B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE
VOOR DE
B
UITENLANDSE
B
ETREKKINGEN
COMMISSION
DES
R
ELATIONS EXTÉRIEURES
VAN
DU
10-05-2000
10-05-2000
HA 50
COM 193
HA 50
COM 193
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 193
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Woensdag 10 mei 2000
COMMISSIE
VOOR
DE
BUITENLANDSE
BETREKKINGEN
-
COM 193
Interpellatie van de heer Karel Van Hoorebeke tot de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
over
de handhaving van de houding van de Belgische
regering ten aanzien van Oostenrijk
(nr. 381)
5
sprekers : Karel Van Hoorebeke, Louis Michel, vice-
eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken,
Erik Derycke, Mark Eyskens, Georges Clerfayt,
Claudine Drion
Moties
11
Mondelinge vraag van mevrouw Leen Laenens aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
over
de missie Fairwind 2000 (nr. 1765)
12
sprekers : Leen Laenens, Louis Michel, vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken
Schorsing
13
Interpellatie van de heer Francis Van den Eynde tot de
eerste minister over
de verontschuldigingen die de eerste
minister in Kigali uitgesproken heeft
(nr. 352)
13
sprekers : Francis Van den Eynde, Guy Verhofstadt,
eerste minister, Yvon Harmegnies, Leen Laenens,
Geert Versnick, voorzitter van de commissie
Moties
16
Sommaire
Mercredi 10 mai 2000
COMMISSION
DES
RELATIONS
EXTE
´ RIEURES
COM 193
Interpellation de M. Karel Van Hoorebeke au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
le main-
tien de la position du gouvernement belge a` l'e´gard de
l'Autriche
(n° 381)
5
orateurs : Karel Van Hoorebeke, Louis Michel, vice-
premier ministre et ministre des Affaires e´trange`res,
Erik Derycke, Mark Eyskens, Georges Clerfayt,
Claudine Drion
Motions
11
Question orale de Mme Leen Laenens au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
la mission
Fairwind 2000
(n° 1765)
12
orateurs : Leen Laenens, Louis Michel, vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res
Suspension
13
Interpellation de M. Francis Van den Eynde au premier
ministre sur
les excuses que le premier ministre a pre´-
sente´es a` Kigali
(n° 352)
13
orateurs : Francis Van den Eynde, Guy Verhofstadt,
premier ministre, Yvon Harmegnies, Leen Laenens,
Geert Versnick, pre´sident de la commission
Motions
16
HA 50
COM 193
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
4
HA 50
COM 193
10-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION
DES RELATIONS EXTE´RIEURES
COMMISSIE
VOOR DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MERCREDI 10 MAI 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
WOENSDAG 10 MEI 2000
De vergadering wordt geopend om 10.35 uur door de
heer Geert Versnick, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 10.35 heures par M. Geert
Versnick
, pre´sident.
Interpellatie van de heer Karel Van Hoorebeke tot de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse
Zaken over
de handhaving van de houding van de
Belgische regering ten aanzien van Oostenrijk
(nr. 381)
Interpellation de M. Karel Van Hoorebeke au vice-
premier ministre et ministre des Affaires e´trange`res
sur
le maintien de la position du gouvernement
belge a` l'e´gard de l'Autriche
(n° 381)b>
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u omdat u
ondanks uw drukke buitenlandse agenda de tijd hebt
gevonden om te komen antwoorden op mijn interpellatie.
Het moet, mijn inziens, mogelijk zijn op een rustige en
serene wijze van gedachten te wisselen enerzijds over
de houding die Belgie¨ ten opzichte van Oostenrijk heeft
aangenomen en, anderzijds over het beleid dat terzake in
de toekomst zal worden gevoerd.
Alhoewel de 14 lidstaten dezelfde houding hebben aan-
genomen, valt het op dat de perceptie van de houding
van het Belgie¨ in Oostenrijk en het buitenland anders is
overgekomen. In vergelijking met de andere lidstaten
heeft Belgie¨ meer schade opgelopen.
Mijnheer de minister, hoewel ik de hele problematiek niet
opnieuw ga schetsen, hoop ik dat u beseft dat de
overreactie van het begin ervoor gezorgd heeft dat
Oostenrijk onze houding op een andere manier heeft
ervaren dan die van de andere lidstaten. Belgie¨ heeft het
standpunt van Frankrijk gevolgd. We kunnen ons niet van
de indruk ontdoen dat het een Franstalige reactie was die
te weinig rekening heeft gehouden met Vlaanderen en de
Vlaamse belangen in Oostenrijk.
De beschadiging is een feit. We moeten dit durven
toegeven. Nadien hebt u gas teruggenomen en toegege-
ven overdreven te hebben. Dit is ook de houding van de
Franse Gemeenschapsregering geweest die eerst een
ski-boycot afkondigde en die later weer inslikte. We
hebben de Vlaamse minister-president horen oproepen
de Oostenrijkers niet te demoniseren maar toch verbood
minister Sauwens een vergadering met bedrijven in
Oostenrijk bij te wonen. Onze ambassadeur in Oostenrijk
heeft heel wat inspanningen gedaan om de negatieve
reacties in Oostenrijk op te vangen. Ik ben in het bezit
van een aantal verslagen van bijeenkomsten onder meer
in het Vlaams Huis in Wenen op 15 maart 2000 waar de
Belgische ambassadeur aanwezig was. Op deze bijeen-
komsten werd de toestand besproken en heeft men
onderzocht op welke manier het negatieve imago van
Belgie¨ in Oostenrijk kan worden weggewerkt. Een van de
voorstellen is dat u een interview geeft op de Oosten-
rijkse televisie om de houding van Belgie¨ toe te lichten en
bepaalde nuanceringen aan het ingenomen standpunt
aan te brengen. Ik kan verwijzen naar een brief van een
belangrijk bedrijf die Export Vlaanderen heeft ontvangen.
Het bedrijf exporteert wekelijks naar Oostenrijk en heeft
er een jaaromzet van 120 miljoen frank.
Zij schrijven :
Wij vinden dat onze politici, alvorens zulke
uitspraken te doen en maatregelen te treffen, beter
zouden moeten overleggen wat de mogelijke consequen-
ties kunnen zijn voor de Belgische economie en het toch
al wankele Belgische imago
. Dat er heel wat negatieve
reacties zijn geweest blijkt ook uit een fax van de
ambassadeur te Oostenrijk die de Vlaamse economische
vertegenwoordiger heeft ontvangen. Hij heeft ook contact
gehad met een zekere mevrouw Van der Broek die
directrice is van Tourismus Werbung, Flandern Brussel.
Mijnheer de minister, in het verleden hebben wij als land
en u als minister van Buitenlandse Zaken toch wat aan
overacting gedaan. Hoewel wij ons qua houding op
dezelfde lijn geplaatst hebben als de andere Europese
lidstaten, zijn wij er toch enigszins uitgesprongen. Wij
moeten ons bezinnen over de wijze waarop dit bijgesteld
kan worden.
HA 50
COM 193
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Karel Van Hoorebeke
Mijnheer de minister, ik kom dan bij het tweede deel van
mijn interpellatie, namelijk de toekomst. Dat moet ons
allen interesseren. Het moet mogelijk zijn om sereen te
debatteren over de wijze waarop wij met extreem-rechts
omgaan en dat niet alleen in ons land. Noodgedwongen
ben ik een paar dagen in Oostenrijk geweest en ik heb
vastgesteld dat men daar met onbegrip reageert op de
manier waarop Belgie¨ te werk is gegaan. Er werd immers
opgetreden zonder overleg en zonder contact op te
nemen met de democratische krachten ter plaatse. Hier-
mee hebben wij de democratische krachten in Oostenrijk
geen goede dienst bewezen. Ook in dit land woedt de
discussie over het al dan niet handhaven van het cordon
sanitaire. Er zijn tegengestelde meningen, zowel in het
progressieve als in het conservatieve kamp. Ik meen dat
we hier niet echt een eenduidige visie op kunnen ontwik-
kelen. De ene kan zeggen dat het cordon sanitaire de
beste manier is om extreem-rechts te bestrijden, terwijl
anderen van mening zijn dat we met hen moeten samen-
werken en zien wat ervan komt. Hoe kon Haider zo sterk
worden in Oostenrijk ? Dat ligt aan het feit dat de
socialisten en de conservatieve katholieke partij in Oos-
tenrijk sedert de tweede wereldoorlog hebben samenge-
werkt en dat zij een bijna corrumperend regime tot stand
hebben gebracht. De democratie is daaraan ten onder
gegaan. Haider heeft daarvan kunnen profiteren om met
zijn extreem-rechtse partij naar buiten te komen.
Mijnheer de minister, ik kom dan bij mijn vragen. Ten
eerste, hoeveel concrete sancties heeft Belgie¨ reeds
genomen ten aanzien van Oostenrijk sedert het afkondi-
gen van de maatregel door de Europese Unie ? Ik weet
dat dit in het kader van de bilaterale contacten gebeurt. In
welke mate zijn er binnen dat kader concrete sancties
getroffen tegen Oostenrijk ?
Ten tweede, hebt u contact met Oostenrijkse democrati-
sche partijen om de gevolgen van de sancties tegen
Oostenrijk te bespreken ? Zo kunt u nagaan of die
sancties effect hebben op de FPO
¨ en extreem-rechts in
Oostenrijk.
Ten derde, vindt u het niet aangewezen om overleg tot
stand te brengen met de democratische krachten in
Oostenrijk teneinde na te gaan of de huidige strategie de
meest aangewezene is om de FPO
¨ te treffen ?
Ten vierde, bent u ervan overtuigd dat de huidige boycot
ten aanzien van Oostenrijk moet worden gehandhaafd ?
Ten vijfde, kunnen er nieuwe elementen opduiken waar-
door het mogelijk is het voortouw te nemen om na te
gaan of de houding van de 14 Europese lidstaten niet kan
worden gewijzigd binnen de aanvaardbare grenzen die u
hebt uitgetekend ? Ik meen dat u het best geplaatst bent
om dat te doen.
Tot slot, hebt u kennis van de gevolgen die de houding
van Belgie¨ had voor de Belgische export in het algemeen
en voor de Vlaamse export in het bijzonder ?
Mijnheer de minister, bent u bereid om met de democra-
tische krachten in het parlement, ook in de oppositie, een
debat aan te gaan over de wijze waarop wij ons in de
toekomst moeten opstellen tegenover extreem-rechts in
binnen- en buitenland ? Oostenrijk is een duidelijk geval,
maar extreem-rechts profileert zich nu ook in Italie¨ en
Duitsland. Dat is ook in Belgie¨ het geval maar dit valt
natuurlijk niet onder de bevoegdheid van de minister van
Buitenlandse Zaken. Wij moeten nadenken over de ma-
nier waarop we in de toekomst onze houding terzake
zullen bepalen. Dat is de reden voor deze interpellatie. Ik
herhaal, bent u bereid om hierover een debat te voeren
met de democratische partijen in dit parlement, ook in de
oppositie ?
Minister Louis Michel : Mijnheer de voorzitter, collega's,
de Europese Unie heeft op 31 januari 2000 een aantal
maatregelen tegen Oostenrijk afgekondigd en sedertdien
heeft Belgie¨ geen andere concrete maatregelen geno-
men. Deze maatregelen zijn de volgende.
Er worden geen officie¨le contacten gelegd op bilateraal
niveau.
De Oostenrijkse ambassadeur wordt in Belgie¨ ontvangen
op het niveau van de diensthoofden, maar niet hoger.
De multilaterale betrekkingen blijven gehandhaafd, maar
mogelijke Oostenrijkse kandidaten krijgen geen Bel-
gische steun meer.
Ik heb met de Oostenrijkse instanties geen contact gehad
over de gevolgen van de zojuist vermelde maatregelen.
Deze zijn succesvol, wat niet alleen wordt bewezen door
de pogingen van de Oostenrijkse regering om met alle
mogelijke middelen een wig te drijven tussen de onder-
linge solidariteit van de veertien EU-lidstaten, maar ook
door de massale sympathiebetuigingen tijdens een aan-
tal massabijeenkomsten en optochten, georganiseerd
door de democratische oppositie in Oostenrijk zelf.
Ik stel eveneens vast - en dit is fundamenteel - dat, sinds
de gemeenschappelijke reactie van de veertien lidstaten,
het debat in Oostenrijk over wat in het verleden is
gebeurd, zich aanzienlijk heeft verdiept en dat er van-
daag meer Oostenrijkers dan vroeger een objectieve
visie hebben op de sombere dagen van hun geschiede-
nis.
Zonder de reactie van de XIV zou de duidelijk pro-
Europese inleiding van het Oostenrijkse regeerakkoord
trouwens niet mogelijk zijn geweest.
6
HA 50
COM 193
10-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Louis Michel
Hoe zou Europa anders de kracht kunnen vinden om,
zonder deze strenge houding voordien te hebben aan-
genomen, van de kandidaat-lidstaten de strikte eerbiedi-
ging te eisen voor alle criteria van Kopenhagen ?
Ik ben natuurlijk steeds bereid een dialoog aan te gaan
met de democratische Oostenrijkse oppositie, beli-
chaamd door de Socialistische partij en de Groene partij,
maar ook door een forum van de liberale partij, die tot nu
toe geen vertegenwoordiger heeft in het parlement. Op
dit ogenblik heb ik contact met verschillende oppositie-
leden.
De EU moet haar huidige strategie en de van kracht
zijnde maatregelen alleszins verder handhaven. Ik her-
haal dat deze maatregelen niet gericht zijn tegen het
Oostenrijkse volk zelf, maar tegen een regering, waarvan
de FPO
¨ deel uitmaakt. Deze partij voert begrippen als
racisme en xenofobie hoog in haar vaandel en neemt
standpunten in die haaks staan op de humanistische
principes en waarden die aan de basis liggen van de
Europese Unie. De leiders van de FPO
¨ hebben meer-
maals hun sympathie betuigd met het nazisme.
De resolutie die de FPO
¨ op haar congres te Klagenfurt,
op 1 mei, heeft aangenomen, kan de Oostenrijkse part-
ners op dat vlak niet geruststellen, wel integendeel. Het
eerbetoon aan Jo¨rg Haider, de zelfrechtvaardiging van
de partij, de campagnes die zij reeds heeft gevoerd en
haar toekomstperspectieven tonen duidelijk aan dat er
geen sprake is van een ombuiging van of wijziging in het
beleid. Deze resolutie heeft trouwens heel weinig om het
lijf; zij bevat veel minder dan de regeringsverklaring of de
inleiding ervan.
In deze zin neemt zij terug de draad met het verleden op.
De FPO
¨ heeft helemaal geen gedaanteverandering on-
dergaan.
Ik wil eraan herinneren dat de beslissing van de veertien
lidstaten een politieke beslissing was, gebaseerd op
ethische criteria, bedoeld als een bescherming, nog vo´o´r
de regeringsvorming. Oostenrijk is dus niet het slachtof-
fer van deze beslissing; wat zij nu moet ondergaan is een
gevolg van de keuze van twee meerderheidspartijen. De
Oostenrijkse regering zelf heeft het risico genomen van
het in werking stellen van deze beslissing. Ik zie dus niet
in waarom de houding van de XIV vandaag de dag zou
veranderd zijn.
Ikzelf heb geen initiatief genomen om deze aangelegen-
heid aan te kaarten bij mijn collega's van de Europese
Unie, maar het debat, dat binnen de Europese Unie over
dit probleem op gang werd gebracht, ben ik niet uit de
weg gegaan en ik ben het Belgische standpunt met klem
blijven verdedigen. Dit heb ik ook gedaan tijdens het
voorbije weekeinde, ter gelegenheid van de informele
vergadering van de ministers van Buitenlandse Zaken op
de Azoren, waar de Oostenrijkse minister van Buiten-
landse Zaken, mevrouw Ferrero-Waldner, heeft gepro-
beerd het debat opnieuw te openen, onder het voorwend-
sel dat de FPO
¨ zou veranderd zijn na haar laatste
congres.
Ik stel voor dat u uw vraag over de gevolgen van deze
maatregelen voor de Belgische uitvoer zou richten tot de
staatssecretaris voor Buitenlandse Handel.
Het is vrij moeilijk om op een dergelijke vraag een precies
antwoord te verstrekken.
Tot besluit en ingaand op uw suggesties wens ik nog het
volgende te zeggen. Zonder nieuwe gegevens, zonder
nieuwe gegronde argumenten, is er geen reden om ons
standpunt te wijzigen.
Bovendien wens ik de Oostenrijkse oppositiepartijen uit
te nodigen om naar Belgie¨ te komen en dit probleem ter
sprake te brengen. Misschien zal ik daarna over meer
elementen of argumenten beschikken, die toelaten het
debat opnieuw te openen.
Tot zolang wijzig ik helemaal niets aan het Belgische
standpunt. Men moet de huidige maatregelen handhaven
en wij zullen wel zien hoe de situatie verder evolueert.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
minister, ik dank u voor de positieve benadering van de
vraag die ik u hebt gesteld. Ik ben het volkomen met u
eens dat het programma en de standpunten van het FPO
en de houding die Haider ten overstaan van bepaalde
zaken inneemt, onaanvaardbaar zijn.
Ik ben het ook met u eens wanneer u zegt dat u het met
de sancties niet het Oostenrijkse volk wenst te treffen. Bij
heel wat Oostenrijkers leeft echter het gevoel, zeker
inzake de Belgische houding, dat het Oostenrijkse volk in
belangrijke mate wordt getroffen en dus niet alleen het
FPO de doelstelling was.
Het verheugt mij ten zeerste dat u ingaat op mijn sug-
gestie om inderdaad het gesprek aan te gaan. Ik meen
dat we dat gesprek met de Oostenrijkse delegatie, met
de Oostenrijkse democratische krachten moeten voeren.
Om extreem rechts te bestrijden moet er een duidelijke
strategie worden ontwikkeld die grensoverschrijdend is.
Ik aanvaard dat u vandaag uw houding niet wenst te
wijzigen.
Er is inderdaad geen concreet, nieuw element maar ik
meen uit uw antwoord toch te kunnen afleiden, mijnheer
de minister, dat u bereid bent om daarover na te denken
en overleg te plegen met uw Europese collega's. Op die
manier kan worden bekeken op welke manier een nieuw
element kan worden gecree¨erd om tot een wijziging van
HA 50
COM 193
7
10-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Karel Van Hoorebeke
de houding van Belgie¨ over te gaan. Het moet daarbij niet
de bedoeling zijn het FPO
¨ te legitimeren of te vergoelij-
ken maar te bekijken hoe Oostenrijk, dat tenslotte toch
deel uitmaakt van de Europese Unie, opnieuw ten volle
kan worden ingeschakeld.
Ik neem aan dat de sancties succesvol zijn, in die zin dat
op politiek vlak het debat werd geopend. Het is om die
reden ook goed dat het debat vandaag kan worden
voortgezet. U heeft volkomen gelijk als u stelt dat de
Oostenrijkers intern een debat zijn begonnen over hun
verleden, iets wat tot nu toe te veel werd toegedekt. In die
zin vormden de sancties een goede aanzet.
Op een bepaald ogenblik moet men evenwel tot een
evaluatie komen waarbij men moet bekijken of de hou-
ding niet moet worden gewijzigd. Ik zal een motie van
aanbeveling indienen waarin ik de antwoorden van de
minister heb overgenomen.
De heer Erik Derycke (SP) : Mijnheer de voorzitter, ik
had een aantal opmerkingen willen maken naar aanlei-
ding van de interpellatie van collega Van Hoorebeke.
Sinds de nacht waarop wij in het Belgische Parlement
hebben gedebatteerd over de resolutie over Oostenrijk
zijn er toch een aantal dingen gebeurd.
Ik pleit niet voor onmiddellijke wijzigingen. Samen met
een aantal andere collega's volg ik het forum van de
Raad van Europa. Ik ken de Europese politiek, de
waarde ervan en haar betrekkelijkheid. Er zijn een aantal
beginnende randverschijnselen die de Europese diplo-
matie in het algemeen en de Belgische diplomatie in het
bijzonder moeten doen nadenken.
Onmiddellijk nadat de Belgische regering stelling had
genomen, werd in de Raad van Europa, waar het debat
thuishoort, over de zaak een discussie gevoerd die
weinig zoden aan de dijk heeft gebracht. Ware dit debat
gevoerd in de oude samenstelling van de Raad van
Europa van tien jaar geleden, dan durf ik te vermoeden
dat een resolutie zou zijn opgesteld met het Comite´ de
Suivie over de activiteiten van Oostenrijk en vooral deze
van de FPO
¨ . Dat die resolutie er niet is gekomen is
hoofdzakelijk te wijten aan de houding van de nieuwko-
mers binnen de Raad van Europa, de Oost-Europese en
Centraal-Europese landen. Zij hebben schrik van een al
te klaar en duidelijk gedefinieerd mensenrechtenmodel
binnen de Europese Unie.
Wij vrezen - laten we eerlijk zijn - een duidelijk gedefini-
eerd mensenrechtenmodel binnen de Europese Unie.
Mijnheer de minister, op dit vlak ben ik het met u eens. Ik
denk dat een voorbeeldfunctie ten opzichte van Oost-
Europa en Centraal-Europa noodzakelijk is. Ik heb enige
tijd geleden met de Sloveense afvaardiging onderhan-
deld. Wij hadden het onder meer over de houding van
Haider en zijn partij in Karinthie¨ ten opzichte van inwijke-
lingen uit Oost-Europa in deze provincie, waarover men
veel opmerkingen kan formuleren.
Dit doet mij, ten tweede, opmerken dat men de inspan-
ningen van de Raad van Europa en de Europese Unie
moeten trachten te verenigen om in het voorstel tot
oprichting van een waakzaamheidscomite´ een modus
operandus te vinden. Dit is nodig om binnen het Euro-
pees recht dergelijke vehikels te cree¨ren. Er is een
discussie aan de gang, onder meer met de heer De-
haene, waarbij meer aandacht wordt gevraagd voor het
handvest van de Europese Grondwet. Mijnheer de minis-
ter, het is mijn vrees, gestoeld op een lange ervaring in de
internationale politiek, dat de sancties de facto zullen
worden uitgehold. Dat is het ergste wat de Europese
Unie, waar de eenheid reeds broos is, kan overkomen.
Indien hiertoe ordentelijke mogelijkheden bestaan, zou
het raadzaam zijn om een gesprek aan te gaan met de
oppositiepartijen, die vragende partij zijn, ook de SPE en
de liberalen.
De oppositiepartijen, SPE en liberalen, zijn uitgesproken
vragende partij om een gesprek aan te gaan. Dat zou in
elk geval beter zijn dan ad infinitum te wachten en dan
binnen een jaar of anderhalf jaar vast te moeten stellen
dat de politieke situatie totaal uitgehold is en dat de
Europese Unie er eigenlijk geen vat meer op heeft. De
oorspronkelijke bedoeling, namelijk een voorbeeld stel-
len tegenover de Oost-Europese landen, wordt dan niet
gerealiseerd.
De heer Mark Eyskens (CVP) : Mijnheer de minister,
regeren is vooruitzien. Welnu, de kans is zeer groot dat
we over een jaar in Europa met een tweede geval zitten,
namelijk Italie¨. Als men geloof mag hechten aan be-
paalde opiniepeilingen is het helemaal niet uitgesloten
dat daar een regering tot stand komt met de steun van
een partij die sterk aanleunt bij het Mussolini-fascisme
van zestig jaar geleden. De vraag is welke houding
Europa en Belgie¨ dan zullen aannemen. Mijnheer de
minister, ik vrees dat we dan allerlei argumenten zullen
opdiepen om te stellen dat we tegenover Italie¨ een
zachtere houding moeten aannemen dan tegenover
Oostenrijk. We zullen allerlei historische antecedenten
inroepen om te zeggen dat het fascisme van Mussolini
toch minder erg was dan het nazisme van Hitler. Hierdoor
komen we bij wat vernietigend is voor een veroordelings-
en sanctiebeleid, namelijk selectieve verontwaardiging.
Er ligt nu reeds een schaduw over de houding van de
Europese Unie en Belgie¨.
Nu reeds hangt er een schaduw over de houding van de
EU en ook van Belgie¨. Wanneer wij namelijk even kijken
naar het verleden toen, met name nog tijdens de Koude
Oorlog, democratische regeringen in West-Europa wer-
den gevormd met steun en inbreng van communistische
8
HA 50
COM 193
10-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mark Eyskens
partijen die toen zeker allesbehalve democratische par-
tijen waren, aanleunden bij Moskou waaruit zij hun orders
kregen en bovendien, zoals thans bekend, werden ge-
subsidieerd vanuit het buitenland, zien wij dat de EU toen
heel weinig heeft tegengestribbeld. Er werd louter ver-
baal geprotesteerd en sancties werden nooit overwogen.
Ook dat is iets wat een schaduw werpt op het hele
dossier.
Mijn vraag is : hoe zien wij nu de toekomst ? Ik sluit mij
aan bij wat de heer Van Hoorebeke heeft gezegd. Wat is
de goede houding, vooral in het perspectief van een
mogelijk tweede geval dat nog veel moeilijker ligt dan het
Oostenrijks geval ? Nu raadplegingen organiseren met
Italiaanse politici, wil ik ten zeerste afraden. Niets blijft
geheim, ook als het de bedoeling zou zijn discrete
stappen te zetten. Dit zou immers overkomen als een
rechtstreekse inmenging in de binnenlandse aangele-
genheden of in een kiescampagne van een democratisch
land en dat zou een echt boemerangeffect kunnen te-
weegbrengen, wat ten zeerste zou worden gee¨xploiteerd
door de extreem-rechtse partijen. Wij moeten eens na-
denken over de toekomst, omdat ik vrees dat wij inder-
daad over een jaar voor een nog veel stekeliger dossier
zullen komen te staan.
M. Georges Clerfayt (PRL FDF MCC) : Monsieur le
pre´sident, nous sommes e´videmment tre`s satisfaits des
propos tenus par le ministre et nous les approuvons non
seulement pour la fermete´ dont ils font preuve mais aussi
pour le souci manifeste´ a` travers ce projet d'inviter en
Belgique les partis autrichiens d'opposition. Il s'agit de
montrer a` l'opinion autrichienne que la position adopte´e
ne proce`de d'aucune animosite´ a` l'e´gard du peuple
autrichien dans son ensemble, ni force´ment a` l'e´gard de
l'Autriche elle-me^me. Notre position de´coule uniquement
d'une inquie´tude quant aux valeurs non de´mocratiques
sur lesquelles repose une partie du nouveau gouverne-
ment autrichien.
Ainsi, notre souci premier vise a` faire comprendre a`
l'opinion que, compte tenu de la construction euro-
pe´enne, l'Europe ne peut plus admettre l'existence de
gouvernements ambigus ou a` base ambigue¨ en matie`re
de valeurs de´mocratiques.
Je voudrais cependant ajouter une question dans le sens
des propos tenus par MM. Derycke et Eyskens. Sur la
base des informations concernant divers e´ve´nements en
Autriche, nous avons l'impression que la position de
l'Union y a e´te´ mal comprise. Les nationalistes et les
amis d'Haider exploitent une fois de plus des sentiments
anti-europe´ens a` partir de cette position et excitent
l'opinion publique contre l'Europe en de´veloppant un
sentiment nationaliste tout a` fait contraire a` celui qui
devrait se de´velopper.
Ma question est la suivante : l'Union europe´enne et donc,
bien entendu, les ministres des Affaires e´trange`res
donnent-il, a` travers leurs re´unions, le ton a` l'Union ?
Peut-e^tre pourrait-on tenter d'e´mettre des propositions
s'inscrivant dans la droite ligne de ce que je viens de
sugge´rer ? L'Union europe´enne a-t-elle suffisamment
informe´ l'Autriche en vue de lui expliquer sa position ?
A-t-elle assez insiste´ sur le fait que l'Europe est une
communaute´ qui a certaines valeurs ? Parmi ces valeurs
figure la reconnaissance des faits du passe´, qu'elle
regrette bien entendu et pour lesquels elle veut deman-
der pardon aux victimes. Elle ne souhaite donc en aucun
cas voir resurgir ce genre de politique qui, je le rappelle,
a mene´ a` de graves de´rives.
Compte tenu des de´rives constate´es, a-t-on, je le re´pe`te
encore une fois, suffisamment informe´ les Autrichiens ?
Chacun sait que le parti de M. Haider a obtenu un soutien
important lors des e´lections. Peut-e^tre faut-il en trouver la
cause dans le fait que l'opinion publique n'a pas e´te´
correctement informe´e. L'Union europe´enne pourrait
contribuer a` mieux informer la population autrichienne
des me´faits du racisme et du nationalisme qui sont les
vecteurs de l'intole´rance et lui faire prendre conscience
qu'une telle politique est contradictoire avec la volonte´ de
construire l'Europe.
On ne peut pas a` la fois vouloir les avantages, par
exemple e´conomiques, de l'insertion dans l'Europe, et ne
pas jouer le jeu, qui devient de plus en plus important - je
le suppose et je l'espe`re - de la construction d'une
Europe de´mocratique. L'Union doit de´finir un programme
d'information qui contribue a` orienter l'Autriche vers un
de´bat de´mocratique.
M. Eyskens, entre autres, a mis l'accent sur l'inquie´tude
de voir se de´velopper en Europe, dans les prochains
mois, une situation un peu analogue a` celle de l'Autriche.
L'Union europe´enne dispose-t-elle d'un programme d'in-
formation, agressif dans le bon sens du terme, suffisam-
ment actif, au sein des pays membres sur la ne´cessite´ et
l'importance des valeurs de´mocratiques en Europe ? Les
conseils des ministres europe´ens pourraient tre`s bien
pousser au de´veloppement d'actions de ce type, qui
auraient pour effet, dans chaque pays membre, surtout la`
ou` cela se justifie le plus, de susciter un de´bat de´mocra-
tique qui empe^cherait les de´rives de l'opinion et des
re´sultats e´lectoraux qui posent proble`me dans la forma-
tion de gouvernements respectueux des valeurs de´mo-
cratiques.
En posant cette question, je renvoie la balle au comite´
des ministres europe´ens pour qu'ils s'interrogent sur les
lacunes du passe´ et les manie`res d'y reme´dier dans un
avenir tre`s imme´diat.
HA 50
COM 193
9
10-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mme Claudine Drion (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, monsieur le ministre, chers colle`gues, les
e´cologistes sont tout a` fait satisfaits de l'attitude que
vous-me^mes et vos colle`gues du gouvernement avez
adopte´e a` l'e´gard de l'Autriche et qui allait tout a` fait dans
le sens de la re´solution vote´e par la Chambre.
Cela e´tant, je suis un peu d'accord avec M. Van Hoore-
beke lorsqu'il dit qu'il faut e´valuer l'impact de ces mesu-
res, eu e´gard au risque que de telles situations se
reproduisent dans d'autres pays, comme par exemple
l'Italie.
Ainsi que cela avait e´te´ e´voque´ lors de la discussion qui
a pre´ce´de´ l'adoption de la re´solution, il faudra voir si,
dans le cadre de la confe´rence intergouvernementale,
l'on pourrait envisager une ame´lioration de l'article 7 du
traite´, qui ne permet pas a` l'Union d'avoir une position
claire et nette, sinon en re´pe´tant des grands principes.
Je fais re´fe´rence ici au projet de traite´ d'union que le
Parlement europe´en avait e´labore´ en fe´vrier 1984 et qui
pre´voyait que la Cour de justice puisse constater des cas
de violations graves des droits humains. Dans le cadre
des re´formes institutionnelles qui sont actuellement en
discussion, il y a des initiatives a` prendre. L'Union
europe´enne pourrait notamment adopter une charte des
droits fondamentaux qui permettrait d'avancer dans cette
ide´e du droit international offrant des outils juridiques
pertinents au cas ou` de telles situations se re´pe´teraient.
J'appuie e´galement la suggestion de M. Clerfayt de
de´velopper davantage de programmes de rapproche-
ment entre les populations europe´ennes par rapport a`
une mise en garde a` l'e´gard du fascisme et des re´gimes
totalitaires ou nationalistes. Notre e´poque exige de faire
comprendre a` nos concitoyens la ne´cessite´ de mettre en
oeuvre plus d'Europe afin de pouvoir tirer une ligne et
tourner la page sur ce passe´ que nous de´sirons effacer
pour toujours.
Si vous avez de´ja` la possibilite´ de re´pondre a` ma
question concernant la CIG, j'en serais ravie, mais je sais
que ces points seront discute´s dans le cadre du comite´
d'avis pour les questions europe´ennes.
M. Louis Michel, ministre : Je voudrais d'abord mettre
l'accent sur mon intime conviction, encore partage´e
aujourd'hui par les autres membres de l'Union, que sans
cette re´action politique forte des quatorze Etats membres
qui ont exprime´ des sanctions politiques, a` aucun mo-
ment, un de´bat n'aurait eu lieu en Autriche. Au lendemain
me^me de la constitution du gouvernement, vous auriez
plus que probablement constate´ qu'il n'y aurait pas eu
dans le pre´ambule de l'accord de gouvernement autri-
chien une de´claration de foi en l'Union europe´enne.
De`s lors, sans l'adoption de cette position forte dans
laquelle la Belgique a joue´ un ro^le de pointe, avec la
France, le Portugal, l'Italie et l'Espagne, nous n'aurions
sans doute pas obtenu le re´sultat acquis aujourd'hui. Il
est bon de le rappeler.
Je ne souhaiterais pas non plus que l'on inversa^t les
responsabilite´s politiques dans cette affaire, ce que
d'aucuns tentent manifestement de faire. Je ne suis
e´videmment pas pre^t a` me soumettre a` cette de´rive, je
dirais me^me a` cette tricherie collective.
Il est donc indiscutable que la position politique prise par
les Quatorze a eu des re´sultats. Et elle aura un effet
dissuasif si l'on e´tait tente´, dans un autre pays, de
construire une coalition avec des partis aussi peu glo-
rieux ou aussi peu honorables que celui de M. Haider.
M. Eyskens a raison de dire que le risque est grand de
nous voir confronte´s au me^me type de situation en Italie.
Mais cela n'empe^che que, notamment vis-a`-vis des
candidats a` l'adhe´sion, l'effet dissuasif est re´el. M. Dery-
cke en a touche´ un mot tout a` l'heure.
Par ailleurs, il y a un deuxie`me e´le´ment, qui ne m'incline
pas a` beaucoup de compre´hension et de souplesse. Les
autorite´s autrichiennes entretiennent, depuis l'entre´e en
vigueur des sanctions politiques des Quatorze, un amal-
game. Elles ont elles-me^mes diabolise´ la situation en la
pre´sentant comme une sanction institutionnelle euro-
pe´enne, alors que ce n'est pas du tout le cas.
Tout ce qui est multilate´ral reste inchange´; les accords,
les traite´s sont respecte´s de la manie`re la plus normale
qui soit. Ils ont donc refuse´ de faire la distinction entre la
re´action politique des Quatorze et la sanction pleine et
entie`re. A aucun moment, les autorite´s autrichiennes
n'ont essaye´ de comprendre la re´action politique des
Quatorze. J'en prends note.
Troisie`me e´le´ment : la manie`re dont les autorite´s autri-
chiennes tentent de faire changer la re´action politique ne
me parai^t pas e^tre des plus habiles, ni des plus correctes
ou des plus convaincantes. Elles disent que le parti de
M. Haider a change´. Mais j'ai lu tre`s attentivement le
rapport du congre`s de Klagenfurt, qui est de la pure
se´mantique ne´onazie; par exemple, on refuse de parler
d'Union europe´enne, on parle d'Europe des Etats-
nations, ce qui est totalement diffe´rent. Je pourrais citer
une se´rie d'e´le´ments de ce type, mais je ne prendrai pas
cette peine.
Le deuxie`me argument que Mme Ferrero a utilise´, d'une
manie`re que je conside`re comme limite, a e´te´ d'annoncer
le spectre d'un referendum sur les sanctions.
10
HA 50
COM 193
10-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Louis Michel
Je vous rappelle que la menace du re´fe´rendum constitue
un point principal du discours de M. Haider sur cette
affaire. Cela prouve donc que le gouvernement autri-
chien est soumis a` la pression du parti de M. Haider, ce
qu'il niait a` un moment. C'est un e´le´ment a` ajouter dans
la discussion.
Je n'avais pas l'intention d'aller aussi loin aujourd'hui
dans ma re´ponse pour des raisons e´videntes : imaginer
un nouvel e´le´ment substantiel en cette affaire demande
tout un travail de conviction et d'argumentation bilate´rale
a` mener. Je vous informe simplement avoir transmis
depuis plus de quinze jours une proposition de modifica-
tion de l'article 7 du Traite´. Dans la ligne de ce qu'a
sugge´re´ M. Derycke - qui mai^trise encore bien mieux que
moi le proble`me de la charte des droits fondamentaux et
toute la proble´matique des traite´s -, j'ai envoye´ a` mes
partenaires europe´ens une proposition de nouvel arti-
cle 7.
Mme Drion et M. Eyskens en ont parle´ : je cherche avec
certains partenaires une formule qui permette d'assurer
que, dans des conditions identiques, la re´action sera
identique. Vous avez bien pose´ le proble`me, monsieur
Eyskens : il est impensable d'imaginer de prendre des
attitudes a` la carte ou a` la te^te du client. Cette piste est
ouverte; elle a e´te´ ouverte par mes soins. J'ajouterai
qu'un de´but de ne´gociation paralle`le a de´ja` eu lieu : nous
nous croisons dans les couloirs et nous nous parlons.
L'ide´e avance. Bien su^r, elle se heurte a` des positions
principiales de refus de modification du traite´. Je ne vous
citerai pas les pays en cause. Elle se heurte parfois, pour
d'autres pays, a` des positions de fond.
Nous sommes donc loin d'avoir atteint l'objectif. Mais
j'avoue que les choses bougent.
Enfin, pourquoi est-il difficile de faire bouger les choses ?
J'observe d'ailleurs que, me^me ici, les conceptions sont
diffe´rentes.
Je voudrais quand me^me rappeler qu'au de´part, je me
suis tu en matie`re de ce que je qualifierai de
philosophie
de´mocratique
. Quel concept les quatorze pays mem-
bres ont-il refuse´ ? Il s'agit, en fait, du concept de la
stricte arithme´tique de´mocratique. Un gouvernement
est-il fonde´ sur une coalition de´mocratique simplement
parce qu'il a une majorite´ ? On a voulu tenter de poser le
proble`me de la le´gitimite´ de´mocratique en amont de
l'e´lection. Autrement dit, peut-on faire et dire n'importe
quoi pour avoir des voix et puis se contenter, une fois au
pouvoir, de s'engager a` ne rien faire de mal. Cela pose
un proble`me moral et e´thique re´el. La de´mocratie inclut
aussi une certaine qualite´ de´mocratique et la manie`re
dont, par exemple, la majorite´ respecte la minorite´. Si on
veut juger de la qualite´ de´mocratique d'un re´gime, il ne
suffit pas de dire qu'une majorite´ est re´unie et donc
qu'avec 51%, ont peut tout imposer a` la minorite´.
Ces arguments-la` furent parfois utilise´s dans le feu des
de´bats passionne´s que nous avons eus. On a de´ja`
souvent entendu au parlement parler de tyrannie majo-
ritaire et je me demande me^me si je n'ai pas moi-me^me
utilise´ ces termes, peut-e^tre a` tort, lorsque j'e´tais dans
l'opposition.
Si l'on s'en tient strictement au concept philosophique
d'une de´mocratie fonde´e sur un constat arithme´tique
d'une e´lection, il est e´vident que la droite a la possibilite´
d'ope´rer une tyrannie majoritaire, dans tout ce que ce
terme peut avoir de plus sordide et de plus horrible.
Je voudrais simplement rappeler que notre fondement
philosophique, ou moral, est de dire que pour avoir une
de´mocratie, il ne suffit pas qu'une majorite´ s'exprime.
C'est un peu ce qui a justifie´ l'attitude des Quatorze.
Comme je l'ai dit en re´pondant a` M. Van Hoorebeke, je
suis de´termine´ a` rencontrer les repre´sentants de l'oppo-
sition de´mocratique et des courants authentiquement
de´mocratiques en Autriche. J'aimerais en effet connai^tre
leur point de vue et voir dans quelle mesure les de´cisions
que nous avons prises ont eu des effets positifs dans leur
esprit. Cela me permettra e´galement de ve´rifier s'il ne
faut pas trouver d'autres moyens de s'assurer d'un
fonctionnement de´mocratique plus ade´quat.
Monsieur le pre´sident, voila` ce que je souhaitais dire. Je
ne de´sire pas aller beaucoup plus loin aujourd'hui.
On discute de toutes sortes de pistes. Il faut bien entendu
laisser un espace aux discussions et aux ne´gociations.
De voorzitter : Tot besluit van deze bespreking werden
volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion, des motions ont e´te´
de´pose´es.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer
Karel Van Hoorebeke en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellatie van de heer Karel
Van Hoorebeke
en het antwoord van de vice-eerste minister en minister
van Buitenlandse Zaken, vraagt de regering :
1. contacten te leggen met de democratische krachten in
Oostenrijk om na te gaan op welke wijze de goede
relaties met Oostenrijk opnieuw tot stand kunnen worden
gebracht;
2. na te gaan of er nieuwe elementen zijn of initiatieven
kunnen worden genomen om de sancties van de Euro-
pese Unie ongedaan te maken of op te schorten;
3. met de democratische oppositiepartijen in Oostenrijk
een debat aan te gaan om de houding van Belgie¨ in de
Europese Unie ten aanzien van het opkomend extreem-
rechts in Europa.
HA 50
COM 193
11
10-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
Une motion de recommandation a e´te´ de´pose´e par
M. Karel Van Hoorebeke et est libelle´e comme suit :
La Chambre, ayant entendu l'interpellation de M. Karel
Van Hoorebeke
et la re´ponse du vice-premier ministre et ministre des
Affaires e´trange`res, demande au gouvernement
1. d'e´tablir des contacts avec les forces de´mocratiques
en Autriche afin de voir comment restaurer nos bonnes
relations avec ce pays;
2. de de´terminer si de nouveaux e´le´ments sont apparus
ou si des initiatives peuvent e^tre prises pour lever ou
suspendre les sanctions de´cide´es par l'Union euro-
pe´enne;
3. d'engager un de´bat avec les partis d'opposition de´mo-
cratiques autrichiens sur la position de la Belgique au
sein de l'Union europe´enne a` l'e´gard de la re´surgence de
l'extre^me droite en Europe.
Une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par Mme
Claudine Drion et MM. Daniel Bacquelaine, Erik Derycke
et Yvon Harmegnies.
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw
Claudine Drion en de heren Daniel Bacquelaine, Erik
Derycke en Yvon Harmegnies.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
Mondelinge vraag van mevrouw Leen Laenens aan
de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse
Zaken over
de missie Fairwind 2000 (nr. 1765)
Question orale de Mme Leen Laenens au vice-
premier ministre et ministre des Affaires e´trange`res
sur
la mission Fairwind 2000 (n° 1765)</b>
Mevrouw Leen Laenens (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, uit de
informatie van de website van de Belgische marine blijkt
dat het fregat De Wandelaar momenteel op missie is naar
het Verre Oosten. Die missie wordt uitgevoerd samen
met de Nederlandse marine en draagt de naam Fairwind
2000.
Volgens de website is de missie opgebouwd uit een hele
reeks activiteiten die worden ingericht in samenwerking
met de ministeries van Landsverdediging, Buitenlandse
Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamen-
werking en met de Verbroedering van het vrijwilligers-
korps voor Korea.
De Nederlandse marine stelt haar fregatten open voor
een reeks bedrijfspresentaties, onder meer in Japan,
Korea en China en ook de defensie-industrie is daarbij
vertegenwoordigd.
Blijkens het antwoord van de minister van Landsverde-
diging op een parlementaire vraag van de heer Van-
houtte tijdens een commissievergadering van 2 mei 2000
zou De Wandelaar worden ingeschakeld in een verge-
lijkbaar programma ter promotie van de Belgische han-
del. Vandaar enkele bijkomende vragen.
Welke bedrijven nemen deel aan deze presentatie ?
Behoren daar bedrijven toe die deel uitmaken van de
defensie-industrie ? Op welke wijze werden die bedrijven
uitgenodigd om deel te nemen aan die missie ? Welke rol
speelt de marine daarbij ? Worden er zoals bij de Neder-
landers presentaties op De Wandelaar zelf gehouden ?
Op welke locaties werden bedrijfspresentaties ingelast ?
Minister Louis Michel : Mijnheer de voorzitter, mevrouw
Laenens, ik bevestig de verklaringen van de minister van
Landsverdediging dat het de intentie is van onze regering
om het fregat De Wandelaar waar mogelijk in te schake-
len voor de promotie van de Belgische handel. Hierbij
moet evenwel in acht worden genomen dat het fregat De
Wandelaar het enige Belgische schip is van een groep
van vijf marineschepen, waaronder vier Nederlandse
schepen van de Koninklijke Marine. Dit betekent dan ook
dat de Belgische logistieke mogelijkheden met het oog
op handelspromotie vrij beperkt zijn. De Belgische
defensie-industrie is niet bij deze promotie-activiteiten
betrokken. Vooral in China wordt, in samenhang met de
economische en handelsmissie voorgezeten door prins
Filip, een bijzondere inspanning gedaan. Tussen 5 en 11
mei 2000 meert het Belgische fregat aan in de haven van
Sjanghai. Aan boord van het fregat De Wandelaar wordt
onder meer een ceremonie van uitreiking van eretekens
voorzien, een receptie ten behoeve van het Antwerp-
Flanders Corptrainingcenter, APEC en van de Hoge
Raad voor Diamant evenals een diner aangeboden door
Interbrew.
Mevrouw Leen Laenens (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer
de minister, op welke wijze werden de bedrijven uitgeno-
digd om aan deze missie deel te nemen ? Hoe gebeurde
de selectie ?
Minister Louis Michel : Men heeft mij daarover niet
geraadpleegd. Ik heb dit via de televisie vernomen.
Eigenlijk was ik minder op de hoogte dan u, mevrouw
Laenens.
Mevrouw Leen Laenens (AGALEV-ECOLO) : Ik stelde
deze vraag naar aanleiding van het antwoord van minis-
ter Flahaut, waarin hij naar u verwees.
12
HA 50
COM 193
10-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Minister Louis Michel : Zo plaatst hij zich in een comfor-
tabele positie. Misschien kan ik dat in de toekomst ook
doen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
La se´ance est suspendue.
De vergadering is geschorst.
- La se´ance est suspendue a` 11.32 heures.
- De vergadering wordt geschorst om 11.32 uur.
- La se´ance est reprise a` 14.30 heures.
- De vergadering wordt hervat om 14.30 uur.
La se´ance est reprise.
De vergadering is hervat.
Interpellatie van de heer Francis Van den Eynde tot
de eerste minister over
de verontschuldigingen die
de eerste minister in Kigali uitgesproken heeft
(nr. 352)
Interpellation de M. Francis Van den Eynde au pre-
mier ministre sur
les excuses que le premier minis-
tre a pre´sente´es a` Kigali
(n° 352)b>
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de voorzitter, mijnheer de minister, sta mij toe mijn
verbazing uit te spreken over de afwezigheid van de CVP
in deze hele zaak. Voor mij ligt een depe^che van het
agentschap Belga van net na e´e´n van de evenementen
waar we het straks over zullen hebben. De titel luidt :
CVP wil dat Verhofstadt in parlement uitleg geeft over
Rwanda-excuses
. Ik heb daarover niets meer gehoord,
maar straks zullen we het hebben over de emocratie.
Misschien was dit een zeer emotieve reactie van de partij
van de christen-democraten naar aanleiding van uw
jongste bezoek aan het gebied van de Grote Meren.
U hebt ondanks een aantal haastige waarschuwingen,
die trouwens uit verschillende hoeken kwamen, uw zin
doorgezet. U bent begin april 2000 naar Rwanda getrok-
ken. U hebt daar uw excuses aangeboden voor wat zich
daar de laatste jaren heeft voorgedaan. In het bijzonder,
zo neem ik aan, voor de genocide en alle problemen die
daarmee te maken hebben.
U hebt tegelijkertijd uw verontschuldigingen aangeboden
aan de families van de tien para's die daar - ik zou
zeggen 'gevallen zijn', maar het woord is helaas niet
realistisch genoeg - gemassacreerd werden.
Eerst en vooral wil ik bekennen dat de excuses aan de
families van de tien para's ontroerend waren. Ze waren
immers terecht. Niet wegens uw persoonlijke betrokken-
heid vanzelfsprekend. Deze soldaten werden naar ginder
gestuurd, oor een regering waarvan u de voortzetting
leidt, n omstandigheden die u ongetwijfeld net zo goed
kent als ik. Die omstandigheden zijn niet van risico's
ontbloot. Integendeel.
Deze mannen zijn gevallen, niet omdat ze een eerlijke
strijd moesten strijden, maar doodgewoon omdat zij een
opdracht moesten uitvoeren die zij niet konden uitvoeren.
Dat is voor een soldaat misschien de meest nutteloze
dood die bestaat.
U hebt zich ook verontschuldigd voor al het andere dat in
die periode in Rwanda gebeurd is en dat op zijn minst
even erg, zo niet erger is. Ik geef toe dat, ondanks het feit
dat dit altijd zeer mooi overkomt in de media, en hoewel
het de journalisten in staat stelt een krop in de keel en
een traan in het oog te krijgen, verontschuldigingen op dit
ogenblik in de mode zijn. Zij hebben naar mijn mening
weinig baat. De schade is er nu eenmaal, en zich later
verontschuldigen, soms generaties later zoals het maar
al te vaak gebeurt - dit geldt niet voor u - geeft mij altijd de
indruk dat men effect zoekt. Niet meer dan dat echter.
Wat mij meer in het bijzonder heeft gestoord in de
verontschuldigingen die u hebt aangeboden, is dat u dit
hebt gedaan namens onze bevolking. U had dit kunnen
doen - en ik spreek mij daarover niet uit - namens de
vorige regering of namens het beleid dat in dit land heeft
bestaan sinds het einde van de Eerste Wereldoorlog
indien u van mening zou zijn - ik zeg dit in de voorwaar-
delijke wijs - dat alles is begonnen toen Belgie¨ deze
gebieden onder mandaat kreeg na onze glorierijke over-
winning in 1918. U had dit kunnen doen namens finan-
cie¨le groepen. U had dit kunnen doen namens de mo-
narchie, want men vertelt mij dat zij niet helemaal vreemd
is aan de conflicten - ik zeg niet
genocide, we gaan niet
overdrijven - die zich in dat land voordoen. U had dit
kunnen doen namens de politieke groepen, partijen,
groupuscules die ginder maar al te lang een binnen-
landse strijd hebben uitgestreden en het soms nog doen.
Mijnheer de voorzitter, wij kregen kortelings - en ik neem
aan dat u dat ook ontving - een Franstalig document van
een groep die zich bezighoudt met het gebied rond de
Grote Meren en die ervan uitgaat dat uw partij, de partij
van de eerste minister, deelnam aan de gewapende coup
van de Tutsi-minderheid en al het kwade ziet bij de VLD,
in iets minder mate bij de PRL. Ik vermoed dat de groep
gauchistisch is, hoewel dit er niet toe doet. Het is een feit
dat men ginds zijn binnenlandse frustraties blijft botvieren
en dat is niet nieuw. Er is de merkwaardige alliantie : de
katholieken en de gauchisten staan aan de kant van de
Hutu's, de vrijzinnigen aan de kant van de Tutsi's. Wat
hebben de enen en de anderen met deze overblijfsels
van oude conflicten te maken ?
HA 50
COM 193
13
10-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Francis Van den Eynde
U had zich dus ook kunnen verontschuldigen namens
deze groupuscules, groepen of politieke partijen, maar
mij zit het hoog dat u dat hebt gedaan namens de
bevolking. Tenzij u straks zegt dat u helemaal niet hebt
gesproken namens de bevolking en dan zal ik tevreden
zijn. Waarom ? Ik herhaal dat de bevolking van dit land
weinig, niets of minder dan niets heeft te maken gehad
met de evenementen ginds, zelfs niet door het feit dat zij
gestemd heeft voor de partijen die het buitenlands poli-
tiek beleid hier bepalen. U weet immers zeer goed dat de
buitenlandse politiek hier geen politiek onderwerp is, bij
de verkiezingen tenminste, en bovendien dat onze bui-
tenlandse politiek niet door een verkiezingsuitslag wordt
bepaald, maar door andere krachten en machten.
Mijnheer de minister, het zal u misschien hebben ver-
baasd - mij niet - dat er nogal wat negatieve reacties zijn
verschenen in de pers, vanwege die bevolking. Men kan
eens te meer spreken van de kloof tussen de burger en
de politiek of zeg maar de politiek en de media. Heel wat
mensen namen dit niet. Zij begrepen niet waarom de
eerste minister zich namens hen ging verontschuldigen
over iets waarmee zij niets te maken hadden. Maar dit
heeft evenmin te maken met een gebrek aan respect
voor de slachtoffers, noch met medeleven met die slacht-
offers, maar alles met het reageren tegen het zoveelste
schuldcomplex dat men ons ten onrechte wil aanpraten.
De CVP doet het eens te meer niet, maar zij zijn politiek
correct. Gelukkig is er nog het Vlaams Blok, dat op dat
gebied toch nog iets durft te zeggen. Door mijn interpel-
latie wil ik ertegen protesteren dat u onze bevolking
hierbij hebt betrokken. Het is mij om het even als u de
regering erbij betrekt, maar onze bevolking pleit terzake
terecht onschuldig. Ik vernam echter graag waarom u
ginder niettemin namens onze bevolking hebt gesproken.
Ik dank u bij voorbaat voor uw antwoord.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Mijnheer de voorzitter,
ik zeg u meteen dat ik ginder inderdaad gesproken heb.
Ik heb daar echter niet gesproken in uw naam, mijnheer
Van den Eynde, laat dat duidelijk zijn. Ik beklemtoon dit
vooral nadat ik de toon van uw interpellatie hier heb
gehoord. Ik blijf echter bij mijn standpunt en ik hoop dat
de meerderheid van de leden van de Kamer en van de
Senaat dit kunnen bijtreden. Ik denk trouwens dat ook de
grote meerderheid van de bevolking - behalve u mis-
schien - dit kan bijtreden.
Het was absoluut noodzakelijk dat wij zes jaar na de
gebeurtenissen, die zich daar hebben voorgedaan in
april 1994, onze fouten toegaven en dit niet alleen in een
mooi gedrukt rapport van duizend pagina's afgeleverd
door de Senaat. Het was ook nodig dit te doen in het
bijzijn van deze mensen naar aanleiding van de plech-
tigheid die daar jaarlijks wordt gehouden voor de slacht-
offers van de genocide. Ik denk dat geen enkel land of
volk zich beschaafd kan noemen wanneer het tegenover
mensen, die een dergelijke tragedie hebben meege-
maakt, niet kan toegeven welke fouten het heeft begaan
en welke verantwoordelijkheid het terzake draagt. Het
gaat natuurlijk niet alleen om Belgen, dat heb ik trouwens
zo in mijn toespraak gezegd. Het gaat om Belgen, maar
tegelijkertijd ook om de hele internationale gemeen-
schap.
Daarom vond ik het ook belangrijk, mijnheer de voorzit-
ter, dat exact een week na onze toespraak in Kigali bij
deze jaarlijkse herdenking en na onze verontschuldigin-
gen die we daarbij uitten, de Veiligheidsraad van de
Verenigde Naties een identieke mededeling heeft ver-
spreid namens de hele internationale gemeenschap. Het
is immers evident dat niet alleen Belgie¨ verantwoordelijk-
heid draagt, volgens sommigen zelfs het minst. Daarover
kan men echter wel discussie¨ren. Zo verscheen in Vrij
Nederland deze week een heel pakkend artikel van Koen
Vidal, getiteld
Het Rwandees Srebrenica. Daaruit blijkt
de enorme fout die wij allemaal op een bepaald ogenblik
hebben begaan, zowel de toenmalige oppositie als de
meerderheid. Zoals ik trouwens als verslaggever in de
plenaire vergadering van de commissie in het begin
aankondigde, heeft niemand van de toenmalige opposi-
tie, mezelf inbegrepen, toen gezien wat er gebeurde en
er toen aan gedacht te vragen aan de toenmalige Bel-
gische regering om haar troepen daar te houden. Ieder-
een, uw partij inbegrepen, mijnheer Van den Eynde, heeft
toen de vergissing begaan om samen met de internatio-
nale gemeenschap te pleiten voor een zo snel mogelijk
wegtrekken van onze troepen.
Wij hebben dus duizenden, tienduizenden of honderd-
duizenden, maar minstens de duizenden die in Don
Bosco waren verzameld onder bescherming van de
Belgische troepen aan hun lot overgelaten. Tot welke
schrijnende situaties dat aanleiding gaf, werd deze week
nog in een pakkend relaas beschreven door Koen Vidal
in Vrij Nederland. Alleen al het herlezen van die enkele
bladzijden maakt duidelijk dat het goed, nodig en abso-
luut noodzakelijk was, dat Belgie¨ zes jaar na de feiten en
de internationale gemeenschap zes jaar en een week na
de feiten bij monde van de VN-Veiligheidsraad erkenden
dat er fouten waren gemaakt, dat er onzorgvuldigheden
werden begaan en dat er verantwoordelijkheid berust bij
een land als Belgie¨ en bij de internationale gemeenschap
in het algemeen.
Ik denk en hoop dus daar niet alleen in eigen naam te
hebben gesproken, maar ook in naam van heel onze
bevolking. Ik denk dat dit zo is, op enkele uitzonderingen
na misschien. Ik heb misschien niet in uw naam gespro-
ken, mijnheer Van den Eynde, maar wel namens de
vorige regering, namens de huidige regering, namens
onze politieke klasse, namens de oppositie, namens de
meerderheid, namens iedereen. Wat ik daar heb gezegd,
is volgens mij puur de vertaling geweest van niet alleen
14
HA 50
COM 193
10-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Guy Verhofstadt
een gevoel dat leeft bij vele mensen, maar zeker ook van
de conclusies die werden getrokken door de senaats-
commissie in haar belangwekkend rapport van enkele
jaren geleden. Het was trouwens een rapport van alle
leden van die senaatscommissie. Ik had liever gehad om
niet door u te worden gei¨nterpelleerd, mijnheer Van den
Eynde, maar wel door de heer Ceder in de Senaat. Hij
heeft dat niet gedaan. Hij is verstandiger dan u en weet
meer dan u welke verantwoordelijkheid wij en heel de
politieke klasse in dit land in dat dossier dragen. Hij kent
dus ook de draagwijdte van de woorden die een aantal
weken geleden in Rwanda werden uitgesproken.
Mijnheer de voorzitter, het lijkt mij nog altijd van belang
dat wij dit dossier goed blijven volgen. Een tragedie
waarbij op twee maanden tijd 800 000 mensen op de
meest beestachtige manier werden vermoord, moeten
wij steeds indachtig blijven. Dat is misschien gemakkelijk
gezegd en moeilijk gedaan, maar men kan zich afvragen
na wat wij hebben meegemaakt tussen 1940 en 1945
met het Joodse volk, na wat wij in de twintigste eeuw
hebben meegemaakt met het Cambodjaanse volk waar-
van miljoenen mensen werden afgemaakt in een geno-
cide, hoeveel dergelijke drama's als in Rwanda er nog
moeten gebeuren vooraleer dit stopt, vooraleer er een
definitieve streep onder kan worden getrokken, vooraleer
er voldoende lessen uit worden getrokken. Dat geldt niet
alleen voor Belgie¨, maar voor de internationale gemeen-
schap in haar geheel.
Mijnheer Van den Eynde, u hebt dit beschouwd als een
beetje show met wat symboolwaarde, maar wie in het
aangezicht van de duizenden mensen die daar aanwezig
waren die woorden moet uitspreken, doet dat niet graag.
Men doet dat niet met de intentie die u mij toeschrijft.
Misschien beschouwt u de politiek alleen maar op die
wijze, maar ik doe dat zo niet. Ik heb mijn woorden ook
niet met die intentie of die gedrevenheid uitgesproken,
maar wel degelijk in het besef dat Belgie¨ en de interna-
tionale gemeenschap er alles moeten aan doen opdat dit
nooit meer zou voorvallen. Daarom vind ik het zo belang-
rijk dat diezelfde woorden ook werden uitgesproken door
de VN-Veiligheidsraad een week later.
Dat is een verantwoordelijkheid van iedereen, in eerste
instantie van regeringen, in tweede instantie van parle-
menten, in derde instantie van de politieke klasse en ook
van de Westerse bevolking in het algemeen. Uiteraard is
zij niet de dader van de genocide, maar zij kan helpen
voorkomen dat dergelijke omstandigheden, die aanlei-
ding geven tot zulke tragedies, totstandkomen. Met an-
dere woorden, ik heb geen spijt van de woorden die ik
daar heb uitgesproken, integendeel. Door de manier
waarop het is gebeurd hebben wij verhinderd dat wij
terechtkomen in het politieke vaarwater waarvoor werd
gewaarschuwd voor ik naar daar ging. Collega's, u zult
zich herinneren dat diverse parlementsleden mij hebben
gewaarschuwd dat dit bezoek en die toespraak geens-
zins mochten worden gei¨nterpreteerd als een inmenging
in de vrij moeilijke politieke situatie die in Centraal-Afrika
vandaag heerst. Iedereen heeft kunnen vaststellen dat
dat niet is gebeurd en wij ons strikt hebben gehouden
aan de afspraken en de uitleg die ik daarover bij voorbaat
aan het parlement had verstrekt. Ik had gezegd dat ik
geen steun ging verlenen, aan wie dan ook, maar een
huldebetoon ging geven aan onze 10 paracommando's
en de 12 Belgische civiele slachtoffers en aan de meer
dan 800 000 Tutsi's en gematigde Hutu's die bij deze
menselijke tragedie in april 1994 zijn gevallen.
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de minister, in het begin van uw antwoord bent u
nogal agressief. U zegt dat u niet namens ons hebt
gesproken. Daarna zegt u dat u namens de oppositie
hebt gesproken. U selecteert dus blijkbaar in de opposi-
tie. Er is de goede en de slechte oppositie. Het gaat hier
echter niet over de politiek. Ik geef onmiddellijk graag toe
dat men een vermoeden van schuld kan leggen bij heel
wat actoren in dit land. Onze bevolking heeft daarmee
echter niets te maken. Zij heeft zelfs niet mee beslist of
men troepen moest sturen en in welke omstandigheden
die troepen daar moesten functioneren. Zij hadden wel
een opdracht, maar zeer weinig middelen. Dat bleek ook
uit het verslag van de commissie waarvan u rapporteur
was. Het is een soort Westers syndroom geworden.
Telkens er iets gebeurt, zeker wanneer het om de leiding-
gevende klasse gaat, probeert men de schuld mee te
helpen dragen door de bevolking, die er terzake niets
mee te maken heeft. Het is op dat vlak dat ik protesteer.
Het gaat hier niet over de vraag of onze troepen al dan
niet goed werden ingezet. De bevolking van dit land had
daarin geen inspraak en draagt geen verantwoordelijk-
heid. Bijgevolg mag zij terzake onschuldig pleiten.
M. Yvon Harmegnies (PS) : Monsieur le ministre, si je
ne pre´tends pas m'exprimer, cet apre`s-midi, au nom de
toute la population de notre pays, je peux cependant e^tre
l'interpre`te des 30% d'e´lecteurs de Bruxelles et de Wal-
lonie que je repre´sente. En leur nom, je voudrais vous
remercier tre`s since`rement d'avoir su admettre les fautes
commises, il y a six ans, et les trage´dies qu'elles ont
engendre´es.
Votre hommage a e´te´ le plus bel exemple de courage
qu'un homme politique responsable puisse donner.
Les excuses que vous avez officiellement, au travers de
votre discours, prononce´es a` Kigali ne peuvent que
contribuer a` donner une meilleure image de notre pays et
constituent le plus bel hommage que vous pouviez
rendre aux victimes et a` leurs familles et je vous en
remercie.
HA 50
COM 193
15
10-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mevrouw Leen Laenens (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de eerste minister, vanuit de
Agalev-Ecolo-fractie wil ik me hierbij aansluiten. Ik wil
vooral wijzen op de eerlijkheid waarmee u consequent
voortgaat op de wijze waarop u in de Rwanda-commissie
hebt gewerkt.
De voorzitter : Collega's, ik hoop dat u er geen bezwaar
tegen hebt dat ik als voorzitter ook even het woord neem.
Ik wil mij aansluiten bij de woorden van waardering. Ik
doe dit niet alleen in het parlement, ik heb dat ook op
andere ogenblikken gedaan. Ik denk dat een land dat
zichzelf respecteert de moed moet hebben om naar de
geschiedenis te kijken. Men moet nagaan waar men
eventueel fouten heeft begaan en men moet ze durven te
onderzoeken. Dat is in de zaak-Rwanda gebeurd door de
Rwanda-commissie. Later moet men ook toegeven, niet
alleen in de beslotenheid van het parlement, maar ook op
de publieke plaatsen. Ik denk dat het deze regering en
deze premier siert dat gedaan te hebben. Ik denk dat de
politieke klasse deze regering en deze premier dankbaar
moet zijn, mijnheer Van den Eynde. Hun 'credits' stralen
op ons allen af.
Mijnheer Van den Eynde, de manier waarop u de zaak
aanpakt, stoot mij persoonlijk wel wat tegen de borst. U
probeert op een gemakkelijke manier te zeggen dat deze
regering schuld heeft bekend namens de bevolking. Dat
is het debat niet. Het echte debat, collega Van den
Eynde, is gewoon dat we hebben gezegd bij monde van
de premier dat we het misschien niet hadden kunnen
verhinderen, maar dat het vaststaat dat we niet vol-
doende hebben gedaan, dat we meer hadden kunnen
doen om een genocide, om het omkomen van 800 000
mensen, te verhinderen.
Op het ogenblik dat u vindt dat dit niet meer belangrijk is,
zijn er slechts twee mogelijkheden, mijnheer Van den
Eynde. Ofwel vindt u het niet belangrijk omdat het ging
over mensen van een bepaald type, ofwel begrijp ik niet
hoe u redeneert. Bij dergelijke belangrijke zaken moet
men over de partijgrenzen heen kunnen gaan. Ik begrijp
dus niet dat u hierover interpelleert, terwijl de premier op
een zeer correcte manier namens de Natie zijn veront-
schuldigingen aanbiedt. Hij heeft dit gedaan niet omdat
men niets heeft gedaan, maar gewoon op basis van de
vaststelling in de Senaat dat men me´e´r had kunnen doen
om deze menselijke tragedie te verhinderen waarin
800 000
Rwandezen
-
Tutsi's
en
Hutu's
-,
10
paracommando's en nog tal van andere landgenoten
omkwamen.
Ik begrijp u eigenlijk niet, mijnheer Van den Eynde. Tot
daar mijn korte bedenking. Als interpellant krijgt u trou-
wens het laatste woord.
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de voorzitter, ik wil u eerst en vooral opmerken dat
ik ook voorzitter ben van een commissie in deze Kamer.
Ik ontken niet dat u het recht hebt om tussenbeide te
komen in om het even welk debat. U hebt het recht om dit
kort te doen, zoals de traditie is. Vanop de voorzitters-
stoel moet men toch maat houden.
Zolang men als voorzitter spreekt, moet men proberen
objectief te zijn, zelfs wanneer de eigen regering en de
eerste minister uit dezelfde regio worden bekritiseerd.
Bovendien vind ik uw allusies over mensen van een
andere kleur een platvloerse argumentatie. Ik heb hele-
maal geen minachting getoond voor die mensen, met
geen enkel woord. Ik heb op geen enkele manier laten
aanvoelen dat ik niet geroerd was door wat daar ge-
beurde. Daar ging het mij niet om. Ik denk dat ik dat
duidelijk genoeg heb gemaakt.
De voorzitter : Tot besluit van deze bespreking werden
volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion, des motions ont e´te´
de´pose´es.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer
Francis Van den Eynde en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellatie van de heer Francis
Van den Eynde
en het antwoord van de eerste minister, bevestigt met
klem dat de bevolking van dit land in geen enkel opzicht
schuld heeft aan de genocide die in Rwanda plaatsvond
en dat er bijgevolg hieromtrent geen excuses namens
deze bevolking dienen te worden aangeboden.
Une motion de recommandation a e´te´ de´pose´e par
M. Francis Van den Eynde et est libelle´e comme suit :
La Chambre, ayant entendu l'interpellation de M. Fran-
cis Van den Eynde
et la re´ponse du premier ministre, re´affirme avec force
que la population belge n'est en rien responsable du
ge´nocide perpe´tre´ au Rwanda et qu'il ne convient de`s
lors pas de pre´senter des excuses au nom de la popu-
lation belge a` ce propos.
Een eenvoudige motie werd ingediend door de heren
Yvon Harmegnies en Erik Derycke en de dames Jose´e
Lejeune en Leen Laenens.
Une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par MM. Yvon
Harmegnies et Erik Derycke et Mmes Jose´e Lejeune et
Leen Laenens.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
16
HA 50
COM 193
10-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De mondelinge vraag nr. 1609 van de heer Guido Tas-
tenhoye wordt naar een latere datum verschoven.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 15.07 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 15.07 heures.
HA 50
COM 193
17
10-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000