B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
V
OLKSGEZONDHEID
,
HET
L
EEFMILIEU
EN DE
M
AATSCHAPPELIJKE HERNIEUWING
COMMISSION DE LA
S
ANTÉ PUBLIQUE
,
DE L
'E
NVIRONNEMENT
ET DU
R
ENOUVEAU DE LA
S
OCIÉTÉ
VAN
DU
09-05-2000
09-05-2000
HA 50
COM 190
HA 50
COM 190
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 190
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 9 mei 2000
COMMISSIE VOOR DE VOLKSGEZONDHEID, HET
LEEFMILIEU
EN
DE
MAATSCHAPPELIJKE
HERNIEUWING
-
COM 190
Samengevoegde interpellaties van :
- de heer Claude Eerdekens tot de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over
het gevaar dat voor de betrokken bevolking voortkomt uit
de installatie van relais-antennes voor mobiele telefonie
(nr. 336)
- mevrouw Martine Dardenne tot de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over
het gevaar dat voor de bevolking voortkomt uit de instal-
latie van relais-antennes voor mobiele telefonie
(nr. 345)
-
de
heer
Luc
Sevenhans
tot
de
minister
van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over
de mogelijke gevaren ingevolge de plaatsing van GSM-
masten (nr. 387)
5
sprekers : Claude Eerdekens, voorzitter van de PS-
fractie, Martine Dardenne, Luc Sevenhans, Magda
Aelvoet, minister van Consumentenzaken, Volksge-
zondheid en Leefmilieu, Hubert Brouns
Moties
11
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
over
de pedagogische spelbegeleiding van zieke kinde-
ren in het ziekenhuis
(nr. 1550)
11
sprekers : Luc Goutry, Magda Aelvoet, minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen en aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de uitvoering van de wet tot reorganisatie
van de gezondheidszorg
(nr. 1641)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu)
12
sprekers : Trees Pieters, Magda Aelvoet, minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
Mondelinge vraag van mevrouw Alexandra Colen aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de verkrijgbaarheid van de zogeheten
abortuspil Mifegyne in erkende centra voor zwanger-
schapsafbreking en over de erkenning van deze centra
(nr. 1712)
13
sprekers : Alexandra Colen, Magda Aelvoet, minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmi-
lieu
Sommaire
Mardi 9 mai 2000
COMMISSION
DE
LA
SANTE
´
PUBLIQUE,
DE
L'ENVIRONNEMENT ET DU RENOUVEAU DE LA
SOCIE
´ TE´ - COM 190
Interpellations jointes de :
- M. Claude Eerdekens a` la ministre de la Protection de la
consommation,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement sur
le danger pour les populations con-
cerne´es re´sultant de l'installation d'antennes relais de
te´le´phonie mobile
(n° 336)
- Mme Martine Dardenne a` la ministre de la Protection de
la
consommation,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement sur
le danger pour la population re´sul-
tant de l'installation d'antennes relais de te´le´phonie mo-
bile
(n° 345)
- M. Luc Sevenhans a` la ministre de la Protection de la
consommation,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement sur
les dangers e´ventuels de´coulant de
l'installation de pylo^nes GSM
(n° 387)
5
orateurs : Claude Eerdekens, pre´sident du groupe PS,
Martine Dardenne, Luc Sevenhans, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation, de la
Sante´ publique et de l'Environnement, Hubert Brouns
Motions
11
Question orale de M. Luc Goutry a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
l'accompagnement pe´dagogique par
le jeu des enfants malades a` l'ho^pital
(n° 1550)
11
orateurs : Luc Goutry, Magda Aelvoet, ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et
de l'Environnement
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre des
Affaires sociales et des Pensions et a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
l'exe´cution de la loi sur la re´organi-
sation des soins de sante´
(n° 1641)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par la ministre de la Protection
de la consommation, de la Sante´ publique)
12
orateurs : Trees Pieters, Magda Aelvoet, ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et
de l'Environnement
Question orale de Mme Alexandra Colen a` la ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique et
de l'Environnement sur
l'obtention de la pilule abortive
Mifegyne dans les centres agre´e´s pour les interruptions de
grossesse et sur la reconnaissance de ces centres
(n° 1712)
13
orateurs : Alexandra Colen, Magda Aelvoet, ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement
HA 50
COM 190
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van de heer Arnold Van Aperen aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
het aanbrengen van brailleschrift op de
verpakkingen van geneesmiddelen
(nr. 1719)
15
sprekers : Arnold Van Aperen, Magda Aelvoet, minis-
ter van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leef-
milieu
Mondelinge vraag van de heer Patrick Lansens aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de amendementen van het Europees
Parlement met betrekking tot de Europese richtlijn inzake
water
(nr. 1705)
17
sprekers : Patrick Lansens, Magda Aelvoet, minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmi-
lieu
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
over
de arbeidsomstandigheden van apothekers-klinisch
biologen in opleiding
(nr. 1737)
19
sprekers : Luc Goutry, Magda Aelvoet, minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
Mondelinge vraag van mevrouw Yolande Avontroodt aan
de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de wachtdiensten van huisartsen
(nr. 1600)
19
sprekers : Yolande Avontroodt, voorzitter van de com-
missie, Magda Aelvoet, minister van Consumenten-
zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de resultaten van de werkgroep drugs
(nr. 1749)
21
sprekers : Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet, minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmi-
lieu
Samengevoegde mondelinge vragen van de dames Anne-
mie Van de Casteele en Yolande Avontroodt aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de productie en controle van ontsmet-
tingsmiddelen en de mogelijke besmetting door gebruik
van een slecht lot Cidex
(nrs. 1754 en 1757)
22
sprekers : Yolande Avontroodt, voorzitter van de com-
missie, Magda Aelvoet, minister van Consumenten-
zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
Question orale de M. Arnold Van Aperen a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
la mention en e´criture Braille sur les
emballages des me´dicaments
(n° 1719)
15
orateurs : Arnold Van Aperen, Magda Aelvoet, mini-
stre de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement
Question orale de M. Patrick Lansens a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
les amendements du Parlement
europe´en relatifs a` la directive europe´enne sur l'eau
(n° 1705)
17
orateurs : Patrick Lansens, Magda Aelvoet, ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement
Question orale de M. Luc Goutry a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
les conditions de travail des
pharmaciens-biologistes cliniques en formation
(n° 1737)
19
orateurs : Luc Goutry, Magda Aelvoet, ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et
de l'Environnement
Question orale de Mme Yolande Avontroodt a` la ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement sur
les services de garde des
me´decins ge´ne´ralistes
(n° 1600)
19
orateurs : Yolande Avontroodt, pre´sidente de la com-
mission, Magda Aelvoet, ministre de la Protection de la
consommation,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement
Question orale de M. Jo Vandeurzen a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
les re´sultats du groupe de travail
drogues
(n° 1749)
21
orateurs : Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet, ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement
Questions orales jointes de Mmes Annemie Van de Cas-
teele et Yolande Avontroodt a` la ministre de la Protection
de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
la production et le contro^le des
de´sinfectants et l'e´ventuelle contamination provoque´e par
l'utilisation d'un lot de´fectueux de Cidex
(n
os
1754 et
1757)
22
orateurs : Yolande Avontroodt, pre´sidente de la com-
mission, Magda Aelvoet, ministre de la Protection de la
consommation,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement
4
HA 50
COM 190
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE LA SANTE´ PUBLIQUE,
DE L'ENVIRONNEMENT
ET DU RENOUVEAU DE LA SOCIE´TE´
COMMISSIE VOOR DE VOLKSGEZONDHEID,
HET LEEFMILIEU
EN DE MAATSCHAPPELIJKE HERNIEUWING
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 9 MAI 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 9 MEI 2000
De vergadering wordt geopend om 10.07 uur door me-
vrouw Yolande Avontroodt, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 10.07 heures par Mme Yolande
Avontroodt, pre´sidente.
Interpellations jointes de :
- M. Claude Eerdekens a` la ministre de la Protection
de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
le danger pour les populations
concerne´es re´sultant de l'installation d'antennes re-
lais de te´le´phonie mobile
- Mme Martine Dardenne a` la ministre de la Protection
de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
le danger pour la population
re´sultant de l'installation d'antennes relais de te´le´-
phonie mobile
- M. Luc Sevenhans a` la ministre de la Protection de
la consommation, de la Sante´ publique et de l'Envi-
ronnement sur
les dangers e´ventuels de´coulant de
l'installation de pylo
^ nes GSM
Samengevoegde interpellaties van :
- de heer Claude Eerdekens tot de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
over
het gevaar dat voor de betrokken bevolking
voortkomt uit de installatie van relais-antennes voor
mobiele telefonie
(nr. 336)
- mevrouw Martine Dardenne tot de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
over
het gevaar dat voor de bevolking voortkomt uit
de installatie van relais-antennes voor mobiele tele-
fonie
(nr. 345)
- de heer Luc Sevenhans tot de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
over
de mogelijke gevaren ingevolge de plaatsing
van GSM-masten (nr. 387)
M. Claude Eerdekens (PS) : Madame la pre´sidente,
madame la ministre, chers colle`gues, je serai relative-
ment bref.
En ce qui concerne les antennes relais de te´le´phonie
mobile, surviennent pour l'instant de nombreuses pole´-
miques quant au danger, re´el ou non, de ces antennes
pour la sante´ publique.
Au de´but, les administrations communales, ignorant les
pole´miques qui allaient survenir ensuite, ont de´livre´ les
permis de ba^tir. Assez curieusement, dans ce domaine, il
n'y a matie`re qu'a` permis de ba^tir pour l'instant. Cette
matie`re ne rele`ve pas de la compe´tence du gouverne-
ment fe´de´ral mais des re´gions et, assez bizarrement, les
re´gions, en fonction du RGPT, ne conside`rent pas qu'il y
a matie`re a` e´tablissement classe´ puisque dans l'arre^te´
du Re´gent de 1947, ces antennes, qui n'existaient pas a`
l'e´poque, n'ont pas e´te´ reprises dans la nomenclature.
C'est ainsi que ce n'est qu'en matie`re de permis de ba^tir,
que ce soit le CWATUP en Wallonie ou l'e´quivalent en
Flandre ou a` Bruxelles, qu'il y a matie`re a` permis.
De plus, de`s qu'il s'agit de question de danger pour la
sante´ publique, les administrations locales ne peuvent
pas, en matie`re de permis de ba^tir, se baser sur des
proble`mes de sante´ pour refuser un permis de ba^tir. La
jurisprudence du Conseil d'Etat n'autorise un refus de
permis de ba^tir que pour des raisons lie´es a` l'ame´nage-
ment du territoire et non a` la sante´ publique en ge´ne´ral,
pour tout ce qui ressort des e´tablissements classe´s.
La question qui se pose est de savoir quelle attitude les
communes doivent adopter en la matie`re, dans la me-
sure ou` les autorite´s re´gionales, en Wallonie en tout cas,
n'ont a` ce jour - au niveau du ministre ayant l'environne-
ment ou l'urbanisme dans ses attributions, M. Foret en
l'occurrence pour la Re´gion wallonne - pris aucune
de´cision ni adresse´ aucune recommandation aux com-
munes.
HA 50
COM 190
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Claude Eerdekens
Certes, vous e^tes exclusivement compe´tente sur le plan
fe´de´ral et non dans une matie`re re´gionale. Ne´anmoins,
les proble`mes de sante´ publique sont, en tant que tels,
de la compe´tence de la ministre fe´de´rale.
Madame la ministre, a` votre estime, les communes
peuvent-elles adopter des ordonnances de police, en
vertu de la loi communale, re´glementant l'installation
d'antennes relais de te´le´phonie mobile sur le territoire
communal ?
Dans de nombreuses communes de Wallonie, le parti
ECOLO, dans le cadre de ce qu'on appelle le principe de
pre´caution, a propose´ au conseil communal d'adopter
des ordonnances de police administrative sugge´rant que
toute station relais de mobilophonie GSM soit implante´e
a` 310 me`tres au moins des habitations, dans le cadre
d'un seul ope´rateur, 440 me`tres dans le cadre de deux
ope´rateurs sur le me^me site, 540 me`tres dans le cadre
d'un regroupement de trois ope´rateurs sur le me^me site.
Pourquoi trois ope´rateurs ? Parce que trois ope´rateurs
sont actuellement agre´e´s par le gouvernement fe´de´ral,
dans le cadre de la libe´ralisation du marche´ de la
mobilophonie, a` savoir Proximus, le premier dans le
temps, Mobistar le second et KPN le troisie`me.
Tout cela est e´videmment extre^mement important pour la
sante´ publique.
Cette proposition doit-elle ou non e^tre suivie d'effets ?
En ce qui me concerne et dans le cadre de mes
responsabilite´s communales, j'ai pre´cise´ n'e^tre a priori
absolument pas oppose´ a` la proposition qui m'e´tait faite
mais je souhaitais connai^tre le sentiment de la ministre
fe´de´rale de la Sante´ a` cet e´gard.
Si vous conside´rez que ce qui est sugge´re´ par le parti
ECOLO au travers de ses multiples conseillers commu-
naux est fonde´, j'estime que dans ce cas, les conseils
communaux doivent adopter une telle ordonnance de
police, me^me si se pose a` son e´gard un proble`me de
le´galite´.
Madame la ministre, j'aimerais savoir ce qu'il en est au
niveau de la sante´ publique et ce que vous pouvez
utilement, dans le cadre du principe de pre´caution,
sugge´rer aux mandataires communaux confronte´s a`
cette situation.
Pour l'instant, dans les communes wallonnes en tout
cas - et je suppose qu'il en va de me^me dans les autres
parties du pays -, tous les permis de ba^tir sont suspendus
ou refuse´s parce que les communes s'inquie`tent.
Apre`s avoir e´te´ en contact avec les administrations
communales, les ope´rateurs nous disent que l'on s'affole
parce que les antennes de gendarmerie situe´es sur les
toitures des gendarmeries provoquent des ondes qui
justifieraient l'e´vacuation des populations dans un rayon
de cinq kilome`tres.
Comme dans ma commune, il y a une antenne de
gendarmerie, je devrais provoquer l'e´vacuation de
17 000 habitants si les craintes e´taient fonde´es. Une
mesure moins radicale serait d'interdire cette antenne de
gendarmerie. Que faut-il faire exactement ?
Les me^mes ope´rateurs nous disent que si l'on suivait ce
raisonnement pessimiste, on devrait e´vacuer la popula-
tion dans un rayon de 80 kilome`tres a` partir de l'antenne
de la RTBF de Wavre qui diffuse les e´missions radio.
Dans cette querelle d'experts, les pouvoirs publics ne
savent finalement plus sur quel pied danser. De`s lors,
dans le cadre de mes responsabilite´s municipales, je suis
dispose´ a` prendre un arre^te´, pour autant que les bases
scientifiques le justifient. Je suis dispose´ a` prendre plus
de pre´cautions que ne´cessaire. Mais je voudrais savoir
ce que l'on peut faire et ce que l'on ne peut pas faire. Je
peux vous assurer qu'en province de Namur, les
38 bourgmestres sont attentifs a` la re´ponse qu'ils doivent
donner a` la population qui s'inquie`te. Des publications
scientifiques contradictoires sont diffuse´es sur la matie`re.
Quelles mesures nous sugge´rez-vous de prendre ?
Mme Martine Dardenne (AGALEV-ECOLO) : Madame
la pre´sidente, madame la ministre, chers colle`gues,
j'interviendrai au sujet de l'interpellation de M. Eerde-
kens, non seulement parce qu'il parle de nous, mais
aussi parce qu'il est grand temps que l'on se pre´occupe
du proble`me des antennes GSM. De 1993 a` 1995, on a
constate´ un de´sinte´re^t des autorite´s, du^ surtout a` un
manque d'information du public, qui a conduit Proximus,
premier ope´rateur de mobilophonie installe´ sur le terri-
toire, a` implanter ces antennes relais sans trop de
proble`mes. La question s'est corse´e avec l'arrive´e du
second ope´rateur. Cela a change´ pas mal de choses
puisque l'on a assiste´ alors a` une guerre commerciale
entre ope´rateurs, ainsi qu'a` des campagnes publicitaires
colossales qui ont provoque´ une augmentation du nom-
bre des utilisateurs supe´rieure aux pre´visions les plus
optimistes. L'arrive´e d'un troisie`me ope´rateur accentue
encore ces effets.
Comme l'a souligne´ M. Eerdekens, on arrive donc a` une
prolife´ration de plus en plus anarchique des antennes
relais, alors qu'aucune prescription le´gale particulie`re
n'est mise en place. Seule la proce´dure du permis
d'urbanisme est utilise´e et les communes adoptent des
positions diverses. Certaines communes ont entrepris
des enque^tes publiques ou demande´ des avis d'experts
tandis que d'autres ne font rien. La situation est donc
relativement anarchique et il serait temps de prendre les
choses en main.
Par ailleurs, il existe une controverse importante quant
au risque pour la sante´ du rayonnement de ces anten-
nes, surtout pour les faibles niveaux d'intensite´ comme
ceux que l'on constate a` quelques me`tres des antennes.
C'est tout le proble`me, dont parle en radioactivite´, des
6
HA 50
COM 190
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Martine Dardenne
faibles doses qui touchent les individus de fac¸on cons-
tante. Vu les re´sultats de nombreuses e´tudes, la pre´-
somption d'effets ne´gatifs sur la sante´ est telle que l'OMS
a juge´ opportun de de´gager des moyens pour un impor-
tant programme de recherches. Malheureusement, les
re´sultats de ce programme ne sont pre´vus que pour
2004. En attendant, la population sert de cobaye puisque
l'on implante des antennes partout. A mon avis, en 2004,
le troisie`me ope´rateur aura fini d'implanter ses antennes.
Il y aura me^me peut-e^tre un quatrie`me ou un cinquie`me
ope´rateur.
Il nous parai^t important que les autorite´s responsables de
la Sante´ publique se penchent sur ce proble`me.
Actuellement, on sait que les effets sur la sante´ sont
certains. De nombreuses e´tudes scientifiques de´termi-
nent le niveau le plus bas a` partir duquel, selon elles, se
produisent des effets ne´gatifs. Pour nous, il ne suffit pas
de faire une moyenne de ces chiffres pour s'estimer
satisfait. En tout cas, on ne peut pas le faire si on veut
mettre en place le principe de pre´caution, me^me tempe´re´
par ce qu'on appelle le principe de proportionnalite´,
c'est-a`-dire le principe aussi bas qu'il est raisonnable
d'aller. Je ne suis pas en train de dire qu'il faut appliquer
le principe de pre´caution a` tout crin. Je dis que ce
principe de pre´caution doit e^tre tempe´re´ par le principe
de proportionnalite´. Cela dit, cela implique certaines
choses.
Je voudrais souligner une chose dont on ne parle ja-
mais : la multiplication des antennes relais dans les
zones urbaines pose proble`me. En effet, en zone rurale,
on dispose d'un certain espace, normalement en tout cas
en Re´gion wallonne ou` existe encore une zone rurale
effective.
En zone urbaine, la multiplication des antennes n'a pas
d'autre but que de transmettre les communications mo-
biles a` l'inte´rieur des ba^timents. Or, a` l'inte´rieur de
ceux-ci, on trouve ge´ne´ralement des te´le´phones fixes et
je pense que cela ne fait pas l'affaire des ope´rateurs de
mobilophonie. Le pre´sident de la Chambre qui fulmine
chaque fois qu'il entend un GSM sonner appre´ciera toute
la valeur de cet argument.
Je voudrais donc demander a` Mme la ministre comment
elle envisage de mettre en oeuvre, dans ce cadre de la
mobilophonie, le principe de pre´caution dans sa globa-
lite´, jusqu'au seuil le plus bas mis en avant par des
e´tudes scientifiques de plus en plus nombreuses. Est-il
question que la Sante´ publique se penche sur ce pro-
ble`me qui a de´ja` trop attendu une solution ?
De heer Luc Sevenhans (Vlaams Blok) : Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, ik sluit mij aan bij de
uiteenzettingen van de vorige interpellanten. Met zekere
regelmaat verschijnen studies over de al dan niet scha-
delijkheid van het GSM-gebruik. Deze studies spreken
mekaar geregeld tegen. Eerlijkheidshalve moet ik wel
meegeven dat de meerderheid van deze studies op een
negatieve weerslag wijzen. Er zijn evenwel voldoende
aanwijzingen om in dit dossier het voordeel van de twijfel
te laten meespelen.
Mevrouw de minister, ik weet dat u zich over deze
problematiek buigt. In het programma De Zevende Dag
van voorbije zondag heeft een van uw medewerkers een
aantal mensen te woord gestaan. Ik ben er ook van op de
hoogte dat u samen met minister Daems een werkgroep
zult oprichten om het probleem fundamenteel aan te
pakken. Bij de bevolking bestaat er toch twijfel over het
gevaar bij het gebruik van de GSM. Hierop wil ik niet
dieper ingaan omdat het gebruik van de GSM een
persoonlijke keuze is. Een GSM-mast daarentegen is
geen persoonlijke keuze. Het probleem heeft mij ook
persoonlijk beroerd omdat er terzake in mijn eigen ge-
meente een hele rel heeft plaatsgehad. Werkelijk bij
nacht en ontij, 's avonds om 19 uur, heeft Belgacom een
GSM-mast neergeplant. Dit is toch een hoogst ongebrui-
kelijke manier van handelen om een confrontatie met de
buurt te vermijden. De GSM-mast staat op 30 meter van
de huizen verwijderd. Ik verneem dat in Wallonie¨ een
GSM-mast op 300 meter van de huizen zou worden
neergezet. Het zijn uiteraard voorstellen die een bepaald
risico kunnen minimaliseren, als er al een risico zou
bestaan, wat uiteraard nog niet bewezen is.
Mevrouw de minister, ik kan u natuurlijk niet verzoeken
nog een wetenschappelijke studie te laten uitvoeren. Dat
is ook de bedoeling niet. Het is volgens mij evenwel
noodzakelijk dat er overleg komt tussen de verschillende
gewesten. Blijkbaar zijn ook daar verschillen merkbaar.
Het is noodzakelijk dat elke burger gelijk wordt behan-
deld.
Mevrouw de minister, ik hoop dat het plan dat u ontwik-
kelt vrij snel kan worden uitgevoerd, want de plaatsing
van GSM-masten is blijkbaar in een stroomversnelling
terechtgekomen. Op de weg van Antwerpen naar Brussel
heb ik er in de loop van e´e´n maand acht tot negen zien
bijkomen, wat toch vrij veel is. Het is werkelijk een
wildgroei geworden. Ook wordt te weinig rekening ge-
houden met het esthetische aspect. Dit valt evenwel niet
onder uw bevoegdheid. Ondanks de afspraken zie ik
binnen een cirkel van 50 meter drie masten verschijnen.
Dat zou volgens mij ook niet mogen gebeuren.
Mevrouw de minister, de meeste studies worden gefinan-
cierd door de producenten en niet door de gebruikers.
Het is misschien de reden waarom zoveel studies een
negatief beeld weergeven. Ook ik uit hierover mijn be-
zorgdheid. Ook de minister heeft in het verleden reeds
aangetoond bezorgd te zijn met de gezondheid van de
bevolking. Het is volgens mij dan ook de hoogste tijd dat
er terzake iets gebeurt.
HA 50
COM 190
7
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
La pre´sidente : Mme Dardenne, avez-vous encore une
question ?
Mme Martine Dardenne (AGALEV-ECOLO) : Non. J'ai
juste un conseil a` M. Eerdekens : il serait peut-e^tre plus
facile de de´placer la gendarmerie que la population. Je
suppose qu'il n'y a pas 17 000 gendarmes dans votre
gendarmerie.
Mme Magda Aelvoet, ministre : Madame la pre´sidente,
chers colle`gues, je dois vous dire tre`s clairement que le
proble`me mis ici sur la table est un proble`me difficile. En
ce moment, il n'y a pas de re´ponse simple, claire et nette
a` donner. Quand on est responsable, d'une certaine
fac¸on -, et il est e´vident que je le suis a` un certain
niveau -, une telle situation ne doit pas durer trop
longtemps. Cela e´tant dit, j'aimerais e´galement dire
quelques mots sur la compe´tence. Comme M. Eerde-
kens l'a mentionne´, le permis de ba^tir est normalement
une compe´tence re´gionale. Il n'y a aucune discussion a`
ce sujet. Par conse´quent, je n'ai aucun impact sur les
politiques mene´es par les re´gions en matie`re de de´li-
vrance des permis de ba^tir, ni sur les circonstances de
celle-ci. On me dit toutefois qu'il n'est pas du tout exclu
que les communes, dans l'inte´re^t de la sante´ des habi-
tants, puissent prendre des ordonnances en cette ma-
tie`re. Mes services juridiques me confirment que cela est
possible. Mais, compte tenu du sentiment d'inse´curite´ qui
re`gne, tant du co^te´ francophone que du co^te´ ne´erlando-
phone, il est important que les autorite´s prennent leurs
responsabilite´s, que ce soit sur le plan re´gional ou
fe´de´ral. Sur le plan re´gional, il est clair que c'e´tait a` elles
de de´terminer un certain nombre de choses en termes
d'implantation. Sur le plan fe´de´ral, il est e´vident que par
le passe´, rien n'a e´te´ fait pour fixer quelque norme que ce
soit. Cela explique la situation d'aujourd'hui ou` chacun
fait un peu n'importe quoi, a` son niveau. Il faut mettre fin
a` une telle situation.
Par le passe´, le Conseil supe´rieur d'hygie`ne a e´mis un
avis, ainsi que l'Organisation mondiale de la sante´, mais
ceux-ci e´taient tre`s ouverts et ne posaient pas de pro-
ble`mes. Par conse´quent, la controverse scientifique qui
re`gne actuellement n'est pas prise en compte par ces
avis d'antant. Me^me l'OMS, a` l'e´poque, a formule´ des
recommandations qui sont plus ou moins respecte´es en
Belgique. Mais, comme je l'ai de´ja` dit, les de´bats portent
davantage sur le fait de savoir si les bonnes questions
ont e´te´ pose´es, si les bonnes re´ponses ont e´te´ trouve´es,
etc. Et la`, un de´bat se met en place.
Selon l'avis de notre Conseil supe´rieur de l'hygie`ne, les
antennes e´mettrices pour la radio et la te´le´vision, les
te´le´communications, les radars, la navigation et la te´le´-
phonie mobile constituent un danger pour l'environne-
ment et un risque potentiel si la puissance e´mise est
supe´rieure a` 10 watts. Les antennes des stations de
base des mobilophones, construites en grand nombre,
ne´cessitent une attention particulie`re.
A la demande des permis de ba^tir pour les antennes
e´mettant plus de 10 watts dans l'environnement, il fau-
drait certainement joindre une e´tude simple concernant
les champs magne´tiques e´mis et la se´curite´ des person-
nes et des travailleurs. En effet, pour autant que des
proble`mes de sante´ d'envergure aient e´te´ mentionne´s,
des travailleurs ont couru des risques en travaillant sur
les pylo^nes car les mesures ne´cessaires de pre´caution
consistant a` e´teindre l'e´mission pendant la dure´e des
travaux n'ont pas e´te´ prises. A la suite de cela, des cas
pre´cis de proble`mes de sante´ ont e´te´ constate´s.
Pour pouvoir e´valuer la densite´ de puissance et la
distance acceptable du pylo^ne, il importe de connai^tre
plusieurs donne´es, a` savoir : fre´quence des signaux,
puissance e´mise, polarisation, directivite´ de l'antenne,
directions azimuts, e´valuation des faisceaux principaux,
largeur des faisceaux dans un plan horizontal et vertical,
hauteur de la ou des antennes, plan d'implantation de la
structure porteuse de l'antenne et situation des ba^timents
habite´s dans l'environnement imme´diat de l'antenne.
Ces donne´es devraient e^tre jointes a` la demande du
permis de ba^tir par le mai^tre d'ouvrage avant chaque
implantation d'une antenne de station de base de mobi-
lophonie. Elles doivent permettre de de´terminer au cas
par cas les zones de risques autour des antennes a`
construire.
Les valeurs de re´fe´rence de la densite´ de puissance
propose´es comme normes de se´curite´ s'e´chelonnent de
4,5 watts/m
2
, valeur propose´e par le
Centre for Euro-
pean Normalization Electricity
(CENELEC) et calcule´e
sur la base des effets thermiques a` court terme, a` 0,001
watt/m
2
, valeur estime´e par d'autres scientifiques. A cet
e´gard, on peut observer la divergence d'appre´ciation des
limites de protection a` long terme pre´conise´es par cer-
tains scientifiques sur la base du seuil d'effets biologi-
ques constate´s.
Donc, les valeurs de re´fe´rences, telles que de´crites dans
la recommandation e´manant de CENELEC pour la pro-
tection du public et des travailleurs contre les champs
magne´tiques, doivent, en tout cas, e^tre conside´re´es
comme des valeurs minimales a` respecter. Mais en ce
qui concerne les effets a` long terme et les e´tudes
e´pide´miologiques, le Conseil supe´rieur constate un be-
soin urgent en recherche scientifique inde´pendante, qui
serait donc finance´e par les autorite´s, avec ou sans
apport du monde industriel, sans pour autant e^tre effec-
tue´e par les ope´rateurs concerne´s uniquement.
Le Conseil recommande la mise en place d'une adminis-
tration suffisamment bien organise´e et compe´tente, no-
tamment en matie`re d'autorisation de limites d'exposition
de surveillance pour veiller a` une utilisation su^re de ces
techniques. A cet e´gard, on pourrait donc e´ventuellement
faire appel a` des redevances, comme dans le cas des
radiations ionisantes.
8
HA 50
COM 190
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
Cela dit, plusieurs e´tudes montrent actuellement les
effets biologiques des ondes a` haute fre´quence. Mais la
question est de savoir si ces effets sont synonymes
d'effets nocifs. C'est sur ce point que porte le de´bat. Voila`
pourquoi, e´tant donne´ cette incertitude, des normes
aussi diffe´rentes sont propose´es par divers scientifiques,
qui, s'ils sont tre`s performants, n'en de´fendent pas moins
des the`ses oppose´es.
Aussi, j'ai demande´ au Conseil supe´rieur d'hygie`ne de
re´unir un groupe d'experts, qui de´marrera ses travaux la
semaine prochaine pour analyser les diffe´rents facteurs
concerne´s, ce, dans un laps de temps re´duit. En effet,
nous sommes presse´s par le temps et ne pouvons nous
permettre d'attendre l'anne´e prochaine ou l'an 2004 ou
encore que l'OMS ait termine´ ses travaux. Ce ne serait
pas re´aliste. Par ailleurs, il est impossible d'imposer une
telle prise de position. Donc, ce comite´ devrait pouvoir
formuler des recommandations, sur lesquelles on pourra
se baser.
L'e´le´ment
suivant
rencontre
tant
l'approbation
de
M. Daems que la mienne. Etant donne´ que le laps de
temps imparti demanderait une prise de position de notre
part pour fin juin, de´but juillet, c'est a` ce moment qu'il
conviendra de pouvoir trancher en premie`re instance.
Ensuite, en fonction des e´ventuelles e´tudes inde´pendan-
tes ulte´rieures, d'ou` qu'elles e´manent, il importera de
pre´voir une clause mentionnant l'application d'adapta-
tions possibles.
En ce moment, les efforts sont axe´s sur la mise en place
du groupe, qui entamera ses travaux la semaine pro-
chaine. J'espe`re que fin juin, mi-juillet au plus tard, nous
pourrons adopter une position provisoire mais suffisam-
ment prudente. Par la suite, on examinera au fur et a`
mesure de la re´alisation d'autres e´tudes, me^me inde´pen-
dantes, s'il convient d'apporter des adaptations.
Mon constat est le suivant : cette affaire se de´veloppe
depuis un certain nombre d'anne´es et jamais les autori-
te´s - qu'elles soient re´gionales ou fe´de´rales - n'ont
effectue´ la moindre de´marche pour se saisir convenable-
ment de ce dossier. En tout cas, elles n'ont pas fait
grand-chose et il est clair qu'elles n'ont de´fini aucune
norme.
M. Claude Eerdekens (PS) : Madame la pre´sidente,
permettez-moi de remercier Mme la ministre de sa
re´ponse qui de´montre tout l'inte´re^t qu'elle porte a` ce
proble`me majeur de sante´ publique, surtout si l'on tient
compte de l'incertitude quant au danger potentiel qu'il
pre´sente pour les populations.
Inde´pendamment de ce que vous comptez faire, ma-
dame la ministre - et d'ici le de´but du mois de juillet, vous
disposerez d'e´le´ments d'information comple´mentaires -,
il serait souhaitable que vous ayez une concertation avec
les ministres re´gionaux - flamands, bruxellois et wallons -
de l'Ame´nagement du territoire et de l'Environnement. En
effet, dans ce domaine, il faut e´viter une cacophonie
entre les re´gions.
Par ailleurs, ce proble`me me´rite e´galement d'e^tre pose´
au niveau europe´en. Peut-e^tre serait-il souhaitable, a`
terme, de disposer d'une directive, tant pour ce qui
concerne l'installation d'antennes de mobilophonie que
pour l'usage des GSM, proble`me pre´occupant e´gale-
ment : je pense au re´chauffement que peut susciter un
GSM apre`s une tre`s longue utilisation. J'ai assiste´ a` une
e´mission particulie`rement effrayante diffuse´e sur Arte a`
ce sujet : il y e´tait question du re´chauffement du cerveau.
Depuis lors, de`s que mon GSM sonne, je m'inquie`te et
j'abre`ge la communication. (Sourires.) J'ai constate´ avec
effarement que lorsqu'il utilisait son GSM, le ministre
Happart, du gouvernement wallon, ressemblait a` un
pilote d'avion : il a une antenne, un micro et il tient son
GSM a` distance. Quand j'ai propose´ a` la Chambre des
repre´sentants d'utiliser le
syste`me Happart pour me´na-
ger le cerveau des parlementaires, le Colle`ge des ques-
teurs m'a pris pour un doux re^veur ! Il y a une me´con-
naissance totale de ce dossier. A terme, nous allons vers
des proble`mes de sante´ publique majeurs. Pour ma part,
je pense que nous devons faire preuve de la plus grande
prudence; l'information doit circuler.
Mme Martine Dardenne (AGALEV-ECOLO) : Madame
la pre´sidente, je remercie Mme la ministre de sa re´ponse.
Je suis e´galement satisfaite de voir qu'elle prend le
proble`me a` bras-le-corps.
Cela dit, nous assistons effectivement - Mme la ministre
l'a signale´ - a` l'expansion d'une technologie dont on ne
mesure pas vraiment les effets. On laisse aller les choses
pour se rendre compte ensuite que nous avons plusieurs
expe´riences malheureuses en Belgique. Il serait temps,
selon moi, de trouver une autre manie`re de se position-
ner par rapport a` ce type de phe´nome`nes, en ge´ne´ral.
Bon nombre d'e´tudes existent et il serait inte´ressant
qu'un groupe d'experts puisse les utiliser : il n'est pas
ne´cessaire de les recommencer.
On peut effectivement de´plorer le manque chronique et
syste´matique d'e´tudes e´pide´miologiques dans les pays
latins, en ge´ne´ral - les pays anglo-saxons, quant a` eux,
me`nent ce type d'e´tudes. Chez nous, il n'y a pas de
ve´ritable politique en matie`re d'e´pide´miologie. Cela me
parai^t dommage. C'est un aspect a` plus long terme sur
lequel je voulais insister.
Je souhaiterais e´galement que le groupe d'experts en
question prenne en conside´ration tout ce qui concerne
les
faibles doses. En effet, comme Mme la ministre l'a
dit, c'est la` que se situe le proble`me : pour les travailleurs
HA 50
COM 190
9
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Martine Dardenne
expose´s a` de fortes doses, on sait plus ou moins ce qu'il
en est, mais par rapport aux faibles doses, on est
toujours dans l'incertitude. ECOLO n'a pas pour habitude
de baser ses re´flexions sur des donne´es qui ne sont pas
se´rieuses : nous prenons souvent les hypothe`ses les
plus de´favorables et jusqu'a` pre´sent, en ge´ne´ral, les faits
nous ont donne´ raison.
De heer Luc Sevenhans (Vlaams Blok) : Mevrouw de
minister, u geeft een eerlijk en direct antwoord, dat doet
me plezier. Het is natuurlijk zo dat de berichten van het al
dan niet schadelijk gebruik van de GSM eigenaardige
vormen aanneemt. In januari heb ik nog vernomen dat
men in Japan een verzekering kan afsluiten tegen de
schadelijke gevolgen van het GSM-gebruik, als die be-
wezen worden tenminste. Het is evident dat dergelijke
berichten ervoor zorgen dat de schrik er bij de mensen
goed blijft inzitten.
Ik herhaal nog eens dat er nog altijd niets bewezen is,
noch het een noch het ander. Het is wel bewezen dat
angst alleen ook kan ziek maken. Bij heel wat mensen
leeft deze angst, wat de gevolgen kan versterken of
verzwakken. Ik ga erop toezien dat het strikte schema dat
u hebt voorgelegd, ook gehaald wordt. Dit is in ieders
belang. U hebt ook aangetoond dat u zich daar persoon-
lijk wil voor inzetten.
De heer Hubert Brouns (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, ik zou nog twee elementen willen
toevoegen.
Ten eerste, is dit een problematiek die verschillende jaren
geleden hier ook aan bod kwam onder mevrouw Onke-
linx. Deze commissie besliste toen om een groep des-
kundigen samen te brengen. Er werd gedurende een jaar
studiewerk verricht en een rapport ingediend in deze
commissie. Ik denk dat het goed is dat wij dat rapport
terug bovenhalen en eventueel laten actualiseren door
diezelfde mensen.
Een van de toenmalige conclusies was dat de objectivi-
teit en de neutraliteit van de onderzoekers vaak moeilijk
te bepalen is. Volgens mij is het belangrijk dat we hierop
letten in de huidige studieronde.
Ik illustreer dat met het volgende voorbeeld. De voorzitter
van die toenmalige commissie deskundigen was profes-
sor Van Hoof van Gent. Dit is niet de veearts die in de
Dioxinecommissie is opgetreden - ik zag mevrouw Dar-
denne al kijken - maar een andere professor. Ik twijfel
eraan of hij nu nog professor is, want hij was toen al een
hoogbejaard man. Deze commissie heeft in consensus
een aantal aanbevelingen mee ondersteund. Nadien
heeft de professor mij echter persoonlijk een brief ge-
stuurd waarin hij zijn bemerkingen uitte bij die consen-
sus. Hij had zich omwille van die consensus aangesloten
bij de aanbevelingen. Dat is de eerste vaststelling.
Een tweede vaststelling is dat enkele maanden nadien
diezelfde professor ook werd gevraagd, of - als ik het
oneerbiedig mag uitdrukken - werd ingehuurd, door een
aantal gemeentebesturen. Dit om op vraag van Belga-
com de gemeentebesturen gerust te stellen dat met de
GSM-masten niets aan de hand was.
Nog een tijdje later werd diezelfde professor ingehuurd
door de Belgische Bond van Duivenliefhebbers. Die
maakte zich zorgen over het orie¨ntatievermogen van
duiven. Professor Van Hoof moest daar gaan vertellen,
alweer in naam van Belgacom, dat de GSM-masten geen
invloed hadden.
Dit slechts ter illustratie dat het vaak heel moeilijk is om
een deskundige te vinden die objectief, neutraal en
effectief kan zeggen of de invloed van die elektromagne-
tische velden al dan niet de gezondheid aantast.
Ik wil enkel in herinnering brengen dat we dit als com-
missie al eens hebben meegemaakt en dat we ons
hiervoor moeten hoeden. Anders doen we straks mis-
schien opnieuw dezelfde vaststelling dat een aantal
deskundigen, noodgedwongen omwille van hun positie,
zowel door de ene als door de andere partij geraad-
pleegd worden en vaak zeer genuanceerde adviezen
geven waarmee men alle kanten uit kan. Ik denk dat het
in het jaar 1992 of 1993 geweest is. De studie moet hier
aanwezig zijn, want zij heeft in de Kamer gecirculeerd.
De voorzitter : Ik denk dat het zinvol is, mijnheer Brouns,
dat we dat rapport terug opzoeken en aan de huidige
leden overhandigen.
Ik had zelf, mevrouw de minister, een kleine aanvulling.
Er is inderdaad enorm veel te doen rond die laagfre-
quente elektromagnetische stralen, maar er is veel des-
kundigheid bij Belgacom, onder meer onder toezicht van
graaf Frimout.
Het is zeker zinvol om dat bij hen op te vragen want zij
hebben - in 1996 of 1997 - daarover een congres
georganiseerd met een aantal externe deskundigen. Het
is dan ook zeker zinvol dit rapport op te vragen.
Mme Martine Dardenne (AGALEV-ECOLO) : Madame
la pre´sidente, il y a aussi eu un colloque organise´ au
Parlement europe´en, re´unissant une se´rie d'experts in-
ternationaux, sur les pollutions e´lectromagne´tiques. Le
document est inte´ressant et il pourrait e^tre joint au
dossier.
Mme Magda Aelvoet, ministre : Madame la pre´sidente,
je voulais simplement re´pondre a` M. Eerdekens a` propos
de l'utilisation du syste`me
Happart. Je l'ai personnelle-
ment pratique´ lorsque les situations le permettaient mais
une e´tude tre`s re´cente en provenance de Grande-
10
HA 50
COM 190
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
Bretagne nous annonc¸ait une mauvaise nouvelle : les
ondes parvenant dans l'oreille pouvaient provoquer
d'autres types de proble`mes que les incidences thermi-
ques. Nous ne sommes donc pas au bout de nos peines.
Mais je trouve inte´ressante votre remarque concernant la
concertation avec les re´gions : elle permettrait d'unifor-
miser les de´marches. Il faudra aussi observer ce qui se
pratique au niveau europe´en mais, en ge´ne´ral, l'Europe
n'est jamais tre`s avance´e sur de telles questions. La
plupart des pays se contentent de suivre les anciennes
recommandations de l'OMS, entre-temps remises en
cause. La Suisse fait exception avec ses normes nette-
ment plus se´ve`res que les autres pays.
Je me contenterai de ces commentaires mais j'ai bien
pris note des rapports cite´s.
La pre´sidente : En conclusion de cette discussion, des
motions ont e´te´ de´pose´es.
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties
ingediend.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de
heren Koen Bultinck en Luc Sevenhans en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellaties van de heer Claude
Eerdekens, mevrouw Martine Dardenne en de heer Luc
Sevenhans
en het antwoord van de minister van Consumenten-
zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, vraagt de rege-
ring - in het belang van de volksgezondheid - dringend
werk te maken van :
1. de stimulering van ernstig wetenschappelijk onderzoek
met betrekking tot de al dan niet schadelijkheid voor de
volksgezondheid van gsm-gebruik en de plaatsing van
gsm-masten;
2. ernstig overleg tussen alle betrokken actoren zijnde de
operatoren, de gemeenten, de gewesten en de federale
overheid, op gang te brengen;
3. een ernstig onderzoek naar de mogelijke noodzaak
van nieuwe reglementering.
Une motion de recommandation a e´te´ de´pose´e par
MM. Koen Bultinck et Luc Sevenhans et est libelle´e
comme suit :
La Chambre, ayant entendu les interpellations de
M. Claude Eerdekens, Mme Martine Dardenne et M. Luc
Sevenhans
et la re´ponse de la ministre de la Protection de la
consommation, de la Sante´ publique et de l'Environne-
ment, demande au gouvernement, dans l'inte´re^t de la
sante´ publique, de prendre imme´diatement des mesu-
res :
1. afin que soient mene´es des e´tudes scientifiques
se´rieuses sur le danger que pourraient repre´senter pour
la sante´ publique l'utilisation des GSM et l'installation
d'antennes relais pour les GSM;
2. afin de permettre une concertation se´rieuse entre tous
les acteurs concerne´s, a` savoir les ope´rateurs, les com-
munes, les re´gions et les autorite´s fe´de´rales;
3. afin d'examiner se´rieusement la ne´cessite´ d'e´laborer
une nouvelle re´glementation.
Een eenvoudige motie werd ingediend door de dames
Colette Burgeon, Miche`le Gilkinet en Anne-Mie Deschee-
maeker.
Une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par Mmes
Colette Burgeon, Miche`le Gilkinet et Anne-Mie Deschee-
maeker.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en
Leefmilieu
over
de pedagogische spel-
begeleiding van zieke kinderen in het ziekenhuis
(nr. 1550)
Question orale de M. Luc Goutry a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement sur
l'accompagnement pe´da-
gogique par le jeu des enfants malades a` l'ho
^ pital
De heer Luc Goutry (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, mijn vraag gaat over de pedagogi-
sche spelbegeleiding van zieke kinderen in het zieken-
huis. Ik verwijs daarvoor naar een koninklijk besluit van
uw voorganger, de heer Colla. Het is ook een eerbetoon
aan mijn collega An Hermans die de vorige legislatuur tot
onze Kamerfractie behoorde en daarvoor toch wel uit-
zonderlijk veel werk heeft verricht. Wij willen haar legis-
tieke gedachtenis daarmee een klein beetje in ere hou-
den.
Het koninklijk besluit van 29 april 1999 is pas verschenen
op 6 april 2000 en is nu dus in werking getreden. Op de
E-diensten, de pediatrische diensten dus, wordt voortaan
in de erkenningsnormen opgenomen dat ook bijzondere
aandacht moet worden besteed aan spelbegeleiding als
onderdeel van de psycho-sociale begeleiding van kinde-
ren. Daarvoor worden een aantal voorwaarden gesteld,
HA 50
COM 190
11
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Goutry
met name inzake de kwalificaties van degenen die der-
gelijke taak moeten uitoefenen. Ik heb dit schriftelijk
reeds verwoord. Ik zal u dus de technische kant niet meer
uiteenzetten en mij tot de essentie beperken.
Dit koninklijk besluit heeft op zich laten wachten en werd
bovendien nog gewijzigd inzake de kwalificaties. Er wordt
immers uitstel verleend tot 2001 om te voldoen aan de
vormingsvereisten die nog gedeeltelijk op het getouw
moeten worden gezet. Het is iets nieuws, dus daarvoor
kunnen wij begrip opbrengen. Ik wil dit toch wel even
bespreken, vermits ons geruchten bereiken als zou men
niet altijd goed gebruik maken of wensen te maken van
wat in de erkenningsnormen werd opgenomen. Zo berei-
ken ons berichten dat men de functie virtueel zou invullen
en dat de persoon die titularis zou moeten zijn van deze
functie, transfereert naar een andere afdeling van het
ziekenhuis. Ik weet dat dit voor u moeilijk te controleren
valt. Deze vraag kan er echter toe leiden dat uw admini-
stratie hiervoor aandacht krijgt. Het gaat toch om een
erkenningsnorm en die moet met de nodige discipline
worden gehanteerd, te meer omdat het parlement, de
vorige regering en wellicht u ook ervan overtuigd zijn dat
spelbegeleiding als onderdeel van psycho-sociale bege-
leiding een goede zaak is.
Mevrouw de minister, waar staat het met de uitvoering
van dat koninklijk besluit ? Hebt u er zicht op of er
beweging komt in het veld ? Welke mensen komen op
die functies terecht ? Heeft uw administratie daar enig
zicht op ? Weet u of die mensen daarvoor effectief
worden ingezet ? Worden de hiervoor bestemde gelden
goed gebruikt ? Deze vraag is tevens een uitnodiging
aan u om, binnen de beperkingen van uw antwoord, dit
goed te volgen.
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, mijn-
heer Goutry, dit koninklijk besluit is inderdaad in werking
getreden op 6 april 2000, vrij recent dus. Ondertussen
werd ook voorzien in een kleine vormingsbegeleiding.
Normaal gezien mogen de ziekenhuizen dus vanaf nu tot
aanwervingen overgaan. Het oorspronkelijke koninklijk
besluit bepaalde wel dat die mensen thuis moesten zijn in
animatie en spelactiviteiten en daarvoor werd een apart
programma opgezet. Wat dit laatste betreft, werd een
jaar uitstel verleend voor het volgen daarvan, omdat
anders de zaak zou worden geblokkeerd. Men heeft dus
tijd tot 6 april 2001 voor zover noodzakelijk om het
voorgestelde vormingsprogramma te volgen. Het konink-
lijk besluit dat deze clausule bevat werd getekend op
20 maart 2000 en moet eerstdaags in het Staatsblad
verschijnen.
Ik kom thans tot de kern van de zaak. Deze mensen
worden ingezet voor de taken zoals ze werden bepaald.
Op dit ogenblik beschik ik slechts over gegevens van
mijn dienst boekhouding en personeel. Daaruit blijkt dat
in de meeste ziekenhuizen werd overgegaan tot de
aanwerving van personeel om deze functie uit te oefe-
nen. De gemeenschapsministers staan in voor de in-
spectie van de ziekenhuizen om na te gaan hoe dat
precies verloopt. Er zal effectief controle worden uitge-
oefend in het kader van de herziening van het budget van
de financie¨le middelen van de ziekenhuizen, om na te
gaan of zij de bijkomende middelen en het bijkomende
personeel effectief voor deze taken voorbehouden. Ik
neem nota van de geruchten die u bereiken en zal ervoor
zorgen dat die aan de inspectiediensten worden doorge-
geven, zowel op het gemeenschaps- als op het federale
niveau.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mevrouw de minister, ik
dank u voor het antwoord. Ik kan er voorlopig vrede mee
nemen omdat het een jong verschenen koninklijk besluit
is. Het is niettemin goed om van meet af aan een aantal
structurele aberraties te vermijden. Ik begrijp ook, en dat
is uiteraard correct, dat de erkenning in handen ligt van
de gemeenschappen en dus ook de inspecties terzake.
Wat ons stoort - en ik blijf het aanklagen - is dat vanuit het
federaal departement een bepaalde visie over het om-
gaan met kinderen op die E-diensten bij wet werd vast-
gelegd en we dan zelf de instrumenten verliezen om de
financiering die u daarvoor voorziet, goed te laten toe-
passen. Wilt u daarom al het mogelijke doen, via inter-
kabinetten en interministerie¨le mogelijkheden, om dit
punt aan de agenda toe te voegen ?
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen en aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
de uitvoering van de wet tot
reorganisatie van de gezondheidszorg
(nr. 1641)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leef-
milieu)
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre des
Affaires sociales et des Pensions et a` la ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publi-
que et de l'Environnement sur
l'exe´cution de la loi
sur la re´organisation des soins de sante´
(La re´ponse sera donne´e par la ministre de la Protec-
tion de la consommation, de la Sante´ publique)
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, de wet van 10 december 1997 tot
reorganisatie van de gezondheidszorg bepaalt dat de
Koning, op gezamenlijke voordracht van de ministers van
Volksgezondheid en Sociale Zaken, een Hoge Raad voor
gezondheidsberoepen opricht. Voor elk van die verschil-
12
HA 50
COM 190
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Trees Pieters
lende beroepsgroepen, vermeld in het koninklijk besluit
78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van
de geneeskunde, de verpleegkunde, de paramedische
beroepen en de geneeskundige commissie, kan een
afdeling worden opgericht. In diezelfde wet van 1997
wordt aan de ministers van Volksgezondheid en Sociale
Zaken tevens de opdracht gegeven overlegcommissies
op te richten voor diezelfde categoriee¨n van beroeps-
beoefenaars.
Terwijl de creatie van verschillende afdelingen bij de
Hoge Raad voor de gezondheidsberoepen een mogelijk-
heid vormt, gaat het in dit geval om een verplichting. Bij
koninklijk besluit van 5 juni 1998, werd een overlegcomite´
voor de artsen opgericht. De afdeling artsen van de Hoge
Raad voor de gezondheidsberoepen kwam tot stand bij
koninklijk besluit van 16 juni 1999. Ook voor de verpleeg-
kundigen en de vroedvrouwen, werd een afdeling bij de
Hoge Gezondheidsraad gecree¨erd. Al deze besluiten
dateren echter van de vorige regering. Sinds het aantre-
den van de huidige regering werden geen nieuwe afde-
lingen of overlegcomite´s opgezet.
Mevrouw de minister, ik kom tot mijn vragen.
Ten eerste, om welke reden zijn sinds juni 1999 geen
nieuwe
afdelingen
bij
de
Hoge
Raad
voor
de
gezondheidsberoepen en geen nieuwe overlegcomite´s
tot stand gekomen ?
Ten tweede, op welke termijn mogen wij nieuwe afdelin-
gen bij de Hoge Raad voor de gezondheidsberoepen en
nieuwe overlegcomite´s verwachten ?
Ten derde, hoe functioneren de reeds opgerichte afde-
lingen van de Hoge Raad voor de gezondheidsberoepen
en het overlegcomite´ met de artsen ? Wanneer zijn deze
adviesorganen voor het laatst samengekomen ?
Minister
Magda Aelvoet :
Mevrouw
de
voorzitter,
collega's, wat dit dossier van de Hoge Raad voor de
gezondheidsberoepen aangaat, zijn we op dit ogenblik in
een nieuwe situatie terechtgekomen. Voor de afdeling
artsen van de Hoge Raad was een bepaalde opdracht
voorzien in het kader van het algemeen medisch dossier,
zoals dat toen heette, omdat dit een rol ging spelen op
het vlak van de accreditering. Het probleem, mevrouw
Pieters, dat wij vaststelden was dat er eigenlijk niets
fatsoenlijk werkte omwille van dubbele structuren. Col-
lega Vandenbroucke en ikzelf namen daarom het initiatief
om de bevoegdheden die daar oorspronkelijk waren
toegewezen, over te dragen aan de structuur voor
kwaliteitsbevordering. Hierin zijn zowel het departement
van het RIZIV als het departement gezondheidszorg
vertegenwoordigd. In dat kader moet onze gemeen-
schappelijke
brief,
die
we
stuurden
naar
de
overeenkomstencommissie artsen-ziekenfondsen, wor-
den gei¨nterpreteerd. Wij hadden oorspronkelijk een ant-
woord gevraagd voor eind januari. Die commissie heeft
ons toen meegedeeld dat ze nog niet klaar was en dat
het later zou komen. Wij verwachten dus heel binnenkort
een voorstel.
Het is de bedoeling dat dit akkoord mutatis mutandis
wordt uitgebreid tot de afdelingen verpleegkundigen en
vroedvrouwen. Dat moet leiden tot het uitwerken van
nieuwe koninklijke besluiten. Daarmee kan men uiteraard
slechts van start gaan als wij de antwoorden ontvangen
van
de
overeenkomstencommissie
artsen-
ziekenfondsen.
U had een vraag in verband met de laatste vergadering
van dat overlegcomite´. De laatste vergadering dateert
van de vorige legislatuur. Onder de huidige legislatuur
hebben de partijen die in dit comite´ zijn vertegenwoor-
digd de bijeenroeping niet gevraagd, precies wegens het
proces dat nu is opgestart.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mevrouw de minister, ik
dank u voor uw antwoord. U had een advies gevraagd
tegen eind januari. Als u dat nu, half mei, nog niet hebt
gekregen, betekent dat een ernstige vertraging. Als u
niets doet, kan het nog een hele tijd duren. Ik zou u
aanraden aan te dringen op dat advies.
Minister Magda Aelvoet : In februari hebben wij hen
gecontacteerd en gevraagd wat er aan de hand was. Er
werd gezegd dat men meer tijd nodig had. De datum van
eind april werd in het vooruitzicht gesteld. Wij zijn nu
begin mei. Ik zal er zeker opnieuw tegenaan gaan.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Alexandra Colen aan
de minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu over
de verkrijgbaarheid van de
zogeheten abortuspil Mifegyne in erkende centra
voor zwangerschapsafbreking en over de erkenning
van deze centra
(nr. 1712)
Question orale de Mme Alexandra Colen a` la ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement sur
l'obtention de la
pilule abortive Mifegyne dans les centres agre´e´s
pour les interruptions de grossesse et sur la recon-
naissance de ces centres
Mevrouw Alexandra Colen (Vlaams Blok) : Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, ik was nogal verbaasd
via de pers te vernemen dat de abortuspil Mifegyne
binnen enkele weken in de handel verkrijgbaar zou zijn.
Men wist zelfs de prijs mee te delen, met name 2 563
HA 50
COM 190
13
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Alexandra Colen
frank. Verscheidene bronnen, onder meer de Financieel
Economische Tijd, meldden ook dat deze pil niet beschik-
baar zou zijn in de apotheken maar wel verkrijgbaar zou
zijn in de erkende abortuscentra.
Wij wisten dat de abortuspil er aankwam. Wij kennen de
historiek van deze pil. In Amerika is zij bijvoorbeeld nog
altijd niet toegelaten omdat de Food and Drug Admini-
stration haar te riskant vindt voor de gebruikers. In
Frankrijk kent zij een controversie¨le geschiedenis. Zij
veroorzaakte zware bloedingen en zelfs sterfgevallen.
Als gevolg daarvan heeft men daar zeer strenge voor-
waarden vastgelegd voor het verspreiden en het toedie-
nen van de abortuspil.
Herhaaldelijk hebt u in de pers de mensen trachten
gerust te stellen door aan te geven dat deze pil enkel op
doktersvoorschrift kan worden gebruikt. Dat hebt u ook
gezegd in antwoord op vragen die hier werden gesteld.
Een scenario waarbij een vrouw thuis op eigen houtje
deze pil neemt is dus niet mogelijk.
Het is logisch dat zij enkel op doktersvoorschrift verkrijg-
baar is. Toch ben ik verbaasd te lezen dat ze niet wordt
verspreid via de apotheek maar wel via de erkende
abortuscentra. Tijdens de voorbije en de huidige legisla-
tuur heb ik herhaaldelijk gevraagd wat een erkend
abortuscentrum eigenlijk inhoudt. Mevrouw De Galan gaf
te kennen dat het RIZIV niet beschikt over informatie
inzake de activiteiten van de abortuscentra, onder meer
omdat het niet beschikt over gegevens over abortussen
en dus niets kan controleren. De nomenclatuur is immers
geassimileerd met de nomenclatuur voor curettage. Ook
minister Colla heeft verscheidene keren bevestigd dat hij
geen lijst heeft van abortuscentra en er geen erkennings-
criteria zijn vastgelegd.
Op mijn recente vraag van 6 april hebt u geantwoord :
Bij mijn weten bestaat er geen officie¨le lijst, maar het zijn
artsen die dergelijke ingrepen mogen uitvoeren.
U
schuift deze zaak dus door naar de dokters die de pil
voorschrijven. Het zijn waarschijnlijk ook de dokters die
deze pil toedienen aangezien wordt gezegd dat zij enkel
onder dokterstoezicht mag worden toegediend. Wie haalt
die pil af ? Is het de patie¨nt, of is het de dokter ? Waar
halen zij ze af ?
Kan de persoon die het abortuscentrum uitbaat de pil
halen ? Waar haalt hij die abortuspil ? Hoe weet de
leverancier dat de betrokken persoon is erkend om dat
product te krijgen en te verspreiden ? Immers, voor de
abortuscentra bestaat er geen attest van erkenning.
Bovendien mag iedereen een abortuscentrum oprichten,
zolang er een dokter aanwezig is om de ingreep uit te
voeren. Dit betekent dat in principe iedereen de abortus-
pil voor een abortuscentrum kan bemachtigen.
Mevrouw de minister, dit persbericht verbaasde mij dan
ook en vandaar mijn vraag of u de inhoud ervan kunt
bevestigen. Kunt u ons tevens de precieze modaliteiten
uiteenzetten volgens dewelke de abortuspil verkrijgbaar
wordt.
Indien het persbericht correct is, kunt u ons misschien
mededelen over welke erkende centra het gaat, welke de
erkenningsvoorwaarden zijn waaraan zij moeten vol-
doen, wie de voorwaarden vastlegde of verleende en wie
controle uitoefent op de naleving ervan.
Minister
Magda Aelvoet :
Mevrouw
de
voorzitter,
collega's, de firma die het product Mifegyne op de markt
bracht, bekwam inderdaad een prijsbepaling van het
ministerie van Economische Zaken. Zij besliste zelf over
de bekendmaking hiervan.
In normale omstandigheden wendt een firma zich tot het
RIZIV voor de eventuele terugbetaling voor een genees-
middel. Dan kan dat product op de markt verschijnen.
Omwille van de specificiteit van het betrokken product
verklaarde de firma zich akkoord Mifegyne niet op de
markt te brengen vo´o´r de publicatie in het Staatsblad van
een koninklijk besluit dat dergelijke aangelegenheden
regelt.
Inmiddels werd er een koninklijk besluit goedgekeurd en
ondertekend en eerstdaags zal het in het Staatsblad
verschijnen. Daarin worden de voorwaarden inzake de
aflevering en het voorschrijven van betrokken product
duidelijk gestipuleerd. Het is bijgevolg onjuist dat het
product verkrijgbaar zou zijn in erkende centra.
In voornoemd koninklijk besluit wordt uitdrukkelijk voor-
zien in twee mogelijkheden : Mifegyne wordt zowel ge-
bruikt voor zwangerschapsonderbreking als voor de uit-
drijving van een afgestorven foetus die zich nog in de
uterus bevindt. Deze modaliteiten gelden overal waar het
product wordt aangewend.
In beide gevallen moet het product door een arts in
dubbel exemplaar worden voorgeschreven en bovendien
moet de arts een verklaring ondertekenen waarin be-
paalde gegevens worden gespecificeerd, namelijk de
beoogde toepassing, de instelling waaraan hij is verbon-
den - een ziekenhuis, een centrum - en zijn identiteit.
In het geval het product wordt aangewend voor een
zwangerschapsonderbreking, moet de arts verbonden
zijn aan een instelling zoals bedoeld in artikel 350 van het
Strafwetboek. Dat artikel bepaalt dat zwangerschapsaf-
breking kan plaatsvinden in een instelling voor gezond-
heidszorg, waaraan een voorlichtingsdienst is verbon-
den.
In beide gevallen, dus of het gaat om zwangerschapson-
derbreking of om het verwijderen van een afgestorven
foetus, kan het product slechts worden afgeleverd door
14
HA 50
COM 190
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
een ziekenhuisapotheker. Bij de aflevering ervan ver-
meldt de ziekenhuisapotheker eveneens zijn identiteit,
alsook het partijnummer van het afgeleverde product.
Zowel de arts als de ziekenhuisapotheker moeten de
verklaring alsook het in dubbel exemplaar opgestelde
voorschrift tien jaar bewaren. Er kan slechts een enkele
verpakking Mifegyne worden voorgeschreven en afgele-
verd.
Uiteraard beschikt de overheid niet over een lijst van de
centra in ons land, waar een abortus kan worden uitge-
voerd. Trouwens, de wet van 13 augustus, waarbij de
nationale evaluatiecommissie werd opgericht, verbiedt
uitdrukkelijk dat de identiteit van deze instelling publiek
zou worden gemaakt.
Voor
de
ziekenhuizen
gelden
geen
afzonderlijke
erkenningseisen. De enige eis waaraan zij moeten be-
antwoorden is te beschikken over een gei¨ntegreerde
voorlichtingsdienst; het volstaat bijgevolg niet dat die
opdracht aan een derde zou worden toevertrouwd. De
voorlichtingsdienst moet dus wel degelijk deel uitmaken
van de instelling voor gezondheidszorg waar zwanger-
schapsonderbrekingen worden uitgevoerd. Het bestaan
van zo'n voorlichtingsdienst in een instelling voor ge-
zondheidszorg kan het voorwerp uitmaken van een ge-
rechtelijke controle.
De enige eis, waaraan men zich moet houden, is dat men
in de instelling over een voorlichtingsdienst moet be-
schikken. Het volstaat niet deze opdracht aan derden toe
te vertrouwen. Het moet om een dienst gaan die gei¨nte-
greerd is in de instelling voor gezondheidszorg waar
zwangerschapsafbreking wordt verricht. Het bestaan van
een dergelijke voorlichtingsdienst kan het voorwerp uit-
maken van een gerechtelijke controle als men nagaat of
er bij een opzettelijke zwangerschapsafbreking aan alle
voorwaarden, gesteld door artikel 315, is voldaan. Uiter-
aard is er in het kader van de normale werkzaamheden,
die zich afspelen in de evaluatiecommissie, waar alle
gegevens worden samengebracht, controle op alle instel-
lingen die dergelijke ingrepen uitvoeren.
Mevrouw Alexandra Colen (Vlaams Blok) : Mevrouw de
minister, er zijn toch een aantal eigenaardige zaken aan
de hand.
Enerzijds geeft u zelf toe dat er geen lijst van erkende
abortuscentra bestaat. Dat zou volgens u zelfs verboden
zijn door de wet op de evaluatiecommissie. Anderzijds
zegt u in uw slotzin dat de evaluatiecommissie de con-
trole uitvoert, maar die beschikt alleen over de gegevens
die vrijwillig aan die commissie worden bezorgd. De
gegevens zijn prive´. U weet zelf dat er via die evaluatie-
commissie geen controle wordt uitgeoefend. Zij dient niet
om te controleren maar om het parlement in staat te
stellen de effecten van de abortuswetgeving op de
abortuspraktijk in dit land te evalueren.
Ondanks het feit dat de overheid herhaaldelijk toegeeft
dat niemand een zicht heeft op die abortuscentra, kan ik
concluderen dat de ziekenhuisapothekers de abortuspil
zullen mogen geven aan mensen met een voorschrift van
een dokter die is verbonden aan een instelling waar,
volgens de wet, abortus mag worden uitgevoerd. Hoe
moet de ziekenhuisapotheker weten dat het een erkende
instelling is ?
De voorzitter : Mevrouw Colen, het Reglement bepaalt
dat vraag en antwoord vijf minuten mogen duren. Kunt u
zich beperken tot de repliek ?
Mevrouw Alexandra Colen (Vlaams Blok) : Elk centrum
voor gezondheidszorg kan als erkend abortuscentrum
optreden. Ik neem daar akte van. Ik heb verder geen
repliek. Ik wil duidelijkheid scheppen. Ik constateer dat er
een aantal zaken gaande zijn waarover men niet open wil
zijn met de bevolking. Men wenst geen controle op de
abortuspraktijk toe te laten. Op een bijzonder duistere
manier brengt men nu een pil in de handel die op een
oncontroleerbare, abnormale manier zal worden ver-
spreid.
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw Colen, ik begrijp u
niet. Er is geen enkel land met een strenger systeem in
verband met de aflevering van deze pil. Er is niets mis
mee.
Mevrouw Alexandra Colen (Vlaams Blok) : Frankrijk
heeft een bijzonder streng systeem. Daar zijn de criteria
en voorwaarden vastgelegd.
Wat zijn de erkenningsvoorwaarden voor gezondheids-
centra ? Alleen het bestaan van een dienst waar een
sociaal assistent zit ? Dat schijnt blijkbaar voldoende te
zijn. Dat kan ik uit uw antwoord opmaken. Als daar
ongelukken van komen, want de pil is niet ongevaarlijk, is
het uw verantwoordelijkheid, mevrouw de minister.
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw Colen, alleen een
arts kan een voorschrift uitschrijven. Bovendien kan de
pil alleen worden afgehaald bij een ziekenhuisofficine op
basis van een verklaring van de arts die de ingreep
uitvoert volgens de bepalingen voorzien in het Strafwet-
boek. Dat is niet duister of ondoorzichtig. Ik heb er geen
enkele moeite mee om dit overal publiek te herhalen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Arnold Van Aperen
aan de minister van Consumentenzaken, Volksge-
zondheid en Leefmilieu over
het aanbrengen van
brailleschrift op de verpakkingen van geneesmidde-
len
(nr. 1719)
HA 50
COM 190
15
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Question orale de M. Arnold Van Aperen a` la ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement sur
la mention en
e´criture Braille sur les emballages des me´dicaments
De heer Arnold Van Aperen (VLD) : Mevrouw de voor-
zitter, mevrouw de minister, collega's, ik had het graag
gehad over het aanbrengen van brailleschrift op de
verpakkingen van geneesmiddelen. Belgie¨ telt ongeveer,
zo zegt men mij, 15 000 blinden. Waarschijnlijk horen
daar slechtzienden bij, zodat dat aantal iets lager ligt. Om
hun zelfredzaamheid te vergroten is de Brailleliga reeds
jaren vragende partij om voor blinden ook brailleschrift op
verpakkingen van geneesmiddelen te voorzien. Een aan-
tal firma's, waaronder Union Chemique Belge, zouden
reeds dergelijke initiatieven hebben genomen. In het
buitenland zijn initiatieven bekend waarbij blinden gratis
cassettes van de bijsluiter van geneesmiddelen kunnen
aanvragen.
Wat het aanbrengen van het brailleschrift betreft rijzen
hier een daar nog een aantal problemen, ook al is het
momenteel allemaal technisch mogelijk en uitvoerbaar.
Er bestaat geen gelijkvormigheid in brailleschrift, zegt
men mij. Zowel zespuntige als achtpuntige braille wordt
gebruikt. Daarnaast is braille ook wel volumineus. Het
aanbrengen van enkel de merknaam in braille op de
verpakking kan worden overwogen. Voor slechtzienden
zou het voorzien van een groter lettertype in de tekst van
de bijsluiter een grote stap vooruit betekenen. Graag
vernam ik van de minister een antwoord op de volgende
vragen.
In het begin zei ik reeds dat ik het heb over verpakkingen
van geneesmiddelen, maar mijn vragen gaan evenzeer
over voedingsmiddelen, wasproducten, en dergelijke. Ik
vind dat dit ook van belang is, en niet enkel de naam.
Welke farmaceutische firma's voorzien brailleschrift op
verpakkingen van geneesmiddelen ? Heeft de minister
een zicht op de kosten van het aanbrengen van braille-
schrift op de verpakkingen van geneesmiddelen ? Zou de
minister eventueel initiatieven nemen, of zijn er al initia-
tieven genomen, om farmaceutische firma's aan te zetten
brailleschrift op verpakkingen van geneesmiddelen aan
te brengen ? Kunnen er maatregelen genomen worden,
of is men dat van plan, inzake het aanbrengen van braille
ook op andere verpakkingen zoals van voedingsmidde-
len, wasproducten, koekjes, pralines, noem maar op, wat
vervaldata en bepaalde noodzakelijk informatie betreft ?
Overweegt de minister, naar Nederlands voorbeeld, ini-
tiatieven te nemen om cassettes van de bijsluiter van
geneesmiddelen gratis voor blinden en slechtzienden te
voorzien ? Welke maatregelen kan men eventueel ne-
men om bepaalde firma's of farmaceutische firma's aan
te zetten om een groter lettertype of duidelijk op de tekst
van de bijsluiters van de geneesmiddelen te voorzien ? Is
er reeds overleg gepleegd inzake deze problematiek met
de farmaceutische sector, of plant met eventueel overleg
en hoe ?
Ik vind dat men op z'n minst de naam van het genees-
middel moet vermelden, met de vervaldatum en als het
kan, het gebruik. Men zegt mij dat het mogelijk is dit op
de buitenkant aan te brengen. Dit zou slechts enkele
centiemen kosten per eenheid gezien die verpakkingen
in grote aantallen worden gemaakt en men reeds veel-
kleurig en met verschillende lettergrootte drukt. Dit zou
een goede zaak zijn voor velen.
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, mijn-
heer Van Aperen, uw laatste punten, die zich vooral
toespitsen op eetwaren, wasmiddelen enzovoort stonden
niet in uw schriftelijke vraag. Daar heb ik momenteel dus
ook geen antwoord op. Ik kan dit wel verder laten
bekijken.
Alles wat te maken heeft met opschriften in braille op
verpakkingen of bijsluiters en dergelijke, is een zaak die
uit eigen beweging door een aantal firma's gebeurt. De
investeringen die hiervoor nodig zijn, zegt men mij,
zouden niet groot zijn zolang we het hebben over de
verpakking.
Als we het hebben over bijsluiters en dergelijke, stapt
men in een ander verhaal. Bijsluiters zijn nu al moeilijk te
lezen voor mensen die niet slechtziend zijn. Ik heb het
niet alleen over de kleine lettertjes, maar ook over de
woordenschat, die voor veel leken niet toegankelijk is.
In ieder geval worden de verplichte gegevens en de
manier waarop ze moeten worden vermeld in de bijslui-
ter, vastgelegd in een koninklijk besluit dat de Europese
richtlijn terzake toepast. Deze richtlijn - die regelgevend
is voor alles in verband met etikettering - maakt daarvan
geen verplichting. In verklaringen bij wijze van toelichting,
verwijst men wel naar het gebruik van braille. Men zou
dat willen aanmoedigen, maar het is absoluut geen
verplichting. Daarom kunnen wij het ook niet verplichten.
We kunnen het wel aanmoedigen en ondersteunen.
Wat de Belgische situatie betreft, is er altijd nog een
bijkomende complicatie. In Nederland spreken 15 tot 16
miljoen inwoners dezelfde taal. In Belgie¨ zouden we,
volgens de taalwetgeving, in het Nederlands, het Frans
en het Duits moeten werken. De wet bepaalt immers dat
de tekst bij medicijnen in de drie landstalen moet worden
opgesteld. Als men met cassettes zou werken, zou men
die in drievoud ter beschikking moeten stellen.
Ik kan niet zeggen dat er op korte termijn middelen
kunnen worden vrijgemaakt om gratis cassettes toe te
voegen. Zullen de firma's bereid zijn om dergelijke maat-
regelen te nemen ? Ik zal het probleem in ieder geval bij
hen aankaarten.
16
HA 50
COM 190
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
De reglementering, zoals ze nu op Europees niveau is
opgesteld, wordt wel geregeld in herinnering gebracht.
We stellen vast dat zo'n herinnering nodig is om ervoor te
zorgen dat de reglementering echt wordt nageleefd. De
leefbaarheid van die wetgeving is een groot probleem in
Belgie¨ omwille van de 3 benodigde talen. Hierdoor gaat
men de teksten nog wat kleiner drukken. Ik kan u
vertellen dat er een jaar geleden vanuit mijn administratie
aanbevelingen in die zin zijn uitgevaardigd. Ik zal dat de
komende maanden zeker verder opvolgen.
In de farmaceutische sector verwijst men naar techni-
sche moeilijkheden om het kleine lettertype op de bijslui-
ter te vergroten. We kunnen ons op dit moment wel
beroepen op een recente richtlijn van de Europese
Commissie, die weer een aanleiding kan zijn om de
firma's te wijzen op het cruciaal belang van de vlotte
toegankelijkheid van noodzakelijke informatie. Dat is de
stand van zaken.
De heer Arnold Van Aperen (VLD) : Mevrouw de minis-
ter, er is duidelijk nog een lange weg af te leggen. Aan de
andere kant van de grens is het inderdaad eenvoudiger
omdat men er allemaal dezelfde taal spreekt. Het zou al
een stap voorruit zijn indien de farmaceutische firma's op
de verpakking aan de buitenkant de naam plus verval-
datum zouden aanbrengen. Ik ben blij dat u dit wilt
aankaarten tijdens een overleg met de sector. Ik heb ook
begrepen dat de Europese richtlijn aanbevelingen geeft.
Men verklaart dat het eigenlijk zou moeten. Als men het
zou verplichten, moet het er overal opstaan.
Ik onderneem momenteel stappen in het Benelux-
parlement over de signalisatie van openbare gebouwen.
In het Beneluxparlement heb ik volgende week een
bespreking over de signalisatie van onder andere open-
bare gebouwen. Ik zou willen dat men, zoals in Amerika,
in openbare gebouwen, zeker in de stadhuizen, braille-
schrift aanbrengt op de signalisatie. Dat onderwerp zal
hier dus ook nog wel eens ter sprake komen.
Ik vind dat men dit nog te weinig organiseert. Ik meen te
begrijpen dat voor een tamelijk groot stadhuis 400 000
frank volstaat voor een volledige signalisatie in braille. Ik
vind dat het verplicht zou moeten worden, zoals dat in de
Verenigde Staten blijkbaar het geval is. Wij komen hier
allicht later op terug.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Patrick Lansens aan
de minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu over
de amendementen van het
Europees Parlement met betrekking tot de Europese
richtlijn inzake water
(nr. 1705)
Question orale de M. Patrick Lansens a` la ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publi-
que et de l'Environnement sur
les amendements du
Parlement europe´en relatifs a` la directive euro-
pe´enne sur l'eau
De heer Patrick Lansens (SP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, de Raad heeft een gemeenschap-
pelijk standpunt ingenomen over de kaderrichtlijn inzake
water. Wij zijn van oordeel dat die kaderrichtlijn niet in
staat zal zijn het oppervlaktewater, het grondwater, het
drinkwater en de kustwateren te beschermen tegen
verdere verontreiniging. Het zal zeker niet verbeteren
tegenover de huidige toestand. Blijkbaar is het Europees
Parlement het met die stelling eens. Er werden in tweede
lezing niet minder dan 58 amendementen goedgekeurd
ter versterking van die richtlijn, dit om te beletten dat de
richtlijn een lege doos zou blijven.
U weet dat op dit moment de verzoeningsprocedure
loopt. Ik had graag van u vernomen, mevrouw de minis-
ter, wat het standpunt van Belgie¨ zal zijn tijdens die
verzoeningsprocedure. Zult u de amendementen van het
Europees Parlement steunen, of zult u bepaalde wijzigin-
gen aanbrengen in uw standpunt ? Ik heb hierover een
aantal concrete vragen.
Ten eerste, aanvaardt u het principe dat ondertekende en
geratificeerde internationale verdragen in interne wetge-
ving moeten worden omgezet ? Ik ga er vanuit dat dat zo
is. Als dat zo is, kunt u dan ten volle uw steun verlenen
aan de amendementen die tot doel hebben de doelstel-
lingen tegen 2020 een einde te maken aan de lozingen,
emissies en verliezen van gevaarlijke stoffen in water te
integreren in de kaderrichtlijn Water ?
Mag ik veronderstellen dat u, mevrouw de minister,
aanvaardt dat er geen natuurrecht bestaat op het lozen
van gevaarlijke stoffen in water ? Vindt u dat het opne-
men van de definitie van wat gevaarlijke stoffen in water
zijn noodzakelijk is ?
Ten tweede, aanvaardt u, mevrouw de minister, dat bij de
aanvaarding van milieukwaliteitsnormen ook de concen-
tratie van radioactieve stoffen moet opgenomen wor-
den ?
Ten derde, zal u de vraag van het parlement ondersteu-
nen
om
de
termijnen
in
te
korten
waarbinnen
stroomgebied-beheersplannen
en
maatregel-
programma's operationeel moeten zijn, alsook de termijn
waarbinnen de milieudoelstellingen bereikt moeten zijn ?
Ten vierde, gaat u akkoord met het principe dat grond-
water als laatste bron van zuiver water maximaal gevrij-
waard moet blijven van schadelijke stoffen omdat de
vervuiling meestal onomkeerbaar is en decennia vergt
voor herstel ? Gaat u er dan ook mee akkoord dat de
HA 50
COM 190
17
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Patrick Lansens
kwaliteitsnorm van onder andere de drinkwaterrichtlijnen
voor antropogene verontreiniging zouden moeten gelden
voor grondwater, vooraleer men het omschrijft als van
goede chemische kwaliteit ? Zo niet, waarom niet ?
Dit zijn mijn concrete vragen over de amendementen van
het Europees Parlement betreffende de kaderrichtlijn
Water. Ik weet het, het is een hele boterham.
De voorzitter : Inderdaad, mijnheer Lansens. Dit is ook
een taal die op een bijsluiter moeilijk verstaanbaar zou
zijn.
Minister
Magda Aelvoet :
Mevrouw
de
voorzitter,
collega's, ik heb een zeer technisch en gedetailleerd
antwoord dat ik u zal overhandigen. Ik zal hier slechts de
grote lijnen schetsen, want anders wordt het onmogelijk.
Bij dergelijke technische en gedetailleerde vragen is het
niet mogelijk om in drie minuten te antwoorden zoals het
Reglement mij voorschrijft. In een snel tempo zal ik
antwoorden op de kern van uw probleemstelling.
De kaderrichtlijn inzake water is geen federale maar een
gewestelijke bevoegdheid. Dat betekent dat ik als fede-
raal minister hooguit de pen vasthoud om door te geven
wat de gewesten vastgelegd hebben. De grote lijn van
mijn antwoord over de amendementen die door het
Europees Parlement zijn ingediend is dat wij alle amen-
dementen steunen die we haalbaar achten en die door
de Gewesten aanvaard worden.
Wat het artikel 1 betreft, hebben we geen problemen.
Wat de amendementen op artikel 4 betreft, zijn er wel
problemen. De meeste lidstaten vinden dat het amende-
ment verder strekt dan het OSPAR-verdrag. Inzake de
lijst van de prioritaire stoffen heeft men een evolutie
kunnen vaststellen. De lijst werd uitgebreid. Belgie¨ heeft
problemen met een aantal onderdelen, zoals nikkel.
Ons land steunt de compromisvoorstellen die in de
commissie Leefmilieu uitgewerkt worden naar aanleiding
van de consignatieprocedure. We proberen zo veel als
mogelijk ons aan te sluiten bij de amendementen op
voorwaarde dat de OSPAR-voorwaarden niet worden
overschreden. Op Europees niveau staat men geregeld
voor de keuze : ofwel bereikt men geen consensus - de
15 landen moeten akkoord gaan -, ofwel bereikt men een
consensus waarvan sommigen vinden dat hij niet ver
genoeg gaat. Voor leefmilieu is geen consensus vinden
de slechtst mogelijke keuze. Dit leidt immers tot de
situatie waarin men zich alles blijft veroorloven. Belgie¨
stuurt altijd aan op een consensus.
De milieukwaliteitsnormen voor radioactieve stoffen zo-
als bepaald in de kaderrichtlijn zijn perfect aanvaardbaar
voor Belgie¨ op voorwaarde dat de coherentie verzekerd
wordt met het geheel van criteria en normen van de
richtlijn basisnormen voor de bestralingsbescherming.
Zonder coherentie, dreigt men conflicterende normen te
krijgen die alleen leiden tot een grote warboel.
Wat de termijnen betreft, is Belgie¨ van oordeel dat
bijkomende verlengingen alleen als uitzondering aan-
vaardbaar zijn. Het meest recente compromisvoorstel
laat de derde verlenging schrappen. Na overleg tussen
het Europees parlement, de Raad en het voorzitterschap
zou de timing van 16 jaar met een paar jaar kunnen
worden ingekort. Dankzij de houding van de gewesten
inzake inkorting van termijnen verdedigt Belgie¨ deze
verkorting, die een compromis is tussen de Raad en het
Europees parlement.
Grondwater moet maximaal gevrijwaard blijven van
schadelijke stoffen omdat de vervuiling onomkeerbaar is.
Het totaal voorkomen en verbieden van indirecte en
diffuse input van gevaarlijke stoffen is in de praktijk niet
mogelijk. Men kan alleen proberen zo ver mogelijk te
gaan door een streng bemestings- en pesticidenbeleid te
voeren. Dit zijn twee prioriteiten van het beleid. Waar
nodig en mogelijk moet de kwaliteit van grondwater
afgestemd worden op de drinkwaternormen. Een toepas-
sing van de richtlijn inzake drinkwaternormen op grond-
water gaat veel verder dan de grondwaterrichtlijn. De
normen voor drinkwater zijn de allerhoogste. Als men
deze normen toepast op grondwater, zal geen enkel land
aan deze normen kunnen beantwoorden. Een aantal
parameters uit de drinkwaterreglementering zijn niet re-
levant voor de kwaliteit van het grondwater. Een heleboel
parameters van de drinkwaterrichtlijn hebben een andere
functie dan die van de kwaliteit van grondwater als
grondstof die gegarandeerd moet worden. Het is niet
mogelijk deze normen gelijk te schakelen. Belgie¨ streeft
ernaar de algemene kwaliteitsnormen voor grondwater
op te leggen en meer dan 50 parameters te laten meten.
Op die manier kan een ingezette trend worden aange-
houden.
Men moet dus zo streng mogelijk zijn voor het grondwa-
ter, zonder evenwel het gelijk te stellen met drinkwater,
want dat is jammer genoeg niet mogelijk.
De heer Patrick Lansens (SP) : Mevrouw de minister,
het is positief dat u de amendementen van het Europees
Parlement maximaal wilt ondersteunen. Ik heb ook be-
grepen dat het een evenwichtsoefening is. Men moet een
consensus bereiken, zo niet heeft men niets en is het
alleen maar een slechtere zaak voor het milieu. Dat
betekent natuurlijk niet dat wij de lat te laag moeten
leggen. Ik ben het volledig met u eens om die amende-
menten maximaal te ondersteunen.
Mevrouw de minister, ik ga in op uw uitnodiging om uw
omstandig antwoord grondig te bestuderen. Ik heb giste-
ren via de media de maatregelen vernomen die uw
18
HA 50
COM 190
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Patrick Lansens
collega op het Vlaams niveau, minister Dua, aankondigt,
specifiek voor het grondwater en de nitraten. Ik hoop dat
zij slaagt in haar ambitieuze doelstellingen om tegen
2005 bepaalde verbeteringen te kunnen bereiken. Ik zal
dit verder opvolgen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
de arbeidsomstandigheden van
apothekers-klinisch biologen in opleiding
(nr. 1737)
Question orale de M. Luc Goutry a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement sur
les conditions de travail
des pharmaciens-biologistes cliniques en formation
De heer Luc Goutry (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, begin februari heb ik u reeds een
vraag gesteld over de arbeidsomstandigheden van
apothekers-klinisch biologen in opleiding. Ik heb toen
gezegd dat voor de geneesheren-specialisten in oplei-
ding, waar een en ander geregeld is, men blijkbaar deze
kleinere groep uit het oog verloren is. Het betreft de
personen die na hun studie van apotheker een opleiding
volgden voor klinisch bioloog. Ook zij moeten stage lopen
in ziekenhuizen.
Ik had in februari het voorstel geformuleerd om het
ministerieel besluit van 30 april 1999, dat de algemene
criteria
voor
de
erkenning
van
de
geneesheren-
specialisten, stagemeesters en stagediensten vastlegt
en
orde
schept
zowel
arbeidsorganisatorisch,
arbeidsrechtelijk als pecuniair, naar deze categorie uit te
breiden.
Mevrouw de minister, ik herinner u aan het antwoord dat
u toen hebt gegeven. U hebt toen gezegd dat het
waarschijnlijk een vergetelheid betreft en dat u dit feit zou
onderzoeken. Het zou de logica zijn dat dit punt mee valt
onder het toepassingsgebied van het ministerieel besluit
van 1999, waarbij de betrokkenen dezelfde bescherming
en mogelijkheden zouden genieten.
Mevrouw de minister, ondertussen is over deze zaak
niets meer gehoord. De mensen blijven mij daarover
interpelleren. Daarom mijn vraag nogmaals aan u.
Minister
Magda Aelvoet :
Mevrouw
de
voorzitter,
collega's, er zijn twee elementen van antwoord.
Ten eerste, ik heb mijn diensten gevraagd hoe de toe-
stand er in de praktijk op het terrein uitziet. Uit een
steekproefbevraging - die natuurlijk waard is wat ze
waard is - blijkt dat de arbeidsomstandigheden van
apothekers-klinisch biologen meestal vergelijkbaar zijn
met die van de andere assistenten.
Ten tweede, wat de praktische invulling van dit systeem
betreft, hebben wij vanuit verschillende hoeken melding
gekregen van moeilijkheden in het functioneren van dat
nieuwe systeem.
Daarom voorzien wij dat een aantal verfijningen aan het
bestaande koninklijk besluit zullen moeten worden aan-
gebracht. Op dat ogenblik zullen wij het nodige doen om
ook de problematiek van de apothekers-klinisch biologen
mee te integreren in het ministerieel besluit.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mevrouw de minister, u had
het over een koninklijk besluit maar ik neem aan dat u
een ministerieel besluit bedoelt.
Ik herhaal even uw antwoord voor alle duidelijkheid. Het
gaat om een recent ministerieel besluit en er worden nog
een paar problemen in verband met de algemene toe-
passing voor de assistenten vastgesteld. U bent dus vast
van plan om dit recht te zetten en deze groep meteen ook
te incorporeren. Er is immers geen enkele reden waarom
die mensen niet onder het ministerieel besluit zouden
vallen. Wellicht werden zij gewoon vergeten.
U hebt nog geen zicht op de timing ?
Minister Magda Aelvoet : Ik kan daar eigenlijk geen
datum op plakken. Ik ben hiermee bezig. Men moet
echter akkoorden bereiken en iedereen moet mee zijn.
Het moet echter op zijn allerlaatst eind dit jaar geregeld
zijn.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Yolande Avontroodt
aan de minister van Consumentenzaken, Volksge-
zondheid en Leefmilieu over
de wachtdiensten van
huisartsen
(nr. 1600)
Question orale de Mme Yolande Avontroodt a` la
ministre de la Protection de la consommation, de la
Sante´ publique et de l'Environnement sur
les servi-
ces de garde des me´decins ge´ne´ralistes
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Mevrouw de mi-
nister, ik ben mij er goed van bewust dat deze vraag
thuishoort in de brede visie die u ontwikkelt met betrek-
king tot de organisatie van de gezondheidszorg in het
algemeen en tot de reorganisatie van de eerste lijn. Ik
stel deze vraag echter omdat in de media een bericht
HA 50
COM 190
19
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Yolande Avontroodt
verscheen dat u de ondersteuning van de organisatie van
de wachtdiensten zou koppelen aan het hierbij betrekken
van kinesisten en gynaecologen. Dit was een bericht dat
een paar antennes gevoelig heeft gemaakt, niet in het
minst - en terecht - bij diegenen die momenteel de
wachtdiensten organiseren. Het gaat voornamelijk om de
huisartsenkringen die terzake niet alleen een missie
hebben, maar die ook een zekere expertise hebben
opgebouwd. Zij organiseren dit, met het oog op het
algemeen en het maatschappelijk belang, volgens mij
goed.
Mevrouw de minister, om welke reden werden de krin-
gen, die toch over de expertise beschikken, niet betrok-
ken bij uw initiatieven inzake de organisatie van de
wachtdiensten ? Plant u terzake overleg ? Waarom werd
het bericht in verband met de eerstelijnszorg in de pers
gelanceerd ? Hoe staat het met het inschakelen van
gynaecologen en kinesisten in de wachtdiensten van de
huisartsen ? Onderneemt u reeds stappen om de
huisartsenkringen te erkennen inzake het organiseren
van de wachtdiensten ?
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw Avontroodt, er wordt
op dit ogenblik gewerkt aan een ontwerp dat betrekking
heeft op de organisatie van de eerstelijnszorg. In dit
verband werd uiteraard rekening gehouden met een
manier om de continui¨teit van de zorg in de praktijk te
brengen en met het probleem van de organisatie van de
wachtdiensten. Er hebben in dat verband wel degelijk al
informele contacten plaatsgevonden met huisartsen-
kringen uit zowel het Noorden als het Zuiden van het
land. Het feit dat dit de media heeft gehaald, heeft meer
te maken met een globale reactie op het rapport-Peers
waarin verschillende elementen werden aangekaart.
In ieder geval is er een uitgebreid en georganiseerd
overleg gepland met de organisaties die betrokken zijn bij
de eerstelijnszorg. In feite zullen we op dat vlak in twee
fases werken. Zoals u weet werd reeds in de maand
december naar zowat 900 mensen een eerste rondzend-
brief gestuurd over de organisatie van de eerstelijnszorg.
Tot op vandaag ontvangen wij reacties op deze brief.
Wijzigingen worden dus niet zomaar, zonder inspraak,
doorgevoerd.
Er werd beslist om binnen een tweetal maanden een
eerste overlegfase te organiseren die zou bestaan uit de
bekendmaking van het ontwerp dat zal worden aange-
past aan alle reacties die wij ontvangen. Dit aangepast
ontwerp zal op de website worden geplaatst met daarbij
de vraag om commentaar. De belangrijkste beroepsgroe-
pen zullen uitdrukkelijk en individueel worden aange-
schreven om commentaar te leveren. De meest gestelde
vragen en de meest genoemde bezwaren zouden mate-
riaal vormen voor de uitwerking van de inhoud van een
symposium dat de twee fase vormt. Dit symposium is
gepland voor dit najaar.
Zoals u terecht beklemtoont, is het probleem van de
wachtdiensten gesitueerd in een veel globalere context
van de organisatie van de eerstelijnszorg. Het ontwerp
waaraan momenteel wordt gewerkt, bevat een aantal
bepalingen om onder andere de huidige wachtdiensten
beter te structureren en te organiseren. Het is niet juist
dat gynaecologen werden genoemd in een document dat
wij hebben verstuurd. Naar aanleiding van vragen over
wie zich al dan niet in de eerstelijnszorg bevindt, werd
een antwoord verstrekt maar het bovenvermelde ontwerp
heeft duidelijk betrekking op de actoren, namelijk de
beoefenaars van een gezondheidsberoep : huisartsen,
tandartsen, apothekers, kinesitherapeuten, verpleegkun-
digen en beoefenaars van paramedische beroepen zoals
bedoeld in artikel 22 van het koninklijk besluit van 1978.
Dit zijn de groepen waarvan men vond dat ze in het
ontwerp moesten worden opgenomen.
Ik kom dan tot uw vijfde punt, de problematiek van de
wachtdiensten. Het is in ieder geval de bedoeling voort te
bouwen op de bestaande initiatieven en de bestaande
ervaring die in de huisartsenkringen is opgebouwd. Er is
uitdrukkelijk afgesproken dat huisartsen specifieke pro-
blemen zoals de wachtdienst onderling kunnen oplossen.
Anderen hoeven zich niet uit te spreken over de speci-
fieke problemen van de huisartsen zoals de wachtdien-
sten.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Mevrouw de mi-
nister, ik dank u voor uw antwoord. Het door u aange-
kondigde symposium is een zeer goed initiatief dat op het
terrein met dank zal worden aanvaard. Als ik u goed
begrepen heb, zult u een voorpublicatie van een ontwerp
geven.
Minister Magda Aelvoet : Ik zal niet het ontwerp voor-
stellen maar wel de krachtlijnen. Dit kan belangrijk zijn in
de aanloop van het symposium. Deze reacties en bemer-
kingen zullen op het symposium aan bod komen.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Een daarna in het
parlement ?
Minister Magda Aelvoet : Inderdaad.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Mevrouw de mi-
nister, dit is een applaus waard. Een voorpublicatie komt
de democratie zeker ten goede. Een echte voorpublicatie
en een brede consultatie over een dergelijk onderwerp is
nog nooit gebeurd.
Mevrouw de minister, u hebt niet geantwoord op mijn
vraag of u bereid bent de huisartsenkringen te erkennen.
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw Avontroodt, ik heb
mijn antwoord samen met het kabinet en de administratie
voorbereid. Ik vrees dat dit element aan onze aandacht is
20
HA 50
COM 190
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
ontsnapt. In het licht van de uitbouw van de eerstelijns-
gezondheidszorg moeten de huisartsenkringen, mijn in-
ziens, hun plaats krijgen. Over de manier waarop dit
moet gebeuren, wens ik me niet vast te pinnen omdat ik
me op dit ogenblik terzake onzeker voel.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
de resultaten van de werkgroep
drugs
(nr. 1749)
Question orale de M. Jo Vandeurzen a` la ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publi-
que et de l'Environnement sur
les re´sultats du
groupe de travail drogues
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, op 27 januari 2000 heeft
de Ministerraad kennis genomen van het rapport
Bel-
gisch drugsbeleid anno 2000, een stand van zaken
waarin een aantal professoren een evaluatie hebben
gemaakt van het huidig drugsbeleid in al zijn facetten.
Een werkgroep werd aangesteld om uit het verslag een
aantal conclusies te trekken. De CVP-fractie verheugt er
zich over dat u als minister van Volksgezondheid bent
aangesteld als voorzitter van de werkgroep. Een efficie¨nt
drugbeleid is belangrijk. Dit is reeds gebleken uit de
aanbevelingen van de werkgroep drugs van de vorige
legislatuur. Drugsbeleid is gericht op preventie, hulpver-
lening en repressie. Een goed drugsbeleid is een gei¨n-
tegreerd beleid.
De Ministerraad heeft beslist dat de werkgroep binnen de
drie maanden klaar moest zijn met zijn conclusies. De
drie maanden zijn voorbij. Het is niet de eerste keer dat
terzake een termijn verstrijkt. Het regeerakkoord kon-
digde een nieuwe nota over het drugsbeleid aan. Dit is
niet gebeurd.
Mevrouw de minister, wat is de stand van zaken ?
Wanneer zullen de conclusies aan de Ministerraad wor-
den voorgelegd ? Hebben de conclusies betrekking op
het hele drugsbeleid of op deelaspecten ervan ? Werd de
beslissing van het kernkabinet om punten die betrekking
hebben op het drugsbeleid uit het Veiligheidsplan te
lichten voorgelegd aan de werkgroep ? Welke argumen-
ten werden gebruikt ? Werd het advies van de werkgroep
ingewonnen ?
Minister
Magda Aelvoet :
Mevrouw
de
voorzitter,
collega's, het is correct dat de Ministerraad deze beslis-
sing eind januari heeft genomen. De werkgroep is sa-
mengesteld uit vertegenwoordigers van de leden van het
kernkabinet - Sociale Zaken, Justitie, Economie en Bin-
nenlandse Zaken -. Op 21 maart is de werkgroep begon-
nen met zijn werkzaamheden. De eerste vergaderingen
werden gewijd aan hearings met buitenlandse experts.
De inhoudelijke besprekingen zijn ondertussen begon-
nen. Men heeft geopteerd voor een integraal drugs-
beleid.
De keuze werd gemaakt om, wat het globale beleid
betreft, zich uit te spreken zowel over de preventie en de
behandeling als over de repressie. Dat hele pakket
vraagt inderdaad meer tijd dan oorspronkelijk vooropge-
steld. Wij mikken er nu op dat in het najaar het geheel
kan worden afgerond. De werkgroep werd niet geraad-
pleegd over het feit of zij het een goede zaak vonden dit
punt uit het Veiligheidsplan te lichten. Wel waren er
nadien vergaderingen, waaruit blijkt dat zij er helemaal
geen moeilijkheden mee hebben.
Bij de beslissing over het Veiligheidsplan dat op het
kernkabinet werd genomen, werd de stelling ingenomen
om, liever dan enkele aspecten er vlug in op te nemen,
als de werkgroep zijn werkzaamheden heeft afgerond en
de conclusies op de Ministerraad heeft voorgelegd, het
dan afgewerkte resultaat in het Veiligheidsplan te inte-
greren.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mevrouw de minister, ik
heb gisterenavond per fax de agenda gekregen van de
commissies die vandaag supplementaire vragen behan-
delen. U moet het niet als kwade trouw van mijn kant
zien, maar ik heb daarnet aan de minister van Justitie, die
twee verdiepingen lager zit, de vraag gesteld wat er in het
Veiligheidsplan over drugs zal staan. Hij heeft mij beves-
tigd dat er wel degelijk stukken in het Veiligheidsplan
zullen blijven staan. Het kan ook niet anders. Men kan
niet over georganiseerde criminaliteit spreken als men
niet over drugsproductie en de verhandeling ervan kan
spreken. Men kan niet over preventie spreken als men
niet over drugs kan spreken. Dat is een van de funda-
mentele punten inzake preventie. Men kan niet over de
gevangenissen spreken als men niet over drugs in de
gevangenissen kan spreken.
De minister van Justitie heeft mij bevestigd dat er wel
degelijk stukken die over drugs gaan in het Veiligheids-
plan zullen moeten staan. Ik duid hem dat niet ten kwade,
noch verwijt ik u dat hier te nuanceren.
Wij weten allen zeer goed dat het drugsbeleid e´e´n hekel
punt heeft, met name de vraag in welke mate wij opschui-
ven naar een gedoogbeleid inzake het gebruik van
softdrugs.
Mevrouw de minister, ik hoop hiermee dat u mij nu niet in
een extreem repressieve hoek onderbrengt, maar het
was wel een deel van het geheel zoals de Kamer het in
de vorige legislatuur met een Octopus-brede meerder-
HA 50
COM 190
21
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jo Vandeurzen
heid heeft goedgekeurd. Ik stel met verbazing vast dat
wat grondig werd bestudeerd en in de Kamer een zeer
grote consensus kreeg, nu telkens opnieuw in vraag
wordt gesteld. Wij gaan naar een nieuw drugbeleid,
terwijl wij al zoveel punten van dat drugbeleid kennen.
Ik betreur nog meer dat dat punt nu tot na de
gemeenteraadsverkiezingen wordt verschoven.
Ik onthoud uit dit debat dat de regering het niet eens is
over de vraag hoe op te treden inzake softdruggebruik.
Omdat dit punt duidelijk het voorwerp uitmaakt van
ernstige meningsverschillen moet heel het drugsdebat
verschuiven naar een periode na de gemeenteraads-
verkiezingen. Wij zullen worden geconfronteerd met een
Veiligheidsplan van de minister van Justitie dat wel
bepaalde elementen zal bevatten, maar op dat punt niet
consistent kan zijn omwille van deze politieke realiteit. Ik
betreur dat ten zeerste. Ik had liever gehad dat, onder
leiding van de minister van Volksgezondheid, eindelijk
werk zou worden gemaakt van een gei¨ntegreerde aan-
pak, in overleg met de gemeenschappen. Alle elementen
zijn daarvoor aanwezig. Wij hebben dat tot den treure toe
besproken. Ik heb diezelfde kritiek ook aan het adres van
de vorige regering uitgebracht. Van gei¨ntegreerd drug-
beleid in ons land is nog altijd geen sprake. Het schuift
nog maar eens op omdat wij er politiek niet uitgeraken.
Dat is volgens mij geen goede evolutie.
Minister Magda Aelvoet : Mijnheer Vandeurzen, ik wil op
e´e´n punt terugkomen. Het is niet juist dat er in het
Veiligheidsplan niets zal verschijnen over het drugs-
beleid. In het kernkabinet werd afgesproken dat men zal
aangeven welke aspecten daarin zullen terechtkomen.
Op het ogenblik dat men de werkzaamheden heeft
afgerond, zal het totale pakket in het Veiligheidsplan
komen. Dat heb ik gezegd en dat is ook afgesproken op
het kernkabinet.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mevrouw de minister, ik
begrijp niet hoe men over enkele weken preventie-
projecten kan organiseren als ze niet over drugs kunnen
gaan.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
Mijn mondelinge vraag nr. 1603 wordt naar een latere
datum verschoven.
Samengevoegde mondelinge vragen van de dames
Annemie Van de Casteele en Yolande Avontroodt aan
de minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu over
de productie en controle
van ontsmettingsmiddelen en de mogelijke besmet-
ting door gebruik van een slecht lot Cidex
(nrs. 1754
en 1757)
Questions orales jointes de Mmes Annemie Van de
Casteele et Yolande Avontroodt a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement sur
la production et le
contro
^ le des de´sinfectants et l'e´ventuelle contamina-
tion provoque´e par l'utilisation d'un lot de´fectueux
de Cidex
(n
os
1754 et 1757)
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Mevrouw de mi-
nister, deze vraag gaat over het ontsmettingsmiddel dat
gebruikt wordt voor de ontsmetting van endoscopisch
materiaal bij kijkoperaties. In dit product werd een con-
centratie van 0% glutaar aldehyde vastgesteld. Voor
mensen die met dit product behandeld werden of die een
ingreep ondergingen met materiaal dat met Cidex behan-
deld was, is er een potentieel risico.
De situatie is ons goed bekend. In de pers spreekt men
over 80 ziekenhuizen en 8 groothandelaars in farmaceu-
tische middelen in Belgie¨ en 25 ziekenhuizen in Neder-
land. Men heeft ook een aantal experts gehoord die
verklaren dat het risico op een infectie met hepatitis B of
C potentieel maar beperkt is.
Mevrouw de minister, ik had graag een antwoord op de
volgende vragen. Ten eerste, is er een reden waarom
deze zaak - zoals in de pers vermeld - pas bekend
gemaakt werd nadat de Nederlandse inspectie met het
nieuws naar buiten kwam ? Klopt dit bericht of is dit niet
juist ?
Ten tweede, is de lijst van de ziekenhuizen waar het
product werd gebruikt bekend ? Over hoeveel ziekenhui-
zen gaat het juist ? Werden de patie¨nten die een operatie
of ingreep ondergingen in deze ziekenhuizen in de
maanden februari, maart en april reeds op de hoogte
gesteld ? Door wie werden ze op de hoogte gesteld ?
Hebben de ziekenhuizen zelf patie¨nten aangeschreven ?
Ten derde, welke initiatieven worden er vanuit het minis-
terie van Volksgezondheid met betrekking tot deze pro-
blematiek genomen ?
Ten vierde, zullen alle patie¨nten onderworpen worden
aan een test en is dit een serologische test, of wordt er
eventueel op sommige plaatsen overgegaan tot vaccina-
tie ?
Ten vijfde, welke stappen heeft de farmaceutische in-
spectie inzake dit dossier genomen ? Welke initiatieven
zullen worden ontwikkeld door de opgerichte groep van
experts ?
22
HA 50
COM 190
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, als u
het goed vindt, antwoord ik ook op de schriftelijk gestelde
vragen van mevrouw Van de Casteele. Omdat het ant-
woord zo is opgemaakt, zal ik op de vragen van beide
vraagstellers ingaan zodanig dat men een zo volledig
mogelijk overzicht heeft van de situatie.
De bewuste partij werd door Johnson & Johnson op 4 en
5 januari geproduceerd. Achteraf - veel later - is gebleken
dat op 4 januari twee menselijke fouten werden gemaakt.
Enerzijds werd een verkeerde knop ingedrukt. Dit had tot
gevolg dat het eigenlijke desinfecterende middel niet is
terechtgekomen in de productie van 4 januari. Anderzijds
werden geen stalen genomen van de dagproductie. De
producent moet van elke productie een staal nemen. Op
die manier kon men niet vaststellen dat het desinfecte-
rend middel niet aanwezig was. De partij van 4 januari
was goed voor 28 paletten. In totaal waren het 3 360
bussen Cidex van 5 liter. Daarvan is 1 palet, goed voor
120 bussen, niet verdeeld geweest. De rest werd ver-
spreid hoofdzakelijk in Belgie¨ en een beetje in Nederland.
Mevrouw Van de Casteele heeft gevraagd of deze vloei-
stof dikwijls gebruikt wordt bij desinfectie van chirurgisch
materiaal. Men mag niet spreken over chirurgisch mate-
riaal in de enge zin van het woord. Het gaat over
gastroscopiee¨n, endoscopiee¨n en andere. Deze instru-
menten worden gewassen en met zeep behandeld, ge-
spoeld en gedesinfecteerd. Ze worden niet gesteriliseerd
zoals het echte chirurgisch materiaal. We mogen geen
verwarring scheppen tussen chirurgisch materiaal en dit
soort instrumenten.
Wat de controleprocedures op de conformiteit in de
ziekenhuizen betreft, kan ik meedelen dat de bijsluiter
zeer precieze aanwijzingen bevat over de controle van
de bussen. Vlak voor de ingebruikname van het product
moet de Cidex-oplossing geactiveerd worden. Door toe-
voeging van een flacon aan de bus kleurt het product
lichtgroen. Het product blijft 14 dagen goed. Om zeker te
zijn dat het product aan de eisen inzake desinfectie
voldoet, beveelt de firma enerzijds aan tijdens het ge-
bruik van Cidex een thermometer en een klok te hanteren
en, anderzijds de Cidex-strip te gebruiken om op gezette
tijden de kwaliteit van het product te controleren. Door
gebruik te maken van de teststrips had men altijd moeten
kunnen ontdekken dat er een probleem was. Het gebruik
van de strip is niet verplicht. Het aantal klachten van
ziekenhuizen vanaf maart en begin april wijst erop dat het
gebruik van de strip niet systematisch wordt toegepast.
Zo niet, was het probleem veel massaler vastgesteld.
Op dit ogenblik beschikken we nog niet over de nodige
informatie op de vraag hoeveel patie¨nten een ingreep
hebben ondergaan met instrumenten die met Cidex
werden gedesinfecteerd. Gisterenavond hadden 93 zie-
kenhuizen Volksgezondheid op de hoogte gesteld van de
situatie. 20 ziekenhuizen hebben het fameuze lot ge-
bruikt, 19 ziekenhuizen zeggen het product te gebruiken
maar niet het fameuze lot, 54 ziekenhuizen gebruiken
Cidex helemaal niet. Op de 93 ziekenhuizen hebben
20 ervan het product gebruikt. De volgende dagen zullen
ze bijkomende informatie toezenden.
Wat het risico van overdracht van de besmetting betreft,
worden er uiteraard vragen gesteld door iedereen die
zich verantwoordelijk weet in dit dossier. Het gaat in feite
om drie types van besmetting, namelijk door schimmels,
viraal en bacteriologisch. Gisterenochtend heb ik e´e´n van
de deskundigen gehoord die morgen in groep zullen
samenkomen om concrete aanbevelingen te formuleren
voor de ziekenhuizen waar men dit product gebruikt
heeft. Hij zei dat een aantal ziekenhuizen waarmee zij al
contact gehad hadden op dit moment noch een toename
van schimmelinfecties, noch van bacteriologische infec-
ties hebben vastgesteld. Men zou dat zeer vlug moeten
zien. Voor schimmelinfecties bedraagt de normale incu-
batietijd e´e´n week en voor bacteriologische infecties
twee weken. Men heeft geen toename kunnen vaststel-
len, wat doet vermoeden dat het aantal besmettingen
zeer laag zal liggen. Inzake de virale infecties heerst er
momenteel nog onzekerheid aangezien de incubatietijd
daar drie weken tot zes maanden kan bedragen. Zoals ik
reeds zei, is desinfectie het laatste element in de
reinigingsprocedure die voor die instrumenten wordt ge-
bruikt. Men moet dus niet het beeld hebben dat er zonder
het desinfectiemiddel niets is gebeurd. Uiteraard is er iets
gebeurd, maar dit uiteraard belangrijke element was niet
juist.
Het comite´ van deskundigen van de Hoge Gezondheids-
raad komt morgenochtend samen om zeer concrete
aanbevelingen te formuleren in verband met de testen
die de ziekenhuizen die dit lot hebben gebruikt best
zouden uitvoeren.
Op basis van wetenschappelijke expertise heb ik als
eerste indicatie gekregen dat er inzake de virale infecties
e´e´n kans van 1 op 80 000 op hepatitis B zou bestaan
voor patie¨nten die deze ingreep ondergingen, een kans
van 1 op 400 000 op hepatitis C en inzake het HIV-virus
vertelde men mij dat het risico normaal gezien quasi
uitgesloten is omdat dit virus niet bestand is tegen water
en zelfs niet tegen lucht. In de hele aanpak van de
problematiek is men er tot nog toe steeds vanuit gegaan
dat dit soort virus alleen via onder andere speeksel en
bloed kan worden overgedragen. Als men al een bere-
kening kan maken, heeft e´e´n van de professoren gezegd
dat hij dit schat in de orde van 1 op 30 000 000. Het gaat
hier dus al om drie keer de Belgische bevolking.
In een nota van het ministerie werd de betrokken zieken-
huizen gevraagd om opnieuw contact op te nemen met
de patie¨nten. Dit werd als aanbeveling geformuleerd
aangezien men dit niet wettelijk verplicht kan maken. In
overeenstemming met de aanbevelingen van het comite´
HA 50
COM 190
23
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
zullen de patie¨nten dan onderworpen worden aan onder-
zoeken om eventuele besmettingen vast te stellen.
Hierna zullen alle verdachte positieve gevallen worden
gemeld. Op dit ogenblik beschikken wij uiteraard nog niet
over bevestigde gegevens met betrekking tot het aantal
gemelde gevallen van infectie. Uit telefonische informatie
bleek wel dat men bijvoorbeeld in het Middelheim-
ziekenhuis mensen die in die periode kijkoperaties on-
dergingen heeft opgeroepen voor een bloedafname.
Deze stalen worden op dit ogenblik bewaard in gekoelde
installaties. Als de aanbevelingen van de deskundigen
komen, zullen de nodige proeven worden uitgevoerd.
Vervolgens is er de belangrijke vraag in verband met het
moment en de manier waarop het ministerie van Volks-
gezondheid gewaarschuwd is geweest. Wat de Farma-
ceutische Inspectie betreft, is het zo dat op de avond van
3 april een e-mail is aangekomen. Deze was afkomstig
van de firma en bevatte het initie¨le rapport, de traceer-
baarheidslijst en de brief die zij op 4 april naar al hun
klanten hebben gestuurd.
Ik heb die brief hier bij mij. Er stond in dat er een
onzekerheid bestond over de concentratie, maar zonder
concrete indicaties over 2% meer of minder van welk
product ook. Het zou gaan over een klein gedeelte van
Cidex-desinfectievloeistof, lotnummer 0001.
In die verwittiging aan Volksgezondheid stond dat al de
ziekenhuizen en alle grootverdelers op 4 april de aanbe-
veling kregen om dat product niet te gebruiken en het in
quarantaine te houden voor nader onderzoek. Johnson &
Johnson zou vervangproducten leveren. Ik citeer uit deze
brief :
In bijlage vindt u een overzicht van de hoeveel-
heid en de verzenddatum waarop Cidex aan uw zieken-
huis of onderneming is geleverd. In bijlage zenden we u
tevens een formulier waarvan wij u vriendelijk verzoeken
het in te vullen. Mocht er een probleem zijn...
enzovoort.
Vanaf 4 april beschikte de Farmaceutische Inspectie over
de informatie dat iedereen verwittigd was en de raad
kreeg het niet te gebruiken, het weg te nemen uit de
departementen waar het zich bevond en het in quaran-
taine te houden om het te laten onderzoeken.
Het volgende moment waarop informatie gegaan is naar
de Farmaceutische Inspectie, was de avond van 21 april.
Opnieuw werd een e-mail gezonden naar de Farmaceu-
tische Inspectie en naar de ziekenhuizen. Daarin werd
voor het eerst het probleem aangesneden dat de con-
centratie van dat fameuze lotnummer varieerde van 0%
tot 2,2%. Dat laatst genoemde percentage is de normale
concentratie. Men deelde mede dat, op basis van onder-
zoeksresultaten die ondertussen werden bereikt, aan alle
ziekenhuizen werd gevraagd het mogelijke gezondheids-
risico van iedere patie¨nt die een medische behandeling
zou hebben ondergaan waarbij van dit lotnummer ge-
bruik werd gemaakt en waarmee dat instrumentarium
zou zijn ontsmet te analyseren. Dat bericht is diezelfde
avond van 21 april naar alle betrokken ziekenhuizen
gestuurd die de toelevering van dat product hadden
gekregen, evenals naar de Farmaceutische Inspectie.
Deze fameuze e-mail van 21 april is pas op 25 april,
namelijk de tweede paasdag, geopend geweest. Ik stelde
dan vast dat, hoewel men toen op het niveau van de
Farmaceutische Inspectie de indicatie had dat het ging
van 0% tot 2,2%, men eigenlijk vijf werkdagen heeft laten
voorbijgaan zonder te reageren. Ik vind dat een fout van
de Farmaceutische Inspectie.
Men is dus een kleine week verloren, wat ik betreur.
Daarvoor heeft men geen samenhangende uitleg.
In De Standaard heeft men gei¨nsinueerd dat men pas in
actie is geschoten omwille van het feit dat men in
Nederland in actie was geschoten. Dat is manifest onjuist
- maar dat is voor mij geen troost. De Nederlandse
administratie heeft exact op dezelfde manier gereageerd
als de Belgische. Wat het document van 4 april betreft,
begrijp ik dat men niet heeft gereageerd, aangezien men
geen enkele indicatie had. Al degenen die het product
hadden gekregen werden onmiddellijk verwittigd. De
e-mail van 21 april werd pas geopend op 25 april. Een
gewone e-mail die op vrijdagavond om 18.30 uur toe-
komt, zal wellicht in niet veel bedrijven nog worden
geopend. In ieder geval was het allerlaatste moment om
in actie te schieten, 25 april. Ook dat is niet gebeurd.
Ik heb dienaangaande al een gesprek gehad met de
Farmaceutische Inspectie teneinde een aantal afspraken
te maken. Men signaleert terzake het volgende pro-
bleem. Op vraag van de sector medisch hulpmateriaal is,
midden van de jaren '90, een deel van de producten dat
daarvoor bij de categorie geneesmiddelen hoorde, over-
gebracht naar de categorie medische hulpmiddelen. Het
ontsmettingsproduct waarvan sprake, hoort daarbij.
Mocht het nog worden beschouwd als een geneesmid-
del, dan was het ondenkbaar dat lot niet was gecontro-
leerd. De controles op de geneesmiddelen zijn immers
veel strenger en sluitender dan de controles op de
geneeskundige hulpmiddelen.
Een andere vaststelling is dat dit, onder druk van de
sector, op Europees niveau werd afgedwongen. Bijge-
volg kwam er niet alleen een andere inschaling van het
product, maar ook een ander alarmerings- en controle-
systeem. Als er iets misloopt met een geneesmiddel,
meldt men dat via een bepaald faxtoestel, dat alleen
daarvoor wordt gebruikt en waarrond een permanente
wachtdienst is georganiseerd. Met een permanente
wachtdienst had men dit probleem op 21 april al kunnen
detecteren.
In ieder geval was het de Belgische administratie die de
Europese Commissie heeft ingelicht, vo´o´r de Neder-
landse. Het was ook de Belgische administratie die
24
HA 50
COM 190
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
Johnson & Johnson heeft gealarmeerd. Voor dit soort
van materialen heeft men een Rapid Alert System. Ik wil
daarmee niet goedpraten dat men op 25 april nog niets
had ondernomen, maar wil ermee aangeven dat de
berichten dat de Belgen wakker werden geschud door de
Nederlanders, niet kloppen, integendeel.
In verband met het feit dat Johnson & Johnson het
probleem op 3 en 4 april heeft gesignaleerd, hebben wij
gisteren vernomen dat de firma Johnson & Johnson op
27 maart al wist dat delen van die productie 0% desin-
fecterend middel bevatten.
Toen zij op 3 en 4 april de ziekenhuizen, de distributeurs
en de Farmaceutische Inspectie verwittigden, werd me-
degedeeld :
Er is onzekerheid over de concentratie in
een klein gedeelte van de desinfectering
. Dat is volgens
mij zonder meer schandalig. Al het nodige zal worden
gedaan om hieromtrent duidelijkheid te scheppen.
Op vraag van de Farmaceutische Inspectie werd op
3 mei, via de dienst voor Geneesmiddelenonderzoek,
een speciaal bericht verzonden naar alle groothande-
laars en officina- en ziekenhuisapotheken in Belgie¨ en
Luxemburg. In tegenstelling tot geneesmiddelen is het in
deze zaak the Notified Body, een door de overheid
erkende maar van haar losstaande instantie, die de
fabrikant moet controleren.
In de Europese regelgeving terzake is bepaald dat de
taak van de bevoegde autoriteiten voor medische hulp-
middelen beperkt is tot het opvolgen van de maatregelen
die door de firma zelf moeten worden getroffen. Het
systeem verschilt aldus totaal van dat inzake de genees-
middelen.
Eind juni ontmoeten de Europese ministers van Volksge-
zondheid elkaar. Bij die gelegenheid zal ik ervoor zorgen
dat dit punt aan bod komt en ik zal tevens de aandacht
vestigen op de al dan niet verantwoorde aanwezigheid
van een aantal elementen in geneeskundige hulpmidde-
len. Inderdaad, ik zou terzake nog andere voorbeelden
kunnen aanhalen. Blijkbaar behoort ook de productie van
pacemakers tot de hulpmiddelen, evenals de capsules
gebruikt bij nierdialyses. Eigenlijk behoren er heel wat
delicate producten bij en volgens mij moet worden nage-
gaan of het op het vlak van de volksgezondheid verant-
woord is die producten weg te laten op de lijst van
geneesmiddelen.
Cidex is dus een medisch hulpmiddel, geen geneesmid-
del. Wat het toezicht betreft, is the Notified body be-
voegd. De regels voor medische hulpmiddelen zijn niet
dezelfde als voor geneesmiddelen.
Ter informatie nog dit : de Notified Body die in Engeland
verantwoordelijk is voor de productie van Johnson &
Johnson, werd door Johnson & Johnson verwittigd op
3 mei. Dat is het toppunt. Toch is de Engelse Notified
Body de enige instantie die kan optreden ten aanzien van
de producent. Dat is zo bepaald in de Europese regel-
geving.
Hoe dan ook, ik neem mij voor dit incident ter discussie te
brengen tijdens de eerstvolgende vergadering van de
Europese ministers van Volksgezondheid. In afwachting
van een beter systeem op Europees niveau, zal ik er in
elk geval voor zorgen dat mijn administratie op een
andere manier omgaat met een aantal procedures in het
kader van de farmaceutische inspectie. De situatie die
zich thans heeft voorgedaan is onaanvaardbaar en mag
zich in geen geval herhalen.
Morgen om 10 uur zullen een zevental deskundigen,
allen leden van de Hoge Gezondheidsraad en die in 1996
een brochure uitgaven met aanbevelingen betreffende
het gebruik van reinigingsmiddelen, concrete aanbeve-
lingen formuleren die aan alle ziekenhuizen zullen wor-
den toegezonden en die trouwens meteen openbaar
zullen worden gemaakt.
De voorzitter : Mevrouw de minister, ik dank u voor uw
antwoord op deze zeer actuele vraag en voor de duide-
lijkheid die u verschafte.
Mevrouw Van de Casteele, u was niet aanwezig bij de
aanvang van mijn vraag, maar mevrouw de minister heeft
het antwoord op uw vragen in haar antwoord gei¨ncorpo-
reerd.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 12.28 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 12.28 heures.
HA 50
COM 190
25
09-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000