes pre´tendument soupc¸onne´es de racisme et,
en tout e´tat de cause, a` ne plus les diffuser, comme il l'a
fait re´cemment au sein de La Poste, le tribunal ayant juge´
que ces listes sont contraires a` la loi du 8 de´cem-
bre 1992.
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw
Kristien Grauwels en de heren Denis D'hondt, Franc¸ois-
Xavier de Donne´a, Tony Smets en Andre´ Fre´de´ric.
Une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par Mme
Kristien Grauwels et MM. Denis D'hondt, Franc¸ois-Xavier
de Donne´a, Tony Smets et Andre´ Fre´de´ric.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
Interpellatie van de heer Danie¨l Vanpoucke tot de
minister van Binnenlandse Zaken over
de stand van
zaken in de werkgroep belast met de voorbereiding
van de infrastructuur en uitrusting van de nieuwe
politie
(nr. 378)
Interpellation de M. Danie¨l Vanpoucke au ministre de
l'Inte´rieur sur
l'avancement des travaux au sein du
groupe de travail charge´ de la pre´paration de l'infras-
tructure et de l'e´quipement de la nouvelle police
De heer Danie¨l Vanpoucke (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, mijnheer de minister, collega's, mijn interpellatie gaat
inderdaad over de wet van 7 december 1998 inzake de
organisatie van een gei¨ntegreerde politiedienst, gestruc-
tureerd op twee niveaus. Zoals tijdens de bespreking van
de beleidsnota, mijnheer de voorzitter, herhaal ik hier dat
onze fractie geen kritiek heeft op deze wet op zich.
Integendeel, tijdens de vorige legislatuur hebben wij als
partij van de meerderheid daaraan meegewerkt, net
zoals jullie vanuit een andere invalshoek. Wij blijven dan
ook onverkort voorstander, maar ijveren wel voor een
integrale en vooral vlugge uitvoering. Ik moet de nood-
zaak hiervan hier niet meer beklemtonen.
Op de interpellatie van onze voorzitter, Stefaan De
Clerck, veertien dagen geleden in de plenaire vergade-
ring, hebben wij geen antwoorden gekregen van de
minister. Wij hebben toen een motie ingediend waarbij wij
vaststelden dat de minister blijkbaar niet slaagt in de
systematische uitvoering van die wet. Integendeel, hij
beperkt zich ertoe enkele schijnregelingen tot stand te
brengen. Bij deze schijnregelingen denk ik onder meer
aan de pilootzones, waarbij niets concreet wordt be-
paald, enkel een aantal algemeenheden die normaal ook
in andere zones moeten worden uitgevoerd en die mis-
schien veel verder zouden moeten gaan. Er wordt mis-
schien de indruk gewekt dat men vooruitgang boekt met
het dossier, maar dit is eigenlijk niet het geval.
Na de interpellatie van Stefaan De Clerck, hebben wij
daarom in onze motie aan de minister van Binnenlandse
Zaken gevraagd om het vertrouwen van de bevolking in
de politiediensten te herstellen door een precies en
concreet plan voor te leggen, volgens een duidelijke
timing, zodat de vooropgestelde ingangsdatum zou wor-
den gehaald. Wij hebben hem ook gevraagd het plan toe
te lichten in het parlement, in aanwezigheid van de leden
van het begeleidingscomite´ dat verantwoordelijk is voor
de implementatie van de wet.
Als gevolg daarvan hou ik nu eigenlijk deze interpellatie,
meer specifiek over werkgroep 3. Deze werkgroep is
belast met de voorbereidende werkzaamheden voor de
implementatie van de nieuwe gei¨ntegreerde politiedienst,
meer in het bijzonder met de infrastructuur en de uitrus-
ting. Zo is de werkgroep onder meer belast met de
omschrijving van de infrastructuur op het centrale, het
gedeconcentreerde en het lokale niveau. Tevens is hij
belast met het bepalen van de normen inzake infrastruc-
tuur op lokaal en federaal niveau en met het bepalen van
de regels inzake beheer van de infrastructuur en de
uitrustingsnormen op de beide niveaus, zoals voor de
uniformen en de bewapening.
Wat is in het algemeen de stand van zaken binnen deze
werkgroep 3 ? Welke onderwerpen werden reeds be-
sproken in de finale fase ? Over welke thema's werd nog
geen standpunt ingenomen door de werkgroep ?
Meer specifiek over het uniform - toch ook belangrijk -
heeft collega Pieter De Crem op 15 maart 2000 in deze
commissie reeds een vraag gesteld. Hij heeft er toen op
gewezen dat de werkgroep de kostprijs van de nieuwe
10
HA 50
COM 202
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Danie¨l Vanpoucke
uniformen raamde op ruim 1 miljard frank, of dus meer
dan een zevende van de totale kostprijs van de hervor-
ming. Het gaat dan nog maar over een basispakket. De
totale kostprijs zou tot 2,5 miljard kunnen oplopen.
De minister heeft toen op die vraag geantwoord dat de
federale overheid de kosten voor het uniform op zich zou
nemen. Het eerste uniform zou dus door de federale
overheid worden bekostigd.
Ik citeer de minister :
Nochtans zou ik wensen dat
bepaalde politiemensen eerder nog dit jaar indien moge-
lijk zouden worden uitgerust. Dit zal onder meer bijdra-
gen tot de zichtbaarheid van de operationele samenwer-
king tussen de leden van de gemeentepolitie en van de
rijkswachtbrigades.
Ten tweede, is het nieuwe uniform reeds goedgekeurd ?
Hoeveel tijd is er nodig om het uniform te produceren ? Ik
lees dat een ontwerper zou worden aangesteld, overeen-
komstig de procedure van de overheidsopdrachten.
Wanneer zullen de eerste uniformen worden geleverd ?
Zal het nieuwe uniform reeds geleverd zijn als de piloot-
zones operationeel zullen zijn en de gemeentepolitie en
de rijkswacht zullen moeten samenwerken ?
Ten derde, zal de federale overheid deze eerste levering
financieren ? In onze motie van veertien dagen geleden
hebben wij verzocht dat bij urgentie duidelijkheid zou
worden geschapen over het aandeel dat de onderschei-
den gemeentebesturen in de politiehervorming zullen
moeten dragen, teneinde hen toe te laten hun begroting
voor 2001 voor te bereiden en goed te keuren. De
gemeentebestuurders moeten toch weten wat zij voor de
lokale politie op IPZ-niveau zullen moeten uitgeven.
Ten vierde, overweegt de minister in nieuwe huisvesting
te investeren ? Zal de realisatie van de nieuwe gebou-
wen worden toevertrouwd aan de Regie der Gebouwen
of moeten de lokale zones er zelf voor instaan ? Wat is de
stand van zaken voor het lokale en het federale niveau
op dat vlak ? Wat is de concrete timing ? Wordt voor de
gemeenten in een huisvestingsdotatie voorzien ? Zo ja,
hoe zal deze worden berekend ?
Ten vijfde, is er reeds een nieuw logo ? Kan het logo
reeds worden gebruikt binnen de pilootzones ? Wanneer
zal het logo algemeen worden aangewend ?
Ten zesde, welke wapens zullen de nieuwe politie-
mensen hanteren ?
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
je voudrais tout d'abord remercier M. Vanpoucke pour le
soutien inconditionnel qu'il apporte a` la mise en oeuvre
de ce que j'estime effectivement e^tre une excellente
re´forme, mise en oeuvre vis-a`-vis de laquelle il fait
d'ailleurs preuve d'une grande impatience.
Monsieur Vanpoucke, mon impatience est encore plus
grande que la vo^tre. Et si je le pouvais, je re´aliserais un
miracle et tenterais d'acce´le´rer les choses, mais la loi est
la loi. La concertation sociale doit e^tre respecte´e. Les
discussions avec les organisations syndicales, que j'ai
voulu e´couter, ont pris du temps. A cette occasion, elles
ont formule´ un certain nombre de suggestions fort inte´-
ressantes qui ont permis d'ame´liorer les choses.
Je suis aussi oblige´ de respecter la loi des marche´s. Si tel
n'e´tait pas le cas, vous m'en feriez le reproche.
Me^me si je me mettais personnellement a` la couture, il
serait quand me^me tre`s difficile d'e´quiper les 40 000
policiers et gendarmes de ce pays en 24 heures.
Toujours est-il que les choses avancent bien. Mais si
quelqu'un dans cette salle peut me proposer la solution
miraculeuse permettant de re´gler tous les proble`mes de
cette re´forme titanesque en quinze jours, qu'il le fasse.
En tout cas, je peux dire que, tous les jours, j'ai des
motifs de satisfaction.
Vous avez parle´ des zones de police et des projets
pilotes.
Pour ma part, j'ai des informations sur la situation dans
ma re´gion. Le gouverneur a rec¸u, hier, douze bourgmes-
tres. Ils se sont mis d'accord et ont choisi un pre´sident. Ils
ont e´galement de´ja` une ide´e du profil que devra avoir,
demain, le chef de corps. Les choses avancent de
manie`re conside´rable.
En ce qui concerne l'e´tat des travaux au sein du groupe
3, vous pre´tendez que je ne vous donne pas de re´ponse
pre´cise. Aussi, monsieur le pre´sident, j'espe`re que vous
me permettrez de re´pondre pre´cise´ment aujourd'hui,
me^me si cela ne´cessite un certain temps. Vous pourrez
constater que j'ai de´ja` donne´ un certain nombre re´pon-
ses claires, mais il est vrai qu'il n'y a pire sourd que celui
qui ne veut entendre.
Le groupe 3 comprend, en fait, deux groupes de travail :
- le groupe 3A qui s'occupe des e´quipements et du
mate´riel;
- le groupe 3B qui s'occupe des infrastructures et des
ba^timents.
Le groupe 3A travaille actuellement sur quatre dossiers
dont voici l'e´tat d'avancement.
Premie`rement, l'emble`me, que l'on va appeler le logo.
L'emble`me qui avait e´te´ retenu a` l'issue du concours de
juin 1999, a e´te´ de´pose´ aupre`s du bureau Benelux des
marques.
HA 50
COM 202
11
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
Un projet d'arre^te´ royal et plusieurs circulaires ont e´te´
pre´pare´s pour assurer la protection de l'emble`me et fixer
les re`gles d'utilisation.
Une premie`re version de ces textes m'a e´te´ soumise en
fe´vrier.
Ces textes ont e´te´ finalise´s et me seront soumis dans
leur forme de´finitive dans les tout prochains jours.
Ensuite, l'identite´ visuelle.
L'identite´ visuelle induit pour une entreprise ou un service
public une fac¸on unique d'exister, d'e^tre connue et recon-
nue au travers de multiples moyens de communication.
Cette identite´ visuelle ne se re´sume pas a` la cre´ation
d'un logo, elle ne´cessite aussi la re´alisation de l'ensem-
ble des applications de l'image de marque ainsi que la
re´daction d'un guide des normes d'application et d'utili-
sation de celles-ci.
L'identite´ visuelle doit donc s'appliquer dans tous les
domaines et sur tous les supports ou` l'image de la
nouvelle police doit e^tre pre´sente, comme par exemple
les cartes de visites, le papier a` en-te^te et les enveloppes
ainsi que tout le mate´riel de communication, le site web,
etc., les ba^timents, les panneaux indicateurs, les ve´hicu-
les, le
stripping, le mate´riel pour sceller, les bandes de
de´limitation de pe´rime`tre, les drapeaux, etc.
J'ai marque´ mon accord sur cette approche et les cre´dits
ne´cessaires sont disponibles pour passer un marche´ de
services a` ce sujet.
Le groupe 3A pre´pare le cahier des charges.
A l'issue du marche´, on disposera d'un manuel technique
aussi complet que possible qui de´finira l'identite´ visuelle
de la police inte´gre´e.
Ce manuel constituera la base conforme´ment a` laquelle
l'identite´ visuelle sera de´cide´e dans chaque marche´
public futur de mate´riel et d'e´quipement.
Troisie`me pre´occupation du groupe 3A : les uniformes.
J'ai approuve´ des principes ge´ne´raux selon lesquels
l'uniforme comporte cinq parties :
- un uniforme de base avec lequel le fonctionnaire de
police assure les fonctions de police de base, ce qu'on
appelle e´galement
tenue ordinaire;
- un uniforme de ville porte´ dans des circonstances
particulie`res ou` le caracte`re repre´sentatif est recherche´;
- un uniforme de ce´re´monie porte´ dans des circonstan-
ces protocolaires bien pre´cises;
- les pie`ces d'e´quipement individuel personnalise´es :
blouson coupe-vent d'intervention, carte de service, pla-
quette d'identification, porte-carte de service, brassard,
sifflet et chai^ne, valisette et insigne de grade et de
fonction;
- les pie`ces individuelles non personnalise´es, c'est-a`-dire
interchangeables et re´cupe´rables : lampes, menottes et
ceinturons avec les e´tuis pour pistolets, chargeurs, ar-
mes de poing, matraques, sprays, etc.
Pour re´duire les cou^ts, l'uniforme tel qu'il est conc¸u est
modulaire. Ainsi, l'uniforme de ville n'est pas un uniforme
spe´cifique mais bien une variante de l'uniforme de base.
A co^te´ de l'uniforme ge´ne´ral, des tenues spe´cialise´es
sont porte´es par des fonctionnaires de police pendant le
temps de leur affectation a` un emploi ou une fonction
pre´cise : dans le cadre du maintien de l'ordre, les mo-
tards, les cavaliers, les mai^tres-chiens ou encore les
tenues spe´ciales de la police maritime ou de la police du
me´tro. Pour des raisons de cou^t et de de´lai, je suis d'avis
de ne pas remplacer imme´diatement ces tenues spe´cia-
lise´es.
Nouveaute´ marquante : l'uniforme sera mis a` disposition
par l'employeur, a` savoir la zone de police ou la police
fe´de´rale. Il s'agit d'une de´cision ne´gocie´e avec les orga-
nisations syndicales. L'employeur, police fe´de´rale ou
zone de police, a inscrit dans son budget les montants
ne´cessaires pour acheter les pie`ces d'uniformes. L'em-
ployeur ache`te et ge`re les pie`ces d'uniformes soit direc-
tement, soit avec la police fe´de´rale dans le cadre de
marche´s globalise´s. Un arre^te´ royal fixera le nombre de
chaque pie`ce d'uniforme de la premie`re dotation et la
fre´quence de renouvellement.
L'uniforme sera identique pour la police fe´de´rale et pour
la police locale. La couleur ge´ne´rique de l'uniforme des
fonctionnaires de police est le bleu. Les spe´cifications
techniques du bleu seront e´tablies en fonction du type de
support. L'uniforme ge´ne´ral est octroye´ a` tous les fonc-
tionnaires de police, y compris ceux qui exercent leur
mission principalement en civil; je pense a` la direction
ge´ne´rale de la police judiciaire, aux services judiciaires et
aux enque^teurs de la police locale.
Le groupe de travail a rec¸u comme instruction de de´ve-
lopper un uniforme repre´sentatif et pratique. Je suis
d'avis que l'image de la police aupre`s du public se cre´e
surtout lors de l'exe´cution des missions. L'uniforme doit
e^tre conc¸u pour porter cette image. Un policier satisfait
de son uniforme le porte mieux et avec lui, l'image de son
corps. Pour cette raison, le choix des mate´riaux et la
coupe privile´gient le confort du personnel dans l'exe´cu-
tion de ses missions ope´rationnelles.
Toujours pour des raisons d'e´conomie, l'uniforme est
compatible avec les pie`ces d'e´quipement individuel non
personnalise´es actuellement en dotation dans la majorite´
12
HA 50
COM 202
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
des services de police : armement individuel, lampes,
menottes et ceinturons avec les e´tuis pour pistolets,
chargeurs, matraques et sprays. Ces pie`ces ne devront
donc pas e^tre remplace´es a` l'occasion de l'introduction
du nouvel uniforme.
A ce stade, les grandes lignes de l'uniforme, autrement
dit l'allure ge´ne´rale, sont de´termine´es. Il en est de me^me
pour les syste`mes de financement.
Les normes de dotation et de remplacement sont en
cours de finalisation. L'e´tape suivante est la conception
technique des pie`ces. Elle constitue un travail profes-
sionnel pour lequel j'ai de´cide´ de proce´der a` un marche´
de services dont le re´sultat sera un manuel technique
aussi complet et de´taille´ que possible, qui de´finit toutes
les pie`ces de l'uniforme ge´ne´ral du fonctionnaire de
police et de l'auxiliaire de police : le patron, le mate´riau,
la couleur, etc. Ce manuel constituera le cahier des
charges technique des futurs marche´s de fournitures qui
seront lance´s par les polices locales et la police fe´de´rale.
Ce marche´ de conception devrait nous permettre de
prendre une de´cision a` la fin de l'anne´e 2000. Il sera suivi
par une commission d'e´valuation compose´e notamment
des repre´sentants des services de police et d'externes.
Pour assurer une cohe´rence maximale entre l'uniforme
et l'identite´ visuelle, le soumissionnaire devra se concer-
ter avec le soumissionnaire retenu dans le marche´
portant sur l'identite´ visuelle.
L'e´quipement et le mate´riel : ce dossier comporte diffe´-
rents volets. Avant de travailler sur les normes d'e´quipe-
ment, j'ai demande´ au groupe de travail de me pre´senter
un me´canisme financier cohe´rent. Le 20 mars dernier, j'ai
signe´ une circulaire invitant les communes a` poursuivre,
en bon pe`re de famille, leurs investissements dans la
police communale. Le de´marrage de la police locale
serait lourdement pe´nalise´ si nous devions nous retrou-
ver, en janvier 2002, avec des e´quipements et des
ve´hicules qui n'auraient pas e´te´ remplace´s en temps
utile. En toute hypothe`se, les communes qui transfe´re-
ront a` la zone un mate´riel insuffisant sur le plan de sa
valorisation financie`re, devront comple´ter ce transfert par
des cre´dits. La circulaire a e´te´ publie´e dans le Moniteur
du 22 avril dernier. J'attends du groupe de travail un
rapport de´taille´ sur ce dossier avant la fin du mois de mai.
Le groupe 3B est, lui, charge´ des ba^timents et des
infrastructures. Il suit un certain nombre de dossiers dont
je vous parlerai en re´pondant a` votre question 4.
En ce qui concerne votre question 3 relative a` la part du
financement fe´de´ral du nouvel uniforme, cette ide´e a e´te´
e´tudie´e de manie`re approfondie. Le premier uniforme de
chaque policier local et fe´de´ral aurait e´te´ paye´ par le
gouvernement fe´de´ral sur des cre´dits exceptionnels. Les
services de police auraient pris en charge le financement
des pie`ces comple´mentaires et le remplacement des
pie`ces usage´es. Cette ope´ration aurait peut-e^tre permis
de doter, de`s le 1er janvier 2002, tous les policiers du
nouvel uniforme. L'ope´ration a e´te´ chiffre´e dans le de´tail
et le montant ne´cessaire s'e´le`ve entre 1,9 milliard et
2 milliards selon l'option retenue : uniforme ou non pour
la direction PJ, et ce re´parti sur deux ans.
Nous avons convenu avec les organisations syndicales,
qui ont fait une suggestion tout a` fait raisonnable, que ces
cre´dits seraient mieux utilise´s pour le statut pe´cuniaire et
l'insertion. Les uniformes seront finance´s a` concurrence
de 500 millions par an a` partir de 2001. C'est la contri-
bution de l'Etat fe´de´ral. Jusqu'a` pre´sent, il n'y avait
aucune contribution de sa part.
Les aspirants seront e´quipe´s en priorite´, ainsi que les
policiers qui sont le plus amene´s a` porter l'uniforme, et
spe´cialement ceux qui sont en contact avec la popula-
tion.
J'en arrive a` votre question 4 relative aux ba^timents. Le
groupe 3B, dans lequel la Re´gie des ba^timents est
repre´sente´e, proce`de actuellement a` un inventaire des
ba^timents existants dans les zones de police et dans la
police fe´de´rale. Il est inde´niable que tant pour la police
locale que pour la police fe´de´rale, la re´forme ne sera
pleinement ope´rationnelle que lorsque les services qui
ont e´te´ inte´gre´s travailleront sous le me^me toit. Cette
ope´ration ne´cessite cependant un de´lai de plusieurs
anne´es, et ce pour diffe´rentes raisons.
La re´partition des effectifs de la police locale n'est pas
connue actuellement, pas plus que les superficies ne´ces-
saires qui, toutes deux, de´pendent, d'une part, du cadre
de la future police locale et, d'autre part, de de´cisions
d'organisation du futur corps de police locale.
Quels services seront centralise´s ? Quelles seront les
fonctions assure´es par les postes de police commu-
naux ? Pour localiser les services dans un ba^timent, il
faut d'abord disposer des besoins et ceux-ci de´coulent
d'un organigramme. Les ope´rations ne se font pas dans
l'ordre contraire. Ces de´cisions cadre/organigramme ne
peuvent, bien entendu, e^tre prises par le niveau fe´de´ral.
Dans les zones pluricommunales, elles ne pourront e^tre
prises que par les organes compe´tents, a` savoir le
conseil de police et le colle`ge de police, qui seront
installe´s a` partir de mars 2001. Il faut, en effet, monsieur
Vanpoucke, attendre les e´lections communales d'octobre
prochain. En outre, ces de´cisions seront prises une fois
que sera fixe´ par arre^te´ royal l'effectif minimal de chaque
zone de police locale. C'est pour cette raison que peu
d'investissements immobiliers peuvent e^tre re´alise´s dans
les zones pilotes. Ici aussi, je ne souhaite pas proce´der a`
des investissements qui pourraient se re´ve´ler inutiles
dans moins de deux ans.
HA 50
COM 202
13
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
Bien entendu, il n'est pas interdit de re´fle´chir a` la
proble´matique. Les choses n'e´volueront que plus rapide-
ment a` partir du moment ou` les organes compe´tents
seront officiellement installe´s.
Pour la police fe´de´rale, un inventaire est e´galement en
cours. Mais nous devons d'abord finaliser l'organi-
gramme de la police fe´de´rale et des services de´concen-
tre´s, ce que l'on appelle poe´tiquement DIRCO et DIRJU.
Lorsque les besoins seront connus, chaque autorite´
devra prendre les de´cisions ne´cessaires afin que les
services disposent des ba^timents indispensables. La
zone de police prendra en location les ba^timents aupre`s
des communes ou de la Re´gie des ba^timents. Elle pourra
aussi acheter ou construire les ba^timents ne´cessaires.
Avec quels fonds ? La dotation de chaque commune a` la
zone et, pour la partie qui lui revient, la subvention
fe´de´rale comprendront un montant forfaitaire couvrant
tous les frais d'he´bergement, location, fonctionnement,
e´lectricite´, chauffage, nettoyage.
Gra^ce a` ce budget, la zone de police louera les ba^timents
ne´cessaires aux communes ou a` la Re´gie des ba^timents
ou encore sur le marche´. Elle pourra acque´rir ou cons-
truire si elle le souhaite. On a voulu un maximum de
simplicite´. En fait, on transfe`re des gendarmes avec des
moyens financiers, qui doivent couvrir leur traitement,
leur he´bergement, leur e´quipement. Ensuite, ce sont,
bien entendu, les autorite´s locales qui prennent les
de´cisions les plus ade´quates en ce qui concerne l'infras-
tructure notamment : l'acquisition, la location,... ce, dans
le cadre des moyens ne´cessaires.
De la me^me manie`re, certaines peuvent de´cider d'agir
beaucoup plus rapidement. Je me suis rendu dimanche a`
Waterloo et ai constate´ que les autorite´s locales souhai-
taient prendre, de`s a` pre´sent, un certain nombre de
de´cisions en ce qui concerne l'agrandissement des lo-
caux du commissariat central. C'est l'autonomie locale
qui joue en la matie`re. Il convient d'e^tre attentif au fait que
la zone n'aura pas l'obligation de louer les actuels
ba^timents occupe´s par la police communale ou par la
gendarmerie si ces ba^timents ne lui conviennent pas.
Dans la gestion de ces ressources, la zone de police est
autonome.
Le groupe de travail finalise le calcul de ce montant
forfaitaire qui sera adapte´ en fonction du prix du marche´
en vigueur dans chaque re´gion. La situation du marche´
en matie`re immobilie`re est diffe´rente selon l'endroit. Il est
e´vident qu'un effort particulier devra e^tre fourni. Certai-
nes petites zones de police ne pourront peut-e^tre pas
supporter seules les frais exceptionnels lie´s a` la cons-
truction d'un commissariat central.
Notons que la loi n'impose toutefois pas que ce commis-
sariat central regroupe l'essentiel du corps de police
locale.
D'autre part, les ba^timents de la future police fe´de´rale
sont en plusieurs endroits dans un e´tat de ve´tuste´ qui
compromet un travail efficace.
C'est la raison pour laquelle je soumettrai prochainement
au Conseil des ministres, avec mon colle`gue charge´ de
la Re´gie des ba^timents, une proposition de cre´er deux
plans pluriannuels spe´cifiques, l'un pour la police fe´de´-
rale, l'autre pour la police locale.
Les dossiers qui avaient e´te´ lance´s en 1996, donc avant
la re´forme de la police, dans le cadre des projets dits de
cohabitation, ont tous e´te´ revus et ceux qui sont compa-
tibles avec les nouvelles zones ont e´te´ de´bloque´s parce
que des engagements avaient e´te´ pris.
La priorite´ des aides fe´de´rales ira a` la construction ou a`
la transformation du commissariat central de la zone
lorsque sa localisation sera connue, c'est-a`-dire de´cide´e
par les autorite´s locales compe´tentes.
J'en viens a` la cinquie`me question au sujet de l'utilisation
de l'emble`me du logo dans les zones pilotes.
Le pre´sident : Monsieur le ministre, si vous ne respectez
pas votre temps de parole, nous n'arriverons pas a` la fin
de nos travaux.
M. Antoine Duquesne, ministre : D'accord, monsieur le
pre´sident, mais je n'ai pas envie d'entendre sans arre^t en
se´ance publique ou en commission, M. Vanpoucke me
dire que je ne re´ponds pas a` ses questions. Je l'ai dit en
commenc¸ant, il faut e^tre se´rieux. J'ai des re´ponses mais
j'ai l'impression que cela de´range certains que je les
donne et que je fasse la de´monstration que les choses
avancent.
De voorzitter : Wij hebben als voorzitter de taak om erop
toe te zien dat het programma kan worden afgewerkt. Ik
moet dus aandringen op enige synthese, ook in de
antwoorden. Men moet geen antwoord hebben op alle
details. Men heeft dienaangaande tenslotte de mogelijk-
heid om een schriftelijke vraag te stellen.
M. Antoine Duquesne, ministre : Je suis d'accord avec
vous, monsieur le pre´sident.
M. Franc¸ois-Xavier de Donne´a (PRL FDF MCC) : Mon-
sieur le pre´sident, il serait sans doute inte´ressant, vu la
richesse des de´tails fournis par le ministre, que la note du
ministre telle quelle, et pas seulement le compte rendu
analytique, soit distribue´e a` tous les membres de la
commission. Demain, dans les annales, nous n'en re-
trouverons e´videmment qu'une partie.
De voorzitter : Als de minister zich dan kan beperken tot
de grote lijnen denk ik dat alles met alles zou verzoend
zijn.
14
HA 50
COM 202
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
M. Antoine Duquesne, ministre : J'en termine, monsieur
le pre´sident, pour re´pondre a` vos souhaits. Vous savez
que j'y suis toujours tre`s attentif.
J'ai signe´ une nouvelle circulaire destine´e aux zones
pilotes, les autorisant a` utiliser dans certaines conditions
le nouvel emble`me de la police. Il pourra e^tre utilise´ sous
forme d'insigne sur les tenues ou sur les ve´hicules, mais
toujours accompagne´ des emble`mes actuels, les seuls
sur le plan juridique authentifiant valablement le policier
communal et le gendarme. Je demande que l'on fasse un
maximum pour montrer les expe´riences de cohabitation
mais, bien entendu, sans vouloir anticiper de manie`re
excessive sur le mouvement.
Vous verrez, monsieur le pre´sident, le 21 juillet, de´filer
sur la place des Palais, devant le Roi, des unite´s com-
munes de la police et de la gendarmerie qui cohabitent.
Je re´ponds maintenant a` votre dernie`re question, mon-
sieur Vanpoucke, au sujet des armes de la police inte´-
gre´e. L'armement de la police inte´gre´e sera sensiblement
le me^me que l'armement actuel. Je n'ai pas l'intention
d'exiger des zones de police des investissements consi-
de´rables lorsqu'ils ne sont pas absolument ne´cessaires.
En fonction des remplacements rendus ne´cessaires par
le vieillissement du mate´riel, les polices locales et la
police fe´de´rale appliqueront les normes qui seront prises
en temps utiles.
De quelles normes s'agit-il ? Les normes respecteront le
prescrit de l'article 141, aline´a 2, de la loi du 7 de´cembre
1998. Il s'agira des normes qui sont ne´cessaires en vue
de garantir la compatibilite´ et la coope´ration entre les
services et, si ne´cessaire, l'ope´rationnalite´ d'une inter-
vention commune.
Au stade actuel des travaux, je puis dire que ces normes
porteront non pas sur des marques ou des mode`les
pre´cis mais bien sur les calibres et les munitions et sur
les types de me´canismes, bref ce qui est indispensable
pour uniformiser les manipulations, les interventions et
l'entrai^nement des policiers. Je pre´cise que cette matie`re
ne constitue pas une priorite´ dans le programme de
travail.
De heer Danie¨l Vanpoucke (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, ik wil toch kort iets zeggen over het antwoord van de
minister. Ik wil hem eerst bedanken voor zijn omstandig
antwoord.
Mijnheer de voorzitter, het is zowel nuttig als noodzakelijk
dat wij de nodige informatie krijgen. In dat verband wil ik
een voorstel doen. Na de vorige interpellatie van Stefaan
De Clerck hebben wij erop aangedrongen dat de minister
zijn plan in het parlement zou toelichten in aanwezigheid
van de leden van het Begeleidingscomite´ dat verant-
woordelijk is voor de implementatie van de wet. Mis-
schien kan dit ook op het vlak van infrastructuur, even-
tueel met de voorzitter van die werkgroep. Een aparte
zitting zou heel interessant kunnen zijn. Het is maar een
suggestie.
Ten slotte begrijp ik dat nog niet alles in detail kan
geregeld zijn. Het zou echter zeer interessant zijn als de
communicatie met zowel de parlementsleden als de
gemeentebesturen over de begroting, namelijk over de
verdeling en het financie¨le aspect tussen het federale en
het lokale niveau, heel concreet en correct gebeurt.
Mijnheer de minister, kunt u een antwoord geven op de
laatste vraag ? Ziet u de mogelijkheid om het plan in het
parlement te bespreken met de verantwoordelijken van
het Begeleidingscomite´ ?
M. Antoine Duquesne, ministre : Il s'agit de groupes de
travail qui se trouvent a` ma disposition. Et le ministre est
a` la disposition du parlement.
De voorzitter : Tot besluit van deze bespreking werden
volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion, des motions ont e´te´
de´pose´es.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de
heren Danie¨l Vanpoucke en Pieter De Crem en luidt als
volgt :
De Kamer, gehoord de interpellatie van de heer Danie¨l
Vanpoucke
en het antwoord van de minister van Binnenlandse
Zaken, vraagt de minister van Binnenlandse Zaken :
1. een concreet plan van aanpak voor te leggen aan het
parlement dat volgens een duidelijke timing weergeeft
welke de ingangsdatum zal zijn van de verschillende
items waarmee deze werkgroep is belast;
2. dit concreet plan van aanpak toe te lichten in het
parlement in aanwezigheid van de leden van het bege-
leidingscomite´ en de voorzitter van de derde werkgroep;
3. duidelijkheid te brengen omtrent het aandeel dat de
verschillende gemeentebesturen zullen moeten dragen
wat betreft de infrastructuur en uitrusting van de nieuwe
gei¨ntegreerde politiedienst.
Une motion de recommandation a e´te´ de´pose´e par
MM. Danie¨l Vanpoucke et Pieter De Crem et est libelle´e
comme suit :
La Chambre, ayant entendu l'interpellation de M. Danie¨l
Vanpoucke
et la re´ponse du ministre de l'Inte´rieur, demande au
ministre de l'Inte´rieur :
HA 50
COM 202
15
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
1. de soumettre au parlement un plan d'approche concret
pre´cisant, sur la base d'un calendrier pre´cis, la date
d'entre´e en vigueur des diffe´rentes matie`res confie´es a`
ce groupe de travail;
2. de commenter ce plan d'approche concret au parle-
ment, en pre´sence des membres du comite´ d'accompa-
gnement et du pre´sident du troisie`me groupe de travail;
3. d'apporter toutes les pre´cisions requises sur la part qui
sera a` charge des diffe´rentes administrations communa-
les en ce qui concerne l'infrastructure et l'e´quipement du
nouveau service de police inte´gre´.
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw
Kristien Grauwels en de heren Andre´ Fre´de´ric, Franc¸ois-
Xavier de Donne´a, Willy Cortois en Tony Smets.
Une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par Mme
Kristien Grauwels et MM. Andre´ Fre´de´ric, Franc¸ois-
Xavier de Donne´a, Willy Cortois et Tony Smets.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
Mondelinge vraag van de heer Pieter De Crem aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de politie-
hervorming
(nr. 1548)
Question orale de M. Pieter De Crem au ministre de
l'Inte´rieur sur
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, begin april heeft de
minister een algemeen rondschrijven aangekondigd dat
de 40 000 manschappen van politie en rijkswacht per-
soonlijk zou informeren over hun wedde en hun positie in
de hie¨rarchie van de eengemaakte politie. Het concept
van deze brief is na de nachtelijke onderhandelingen van
1 april 2000 totstandgekomen. Bestaat deze brief en is hij
effectief verstuurd geweest ? Komt er eigenlijk wel een
brief, mijnheer de minister ?
Er verlopen immers heel wat moeilijkheden met het
schrijven en het ter bestemming brengen van de brief. Er
kunnen zich natuurlijk een aantal problemen hebben
voorgedaan met onbekende bestemmelingen, adreswij-
zigingen of port dat door de bestemmelingen moest
worden betaald. De 40 000 leden van de politie en de
rijkswacht kijken in elk geval vol verwachting uit naar uw
herderlijk schrijven, dat u met veel bravoure hebt aange-
kondigd maar die nog door niemand werd ontvangen.
Mijnheer de minister, bestaat er een brief ? Wat staat er
in de brief ? Indien er geen schrijven is, waarom hebt u
het dan aangekondigd ?
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, comme d'habitude, je trouve que M. De
Crem ne manque pas d'humour. Moi aussi, j'attends avec
impatience qu'il me donne des signaux pour me prouver
qu'il souhaite vraiment qu'une information se´rieuse soit
donne´e aux policiers et aux gendarmes.
En ce qui concerne l'information du personnel, je vais
adresser a` chaque membre du personnel concerne´ une
lettre afin de les e´clairer de manie`re de´taille´e sur le
contenu des textes qui font l'objet des ne´gociations
actuelles. Les de´veloppements de ces ne´gociations
m'ont conduit a` faire adapter le projet initialement re´dige´.
Le projet n'a donc pas encore e´te´ envoye´ pour la simple
raison que la ne´gociation elle-me^me a e´volue´.
La re´flexion au sujet des zones de police pilotes a bien
de´marre´ depuis le 15 avril dernier. Les structures de
soutien se sont mises en place. La mise en oeuvre
n'interviendra toutefois, selon les zones, qu'au fur et a`
mesure des de´cisions.
Avant de proce´der a` une premie`re e´valuation, il faudra
donc attendre un peu.
Par rapport au pre´accord du 1er avril, l'autorite´ a pro-
pose´, le 12 avril dernier, aux organisations syndicales
repre´sentatives des ame´nagements concernant la char-
nie`re entre le dernier grade du cadre moyen et le premier
grade du cadre des officiers, le passage du cadre de
base vers le cadre moyen et l'exercice des fonctions a`
responsabilite´ dans les futurs services judiciaires par les
actuels membres des BSR. Ces amendements ont fait
l'objet d'un accord signe´ le 21 avril dernier par les
organisations syndicales repre´sentatives, a` l'exception
du SLFP. Pour concre´tiser tout cela, pre`s de 1 700
articles doivent e^tre adopte´s. Dans le cadre des ne´go-
ciations en cours, plusieurs centaines d'articles ont de´ja`
fait l'objet d'un accord entre l'autorite´ et les organisations
syndicales.
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de minister, ik
dank u voor het antwoord. Waarom kondigde u begin
april aan dat u de 40 000 manschappen een brief zou
schrijven ? Als u dat aankondigt, dan cree¨ert u een soort
bewustzijnsverruiming bij die 40 000 mensen. Zij nemen
aan dat zij dan alles te weten zullen komen. Ik heb echter
de indruk dat er soms een bewustzijnsvernauwend effect
uitgaat van uw diensten of uw kabinet. Ik weet niet of u de
gevolgen van het niet uitvoeren van de maatregelen die
u aankondigt wel goed inschat. Ik hoop dat u wel eens
rondwandelt bij uw korpsen. U cree¨ert bij die mensen het
perspectief dat zij van hun grote baas, de minister,
individueel en volgens hun graad een persoonlijk schrij-
ven zullen ontvangen waarin u hun toestand, de stand
van zaken en hun promotiemogelijkheden gaat toelich-
ten. Dat kondigde u in het begin van de maand april aan.
Nu zijn we echter reeds in de derde week van de maand
16
HA 50
COM 202
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pieter De Crem
mei. De moedeloosheid en het gevoel van verlatenheid
bij deze 40 000 mensen is groot. Het past niet dat u dit
perspectief cree¨ert en het nadien niet invult. Het is de
zoveelste keer dat u in deze hervorming een aantal
zaken vooropstelt waarop u nadien terugkomt. Ik kan
alleen vaststellen dat dit een bijzonder spijtige zaak is.
M. Antoine Duquesne, ministre : Ma promesse sera
assure´ment respecte´e. Il fallait que les ne´gociations aient
avance´, pour pouvoir progresser en terrain stable. Tout
est pre´pare´ maintenant. En outre, lorsque vous pre´ten-
dez qu'il y a un manque d'informations, je trouve que
vous faites de la sorte peu de cas du ro^le rempli par les
organisations syndicales, lesquelles sont les premie`res a`
informer leurs bases relativement a` l'e´volution des ne´go-
ciations. C'est d'ailleurs sur la base de ces informations
qu'elles peuvent venir s'asseoir autour de la table et y
marquer ou non leur accord sur les propositions formu-
le´es. Je suis, pour ma part, plus respectueux que vous
des organisations syndicales.
De heer Pieter De Crem (CVP) : Dit is toch wel de
omgekeerde wereld ! De minister kondigt begin april met
veel bravoure aan dat hij als hie¨rarchische overste, als
voogdijminister persoonlijk een brief zal richten aan alle
40 000 bedienaars van de politiediensten in dit land. Nu
zegt de minister mij dat niet hij maar de representatieve
vakbondsorganisaties dit moeten doen.
Mijnheer de minister, u zegt om het even wat. Ik vind dat
u cache-cache speelt met uw verantwoordelijkheden. Ik
hoop dat u nooit meer het excuus gebruikt dat men voor
informatie uit de eerste hand het vakblad van de syndi-
cale organisaties moet raadplegen. Dit is een statement
waarmee u duidelijk maakt dat u de manschappen niet
meer zult informeren en dat de informatie maar via de
kanalen van de vakbondsorganisatie moet worden ver-
spreid. Ofwel doet u het alsnog zelf. Ik wacht af wat er zal
gebeuren.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Danie¨l Vanpoucke aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
het lot van
het akkoord inzake het personeelsstatuut van de
gei¨ntegreerde politie
(nr. 1571)
Question orale de M. Danie¨l Vanpoucke au ministre
de l'Inte´rieur sur
le sort de l'accord en matie`re de
statut du personnel de la police inte´gre´e
De heer Danie¨l Vanpoucke (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, mijnheer de minister, collega's, inderdaad komt op-
nieuw de politie ter sprake. Ik stel vast dat de minister de
vraagstellers hierover graag typeert. De heer De Crem
wordt zeer humoristisch op dat vlak genoemd.
De heer Pieter De Crem (CVP) : Het is bijna cynisme,
collega.
De heer Danie¨l Vanpoucke (CVP) : Ik vind humor posi-
tief. Ik stel vast dat de minister mij als doof bestempelt en
dat is misschien iets minder positief, maar dat zal dan wel
aan mij liggen.
Mijnheer de minister, in het actualiteitsdebat in de ple-
naire vergadering van 6 april 2000 verheugde u zich over
het op 1 april 2000 bereikte akkoord. Nu blijken er toch
ontegensprekelijk nog problemen te zijn met de inhoud
van het akkoord. Tijdens dat debat in plenaire vergade-
ring heb ik een aantal vragen gesteld waarop ik toen
geen antwoord kreeg; dat zou ook weer aan mijn doof-
heid kunnen liggen. Ik begrijp wel dat u moeilijk op alle
vragen van de verschillende sprekers binnen het tijdsbe-
stek kunt antwoorden, maar daarom stel ik u nu dus nog
enkele vragen. Om verscheidene redenen is dat niet
eerder kunnen gebeuren en zijn sommige vragen mis-
schien al voorbijgestreefd.
De eerste vraag betreft de meerkosten van het akkoord
en voor wiens rekening dat zou komen. Op een eerdere
commissievergadering hebt u in antwoord op een andere
vraag van mij hierop reeds concreet geantwoord. U hebt
gezegd dat de meerkosten integraal door de federale
overheid zouden worden gedragen. Dat is het antwoord
dat ik heb gekregen. Enkele gemeentebesturen hebben
mij wel gevraagd of dit toch niet eenmalig is, maar in de
toekomst verder volgens dezelfde verdeelsleutel blijft
gebeuren.
Ten tweede, volgens welke verdeelsleutel zal de verde-
ling van rijkswachters over de verschillende politiezones
gebeuren ?
Ten derde, werd er een akkoord bereikt over de
pensioenregeling en is het verschil in pensioenleeftijd
daarin weggewerkt ?
Ten vierde, hoe ziet het akkoord eruit voor het luik van de
uitstapregeling ?
Ten vijfde, is er thans een akkoord over een gelijkwaar-
dige functie-inschakeling en hoe ziet die er nu definitief
uit ? Ik heb de indruk dat er juist hierover nogal wat
ongenoegen heerst. Vorige week vernam ik uit de pers
immers dat de liberale vakbond VSOA een nationale
betoging aankondigt voor deze of volgende week.
Ten zesde, welke wijzigingen zullen in globo nog aan het
akkoord worden aangebracht ?
Ten slotte, acht u het nog steeds haalbaar om nog voor
eind mei 2000 een definitief akkoord te kunnen voorstel-
len ?
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
cher colle`gue, voici mes re´ponses a` vos sept questions.
HA 50
COM 202
17
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
1. Le surcou^t lie´ a` l'insertion du personnel relevant de
l'accord du 21 avril devra e^tre pris en charge par l'autorite´
fe´de´rale. Le montant qui y sera consacre´ est un montant
re´current. Il faut observer qu'une partie de ce surcou^t ira
en diminuant, puisque certaines e´chelles bare´miques
sont des e´chelles d'extinction, dont le nombre de be´ne´-
ficiaires ira lui-me^me en diminuant.
2. La cle´ de re´partition des effectifs de la gendarmerie
dans les diffe´rentes zones de police de´pendra des nor-
mes minimales qui seront de´finies zone par zone. Le
service ge´ne´ral d'appui policier de´terminera, sur base du
nombre et de la description des zones, les effectifs
minima apre`s une e´tude approfondie qui est actuelle-
ment en cours. Ce n'est qu'une fois ces effectifs connus
que l'on pourra e´valuer dans quelle mesure les effectifs
de la gendarmerie actuellement pre´sents dans ces zo-
nes, seront transfe´re´s vers les corps de police locale a`
constituer.
3. Il existe dans les lignes de force auxquelles il est fait
explicitement re´fe´rence dans l'accord, un e´nonce´ des
principes relatifs a` la pension. Ces principes doivent e^tre
traduits dans des projets d'arre^te´s, qui seront eux-
me^mes soumis a` la ne´gociation, en pre´sence bien en-
tendu du ministre compe´tent.
4. Les re`gles de de´sengagement pre´vues dans les lignes
de force demeurent dans l'accord qui fait e´tat de l'inten-
tion de l'autorite´ d'examiner les modalite´s de de´part
anticipe´.
5. L'accord garantit a` tous les fonctionnaires de police
qu'ils continueront a` exercer des fonctions identiques ou
a` tout le moins analogues a` celles exerce´es actuelle-
ment. De plus, lorsqu'une fonction qui aura e´te´ objecti-
vement identifie´e comme relevant des attributions d'un
officier est exerce´e par un membre du cadre moyen,
celui-ci sera commissionne´ au grade de commissaire.
6. Par rapport au pre´accord du 1er avril, l'autorite´ a
propose´, le 12 avril dernier, aux organisations syndicales
repre´sentatives, des ame´nagements concernant la char-
nie`re entre le dernier grade du cadre moyen et le premier
grade du cadre des officiers, le passage du cadre de
base vers le cadre moyen et l'exercice des fonctions a`
responsabilite´ dans les futurs services judiciaires par les
actuels membres des BSR. Ces amendements ont fait
l'objet d'un accord signe´ le 21 avril dernier par les
organisations syndicales repre´sentatives, a` l'exception
du SLFP.
7. Mon intention, ainsi que celle des organisations syn-
dicales repre´sentatives, est de boucler l'essentiel des
ne´gociations pour la fin du mois de mai et de finaliser
l'accord global au de´but du mois de juin.
De heer Danie¨l Vanpoucke (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, ik zal het kort houden. Ik dank de minister voor zijn
antwoord op de zeven vragen.
Wat de tweede vraag betreft heb ik toch nog wat opmer-
kingen. Ik begrijp de minister wanneer hij zegt dat de
verdeelsleutel rijkswachters over de verschillende zones
afhankelijk is van de minimale normen op de verschil-
lende locaties. Ik wil hier nogmaals ons standpunt mee-
delen, zoals wij dat ook bij de aanvang van het parle-
mentaire jaar duidelijk maakten. Het leek ons normaler
om de zaken niet om te draaien en eerst te bepalen wat
de basispolitiezorg is en wat dat ook betekent voor de
verschillende lokale zones.
De verschillende gemeentebesturen moeten nu een hou-
ding aannemen en zeggen hoe groot zij hun politiezone
wensen, maar zij weten nog niet wat de minimale norm
zal zijn. Het is een beetje koffiedik kijken voor de lokale
besturen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de M. Yvon Harmegnies au ministre
de l'Inte´rieur sur
la pratique d'automobilistes in-
conscients sur certains autoroutes et rings et les
mesures a` prendre pour endiguer cette pratique
Mondelinge vraag van de heer Yvon Harmegnies aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
de prak-
tijken
van
sommige
onverantwoordelijke
auto-
bestuurders op sommige auto- en ringwegen en de
maatregelen die moeten genomen worden om hier-
aan een einde te stellen
(nr. 1656)
M. Yvon Harmegnies (PS) : Monsieur le pre´sident,
monsieur le ministre, chers colle`gues, suite a` d'autres
obligations de mandat, je n'ai pas pu vous poser cette
question plus to^t, mais elle reste he´las d'actualite´.
La presse a re´ve´le´ et continue a` relater une pratique qui
semble se re´pe´ter dans la pe´riphe´rie montoise et plus
particulie`rement sur la route de Wallonie et sur le ring R5
de Mons. Des automobilistes inconscients s'y re´unissent
durant les week-ends pour pratiquer ce que l'on appelle
le
kilome`tre arre^te´. Inutile de vous de´crire l'enjeu de ce
jeu particulie`rement dangereux pour lequel d'importants
paris sont engage´s. Ces automobilistes mettent non
seulement leur vie en danger, mais e´galement celle de
l'ensemble des usagers de cette re´gion.
A ce jour, il semble que les forces de l'ordre n'aient pas
pu endiguer cette pratique, me^me si plusieurs contro^les
ont e´te´ re´alise´s. A l'heure ou` l'on invite les automobilistes
a` faire de leur voiture un usage citoyen, a` l'heure ou` les
18
HA 50
COM 202
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Yvon Harmegnies
statistiques fournies par l'IBSR montrent que le nombre
de tue´s dans notre pays conserve une niveau particulie`-
rement pre´occupant, ne serait-il pas opportun, monsieur
le ministre, d'inviter les forces de l'ordre a` prendre des
mesures susceptibles d'e´viter que ce phe´nome`ne se
ge´ne´ralise ? Plus particulie`rement, ne pourrait-on pas
re´fle´chir a` la mise en oeuvre d'une action combinant la
pre´vention et la re´pression ?
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
monsieur Harmegnies, vous avez raison et je partage
entie`rement votre souci.
Depuis 1994, la re´gion de Mons-Borinage est effective-
ment confronte´e a` un phe´nome`ne tout a` fait particulier de
courses sauvages sur la voie publique de ve´hicule mo-
torise´s. Ces compe´titions se de´roulent chaque anne´e,
habituellement de mars a` octobre, les nuits de week-end,
entre 23 heures et 4 heures du matin. A ces moments, le
trafic est tre`s faible et les organisateurs s'arrangent pour
neutraliser la partie de la voie publique re´serve´e a` la
compe´tition. Dans certains cas, on a pu constater la
pre´sence de spectateurs. L'arrive´e des services de police
sur les lieux a toujours suffi a` mettre fin instantane´ment
aux compe´titions et a` provoquer la dislocation imme´-
diate. Bien que cela ne soit pas prouve´ formellement, il
semblerait que les participants disposent d'une organi-
sation et d'un syste`me d'alerte tre`s efficace : guetteurs,
GSM, scanners, etc.
En 1994 et 1995, le lieu ou` ces compe´titions se de´rou-
laient e´tait la R5. A cette e´poque, plusieurs actions ont
e´te´ mene´es de concert avec les autorite´s judiciaires. Il en
est re´sulte´ un de´placement du phe´nome`ne vers la N50
(route de Wallonie), surtout a` Saint-Ghislain.
Nous n'avons pas connaissance de la suite re´serve´e aux
PV par les autorite´s judiciaires. Il semblerait toutefois que
les seules sanctions prononce´es avaient trait a` de sim-
ples infractions de roulage.
A l'heure actuelle, le proble`me semble re´gle´ sur le ring de
Mons (R5), mais il existe toujours sur la N50.
De 1994 a` 1996, l'unite´ provinciale de la circulation du
Hainaut a suivi le phe´nome`ne de tre`s pre`s et a organise´
plusieurs actions ponctuelles. Le POSA, les polices
communales, les brigades de gendarmerie et le parquet
ont e´galement participe´ a` certaines de ces ope´rations.
Apre`s 1996 et le de´placement du phe´nome`ne, les briga-
des de gendarmerie, en collaboration avec les polices
communales concerne´es, ont continue´ a` suivre l'e´volu-
tion des choses.
Bien qu'existant depuis de nombreuses anne´es, le pro-
ble`me des courses sauvages de la re´gion de Mons
Borinage n'a jamais e´te´ re´solu de manie`re durable et
de´finitive. Des actions ponctuelles sont toujours ne´an-
moins mene´es. La dernie`re a e´te´ mene´e le 28 avril de
cette anne´e a` Saint-Ghislain et Colfontaine. On a cons-
tate´ une fois de plus la pre´sence d'une centaine de
ve´hicules a` la Grand-Place de Colfontaine. Les ve´hicules
se sont rendus vers le lieu de la compe´tition a` la N50.
Gra^ce aux contro^les, la compe´tition elle-me^me n'a pas
eu lieu. En 1997, un arre^te´ communal de Colfontaine est
entre´ en vigueur, interdisant la re´union de plus de deux
ve´hicules sur la Grand-Place de la commune, lieu de
rassemblement des participants. Cet arre^te´ communal
n'a jamais e´te´ vraiment mis en application du fait qu'il
pouvait entraver les activite´s normales sur les lieux.
Pour le futur et je crois que c'est important, la charte de
se´curite´ de la ZIP boraine reprend les courses sauvages
dans ses lignes de force. Le pilotage de ce phe´nome`ne
est assure´ par la brigade de Colfontaine. Les polices
communales concerne´es contribuent e´galement a` sa
re´alisation.
Cette charte de se´curite´ doit, dans sa version de´finitive,
encore e^tre signe´e par les diffe´rentes parties. Toutes les
parties sont autour de la table. Elles reconnaissent
l'importance et la dangerosite´ du phe´nome`ne et elles
sont de´cide´es a` re´agir de manie`re coordonne´e.
M. Yvon Harmegnies (PS) : Monsieur le ministre, je
vous remercie pour cette re´ponse. J'ose espe´rer que
tous les e´le´ments que vous avez de´veloppe´s se re´alise-
ront concre`tement et je pense notamment a` la signature
de la charte de se´curite´. J'espe`re que cela nous permet-
tra, dans cette re´gion, de stopper la pratique de ce sport
particulie`rement dangereux et qui a de´ja` fait des victi-
mes. Il faut arre^ter de´finitivement ces fous du volant qui,
en re´alite´, ne sont que des assassins.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur Harmegnies,
je vais vous dire le fond de ma pense´e : on renforcera
encore les mesures de police administrative mais il faut
aussi de la re´pression et des condamnations.
M. Yvon Harmegnies (PS) : Je partage votre avis,
monsieur le ministre.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van de heer Francis Van den
Eynde aan de minister van Binnenlandse Zaken over
Euro 2000 (nr. 1718)
Question orale de M. Francis Van den Eynde au
ministre de l'Inte´rieur sur
HA 50
COM 202
19
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, dit land
heeft al heel wat geld gei¨nvesteerd in Euro 2000, voor-
namelijk in de veiligheid. Deze middelen betekenen
evenwel geen waarborg voor de veiligheid als we zien
wat er vorig weekend in Antwerpen en Gent is gebeurd.
De gei¨nvesteerde middelen, nagenoeg alleen in de vei-
ligheid, bedragen intussen meer dan een miljard frank.
De belastingbetaler heeft dus heel wat mogen ophoesten
voor de eer dat Euro 2000 deze zomer in de Benelux zal
worden gespeeld.
Mijnheer de minister, er is blijkbaar zeer weinig terugge-
vraagd aan de organisatoren. Ik heb vernomen dat er
alleen maar toegangstickets gevraagd zijn voor alle
soorten ministers die dit land rijk is. Het schijnt dat in elke
regering iedereen elke wedstrijd zou willen bijwonen en
dat de organisatoren op dat vlak minder genereus zullen
zijn dan men had mogen verwachten.
Voor mij is dat geen bezwaar, ik gun elke minister zoveel
voetbal hij wil. Als het kan zelfs gratis, ik heb daar geen
problemen mee. Ik heb er wel problemen mee dat men
zoveel investeert in sportwedstrijden met zoveel risico's.
Ik moet u op dat vlak niet overtuigen. Het minste wat men
aan de organisatoren kan vragen, en ik denk dat dit veel
belangrijker is dan de toegangstickets voor de ministers,
is een fundamentele beleefdheid. Een beleefdheid die er
moet zijn tegenover de meerderheid van de belasting-
betalers die heel wat geld ophoesten om deze zaak
mogelijk te maken en van wie de veiligheid bovendien af
en toe nog bedreigd is ook. De meest essentie¨le vorm
van beleefdheid is zich tot de mensen richten in hun
eigen taal.
Vanmorgen heb ik de website van Euro 2000 erop
nagekeken. Je kunt die terugvinden in het Engels, het
Duits, het Frans, maar niet in het Nederlands. Mijnheer
de minister, ik vraag u niet de taalwetten toe te passen,
want dat valt buiten de taalwetten. Toch vind ik dat de
regering op dat vlak eventjes stoer mag doen en moet
zeggen dat dit niet kan. Wie bij ons zo'n manifestatie
komt opvoeren en op zoveel geld kan rekenen, moet ten
minste de taal van onze landgenoten respecteren. Wan-
neer wij vragen dat dit op de website gebeurt, dan is dat
zeer weinig gevraagd. Het is voldoende de teksten aan
een vertaler voor te leggen om dit te verkrijgen. Ik ben
niet de eerste die hiertegen protesteert, maar blijkbaar is
dit nog niet gebeurt, of was dat een uur geleden nog niet
het geval.
Ik wens aan de regering te vragen wat zij terzake gedaan
heeft of van plan is te doen, want dit is onduldbaar.
Minister Antoine Duquesne : Mijnheer de voorzitter,
collega Van den Eynde, u hebt gelijk. De website waar-
over u het hebt, is eigendom van de UEFA. Op deze
website staan de drie officie¨le werktalen van de UEFA,
met name het Engels, het Duits en het Frans. De eerste
minister heeft namens de regering, onmiddellijk na de
lancering van deze website, tegen deze gang van zaken
geprotesteerd en een volwaardige plaats van het Neder-
lands op deze website gee¨ist. De stichting Euro 2000
heeft mij gisteren mondeling bevestigd dat de UEFA
momenteel een volledige Nederlandstalige versie van de
website ontwikkelt die deze maand wordt gelanceerd.
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik vraag
aan de regering om deze zaak scherp in het oog te
houden, want zelfs wanneer deze website deze maand
wordt gelanceerd, blijft het toch een vrij ernstige onbe-
leefdheid. Ik denk dat deze handelwijze, zelfs voor de
organisatoren, contraproductief is.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Willy Cortois aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
het politiek
verlof voor werknemers tot vervulling van een man-
daat in de provincieraden
(nr. 1738)
Question orale de M. Willy Cortois au ministre de
l'Inte´rieur sur
le conge´ politique des travailleurs
remplissant un mandat dans les conseils provin-
ciaux
De heer Willy Cortois (VLD) : Mijnheer de voorzitter,
teneinde onze werkzaamheden te doen vlotten, zal ik mij
beperken tot de vraag of de minister de intentie heeft het
koninklijk besluit van 28 december 1976 aan te passen in
het kader van de wijzigingen die werden aangebracht
aan het provinciaal mandaat.
Minister Antoine Duquesne : Mijnheer de voorzitter,
collega Cortois, ik kan op deze korte vraag even bondig
antwoorden dat ik aan mijn collega voor Tewerkstelling
heb gevraagd om met mijn administratie te overleggen
teneinde voornoemd koninklijk besluit van 28 december
1976 in overeenstemming te brengen met de huidige
staat van de provinciewet.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
20
HA 50
COM 202
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne :
De heer Jo Vandeurzen liet zich verontschuldigen omdat
hij naar een begrafenis moest, maar om 14.00 uur krijgt
hij de gelegenheid zijn mondelinge vraag nr. 1747 te
stellen. Ik neem aan dat de minister het daarmee eens
is ? (Instemming)
Aangezien de heer Yves Leterme niet meer aanwezig is,
gaan wij over tot het volgende punt op de agenda.
Samengevoegde mondelinge vragen van de heer
Bart Laeremans en mevrouw Annemie Van de Cas-
teele aan de minister van Binnenlandse Zaken over
het Brusselse zogenaamde taalhoffelijkheids-
akkoord
en de rol van de vice-gouverneur van Brus-
sel
(nrs. 1726 en 1782)
Questions orales jointes de M. Bart Laeremans et
Mme Annemie Van de Casteele au ministre de l'Inte´-
rieur sur
l'accord bruxellois de courtoisie linguisti-
que et le ro
^ le du vice-gouverneur de Bruxelles
(n
os
1726 et 1782)
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, in 1997 werd
het zogenaamde taalhoffelijkheidsakkoord gesloten dat
betrekking had op de gemeenten, de OCMW's en de
ziekenhuizen van Brussel en waarin onder meer werd
bepaald dat de personen die met een arbeidscontract
werden aangeworven en die dus niet onmiddellijk werden
benoemd, niet over de vereiste taalkennis moesten be-
schikken. Er werd bepaald dat betrokkenen twee jaar de
tijd kregen om de andere landstaal te leren en dat tijdens
die periode geen vernietigingen zouden plaatsvinden.
Met de omzendbrief heeft de Brusselse regering op
flagrante wijze zowel de bepalingen van de taal-
wetgeving als haar bevoegdheden overschreden. Het
Vlaams Blok heeft zich destijds daartegen heftig verzet
en kreeg gelijk van niemand minder dan van de leden
van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht, een tweeta-
lige instelling samengesteld uit vijf Nederlandstalige en
vijf Franstalige specialisten inzake de taalwetgeving.
De Vaste Commissie voor Taaltoezicht bevestigde dat
alleen de federale overheid in de mogelijkheid is de daad
te stellen die de Brusselse overheid stelde. Er was aldus
sprake van een manifeste overtreding van de taal-
wetgeving, alsook van de eigen bevoegdheden.
Jammer genoeg echter lokte dit advies weinig reactie uit.
Inderdaad, de Vaste Commissie voor Taaltoezicht kan
slechts advies uitbrengen en heeft voor het overige
weinig macht. Het lag aan andere instanties, zoals de
federale overheid, om terzake op te treden en hun
bevoegdheden te doen gelden, maar dat gebeurde niet.
Dat betekent echter niet dat enige reactie op de niet-
naleving van het taalhoffelijkheidsakkoord dat in feite een
overtreding is van de taalwetgeving, nog steeds moet
uitblijven. Zeker nu die twee jaar voorbij zijn en de
benoemingen en de verlengingen van onwettig aange-
stelde personen moet gebeuren, kan de federale over-
heid optreden.
Mijnheer de minister, het taalhoffelijkheidsakkoord had
een vernietigend effect op het aantal tweetalige aanstel-
lingen. In 1997 verliepen nog 56% van de aanstellingen
bij het OCMW conform de taalwetgeving, maar in 1998
daalde dat percentage tot 27% als gevolg van voormeld
akkoord. In 1999 gebeurden slechts 25% van de aanstel-
lingen conform de taalwetgeving. In 1998 werden slechts
32% van de aanstellingen geschorst en in 1999 nog maar
12%. Dat is een sterke achteruitgang van het aantal
Nederlandstalige aanstellingen. Hetzelfde geldt ook voor
de gemeenten.
Het taalhoffelijkheidsakkoord bleek een efficie¨nt instru-
ment te zijn om de taalwet naast zich te leggen en om
ongestraft eentalig - meestal Franstalig - personeel aan
te werven en bijgevolg Brussel verder Franstalig te
maken, met alle gevolgen van dien voor de positie van de
Nederlandstalige burgers en rechtsonderhorigen die zich
moeten wenden tot ziekenhuizen, OCMW's of gemeen-
tehuizen en moeten vaststellen dat men er hun taal niet
machtig is.
Ook het aantal vernietigingen ligt inmiddels erg laag. In
1999 bijvoorbeeld, werden slechts 2 van de 101 schor-
singen vernietigd, wat onvoorstelbaar weinig is.
Mijnheer de minister, in dit verband heb ik ook vragen
omtrent uw regeringscommissaris in Brussel, de vice-
gouverneur, die ondanks voornoemde merkwaardige ge-
gevens, met optimisme blijft spreken over een verbeterde
situatie, terwijl de cijfers het tegendeel aantonen. De
vice-gouverneur, tevens commissaris van de federale
regering te Brussel, is nochtans de persoon bij uitstek die
zou moeten zorgen voor de naleving van de taal-
wetgeving, aangezien het een aangelegenheid is van
openbare orde. Betrokkene is een federaal ambtenaar
die onder uw bevoegdheid staat en als hij niet doet wat hij
zou moeten doen, met name waken over de naleving van
de taalwet, dan maakt hij u medeplichtig aan de schen-
ding ervan.
Mijnheer de minister, is deze federale ambtenaar niet
gebonden aan neutraliteit en objectiviteit inzake de eva-
luatie van zijn werkzaamheden ? Is hij niet gehouden tot
het verstrekken van informatie aan de parlementsleden,
ook aan de Brusselse parlementsleden ? Lijkt het u niet
eigenaardig dat hij naar de pers loopt met documenten,
terwijl hij de Brusselse parlementsleden nauwelijks een
antwoord waardig acht ?
HA 50
COM 202
21
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
Riep u betrokkene al op het matje omtrent de flagrante
tegenstelling die bestaat tussen enerzijds de feiten die hij
in zijn vijfjaarlijkse evaluatie aanhaalt en anderzijds de
politieke conclusies die hij eraan verbindt ? Waarom past
de vice-gouverneur bij zijn schorsingsbevoegdheid in
bestuurszaken de taalwet niet toe, maar wel de illegale
bepalingen van de omzendbrief van de Brusselse rege-
ring, nota bene in een zaak waar de taalwetgeving van
openbare orde is ? Welke maatregelen nam u ten aan-
zien van deze federale ambtenaar, om hem ertoe te
dwingen de wet toe te passen in de uitvoering van zijn
schorsingsbeleid ? Overweegt u sancties ten aanzien
van de vice-gouverneur mocht blijken dat hij de wet niet
toepast ?
Het is duidelijk dat de Brusselse regering met het taal-
hoffelijkheidsakkoord en haar illegale omzendbrieven,
niet alleen de taalwet schond, maar ook haar bevoegd-
heden overschreed. Normaal gezien, mijnheer de minis-
ter, moest u - of eerder de vorige regering - binnen de 60
dagen naar de Raad van State stappen, maar dat
gebeurde niet. De huidige regering kan echter nog
steeds actief optreden aangezien het gaat om een aan-
gelegenheid van openbare orde, en kan de nodige
sancties opleggen aan de Brusselse burgemeesters en
schepenen. Bovendien kan zij een omzendbrief laten
verspreiden met de juiste interpretatie van de taalwet.
Mijnheer de minister, tekende de federale regering des-
tijds verzet aan bij de Raad van State of werd enig verzet
aangetekend ten opzichte van de Brusselse regering ?
Zo neen, waarom niet ? Nam de huidige regering een
initiatief terzake ? Nam u reeds maatregelen in het kader
van artikels 32 en 33 van de nieuwe gemeentewet, om de
lokale overheden te dwingen de taalwet te respecteren ?
Overweegt u een omzendbrief te versturen om de taal-
wetgeving te doen naleven ? Hoe meent u de huidige
scheefgetrokken situatie opnieuw recht te trekken ?
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, mijn vraag
betreft hetzelfde onderwerp, zij het dat ik het taal-
hoffelijkheidsakkoord vanuit een ander perspectief be-
kijk.
Wij maakten het ontstaan van het taalhoffelijkheids-
akkoord op het terrein mee. Ondanks het feit dat de
taalwetgeving in Brussel onverkort van toepassing is, ook
bij de aanwerving van contractuelen, stelt men vast,
enerzijds, dat de toepassing ervan in een aantal prakti-
sche gevallen erg moeilijk is. In dat verband denk ik aan
de ondergeschikte besturen en vooral aan de ziekenhui-
zen die vaak moeilijk het personeel vinden dat beant-
woordt aan de gestelde voorwaarden.
Anderzijds ontstaat er een patsituatie met betrekking tot
de voogdij op beslissingen over contractuelen. Immers,
de Brusselse regering moet, wat betreft de onderge-
schikte besturen, tot een consensus komen. Om al dan
niet over te gaan tot vernietiging van een beslissing van
een gemeentebestuur na een schorsing uitgaande van
de gouverneur. Een beslissing van een OCMW kan
slechts vernietigd worden indien de beide - Nederlands-
talige en Franstalige - bevoegde ministers akkoord gaan.
Ondanks de schendingen van de taalwetgeving werden
in het verleden beslissingen van gemeenten, OCMW's,
en ziekenhuizen door de gouverneur geschorst, maar tot
een vernietiging kwam het eigenlijk nooit.
De onwil bij de Brusselse regering kwam vooral uit
Franstalige hoek. Wij dachten dat een stap vooruit kon
worden gezet via een akkoord waarbij de Franstaligen
ermee instemden dat de taalwet ook van toepassing zou
zijn op de contractuelen, zij het mits een aantal
toepassingsmodaliteiten die in de omzendbrief werden
uiteengezet.
Het uitgangspunt van de omzendbrief was nochtans,
zowel vanwege de Franstalige als de Nederlandstalige
ministers, het onthaal van de gebruikers in de plaatselijke
besturen te verbeteren.
Op het terrein kwam hiervan echter niets in huis. Gedeel-
telijk is dit te wijten aan de regeringswissel. Immers,
sinds ook de PRL mee in het bestuur zetelt oefent het
FDF druk uit in de Brusselse regering als het gaat om de
communautaire verhoudingen. Dat leidde trouwens tot
het ontslag van de VU-staatssecretaris die tijdens de
vorige legislatuur deel uitmaakte van die regering.
Het taalhoffelijkheidsakkoord voorziet in een reserve van
kandidaten met een taalbrevet waaruit moet worden
geput. Als blijkt dat er geen contractuelen of personen
voorhanden zijn die voldoen aan de voorwaarden van de
taalwetgeving, dus die tweetalig zijn - vooral inzake het
verplegend personeel dat zeer moeilijk te vinden is - kan
een afwijking worden toegestaan, op voorwaarden even-
wel dat deze kan worden gemotiveerd. Betrokken perso-
neelslid moet bovendien de nodige inspanningen leveren
om na twee jaar voor een taalexamen te slagen.
In een aantal gemeenten stelde men vast dat personeel
dat op basis van dat akkoord was aangeworven na 2 jaar
toch niet slaagden voor het examen. In Brussel lijkt dat
onoverkomelijk te zijn. Het moet mij van het hart, mijn-
heer de minister, dat ik dat niet goed begrijp. Een tijdje
geleden bezocht ik een dokter in een ziekenhuis in Aalst
en aan zijn tongval hoorde ik dat hij geen Belg was. Op
mijn vraag waar hij vandaan kwam en hoe lang hij hier
reeds was, antwoordde hij dat hij Tsjech was en dat hij al
een jaar in Belgie¨ was. Welnu, die arts kon zijn patie¨nten
perfect uitleggen welke hun problemen waren. Boven-
dien verontschuldigde hij zich nog omdat hij zich in het
Nederlands niet zo vlot kon uitdrukken als in het Engels !
22
HA 50
COM 202
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Annemie Van de Casteele
Als een buitenlander zich zo snel kan aanpassen aan
onze talen dan moet het in Brussel, mits de nodige
inspanningen, toch ook mogelijk zijn te leren zich uit te
drukken in de andere landstaal.
Uit het activiteitenverslag van de vice-gouverneur blijkt
dat een aantal contracten ondanks dat gewoon blijft
lopen. Het probleem dat vernietigingen niet kunnen wor-
den doorgevoerd, blijft aldus bestaan. Bovendien rijzen
er vragen in verband met de cijfergegevens van de
vice-gouverneur.
Mijnheer de minister, heeft de federale regering het
activiteitenrapport van de vice-gouverneur doorgeno-
men ? Wat is het standpunt van de regering terzake ?
Verstrekte de vice-gouverneur exacte cijfers ? Deze
cijfergegevens blijken immers niet altijd overeen te ko-
men met de gegevens van de administratie. Krijgt de
vice-gouverneur alle cijfers ? Is het volgens u normaal
dat de vice-gouverneur geen antwoord kan geven om-
trent het aantal door de regering of door beide ministers
van het verenigd college uitgesproken vernietigingen ?
Ten slotte lijkt het mij belangrijk te zeggen dat de taal-
wetgeving in Brussel eigenlijk een tegenhanger is van de
taalwetgeving op federaal niveau en dat de tweetaligheid
in Brussel mede moet worden gewaarborgd door de
federale overheid, wil men het institutioneel evenwicht
van het land niet in het gedrang brengen. Vandaar dat ik
graag had vernomen welke stappen de regering zal
ondernemen om de grondwettelijk gegarandeerde twee-
taligheid van Brussel te laten respecteren, zeker in de
diensten waar deze tweetaligheid zo belangrijk is voor de
gebruikers.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
je voudrais dire a` Mme Van de Casteele que je n'ai
vraiment pas d'e´tats d'a^me. Je suis un francophone, un
libe´ral francophone. Et en tant que ministre de l'Inte´rieur,
je veille a` l'application de la loi. Celle-ci est souvent
complique´e, non pas pour le plaisir mais parce que le
pays est complique´. Parfois, il y a des difficulte´s qui
tiennent aux faits. Et vous savez qu'il est difficile de
contourner les faits car ils finissent toujours par se
venger.
Je pourrai rappeler la ratio legis de l'accord de courtoisie
linguistique. Il semble avoir e´te´ impossible de trouver a`
Bruxelles - vous l'avez dit vous-me^me - suffisamment de
demandeurs d'emploi en possession d'un brevet linguis-
tique de´livre´ par le secre´tariat permanent de recrute-
ment. De`s lors, le bon fonctionnement des administra-
tions communales, des CPAS et des ho^pitaux bruxellois
risquait d'e^tre compromis. C'est ainsi que cet accord de
courtoisie linguistique est intervenu, permettant aux ser-
vices concerne´s d'engager du personnel contractuel
be´ne´ficiant de deux ans pour re´ussir l'examen linguisti-
que.
J'ai re´cemment rencontre´ le gouverneur, qui m'a
confirme´ qu'il travaillait activement a` des solutions pour
rencontrer les proble`mes souleve´s. Je vous assure que
c'est bien ma volonte´.
J'en arrive aux questions plus pre´cises que vous posez.
Le rapport du vice-gouverneur constitue tout d'abord une
source pre´cieuse d'informations de par le nombre de faits
et de chiffres concrets qu'il contient concernant le respect
de la le´gislation linguistique a` Bruxelles-Capitale. En
outre, il contient e´galement bon nombre de suggestions
susceptibles d'e^tre reprises lors de l'e´laboration de la
politique a` suivre par le gouvernement.
Le fait que les chiffres avance´s par le vice-gouverneur
divergent de ceux de l'administration re´gionale ne signifie
pas que les chiffres cite´s par l'un deux soient faux,
heureusement ! Les suspensions prononce´es par le vice-
gouverneur en de´cembre 1999 se retrouveront, par
exemple, dans les statistiques de l'administration bruxel-
loise en janvier 2000. De plus, une suspension n'est pas
ne´cessairement suivie d'une annulation. En effet, il se
peut qu'une personne re´ussisse son brevet linguistique
dans la pe´riode se situant entre la suspension et l'annu-
lation ou qu'elle de´missionne afin d'accepter un autre
emploi.
Le gouvernement bruxellois n'est pas le´galement oblige´
de communiquer au vice-gouverneur ses de´cisions en
annulation. Le gouvernement fe´de´ral n'est pas plus en
mesure de l'y obliger, me^me si ces chiffres constituaient
sans conteste un comple´ment utile au compte rendu
d'activite´s du vice-gouverneur.
L'accord de courtoisie linguistique contribue a` un meilleur
respect de la le´gislation linguistique a` Bruxelles. Cet
accord stipule du reste que certains chercheurs d'em-
plois rec¸oivent un contrat de travail dans les services
publics bruxellois mais qu'ils doivent re´ussir le brevet
linguistique exige´. Le choses sont donc claires. S'ils ne
re´ussissent pas, le vice-gouverneur suspendra leur
contrat de travail. Les membres du personnel concerne´s
sont donc incite´s a` passer l'examen linguistique puisque
la continuation de leur emploi en de´pend.
En outre, de nombreuses mesures le´gales ont e´te´ prises
afin de garantir le bilinguisme de Bruxelles. Je n'en citerai
que quelques-unes : la compe´tence reconnue au vice-
gouverneur dans le cadre de l'article 65 de la le´gislation
linguistique, le contro^le effectue´ par la commission per-
manente de contro^le linguistique, le bilinguisme impose´
par la loi linguistique aux administrations locales, la
disposition de l'article 6 de la loi sur les CPAS en vertu
duquel un membre est automatiquement ajoute´ au
conseil du CPAS de`s lors qu'un certain ro^le linguistique
n'est pas repre´sente´ au conseil communal, etc.
Vous connaissez ces mesures comme moi.
HA 50
COM 202
23
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
J'en arrive aux questions pose´es par M. Laeremans.
Pour ce qui concerne le vice-gouverneur, il est en effet
tenu a` une neutralite´ et a` une objectivite´ dans l'e´valuation
de ses activite´s. Je n'ai cependant aucune raison de
supposer un manquement en la matie`re de la part du
vice-gouverneur.
Lors de la transmission des documents a` la presse, il faut
trouver un e´quilibre entre, d'une part, le droit a` l'informa-
tion du public et, d'autre part, le respect de la discre´tion
la` ou` elle est ne´cessaire. Ici e´galement, le vice-
gouverneur fait le ne´cessaire.
Ainsi qu'il a e´te´ dit pre´ce´demment, l'accord de courtoisie
linguistique implique :
- que quelques chercheurs d'emploi rec¸oivent un contrat
de travail dans les services publics bruxellois;
- qu'ils doivent par la suite re´ussir le brevet linguistique
exige´.
S'ils ne re´ussissent pas, le vice-gouverneur suspendra
un nouveau contrat de travail e´ventuel. Le membre du
personnel concerne´ est de`s lors motive´ a` faire tous les
efforts ne´cessaires pour passer l'examen linguistique
e´tant donne´ que la poursuite de son emploi en de´pend.
Ainsi, je puis e^tre d'accord avec les conclusions du
vice-gouverneur affirmant que l'accord de courtoisie lin-
guistique favorise le respect de la le´gislation linguistique
a` Bruxelles-Capitale. Bien entendu, il doit e^tre entie`re-
ment respecte´ et exe´cute´.
La circulaire du 3 de´cembre 1997 n'a pas e´te´ annule´e par
le Conseil d'Etat et ne peut de`s lors e^tre conside´re´e
comme ille´gale. Le vice-gouverneur peut donc appliquer
cette circulaire.
La compe´tence de la CPCL, Commission permanente de
contro^le linguistique, en la matie`re est purement consul-
tative.
Il n'est donc nullement question de mesures ou de
sanctions contre le vice-gouverneur de`s lors qu'il appli-
que cette circulaire.
Le gouvernement de l'e´poque n'a pas introduit de re-
cours au Conseil d'Etat contre cette circulaire.
Les motifs retenus par le gouvernement pre´ce´dent quant
a` un recours ou non aupre`s du Conseil d'Etat ne me sont
pas connus.
Me^me si le gouvernement actuel estimait ille´gale ou
opportune une telle exigence, le de´lai d'appel aupre`s du
Conseil d'Etat serait de´passe´.
Les plaintes que je rec¸ois en application de l'article 82 de
la nouvelle loi communale sont soumises a` un examen
rigoureux. D'e´ventuelles sanctions seront prises si les
exigences le´gales sont remplies.
L'application de l'article 83 de la nouvelle loi communale
est de la compe´tence du gouverneur.
Etant donne´ que l'accord de courtoisie linguistique contri-
bue a` un meilleur respect de la loi linguistique, j'estime
qu'il n'est pas ne´cessaire d'envoyer une nouvelle circu-
laire aux administrations locales bruxelloises.
De plus, je suis tout a` fait convaincu que le vice-
gouverneur prend de nombreux contacts, formule des
propositions pre´cises et concre`tes pour que cet accord
trouve une pleine et entie`re application.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
minister, ik betreur het dat we op vragen in verband met
de taalaangelegenheden een antwoord in het Frans
krijgen. De eerste minister zei onlangs dat alle ministers
van zijn regering hun best deden om de parlementsleden
in hun taal te beantwoorden. Hij verklaarde dat naar
aanleiding van de zaak Busquin. We gaan er eigenlijk op
achteruit. In het verleden, mijnheer de minister, heeft u
mij herhaaldelijk in het Nederlands beantwoord. Ik vind
het spijtig dat u deze dossiers laat voorbereiden door
mensen die dat blijkbaar niet in het Nederlands kunnen.
Minister Antoine Duquesne : Ik had geen tijd genoeg
om een goed antwoord in het Nederlands uit te schrijven.
Ik moet exact kunnen antwoorden.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Uiteraard,
maar u heeft daar toch een staf voor. In zulke materies
moet u in de toekomst een poging ondernemen om
Nederlandstalige interpellanten in hun taal te antwoor-
den.
Wat de situatie betreft, deelt u de conclusie van de
vice-gouverneur, die zegt dat het taalakkoord de goede
richting uitgaat. De taalwetgeving zou beter worden
nageleefd. Ik blijf dat bestrijden. In de Vaste Commissie
voor Taaltoezicht, die paritair is samengesteld, hebben
zowel Nederlandstaligen als Franstaligen verklaard dat
de omzendbrief onwettig is en dat hij de bevoegdheid van
het Brussels Gewest overschrijdt. Bovendien zijn er de
naakte cijfers, waaruit blijkt dat er veel minder schorsin-
gen in het verleden zijn, ondanks de manifest onwettige
aanstellingen. Wij bestrijden ten zeerste dat het hier om
een verbetering zou gaan. We zullen de zaak blijven
opvolgen, zeker nu de vice-gouverneur de mogelijkheid
krijgt om benoemingen te schorsen en aan te zetten tot
vernietiging als mensen - die twee jaar de kans hebben
24
HA 50
COM 202
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
gekregen om Nederlands te leren - worden gehandhaafd
in posities waarin dat niet mag. Als men daar het akkoord
niet toepast, staat alles op de helling. We zullen de
houding van de vice-gouverneur en de Brusselse rege-
ring zeer nauw gadeslaan.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mijnheer
de minister, u heeft een aantal dingen herhaald over de
goede voornemens die aan de basis lagen van het
taalhoffelijkheidsakkoord. Ik heb op dit moment geen
enkele indicatie dat het akkoord ook werkt. Eigenlijk was
het iets waarmee we ons konden verzoenen, op voor-
waarde dat het tijdelijk was en bijdroeg tot een tweetalige
dienstverlening. Men wilde op deze manier een acuut
gebrek aan tweetalig personeel in het Brussels Hoofd-
stedelijk Gewest opvangen. De taalwetgeving moet im-
mers onverkort worden toegepast. Op dit moment zijn er
geen indicaties dat de omzendbrief in die richting heeft
gewerkt. Misschien moeten we de verdere evolutie nog
afwachten omdat de twee jaar nu pas om zijn voor de
eerste mensen die op basis van de omzendbrief zijn
aangeworven. Het probleem blijft dat er op het federaal
niveau nagenoeg geen middelen zijn om de toepassing
van die brief te kunnen afdwingen. U zegt zelf dat de
vice-gouverneur niet moet worden verwittigd als er al dan
niet wordt vernietigd. Ik heb een voorstel ingediend om
de voogdij om te keren; om er een goedkeuringsvoogdij
van te maken in plaats van een afkeuringsvoogdij. Dat
zou al een stap in de goede richting zijn, omdat er dan
een consensus moet komen om de voortzetting goed te
keuren in plaats van te vernietigen. Dat zou de goede
richting uitgaan.
Inzake de toepassing van de taalwetgeving stel ik vast
dat er dikwijls een spelletje pingpong wordt opgevoerd en
dat niemand kan waarborgen dat de taalwetgeving ge-
respecteerd wordt. Deze vraag geldt eveneens voor het
optreden van uw partijgenoot, de heer Maingain in Brus-
sel. We zullen op dit punt te gepasten tijd terugkomen. In
dit moeilijke en ingewikkelde land zoals u het stelt, moet
het federaal beleidsniveau erop toezien dat het institutio-
neel evenwicht en de tweetaligheid van Brussel geres-
pecteerd blijven.
Minister Antoine Duquesne : Mijnheer de voorzitter, ik
herhaal dat we moeten zoeken naar definitieve oplossin-
gen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
het al dan
niet voortzetten van het experiment van optische
lezing bij de komende gemeente- en provincie-
raadsverkiezingen
in
het
kanton
Zonnebeke
(nr. 1755)
Question orale de M. Yves Leterme au ministre de
l'Inte´rieur sur
la continuation ou non de l'expe´rience
de lecture optique lors des prochaines e´lections des
conseils communaux et provinciaux dans le canton
de Zonnebeke
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, mijn vraag handelt over
het experiment met de optische lezing van stemmen. In
de kantons Chimay en Zonnebeke werd deze optische
lezing voor het eerst uitgetest bij de parlementsverkiezin-
gen van juni 1999. Het experiment is faliekant afgelopen.
Op 8 februari 2000 hebt u in deze commissie meege-
deeld dat het een rampzalige ervaring was. Er werd
afgesproken dat de toestellen zouden worden bijgesteld.
Dit is gebeurd. Er zouden proeven georganiseerd worden
ter plaatse en bij Binnenlandse Zaken. Ik heb vernomen
dat de proeven hebben plaatsgevonden.
Mijnheer de minister, wat zijn de resultaten van de
proeven ? Zal het experiment op 8 oktober herhaald
worden in Chimay en Zonnebeke ? Ik steek niet onder
stoelen of banken dat ik sceptisch bent. Volgens de
technici zullen er zich na de aanpassingen geen proble-
men meer voordoen. Uw voorganger had dit eveneens
beweerd met betrekking tot de machines die op 13 juni
1999 werden gebruikt met de gekende rampzalige gevol-
gen. Ik herhaal mijn vragen. Heeft men de aangepaste
machines reeds getest ? Wat zijn de resultaten ? Hebt u
reeds beslist het experiment van de optische lezing van
de
stembiljet
voor
de
gemeente-
en
provincie-
raadsverkiezingen in Chimay en Zonnebeke op 8 oktober
nog eens over te doen ?
Minister Antoine Duquesne : Mijnheer de voorzitter,
collega's, eind maart 2000 werden er testen georgani-
seerd in de gebouwen van de leverancier van de appa-
ratuur. Als test werden 4000 stembiljetten geteld op
9 verschillende machines. Al de machines gaven het-
zelfde resultaat en dit na meerdere tellingen.
Praktische tests werden op 18 en 19 februari 1999
uitgevoerd naar aanleiding van de voorlopige oplevering
van de geautomatiseerde stemopneming door middel
van optische lezing. De stemopneming door middel van
het systeem van optische lezing had exacte rekenkun-
dige resultaten opgeleverd. Volgens het verslag mocht
het prototype van het systeem van geautomatiseerde
stemopneming door middel van optische lezing voorlopig
worden opgeleverd met het oog op een experiment
tijdens de verkiezingen van 1999 en 2000.
Op 4 mei 2000 heeft een test plaatsgevonden in Zonne-
beke. Leden van de gemeentelijke overheid kregen er de
gelegenheid naar eigen goeddunken stembiljetten in te
vullen en optisch te laten lezen. De leverancier heeft de
oorzaak van de slechte werking bij de vorige verkiezin-
gen en de aangebrachte wijzigingen kunnen toelichten.
HA 50
COM 202
25
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
Als gevolg van de door de leverancier aan de machines
aangebrachte wijzigingen en verbeteringen mag het re-
sultaat van de diverse testen bevredigend worden ge-
noemd : bij elke telling door de machines door optische
lezing werd het correcte resultaat behaald en was het
resultaat op elke machine identiek. Er dient vanzelfspre-
kend rekening te worden gehouden met het feit dat het
om een beproefd prototype gaat.
Voorts heeft er op 9 mei jongstleden ook een test in
Chimay plaatsgehad, waarop vertegenwoordigers van de
gemeentelijke overheden van Chimay en Momignies
werden uitgenodigd. De gemeenteraden van de desbe-
treffende gemeenten werden verzocht mee te delen of ze
al dan niet het systeem van stemopneming door optische
lezing voor de verkiezingen van 8 oktober 2000 wensen
te behouden. Hun antwoord werd nog niet aan mijn
departement bezorgd. Indien een van de gemeenten zich
ten stelligste verzet tegen de geautomatiseerde stem-
opneming door middel van optische lezing, zal ik daar-
mee rekening houden.
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de minister, het
verheugt mij dat de testen goed verlopen zijn. Dat
betekent dat de machines met goed resultaat werden
aangepast.
Ik begrijp dat de minister op dit moment geen echt
standpunt inneemt. Hij zegt alleen dat indien er geen
verzet komt vanuit de gemeenten, hij het experiment zal
laten doorlopen. Dit staat haaks op eerdere besprekin-
gen in de commissie.
Mijnheer de minister, bij de vorige tests met optische
lezing op 13 juni, was er ook sprake van perfect verlo-
pende technische experimenten. De machines zouden
perfect gefunctioneerd hebben. Wij hebben evenwel
moeten vaststellen dat niet alleen de machines slecht
functioneerden, maar ook dat het moeilijk was een her-
telling, een correctie van de uitslag, te bekomen. Trou-
wens, pas zeer lang nadien is gezocht naar de precieze
oorzaak ervan.
Mijnheer de minister, ik suggereer u om, op het ogenblik
dat u beslist om de experimenten te laten doorgaan,
meteen ook te beslissen om zeer kort op de bal te spelen
en de avond zelf of de maandag nadien reeds een
manuele proeftelling ter controle te laten uitvoeren. Op
die manier wordt vermeden dat pas weken nadien in de
Kamer een hertelling kan worden aangevraagd. Graag
kende ik dienaangaande uw standpunt.
M. Antoine Duquesne, ministre : Les choses sont clai-
res. Il est vrai que les tests qui ont e´te´ effectue´s avant les
e´lections du 13 juin e´taient satisfaisants. Des explica-
tions ont e´te´ donne´es et des corrections ont e´te´ appor-
te´es. A nouveau, les tests sont satisfaisants. Il est e´vident
que rien ne sera fait sans l'accord des communes
concerne´es. En toute hypothe`se, j'ai demande´ a` mon
administration que toutes les garanties soient re´unies.
Elles engageront la responsabilite´ du directeur ge´ne´ral
qui est charge´ de ces ope´rations.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren
Bart Laeremans en Willy Cortois aan de minister van
Binnenlandse Zaken over
de gedeconcentreerde
diensten van de federale politie in Brussel-Halle-
Vilvoorde
(nrs. 1767 en 1848)
Questions orales jointes de MM. Bart Laeremans et
Willy Cortois au ministre de l'Inte´rieur sur
les servi-
ces de´concentre´s de la police fe´de´rale a` Bruxelles-
Hal-Vilvorde
(n
os
1767 et 1848)
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het handhaven
van de huidige commandopost van de rijkswacht - in de
toekomst de eengemaakte politie - in Halle-Vilvoorde is
een belangrijke problematiek die ik evenwel kort zal
behandelen.
De wet op de gei¨ntegreerde politie bepaalt in artikel 94
dat er in principe per gerechtelijk arrondissement e´e´n
gedeconcentreerde dienst van de eengemaakte politie
komt, behoudens uitzondering wegens bijzondere om-
standigheden.
Mijnheer de minister, de uitzonderingsregel zou zijn
ingevoerd door gouverneur De Witte. Hij zou betrokken
zijn geweest bij de uitwerking van deze wetgeving. Spijtig
genoeg hebben wij er bij de voorbereidende werkzaam-
heden niets van teruggevonden. Hij had wel degelijk de
bedoeling om in Halle-Vilvoorde een eigen commando-
post van de gei¨ntegreerde politie te kunnen behouden.
Op dit moment bestaat er terecht een aparte command-
opost in Asse. Die speelt een zeer belangrijke rol in de
ondersteuning van de diverse politiediensten in de ge-
meenten van Halle-Vilvoorde. Er is ook een eigen BOB-
dienst, die de voorbije jaren een hele ontwikkeling heeft
gekend inzake expertise en criminaliteitsbestrijding. Dit
dwingt respect af, alhoewel er in onze streek nog niet
voldoende ondersteuning wordt geboden vanuit het ge-
rechtelijk milieu. Dat is evenwel een andere discussie. De
BOB van Asse en de rijkswachtondersteuning spelen een
belangrijke rol in de veiligheidssituatie van Halle-
Vilvoorde. Het zou dan ook onvoorstelbaar zijn mocht dat
commandocentrum verdwijnen.
26
HA 50
COM 202
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
Zeer veel burgemeesters van Halle-Vilvoorde zijn hier-
over ten zeerste verontrust. De nieuwe commandopost,
een samenvoeging van de huidige commandoposten tot
e´e´n groot geheel voor Brussel-Halle-Vilvoorde, moet 1,5
miljoen mensen bedienen, wat onwerkbaar is.
Als men integendeel de bevolkingsaantallen vergelijkt
van de verschillende arrondissementen, dan komt Halle-
Vilvoorde op de zesde of zevende plaats in Belgie¨ met
554 000 inwoners. Dat rechtvaardigt absoluut een eigen
politiedistrict Halle-Vilvoorde. Trouwens, uit een docu-
ment van de gouverneur van Vlaams-Brabant blijkt dat
de burgemeesters van Halle-Vilvoorde eind december
gezamelijk
eisten
dat
er
een
afzonderlijk
politie-
arrondissement zou komen. Hun argumenten zijn het
bevolkingsaantal, het feit dat Brussel en Halle-Vilvoorde
vandaag reeds als afzonderlijke entiteiten functioneren
en de noodzaak van een eigen aanpak, waarvoor de
burgemeesters al geruime tijd pleiten, gelet op het feit dat
Halle-Vilvoorde minder geconfronteerd wordt met groot-
stedelijke problemen, in tegenstelling tot Brussel. Boven-
dien is er nu ook al een eigen BOB met eigen expertise.
Er zijn dus tal van redenen die voor het behoud van de
commandopost pleiten.
Mijnheer de minister, zijn er al beslissingen daaromtrent
genomen ? Zo neen, wanneer zal er duidelijkheid komen
in dit dossier ? Hoe interpreteert u de bijzondere omstan-
digheden, waarover artikel 94 van de gei¨ntegreerde
politiewet het heeft ? Zijn die van toepassing op Halle-
Vilvoorde of zijn die nergens van toepassing ? Is dat
laatste het geval, waarom worden ze dan vermeld in de
wet ?
De heer Willy Cortois (VLD) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, in Halle-Vilvoorde bestaat
er bij de burgemeesters een grote ongerustheid over de
situatie waarin ze verzeild kunnen geraken als de een-
heid van de federale politie, gevestigd te Asse, op termijn
zou worden afgeschaft. Ik zal niet alle argumenten van
de heer Laeremans herhalen, maar er zijn nogal wat
objectieve elementen die ertoe kunnen besluiten om
artikel 94, waarin in een aantal uitzonderingen is voor-
zien, hier toe te passen.
Belgie¨ telt 27 gerechtelijke arrondissementen, waarvan
Brussel-Halle-Vilvoorde veruit het grootste is. Als men
Halle-Vilvoorde apart bekijkt, is het nog altijd het zevende
grootste gerechtelijke arrondissement. Wat het aantal
inwoners
en
bepaalde
criminaliteitsvormen
zoals
autodiefstal, diefstal en dies meer betreft, staat Halle-
Vilvoorde zelfs op de zesde plaats.
Mijnheer de minister, in het kader van de politie-
hervorming zou het aantal politiezones in het arrondisse-
ment Brussel-Halle-Vilvoorde oplopen tot 22. Dit is een te
grote en te omvangrijke entiteit als men op het niveau
van de gei¨ntegreerde politie vanuit een federale gede-
concentreerde coo¨rdinatie en steundienst Brussel-Halle-
Vilvoorde wil ondersteunen. Daarvoor is de dimensie van
het arrondissement veel te groot.
Daarnaast moet ik er u ook attent op maken dat volgens
artikel 103 van de nieuwe wet de directeur-coo¨rdinator
steeds de dienstbetrekkingen met de arrondissements-
commissaris
en
de
gouverneur
onderhoudt.
Ee´n
directeur-coo¨rdinator kan moeilijk tegelijk de arrondisse-
menten Brussel, Halle-Vilvoorde en eventueel Leuven
bedienen. Mijnheer de minister, dit is voor mij geen
communautair probleem, maar een probleem van twee
gebieden die op het vlak van beeldvorming van crimina-
liteit totaal van elkaar verschillen. Enerzijds, is er het
meer stedelijk gebied en anderzijds, het meer landelijk
gebied. Hier zijn heel wat elementen aanwezig om artikel
94 toe te passen en ervoor te zorgen dat er op het niveau
van de politie, los van wat er op het juridische vlak
gebeurt, een gedeconcentreerde eenheid moet blijven
bestaan. Vanuit de praktijk geef ik u de boodschap mee
dat het anders niet werkbaar zal zijn omdat de dimensie
veel te groot zal zijn.
Mijn vraag is zeer voorzichtig. Ik hoop dat u overweegt
om hier naar een gedeconcentreerde werking op het
niveau van de politie te gaan. Het lijkt mij niet werkbaar
als we op het vlak van de federale politie e´e´n grote,
onoverzichtelijk mastodont zouden hebben dat het arron-
dissement Brussel-Halle-Vilvoorde is.
Minister Antoine Duquesne : Mijnheer de voorzitter,
collega's, het principe van artikel 94 van de wet van
7 december 1998 is wel degelijk dat het ambtsgebied van
de gedeconcentreerde diensten van de federale politie
zou overeenstemmen met de gerechtelijke arrondisse-
menten. Ik denk niet dat zich in het gerechtelijk arrondis-
sement Brussel bijzondere situaties voordoen die deze
overeenstemming onmogelijk maken.
Ik denk dat de door u aangehaalde argumenten onge-
grond zijn. Vooreerst herinner ik u eraan dat het gaat om
een afbakening van het ambtsgebied van de gedecon-
centreerde diensten van de federale politie waarvan de
bevoegdheid
voor
de
administratieve
coo¨rdinatie-
directeur beperkt is tot steundiensten en voor de direc-
teur van de gerechtelijke dienst tot gespecialiseerde of
bovenlokale opdrachten van gerechtelijke politie. De
lokale verschillen tussen enerzijds Brussel en anderzijds
de rest van het gerechtelijk arrondissement zijn geen
pertinent argument dat een impact zou kunnen hebben
op de gedeconcentreerde eenheid van de federale poli-
tie.
Het taalkundig argument is even impertinent, in die zin
dat de taalvereisten eigen zijn aan de gewestelijke dien-
sten waarvan de activiteiten inzonderheid uitgeoefend
HA 50
COM 202
27
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
worden in de gemeenten van het administratief arrondis-
sement Brussel-Hoofdstad dat nu eens tweetaligheid van
de dienst en dan weer tweetaligheid van het personeel
tot gevolg heeft.
In navolging van wat de regering beslist heeft in de
Ministerraad van 17 maart 2000 in verband met de
organisatie van het parket van de procureur des Konings
van Brussel die binnen het parket een afdeling moet
oprichten die vooral belast is met het gedeelte van het
gerechtelijk arrondissement buiten het Brussels Hoofd-
stedelijk Gewest, zal het niet verboden zijn dat de
directeur van deze gedeconcentreerde diensten even-
eens een dergelijke afdeling in het leven roept.
Ten slotte geldt hetzelfde voor het argument omtrent de
uitgestrektheid van het grondgebied vermits de desbe-
treffende diensten geen basispolitiezorg moeten ver-
strekken en bovendien deze uitgestrektheid zeer verge-
lijkbaar
is
met
die
van
andere
gerechtelijke
arrondissementen.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
minister, uw antwoord verbaast mij in hoge mate. Ik dacht
dat er nog geen officieel standpunt was en dat dit nog in
voorbereiding was. Nu antwoordt u echter categoriek
neen op de handhaving van een gedeconcentreerde
dienst in Halle-Vilvoorde. Dat betekent dus een formida-
bele achteruitgang ten opzichte van de huidige situatie.
Het komt erop neer dat wij in politiezaken opnieuw bij
Brussel worden aangehecht. De consequenties zijn
enorm. We hadden de situatie dat Halle-Vilvoorde om
heel veel evidente redenen terecht was afgesplitst. Die
redenen werden zojuist door de heer Cortois en mij
aangehaald, namelijk de uitgestrektheid, de enorme be-
volking van Halle-Vilvoorde en Brussel, samen 1,5 mil-
joen mensen, en het taalprobleem. We kenden de situa-
tie waarin Halle-Vilvoorde op politievlak werkte en
iedereen was daar tevreden over. In de wetgeving werd
de mogelijkheid gecree¨erd om Halle-Vilvoorde te behou-
den. Nu zegt u ineens dat we hier met de bulldozer
overheen gaan en dat Halle-Vilvoorde opnieuw bij Brus-
sel moet worden aangehecht. Dat is nefast. U weet dat
het nu al erg slecht gaat met de taalwetgeving inzake
gerechtszaken. U stelt dat de oplossing ligt in de twee-
taligheid van de dienst. U weet dat dit voor Halle-
Vilvoorde nefast is aangezien het erop neerkomt dat de
mensen van Halle-Vilvoorde geconfronteerd zullen wor-
den met eentalig Franstalige politieagenten die het zullen
vertikken om zich op een ernstige manier met de
veiligheidssituatie in Halle-Vilvoorde in te laten. Dat ge-
beurt op dit moment bij het gerecht waar Franstalige
substituten niet in staat zijn om Nederlandstalige politie-
mensen uit Halle-Vilvoorde te woord te staan. Dat is een
achteruitgang ten opzichte van de huidige situatie en het
bevestigt nog maar eens dat deze regering in hoofdzaak
een Franstalige regering is waarin de Franstalige desi-
derata spelen. De enige reden waarom men dit doet, is
dat men in Halle-Vilvoorde veel Franstaligen heeft en een
aantal faciliteitengemeenten. Men wil hen zo luxueus
mogelijk in hun eigen taal bedienen. Hiervoor worden de
rechten van de Nederlandstaligen en die van de gewone
burger die op zijn veiligheid gesteld is overboord ge-
gooid. Mijnheer de minister, dit is een oorlogsverklaring
aan de mensen en de burgemeesters van Halle-
Vilvoorde. Ik zal dit onmiddellijk melden aan alle burge-
meesters van Halle-Vilvoorde en u zult hier nog van
horen. Dit pikt men niet. Halle-Vilvoorde wordt opnieuw
bij Brussel aangehecht, wat onaanvaardbaar is en waar-
door we een mastodontsituatie krijgen waarin het inzake
veiligheid veel minder efficie¨nt werken zal zijn dan in het
verleden het geval was. Men heeft nu in Asse eindelijk
expertise opgebouwd inzake BOB-werking en inzake het
opsporen van bepaalde criminaliteit die eigen is aan onze
streek. Als u dat allemaal overboord wil gooien, riskeert u
een oorlog met heel Halle-Vilvoorde.
De heer Willy Cortois (VLD) : Mijnheer de minister, ik zal
natuurlijk enigszins andere taal spreken dan de heer
Laeremans. Ik zit immers ook in een andere groep. In alle
openheid moet ik echter zeggen dat ik toch wel wat
verbaasd ben over de visie die men hier ontwikkeld heeft.
Ik ga hier niet de communautaire toer op maar ik spreek
louter over de efficie¨ntie van de politiedienst. Ik zal het
besluit van de Ministerraad met belangstelling nakijken.
Ik twijfel niet aan de goede bedoelingen van de minister
maar volgens mij is hij niet op een volledig correcte
manier voorgelicht. Volgens mij zullen we hierop nog
eens moeten terugkomen. De manier waarop de zaken
worden voorgesteld heeft mij toch enigszins verbaasd.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter : Collega's, ik stel voor dat we onze
vergadering onderbreken om de inwendige mens te
versterken. Dit geeft de minister ook de kans om som-
mige aspecten van bepaalde vragen nog eens te bekij-
ken.
De vergadering is geschorst.
La se´ance est suspendue.
- De vergadering wordt geschorst om 12.30 uur.
- La se´ance est suspendue a` 12.30 heures.
- De vergadering wordt hervat om 14.08 uur.
- La se´ance est reprise a` 14.08 heures.
De vergadering is hervat.
La se´ance est reprise.
28
HA 50
COM 202
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de veilig-
heidsmaatregelen op het vlak van drugs tijdens Euro
2000
(nr. 1747)
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre de
l'Inte´rieur sur
les mesures de se´curite´ en matie`re de
drogue pendant l'Euro 2000
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, ik herneem gedeeltelijk
een vraag die ik reeds enkele weken geleden heb
gesteld. Deze vraag was ook aan u gericht, mijnheer de
minister, maar zij werd overgezonden aan de minister
van Justitie, die aangaf dat de minister van Binnenlandse
Zaken diende te antwoorden. Zodoende stel ik in deze
commissie opnieuw dezelfde vraag.
Aanleiding hiervoor was een krantenbericht dat stelde
dat Belgen drugs nog steeds als een taboe beschouwen.
Het artikel maakte ons diets dat er een poging was
gedaan om, naar aanleiding van Euro 2000, samen met
de Nederlanders een drugspreventiecampagne te orga-
niseren. Dit initiatief werd stopgezet, omdat de Nederlan-
ders een campagne wilden voeren rond het verstandig
gebruik van drugs, terwijl de Belgen voorstander waren
van een ontradingscampagne, wat het parlement tijdens
de vorige legislatuur ook aan de regering had aanbevo-
len.
De minister van Justitie heeft ons gezegd dat dit plan
uitging van het Trimbos-instituut - de Nederlandse tegen-
hanger van de Vlaamse VAD - dat de VAD zou hebben
gecontacteerd om, ter gelegenheid van Euro 2000, ge-
zamenlijk een folder over drugs uit te werken. Volgens de
minister van Justitie heeft de VAD uw diensten om advies
gevraagd. Dit advies was negatief, waardoor de geza-
menlijke campagne werd afgeblazen. Ik wil u daarover
drie vragen stellen.
Is het mogelijk om het advies dat door uw diensten aan
de VAD werd gegeven nader toe lichten ? Werd met de
gemeenschappen - de VAD ressorteert immers onder de
bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap - overleg
gepleegd ? De gemeenschappen zijn trouwens in eerste
instantie bevoegd voor de drugspreventie.
Zal, nu het initiatief met de Nederlanders niet doorgaat,
een aparte Belgische drugspreventiecampagne worden
opgezet, of wordt dit initiatief toevertrouwd aan de speel-
steden of zal een eenvormige campagne het licht zien ?
Hoe zal deze worden opgevat ? Zal zij aansluiten bij de
ontradingsstrategie die destijds door de werkgroep van
de Kamer aan de regering werd aanbevolen ? Indien het
initiatief in handen van de speelsteden ligt, worden er dan
richtlijnen over het hoe en het waarom uitgevaardigd ?
Mijn derde vraag houdt verband met het ontwerp van
veiligheidsplan van minister Verwilghen. In het licht van
het naderend Euro 2000 werden in dit plan uitdrukkelijk
initiatieven opgenomen, zoals
een aangepast repressief politieoptreden. Drughandel en
het individueel, aan voetbal gerelateerd druggebruik - en
niet alleen de fenomenen van overlast - zouden door de
bevoegde politiediensten prioritair worden behandeld.
De regering heeft de drugs uit het veiligheidsplan gelicht,
naar mijn overtuiging om louter politieke redenen - zoiets
kan pas na de gemeenteraadsverkiezingen - maar, hoe
dan ook, Euro 2000 zal daarvoor plaatsgrijpen ! Sluit u
zich aan bij datgene wat de minister van Justitie heeft
voorgesteld, namelijk een aangepast repressief politie-
optreden ten opzichte van drughandel en individueel, aan
voetbal gerelateerd druggebruik ? Werden de politiedien-
sten op de hoogte gebracht van het prioritair belang van
de bestrijding van druggebruik en drughandel en werden
er in de veiligheidsmemo's daaromtrent specifieke aan-
bevelingen opgenomen ?
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, M. Vandeurzen sait que nous allons
avoir beaucoup d'occupations et de pre´occupations a`
l'occasion de l'Euro 2000. Finalement, il a e´te´ de´cide´ de
ne pas se lancer dans une campagne commune avec les
Pays-Bas pour une raison bien simple : les situations
dans les deux pays ne sont pas comparables, ni en
termes de le´gislation, ni de pratique judiciaire, ni de
poursuites.
Donc, l'avis que mes services ont transmis au VAD
pre´cisait qu'il n'e´tait pas opportun de lancer une campa-
gne spe´cifique de pre´vention en matie`re de toxicomanie
parce que la Belgique ne me`ne pas en la matie`re une
politique que l'on pourrait qualifier de tole´rance et que
notre pays n'est pas confronte´ au proble`me spe´cifique-
ment ne´erlandais des
coffee shops.
Cet avis est le fruit de la concertation entre diffe´rents
services : la cellule football de la police ge´ne´rale du
royaume et le secre´tariat permanent a` la politique de
pre´vention. Les communaute´s n'ont pas e´te´ consulte´es
parce qu'en re´alite´, cet avis reposait sur des divergences
de le´gislations entre les deux pays. Mais si l'avis avait e´te´
positif, il est e´vident qu'avant d'entamer une quelconque
campagne, les communaute´s principales inte´resse´es
auraient e´te´ consulte´es.
In het kader van Euro 2000 zal er in Belgie¨ geen
eenvormige drugspreventiecampagne worden uitge-
werkt. Op Belgisch niveau zal in de supportersbrochures
daarentegen in samenwerking met de bevoegde overhe-
den en de speelsteden de drugs/alcoholproblematiek
kort worden aangeraakt. De aanpak inzake repressie van
drugsfeiten behoort tot de bevoegdheid van de minister
HA 50
COM 202
29
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
van Justitie. Ik heb in dit verband aan de politiediensten
geen instructies te geven. Het betreft gerechtelijke op-
drachten waarvoor de politiediensten onder de bevoegd-
heid van de gerechtelijke overheden vallen.
Il est clair que les services de police suivront les instruc-
tions pre´cise´es dans les directives en la matie`re, si de
nouvelles sont pre´vues. Il en existe de´ja` en ce moment.
Vous avez raison, les choses devraient e´voluer ou en
tout cas e^tre pre´cise´es, non pas dans le cadre du plan de
se´curite´ mais a` la rentre´e d'octobre ou novembre.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de minister, ik
dank u voor dit verhelderende antwoord. Ik begrijp dui-
delijk dat er inderdaad een verschil inzake drugsbeleid is
tussen Nederland en Belgie¨, alleszins tot op heden. Dit
heeft niet zozeer te maken met de wet dan wel met het
beleid dat op die wet wordt gee¨nt. Inderdaad is het
Nederlandse gedoogbeleid zo dat er een aanbodzijde is
met, onder andere, de coffee shops. Dat stemt niet
overeen met het in Belgie¨ gevoerde beleid.
Ik blijf mij over dat Belgische beleid trouwens zorgen
maken. In het regeerakkoord kondigde de regering aan
dat wij in januari 2000 een nieuw drugsbeleid zouden
krijgen. Als het nieuw is, moeten wij veronderstellen dat
het anders is dan het vorige. Anders dan het vorige zou
ook meer Nederlands kunnen zijn. In januari 2000 werd
gesteld dat er een werkgroep kwam die binnen drie
maanden uitsluitsel zou geven. Die drie maanden zijn
ondertussen ook verstreken. Nu klinkt het dat wij een
gei¨ntegreerd veiligheidsplan kunnen opstellen, maar dat
alles wat met drugs te maken zou hebben, daaruit moet
blijven. Het is mij een raadsel hoe men dan tot een
gei¨ntegreerd veiligheidsplan kan komen, want veel
straatcriminaliteit en georganiseerde criminaliteit hebben
natuurlijk met drugsfenomenen te maken. Het klopt al-
leszins dat er een verschil is tussen de politieke opstel-
ling van de Nederlanders en de aanbevelingen van de
Kamerwerkgroep inzake drugs tot op heden.
U zegt geen instructies te geven te hebben aan de
politiediensten. Weet u of er inzake drugs instructies
zullen worden gegeven door de minister van Justitie naar
aanleiding van Euro 2000 ? Is dat geconcerteerd ? Weet
u daar iets van ? Ik neem aan dat het optreden van de
politie, door wie ook gei¨nspireerd, een zekere coherentie
zal vertonen. Hebt u kennis van bepaalde instructies die
zouden worden gegeven en waarvan de minister van
Justitie in zijn ontwerp van veiligheidsplan trouwens
melding maakt ?
M. Antoine Duquesne, ministre : A ma connaissance, ce
sont les directives existantes qui sont d'application. Sur
le plan de la politique administrative pre´ventive, les
instructions que j'ai donne´es sont tout a` fait claires. Elles
concernent bien entendu l'alcool, qui est le plus
consomme´ dans ce genre de circonstances, mais e´ga-
lement l'utilisation de tout autre substance qui serait de
nature a` inciter certains individus a` troubler l'ordre public.
Ces gens doivent e^tre mis hors d'e´tat de nuire et, le cas
e´che´ant, des arrestations administratives auront lieu.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van mevrouw Simonne Creyf aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
de erken-
ningen als ramp van een aantal weerfenomenen in
1999
(nr. 1779)
Question orale de Mme Simonne Creyf au ministre de
l'Inte´rieur sur
les reconnaissances comme calamite´
d'un nombre de phe´nome`nes climatiques en 1999
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, vorige week heb ik mijn
vraag ingediend in verband met de erkenning als ramp
van een aantal weerfenomenen uit 1999. Ik word op mijn
wenken bediend, want de Ministerraad heeft onmiddellijk
een beslissing genomen. Als wij een aantal zaken willen
laten vooruitgaan, moeten we nog veel vragen stellen.
Wat de vraag zelf betreft, ging het erom dat tot vrijdag
jongstleden enkel de windhoos van 14 augustus 1999 als
ramp was erkend. Vier andere erkenningen bleven uit. Ik
som ze even op : de waterellende van 31 mei in Vlaams-
en Waals-Brabant en het Brussels Gewest, de onweers-
buien van 4 en 5 juli in Limburg en Luik, de regenval van
6 juli in Virton en de decemberstormen in Oost-
Vlaanderen en Vlaams-Brabant. De Ministerraad van
12 mei heeft eindelijk twee van deze vier natuurverschijn-
selen als ramp erkend : de onweersbuien van 4 en 5 juli
in Limburg en Luik en de decemberstormen in Oost-
Vlaanderen en Vlaams-Brabant. Het moet mij toch van
het hart dat de vorige regering een efficie¨nt systeem had
opgezet om de experts snel te laten werken, zodat de
mensen op korte termijn een schadevergoeding zouden
kunnen krijgen. Ik denk concreet aan de overstromingen
in Antwerpen en Merksem. Nu duurt het maanden voor
de regering een natuurverschijnsel als ramp erkent. Voor
de slachtoffers is het bang afwachten of ze al dan niet
iets zullen krijgen. Er is onzekerheid over het al dan niet
mogen herstellen van schade. Het wordt moeilijk om alle
bewijsstukken bijeen te krijgen. Kortom, voor de slacht-
offers en de gemeenten is het niet te aanvaarden dat een
dergelijke procedure zolang moet duren.
Ik heb de volgende concrete vragen. Hebt u de gemeen-
tebesturen al gei¨nformeerd, zodat ze snel een expertise
kunnen opmaken en het dossier kunnen samenstellen ?
Wanneer zal er worden betaald ? Wat zal er met de twee
andere natuurfenomenen, waarvan de erkenning nog
steeds op zich laat wachten, gebeuren ?
30
HA 50
COM 202
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, j'ai de´ja` dit plusieurs fois a` Mme Creyf
qu'en ce qui me concerne, je me battrai, malgre´ les avis
ne´gatifs rendus par l'inspection des Finances, pour que
soient reconnus en tant que calamite´s les cas qui justi-
fient de l'e^tre. Cela doit se faire sur la base des crite`res
qui seront repris dans la nouvelle loi. Il s'agira d'un
syste`me d'assurance. Ces crite`res sont des interpre´ta-
tions des crite`res qui figurent dans la loi actuelle, concer-
nant le caracte`re exceptionnel des e´ve´nements et le
montant des de´ga^ts.
Apre`s avoir rec¸u des instructions du gouvernement, j'ai
demande´ a` l'IRM d'e´valuer les quatre phe´nome`nes na-
turels sur la base des nouveaux crite`res. L'administration
a interroge´ officiellement les gouverneurs de province sur
l'ampleur des de´ga^ts subis dans leur province. Apre`s
re´ception des nouveaux avis et de l'estimation de´finitive
des de´ga^ts, deux des quatre phe´nome`nes ont pu e^tre
reconnus comme calamite´s publiques. Il s'agit des ora-
ges qui ont touche´, les 4 et 5 juillet 1999, certaines
communes des provinces de Lie`ge et du Limbourg, ainsi
que des inondations et fortes pluies qui ont touche´
diverses parties du pays fin de´cembre 1999.
Les arre^te´s royaux portant reconnaissance de ces phe´-
nome`nes naturels comme calamite´s publiques et fixant
leur e´tendue ge´ographique sont soumis a` la signature du
chef de l'Etat.
Par ailleurs, j'ai envoye´ aux gouverneurs de province la
circulaire ministe´rielle qui contient toutes les explicita-
tions ne´cessaires des crite`res pre´vus par la loi.
Pour le surplus, ma ta^che est termine´e puisque l'examen
du dossier rele`ve de la compe´tence de ma colle`gue, la
ministre des Transports et de la Mobilite´.
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mijnheer de minister,
er wordt altijd opnieuw verwezen naar de wet op de
natuurlijke catastrofen die moet worden uitgevaardigd.
Jammer genoeg, laat die wet op zich wachten.
U verwijst naar een andere minister om een belangen-
procedure te verantwoorden. Ik blijf erbij dat de bevolking
hieraan weinig boodschap heeft. Men moet, mijns in-
ziens, dringend werk maken van een snelle procedure
zodat de slachtoffers geen jaar moeten wachten vooral-
eer ze zekerheid krijgen over een vergoeding. U hebt niet
geantwoord op mijn vraag wanneer de andere stormen
zullen worden erkend en evenmin wanneer de vergoe-
ding van de reeds erkende overstromingen zal worden
uitbetaald.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
Mme Creyf m'a souvent interroge´ sur la question de
savoir quand seraient reconnues les calamite´s dont ont
e´te´ victimes ces communes. Je lui ai explique´ que je me
battais pour cette reconnaissance.
Ces calamite´s sont aujourd'hui reconnues et je m'e´tonne
qu'elle ne s'en re´jouisse pas.
En ce qui concerne l'organisation du travail, le traitement
des dossiers n'est pas de la compe´tence du ministre de
l'Inte´rieur.
Je suis convaincu que ma colle`gue, Mme Durant, s'em-
ploiera a` ce que ces dossiers soient traite´s avec un
maximum de diligence.
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik wens alleen te beklemtonen dat het in de vorige
regeerperiode anders ging.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Samengevoegde mondelinge vragen van mevrouw
Simonne Creyf en de heer Bart Laeremans aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de oproep
van de gemeente Anderlecht aan de EU-inwoners tot
inschrijving voor de gemeenteraadsverkiezingen
(nrs. 1821 en 1868)
Questions orales jointes de Mme Simonne Creyf et
M. Bart Laeremans au ministre de l'Inte´rieur sur
l'appel de la commune d'Anderlecht aux habitants
UE en vue de l'inscription aux e´lections communa-
les
(n
os
1821 et 1868)
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, het schepencollege van
Anderlecht besliste op 22 februari 2000 om een geper-
sonaliseerde brief met inschrijvingsformulier te richten
aan de EU-inwoners van Anderlecht. De brief en het
formulier waren gesteld in de taal van inschrijving in het
bevolkingsregister van de geadresseerde. Het zou bij
benadering gaan om 9 000 brieven in het Frans en 300
brieven in het Nederlands. Het gemeentebestuur van
Anderlecht beweert het artikel 19 van de gecoo¨rdineerde
wetten van 18 juli 1966 te hebben toegepast, artikel dat
stelt dat iedere plaatselijke dienst van Brussel-hoofdstad
in zijn betrekkingen met een particulier de door deze
gehanteerde taal gebruikt, voor zover deze taal het
Nederlands of het Frans is. Ik denk dat de gemeente ten
onrechte de taal van inschrijving bij de dienst Bevolking
van een EU-onderdaan interpreteert als een taalkeuze
van de EU-inwoner. Als een EU-onderdaan zich laat
inschrijven, kiest hij nochtans niet voor de ene of de
andere gemeenschap. Trouwens, in de praktijk bei¨nvloe-
den heel wat omstandigheden de taal van inschrijving in
een gemeente, al is het maar omdat de ambtenaar de
nieuwkomer in het Frans aanspreekt en de procedure
vaak in het Frans wordt afgewikkeld.
Bovendien gaat de gemeente ook voorbij aan het feit dat
inwoners van Brussel de vrijheid hebben hun taalkeuze
te veranderen. Persoonlijk ben ik van oordeel dat artikel
HA 50
COM 202
31
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Simonne Creyf
18 van de gecoo¨rdineerde wetten van 18 juli 1966 inzake
de taalwetgeving van toepassing is : de berichten, me-
dedelingen en formulieren die voor het publiek bestemd
zijn van de plaatselijke diensten die in Brussel-hoofdstad
gevestigd zijn, moeten in het Nederlands en het Frans
worden opgesteld.
Intussen is er een nieuw gegeven. De vice-gouverneur
van Brussel heeft als antwoord op de klacht over deze
aangelegenheid van de heer Walter Vandenbossche,
gemeenteraadslid in Anderlecht, Brussels raadslid en
Vlaams-parlementslid, een brief gericht aan het college
van Burgemeester en Schepenen van Anderlecht, de
Vaste Commissie voor Taaltoezicht en uzelf, mijnheer de
minister, waarin hij stelt dat hij, in tegenstelling tot de
gemeente die beweert dat haar beslissing strookt met
artikel 19, van mening is dat het bijgevoegde formulier
voor de eventuele inschrijving van EU-inwoners op de
kiezerslijsten dat uitsluitend in de ene of de andere taal is
gesteld, een nieuwe taalkeuze inhoudt. Dit veronderstelt
dat de EU-inwoner werkelijk moet kunnen kiezen tussen
de ene of de andere taal, wat in casu niet mogelijk is,
aangezien het bewuste inschrijvingsformulier in de ene of
de andere taal is gesteld. De EU-onderdaan kan pas echt
kiezen wanneer hij beschikt over twee inschrijvingsfor-
mulieren, het ene in het Nederlands, het andere in het
Frans. De conclusie van de vice-gouverneur is dat de
bestuurstaalwetten bij het toezenden van de inschrij-
vingsformulieren niet werden nageleefd.
Mijnheer de minister, bent u van mening dat de gemeente
Anderlecht in deze kwestie de taalwetgeving heeft ge-
schonden ? Wat zijn de sancties hiervoor ? Hebben ook
andere Brusselse gemeenten een eentalige procedure
gevolgd om de EU-inwoners uit te nodigen tot participatie
aan de gemeenteraadsverkiezingen ? Zult u desgeval-
lend ook deze gemeenten aanmanen binnen de kortst
mogelijke termijn deze procedure te herdoen, met res-
pect voor de taalwetgeving ? Zult u desnoods zelf, ten
laste van die gemeente, het initiatief nemen om tweeta-
lige documenten naar de EU-inwoners te sturen ?
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik denk al een
eerste antwoord te kunnen geven op een vraag van
mevrouw Creyf.
Vo´o´r Anderlecht heeft ook de gemeente Schaarbeek zich
bezondigd aan een manifeste schending van de taal-
wetgeving, met eentalige brieven en eentalige inschrij-
vingsformulieren. Ik heb hierover bij de gouverneur klacht
neergelegd. De analyse van de gouverneur klopt op dat
vlak. Ik had ook al weet van de juiste analyse. Eerst
hadden wij bevreemd gereageerd op de houding van
minister Van den Bossche omdat EU-burgers in een
bepaalde taal werden aangesproken. Het probleem is dat
men weinig kan inbrengen tegen een individuele brief
omdat dit precies conform de taalwetgeving is. Ik zie niet
in hoe men op dit vlak juridisch een onderscheid moet
maken tussen Belgen en niet-Belgen. Het is de evenwel
terechte analyse van de gouverneur - aanvankelijk waren
wij niet op de hoogte van die bijlage - dat zodra er een
formulier bijgevoegd is waarmee men impliciet een
nieuwe taalkeuze moet maken, het taalregime moet
veranderen. Voor mensen die die keuze maken moet het
duidelijk zijn dat zij in een tweetalige stad leven, waar zij
kunnen kiezen tussen de ene en de andere taal.
Mijnheer de minister, dit gebeuren duidt duidelijk aan dat
wij op 8 oktober naar een gevaarlijke situatie afstevenen.
Ongeveer 9 000 EU-burgers zijn in Anderlecht als Fran-
staligen ingeschreven en amper 300 als Nederlandstali-
gen. Deze cijfers zijn zeer onheilspellend voor de ko-
mende gemeenteraadsverkiezingen. Als men ook weet
dat ondertussen nog zoveel mensen de Belgische natio-
naliteit hebben verkregen, dan ben ik ten zeerste beducht
voor de verkiezingsuitslag.
Ik blijf zowel de CVP als de andere partijen van de
meerderheid - de CVP zetelt alleen in Brussel in de
meerderheid - verwijten dat zij niet tijdig hebben gezorgd
voor een gewaarborgde vertegenwoordiging voor de
Vlamingen in Brussel. Mede door deze voorvallen vrees
ik voor een zeer slechte uitslag van de Vlamingen in
Brussel. Wij dreigen bij de komende gemeenteraads-
verkiezingen in de gemeenteraden van Brussel van de
kaart te worden geveegd.
Over dit onheilspellende incident wens ik de minister
enkele vragen te stellen. U zult een keuze moeten
maken. Er is enerzijds, de houding van de gemeentebe-
sturen en anderzijds, is er de houding van de vice-
gouverneur. U kunt in deze niet rond de pot draaien. U
zult moeten zeggen wie er gelijk heeft. Graag kende ik
hierover uw standpunt.
Mijnheer de minister, zult u ervoor zorgen dat deze
toestand wordt rechtgetrokken ? Die inwoners hebben op
dit ogenblik een onwettig inschrijvingsformulier gekre-
gen. Hun inschrijving is dan ook onwettig en dat moet
worden rechtgezet. Ik hoop dat u zich dat realiseert en er
de nodige maatregelen voor zult nemen, zo niet bestaat
het risico dat de verkiezingen ongeldig kunnen worden
verklaard.
Mijnheer de minister, in bijlage bij die brief in Schaarbeek
was een brochure van de diensten van Binnenlandse
Zaken gevoegd, waarin een hele uitleg werd gedaan over
de deelname van Europese burgers aan de verkiezingen.
Ook die brochure was in eentalig Frans opgesteld. Der-
gelijke zaken kunnen volgens mij in Brussel absoluut
niet. Uw diensten moeten voor heel Brussel in tweetalige
brochures aan de Europeanen de verkiezingen uitleg-
gen. Hierin moet duidelijk worden gemaakt dat er in
Brussel meer dan e´e´n taal bestaat. Want nu bestaat,
32
HA 50
COM 202
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
mede door toedoen van Binnenlandse Zaken door het
uitgeven van een eentalige folder, de indruk dat voor de
komende verkiezingen in Brussel maar e´e´n taal van
belang is, met alle gevolgen van dien.
Minister Antoine Duquesne : Mijnheer de voorzitter,
collega's, de persoonlijke briefwisseling waarnaar wordt
verwezen, moet - in de zin van de gecoo¨rdineerde wetten
op het gebruik van talen in bestuurszaken - worden
beschouwd als een betrekking met een particulier. Lui-
dens artikel 19, eerste lid van deze wet gebruikt iedere
plaatselijke dienst van Brussel Hoofdstad in zijn betrek-
kingen met een particulier de door deze particulier ge-
bruikte taal voor zover die taal het Frans of Nederlands
is.
Ik geef nu het antwoord op de vragen van mevrouw Creyf
en de heer Laeremans. De door de gemeente Anderlecht
gevolgde procedure om deze persoonlijke briefwisseling
te sturen naar de Europese burgers die op haar grond-
gebied wonen, met name in de taal waarvan ze het
gebruik hebben gevraagd bij hun inschrijving in het
bevolkingsregister, is niet alleen strikt conform voor-
noemde bepaling van de gecoo¨rdineerde taalwetten
maar ook conform de constante rechtspraak van de
Vaste Commissie voor Taaltoezicht.
Quant au formulaire d'inscription qui e´tait joint a` ce
courrier personnalise´, il va de soi qu'en vertu du principe
selon lequel l'accessoire suit le principal, il est re´gi lui
aussi sur le plan de l'emploi des langues par l'article
19 pre´cite´ des lois linguistiques coordonne´es et non par
son article 18 qui prescrit le bilinguisme franc¸ais-
ne´erlandais pour les avis, communications et formulaires
destine´s au public. Sur ce point, je ne partage donc pas
l'interpre´tation que donne des lois linguistiques le vice-
gouverneur
de
l'arrondissement
administratif
de
Bruxelles-Capitale.
La liberte´ du choix de la langue qu'invoque le vice-
gouverneur n'est en rien a` mon estime mise en pe´ril par
la proce´dure suivie par ces communes. La langue dans
laquelle les citoyens de l'UE remplissent leur demande
d'inscription sur la liste des e´lecteurs ne pre´juge aucu-
nement du vote qu'ils exprimeront lorsqu'ils seront dans
l'isoloir. Un citoyen de l'UE ayant rempli cette demande
en franc¸ais peut parfaitement voter pour une liste fla-
mande et, inversement, rien ne l'empe^che de voter pour
une liste francophone s'il a rempli sa demande d'inscrip-
tion sur la liste des e´lecteurs en ne´erlandais.
Aan mevrouw Creyf kan ik het volgende zeggen. De
gemeenten, die in navolging van de gemeente Ander-
lecht, het initiatief nemen om dergelijke persoonlijke
briefwisseling te sturen naar de Europese burgers die op
hun grondgebied wonen - hetgeen ik trouwens heb
aangemoedigd - zijn niet verplicht mij daarover in te
lichten. Ik kan die vraag dus niet beantwoorden.
Gelet op mijn antwoord op de eerste vraag ben ik
geenszins voornemens de gemeente Anderlecht te vra-
gen een andere procedure te volgen voor de verzending
van dergelijke brieven. Ik ben daartoe trouwens niet
bevoegd want ik oefen niet de voogdij uit over de
gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
A M. Laeremans, aux termes de l'article 74bis de la loi
e´lectorale communale, les e´lections communales ne
peuvent e^tre annule´es par la de´putation permanente en
premier ressort ou par le Conseil d'Etat en degre´ d'appel
que pour cause d'irre´gularite´ susceptible d'influencer la
re´partition des sie`ges entre les diffe´rentes listes.
Compte tenu des explications que je viens de fournir, je
vois mal comment ces autorite´s juridictionnelles pour-
raient conside´rer que la proce´dure suivie par un certain
nombre de communes pour l'envoi du courrier incrimine´
a e´te´ de nature a` influencer la re´partition des sie`ges entre
les diffe´rentes listes, si tant est que cette proce´dure soit
irre´gulie`re, ce que je conteste formellement.
A Mme Creyf pour sa dernie`re question, je dirais qu'elle
est e´videmment sans objet, compte tenu des re´ponses
que j'ai donne´es aux questions pre´ce´dentes.
A M. Laeremans, je dirais que mon de´partement n'a e´dite´
que des brochures d'information unilingues. Aucune vio-
lation des lois linguistiques ne peut toutefois nous e^tre
impute´e car des exemplaires en franc¸ais et ne´erlandais
de ces brochures ont e´te´ de´pose´s en nombre e´gal dans
les bureaux de poste et dans les communes de la re´gion
de Bruxelles-Capitale.
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
als ik de minister goed begrijp, zegt hij dat de vice-
gouverneur ongelijk heeft. Dit is een zware uitspraak
omdat de vice-gouverneur juridische argumenten aan-
voert. De minister antwoordt dat de vrijheid van taalkeuze
niet in gevaar wordt gebracht omdat het niets te maken
heeft met het stemgedrag van deze persoon achteraf.
Dat is niet het punt. Hamvraag is of de taalwetgeving al
dan niet werd overtreden. De vice-gouverneur baseert
zich op juridische argumenten om te stellen dat de
taalwetgeving overtreden wordt. De minister antwoordt
doodleuk dat het niets te maken heeft met het stemge-
drag. Dit is een bevreemdend antwoord. Ik neem er akte
van. Deze zaak krijgt nog een staartje.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, andermaal geeft de minister van Binnenlandse
Zaken een bijzonder merkwaardig antwoord waarin hij de
vice-gouverneur van Brussel op een pijnlijke manier
terugfluit. De vice-gouverneur kent zijn job. Hij heeft een
zeer genuanceerd en evenwichtig antwoord gegeven op
de klachten maar wordt op zijn plaats gezet. Ik vind dit
zeer verregaand.
HA 50
COM 202
33
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
Mijnheer de minister, ik volg uw analyse geenszins. Het
belangrijkste is niet de brief maar het inschrijvingsformu-
lier waarbij men een taalkeuze maakt, een nieuw register
aanlegt. De taalkeuze wordt wel degelijk beperkt omdat
er slechts een eentalig formulier inzit. Om in het Neder-
lands te worden ingeschreven, moet men ofwel naar het
gemeentehuis gaan ofwel een ander formulier opvragen.
Niemand doet dat. Al deze mensen zullen binnenkort als
Franstaligen worden beschouwd en voor de komende
verkiezingen een eentalig Franstalige oproepingsbrief
krijgen. De mensen zullen de indruk krijgen dat in Brussel
slechts e´e´n taal de officie¨le taal is en de rest van geen tel
is.
Het Vlaams Blok heeft ervoor gewaarschuwd dat men
alles in het werk zou stellen om de Europeanen te
mobiliseren om de Franstalige geledingen te versterken,
het Franstalig kiezerskorps te vergroten en de Vlaamse
aanwezigheid te decimeren. Men werkt volop aan dit
scenario. Dit is het zoveelste bewijs daarvan.
Mijnheer de voorzitter, collega's, niet langer dan vanmor-
gen heeft de commissie kunnen vaststellen dat de minis-
ter een standpunt inneemt dat diametraal ingaat tegen de
Vlaamse belangen. Op dit ogenblik gebeurt het opnieuw.
Mijnheer de minister, u bent de eerste Franstalige minis-
ter van Binnenlandse Zaken sinds de Happart-story. Op
dat ogenblik heeft men zeer terecht gee¨ist dat dit depar-
tement door een Vlaming zou worden geleid om ener-
zijds extremismen te voorkomen en, anderzijds ervoor te
zorgen dat de rechtmatige belangen van de meerderheid
van de bevolking van dit land niet worden geschaad.
Mijnheer de minister, ik vrees dat u op een bepaald
ogenblik de weerbots van uw handelwijze zult krijgen. U
draagt bij tot een anti-Vlaams klimaat in deze regering.
Niet alleen uw partij maar de hele regering zal hiervan de
nadelen ondervinden. Men zal deze houding niet blijven
slikken.
(N.d.R. Zie tevens de aanvulling van minister Antoine
Duquesne op het einde van de vergadering)
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de M. Vincent Decroly au ministre de
l'Inte´rieur sur
les e´ventuelles ne´gociations en cours
avec le Royaume du Maroc a` propos des proce´dures
de re´admission et des re`gles de regroupement fami-
lial
Mondelinge vraag van de heer Vincent Decroly aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
de even-
tuele onderhandelingen met het koninkrijk Marokko
over de procedures tot wedertoelating en de regels
voor de gezinshereniging
(nr. 1826)
M. Vincent Decroly (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, monsieur le ministre, chers colle`gues, fin avril
dernier, notre premier ministre a rencontre´ son homolo-
gue marocain. Il semble qu'a` l'occasion de leurs e´chan-
ges de vue ait e´te´ aborde´e la question de la re´admission
par le Maroc de ressortissants marocains faisant l'objet
d'un e´loignement force´ ou d'une condamnation en Bel-
gique pre´ce´dant un e´loignement force´. Il est aujourd'hui
question d'aller plus loin dans le prolongement de cette
visite. Je voudrais vous interroger sur le point de vue du
ministre de l'Inte´rieur et sur l'e´ventuel mandat donne´ au
ministre de la Justice en visite cette semaine au Maroc.
Je voudrais votre avis sur cette question-la`, me^me si
d'autres ont e´te´ aborde´es comme la proble´matique de la
re´pudiation, le kidnapping le´gal, etc., que je ne traiterai
pas ici et qui ne sont pas de votre ressort.
Je vous interrogerai donc sur la proble´matique de la
re´admission et du regroupement familial. Il semblerait en
effet qu'un membre du cabinet de M. Willockx et des
responsables de l'Office des e´trangers aient e´te´ associe´s
aux pre´paratifs du voyage, voire au voyage, et que l'un
des mandats donne´s a` cette de´le´gation serait d'exami-
ner, avec les nouvelles autorite´s marocaines, la possibi-
lite´ qu'elles revoient leurs positions, ainsi que celle du
pre´ce´dent chef de l'Etat marocain, qui refusait la re´ad-
mission de ressortissants marocains s'ils e´taient ne´s en
Belgique ou s'ils y avaient re´side´ pendant longtemps. La
possibilite´ que la Belgique exerce, dans le cadre de ces
tractations, des pressions, qu'elle fasse une demande
insistante au Royaume du Maroc pour qu'il change
d'attitude sur ce proble`me, est e´voque´e.
La question serait pose´e sur la base du constat qu'il y
aurait actuellement, dans nos prisons, environ 25 a`
30 ressortissants de nationalite´ marocaine, incarce´re´s
pour des faits graves, alors que sur une base mensuelle,
il semblerait qu'une cinquantaine de ressortissants ma-
rocains soient condamne´s pour des crimes re´pute´s de
moindre gravite´. Au vu de ces donne´es, dans le contexte
actuel, le gouvernement belge envisagerait-il e´ventuelle-
ment de re´viser les termes de la circulaire Wathelet de
1990 qui pre´voyait qu'on ne punissait pas de bannisse-
ment des ressortissants e´trangers ne´s en Belgique, ni
ceux qui avaient obtenu la qualite´ de re´fugie´, ni, non plus,
ceux qui se´journent re´gulie`rement sur le territoire depuis
10 ans au moins ?
Une note allant dans le me^me sens et re´dige´e sous
l'autorite´ de M. Vande Lanotte date de 1995. Dans le
cadre des discussions actuelles avec le Maroc ou avec
d'autres pays, la ligne ge´ne´rale porte´e par le gouverne-
ment belge sur ces matie`res changerait-elle e´ventuelle-
ment ?
Mes questions sont simples, monsieur le ministre.
Confirmez-vous que la Belgique est demanderesse d'un
changement des accords avec le Maroc a` ce propos ? La
34
HA 50
COM 202
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Vincent Decroly
re´admission fait-elle bien partie des points de´battus pour
le moment entre la Belgique et le Maroc ? Pouvez-vous
m'indiquer quels ont e´te´ les objectifs et la composition de
notre de´le´gation toute re´cente a` Rabat et si des membres
de votre cabinet ou de votre administration y ont e´te´
associe´s ? Comment avez-vous e´te´ vous-me^me associe´
a` la pre´paration de ce voyage ? Quelle est la position du
ministre de l'Inte´rieur sur ces proce´dures de re´admis-
sion ? Si vous estimez qu'elles doivent e^tre revues, dans
quel sens et sur quels points ? Enfin, une question
connexe qui pourrait avoir aussi e´te´ envisage´e porte sur
la proble´matique du regroupement familial, aujourd'hui
possible entre la Belgique et le Maroc sur une base plus
large que celle pre´vue par le droit commun. Des re´-
flexions auraient-elles aussi e´te´ apporte´es dans ce
domaine-la`, ou cela proce`de-t-il d'une rumeur non
fonde´e ou y aurait-il, e´ventuellement, des projets de ce
type dans vos cartons ou dans ceux du gouvernement ?
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, je tiens a` pre´ciser en tout premier lieu
que les principes contenus dans les notes de 1990 et de
1995, auxquelles M. Decroly a fait re´fe´rence, sont main-
tenus et applique´s. Se posent ensuite, en effet, quelques
proble`mes relativement a` l'e´loignement de Marocains qui
repre´sentent manifestement un danger pour l'ordre pu-
blic et qui - conforme´ment aux principes des deux
notes - ne peuvent rester en Belgique. Cet aspect-la` du
dossier est de mon ressort, en tant que premier respon-
sable de l'ordre public.
Dans le cadre de son mandat et, en ce qui me concerne,
dans le cadre de ce que je viens de vous expliquer, il a
e´te´ demande´ au commissaire du gouvernement de re-
chercher avec le Maroc une solution a` ce proble`me. C'est
dans ce contexte que se situe la participation d'un
membre du cabinet du commissaire du gouvernement,
M. Willockx, a` la
mission Verwilghen. Il s'agit d'exami-
ner les modalite´s qui permettraient aux parties d'aboutir a`
une solution satisfaisante concernant ce proble`me.
A ce jour, je n'ai e´te´ informe´ d'aucun e´le´ment supple´men-
taire quant a` cette proble´matique. Je suis dans l'expec-
tative pour le reste. Le commissaire du gouvernement
de´terminera sa strate´gie ulte´rieure en concertation avec
le ministre des Affaires e´trange`res et moi-me^me, notam-
ment sur la base des donne´es recueillies au Maroc.
Partant, je ne peux aujourd'hui vous en dire davantage,
e´tant donne´ que ne m'ont point encore e´te´ rapporte´s les
re´sultats de la mission au Maroc.
M. Vincent Decroly (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, je souhaiterais encore formuler une remarque.
Monsieur le ministre, a` mon sens, vous affirmez une
chose et presque son contraire en me^me temps. Aussi
n'ai-je pas tous mes apaisements sur ce dossier. De fait,
vous de´clarez, d'une part, que la politique ge´ne´rale
consiste dans le maintien de l'application des directives
de 1990 et de 1995, et, d'autre part, que vous rencontrez
certains proble`mes en matie`re d'ordre public. Or, les
directives que vous citez explicitent pre´cise´ment les cas
dans lesquels l'ordre public doit e^tre conside´re´ comme
menace´ et les situations qu'il y a lieu d'e´valuer en
fonction de la se´curite´ nationale et d'autres concepts de
ce type. En principe, il ne devrait de`s lors se poser aucun
proble`me, puisque lesdites directives de´taillent la ma-
nie`re dont il faut interpre´ter chaque terme de la loi.
M. Antoine Duquesne, ministre : J'ai de´clare´ que les
circulaires sont applique´es et que l'on est confronte´ a` des
proble`mes dans un certain nombre de cas. J'entends que
les choses soient clarifie´es avec les autorite´s marocai-
nes.
M. Vincent Decroly (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
ministre, pourriez-vous expliciter les proble`mes auxquels
vous e^tes confronte´ ?
M. Antoine Duquesne, ministre : Il s'agit de l'impossibi-
lite´ de renvoyer ceux qui repre´sentent manifestement un
danger pour l'ordre public. C'est la re´alite´ de la pratique
quotidienne. Je n'affirme certes pas qu'il y ait un nombre
important de cas, mais ceux face auxquels nous nous
trouvons pour l'instant demeurent insolubles.
M. Vincent Decroly (AGALEV-ECOLO) : Je prends
bonne note de votre re´ponse, monsieur le ministre, et
vous en remercie.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van de heer Danie¨l Vanpoucke aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
de inscha-
ling van hoofdinspecteurs eerste klasse en hoofd-
veldwachters
(nr. 1822)
Question orale de M. Danie¨l Vanpoucke au ministre
de l'Inte´rieur sur
le statut des inspecteurs en chef de
premie`re classe et des gardes champe^tres en chef
De heer Danie¨l Vanpoucke (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, mijnheer de minister, collega's, zowel de hoofdin-
specteurs eerste klasse die houder zijn van het brevet
van officier van gerechtelijke politie, de hulpofficieren van
de procureur des Konings, als de hoofdveldwachters,
maken via diverse kanalen hun ongenoegen kenbaar
inzake de inschaling zoals goedgekeurd op 21 april 2000.
Ik kreeg, wellicht evenals sommige collega's, een aantal
vragen van hen.
HA 50
COM 202
35
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Danie¨l Vanpoucke
Meer hoofdinspecteurs eerste klasse, die niet de graad
van commissaris van politie dragen, nemen deze functie
wel op zich en ontvangen daar ook een analoge vergoe-
ding voor. Het voorgestelde statuutakkoord van 21 april
2000 bepaalt uitdrukkelijk het volgende, ik citeer :
Wat
de inschaling in het kader van officier betreft, werd als
criterium weerhouden dat men vertrekt van de huidige
bevoegdheden van betrokkenen inzake gerechtelijke en
bestuurlijke politie. Al wie bekleed is met de dubbele
hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie en van
officier van bestuurlijke politie, wordt ingeschaald in het
kader van officier
.
Die mensen gaan ervan uit dat ook de waarnemend
korpschefs, die officieel zijn aangesteld door de burge-
meester, zullen ingeschaald worden op het niveau van
officier gezien deze politiefunctionaris toch de functie van
korpschef uitoefent. Zo kan gedacht worden aan het in
rekening brengen van het aantal jaren dat men de
betreffende functie heeft waargenomen.
Naast die hoofdinspecteurs eerste klasse zijn ook de
hoofdveldwachters, of toch een groot deel van hen,
bezorgd om hun inschaling. Zij vrezen onder meer dat zij
sterk worden benadeeld ten aanzien van die gemeenten
die ondertussen hun landelijk politiekorps reeds hebben
omgevormd tot een stedelijk politiekorps. Mijn vragen
aan de minister zijn dan ook de volgende.
Ten eerste, hoe zullen die hoofdinspecteurs eerste
klasse worden ingeschaald ? Zullen zij die waarnemend
korpschef zijn, alsnog in aanmerking komen voor een
inschaling op het niveau van officier ? Zo ja, zullen
daarnaast nog andere voorwaarden gelden om inge-
schaald te kunnen worden in het officie¨le kader ?
Ten tweede, hoe zullen de hoofdveldwachters worden
ingeschaald ?
Ten derde, is het zo dat momenteel veel initiatieven
genomen worden door gemeenten om hun landelijke
politie om te vormen tot een stedelijke politie ? Beschikt
de minister hieromtrent over enig cijfermateriaal ?
Minister Antoine Duquesne : Mijnheer de voorzitter,
collega's, de inschalingsregels van het personeel van de
huidige politiediensten in de graden, kaders en wedde-
schalen van de toekomstige, gei¨ntegreerde politie wer-
den op 21 april laatstleden in het onderhandelingscomite´
van de politiediensten vastgelegd in een protocolakkoord
dat ik heb ondertekend met 4 representatieve vakorga-
nisaties.
Als inleidende opmerking vestig ik uw aandacht op het
feit dat een hoofdinspecteur eerste klasse, die zelfs
tijdelijk de functie van korpschef waarneemt, niet de
hoedanigheid heeft van officier van bestuurlijke politie. Ik
verwijs dienaangaande specifiek naar de tekst van artikel
4 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt.
Hierna volgen de precieze antwoorden op uw vragen.
Ten eerste, de hoofdinspecteurs eerste klasse zullen
worden ingeschaald in een specifiek middenkader en in
een eigen weddeschaal. In die hoedanigheid kunnen ze
naar betrekkingen dingen die voorbehouden zijn aan
officieren en kunnen ze worden aangesteld in de graad
van officier indien ze die bekomen. Mits een gunstige
evaluatie en na een bepaald aantal dienstjaren kunnen
ze op vrijwillige basis benoemd worden in de graad van
niet-hoger officier zonder andere voorwaarden. Geen
enkele bijzondere regel is vastgelegd voor diegenen
onder hen die waarnemend korpschef zijn.
Ten tweede, de gegevens met betrekking tot de door de
gemeenten genomen initiatieven om, met toepassing van
artikel 171 van de nieuwe gemeentewet, hun landelijk
politiekorps om te vormen naar een stedelijke politie, zijn
bij mijn administratie niet direct beschikbaar. Ik heb
dienaangaande bij de provinciegouverneurs laten infor-
meren en ik zal niet nalaten u de mij medegedeelde
inlichtingen te verstrekken.
De heer Danie¨l Vanpoucke (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, ik wil de minister alleen bedanken voor zijn duidelijk
antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Jan Peeters aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de veiligheid
van vuurwerk- en munitieopslagplaatsen in ons land
(nr. 1845)
Question orale de M. Jan Peeters au ministre de
l'Inte´rieur sur
la se´curite´ des entrepo^ts de feux
d'artifice et de munitions dans notre pays
De heer Jan Peeters (SP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, naar aanleiding van de
explosie in Enschede is er ook in ons land de jongste
dagen heel wat te doen geweest over de veiligheid van
vuurwerkopslagplaatsen
of
-installaties.
Vooral
de
gewestministers, bevoegd voor de toekenning van
milieuvergunningen, en uw collega Picque´ van Economie
hebben terzake de voorbije dagen overleg gepleegd. Het
lijkt mij echter dat ook de diensten van Binnenlandse
Zaken een belangrijke taak hebben in deze materie.
De voorbije dagen hebben we in de media kunnen
vernemen dat het afleveren van vergunningen een be-
voegdheid is van de minister van Economie en de Dienst
voor Springstoffen. De ambtenaren van deze dienst
volgen deze vergunningen van nabij en voeren al dan
niet intensieve controles uit.
36
HA 50
COM 202
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jan Peeters
Mijn vraag gaat meer over de diensten waarvoor u
bevoegd bent, met name de veiligheidsdiensten. Ik denk
hierbij in eerste instantie aan de brandweer, de civiele
bescherming maar ook de politiediensten. Mij interes-
seert vooral de kennis van de risico's terzake waarover
zij al dan niet beschikken.
Mijnheer de minister, ik zou u een aantal vragen willen
stellen. Werden uw diensten betrokken bij het opmaken
van de inventaris van knelpunten van vuurwerk-
installaties ? Wat is het resultaat van dit overleg ? Voeren
uw veiligheidsdiensten systematische controles uit van
dergelijke installaties ? Het is immers onvoldoende dat
de ambtenaren van Economische Zaken op de hoogte
zijn van mogelijke probleemsituaties. Ook politie, rijks-
wacht, civiele bescherming en brandweer moeten weet
hebben
van
eventueel
afgeleverde
vergunningen,
stockagehoeveelheden en mogelijke risico's. Hebben uw
diensten weet van die risicoplaatsen ? Voeren zij contro-
les uit ? Ontvangen zij verslagen van controles die wor-
den uitgevoerd door het departement van Economische
Zaken ? Ontvangen de gouverneurs verslagen van deze
controles ? Kortom, ik had graag wat meer zicht gekre-
gen op de toestand.
Er wordt momenteel veel gepraat over de vuurwerk-
installaties maar volgens mij is er een even groot pro-
bleem bij de opslag van munitie en springstoffen in zowel
burgerlijke als militaire opslagplaatsen. Hebben uw dien-
sten een inventaris van de munitie- en springstof-
opslagplaatsen in dit land ? Voeren de veiligheids-
diensten controles uit op deze opslagplaatsen ? Wat
gebeurt met deze controles ? Zijn alle veiligheids-
diensten op de hoogte van de aanwezigheid van munitie-
en springstofstockages van burgerlijke, industrie¨le of
militaire aard ?
Tot slot, zal de minister van Binnenlandse Zaken net als
zijn collega Picque´ initiatieven nemen om de veiligheids-
risico's bij dergelijke installaties te verkleinen ?
- Voorzitter : de heer Danie¨l Vanpoucke
Minister Antoine Duquesne : Mijnheer de voorzitter,
collega's, maandag 14 mei jongstleden had op mijn
kabinet een eerste vergadering met vertegenwoordigers
van de departementen van Defensie, Economische Za-
ken en van de gewesten plaats.
Op deze vergadering werd een overzicht geschetst van
de vigerende reglementering, zowel federaal als gewes-
telijk, en werden de eerste denksporen verkend om tot
een efficie¨ntere en eenvoudiger regelgeving in deze
materie te komen. Een volgende vergadering is reeds
gepland.
Beide gewesten, alsook het kabinet van Landsverdedi-
ging hebben toegezegd mij een geactualiseerde lijst van
alle opslagplaatsen van vuurwerk en explosieven te
bezorgen. Vooraleer wij overgaan tot een bijsturing van
de rampenplannen en de berichtgeving terzake aan de
bevolking, aspecten die tot mijn bevoegdheid behoren,
wachten wij de bevindingen van de Nederlandse over-
heid af. Dit neemt niet weg dat de risicoanalyse van de
bestaande installaties zal worden geactualiseerd.
Opslagruimtes voor vuurwerk en explosieven worden
door verschillende instanties gecontroleerd. Aangezien
er personeel wordt tewerkgesteld, is het ARAB van
toepassing en worden controles uitgevoerd door de
technische inspectie van de administratie van de
Arbeidsveiligheid van het ministerie van Tewerkstelling
en Arbeid. Dit departement treedt eveneens op wanneer
het bedrijf door de opgeslagen hoeveelheid springstof
onder de Seveso-reglementering valt. Ook het bestuur
Kwaliteit en Veiligheid van het ministerie van Economi-
sche Zaken voert controles uit, hetzij op eigen initiatief,
hetzij op verzoek van de rijkswacht of de politie. Daar-
naast controleren gewestelijke milieu-inspectiediensten
de inrichtingen. Indien u meer inlichtingen over deze
controles wenst, wendt u zich beter tot de bevoegde
ministers.
Uitzondering op deze regel vormen uiteraard de militaire
installaties en opslagplaatsen. Deze vallen niet onder de
reglementering voor de burgerlijke installaties. Voor
eventuele informatie verwijs ik u naar de minister van
Landsverdediging.
Ten slotte draagt de burgemeester krachtens artikel 135
van de nieuwe gemeentewet een algemene verantwoor-
delijkheid voor de veiligheid op het grondgebied van de
gemeente. Hij kan te allen tijde de gemeentepolitie en de
gemeentelijke brandweerdienst opdracht geven contro-
les uit te voeren. In artikel 15 van het koninklijk besluit
van 8 november 1967 houdende de organisatie van de
gemeentelijke en gewestelijke brandweerdiensten en de
coo¨rdinatie van de hulpverlening in geval van brand in
vredestijd, worden de burgemeesters verplicht een lijst
aan te leggen van gebouwen, gebouwencomplexen of
inrichtingen die een gevaar voor de bevolking kunnen
betekenen, en hiervoor door de territoriaal bevoegde
brandweer voorafgaande interventieplannen te laten op-
stellen. De burgemeesters hebben aldus de plicht om na
te gaan welke risicohoudende bedrijven op hun grond-
gebied gevestigd zijn. Dit geldt evenwel niet voor militaire
installaties.
De heer Jan Peeters (SP) : Mijnheer de minister, u hebt
een goede beschrijving gegeven van de bestaande re-
glementering. Ik dring er wel op aan dat u het onderzoek
toespitst op de coo¨rdinatie van de verschillende betrok-
ken inspectiediensten. De wet bepaalt dat de burge-
meesters interventieplannen moeten opstellen voor
risicoplaatsen. Mijn vraag was of het departement van
Economische Zaken die de vergunningen uitreikt en op
de hoogte is van de plaatsen waar vuurwerk of explosie-
HA 50
COM 202
37
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jan Peeters
ven gestockeerd zijn, die informatie systematisch aan uw
diensten en de burgemeesters doorspeelt, zodat de
burgemeesters weten waar de risico-inrichtingen in hun
gemeente gesitueerd zijn, en de brandweerdiensten de
opdracht kunnen geven om daarvoor interventieplannen
uit te werken. Mij lijkt dat hier sprake kan zijn van een
zwakke schakel, die moet worden versterkt.
Ik doe meteen een oproep om de gemeentebesturen en
de brandweerdiensten ook financieel te ondersteunen bij
de opmaak van de interventieplannen, want het is zeker
in grotere gemeenten met een hoge industrie¨le concen-
tratie voor een brandweerkorps, technisch en wat man-
kracht betreft, niet altijd evident om gedetailleerde gespe-
cialiseerde interventieplannen uit te tekenen.
Wij hebben de laatste jaren veel geld gestoken in politie
en we zullen dat de volgende maanden ook nog doen. Er
is ook een financie¨le injectie nodig voor de veiligheids-
korpsen en de brandweerdiensten om de kwaliteit en het
bestaan van de interventieplannen veilig te stellen. Ik zou
daarvoor een warme oproep willen doen. Als men dat kan
meenemen in het verdere verloop van de evaluatie,
zullen we nog zinnige lessen kunnen trekken uit wat er in
Nederland is gebeurd.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
je souhaiterais re´pondre a` M. Peeters qu'en ge´ne´ral, mes
services n'interviennent malheureusement que lorsqu'il
est trop tard. Ne´anmoins, il est, a` mon sens, toujours
pre´fe´rable de se poser une question de trop qu'une trop
peu. Pour cette raison, j'ai pris, a` la suite des e´ve´ne-
ments d'Enschede, l'initiative de re´unir autour de la table
tous ceux qui ont a` assumer des responsabilite´s en la
matie`re, poursuivant ainsi les desseins de dresser un
e´tat des lieux, de s'assurer de ce que les contro^les soient
suffisants et d'examiner dans quelle mesure des modifi-
cations devraient e^tre apporte´es a` la re´glementation
existante.
Pour le surplus, M. Peeters doit savoir que l'on peut
certainement aller plus avant en ce qui concerne la
planification des secours. Je suis d'ailleurs occupe´ a`
approfondir la re´flexion a` ce sujet. Ainsi, je m'interroge
sur l'opportunite´ pour le le´gislateur d'intervenir afin de
pre´ciser de manie`re claire un certain nombre d'aspects.
Et je suis du reste tout a` fait ouvert a` la discussion quant
au proble`me particulier que vous avez e´voque´.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van de heer Jan Peeters aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de situatie
van de met een Belg gehuwde illegalen op ons
grondgebied
(nr. 1846)
Question orale de M. Jan Peeters au ministre de
l'Inte´rieur sur
la situation des e´trangers en se´jour
ille´gal marie´s avec un Belge sur notre territoire
De heer Jan Peeters (SP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, toen wij enkele maanden
geleden in deze zaal de besprekingen hadden over het
wetsontwerp voor de regularisatie, heb ik met u uitge-
breid gediscussieerd over het probleem van illegalen die
hier in ons land op een legale manier getrouwd zijn met
een Belgische onderdaan. Ondanks het feit dat zij dit
huwelijk in ons land voor de dienst van de burgerlijke
stand zijn aangegaan, krijgen zij geen verblijfsvergunning
en blijven zij illegaal. In de huidige wetgeving vinden zij
geen solaas omdat zij eventueel niet voldoen aan de
criteria van vijf of zes jaar verblijf in ons land.
U hebt toen het bestaan van dat probleem onderkend. In
de discussie hebt u toen ook gezegd dat u de mogelijk-
heid zou bekijken of er voor deze mensen in de normale
klassieke regels van het aanvragen van een gezins-
herenigingsvisum geen mogelijkheid zou kunnen inge-
voerd worden, zodat zij zich niet opnieuw moeten bege-
ven
naar
het
land
van
herkomst.
Een
dergelijk
gezinsherenigingsvisum zou men kunnen aanvragen om
te bekijken of er een uitzondering kan worden gemaakt.
Dat staat ook in het verslag van de commissie genotu-
leerd.
Hoe is het ondertussen met dat probleem verlopen ? Wij
komen tot een zeer eigenaardige situatie. Enerzijds, laat
de Belgische staat mensen toe om hier in alle legaliteit te
huwen met een Belgische onderdaan. Deze mensen zijn
volgens het burgerlijk wetboek verplicht om met hun
partner - echtgenoot of echtgenote - samen te wonen.
Anderzijds, worden de mensen via de huidig fungerende
vreemdelingenwetgeving gedwongen het land te verla-
ten. Ze moeten een feitelijke scheiding ondergaan om
een gezinsherenigingsvisum aan te vragen.
Mijn vraag is zeer concreet. Het probleem van de situatie
van de gehuwde illegalen dat geschetst werd bij de
bespreking van het wetsontwerp bestaat nog altijd. Hebt
u ondertussen al initiatieven genomen om die situatie te
verhelpen ? U verwees toen naar de rondzendbrief van
12 oktober 1998 die in de mogelijkheid voorziet tot
afwijking op de terugkeerverplichting voor illegalen van
wie het visum hier verstreken is. Kan deze rondzendbrief
worden aangepast om ook gehuwde illegalen toe te laten
van hieruit een gezinsherenigingsvisum aan te vragen
om te kunnen blijven en verblijven bij de partner waar-
mee zij voor de wet getrouwd zijn ? Is dit bekeken en met
welk resultaat ? Neemt u initiatieven om die situaties op
een reglementaire manier te kunnen oplossen ? Wat
raadt u de betrokkenen in dergelijke situaties aan ?
38
HA 50
COM 202
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, la proble´matique souleve´e est com-
plexe. Un e´tranger en se´jour ille´gal a en effet le droit de
se marier en Belgique. Cela ne le dispense pas pour
autant de re´pondre aux conditions fixe´es par la loi du 15
de´cembre 1980 sur l'acce`s au territoire, le se´jour, l'e´ta-
blissement et l'e´loignement des e´trangers.
En ce qui concerne les conjoints de ressortissants bel-
ges, ils se voient appliquer le me^me re´gime que les
conjoints des ressortissants de l'UE. Ce re´gime de´coule
de l'application des directives europe´ennes en matie`re
de libre circulation des personnes et des dispositions
le´gales et re´glementaires qui en assurent la transposi-
tion.
Ces directives europe´ennes conditionnent le droit d'en-
tre´e des membres de la famille d'un ressortissant de
l'Union qui ne posse`dent pas la nationalite´ d'un des Etats
membres a` la double obligation de pre´sentation d'un
passeport et d'un visa en cours de validite´. L'article 41 de
la loi du 15 de´cembre 1980 fait une application stricte de
ce principe.
La reconnaissance du droit au se´jour suppose quant a`
elle que soient re´alise´es au pre´alable les conditions
relatives a` l'entre´e sur le territoire de l'Etat membre. Les
directives europe´ennes pre´voient ainsi que les Etats
membres reconnaissent le droit de se´jour sur leur terri-
toire aux personnes qui sont en mesure de pre´senter les
documents pre´vus.
En ce qui concerne les membres de la famille du
ressortissant d'un Etat membre de l'UE, il s'agit notam-
ment du document sous le couvert duquel ils ont pe´ne´tre´
sur le territoire. Ces dispositions sont transpose´es en
droit interne par l'article 42 de la loi du 15 de´cembre
1980.
Lorsque l'e´tranger n'est pas entre´ le´galement sur le
territoire, il ne peut donc se revendiquer du droit au
se´jour en qualite´ d'assimile´ au ressortissant Commu-
naute´ europe´enne puisqu'il ne re´pond pas aux conditions
des re`glements et directives europe´ens.
Le refus de prendre en conside´ration la demande d'e´ta-
blissement de cette personne me parai^t par conse´quent
e^tre la seule de´cision approprie´e qui puisse e^tre adopte´e
dans ces hypothe`ses. En de´cider autrement reviendrait a`
vider de son sens l'obligation d'e^tre en possession d'un
visa d'entre´e en cours de validite´, impose´ aux membres
non UE de la famille d'un ressortissant UE, qui de´coule
e´galement d'instruments internationaux.
Cette position a e´te´ rappele´e dans la circulaire du 28 aou^t
1997 relative a` la proce´dure de publication des bans de
mariage et aux documents qui doivent e^tre produits, afin
d'obtenir un visa en vue de conclure un mariage dans le
Royaume ou d'obtenir un visa de regroupement familial
sur la base d'un mariage conclu a` l'e´tranger.
Elle a toutefois connu un assouplissement en ce qui
concerne les e´trangers titulaires d'un visa pe´rime´, assou-
plissement expose´ dans la circulaire du 12 octobre 1998
relative a` la demande de se´jour ou d'e´tablissement dans
le Royaume, introduite apre`s la conclusion d'un mariage
sur la base de l'article 10 ou 40 de la loi du 15 de´cembre
1980 sur l'acce`s au territoire, le se´jour, l'e´tablissement et
l'e´loignement des e´trangers.
Les deux circulaires font l'objet d'un recours en annula-
tion introduit aupre`s du Conseil d'Etat par le MRAX. Dans
le cadre de ce recours, le Conseil d'Etat a constate´ que
cette matie`re rele`ve de l'interpre´tation du droit commu-
nautaire et a donc de´cide´ de poser des questions pre´ju-
dicielles a` la Cour de justice de l'UE avant de se
prononcer sur le recours en annulation.
Je n'attends cependant pas que la cour donne son
interpre´tation des dispositions communautaires pre´ci-
te´es. J'ai demande´ a` mon administration d'examiner
l'e´ventualite´ de de´roger aux re`gles fixe´es par celles-ci
dans le cas d'e´trangers se´journant ille´galement en Bel-
gique et y ayant e´pouse´ un ressortissant de l'UE ou un
ressortissant belge. Cette note doit me parvenir prochai-
nement et me permettra d'entamer, apre`s la re´forme de
la proce´dure d'asile, la re´forme de certaines re`gles en
matie`re d'acce`s au territoire qui constitue l'autre partie de
la loi de 1980 sur les e´trangers.
De heer Jan Peeters (SP) : Mijnheer de minister, ik
verheug mij erover dat u de administratie om een initiatief
hebt gevraagd en wel het bekijken van de betreffende
rondzendbrieven in de zin die ik heb gesuggereerd. U
houdt de belofte die u hebt gedaan bij de bespreking van
het wetsontwerp in de commissie. Over de tijdsplanning
maak ik mij wel ongerust. U zegt dit te zullen bekijken na
de hervorming van de asielprocedure, maar daarop
wachten wij al lang zonder veel resultaat. Ik zou liever
hebben dat u de rondzendbrieven wijzigt los van de
globale hervorming van de asielprocedure. Zoals u weet,
is daarvoor immers een lange politieke en wetgevende
besluitvorming nodig. Ik wil u aanmoedigen in uw intentie
en u aanzetten tot enige spoed in deze materie. Huma-
nitair bekeken huwen wij of laten wij mensen huwen,
maar bij wijze van spreken verplichten wij hen 's
anderendaags hun echtgenoot achter te laten. Dat lijkt
mij een zeer ongezonde situatie en onbehoorlijk bestuur.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De heer Joos Wauters wenst zijn mondelinge vraag
nr. 1827 naar een latere datum te verschuiven omdat hij
een andere commissie voorzit.
HA 50
COM 202
39
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jan Peeters
De mondelinge vraag nr. 1850 van de heer Willy Cortois
wordt op diens verzoek ingetrokken.
Mondelinge vraag van de heer Pieter De Crem aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de voetbal-
rellen van vorige week
(nr. 1849)
Question orale de M. Pieter De Crem au ministre de
l'Inte´rieur sur
les e´chauffoure´es qui ont e´clate´ la
semaine dernie`re a` l'occasion d'un match de foot-
ball
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, afgelopen donderdag-
avond zijn rellen uitgebroken in Antwerpen, Beveren en
Gent naar aanleiding van een aantal voetbalwedstrijden.
Het werd een treffen van hooligans waarop de ingezette
politiediensten blijkbaar - op zijn zachtst gezegd - onvol-
doende waren voorbereid. In het kader van de nakende
wedstrijden van Euro 2000 zouden dergelijke rellen met
man en macht moeten kunnen worden vermeden.
Ik wil een aantal concrete vragen stellen. Bestonden voor
het houden van de betreffende wedstrijden duidelijke
richtlijnen vanwege de minister voor de betrokken orde-
diensten ? Daarbij aansluitend, hoe verloopt de voorbe-
reiding in de speelsteden van Euro 2000 ? Zijn er nog
knelpunten, zo ja welke ? Misschien zult u zich verschui-
len achter het argument dat er op zondag een rimpelloze
oefening heeft plaatsgevonden in de omgeving van het
Koning Boudewijnstadion, de vroegere Heizel. We kun-
nen toch moeilijk zeggen dat wat er zich donderdag heeft
afgespeeld, zomaar uit ons geheugen kan worden ge-
wist.
Een belangrijke vraag is toch welke afspraken er ge-
maakt zijn met de hulpverleningssector die verantwoor-
delijk
is
voor
het
accuraat
optreden
van
de
hulpverleningsdiensten tijdens Euro 2000. We hebben
ook de reacties gezien van de leden van de hulpdiensten
en van dokter Beaucourt die verantwoordelijk is voor het
urgentieteam van het Antwerps Universitair ziekenhuis.
Zijn er reeds resultaten bekend van het onderzoek dat de
minister heeft ingesteld naar de oorzaken van het afge-
lopen voetbalgeweld ? Als die resultaten er nog niet zijn,
dan kunnen zij niet lang meer op zich laten wachten. Het
is vandaag 17 mei. Binnen 29 dagen, op 10 juni, is er het
startschot van Euro 2000. Er mogen toch wel heel vlug
resultaten worden verwacht.
Een bijkomend probleem, maar dat is niet direct uw
bevoegdheid, is de toepasbaarheid van het snelrecht.
We hebben toch wel een aantal ijzingwekkende verkla-
ringen gehoord omtrent de toepasbaarheid van het snel-
recht. Mijnheer de minister, ik geef toe dat dit niet uw
winkel is en ik zal u er ook niet mee lastigvallen. Collega
Van Parys zal deze week of volgende week hierover een
aantal vragen stellen in de commissie voor de Justitie.
Een vaststelling voordat u uw antwoord geeft is dat ik
denk dat we gaan betalen voor de overmoed waarmee
de regering en de Belgische voetbalbond de organisatie
van Euro 2000 op zich heeft genomen. Onze stadions
zijn niet voorbereid op die zaken net zo min als de
overheid. Het masker is gevallen. Ik ben mij ter plaatse
gaan vergewissen van de situatie in Gent. Het voetbal-
veld, de zogenaamde kantine, ligt op de Brusselse-
steenweg 4 kilometer van waar de rellen zich hebben
voltrokken in de Overpoortstraat. Een groep hooligans
heeft zich 4 kilometer geruisloos en onzichtbaar kunnen
verplaatsen van de Brusselsesteenweg naar de Over-
poortstraat.
Onze stadions zijn dus niet voorbereid en onze
veiligheidstroepen evenmin. Het is echt een vorm van
smeken. Ik hoop dat u nu die maatregelen neemt. Ik hoop
dat we geen doden moeten tellen tijdens het gebeuren -
ik durf al niet meer over een voetbalfeest te spreken - van
Euro 2000. Ik vrees er echter ernstig voor. Zowel de
politiediensten,
de
veiligheidsdiensten
als
de
verzorgingsdiensten vrezen daarvoor. Uit betrouwbare
bron weet ik dat men zich binnen de regering nu al op
een punt heeft gesteld dat het een mirakel zou zijn als
Euro 2000 zonder dodelijke slachtoffers zou aflopen.
Het is eigenlijk een waarschuwing. Ee´n dode in Euro
2000 is e´e´n minister minder. Twee doden betekent twee
ministers minder. Drie doden betekent de val van de
regering. Als hier dodelijke slachtoffers vallen, zal de
verantwoordelijkheid onmiddellijk worden doorgescho-
ven naar de regering.
De basis hiervoor is de slechte voorbereiding. De korp-
sen van Gent en Antwerpen zijn niet voorbereid. We
brengen volgende week een bezoek aan het stadion van
Charleroi. U hebt ongetwijfeld ook het programma News-
night gezien op de BBC. Ik wil mij van alle politieke
manoeuvres in het Europees Parlement distantie¨ren die
te maken hebben met het feit dat het plaatsvinden van
bepaalde wedstrijden gevaarlijk zou zijn. Er is toch wel
een levensgroot probleem met betrekking tot de organi-
satie van Euro 2000. Wij hebben daarover heel wat
vragen gesteld en ik vind het jammer dat we ook nog dit
moeten meemaken.
Frankrijk is vaak het grote voorbeeld voor dit land. In
Marseille zijn tijdens het wereldkampioenschap rellen
uitgebroken zonder dat er wedstrijden werden gespeeld.
Er werden daar robbertjes uitgevochten tussen suppor-
ters. De etnische uitdaging heeft zich vervolgens hierop
gee¨nt. Ik zou echt niet graag hebben dat we dit ook in dit
land moeten meemaken.
40
HA 50
COM 202
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pieter De Crem
Als we de wedstrijden bekijken die in Nederland worden
gespeeld, vrees ik dat we met levensgrote problemen
zullen te maken krijgen. Ik weet dat er een overeenkomst
bestaat met de Nederlandse marechaussee, zodat zij op
ons grondgebied kunnen optreden. Die wet werd in de
commissie besproken en vervolgens ook goedgekeurd.
Eindhoven is niet zo ver verwijderd van Brussel en
Charleroi. Rekening houdend met de mobiliteit van de
hooligans kunnen we met heel gevaarlijke situaties af te
rekenen krijgen en niet in het minst in Antwerpen.
Wat vorige week donderdag is gebeurd, is eigenlijk maar
een
aanleiding
om
u
aan
te
sporen
om
alle
voorbereidingsmaatregelen te nemen om het hooliga-
nisme te vermijden. Ik vrees dat de regering daarop niet
is voorbereid.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, je suis un peu surpris de l'attitude de
certains responsables politiques. La se´curite´, ce n'est
pas seulement l'intervention des policiers et des gendar-
mes. C'est aussi le climat que l'on cre´e autour d'un
e´ve´nement. Et j'ai l'impression, en entendant certains,
qu'a` la limite, ils se re´jouiraient si des e´ve´nements se
produisaient. Pluto^t que de parler de la fe^te qui aura lieu
sur nos deux territoires, ils sont sans arre^t en train de
verser de l'huile sur le feu, cre´ant une ambiance de
tension. C'est quasiment une invitation lance´e aux hoo-
ligans de venir chez nous pour en de´coudre.
Franchement, je trouve que c'est de l'irresponsabilite´.
Que l'on ne compte pas sur moi pour entrer dans ce jeu
pour cre´er un climat de´testable. Je tiens a` re´affirmer que
les mesures que nous avons pre´pare´es sont d'une
importance exceptionnelle. Il n'y a pas de pays europe´en
ou` on aura pris tant de mesures qu'a` l'occasion de l'Euro
2000.
La Commission europe´enne en est d'ailleurs consciente
dans la mesure ou` elle a de´cide´ de suivre spe´cialement
ces manifestations pour en tirer un certain nombre d'en-
seignements et e´tablir e´ventuellement des directives qui
pourraient profiter demain a` d'autres pays charge´s de
l'organisation de manifestations semblables et d'une telle
importance.
De surcroi^t, monsieur De Crem, je vais reprendre les
travaux parlementaires pour ve´rifier, mais vous savez
que je suis arrive´ en charge le 12 juillet 1999. Et je n'ai
pas conside´re´ que tout le travail qui avait e´te´ fait pendant
les trois anne´es pre´ce´dentes n'e´tait pas se´rieux. J'e´tais
membre du parlement et je ne crois pas vous avoir
entendu une seule fois exprimer la moindre inquie´tude.
Je constate qu'il suffit que votre formation politique ne se
trouve plus au gouvernement et n'assume plus de res-
ponsabilite´s, pour dramatiser, sans raison aucune, une
situation.
Vous e^tes alle´ a` Gand; grand bien vous en fasse. Mais
vous auriez du^ y aller plus to^t, au moment ou` vous
pouviez peser de tout votre poids pour engager ceux qui
m'ont pre´ce´de´ a` prendre les de´cisions qui s'imposaient
pour l'organisation du championnat.
Beaucoup de choses ont de´ja` e´te´ faites dans un cadre
normal. Dans le cadre du championnat, des moyens
importants sont engage´s, qui se chiffrent chaque anne´e a`
pre`s de 150 millions de francs. Les circulaires qui ont e´te´
prises en la matie`re par mes pre´de´cesseurs tablent sur
l'expe´rience des situations qui ont e´te´ connues dans le
cadre du championnat.
Les situations d'Anvers, de Gand et de Beveren ne
peuvent e^tre compare´es. A Beveren (pour le match
Beveren-GBA) et Gand (pour Gent-Westerlo), les inci-
dents sont survenus apre`s un match. Tant avant que
pendant le match, il n'y a pas eu d'incident. Les incidents
sont survenus hors du stade et de son enceinte.
A Anvers, c'est encore mieux. Il n'y avait pas de match.
Les supporters se sont rassemble´s pour fe^ter l'acce`s au
championnat. Et apre`s cette fe^te, les supporters se sont
regroupe´s sur la Grand-Place. Ce qui se passa alors
n'avait rien a` voir avec le football puisque d'autres
groupes de jeunes en ont profite´ pour cre´er des inci-
dents.
J'ai demande´ un rapport pre´cis a` ce sujet. La bourgmes-
tre me dit qu'il s'agit d'une situation complexe. Elle a
demande´ un peu de temps pour proce´der a` une analyse
approfondie. A ce jour, je ne dispose pas encore des
re´sultats de cette enque^te.
Quelque chose m'a frappe´ et montre clairement combien
il faut lutter avec e´nergie contre tous ceux qui se livrent a`
des actes de violence a` l'occasion de manifestations
sportives, et cela n'a rien a` voir avec le sport lui-me^me.
Je trouve extraordinaire qu'a` Anvers, certains ont tente´
d'empe^cher le passage d'ambulances. Je croyais qu'il
existait des situations ou` chacun s'inclinait devant la
ne´cessite´ de porter secours a` des personnes en danger.
C'est une dimension du proble`me qui m'a directement
interpelle´ et j'ai demande´ a` mes services de ve´rifier s'ils
avaient bien re´fle´chi a` ces hypothe`ses et de voir dans
quelle mesure des dispositions comple´mentaires devai-
ent e^tre prises.
En ce qui concerne la pre´paration de l'Euro 2000, toutes
les concertations possibles et imaginables ont eu lieu
depuis quatre ans et je suis surpris que certains parle-
mentaires europe´ens, qui n'ont me^me pas eu acce`s au
dossier, portent des jugements de´finitifs, se faisant les
relais d'un certain nombre de tabloi¨ds qui vendent leur
papier en cre´ant le scandale ou l'incident.
HA 50
COM 202
41
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
Toutes les concertations possibles et imaginables ont eu
lieu, toutes les informations ne´cessaires ont e´te´ donne´es
a` tous les bourgmestres, par province. Seules des initia-
tives doivent encore e^tre prises pour le Luxembourg et le
Brabant flamand pour que l'information soit comple`te.
Les re´unions pour ces deux provinces sont pre´vues
respectivement les 19 et 23 mai.
De surcroi^t, pour faire le point de manie`re de´finitive sur la
manie`re concre`te dont les mesures de se´curite´, comme
de´finies lors des diverses re´unions pre´paratoires, seront
mises a` exe´cution, j'ai de´cide´ de re´unir toutes les parties
concerne´es le 23 mai prochain. Il s'agit des bourgmes-
tres des villes ho^tes et de leurs principaux collaborateurs,
de DOCC, du centre de crise, des gouverneurs de
provinces, de la protection civile, de l'Office des e´tran-
gers, de la police ge´ne´rale du Royaume, du secre´tariat a`
la pre´vention, de l'organisateur, etc.
Les choses sont pre^tes et le moment est venu de poser
a` chacun la question de confiance : e^tes-vous absolu-
ment su^r que tout a e´te´ envisage´ sur le plan humain ?
Parce que, malheureusement, en matie`re de se´curite´,
vous n'avez jamais de garantie a` 100%, me^me si toutes
les mesures ont e´te´ pre´vues. J'en suis convaincu mais je
veux qu'ils me le disent clairement. Si quelqu'un a encore
un doute a` ce moment, il devra me le dire. Je les ai de´ja`
tous rencontre´s et ils m'ont de´ja` re´pondu se´pare´ment.
Je voudrais profiter de la circonstance pour dire un mot
des manifestations qui vont se de´rouler a` Charleroi. Je
ne peux pas laisser de´nigrer toute une re´gion comme on
est en train de le faire maintenant. Le stade de Charleroi
re´pond aux normes. Le centre de Charleroi a e´te´ visite´
notamment par les responsables anglais qui ont indique´
que la se´curite´ pre´vue e´tait supe´rieure a` ce qui existe
dans beaucoup de stades en Angleterre. Il y a dans un
stade des endroits qui sont plus dangereux que d'autres
et c'est vrai dans tous les stades : au stade de France, au
stade Roi Baudouin, en Grande-Bretagne ou en Allema-
gne. Vous comprenez bien qu'en ge´ne´ral, on prend des
dispositions pour qu'a` ces endroits se trouvent les per-
sonnes pre´sentant le moins de risques.
En ce qui concerne le stade, toutes les mesures ont e´te´
prises. Pour la ville me^me de Charleroi, j'ai pose´ la
question de confiance au directeur des ope´rations,
celui-la` me^me qui, le soir du match, sera responsable de
ce qui va se passer a` Charleroi. Il m'a indique´ que la
configuration des lieux lui permettait de mettre en place
un dispositif policier assurant des conditions optimales
de se´curite´, mieux que cela n'aurait e´te´ le cas si le match
avait du^ se de´rouler a` Bruxelles.
Enfin, nous ne me´connaissons pas les difficulte´s de
certains matchs. C'est pour cela qu'avec mon colle`gue
ne´erlandais, nous nous sommes rendus dans tous les
pays europe´ens pour demander la collaboration de tous
les services e´trangers. L'Angleterre, l'Allemagne, la
France, la Roumanie, l'Italie, l'Espagne, le Portugal, tous
les pays nous l'ont d'ailleurs assure´e. Nous aurons les
informations ne´cessaires et les e´quipes de supporters
seront accompagne´es par des spotters. Bien entendu,
nous avons aussi re´alise´ une e´valuation des diffe´rentes
situations. Et la`, il y a un risque particulier qui peut e^tre
imagine´ de`s le de´part. Vous vous rendez bien compte
que les mesures de police qui seront prises le seront en
proportion du risque tel qu'il a e´te´ e´value´. A certains
moments, il y aura donc des mesures exceptionnelles,
comme on n'en a jamais vu ni en Belgique, ni a` l'e´tranger,
de manie`re a` s'entourer d'un maximum de garanties. Je
constate qu'a` l'e´tranger, pour le match de Galatasarai,
c'est la veille, dans un quartier pe´riphe´rique d'Istanboul,
que les incidents se sont produits et que ceux-ci
n'avaient aucune liaison avec le match de football. En-
core hier, au Danemark, a` l'occasion de la finale qui aura
lieu ce soir avec Galatasarai, des e´ve´nements se sont a`
nouveau produits et ce, en dehors de toutes les circons-
tances du match. Ce sont en effet des bagarres de cafe´
qui ont de´ge´ne´re´. Tout cela fait bien entendu partie de
l'e´valuation. Il est clair qu'on ne peut pas mettre un
gendarme ou un policier tous les me`tres sur l'ensemble
du territoire. Mais le maximum de pre´cautions ont e´te´
envisage´es et seront prises.
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik dank de minister voor zijn antwoord.
Mijnheer de minister, op 23 mei hebt u een onderhoud. U
zult iedereen individueel raadplegen. Ik stel voor dat u
daarvan verslag uitbrengt in deze commissie. De uitein-
delijke verantwoordelijkheid voor het welslagen van deze
operatie ligt bij het ministerie van Binnenlandse zaken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Samengevoegde mondelinge vragen van mevrouw
Simonne Creyf en de heer Bart Laeremans aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de oproep
van de gemeente Anderlecht aan de EU-inwoners tot
inschrijving voor de gemeenteraadsverkiezingen
(nrs. 1821 en 1868) (Hervatting)
Questions orales jointes de Mme Simonne Creyf et
M. Bart Laeremans au ministre de l'Inte´rieur sur
l'appel de la commune d'Anderlecht aux habitants
UE en vue de l'inscription aux e´lections communa-
les
(n
os
1821 et 1868) (Reprise)
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
j'ai tout a` l'heure re´pondu a` Mme Creyf sur les formulai-
res d'inscription aux communales pour les citoyens de
l'Union europe´enne. Mon cabinet me signale qu'il vient
42
HA 50
COM 202
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
de recevoir une lettre du vice-gouverneur de Bruxelles
dans laquelle il dit qu'au vu des explications donne´es par
la commune d'Anderlecht, il revoit sa position et estime
que la commune a agi conforme´ment a` la le´gislation
linguistique.
Je tenais a` vous apporter cette information de dernie`re
minute.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 15.40 heures.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 15.40 uur.
HA 50
COM 202
43
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000