B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
B
INNENLANDSE
Z
AKEN
,
DE
A
LGEMENE
Z
AKEN
EN HET
O
PENBAAR
A
MBT
COMMISSION DE L
'I
NTÉRIEUR
,
DES
A
FFAIRES GÉNÉRALES
ET DE LA
F
ONCTION PUBLIQUE
VAN
DU
10-05-2000
10-05-2000
HA 50
COM 196
HA 50
COM 196
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Woensdag 10 mei 2000
COMMISSIE
VOOR
DE
BINNENLANDSE
ZAKEN,
DE ALGEMENE ZAKEN EN HET OPENBAAR AMBT
COM 196
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren Karel
Van Hoorebeke en Bart Laeremans aan de minister van
Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare
besturen over
de aangekondigde versoepeling van de
taalexamens
(nrs. 1502 en 1645)
3
sprekers : Karel Van Hoorebeke, Bart Laeremans,
Luc Van den Bossche, minister van Ambtenarenzaken
en Modernisering van de openbare besturen
Mondelinge vraag van de heer Karel Van Hoorebeke aan
de eerste minister over
de taalkennis van Philippe Bus-
quin
(nr. 1715)
7
sprekers : Karel Van Hoorebeke, Guy Verhofstadt,
eerste minister
Sommaire
Mercredi 10 mai 2000
COMMISSION
DE
L'INTE
´ RIEUR, DES AFFAIRES
GE
´ NE´RALES ET DE LA FONCTION PUBLIQUE
COM 196
Questions orales jointes de MM. Karel Van Hoorebeke
et Bart Laeremans au ministre de la Fonction publique
et
de
la
Modernisation
de
l'administration
sur
l'assouplissement annonce´ des examens linguistiques
(n
os
1502 et 1645)
3
orateurs : Karel Van Hoorebeke, Bart Laeremans,
Luc Van den Bossche, ministre de la Fonction publi-
que et de la Modernisation de l'administration
Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au premier
ministre sur
les connaissances linguistiques de M. Phi-
lippe Busquin
(n° 1715)
7
orateurs : Karel Van Hoorebeke, Guy Verhofstadt,
premier ministre
2
HA 50
COM 196
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE L'INTE´RIEUR,
DES AFFAIRES GE´NE´RALES
ET DE LA FONCTION PUBLIQUE
COMMISSIE VOOR DE BINNENLANDSE
ZAKEN, DE ALGEMENE ZAKEN
EN HET OPENBAAR AMBT
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MERCREDI 10 MAI 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
WOENSDAG 10 MEI 2000
De vergadering wordt geopend om 15.05 uur door de
heer Paul Tant, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 15.05 heures par M. Paul Tant,
pre´sident.
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren
Karel Van Hoorebeke en Bart Laeremans aan de
minister van Ambtenarenzaken en Modernisering
van de openbare besturen over
de aangekondigde
versoepeling van de taalexamens
(nrs. 1502 en
1645)
Questions orales jointes de MM. Karel Van Hoore-
beke et Bart Laeremans au ministre de la Fonction
publique et de la Modernisation de l'administration
sur
l'assouplissement annonce´ des examens lin-
guistiques
(n
os
1502 et 1645)
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik bied u mijn
verontschuldigingen aan voor het feit dat de door mij
gestelde vraag vorige week werd ingetrokken. Ik ben blij
dat wij nu, weliswaar met enige vertraging, dan toch deze
materie aan uw beoordeling kunnen onderwerpen.
In antwoord op een vraag in een commissievergadering
van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie
van woensdag 29 maart, inzake de naleving van de
taalwetgeving en het taalhoffelijkheidsakkoord, meldt de
Brusselse minister Annemie Neyts dat er binnen de
federale regering een principeakkoord zou bestaan met
betrekking tot de versoepeling van de taalexamens.
De minister verwees in dit verband naar een principe-
akkoord in de federale regering, gesloten op 21 ja-
nuari 2000. Waarschijnlijk refereerde minister Neyts aan
de basisnota inzake de modernisering van het Vast
Wervingssecretariaat. In deze basisnota wordt onder
punt 8 inderdaad melding gemaakt van taalexamens. Er
wordt echter met geen woord gerept over een eventuele
versoepeling, maar louter gesproken over de informati-
sering van het schriftelijk gedeelte en over de creatie van
een lessenpakket ter voorbereiding van het taalexamen.
Het venijn bevindt zich misschien in de staart, vermits het
vermelde punt afsluit met de mededeling dat er later een
uitgebreide nota zal worden voorgelegd met bijkomende
maatregelen inzake taalexamens. Verder blijft het prin-
cipe van functionele taalexamens behouden.
Mijnheer de minister, kunt u het bestaan van een derge-
lijk akkoord met betrekking tot de versoepeling van de
taalexamens bevestigen en, indien er een akkoord is, wat
is de concrete inhoud en welke zijn de gevolgen ervan ?
Waarom werd het principeakkoord niet bekendgemaakt
samen met het plan tot de hervorming van het Vast
Wervingssecretariaat ? Betreft het hier wellicht een
sluikse toegeving van de Vlaamse aan de Franstalige
coalitiepartners ?
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik wil de pro-
blematiek van de taalexamens even in een breder ver-
band schetsen. De oorsprong van huidige problematiek
is voor een groot stuk terug te vinden in het taal-
hoffelijkheidsakkoord te Brussel. Hierin werd aangekon-
digd dat er misschien een wijziging of aanpassing van de
taalexamens op til was, op initiatief van het toenmalige
Vast Wervingssecretariaat. De akkoorden inzake de zo-
genaamde taalhoffelijkheid te Brussel hebben niet tot
een verbetering van de situatie geleid, noch tot een
vermindering van de illegaliteit te Brussel, maar integen-
deel tot een heel sterke toename ervan.
Vroeger voldeed bij de OCMW's te Brussel nog 56% van
de benoemingen aan de taalwetgeving. Dit is nu gedaald
tot 27% en ook in de gemeenten wordt een sterke
afname vastgesteld. Het taalhoffelijkheidsakkoord wordt
in het Brusselse Gewest ook het taalwetsovertredings-
akkoord genoemd, omdat het tot een omzeiling van de
taalwetgeving heeft geleid, wat ook wordt bevestigd door
de Vaste Commissie voor Taaltoezicht, die ons over de
HA 50
COM 196
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
gehele lijn heeft gelijk gegeven. Dit akkoord is uiteindelijk
een zeer efficie¨nt instrument gebleken om eentalig Fran-
stalig personeel aan te werven, wat niet alleen blijkt uit
het geringe aantal schorsingen, maar ook uit het zeer
geringe aantal vernietigingen.
Een welbepaalde en merkwaardige passage van het
beruchte Brusselse akkoord wordt door de Franstaligen
misbruikt om ook in de toekomst verder te gaan met de
afbraak van de rechten of van de positie van de Neder-
landstaligen. Inderdaad, hoe meer eentalig Franstalig
personeel er wordt in dienst genomen, hoe moeilijker het
zal worden voor Nederlandstaligen om nog gehoor te
krijgen bij de Brusselse diensten, of bij het Brusselse
OCMW. De betreffende passage is zeer dubbelzinnig
opgesteld en ik weet niet met welke intentie ze destijds
tersluiks in het akkoord werd opgenomen, waar men
spreekt van een aanpassing van de taalexamens, geor-
ganiseerd
door
het
toenmalige
Vast
Wervings-
secretariaat. Er werd gezegd dat die aanpassing er enkel
zou komen indien er voldoende kandidaten aan het
tweetalige profiel zouden beantwoorden, waarna het
contract van het contractueel personeel niet meer zou
worden hernieuwd.
Veel hangt af van de politieke houding die SELOR zal
innemen. De houding van de Franstaligen komt erop
neer een sterke versoepeling van het taalexamen te
eisen, zo niet is het akkoord voor hen van generlei
waarde. Het komt erop neer dat zij het taalwetgevings-
akkoord a` la carte interpreteren : eerst gebruiken zij het
om zoveel mogelijk illegale aanstellingen te bekomen en
daarna fnuiken zij het akkoord door ernstige taalexamens
onmogelijk te maken.
Volgens bepaalde berichten zou u gecontacteerd zijn
geweest door de minister-voorzitter van het Brussels
Gewest, de heer Simonet, met de vraag om SELOR aan
te zetten de zogezegde verbintenissen in Brussel na te
gaan, in die mate zelfs dat de examens zouden neerko-
men op een versoepeling van de huidige taalexamens.
Het zou, vrezen wij, er bijna op neerkomen dat het
volstaat termen als ja, nee en dank u wel in de andere
landstaal te kennen, op basis waarvan men dan kan
worden aangenomen.
Mijnheer de minister, u staat bekend als een man met
enige Vlaamse reflex. U hebt niet voor niets in de
Vlaamse regering gezeteld. Als u vandaag komt vertellen
dat die examens inderdaad worden versoepeld, betekent
dit de zoveelste achteruitgang voor de Nederlandstaligen
in Brussel.
Ik heb dan ook heel wat vragen in verband met deze
problematiek.
Heeft het SELOR of zijn voorganger ooit toezeggingen
gedaan aan de Brusselse regering in verband met mo-
gelijke aanpassingen of versoepelingen ? Waaruit zou-
den die toezeggingen dan bestaan ? Werden deze toe-
zeggingen ook nagekomen ? Werd u door minister-
voorzitter Simonet gecontacteerd over deze materie ?
Werden op regeringsvlak hierover afspraken gemaakt ?
Welke waarborgen biedt u dat de taalexamens niet
verworden tot een loutere formaliteit, maar dat zij een
garantie bieden voor een degelijke tweetaligheid in Brus-
sel ? Kunnen de federale en de Brusselse volksvertegen-
woordigers dit soort examens bijwonen om in ernst na te
gaan of die examens goed zijn ? Ik maak even een
vergelijking met het lagere niveau. Op het niveau van de
gemeenteraden worden wij systematisch op de hoogte
gebracht van dit soort examens voor het gemeente-
personeel en wij mogen die als gemeenteraadslid bijwo-
nen. Het lijkt mij toch normaal dat dit op een hoger niveau
ook het geval is. Hoe zit het met de wervingsreserve van
personen die over een bewijs van taalkennis beschikken
en die door het SELOR zou worden aangelegd ? Bestaat
die wervingsreserve ? Wordt daaruit geput door de Brus-
selse gemeenten en het Brusselse OCMW ?
Minister Luc Van den Bossche : Mijnheer de voorzitter,
sta mij toe eerst de vragen van de heer Laeremans en
daarna die van de heer Van Hoorebeke te beantwoorden.
Ten eerste, ik geef u eerst een les in geschiedenis. In de
tijd van het taalhoffelijkheidsakkoord heeft het selectie-
bureau van de federale overheid, het toenmalig VWS, op
geen enkel ogenblik bij die gesprekken enige toegeving
gedaan inzake een eventuele vergemakkelijking van de
taalexamens die ten behoeve van de lokale Brusselse
besturen werden georganiseerd. Laat dat duidelijk zijn.
Ten tweede, ik heb nooit, van niemand, welke Brusselse
eis dan ook gekregen. Ik zou het overigens niet aanra-
den. Mijn karakter is derwijze dat hoe meer eisen worden
gesteld, hoe meer slechte antwoorden men krijgt.
Ten derde, ik citeer u een brief van 10 september 1997,
getekend door de toenmalige voorzitter van de Brusselse
Executieve, Charles Picque´, tegengetekend door de
heren Rufin Grijp en Didier Gosuin, destijds beiden lid
van het verenigd college, bevoegd voor het toezicht op
de OCMW's.
Daarin stond dat
er eensgezindheid was om het Atlas-
systeem dat door de Didaskaliamethodiek ontwikkeld
werd, te beschouwen als een goede basis voor de
examens die door kandidaten voor betrekkingen bij Brus-
selse plaatselijke besturen zullen worden afgelegd
.
Op initiatief van dezelfde toenmalige Brusselse gewest-
regering werd toen een werkgroep opgericht waartoe ook
het voormalige VWS behoorde. De opdracht van de
werkgroep was tweevoudig. Ten eerste, de organisatie
van taalcursussen voor kandidaten die een betrekking in
een Brussels lokaal bestuur nastreven om op die manier
4
HA 50
COM 196
10-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Van den Bossche
een wervingsreserve van laureaten voor het taalexamen
samen te stellen. Ten tweede, ging het om het formuleren
van voorstellen voor de verfijning van het Atlassysteem.
Dit zijn nog altijd de naweee¨n van 1997, begin 1998.
Met de eerste opdracht had het VWS als selectiebureau
van de federale overheid niets te maken en het heeft zich
dan ook niet gemoeid. De organisatie van taalcursussen
viel trouwens onder de bevoegdheid van de gewestelijke
school voor openbaar bestuur. De samenstelling van een
Brusselse werfreserve voor kandidaten die geslaagd
waren voor het taalexamen is in handen van de Brus-
selse Hoofdstedelijke regering. De Hoofdstedelijke rege-
ring heeft deze samenstelling op 4 december 1997 per
brief toevertrouwd aan de Brusselse Gewestelijke Dienst
voor Arbeidsbemiddeling.
Voor de tweede opdracht heeft het selectiebureau zich
steeds open en bereidwillig opgesteld, er vanuit gaande
dat een computergestuurd toetsingspakket - de Didaska-
lia-Atlas - aan een voortdurende screening dient onder-
worpen te worden. Dit staat trouwens wetenschappelijk
vast, zo niet wordt er geen garantie voor objectiviteit en
blijvende validiteit geboden.
In de periode 1998-2000 zijn er al herhaalde aanpassin-
gen aan het systeem aangebracht. Deze aanpassingen
hadden allemaal een perfectionering en dus geen verge-
makkelijking van het Atlassysteem als doel. Specifiek
werden de verbeteringen gegenereerd binnen de Didas-
kaliagroep van professor De Coo van Antwerpen die
desbetreffend de initiator is. Hij heeft trouwens ook het
programma Eventail gemaakt dat internationaal op de
markt is. Er was geen tegenproef vanuit een ander
instituut.
Bij uw tweede vraag, wanneer ik gecontacteerd werd
door de heer Simonet, kan ik zeggen dat ik nooit gecon-
tacteerd werd door de heer Simonet. De heer Simonet
wist wel dat wij hieraan werkten, maar hij heeft mij nooit
gecontacteerd. Hij heeft mij ook nooit vragen gesteld. Ik
weet dus niet wat zijn bezorgdheid is. Mijn zorg is dat het
systeem goed functioneert, dat het taalexamen valabel is
en dat de proef zodanig georganiseerd wordt dat de
resultaten garanderen wat we zoeken.
Derde vraag : Welke waarborgen biedt u dat de taal-
examens niet verworden tot een loutere formaliteit, maar
een garantie vormen voor een degelijke tweetaligheid ?
Bij mijn aankomst op Ambtenarenzaken heb ik aange-
kondigd dat ik de taalproblematiek ook op andere vlak-
ken nader wou bekijken. U zal in de volgende maanden
merken dat ik ook over het taalgebruik en de taalkennis
van topambtenaren mijn mening zal verkondigen, want
ook daar moet over gediscussieerd worden.
Twee aspecten sprongen onmiddellijk in het oog. Ten
eerste, een totale afwezigheid van adequate vorming en
voorbereiding op het taalexamen zoals het door SELOR
werd georganiseerd. Er is geen vorming waarbij mensen
zich specifiek kunnen scholen om naar het taalexamen te
gaan. Dat betekent een vaststelling van het failliet op dat
niveau van de BGDA, maar ook een niet inspringen in de
open ruimte door de SELOR-groep. Ten tweede ont-
breekt een degelijke doorlichting van het gebruikte com-
putergestuurde taaltoetsingspakket Atlas.
Als we tot betere slaagpercentages willen komen, is het
belangrijk dat we aandacht besteden aan de voorberei-
ding van de kandidaten. Dat lijkt mij de juiste methode in
tegenstelling tot het gaan verkondigen van de gestelde
eisen. Dat lijkt mij de omgekeerde weg.
Vaststellend dat er op het Brusselse vlak geen initiatief
werd genomen, heb ik de opdracht gegeven een
voorbereidings- en evaluatiepakket voor het taalexamen
Atlas te ontwikkelen. Dit gebeurde door de groep Didas-
kalia, die het examen heeft ontworpen. Het is onbetwist-
baar dat men door een betere vorming en voorbereiding
tot een betere kennis van de andere landstaal komt. De
slaagkansen zullen door deze methode dan ook verbe-
teren. De garanties van de kandidaten, die in de realiteit
een degelijke talenkennis bezitten, worden op die manier
verbeterd. Het uiteindelijke taalexamen zal zo niet tot een
loutere formaliteit vervallen.
Ik heb vervolgens gevraagd om de voortdurende bijstu-
ring en de verfijning van het computergestuurde taal-
toetsingspakket steeds de eerste bekommernis te laten
zijn van SELOR. Ik heb vastgesteld dat een degelijke,
wetenschappelijke doorlichting tot op heden nog niet is
gebeurd. Ik heb daarom aan Didaskalia gevraagd, onder
haar verantwoordelijkheid, dus onder die van de heer De
Coo, een akkoord te sluiten voor medetoetsing met de
universiteit van Luik waar men, zowel in computerge-
stuurde programma's, de pedagogiek en de toepassing
van beide als in didactiek gespecialiseerd is. Didaskalia
en de universiteit van Luik zullen dus samen evalueren.
De evaluatie en de kwaliteitscontrole draag ik dus op aan
degene die het programmabeheer ontworpen heeft en
beheert. Daarvoor moeten zij wel instemmen om samen
te werken, in onderaanneming, met de universiteit van
Luik.
De universiteit van Luik is geselecteerd op zuiver objec-
tieve criteria. Anderen hadden soms subjectieve voor-
keuren voor andere universiteiten. Deze gaven mij min-
der objectieve garanties. Bovendien stond ik erop dat de
Didaskaliagroep de leiding bleef behouden bij de evalua-
tie van haar eigen proces.
Terzake kunnen diverse vragen rijzen. Zijn alle vragen
die in het examen staan even valabel of moeten nieuwe
vragen worden opgesteld ? Moeten bepaalde vragen
verdwijnen ? Is de niveaubepaling van de vragen cor-
rect ? Dit is ook bij mijn ambtenaren die een taalexamen
HA 50
COM 196
5
10-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Van den Bossche
doen een veelgehoorde discussie. Is de functionele
talenkennis aangepast aan de realiteit ? Met deze vragen
zal Didaskalia UIA, in co-productie met de universiteit
van Luik, zich bezighouden.
Ik kom tot een volgend punt. Kunnen de federale Brus-
selse volksvertegenwoordigers dergelijke examens bij-
wonen om te controleren of deze met de nodige ernst
worden verricht ? Neen, de voorziene controle en het
koninklijk besluit van 30 november 1966 voorzien in twee
mogelijkheden. In de eerste plaats worden de vakbonds-
organisaties op alle examens uitgenodigd waar zij een
gemachtigde mogen afvaardigen. In de tweede plaats is
de Vaste Commissie voor Taaltoezicht gemachtigd om
elke georganiseerde taalexamenzitting bij te wonen.
Deze twee kanalen ter controle van de examens blijven
gehandhaafd.
Ik kan onmogelijk antwoorden op de vragen inzake de
raadpleging van de Brusselse wervingsreserve. Het be-
heer daarvan is volledig in handen van de BGDA. De
verantwoordelijkheid ligt uiteindelijk bij het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest, zoals ik u reeds meedeelde. Het
antwoord op deze vraag kan alleen maar gegeven wor-
den in de Brusselse assemblee door de minister die
verantwoordelijk is voor de BGDA.
Op de vraag van de heer Van Hoorebeke kan ik meede-
len dat er geen akkoord inzake versoepeling is. Er is
alleen de uitvoering van een beslissing van 1997 waar-
door de wetenschappelijke studie, onder de voorwaarden
die ik u heb meegedeeld, zal plaatsvinden. Ik heb er
helemaal geen probleem mee dat die studie wordt be-
kendgemaakt. Het is immers geen geheim document.
Waarom werd het principeakkoord niet bekendge-
maakt ? Dit stond niet in de VWS, omdat we er, op dat
moment, niet hadden aan gedacht. Er is op het einde van
het debat gediscussieerd over de structuur en de werk-
wijze van de WWS. Dan pas is vastgesteld dat men het
verder niet over de taalexamens heeft gehad, ook niet
met professor De Coo. Dit gebeurde pas door de groep
Didaskalia. Wij hebben moeten wachten tot nadien om
met die groep te debatteren, samen met de twee verant-
woordelijken in SELOR, die beiden lingui¨sten zijn en de
taalexamens beheren.
Er is weinig sluiks aan en er is geen toegeving aan deze
of gene. We zullen wel middelen investeren in de vor-
ming op het niveau van de federale overheid. Dat zal
breder zijn dan alleen Brussel, omdat ik dit ook voor mijn
ambtenaren, zonder grenzen, wil openstellen. Er zal dus
een financie¨le inspanning worden geleverd, in het kader
van de OFO, om ervoor te zorgen dat er een vorming kan
gevolgd worden die de mensen echt traint en opleidt,
zodat men met meer slaagkansen aan het examen kan
deelnemen.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord. Hiermee
hebt u aangetoond dat deze problematiek u na aan het
hart ligt. U zult dit wellicht goed opvolgen.
Onze bezorgdheid werd gealarmeerd door gegevens
waaruit blijkt dat het taalhoffelijkheidsakkoord in de Brus-
selse regering niet wordt nageleefd en dat geen enkele
benoeming die in strijd is met de taalwet wordt vernietigd.
Het is naar aanleiding daarvan dat mevrouw Neyts heeft
gezegd dat er een akkoord werd bereikt in de federale
regering over de versoepeling van de taalexamens. De
Brusselse regering maakte de toepassing van het taal-
hoffelijkheidsakkoord hiervan afhankelijk.
Ik meen uit uw antwoord te mogen afleiden dat er ten
eerste geen akkoord in de federale regering tot stand is
gekomen en dat u ten tweede streeft naar een evaluatie,
een wetenschappelijke onderbouwing en een betere
vorming en begeleiding met het oog op een betere
tweetaligheid voor wie het nodig heeft.
Aangezien u aankondigt dat u ook aandacht zult hebben
voor de taalkennis van uw topambtenaren, neem ik aan
dat het inderdaad die richting zal uitgaan.
De heer Laeremans heeft gewezen op uw Vlaamse
reflex. Ik denk dat ik dat mag onderschrijven. Ik hoop
echter dat er een voldoende Vlaamse reflex bij de
Vlaamse vertegenwoordigers in de federale regering
aanwezig is om op dat punt geen enkele soepelheid en
toegeving te tolereren.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
minister, ik dank u voor uw uitvoerig en goed gedocu-
menteerd antwoord. U hebt in ieder geval het debat wat
verder op gang gebracht en ons heel wat informatie
bezorgd. We zullen dat verder onderzoeken.
Ik heb toch een paar bedenkingen. Ten eerste is er
volgens u geen wijziging nodig wat het controlerecht
betreft. Ik herinner u eraan dat ik daarnet heb gezegd dat
wij als gemeenteraadsleden het recht hebben plaatse-
lijke examens bij te wonen en erop toe te zien dat alles
goed functioneert. Ik ben trouwens zelf ook gemeente-
raadslid en u zult dat in Gent toch ook gemerkt hebben.
Als dat op gemeentelijk niveau mogelijk is, dan lijkt mij
dat a fortiori ook mogelijk op een hoger niveau. Ik pleit
daarvoor en misschien kan dat later onder uw vleugels
worden gerealiseerd.
Ten tweede zegt u over de doorlichting dat het hier
slechts gaat over een gemeenschappelijke studie van
verschillende universiteiten en een gemeenschappelijk
wetenschappelijk onderzoek met het oog op een optima-
lisering en dergelijke. U hebt ook gezegd dat dit een
6
HA 50
COM 196
10-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
publiek document is. Wij zullen het in ieder geval onder-
zoeken en van nabij volgen. Ik hoop in ieder geval dat die
doorlichting geen camouflageoperatie zal zijn om uitein-
delijk tot een versoepeling te komen.
Uw antwoord lijkt overtuigend, maar ik blijf mij toch
vragen stellen over wat daarnet is gezegd, zoals over de
uitspraken van mevrouw Neyts en andere akkoorden die
zich destijds hebben voorgedaan. Wij zullen dit hoe dan
ook scherp in het oog houden.
U hebt verwezen naar de antwoorden die uit Brussel
zouden moeten komen. U kon daar niet op antwoorden.
Ik vind het een beetje vreemd dat u als verantwoordelijke
voor SELOR niets kunt zeggen over de cijfers van
Brussel. Wij zullen dat dus in Brussel zelf vragen. Men is
daar echter veel minder toeschikkelijk met informatie dan
hier.
Minister Luc Van den Bossche : Wij beheren die infor-
matie niet en bezitten ze dus ook niet, anders zou ik u
meteen alle cijfers geven.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Kunt u die niet
opvragen ?
Minister Luc Van den Bossche : Wij sturen de examen-
uitslagen gewoon door. Wij functioneren eigenlijk enkel
als examenbureau hiervoor.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Ik begrijp het.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Karel Van Hoorebeke
aan de eerste minister over
de taalkennis van Phi-
lippe Busquin
(nr. 1715)
Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au pre-
mier ministre sur
les connaissances linguistiques
de M. Philippe Busquin
(n° 1715)</b>
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de eerste minister, collega's, mijn
vraag is vrij kort, maar blijft binnen de taalkwestie zoals
ze daarnet reeds ter sprake kwam bij minister Van den
Bossche. U weet dat wij - en ook andere fracties - van in
het begin veel belang hechtten aan de taalkennis van uw
ministers. Toen hebt u plechtig beloofd dat u erover zou
waken dat uw ministers inspanningen zouden doen.
Bij de benoeming van de heer Busquin tot Europees
commissaris hebt u toegevingen moeten doen aan uw
Franstalige partners. Een van de grote kritieken was dat
de heer Busquin de Nederlandse taal niet machtig was,
terwijl hij uiteindelijk toch 60% van de Belgische bevol-
king ging vertegenwoordigen in de Europese Commissie.
Philippe Busquin werd toen door u aangemoedigd om zo
snel mogelijk Nederlands te leren. Nu zijn we ongeveer
een jaar verder. Heeft hij intussen misschien een taal-
examen afgelegd bij minister Van den Bossche ? Wat is
de stand van zaken ? Is hij nog bezig Nederlands te
leren ?
Eerste minister Guy Verhofstadt : Mijnheer de voorzitter,
collega's, tijdens de hoorzitting in het Europees Parle-
ment van 1 september 1999 heeft de heer Busquin in
antwoord op vragen van een aantal Belgische en Duitse
parlementsleden, toegegeven dat zijn kennis van het
Nederlands - ik citeer letterlijk - niet bijster groot was. Hij
heeft tegelijkertijd verzekerd dat hij inspanningen zou
leveren om daarin verbetering te brengen.
Het is natuurlijk het Europees Parlement dat heeft inge-
stemd met het voordragen van de hele commissie, dus
ook van de heer Busquin. Dus is het normaal dat
Europese commissieleden geen instructies van een re-
gering of van een ander lichaam mogen ontvangen. Het
is aan het Europees Parlement om dit verder te beoor-
delen.
Nochtans kan ik u meedelen dat, wanneer ik contact heb
met de heer Busquin, zijn Nederlands steeds beter wordt.
Het klinkt natuurlijk niet zoals het uwe, mijnheer Van
Hoorebeke, noch zoals het mijne. Hij heeft niet het
Gentse accent dat de heer Van den Bossche nog meer
uitgesproken heeft dan wij.
Maar zoals bij al onze regeringsleden, gaat zijn kennis
van het Nederlands volgens mij in de goede richting. Wij
zijn een regering die uiteraard de perfectie niet benadert,
maar waarvan de leden toch een inspanning leveren. Zij
antwoorden trouwens steeds in de taal waarin de vragen
worden gesteld. Ik heb het gevoel dat het voorgaande
ook geldt wat de heer Busquin betreft. Misschien heeft
het ook te maken met het feit dat hij een aantal Neder-
landstalige kabinetsleden heeft, waarvan ik er ten minste
een ken.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
voorzitter, ik wil de eerste minister aanmoedigen om in
zijn contacten met de heer Busquin Nederlands, of toch
iets dat daarop lijkt, te spreken.
Het incident is gesloten
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 15.45 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 15.45 heures.
HA 50
COM 196
7
10-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000