B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR HET
B
EDRIJFSLEVEN
,
HET
W
ETENSCHAPSBELEID
,
HET
O
NDERWIJS
,
DE
N
ATIONALE WETENSCHAPPELIJKE
EN CULTURELE INSTELLINGEN
,
DE
M
IDDENSTAND
EN DE
L
ANDBOUW
COMMISSION DE L
'E
CONOMIE
,
DE LA
P
OLITIQUE SCIENTIFIQUE
,
DE L
'E
DUCATION
,
DES
I
NSTITUTIONS SCIENTIFIQUES
ET CULTURELLES NATIONALES
,
DES
C
LASSES MOYENNES
ET DE L
'A
GRICULTURE
VAN
DU
09-05-2000
09-05-2000
HA 50
COM 192
HA 50
COM 192
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 192
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 9 mei 2000
COMMISSIE VOOR HET BEDRIJFSLEVEN, HET WE-
TENSCHAPSBELEID, HET ONDERWIJS, DE NATIO-
NALE WETENSCHAPPELIJKE EN CULTURELE IN-
STELLINGEN, DE MIDDENSTAND EN DE LANDBOUW -
COM 192
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan de
minister van Landbouw en Middenstand over
het
vestigingsattest
(nr. 1369)
5
sprekers : Trees Pieters, Jaak Gabriels, minister van
Landbouw en Middenstand
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren Bart
Laeremans en Lode Vanoost aan de minister van Land-
bouw en Middenstand over
het lot van de plantentuin van
Meise
(nrs. 1534 en 1585)
6
sprekers : Bart Laeremans, Lode Vanoost, Jaak Ga-
briels
, minister van Landbouw en Middenstand
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Landbouw en Middenstand over
de uitvoe-
ring van de dioxinewet
(nr. 1660)
9
sprekers : Yves Leterme, Jaak Gabriels, minister van
Landbouw en Middenstand
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de minister
van
Landbouw
en
Middenstand
over
de steun-
maatregelen voor de kustvisserijvloot
(nr. 1714)
12
sprekers : Luc Goutry, Jaak Gabriels, minister van
Landbouw en Middenstand
Mondelinge vraag van mevrouw Muriel Gerkens aan de
minister van Landbouw en Middenstand over
de biologi-
sche landbouw
(nr. 1720)
14
sprekers : Muriel Gerkens, Jaak Gabriels, minister
van Landbouw en Middenstand
Samengevoegde mondelinge vragen van de heer Koen
Bultinck, mevrouw Trees Pieters en de heer Ludo Van
Campenhout aan de minister van Landbouw en Midden-
stand
over
de gelijkschakeling van het sociale-
zekerheidsstelsel werknemers-zelfstandigen
(nrs. 1722,
1736 en 1762)
15
sprekers : Koen Bultinck, Trees Pieters, Ludo Van
Campenhout
, Jaak Gabriels, minister van Landbouw
en Middenstand
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan de
minister van Landbouw en Middenstand over
de even-
tuele wijziging van het koninklijk besluit dat de bouw-
beroepen reguleert
(nr. 1768)
19
sprekers : Trees Pieters, Jaak Gabriels, minister van
Landbouw en Middenstand
Sommaire
Mardi 9 mai 2000
COMMISSION DE L'E
´ CONOMIE, DE LA POLITIQUE
SCIENTIFIQUE, DE L'E
´ DUCATION, DES INSTITUTIONS
SCIENTIFIQUES
ET
CULTURELLES
NATIONALES,
DES CLASSES MOYENNES ET DE L'AGRICULTURE
COM 192
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes sur
l'attestation
relative a` une implantation commerciale
(n° 1369)
5
orateurs : Trees Pieters, Jaak Gabriels, ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes
Questions orales jointes de MM. Bart Laeremans et Lode
Vanoost au ministre de l'Agriculture et des Classes
moyennes sur
le sort du Jardin des plantes a` Meise
(n
os
1534 et 1585)
6
orateurs : Bart Laeremans, Lode Vanoost, Jaak Ga-
briels
, ministre de l'Agriculture et des Classes moyen-
nes
Question orale de M. Yves Leterme au ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes sur
la mise en
oeuvre de la loi 'dioxine'
(n° 1660)
9
orateurs : Yves Leterme, Jaak Gabriels, ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes
Question orale de M. Luc Goutry au ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes sur
les mesures
d'aide a` la pe^che maritime co^tie`re
(n° 1714)
12
orateurs : Luc Goutry, Jaak Gabriels, ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes
Question orale de Mme Muriel Gerkens au ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes sur
l'agriculture
biologique
(n° 1720)
14
orateurs : Muriel Gerkens, Jaak Gabriels, ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes
Questions orales jointes de M. Koen Bultinck, Mme Trees
Pieters et M. Ludo Van Campenhout au ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes sur
l'alignement
des re´gimes de se´curite´ sociale des travailleurs et des
inde´pendants
(n
os
1722, 1736 et 1762)
15
orateurs : Koen Bultinck, Trees Pieters, Ludo Van
Campenhout
, Jaak Gabriels, ministre de l'Agriculture
et des Classes moyennes
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes sur
l'e´ventuelle
modification de l'arre^te´ royal re´glementant les activite´s
professionnelles dans le secteur de la construction
(n° 1768)
19
orateurs : Trees Pieters, Jaak Gabriels, ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes
HA 50
COM 192
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
4
HA 50
COM 192
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE L'E´CONOMIE,
DE LA POLITIQUE SCIENTIFIQUE,
DE L'E´DUCATION, DES INSTITUTIONS
SCIENTIFIQUES ET CULTURELLES
NATIONALES, DES CLASSES MOYENNES
ET DE L'AGRICULTURE
COMMISSIE VOOR HET BEDRIJFSLEVEN,
HET WETENSCHAPSBELEID,
HET ONDERWIJS, DE NATIONALE
WETENSCHAPPELIJKE EN CULTURELE
INSTELLINGEN, DE MIDDENSTAND
EN DE LANDBOUW
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 9 MAI 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 9 MEI 2000
De vergadering wordt geopend om 15.37 uur door de
heer Jos Ansoms, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 15.37 heures par M. Jos
Ansoms
, pre´sident.
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan de
minister van Landbouw en Middenstand over
het
vestigingsattest
(nr. 1369)
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes sur
l'attesta-
tion
relative
a`
une
implantation
commerciale
(n° 1369)</b>
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, de KMO-programmawet
van 10 februari 1998 en het koninklijk besluit van
21 oktober 1998 hebben tal van wijzigingen aangebracht
onder
meer
inzake
de
vereiste
ondernemings-
vaardigheden
van
bedrijfsleiders.
De
bedrijfs-
vaardigheden moeten bewezen worden door de kennis
van bedrijfsbeheer en van beroepsbekwaamheid. De
artikelen 4 en 5 van de wet omschrijven heel strikt de
bewijselementen en het koninklijk besluit van 21 okto-
ber 1998 verfijnt deze programmawet.
Mijn vraag luidt als volgt : is het inderdaad zo dat men
verschillende interpretaties toepast van het koninklijk
besluit van 21 oktober 1998 in de Kamers van Ambach-
ten en Neringen in Vlaanderen en in Wallonie¨ ? Het
betreft specifiek de interpretatie van artikel 27 van het
koninklijk besluit van 21 oktober 1998 waar men meer
uitleg vraagt over de tijdsbesteding van de kandidaat-
ondernemer en of hij het toekomstige beroep in hoofd- of
bijberoep uitoefent, full-time of naast een andere activi-
teit, en of hij daarvoor de verantwoordelijkheid aankan. In
een erg specifiek geval kan iemand wel een vestigings-
attest krijgen maar niet als rechtspersoon. Met als gevolg
dat bij faillissement zijn eigen vermogen aangesproken
wordt, waar dit bij een vennootschap beperkt blijft tot het
vermogen van de vennootschap zelf.
Men zegt mij dat er een interpretatieverschil zou zijn - ik
ben voorzichtig - tussen Vlaanderen en Wallonie¨. Dit zou
een repercussie hebben op de vestigingsmogelijkheden
van heel wat Waalse kandidaat-zelfstandigen. Per jaar
vragen ongeveer 85 000 personen een vestigingsattest
aan. 35 000 daarvan bevinden zich in Wallonie¨. Blijkbaar
hebben een groot aantal van die 35 000 problemen bij de
aanvraag.
Mijn vraag luidt dus kort en bondig : is er inderdaad een
verschil in de interpretatie van artikel 27 van het koninklijk
besluit van 21 oktober 1998 in Vlaanderen en in Wallo-
nie¨ ?
Minister
Jaak
Gabriels :
Mijnheer
de
voorzitter,
collega's, ik heb het probleem dat mevrouw Pieters
aankaart door mijn administratie laten onderzoeken om
na te gaan of de Kamers van Ambachten en Neringen
inderdaad eisen stellen die de bepalingen van de KMO-
programmawet van 10 februari 1998 overschrijden.
Mevrouw Pieters, wat het probleem van de rechtsper-
soon betreft, bedoelt u waarschijnlijk de situatie waarin
de Kamer van Ambachten en Neringen vragen stelt
omtrent de daadwerkelijke betrokkenheid van de fysieke
persoon die wordt vooropgesteld om het bewijs te leve-
ren van een of meer ondernemingsvaardigheden te bate
van de rechtspersoon. De Kamers van Ambachten en
HA 50
COM 192
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jaak Gabriels
Neringen hebben de bevoegdheid om zich te informeren
over die betrokkenheid op basis van artikel 9, paragraaf
3 van het koninklijk besluit van 21 oktober 1998 tot
uitvoering van Hoofdstuk I van Titel II van de KMO-
programmawet.
Het dossier kan immers ofwel aanwijzingen bevatten die
twijfel doen ontstaan over de betrokkenheid van de
aangestelde of zijn echte wil om het vooropgestelde
mandaat of functie uit te oefenen ofwel kunnen de nodige
gegevens ontbreken om met kennis van zaken te kunnen
oordelen.
Ik wil er uw aandacht op vestigen dat dergelijke dossiers
onder de toepassing van de wet van 15 december 1970
systematisch naar de minister werden doorverwezen. Nu
kan het bureau van de Kamer van Ambachten en Nerin-
gen zelf beslissen, maar de ratio legis is echter dezelfde,
met name de strijd tegen de stromannen. Wanneer er
concrete fouten of misbruiken worden gemeld, zullen wij
er natuurlijk meteen tegen optreden.
Ik kan de cijfers die u aanbrengt niet bevestigen. In 1999
hebben de kamers van ambachten en neringen - dat zijn
de enige officie¨le cijfers die wij hebben - 58 644
vestigingsgetuigschriften uitgereikt en hebben zij 4 292
negatieve beslissingen uitgesproken. Dit zijn de cijfers
die worden gegenereerd door een informaticatoepassing
die identiek is voor al de Kamers van Ambachten en
Neringen in heel het land.
Uit de beschikbare cijfers valt evenmin af te leiden dat de
verschillende kamers de bedoelde wetgeving op een
verschillende manier zouden toepassen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren
Bart Laeremans en Lode Vanoost aan de minister van
Landbouw en Middenstand over
het lot van de
plantentuin van Meise
(nrs. 1534 en 1585)
Questions orales jointes de MM. Bart Laeremans et
Lode Vanoost au ministre de l'Agriculture et des
Classes moyennes sur
le sort du Jardin des plantes
a` Meise
(n
os
1534 et 1585)
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het was in uw
hoogsteigen afwezigheid dat men op federaal niveau
besloten heeft om Landbouw over te hevelen naar de
gewesten en om over te gaan tot een soort van hervor-
ming. We kunnen het niet echt als een splitsing van de
Buitenlandse Handel beschouwen, het is minder dan dat.
Dit is in onze ogen weinig spectaculair, het is eerder een
zoethoudertje om de Volksunie te paaien, hen in de
Vlaamse regering te houden en vooral om hen wat
gunstig te stemmen na het debacle over de Brusselse
rechters.
Door het debat rond de overheveling is duidelijk gewor-
den dat het hoge woord inzake Landbouw door Europa
wordt gevoerd terwijl wij precies daar geen eigen
Vlaamse stem zullen krijgen. Het is de zoveelste reden
om de regionalisering niet als een einddoel te beschou-
wen, maar integendeel voort te streven naar een heel
unieke Vlaamse staat. Daardoor zouden wij in dit soort
materies, ook inzake Landbouw, een eigen rechtstreekse
stem krijgen in Europa.
Het akkoord inzake Landbouw heeft een aantal deel-
aspecten. Een daarvan is het lot van de plantentuin van
Meise waarover veel onduidelijkheid bestaat. In het pers-
bericht van de Ministerraad van 5 april 2000 stond te
lezen dat de overdracht van de nationale plantentuin van
Belgie¨ slechts zou uitgevoerd worden na het bereiken
van een samenwerkingsakkoord tussen de gemeen-
schappen.
Bij alerte mensen gaat er onmiddellijk een belletje rinke-
len als ze het woord samenwerkingsakkoord horen.
Iedereen weet - en u weet dat wellicht nog beter dan ik
omdat u lang in het Vlaams parlement hebt gezeten - dat
er tussen de Vlaamse en de Franse gemeenschap
nauwelijks samenwerkingsakkoorden bestaan precies
omwille van de inmengingspolitiek van de Franstaligen in
Vlaams-Brabant, in Halle-Vilvoorde.
Als u weet dat de plantentuin in Halle-Vilvoorde ligt dan is
de vrees terecht dat, mocht er ooit een samenwerkings-
akkoord tot stand komen, daaraan veel kan worden
gekoppeld. Bovendien vrees ik dat zo'n samenwerking
wel eens naar de Griekse kalender zou kunnen worden
verschoven, vooral omdat de betrekkingen tussen de
gemeenschappen nog altijd niet in orde zijn.
Ik wens de minister een aantal concrete vragen te stellen.
Mijnheer de minister, kunt u de redenen opgeven
waarom deze overdracht afhankelijk wordt gemaakt van
zo'n samenwerkingsakkoord ?
Onder de bevoegdheid van welke minister blijft die
plantentuin inmiddels ressorteren ? Is dat uw bevoegd-
heid of is dat die van de heer Chevalier ? Hoe zal dit in
praktijk werken ?
Wat moet zo'n samenwerkingsakkoord bevatten ? Is het
een puur technisch akkoord dat louter betrekking heeft
op de plantentuin of zou dat heel wat meer kunnen
omvatten ? Hebt u daarover al signalen ontvangen ? Is
het uw taak of beschouwt u het als uw taak om het
samenwerkingsakkoord te bespoedigen ? Binnen welke
termijn hoopt u dat dit akkoord zal rondkomen ?
6
HA 50
COM 192
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
Acht u het tot stand komen op zich realistisch gezien het
manifeste gebrek aan samenwerking tussen de beide
gemeenschappen, precies omwille van die inmengings-
politiek in de Vlaamse gordel ?
De heer Lode Vanoost (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, mijn vraag gaat
over hetzelfde onderwerp maar wordt vanuit een andere
invalshoek gesteld. Of het land waarin ik woon Belgie¨,
Vlaanderen, Europa of Patagonie¨ heet, heeft voor mij
weinig belang. Ik ben geen voorstander van de idee van
een Vlaamse staat zonder meer. Het democratisch ge-
halte van de staat of van de structuur is belangrijker dan
haar naam. Zal het dossier van de nationale plantentuin
of van het departement van de Landbouw in het alge-
meen beter zijn als het wordt geregionaliseerd ? Wij
hebben hier met een aantal structurele fouten te maken
die ten gronde moeten worden verbeterd. Men maakt
een wagen niet beter of slechter door hem een andere
kleur te geven.
Dit dossier zit in de running om op een bepaald tijdstip te
worden geregionaliseerd. Dat staat in de sterren ge-
schreven, het zal dus gebeuren. Wat is de stand van
zaken inzake de overdracht naar het Vlaams Gewest ?
In de plantentuin werken Nederlands- en Franstalige
wetenschappelijke medewerkers. Ik kan mij best voor-
stellen dat de Nederlandstaligen, in de dynamiek van de
gewestvorming, tot een dergelijke beslissing komen. Het
is echter belangrijk om in een overgangsfase in over-
gangsmaatregelen te voorzien. Het is absurd om de
Franstaligen te verbieden daar te werken. Wat gaat er
gebeuren met de Franstaligen ? Zij leveren immers goed
wetenschappelijk werk. Onder welke voorwaarden kun-
nen deze mensen in het Vlaams Gewest blijven werken,
in zover dit reeds aan de orde is uiteraard ?
Minister
Jaak
Gabriels :
Mijnheer
de
voorzitter,
collega's, ik geef eerst een algemeen antwoord. Tot de
beslissingen uitgevoerd worden, blijft Landbouw - zoals
het op federaal vlak gedefinieerd is - volledig onder mijn
bevoegdheid. De eerste minister heeft trouwens ge-
vraagd om heel de operatie, die in de Ministerraad werd
afgesproken, te begeleiden. Wij zullen dat uiteraard ook
doen zodat dit niet overhaast en met kleerscheuren tot
gevolg gebeurt. Dat is evident. Dat is het algemeen kader
waarbinnen de problematiek van de plantentuin van
Meise zich situeert.
Ik ga nu even in op het algemeen kader van de beslissing
van de Ministerraad van 5 april 2000. De notificatie luidt
als volgt, en ik citeer :
De Raad machtigt de vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken en de
vice-eerste minister en minister van Begroting, Maat-
schappelijke Integratie en Sociale Economie samen met
de voorzitters van de Costa om teksten bij de Costa in te
dienen die betrekking hebben op de aanpassing van het
koninklijk besluit van 30 april 1996 tot aanwijzing van de
federale wetenschappelijke en culturele instellingen. In
artikel 1, 3 van genoemd besluit zullen volgende punten
worden opgegeven :...
. De nationale plantentuin van
Belgie¨ staat vermeld in die opsomming.
De effectieve overdracht van de nationale plantentuin
van Belgie¨ zal slechts uitgevoerd worden na het tot stand
komen van een samenwerkingsakkoord tussen de Ge-
meenschappen. Dit betekent dat er een voorstel moet
worden ingediend bij de Costa die hierover uitspraak zal
doen. Indien daaromtrent in de Costa een consensus
wordt bereikt, moet er met de Gemeenschappen over
een samenwerkingsakkoord worden onderhandeld.
Collega's, u begrijpt dat het voorbarig is nu reeds op deze
vraag in te gaan. U kunt niet van mij verlangen dat ik al
duidelijkheid geef over de toekomstige situatie van het
personeel dat momenteel in de plantentuin werkt, laat
staan dat ik commentaar kan geven op de vraag onder
welke arbeidsvoorwaarden Franstalige wetenschappers
eventueel in Meise kunnen blijven werken.
Ik wil er ook op wijzen dat rekening moet worden
gehouden met het feit dat naar aanleiding van verschei-
dene maatregelen van de koninklijke familie het domein
van Boechout in 1938 aan de Belgische staat werd
overgelaten met het oog op de aanleg van een planten-
tuin. In de notarie¨le akte is voorzien in de verplichting
voor de Staat om het domein niet in stukken te verdelen.
Het is duidelijk dat dit mee weegt op de concrete uitvoe-
ring van het dossier. Wij zullen dit hoe dan ook loyaal
opvolgen.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
minister, ik dank u voor uw heel interessant en duidelijk
antwoord.
Niet zo lang geleden heeft Bert Anciaux verklaard dat het
voor hem bijna allemaal in kannen en kruiken was; dat op
31 december van dit jaar alles in orde zou zijn. Uw
antwoord is zeer duidelijk. U zegt dat u er geen enkel
zicht op hebt en dat alles afhangt van de Costa.
U was misschien geen getuige van de fameuze verkla-
ring van collega Eerdekens. De Costa wordt door de Parti
socialiste, en eigenlijk door alle Franstaligen, beschouwd
als een ijskast waarin de Vlaamse eisen zo lang mogelijk
moeten worden opgeborgen. Tot nu toe is er in de Costa
geen enkel resultaat geboekt want ook het akkoord over
landbouw is niet in de Costa tot stand gekomen. Als het
van de Costa afhangt, vrees ik dat het nog lang kan
duren vooraleer de plantentuin naar Vlaanderen kan
worden overgeheveld. Te meer daar de samenwerkings-
akkoorden tussen de Gemeenschappen tot op dit mo-
ment nauwelijks iets voorstellen.
HA 50
COM 192
7
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
U kunt vandaag geen enkel perspectief bieden. Ik vind dit
uiteraard bijzonder jammer. Dit is het zoveelste bewijs
dat het akkoord inzake landbouw onvolledig is.
Ten tweede, uw verklaringen inzake 1938 zijn vrij onheil-
spellend. Gelukkig leven we allang niet meer in die
periode. De koninklijke familie heeft dit blijkbaar onder
die voorwaarden aan de bevolking geschonken maar dit
is niet iets dat reeds eeuwen tot hun patrimonium be-
hoort. Zij hebben dit bekomen omdat zij de koninklijke
familie van dit land waren. Ik vind dat die familie geen
eisen te stellen heeft en zeker niet kan zeggen dat die
plantentuin niet in stukken mag worden gehakt.
Het is helemaal niet onze bedoeling die plantentuin in
stukken te hakken en op die manier te verminken.
Volgens mij kan die tuin beter in zijn geheel naar Vlaan-
deren worden overgeheveld. In Wallonie¨ bestaat vol-
doende ruimte om de Franstalige werknemers van de
plantentuin een job te geven in een nieuwe Waalse
plantentuin. Net zoals men Leuven destijds heeft ge-
splitst, kan men ook deze plantentuin splitsen. Op die
manier komt men trouwens tegemoet aan de wil van de
familie om het domein van Meise niet in stukken te
hakken.
Als men het beschikbare materiaal op wetenschappelijk
vlak kopieert en vermenigvuldigt, kan er geen enkel
probleem bestaan om deze nieuwe, Waalse plantentuin
te stofferen. Op die manier wordt de wil van het konings-
huis gee¨erbiedigd. De bevolking hoeft vandaag overi-
gens geen rekening te houden met wat de koninklijke
familie in 1938 heeft gesteld.
De heer Lode Vanoost (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
voorzitter, de minister zal begrepen hebben dat ik deze
vragen gesteld heb om samen met hem de voorbarigheid
vast te stellen en ook uit te spreken. Ik wacht met
spanning op het voorstel van mijn collega. Zoals u weet
worden, in het arboretum, de bomen aangeduid met
tweetalige naambordjes : Nederlands en latijn. Ik veron-
derstel, collega, dat dit voor u een zeer zwaar probleem
is.
We moeten dit probleem rustig aanpakken. Een koelkast
dient om dingen vers en gezond te bewaren, zodat men
ze nog goed kan gebruiken. Voor mij heeft dit blijkbaar
een andere betekenis dan voor u. Dit is in elk geval een
dossier dat ik met de nodige aandacht blijf volgen, maar
toch met een heel andere visie en vanuit een andere
invalshoek dan de vorige spreker.
Minister Jaak Gabriels : Collega's, u moet zich ook niet
overhaasten. Ik verwijs naar vorige staatshervormingen
waar het voor bepaalde instituten acht jaar heeft geduurd
tussen de beslissing en de uiteindelijke bevoegdheids-
overname. Wij willen het in dit geval op korte termijn voor
elkaar krijgen. Wij trachten dit nu inderdaad te doen. De
beslissing is genomen. De Costa moet nu een voorstel
uitwerken. Uiteindelijk moet dit leiden tot een legistieke
tekst die aan de Kamers zal worden voorgelegd. Daar-
over zal een parlementair debat gevoerd worden. Ik denk
dat het nuttig is erop te wijzen dat er zeker geen enkele
interventie van de koninklijke familie geweest is, integen-
deel. Als wij in het verleden eigendommen verworven
hebben onder bepaalde voorwaarden, speelden die
voorwaarden ook mee. Dat is notarieel bepaald. Het was
alleen mijn bedoeling u dit mee te delen, niet meer en niet
minder. Het is geenszins mijn bedoeling iemand bij het
debat te betrekken die er niet in thuishoort.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
minister, bedoelt u met de voorwaarde dat het domein
niet in stukken mag worden gehakt dat de Franse Ge-
meenschap blijvend een voet in huis zal hebben in de
plantentuin, zelfs wanneer die naar de Vlaamse Ge-
meenschap is overgeheveld ? Ik denk dat zoiets toch niet
kan.
Minister Jaak Gabriels : Mijnheer Laeremans, ik heb
uitdrukkelijk gezegd waarvoor wij staan. Wij moeten
rekening houden met wat destijds in de notarie¨le over-
dracht bepaald werd. Dit heeft niets te maken met uw
opmerking, wel met de samenhang van het domein.
Daarom gaat het in de eerste plaats. Ik denk dat de
uitvoeringsbesluiten, na´ de goedkeuring van de wet,
nadien ook die geest moeten respecteren.
De heer Lode Vanoost (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
minister, het Vlaamse Gewest heeft op dit ogenblik reeds
tientallen eigendommen waarop legaten rusten, waar-
door de Vlaamse Gemeenschap de verplichting op zich
heeft genomen die domeinen in een bepaalde toestand
te behouden. Dat is de meest normale gang van zaken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan de
minister van Landbouw en Middenstand en aan de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onder-
zoek, belast met het Grootstedenbeleid, over
de
solden
(nr. 1640)
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes et au ministre
de l'Economie et de la Recherche scientifique,
charge´ de la Politique des grandes villes, sur
les
soldes
(n° 1640)
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
tot mijn grote verbazing staat deze vraag opnieuw op de
agenda. Ik heb deze vraag vorige week in de commissie
8
HA 50
COM 192
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Trees Pieters
voor het Bedrijfsleven aan minister Picque´ gesteld omdat
alleen hij die dag aanwezig was. Ik kreeg een antwoord.
Als de minister daaraan nog iets wenst toe te voegen,
dan kan hij dat, maar ik kreeg een antwoord van de
minister.
De voorzitter : Als u de vraag niet stelt, moet de minister
natuurlijk ook niet antwoorden.
Minister Jaak Gabriels : Mijnheer de voorzitter, ik kan
bevestigen dat de heer Picque´ inderdaad op die vraag
heeft geantwoord. Ik heb deze vraag niet op de agenda
geplaatst. Het verwonderde mij trouwens dat ze op de
agenda stond. Indien mevrouw Pieters haar vraag stelt
wil ik daarop antwoorden. Indien zij ze niet stelt hoef ik
niet te antwoorden.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Ik zal de vraag niet meer
stellen. Ik heb een antwoord gekregen. Ik zal zien wat het
verloop van het verhaal inhoudt.
Minister Jaak Gabriels : U ziet dat het ook snel en
efficie¨nt kan gaan.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : We zijn nog nergens,
mijnheer de minister. Het staat heel duidelijk in het
antwoord dat er een ontwerp was van de vorige minister
en dat hij met u zal overleggen om te zien welke richting
het eventueel kan uitgaan. We wachten met spanning.
Minister Jaak Gabriels : We stellen de vraag, of we
stellen ze niet. Een van de twee.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Ik stel de vraag niet
meer.
De voorzitter : Mevrouw Pieters, u hebt uw kans laten
liggen. Misschien zou de heer Gabriels het tegenoverge-
stelde gezegd hebben van de heer Picque´.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Landbouw en Middenstand over
de
uitvoering van de dioxinewet
(nr. 1660)
Question orale de M. Yves Leterme au ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes sur
la mise
en oeuvre de la loi 'dioxine'
(n° 1660)</b>
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, het begin van de dioxine-
crisis ligt ongeveer een jaar achter ons. In december is er
een volmachtenwet tot stand gekomen die als belangrijk
kenmerk had dat er nog heel wat uitvoeringsbesluiten
moesten worden genomen - wat een van onze kritieken
was - om onder meer de vergoedingsregeling operatio-
neel te maken. Vandaag blijkt nog maar een beperkt
aantal uitvoeringsmaatregelen te zijn genomen. We stel-
len ook vast dat bijvoorbeeld de uitbetalingen ter vergoe-
ding van de zogeheten economische schade bijzonder
traag op gang komen. Vandaar dat ik het initiatief heb
genomen om samen met u en de collega's een stand van
zaken op te maken van dit dossier.
De eerste vragen die u werden overgemaakt zijn onder-
tussen, op uw initiatief, in de media beantwoord. Ze
gingen over het aantal dossiers dat door de landbouw-
bedrijven werd ingediend en de bedragen. Ik heb de
bedragen in de pers gelezen. Ik laat u de vrijheid om daar
verder op in te gaan. Volgens uw cijfers is er, wat de
economische schade betreft, voor ongeveer 6,6 miljard
frank schadeclaims ingediend, terwijl er in de uitgaven-
begroting maar een bedrag van 5,4 miljard frank is
ingeschreven. Wellicht zal een aantal schadeclaims niet
conform de regels zijn ingediend, zodat dit bedrag kan
worden verlaagd. Hoe dan ook blijft er een verschil van
ongeveer 1 miljard frank tussen de ingediende schade-
claims en de middelen die voorhanden zijn. Daarenbo-
ven moet men rekening houden met de extra miljoenen
die uit de landbouwsector of het Fonds komen.
Mijnheer de minister, welk bedrag aan economische
schade werd tegen 1 april effectief uitbetaald ? Hoeveel
werd tot vandaag uitbetaald ? U zult het met mij eens zijn
dat de uitbetalingen hoe dan ook vertraging hebben
opgelopen. Ik herinner mij dat u in deze zaal had gezegd
dat de eerste uitbetalingen tegen het einde van het jaar
konden gebeuren. Ik ben benieuwd naar de stand van
zaken. Wanneer verwacht u enige vooruitgang ? Uit
echo's die ik opvang uit de diensten en vanop het veld
blijkt dat bij de uitbetalingen voorrang wordt verleend aan
de meest eenvoudige dossiers, die vrij snel kunnen
worden afgesloten. Vanuit een zekere optiek is dat
begrijpelijk. De meer complexe dossiers, die even terecht
werden ingediend, dreigen echter op de lange baan te
worden geschoven en bij gebrek aan middelen misschien
zelfs niet te worden vergoed.
Er is een aantal rechtsgedingen aangespannen tegen de
Belgische Staat en uw persoon. Artikel 8 van de wet
voorziet in de mogelijkheid om dadingen af te sluiten. Die
mogelijkheid bestaat uiteraard pas effectief wanneer de
noodzakelijke uitvoeringsbesluiten zijn getroffen. Het
gaat hier om een koninklijk besluit in Ministerraad over-
legd. Hoe ver staat het hiermee ? Waarom is hieromtrent
nog geen uitvoeringsbesluit genomen ?
Een ander punt is het Fonds voor de schadeloosstelling
van landbouwbedrijven getroffen door de dioxinecrisis
dat, overeenkomstig de artikelen 9 tot 14, wordt opge-
richt. Het zou onder meer worden gestijfd door zoge-
naamd vrijwillige en verplichte bijdragen. Er was gezegd
HA 50
COM 192
9
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Yves Leterme
dat er besprekingen zouden worden gevoerd met de
betrokken sectoren en al werden gevoerd op het ogenblik
dat wij de wet bespraken. Ondertussen blijkt van die
vrijwillige bijdragen weinig terecht te komen.
Als de informatie waarover ik beschik juist is, buigt de
interkabinettenwerkgroep zich thans over een ontwerp
van koninklijk besluit dat eind van deze week aan de
Ministerraad zou worden voorgelegd. Dat ontwerp van
koninklijk besluit zou er in feite op neerkomen dat een
heffing wordt opgelegd aan de veevoedersector. Wordt
deze heffing gekweten vo´o´r 15 juli, dan zou zij 4 promille
bedragen van de omzet van elk van de bedrijven. Het
gaat hier om de zogenaamde vrijwillige bijdrage met als
kenmerk dat artikel 104 van het Wetboek der Inkomsten-
belastingen van toepassing is, wat de vrijwillige bijdrage
fiscaal aftrekbaar maakt. Indien ik mij niet vergis wordt in
hetzelfde koninklijk besluit bepaald dat een veevoeder-
bedrijf, dat geen vrijwillige bijdrage stort in het fonds, een
heffing van 5 promille moet voldoen vanaf 15 juli tot
15 september.
Mijnheer de minister, is deze informatie juist ? Is dat het
plan dat terzake werd opgesteld ? Men kan zich uiteraard
vragen stellen omtrent het aangewende systeem, in die
zin dat men zich kan afvragen wat al dan niet nog
vrijwillig wordt gestort. Ik heb de indruk dat wij ver
verwijderd zijn van de idee - zowel door de regerings-
commissaris als door de minister geopperd - dat als het
ware met de schaal zou worden rondgegaan om een
bedrag van 1 miljard op te halen.
Thans stellen wij vast dat, met uitzondering van het
aandeel van het sanitair fonds, nul frank werd opgehaald.
Misschien vergis ik mij terzake, mijnheer de minister,
maar dan kunt u mijn beweringen straks weerleggen met
verwijzingen naar en vermelding van de toezeggingen tot
vrijwillige bijdragen. Hoe dan ook, het systeem dat u
aanstaande vrijdag via een koninklijk besluit wenst op te
leggen, is ver verwijderd van het stelsel van de vrijwillige
bijdragen. Van de verantwoordelijkheid waarover u het
had begin november, tijdens de bespreking van de wet, is
evenmin veel te bespeuren. Het was toen de bedoeling
een fonds op te richten van 1 miljard, vrijwillig gestijfd
door alle sectoren die betrokken waren bij de crisis. Heel
wat bedrijven werden toen genoemd, zelfs Sidmar.
Mijnheer de minister, ik stel vast dat u vandaag van plan
bent de Ministerraad een koninklijk besluit te laten goed-
keuren waarin de veevoedersector als het ware uit de lijst
wordt gelicht, net zoals de vetsmelters en andere bedrij-
ven, tot en met de voorbeelden, onder meer Sidmar, die
u en de regeringscommissaris in november - in tempore
non suspecto - aanhaalden.
Ten slotte kom ik tot de problematiek van de controle op
en de handhaving van de wet en het voorkomen van
fraude. Zowel uit de verklaringen van de minister van
Volksgezondheid die omtrent deze materie werd onder-
vraagd, als ingevolge ons bezoek aan het Rekenhof waar
wij verantwoordelijke ambtenaren ondervroegen over
hun inschatting van de gehanteerde controlesystemen
om na te gaan of de ingediende schadeclaims overeen-
komen met de realiteit, blijkt dat er een en ander mank
loopt.
Het uitvoeringsbesluit opgenomen in artikel 18 van de
wet werd nog niet genomen, wat betekent dat alle
controle-instrumenten nog niet werden toebedeeld.
Waarom niet ? Wanneer zal zulks gebeuren ? Hebben
uw diensten reeds fraudegevallen ontdekt, dus waarbij
ten onrechte schade wordt gevraagd ?
Mijnheer de voorzitter, dit zijn mijn vragen over dit
belangrijke dossier.
Minister
Jaak
Gabriels :
Mijnheer
de
voorzitter,
collega's, ik wil eerst een paar algemene bedenkingen
maken.
De afhandeling van de economische schadevergoeding
verloopt zeer snel. We hebben pas begin december de
goedkeuring gegeven via een wet. Dat gebeurde in de
Kamer. Het was de eerste wet die hier tijdens deze
legislatuur werd goedgekeurd. We zijn daarna met de
uitvoeringsbesluiten begonnen. Daarnaast hebben we
wel een termijn moeten vastleggen, die tot 31 maart liep,
om schadevergoedingsaanvragen te kunnen indienen.
Ondertussen hebben wij alles op de sporen gezet om de
cel die de uitbetaling moet regelen, te bemannen. We
hopen dat deze bemanning goed werk levert en daar-
naast nog verder wordt aangevuld. Dit is een belangrijke
zaak. Aanvankelijk verwachtten we ongeveer 20 000
dossiers. Het zijn er uiteindelijk meer dan 28 000 gewor-
den. Het komt erop aan om die dossiers op een vlotte
wijze af te handelen.
U vroeg mij of er al uitbetalingen zijn verricht. Alle
gegevens van de geblokkeerde bedrijven die wij voor
nieuwjaar hadden, zijn betaalbaar gesteld. Het gaat hier
over het verschil tussen hetgeen men had gekregen toen
men geblokkeerd en/of opgeruimd werd en hetgeen
waarop men via de wet op de economische schadever-
goeding recht had. Van die bedrijven moesten wij geen
verdere informatie meer krijgen. We hebben meteen
alles in het werk gesteld om hen uit te betalen.
Bij de anderen is het evident dat we moesten wachten tot
de periode van schadevergoedingsaanvragen voorbij
was. We konden niet eerder werken. Een aantal organi-
saties vroegen ons trouwens om die periode na 31 maart
te laten doorlopen. Wij zijn niet op dat verzoek ingegaan
omdat we vonden dat we die termijn lang genoeg op
10
HA 50
COM 192
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jaak Gabriels
voorhand vooruit hadden geschoven. We hadden de
organisaties bovendien de mogelijkheid geboden om een
dossier in te dienen waarvan achteraf aanvullende gege-
vens konden worden ingediend.
Collega Leterme, u hebt mij ook een vraag gesteld over
het verschil tussen eenvoudige en complexe dossiers. Ik
zeg u dat er geen onderscheid wordt gemaakt, maar het
is evident dat de dossiers waarvan alle gegevens com-
pleet zijn, meteen kunnen worden afgehandeld. Eind
volgende week zal de eerste reeks betalingen meteen
worden getekend en via het BIRB zijn uitgang vinden. Wij
hebben immers vastgesteld dat er bij een aantal dossiers
geen enkel probleem is gerezen. Als alle gegevens met
inbegrip van de gegevens van Sanitel correct aanwezig
zijn, kunnen wij op een duidelijke, transparante wijze
betalingen verrichten. Ik durf geen percentage te plakken
op het aantal dossiers dat op die manier kan worden
behandeld, maar ik denk dat het zich beperkt tot iets
meer dan 1/4. Deze dossiers moeten we dus niet verder
onderzoeken omdat de gegevens voor zich spreken. We
gaan natuurlijk geen minuut wachten om dit uit te beta-
len. Als bijkomende onderzoeken noodzakelijk zijn, moe-
ten we dat op een ernstige wijze doen. Ik denk dat u het
op dat vlak met mij eens bent. Het gaat toch over veel
geld van de belastingbetaler.
Ik zal nu concreet op uw vragen antwoorden.
Ten eerste, het totaal bedrag dat overeenstemt met de
aanvragen bedraagt inderdaad afgerond 6,6 miljard
frank. U begrijpt dat dit bedrag slechts een maximale
indicatieve waarde heeft, omdat men ervan uitgaat dat
het aangevraagde bedrag aan de landbouwbedrijven zou
worden toegekend. De aanvankelijke raming bedroeg 5,5
miljard. Het is nog te vroeg om nu te zeggen wat het
definitieve bedrag is dat uiteindelijk zal worden uitge-
keerd. De ingestuurde dossiers worden aan een gron-
dige controle onderworpen en het ziet ernaar uit dat voor
een aantal dossiers onder andere de legitimatie niet in
orde is. U weet dat de economische onafhankelijkheid
van de bedrijven een van de uitgangspunten was. Daar-
naast ligt in sommige dossiers het gevraagde bedrag te
hoog.
Beide elementen moeten grondig worden onderzocht. Er
moet een degelijk en onafhankelijk onderzoek worden
uitgevoerd. Ik vermoed dat iedereen achter een dergelijk
voorstel kan staan.
De dienst schadevergoeding dioxine is operationeel
sinds 15 februari 2000. De uitbetalingen kunnen starten
na controle en goedkeuring van de dossiers. De ultieme
indieningsdatum was 31 maart 2000. De zeugen en
fokberen vormen hierop een uitzondering. Naast een
afmakingsvergoeding van 9 770 frank werd in de loop
van januari op basis van het besluit dat de regering op
23 december heeft genomen reeds een economische
schadevergoeding betaald van 7 993 frank. In totaal
bedraagt deze schadevergoeding 91 miljoen frank.
Ik licht de procedure toe. In een eerste fase worden de
gegevens die door de aanvragers op een aanvraagfor-
mulier werden ingevuld, volledig gecodeerd. Deze fase
werd eind april afgesloten. In de tweede fase worden
deze dossiers grondig gecontroleerd. Aan de aanvragers
waarvoor al de sectoren behandeld en gevalideerd wer-
den, wordt een voorstel tot schadevergoeding verstuurd.
Na ontvangst van dit voorstel hebben ze 30 dagen de tijd
om hun akkoord schriftelijk mee te delen. In het geval dat
ze niet akkoord gaan, kunnen ze een gemotiveerd be-
zwaarschrift indienen. Eenmaal het akkoord verkregen,
wordt aan het BIRB de opdracht tot betaling gegeven. De
betaling volgt binnen de 14 dagen. Dit is zeer snel. Op dit
ogenblik is het moeilijk een timing voor de afhandeling
van deze dossiers voorop te stellen. Er wordt naar
gestreefd de berg dossiers tegen het einde van het jaar
volledig te hebben afgehandeld. Het is evenwel duidelijk
dat de afhandeling van de dossiers vertraagd zal worden
naargelang er bezwaarschriften worden ingediend. Deze
bezwaarschriften moeten immers worden onderzocht.
Artikel 8 van de wet van 3 december 1999 betreffende de
steunmaatregelen ten gunste van de landbouwbedrijven
getroffen door de dioxinecrisis bepaalt dat de Staat tegen
de voorwaarden vastgelegd bij een in Ministerraad over-
legd koninklijk besluit dadingen kan aangaan inzake de
rechtsgeschillen betreffende de vergoeding van schade
die ondernemingen beweren te hebben geleden ten
gevolge van de dioxinecrisis. Uit de Memorie van Toe-
lichting bij het wetsontwerp, document 50212/001 blad-
zijden 11 en 12 en uit het verslag van de commissie
bladzijde 53 blijkt dat de toepassing van deze bepaling
niet uitgesloten kan worden en zeer limitatief zal zijn. Op
dit ogenblik hebben de uitspraken van de rechterlijke
macht nog niet de behoefte aan aanpassing van deze
bepalingen doen ontstaan.
Wat het overleg met de veevoedersector inzake een
vrijwillige bijdrage aan het fonds betreft, kan ik u meede-
len dat de onderhandelingen terzake zich in de eindfase
bevinden. Er wordt gestreefd het maximale bedrag van
540 miljoen frank te halen. In het verleden werden veel
hogere bedragen vernoemd. Het bedrag van 540 miljoen
is in de wet bepaald, 200 miljoen frank wordt bijgedragen
door het sanitair fonds en 340 miljoen frank door de
sector. De actoren in deze sector die geen vrijwillige
bijdrage storten, lopen het risico een verplichte bijdrage
opgelegd te krijgen. Aangezien de onderhandelingen
binnenkort worden afgerond, zijn er geen problemen
inzake de uitbetaling van de vergoeding aan landbou-
wers. Ik heb nooit de zinspeling
met de schaal rond-
gaan
gebruikt. Dat laat ik aan anderen over. Ze hebben
HA 50
COM 192
11
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jaak Gabriels
misschien meer ervaring terzake. Het is belangrijk dat we
zo snel mogelijkheid duidelijkheid krijgen inzake de vrij-
willige bijdrage van de sector. Verplichte uitgaven hebben
heel wat handicaps. Vrijwillige bijdragen zijn interessan-
ter onder meer omdat ze fiscaal aftrekbaar zijn. De sector
moet dit zelf kunnen meedelen. Het is hun verdienste.
Het is belangrijk eraan te herinneren dat verplichte
uitgaven heel wat handicaps hebben en dat vrijwillige
bijdragen, omdat zij belastingaftrekbaar zijn, dus interes-
santer zijn. De sector moet dit zelf naar buiten kunnen
brengen, want dit is zijn verdienste en niet die van de
minister of van wie ook. Ik wens mij derhalve op de
achtergrond te houden.
Mijnheer Leterme, u hebt een bedrijf genoemd. Ik zal
geen voorbeelden in de mond nemen. De bedrijven die
zich in het kader van het VBO niet afkerig stelden ten
opzichte van een eventuele bijdrage, hebben achteraf
duidelijk gesteld - dat is u wellicht bekend - dat zij dat wel
willen doen niet als een bijdrage aan het fonds, maar wel
in het kader van een promotie van de Belgische produc-
ten in het buitenland. Wij kunnen dus niet rekenen op
deze bijdragen in het kader van dit fonds, maar wel in het
kader van de promotie van onze producten naar het
buitenland. Dit is ook belangrijk. Ik ben juist teruggekeerd
van de beurs van Parma vorig weekend. Onze sectoren
zijn uiterst gevoelig aan een dubieuze en vaak oneerlijke
handelspraktijk van het buitenland, dat een stuk van onze
marktpositie probeert in te nemen tengevolge van de
dioxinecrisis die wij hebben meegemaakt. Wij moeten
dus alert reageren om schade te voorkomen, wat nog
altijd beter is dan achteraf de schade proberen op te
lossen.
Het uitvoeringsbesluit inzake de controle is momenteel in
voorbereiding om binnenkort aan de Ministerraad te
worden voorgelegd. Tot nu toe zijn er nog geen vaststel-
lingen van fraude of onregelmatigheden genoteerd. Wel
moet worden vermeld dat de fase van grondige controles
slechts sinds enkele weken van start is gegaan.
Tijdens een mondelinge vraag van de heer Tant van
vorige donderdag beklaagde hij zich erover dat mensen
van mijn administratie zeer strenge controles uitoefenen,
waar hij liever zag dat die controles niet zo streng zouden
zijn. Welnu, ik vraag mijn diensten zeer streng op te
treden om alle meldingen en opvolgingen terzake op een
correcte wijze te laten verlopen. Indien inderdaad op dat
vlak onregelmatigheden worden vastgesteld, moet dat
ook met de nodige sancties worden gevolgd. De mensen
hebben er recht op. Het gaat uiteindelijk over veel geld
dat van de belastingbetalers komt en dat bepaalde
sectoren in nood er bovenop moet helpen.
De voorzitter : Als u wil reageren, doe het dan zeer kort
want deze vraag mag normaal maar 5 minuten duren en
we zitten al boven de 20 minuten.
De heer Yves Leterme (CVP) : Dank u wel, mijnheer de
voorzitter, maar de verantwoordelijkheid terzake is ver-
deeld.
De voorzitter : Het is duidelijk dat men deze vraag heeft
omgevormd tot een interpellatie, maar ik vraag toch om
kort te reageren.
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de voorzitter, uit
het antwoord van de minister blijkt duidelijk dat de
beloften rond de timing niet gehouden zijn. We gaan
daarover best niet verder uitweiden gelet op de beperkt-
heid van de tijd.
Wat de dadingen betreft ontgaat er mij iets. Als ik u goed
heb begrepen, wacht u tot de eerste vonnissen zijn
uitgesproken vooraleer u de mogelijkheid van artikel 8 in
werking wil laten treden en dus een koninklijk besluit aan
de Ministerraad wil voorleggen om de dadingen concreet
vorm te laten nemen. Dit lijkt mij een eigenaardige
interpretatie van het begrip dading. Ik veronderstel dat
we daarop op de gestelde tijdstippen kunnen terugko-
men.
Ten slotte, inzake het fonds werd ooit gesproken over
1 miljard Belgische frank over heel de sector, over alle
actoren die verantwoordelijk waren. We stellen vast dat
inzake
de
niet-landbouwbedrijven
en
de
niet-
veevoederbedrijven het beperkt blijft tot de financiering
van wat promotie op een aantal beurzen. Er komt dus
niets in huis van de gespierde verklaringen van novem-
ber.
Met betrekking tot de bijdragen die nu van de veevoeder-
sector gevraagd worden, heb ik gemerkt dat u niet hebt
ontkend dat het over 4 promille gaat op de omzet in het
kader van de vrijwillige bijdrage die fiscaal aftrekbaar is of
zelfs over 5 promille op de omzet. Wat is dan nog
vrijwillig ? U hebt hier bevestigd dat er nog geen enkel
geval van fraude gemeld is. Ik steun u echter wel in uw
nauwgezet opvolgen van wat er gebeurt en wat inge-
diend wordt. Dit moet uiteraard zorgvuldig worden nage-
keken.
Mijnheer de voorzitter, tot daar een aantal elementen van
repliek in een dossier dat de volgende weken en maan-
den nog aanleiding kan zijn tot het stellen van bijko-
mende vragen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de
minister van Landbouw en Middenstand over
de
steunmaatregelen
voor
de
kustvisserijvloot
(nr. 1714)
12
HA 50
COM 192
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Question orale de M. Luc Goutry au ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes sur
les me-
sures d'aide a` la pe^che maritime co
^ tie`re
(n° 1714)</b>
De heer Luc Goutry (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, onze kustvisserijsector
roept om aandacht. Het is reeds een kleine sector
geworden die strikt wordt gequoteerd door de Europese
bepalingen, door het meerjarig orie¨ntatieprogramma, en-
zovoort. Men stelt een imperialistische neiging vanuit
Nederland vast, dat financie¨le avances naar onze vloot
maakt. Nederland is een groter land en heeft dus een
belangrijkere vloot. Men zegt mij vanuit de sector dat er in
Nederland nogal wat misbruik zou zijn. Men geeft name-
lijk het varen met de garnalenkotters op om ze op die
manier uit het Europees meerjarenprogramma te hou-
den. Men stelt vast dat men de licenties gebruikt om een
nieuw schip in de vloot te brengen. Er bestaat dus een
opkooppolitiek vanuit Nederland, waarbij men systema-
tisch Belgische schepen opkoopt om ze onder Neder-
landse licentie te brengen. Op die manier verarmt men
onze vloot en haalt men in Nederland een quotum boven
de toegestane grootte. Men maakt misbruik van onze
situatie.
Deze kwestie werd u reeds voorgelegd. U hebt enige tijd
geleden gezegd dat u zou nagaan welke specifieke
ondersteuningsmaatregelen zouden kunnen worden ge-
nomen voor onze Belgische kustvissers. U zei dat u
terzake het Vlerick-instituut voor management zou in-
schakelen om de sector met raad en daad bij te staan.
Mijnheer de minister, mijn vragen gaan over deze pro-
blematiek. Welke acties hebt u ondertussen onderno-
men ? Welke maatregelen zult u nog nemen ? Binnen
welke tijdspanne en volgens welke procedure zal het
geheel verlopen ? Deze sector vraagt dringend om een
offensief vanuit uw bevoegdheid, om duidelijkheid en
ondersteuning.
Minister Jaak Gabriels : Mijnheer de voorzitter, mijnheer
Goutry, ten eerste vraagt u mij welke acties reeds onder-
nomen werden. U en uw collega hebben vooropgesteld
dat een gedegen samenwerking tussen de particuliere en
de overheidssector alleen in Nederland mogelijk is. Dit
zal in Belgie¨ ook tot de realiteit gaan behoren en dus niet
alleen tot de mogelijkheid. Wij hebben contact opgeno-
men met de redercentrale en de universitaire instelling,
Vlerick, met het verzoek om de zeevisserijsector bij te
staan op een wetenschappelijk gefundeerde wijze en om
een permanent toekomstplan op te stellen. Het is belang-
rijk om in de toekomst niet meer afhankelijk te zijn van
een occasionele situatie die in een crisisperiode meestal
aanleiding geeft tot het opmaken van een studie door een
gedegen studiebureau. Wij willen een permanente bege-
leiding en wij hebben ook de ambitie om een agressie-
vere aanpak op het gebied van marketing door te voeren.
Dit heeft immers niets met organisatie te maken maar
met marketing. De uitvoering zal een kwestie van weken
zijn.
Ten tweede, u hebt gevraagd welke maatregelen ik heb
genomen en welke ik nog heb gepland in welke tijd-
spanne en volgens welke procedure ? Ik meen dat er
bepaalde perspectieven mogelijk zijn inzake het cree¨ren
van een specifieke garnalenvloot buiten het meerjarig
orie¨ntatieplan op Europees niveau.
De controle op dit segment zou evenwel, zoals in Neder-
land, heel wat problemen met zich kunnen brengen. Die
zaak wordt verder onderzocht.
De Europese Commissie was zeer duidelijk toen ze
stelde dat het onmogelijk was om de bestaande vaartui-
gen opgenomen in het vlootregister die in rekening
gebracht werden voor het MOP nu met een handigheidje
uit het MOP te halen en ze ongeveer dezelfde activiteit te
laten uitoefenen. Indien dit bestendigd wordt, heeft het
geen enkele zin om zich op dit pad te begeven. U weet
dat de quota in het MOP bepaald zijn. Indien men ze
overschrijdt, zal dit aanleiding geven tot sancties. Daar-
van zullen wij dus zeker niet beter worden.
De Commissie heeft evenwel geen problemen met het
feit dat bepaalde oude kustvaartuigjes als toeristische
vaartuigen worden uitgebaat, vooral dan in de zomer-
periode. Bij middel van het koninklijk besluit van 12 april
2000, gepubliceerd in het
Belgisch Staatsblad van 3
mei, werd deze mogelijkheid door ons in de praktijk
omgezet. Het is nu mogelijk dat uit de vloot genomen
oude kustvaartuigen voor toeristische doeleinden op
garnaal vissen met planken zonder dat zij in het MOP
voorkomen. De vaartuigen moeten in het bezit zijn van
een speciale machtiging waarvoor ik in de eerstkomende
dagen via een ministerieel besluit de nadere criteria zal
bepalen.
De mogelijke regularisatie van de sportvissersvloot moet
nog grondig worden bestudeerd op een aantal knelpun-
ten.
Mijnheer Goutry, ik hoop daarmee op uw vraag geant-
woord te hebben. Ik kan hier nog aan toevoegen dat ik
mij volledig inzet voor de toekomst van onze kustvisserij
omdat ik meen dat zij in de kuststreek ongetwijfeld een
heel specifieke rol te vervullen heeft. Wat de cijfers
betreft, kan ik u zeggen dat de vloot 128 schepen telt. 28
hiervan zijn reeds opgekocht door Nederlanders. Na
contact met verschillende instanties hebben wij besloten
om een agressievere politiek te voeren om deze overna-
mes te stoppen. De overnames door Nederlanders heb-
ben immers meestal ook als gevolg dat men onder onze
vlag op onze quota vist en onmiddellijk de producten
afvoert naar Nederlandse vismijnen. Hierdoor blijft er dus
geen enkele toegevoegde waarde voor onze streek over.
HA 50
COM 192
13
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jaak Gabriels
Ik heb trouwens vandaag toelating gegeven om de
tongvisserij in de Ierse Zee, die beperkt was tot
24 kilogram per uur, op te trekken tot 30 kilogram per uur
van 1 mei tot 14 mei. Dit heeft vooral belang voor de
tongvisserij. Bij de laatste onderhandelingen over de
quota op Europees niveau hebben wij zeer goede resul-
taten gescoord. Onze visserijvloot was daarover zeer
tevreden. Zelfs in het Nederlands agrarisch dagblad
stond dat de Nederlanders zich door de Belgen hebben
laten rollen. Dat hoort men niet vaak. Deze keer is het
echter gebeurd.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mijnheer de minister, ik
dank u voor het vrij omstandig antwoord. U kondigt een
zeer concrete maatregel aan in verband met de toeris-
tische vaartuigen. Dat is goed nieuws want het werd al
lang gevraagd. Natuurlijk is dit veeleer fac¸ade.
Het structurele antwoord in verband met de kustvisserij
was dat de agressieve politiek van de Nederlanders
gestopt moet worden. Daarom vraag ik u om als federaal
minister bevoegd voor deze problematiek, gesteund door
uw collega's, in Europa, klare wijn te schenken omtrent
deze problematiek. Het kan toch niet dat wij door de
agressiviteit van onze buren even agressief zouden
moeten gaan optreden. Dat druist immers in tegen de
visserijpolitiek van Europa. Tot slot palen onze kust-
gebieden aan elkaar en zouden we in goede verstand-
houding en met het oog op beide markten tot een veel
constructievere houding moeten kunnen komen.
Ik noteer in elk geval dat er permanente bijstand zal
komen. Dat is goed nieuws. De mensen uit de sector van
de kustvisserij hebben dit nodig. Zij hebben wel een
goede technische knowhow opgebouwd via onder an-
dere de rederscentrale maar zij hebben bijstand nodig op
het gebied van marketing en management. In die zin zijn
er nu toch een aantal perspectieven geopend. We zullen
dit met belangstelling blijven volgen.
De voorzitter : Collega's, ik heb in maart een uitnodiging
gekregen van de bijzondere raadgevende commissie
Visserij, een afdeling van de Centrale Raad voor het
Bedrijfsleven. Onlangs heb ik nog een schrijven ontvan-
gen van het Vlaamse Visserij-Informatiecentrum waarbij
wij uitgenodigd worden om een studiebezoek te brengen
aan Oostende of Zeebrugge om de problematiek van de
visserij van naderbij te bekijken. Is daarvoor belangstel-
ling ? Ik kan u wel zeggen dat de commissie voor de
Landbouw van het Vlaams Parlement reeds ter plaatse is
geweest. Zij vonden het eigenaardig dat wij op de eerste
brief nog niet positief hadden gereageerd. Dat is echter
de schuld van uw voorzitter.
Minister Jaak Gabriels : Mijnheer de voorzitter, ik moet
mij natuurlijk niet mengen in de activiteiten van het
parlement maar ik wil toch vragen om dit toch te doen.
Wij hebben alle steun nodig om de sector uit die vlaag
van defaitisme te halen en hen opnieuw het nodige
zelfvertrouwen te geven.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
Zeebrugge nodigt u uit en nadien kunt u dan nog een
bezoekje brengen aan Oostende.
De voorzitter : Wij zullen contact opnemen met de
voorzitter van de raadgevende commissie Visserij om
een datum te zoeken en een programma op te stellen. U
zult daarvan te gelegener tijd op de hoogte worden
gebracht.
Het incident is gesloten
L'incident est clos.
Question orale de Mme Muriel Gerkens au ministre
de l'Agriculture et des Classes moyennes sur
l'agri-
culture biologique
(n° 1720)</b>
Mondelinge vraag van mevrouw Muriel Gerkens aan
de minister van Landbouw en Middenstand over
de
biologische landbouw
(nr. 1720)
Mme Muriel Gerkens (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, monsieur le ministre, chers colle`gues, comme
vous le savez, de nombreux agriculteurs ont accepte´ de
changer leur mode de production afin de se convertir a`
l'agriculture biologique. A cet effet, ils ont droit, pendant
deux ans, a` une prime de reconversion, a` condition d'e^tre
reconnus et d'e^tre contro^le´s par ECOCERT.
Or, il semblerait que plusieurs d'entre eux, reconvertis
depuis 1998, qui font l'objet de contro^les et cotisent pour
financer ce contro^le, n'ont toujours pas perc¸u cette prime
de reconversion, alors que le de´lai de deux ans va biento^t
se terminer.
Pourriez-vous m'expliquer ce retard ? Est-il du^ au minis-
te`re de l'Agriculture ou au ministe`re du Budget ?
Je profiterai e´galement de cette question pour vous
interroger sur les aides accorde´es en 2001 et 2002. Etant
donne´ qu'elles auraient normalement du^ e^tre pre´vues
lors de l'ajustement budge´taire, je voudrais savoir ou` en
est la situation a` cet e´gard.
Autre question a` laquelle vous ne pourrez peut-e^tre pas
me re´pondre tout de suite vu ce que vous avez dit tout a`
l'heure : e´tant donne´ la re´gionalisation, le gouvernement
fe´de´ral va-t-il conserver des compe´tences en cette ma-
tie`re ? Comment va-t-on organiser une coordination ?
Mais je suppose que je devrai attendre la fin des ne´go-
ciations pour obtenir cette re´ponse.
14
HA 50
COM 192
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
M. Jaak Gabriels, ministre : Monsieur le pre´sident, je
pre´sente mes excuses a` ma colle`gue, Mme Gerkens, car
le cabinet a pre´pare´ la re´ponse uniquement en ne´erlan-
dais. Je peux e´videmment la traduire si elle le souhaite.
Mme Muriel Gerkens (AGALEV-ECOLO) : La re´ponse
en ne´erlandais me convient, monsieur le ministre.
Minister Jaak Gabriels : Mijnheer de voorzitter, aan het
geachte lid wil ik even meedelen dat de premieregeling
geldt voor de oogstjaren 1994 tot en met 1998. De
producenten hebben er zich toe verbonden om vanaf
1998 de biologische teeltmethode op hun bedrijf in te
voeren en kunnen gedurende 5 opeenvolgende jaren
een jaarlijkse steunaanvraag indienen. De twee eerste
jaren gelden daarbij als omschakelingsperiode.
De biosteunregeling voorziet dat, behalve in naar beho-
ren en met redenen omklede gevallen, de steun eenmaal
per jaar aan de begunstigde uitgekeerd wordt en dit
uiterlijk binnen een termijn van 4 maand, volgend op het
eind van het burgerlijk jaar na indiening van de aanvraag.
Wat 1998 betreft als oogstjaar werden de producenten
betaald op 20 april 1999. Voor het oogstjaar 2000 werden
op 28 april 2000, 202 producenten betaald van de
251 die voor het jaar 1999 een steunaanvraag hadden
ingediend. Eind april 2000 waren er nog 38 aanvragen in
behandeling. Wegens het ontbreken van een aantal voor
de beoordeling noodzakelijke gegevens of documenten
werd dit nog niet afgehandeld. De aanvragen en betalin-
gen voor 2000 betreffen onder meer de producenten die
sinds 1998 hun bedrijf hebben omgeschakeld naar de
bioteelt.
Wat de aangekondigde premieverhoging voor groente-
teelt en de verlenging van de maatregelen voor de jaren
1999 en 2000 betreft, kan ik u melden dat mijn admini-
stratie bezig is met het finaliseren van het dossier. Pas
wanneer alle procedureel geplande stappen zijn geno-
men, kan ik het ontwerp van ministerieel besluit terzake
ondertekenen.
Wat de regionalisering betreft van de landbouw-
bevoegdheden, verwijs ik u naar de aankondiging van de
eerste minister op 5 april over het principeakkoord van de
regering. Het is nu aan de ministers van Institutionele
Hervorming om een wetsvoorstel voor te bereiden en
voor te leggen aan de interparlementaire en Inter-
gouvernementele Conferentie voor de staatshervorming,
de COSTA. Nadien moet het parlement zich daarover
uitspreken. Dit nu reeds becommentarie¨ren zou ons te
ver leiden.
Encore une fois, toutes mes excuses, che`re colle`gue, car
le texte e´tait pre´pare´ uniquement en ne´erlandais.
Mme Muriel Gerkens (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
ministre, pour les anne´es 2000 et 2001, avez-vous pre´vu
un budget pour le soutien a` l'agriculture biologique ?
M. Jaak Gabriels, ministre : C'est pre´vu dans notre
budget du de´veloppement rural. Comme j'ai de´ja` eu
l'occasion de le dire, c'est toujours au mois d'avril que
nous proce´dons a` ces paiements. C'est donc a` cette
e´poque que nous verserons les subsides au secteur de
l'agriculture biologigue.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
Ik stel voor de mondelinge vragen nrs. 1722, 1736 en
1762 van de heer Koen Bultinck, mevrouw Trees Pieters
en de heer Ludo Van Campenhout samen te voegen
aangezien zij dezelfde materie betreffen. (Instemming)
Samengevoegde mondelinge vragen van de heer
Koen Bultinck, mevrouw Trees Pieters en de heer
Ludo Van Campenhout aan de minister van Land-
bouw en Middenstand over
de gelijkschakeling van
het
socialezekerheidsstelsel
werknemers-
zelfstandigen
(nrs. 1722, 1736 en 1762)
Questions orales jointes de M. Koen Bultinck, Mme
Trees Pieters et M. Ludo Van Campenhout au minis-
tre de l'Agriculture et des Classes moyennes sur
l'alignement des re´gimes de se´curite´ sociale des
travailleurs et des inde´pendants
(n
os
1722, 1736 et
1762)
De heer Koen Bultinck (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, tijdens het
paasreces deed de minister van Sociale Zaken een
aantal uitspraken over de gelijkschakeling van de
socialezekerheidsstelsels van werknemers en zelfstandi-
gen. Ondertussen is er een werkgroep gestart die tegen
november 2000 met concrete voorstellen moet komen
om de discriminaties dienaangaande tussen zelfstandi-
gen en werknemers weg te werken. Mijnheer de minister,
u deed daarover een aantal belangwekkende uitspraken
aan Gazet van Antwerpen op 2 mei 2000. Ondertussen
heb ik u vorige donderdag tijdens het vragenuurtje reeds
kort aan de tand kunnen voelen inzake uw concrete
plannen voor het sociaal statuut van de zelfstandigen.
Met deze mondelinge vraag wil ik het debat iets meer
diepgang geven en zelf nog een aantal bijkomende
vragen stellen.
HA 50
COM 192
15
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Koen Bultinck
In de algemene orde spreekt het voor zich dat het
Vlaams Blok er voorstander van is om de nu bestaande
verschillen weg te werken, laat dat duidelijk zijn. Ik heb
nog een aantal bijkomende vragen. Donderdag laatstle-
den hebt u mij bevestigd dat wat u betreft eerst de
discriminaties moeten worden weggewerkt, vooraleer er
sprake kan zijn van een globale discussie over een
sociaal statuut voor de zelfstandigen. U hebt het dan over
vier concrete discriminaties. De zelfstandigen zouden
dezelfde pensioenberekening als de werknemers moe-
ten krijgen. Dezelfde kinderbijslag zou ook voor het
eerste kind moeten gelden voor de zelfstandigen zoals
voor de werknemers. Als derde punt stelt u de verhoging
van de invaliditeitsuitkering voor zelfstandigen voor. Ten
vierde, spreekt u terecht over het inkorten van de wacht-
tijd bij primaire ongeschiktheid van zelfstandigen van drie
maanden naar een maand.
Mijnheer de minister, binnen welke tijd denkt u deze
discriminaties te kunnen wegwerken ? Daarnaast is er in
de pers even sprake geweest van een ander concreet
element. Denkt u inderdaad eraan om ook leeftijdsbij-
slagen toe te kennen voor de kinderen van zelfstandigen
zoals dat nu het geval is voor kinderen van werknemers ?
Ligt het inderdaad in uw bedoeling een aantal discrimi-
naties weg te werken vooraleer de werkgroep-Cantillon
tegen november met een aantal concrete voorstellen
voor de dag komt of moet komen aandragen met een
globaal uitgewerkt statuut voor de zelfstandigen ? Uit de
pers vernamen wij dat het kostenplaatje zowat tien
miljard frank bedraagt. De fundamentele vraag is of er in
de meerderheid of de regering reeds afspraken zijn
gemaakt over de financiering hiervan. Of moeten wij hier
de mogelijkheid openhouden dat u eraan denkt om
eventueel de persoonlijke bijdragen voor zelfstandigen te
verhogen ? Of gaan wij veeleer in de richting van alter-
natieve financiering ? In welke mate is er reeds overleg
geweest met de minister van Sociale Zaken ? Voor
iedereen met enig politiek aanvoelen is het overduidelijk -
ik druk mij voorzichtig uit - dat er een nuance is, of zelfs
een meningsverschil, met de minister van Sociale Zaken.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, mijn vraag gaat in de-
zelfde richting. De voorbije dagen hebben wij van de
minister van Sociale Zaken, Frank Vandenbroucke, ver-
nomen dat hij de sociale zekerheid van de werknemers
en de zelfstandigen wil harmoniseren, wat zou neerko-
men op het verbeteren van het statuut van de zelfstan-
digen. Minister Vandenbroucke nodigde ons in de com-
missie
voor
de
Sociale
Zaken
uit
tot
een
gedachtewisseling. Hij had diverse schema's waarbij hij
het gewaarborgd inkomen voor bejaarden, gekoppeld
aan het zelfstandigenpensioen, zou optrekken van
± 29 000 tot ongeveer 35 000 frank. Dat is een concrete
aanzet tot een bepaald denkspoor. In de commissie voor
de Sociale Zaken, vorige week, hebben wij ook een
scherp
debat
gehad
inzake
de
uiteindelijke
bevoegdheidsverdeling. Dienaangaande hebben wij in
de weekendkranten verklaringen van de VLD-voorzitter
gelezen.
Mijnheer de minister, wij kunnen dit initiatief alleen maar
toejuichen. Toch hebben wij in een recent verleden veel
geleerd. De regering heeft een maatregel genomen
inzake de pensioenen in het algemeen en de pensioenen
van zelfstandigen in het bijzonder. Toen hebben wij
echter moeten constateren dat de minister van Sociale
Zaken de verhoging van de pensioenen van zelfstandi-
gen met 1 330 frank volledig door de zelfstandigen zelf
laat betalen. Daardoor kan het precaire statuut van de
zelfstandigen en het moeizaam opgebouwde boni ter
afbetaling van de geconsolideerde schuld van ongeveer
32 miljard frank in het gedrang komen. Elk miljoen dat
daarvan wordt afgehouden vormt een probleem om de
aflossing van de geconsolideerde schuld te bewerkstel-
ligen.
Mijnheer de minister, in die context wil ik mij beperken tot
het stellen van een aantal heel concrete vragen inzake
de financiering. Kunt u garanderen dat deze initiatieven
niet zullen leiden tot een deficit in het budget van de
sociale zekerheid van de zelfstandigen of een verhoging
van de sociale bijdragen ?
Zult u toestaan dat door deze initiatieven het afbetalings-
plan dat is opgesteld om de schulden uit het verleden
weg te werken, in het gedrang komt of wordt afgezwakt ?
Is er binnen de regering een akkoord over het opvoeren
van de alternatieve financiering ?
Zult u de bijdragen van de vennootschappen verhogen,
eventueel met hoeveel ?
Ten slotte, zal 10 miljard frank volstaan om de discrimi-
natie tussen het statuut van de werknemers en de
zelfstandigen weg te werken ? Wij hebben dienaan-
gaande de grootste twijfels.
De heer Ludo Van Campenhout (VLD) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, in het recente
verleden werd een aantal pleidooien gehouden om de
statuten van de zelfstandigen en de werknemers gelijk te
schakelen.
De vraag is in welke richting en in welke mate deze
complexe materie zal worden gefinancierd. Terecht gaf
minister Vandenbroucke aan mevrouw Cantillon de op-
dracht een studie te laten uitvoeren in verband met de
gelijkschakeling van de statuten.
16
HA 50
COM 192
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Ludo Van Campenhout
U stelde in de commissie voor om op korte termijn een
aantal discriminaties weg te werken, indien ik het goed
begreep zonder bijdrageverhoging voor de zelfstandigen.
Het is evident dat wij de studie van de gelijkschakeling
onderschrijven en deze mee wensen te bestuderen.
Voorts verheugt het ons dat het draagvlak voor de
gelijkschakeling van de statuten en voor het wegwerken
van de discriminaties, breder wordt. Het was ooit anders.
Het spreekt voor zich dat wij, in afwachting van de
resultaten van de aangekondigde studie, de gelijkscha-
keling zouden willen gerealiseerd zien, onder meer op
het vlak van de kinderbijslag en via het wegwerken van
de penalisatie van vervroegde pensionering, zoals toe-
gelicht in de commissie.
Mijnheer de minister, graag kreeg ik een antwoord op
volgende concrete vragen.
Ten eerste, in welke prioritaire acties voorziet u met
betrekking tot het wegwerken van de discriminaties zoals
toegelicht in deze commissie, onder meer op het vlak van
de kinderbijslag ? Ten tweede, wat is de timing waarin u
voorziet voor het wegwerken van de discriminaties ?
Minister
Jaak
Gabriels :
Mijnheer
de
voorzitter,
collega's, voor ik uw vragen beantwoord, wil ik u het
volgende meedelen.
De twee stelsels, zowel voor zelfstandigen als werkne-
mers, zijn op een zeer verschillende wijze totstand-
gekomen. Het stelsel van de zelfstandige is later tot-
standgekomen en wordt uitsluitend door zelfstandigen
gefinancierd. Het stelsel van de werknemers is eerder
opgestart. Bovendien wordt het slechts voor 12% door de
werknemers zelf gefinancierd. De werkgevers dragen
32% bij aan het stelsel. Deze gegevens moeten we als
uitgangspunt nemen om te verduidelijken dat het niet
onze ambitie is om de twee systemen gelijk te schakelen.
Het is onze ambitie een eenvoudiger overgang van het
ene systeem naar het andere te bekomen, waarbij men
zijn of haar rechten behoudt. Dat is fundamenteel. Als
men pleit voor een volledige gelijkschakeling van de
systemen, voert men een andere discussie, waarin het
principe van de financiering levensgroot wordt gesteld.
We moeten daar zeer omzichtig mee omspringen. De
zelfstandigen vragen dat ook niet. De zelfstandigen vra-
gen om de discriminaties uit de basisgegevens weg te
werken, zodat men aan iedereen in deze actieve wel-
vaartsstaat een fatsoenlijk inkomen op gelijke basis kan
bieden. Wat er meer bijkomt, zal men via andere wegen
moeten opbouwen. Dat uitgangspunt moet men voor
ogen houden als men de discussie in de goede context
wilt plaatsen.
De vraag van de heer Bultinck heb ik gedeeltelijk vorige
week beantwoord. Zoals hijzelf zegt, heeft hij daarover
samen met de heer Danny Pieters een vraag gesteld.
Mijnheer Bultinck, als aanvullend antwoord wil ik u het
volgende meedelen. De werkgroep van Frank Vanden-
broucke en mijzelf, waar u naar verwijst, is nog steeds
niet opgestart. Onze ambitie blijft om de discriminaties uit
het primaire systeem van zelfstandigen, weg te werken.
Het gaat vooral over de penalisatie van mensen die
vervroegd op pensioen gaan. Dit systeem is bij de
werknemers al afgeschaft in 1991. Voor zelfstandigen is
dit blijven voortbestaan. Ik denk ook aan de gelijkscha-
keling van de kinderbijslagen. Hierbij gaat het over twee
bedragen, het basisbedrag en de leeftijdstoeslag van het
eerste en/of enige kind. Ook de invaliditeitsregeling moet
worden aangepast, maar daar gaat het - denk ik - om een
kleinere som. Dat bedrag is trouwens nu al in de begro-
ting vastgelegd. Ten slotte bestaat er een discriminatie
wat de carenstijd betreft. Zelfstandigen moeten 3 maan-
den wachten voor ze enige vervangingsinkomsten kun-
nen verwerven, die bovendien erg karig zijn ten opzichte
van het andere systeem. Dit zijn schrijnende, discrimine-
rende, niet-verantwoordbare elementen, te meer daar
men weet dat de KMO-sector in zijn totaliteit 97,4% van
de Belgische bedrijven uitmaakt en het overgrote deel
van de tewerkstelling in ons land garandeert. Het is
logisch dat we deze discriminerende elementen in het
basissysteem trachten te verwijderen. Mijnheer Bultinck,
dit mag zeker niet gepaard gaan met een verhoging van
de bijdragen, want dan maakt men elkaar iets wijs.
Indien dit alleen met een verhoging van bijdragen zou
gebeuren, zijn het uiteindelijk de zelfstandigen die hun
eigen discriminatie zelf moeten betalen. Ik denk dat dit
niet de bedoeling kan zijn van een gelijkschakeling in het
basispakket. Dat heeft juist de belangrijke opdracht om
een aantal discriminaties weg te werken, in plaats van ze
met eigen geld te moeten bekostigen.
Wat de vragen van mevrouw Pieters betreft, zal ik de
Ministerraad de volgende dagen twee sporen voorleg-
gen. Enerzijds een aantal maatregelen op korte termijn,
anderzijds de grondige studie- en debatronde over de
verdere en verre toekomst van het sociaal statuut van de
zelfstandigen. Met de minister van Sociale Zaken werd
overeengekomen dat op korte een aantal eerste stappen
zullen worden gezet voor de opwaardering van het
sociaal statuut van de zelfstandigen.
Er is reeds e´e´n van onze beslissingen in uitvoering :
vanaf 1 juli 2000 worden de pensioenen van de laagste
inkomens ook voor de zelfstandigen op jaarbasis met 3,3
miljard verhoogd. Dit is reeds beslist. U hebt er trouwens
naar verwezen, mevrouw. Dit betekent een verhoging
van 1 333 frank op maandbasis voor een gezinsinkomen
van zelfstandigen. Het is duidelijk dat dit een eerste stap
is maar nog lang niet voldoende.
Wij hebben het ook reeds over de financiering van deze
maatregel gehad. Het kan niet dat dit van het fictieve,
kunstmatige overschot van het RSVZ wordt afgenomen.
HA 50
COM 192
17
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jaak Gabriels
Het wordt nu zo gedaan omdat het een budgettaire
aangelegenheid is, maar er werd overeengekomen dat
hiervoor algemene middelen zullen worden uitgetrokken,
zoals in het regeerakkoord staat. Dat zal eerder dan wij
denken realiteit worden omdat we hoe dan ook voor 2002
voor de opdracht staan de vroeger opgebouwde schuld
af te lossen. Dit kan niet indien men niet over reserves
beschikt. Het gaat over 4 miljard frank over 5 jaar, dus
20 miljard die terug te betalen is. Die 20 miljard moet
beschikbaar zijn. Er kan misschien nog een negotiatie
plaatsvinden over de procedures en dergelijke, maar dit
bedrag moet worden terugbetaald. Daarom is er geen
sprake van een overschot. In feite doet zich op dit
ogenblik reeds een ree¨el tekort voor.
Ik heb ook gezegd dat de financiering van de bijkomende
maatregelen moet gebeuren via een verhoging van de
alternatieve financiering, zonder de bijdrage te verhogen.
Men kan niet verwachten, in een periode waarin de
economie aanzwengelt en de KMO-sector en de zelf-
standigen de belangrijkste generator van welvaart zijn,
dat men de financiering op de kap van deze sector zou
doorvoeren. Ik denk dat dit tegen alle logische principes
ingaat.
Ik zal met mijn collega van Sociale Zaken aan de
Ministerraad het mandaat vragen om zeer binnenkort
een groep van topambtenaren, academici en sociale
partners aan het werk te zetten. Naar deze werkgroep is
door collega Bultinck reeds verwezen. Deze werkgroep
zal onderzoeken onder welke modaliteiten een toenade-
ring van de stelsels van zelfstandigen en werknemers
mogelijk is. Ik zeg wel degelijk : toenadering. Als men het
daarover heeft, heeft men het vaak over het Amerikaanse
systeem waar het heel gemakkelijk is te switchen van het
ene naar het andere stelsel met behoud van rechten. Ik
denk dat we dat beogen, zonder me vast te pinnen op het
Amerikaanse systeem want wij hebben ook kritiek op de
insufficie¨nties van dat systeem. Het overgaan van het
ene stelsel naar het andere, of andersom, moet perma-
nent mogelijk zijn zonder verlies van rechten. Ik denk dat
dit de ambitie moet zijn die door die werkgroep zal
worden geformuleerd.
We kunnen ten slotte een raming maken van de vier
belangrijkste maatregelen ter bestrijding van discrimina-
ties in het basissysteem van ongeveer negen of tien
miljard frank. De sector zelf zegt dat als we dit halen, het
een onvoorstelbare doorbraak is. Het zal wel nog wat
discussie en argumentatie vergen, dat kunt u wel begrij-
pen. Maar ik wil er voor gaan. Men kan niet enerzijds
zeggen :
Dank zij de KMO's hebben wij zoveel welvaart
in dit land
en anderzijds de KMO's op een ongelijke
manier in het basissysteem van sociale statuten behan-
delen.
Ik meen te hebben geantwoord op de vragen van de heer
Van Campenhout onder meer inzake de wegwerking van
het pensioenverlies bij vervroegd pensioen, de gefa-
seerde gelijkschakeling van kinderbijslagen voor het eer-
ste kind, het alligneren van de invaliditeitsuitkering met
verhoging van het pensioen, het verkorten van de ca-
renstijd voor de ziekteuitkeringen van 3 naar 1 maand.
De laatste twee voorstellen moeten kunnen ingaan vanaf
1 juli. Over de andere voorstellen worden de onderhan-
delingen in de regering voortgezet. Op die manier pro-
beren we de discriminaties weg te werken.
De heer Koen Bultinck (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, alhoewel ik de minister wens te danken voor
zijn uitgebreid antwoord, neem ik er akte van dat hij een
belangrijke nuance heeft aangebracht inzake een gelei-
delijke evolutie naar het eenheidsstatuut. Uw antwoord
staat haaks op een aantal vroegere uitspraken, mijnheer
de minister. Ik verwijs opnieuw naar het artikel van 2 mei
in De Gazet van Antwerpen.
Mijnheer de minister, het verheugt me dat er geen sprake
is van een verhoging van de sociale bijdragen voor
zelfstandigen. Het zou bijzonder kras zijn dat de zelfstan-
digen zelf moeten opdraaien voor de verbetering van hun
eigen statuut waar ze overduidelijk meer dan recht op
hebben.
Het Vlaams Blok zal dit dossier op een positief kritische
wijze blijven opvolgen. U kunt op ons rekenen niet alleen
om de discriminaties weg te werken maar ook om nog
verder te gaan.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, ik sluit me aan bij de bemerking van
de heer Bultinck inzake uw interview van 2 mei. In dit
artikel hebt u het niet over een gemakkelijke overgang
van een systeem van werknemers naar dat van zelfstan-
digen. Ik heb uit de krantenartikels begrepen dat u de
discriminaties wou wegwerken en hiervoor 10 miljard
frank veil had. Ik kan begrijpen dat u zegt dat dit moeilijk
realiseerbaar is. Het zijn immers twee aparte stelsels. In
het werknemersstelsel betaalt een werknemer 13% zelf
en de werkgever betaalt 33 a` 34%. Een zelfstandige
betaalt 16,7%. De eerste is voor 7 a` 8 sectoren verze-
kerd, de zelfstandige slechts voor 4 sectoren. Het is een
totaal verschillend systeem waarvan men moeilijk kan
zeggen dat een gelijkschakeling en de wegwerking van
de discriminaties hic et nunc kan gebeuren. Als de heer
Van Campenhout daarop aandringt, moet hij rekening
houden met de consequenties van zijn voorstel. Op dit
ogenblik liggen deze niet voor de hand.
Mijnheer de minister, u rept met geen woord over het
systeem van de ziekteverzekering. De zelfstandigen zijn
alleen verzekerd voor de grote risico's. De kleine risico's
worden via een aparte rekening uit eigen zak betaald. Zal
u ook deze discriminatie wegwerken ? U hebt evenmin
geantwoord op mijn vraag inzake de vennootschaps-
bijdragen. U hebt wel geantwoord op mijn vraag met
betrekking tot het systeem van de alternatieve financie-
18
HA 50
COM 192
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Trees Pieters
ring. U stelt duidelijk dat de zelfstandigen die een belang-
rijke inbreng hebben in de alternatieve financiering hun
aandeel moeten krijgen in verhouding tot de inbreng in de
economische realiteit. Als u de centen haalt uit de
alternatieve financiering, is dit perfect mogelijk. Als het
aandeel in verhouding zou staan tot het aandeel van de
zelfstandigen in de actieve beroepsbevolking betekent dit
16,6%. Dit betekent eveneens dat het aandeel van 7,6
miljard frank opgetrokken tot 24,6 miljard frank. Dit
betekent echter ook dat het stelsel van de werknemers
een aantal miljarden minder ontvangt. Ik veronderstel dat
over deze aanpak nog een hartig woordje zal worden
gediscussieerd en dat dit nog lang niet verworven is.
De heer Ludo Van Campenhout (VLD) : Mijnheer de
minister, ik dank u voor uw uitgebreid en duidelijk ant-
woord. Het doel van de regering is een aantal discrimi-
naties weg te werken, zoals de discriminatie inzake de
gezinsbijslag. Deze discriminaties bestaan trouwens al
een aantal decennia. Het is het doel van de regering die
discriminaties weg te werken. Het is niet het doel te
evolueren naar een ongenuanceerde gelijkschakeling
van de statuten, want die gelijkschakeling zou vooral
ongenuanceerd zijn in het optrekken van de bijdragen.
Het is geen verzuchting van de zelfstandigen om tot een
lineaire gelijkschakeling van beide statuten te komen.
Wel wenst men op korte termijn een aantal discriminaties
weg te werken, zoals toegelicht in deze commissie.
Minister Jaak Gabriels : Mevrouw Pieters, de ziektever-
zekering werd nog niet onderzocht tijdens de eerste
ronde. Hiervan moet de becijfering nog worden gemaakt.
Wij willen dit element in het grotere debat aanbrengen.
Het uitgangspunt is dat het extra uitgaven zal vergen
voor een betere dekking van risico's die er in het begin
bewust uit gehouden zijn. Hierover zal een meer gron-
dige denkoefening moeten worden gehouden, wat niet
mogelijk is bij de wegwerking van de discriminaties.
Het antwoord op uw vraag inzake de verhoging van de
vennootschapbijdragen is negatief. Wij zullen er ons
fundamenteel tegen verzetten.
Wat de alternatieve financiering via de BTW betreft, moet
worden gezegd dat de regeling voor de werknemers
destijds inzake de toekenning van deze bedragen een vrij
ongelijke verdeling heeft opgeleverd - 95% gaat naar de
werknemers en 5% naar de zelfstandigen. Meer dan 21%
van de beroepsbevolking is op dit ogenblik zelfstandig.
Indien wij binnenkort klaarheid hebben in het dossier
schijnzelfstandigen, dan ben ik ervan overtuigd dat het
aantal nog zal toenemen. Hier moet wel duidelijkheid
worden geschapen. Men kan niet zeggen dat die 21%
van de actieve bevolking zich dan tevreden moet stellen
met 5% van de inkomsten. Dat is de redenering die
achter het dossier van de alternatieve financiering zit.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan de
minister van Landbouw en Middenstand over
de
eventuele wijziging van het koninklijk besluit dat de
bouwberoepen reguleert
(nr. 1768)
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes sur
l'e´ven-
tuelle modification de l'arre^te´ royal re´glementant les
activite´s professionnelles dans le secteur de la cons-
truction
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, vorige week las ik in een
artikel uit het tijdschrift van de confederatie van de bouw
dat omtrent de tijdens de vorige legislatuur in de Kamer
behandelde programmawet tot bevordering van het zelf-
standig ondernemerschap, voor de bouwsector de
uitvoeringsbesluiten inzake de nieuwe vestigingsregeling
zouden worden ingetrokken. Inderdaad, uit de beleids-
nota van de minister kan worden afgeleid dat er iets zou
gebeuren. De Kamer heeft tijdens de vorige legislatuur in
de programmawet aangedrongen op en beslist over te
gaan tot een actualisering en een vereenvoudiging van
de vestigingsreglementering voor de verschillende be-
roepen. Het koninklijk besluit van 27 april 1999 regelt de
uitoefeningsvoorwaarden van de zelfstandige beroeps-
werkzaamheden die behoren tot de intersectorale cate-
gorie van de bouw. Dit koninklijk besluit werd tot stand
gebracht in overleg met de sector en na advies van de
Hoge Raad van de Middenstand.
De bedoeling hiervan is dat zowel de beheerskennis als
de praktijkkennis aan de realiteit zouden worden getoetst
en dat de startende aannemer van bouwwerken of schil-
derwerken en andere als zelfstandige met voldoende
kennis op de arbeidsmarkt zou treden teneinde faillisse-
menten te voorkomen en teneinde hun zaak op een meer
efficie¨nte manier te runnen, met betere kennis over
algemeen beheer van een zaak, maar ook met een
betere technische kennis van het beroep dat hij/zij wenst
uit te oefenen.
De reglementering pakt ook een reeks wantoestanden
aan in de bouwsector, onder meer het statuut van de
zelfstandige in bijberoep. Deze mensen voeren zeer
geregeld oneerlijke concurrentie, voornamelijk omdat
hun voordelig statuut niet beperkt is in tijd. Zij kunnen
naast hun werknemersstatuut in bijberoep een zelfstan-
dige activiteit uitoefenen. Zij genieten een pakket van
voordelen ten aanzien van de gereglementeerde zelf-
standige. De programmawet ter bevordering van het
HA 50
COM 192
19
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Trees Pieters
zelfstandig ondernemerschap van de vorige legislatuur
had de bedoeling om via het beter omkaderen van de
beheerskennis en de beroepskennis het statuut van de
zelfstandige beter te reglementeren ook ten aanzien van
de bijberoepen.
Op de jaarvergadering van de confederatie van de bouw
heeft de minister verklaard dat hij het koninklijk besluit
dat klaar lag, zou intrekken en zou vervangen door een
nieuw koninklijk besluit. Het koninklijk besluit van 27 april
1999 zal dus niet in werking treden op 1 januari 2001, de
voorziene datum.
In die context wou ik vernemen, mijnheer de minister,
waarom u dit koninklijk besluit niet wilde uitvoeren. U
moet nu dringend een nieuw koninklijk besluit klaarsto-
men, want binnen zes maanden moet dit er zijn. Hoe ziet
het nieuw koninklijk besluit er uit ? Zal dit initiatief niet
leiden tot een vertraging in de vernieuwing van de
reglementering ? Ten slotte, hoe zal u de oneerlijke
concurrentie die door talrijke zelfstandigen in bijberoep
wordt gevoerd, bestrijden ?
Minister
Jaak
Gabriels :
Mijnheer
de
voorzitter,
collega's, ik wil op de vragen van collega Trees Pieters
heel duidelijk ingaan. Het is anderzijds wel moeilijk om te
zeggen hoe mijn toekomstig koninklijk besluit er zal uit
zien, want dan polst u naar de intenties van de regering.
Ik zal de lijnen aangeven binnen dewelke de voorberei-
ding verloopt. Ik denk dat dit beter is dan ons nu al vast
te pinnen op een definitief gegeven dat er trouwens niet
is.
Ik wil de vestigingsreglementering zo spoedig mogelijk
vernieuwen en vereenvoudigen. Daarom laat ik ook
onderzoeken of het koninklijk besluit van 27 april 1999
beantwoordt aan die dubbele doelstelling. Het onderzoek
hoeft het vernieuwingsproces niet te vertragen. Hoofd-
stuk I, artikel 2, van de programmawet van 10 februari
1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemer-
schap,
de
zogenaamde
vestigingswet,
gaat
over
ondernemersvaardigheden, namelijk basiskennis van het
bedrijfsbeheer en beroepsbekwaamheid. Dit onderdeel
van de wetgeving is niet bedoeld als wapen tegen
oneerlijke concurrentie. Aangezien de eisen op het ge-
bied van de ondernemersvaardigheden minimumeisen
zijn, is het neveneffect op die oneerlijke concurrentie mijn
inziens te verwaarlozen.
Waarom moeten wij opnieuw de evaluatie van de bouw-
beroepen doen ? U weet dat mijn voorganger dit reeds
heeft gedaan en dat dit geen enkel effect heeft gesor-
teerd. In een minimum van tijd moeten wij in overleg
treden met de sector om tot de nieuwe evaluatie te
komen die twee doelstellingen moet hebben, namelijk de
vereenvoudiging van de vestigingsregeling en het uitslui-
ten van oneerlijke concurrentie. Dit is in de sector een
prioritaire eis en wij willen dit samen met de sector in een
minimum van tijd op de rails zetten. Dit zijn de lijnen waar
ik het net over had binnen dewelke de voorbereiding
verloopt.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mijnheer de minister, dit
doet mij eerlijk gezegd denken aan het spel rond de
zogenaamde rommelkaart, namelijk iets afschaffen en
niet weten wat er in de plaats komt. Persoonlijk vind ik dit
heel gevaarlijk. Wanneer u een systeem afschaft, dan
moet u heel duidelijk weten waar u naartoe gaat en wat u
in de plaats stelt.
Ik wil ook zeggen dat inzake de beroepskennis en de
algemene kennis men via de programmawet van voor-
malig minister Pinxten geprobeerd heeft de lat wat hoger
te leggen, specifiek voor de bouw. In die sector is het
bijzonder moeilijk om bekwame mensen te vinden en om
de misbruiken tegen te gaan.
Uiteindelijk moet men ook de consumenten kunnen be-
schermen. Dat is een heel belangrijk element dat ik hier
vandaag niet gehoord heb. Dit koninklijk besluit werd niet
enkel genomen om te actualiseren, te vereenvoudigen
en de consumenten te beschermen, maar ook om de
faillissementen die in de bouwsector zo talrijk zijn, te
voorkomen.
Ik vind het gevaarlijk om een koninklijk besluit af te
schaffen zonder te weten wat er in de plaats komt, een
koninklijk besluit dat tot stand kwam na overleg met de
sectoren. U wordt immers tegen 2001, dus binnen
6 maand, geconfronteerd met de inwerkingtreding van
een nieuw koninklijk besluit dat moet worden vervangen
door nog een ander koninklijk besluit.
Minister Jaak Gabriels : Mijnheer de voorzitter, de ter-
mijn is uiteraard kort. Hetzelfde geldt voor de gegevens in
verband met architectuur. Ik zal de uitdrukkelijke wens
van zowel de bouwsector als de architecten om opnieuw
te negotie¨ren, respecteren. Er is inderdaad weinig tijd,
maar wij zijn met de voorbereiding bezig en hopen snel
tot concrete voorstellen te komen. Mevrouw Pieters, ik wil
beklemtonen - en dat is niet polemisch bedoeld - dat alle
voorstellen die ter vereenvoudiging werden gedaan door
de Hoge Raad voor de Middenstand niet door mijn
voorganger werden aangehouden. De Hoge Raad voor
de Middenstand heeft mij zelf het advies bezorgd om
hiermee rekening te houden. Ik wil hen dan ook tegemoet
treden door de vereenvoudiging als uitgangspunt te
stellen bij alle voorstellen die naar voren worden gescho-
ven.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mijnheer de minister, het
zou goed zijn om de hele sector te consulteren. Ik
vermoed dat u alleen rekening houdt met de grote,
almachtige bedrijven in de bouwsector en niet met de
kleine, zelfstandige bouwondernemer.
20
HA 50
COM 192
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Minister Jaak Gabriels : Mevrouw Pieters, ik maak geen
onderscheid tussen grote en kleine bedrijven als ik de
confederatie of de architecten per provincie consulteer.
Iedereen is steeds welkom.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 17.20 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 17.20 heures.
HA 50
COM 192
21
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000