B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
COMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
VAN
DU
03-05-2000
03-05-2000
HA 50
COM 188
HA 50
COM 188
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 188
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Woensdag 3 mei 2000
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE ZAKEN
-
COM 188
Mondelinge vraag van mevrouw Kathleen van der Hooft
aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegen-
heid over
de diensten aan personen (nr. 1516)
5
sprekers : Kathleen van der Hooft, Laurette Onke-
linx, vice-eerste minister en minister van Werkgelegen-
heid
Mondelinge vraag van de heer Paul Timmermans aan de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over
de Euro 2000 in Charleroi (nr. 1541)
6
sprekers : Paul Timmermans, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
Mondelinge vraag van de heer Paul Timmermans aan de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over
de akkoorden tot arbeidsduurvermindering ten gun-
ste van de onderneming Cockerill-Sambre
(nr. 1559)
7
sprekers : Paul Timmermans, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
Mondelinge vraag van mevrouw Els Van Weert tot de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over
de ontoereikende middelen voor de Raad voor
Gelijke Kansen
(nr. 1566)
9
sprekers : Els Van Weert, Laurette Onkelinx, vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt aan de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over
het IAO-verdrag nr. 182 (nr. 1580)
10
sprekers : Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx, vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
Mondelinge vraag van de heer Joos Wauters aan de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over
de dienst Preventie en Bescherming op het werk,
voor de nucleaire sector
(nr. 1597)
12
sprekers : Joos Wauters, Laurette Onkelinx, vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
Mondelinge vraag van mevrouw Joe¨lle Milquet aan de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over
een circulaire betreffende de toestemming om tijde-
lijk
werk
te
verschaffen
aan
personen
die
een
regularisatieaanvraag hebben ingediend
(nr. 1655)
13
sprekers : Joe¨lle Milquet, Laurette Onkelinx, vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
Mondelinge vraag van de heer Marcel Hendrickx aan de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over
de toepassing van het ARAB (nr. 1687)
15
sprekers : Marcel Hendrickx, Laurette Onkelinx, vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
Sommaire
Mercredi 3 mai 2000
COMMISSION DES AFFAIRES SOCIALES - COM 188
Question orale de Mme Kathleen van der Hooft a` la
vice-premie`re ministre et ministre de l'Emploi sur
les
services aux personnes
(n° 1516)
5
orateurs : Kathleen van der Hooft, Laurette Onkelinx,
vice-premie`re ministre et ministre de l'Emploi
Question orale de M. Paul Timmermans a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
l'Euro 2000 a` Charle-
roi
(n° 1541)
6
orateurs : Paul Timmermans, Laurette Onkelinx, vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi
Question orale de M. Paul Timmermans a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
l'accord de re´duction
du temps de travail be´ne´ficiant a` l'entreprise Cockerill-
Sambre
(n° 1559)
7
orateurs : Paul Timmermans, Laurette Onkelinx, vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi
Question orale de Mme Els Van Weert a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
l'insuffisance des
moyens alloue´s au Conseil pour l'e´galite´ des chances
(n° 1566)
9
orateurs : Els Van Weert, Laurette Onkelinx, vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi
Question orale de Mme Greta D'Hondt a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
la ratification de la
Convention n° 182 de l'OIT
(n° 1580)
10
orateurs : Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx, vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi
Question orale de M. Joos Wauters a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
les services de
pre´vention et de protection au travail, en ce qui concerne
le secteur nucle´aire
(n° 1597)
12
orateurs : Joos Wauters, Laurette Onkelinx, vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi
Question orale de Mme Joe¨lle Milquet a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
une circulaire concer-
nant l'autorisation d'occupation provisoire des candidats a`
la re´gularisation
(n° 1655)
13
orateurs : Joe¨lle Milquet, Laurette Onkelinx, vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi
Question orale de M. Marcel Hendrickx a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
l'application du
RGPT
(n° 1687)
15
orateurs : Marcel Hendrickx, Laurette Onkelinx, vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi
HA 50
COM 188
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
4
HA 50
COM 188
03-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DES AFFAIRES SOCIALES
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE ZAKEN
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MERCREDI 3 MAI 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
WOENSDAG 3 MEI 2000
De vergadering wordt geopend om 14.18 uur door de
heer Joos Wauters, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 14.18 heures par M. Joos
Wauters, pre´sident.
Mondelinge vraag van mevrouw Kathleen van der
Hooft aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over
de diensten aan personen
(nr. 1516)
Question orale de Mme Kathleen van der Hooft a` la
vice-premie`re ministre et ministre de l'Emploi sur
les services aux personnes (n° 1516)</b>
Mevrouw Kathleen van der Hooft (VLD) : Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, in het najaar
van 1999 hebt u het experiment met de dienstencheques
opgeschort. U had ons gezegd dat men zou zorgen voor
een ander instrumentarium om de diensten aan perso-
nen aantrekkelijk te maken voor de gebruikers, met name
door middel van de fiscaliteit.
In het regeerakkoord staat dat men zal onderzoeken hoe
het PWA-systeem kan evolueren naar een systeem om
langdurig werklozen en bestaansminimumtrekkers te in-
tegreren in het reguliere arbeidscircuit. Momenteel wer-
ken in de PWA's voornamelijk langdurig werklozen. Stu-
dies
hebben
ook
uitgewezen
dat
laaggeschoolde
gezinshoofden
op
die
manier
hun
werkloosheids-
vergoeding enigszins kunnen verhogen tot een bedrag
dat hoger kan liggen dan wanneer zij zouden worden
tewerkgesteld via het reguliere circuit, rekening houdend
met de andere sociale voordelen van werklozen. Dit
betekent dat de PWA-tewerkstelling eigenlijk ook een
werkloosheidsval is. Hetzelfde dreigt te gebeuren met
samenwonende werklozen. De voormalige minister heeft
immers een maatregel genomen waardoor werklozen die
geregeld PWA-klussen verrichten zich facultatief als
werkzoekende kunnen laten uitschrijven. Deze maatre-
gel dreigt in het bijzonder voor samenwonende werklo-
zen een werkloosheidsval te worden, want telkens wan-
neer zij meer dan dertig uren per maand PWA-werk
hebben verricht, worden zij niet in aanmerking genomen
voor de schorsingstermijn van artikel 80.
Daarnaast is er wel veel vraag naar PWA'ers. De vraag is
zelfs groter dan het aanbod, om de eenvoudige reden dat
men via het PWA-circuit iemand aan een redelijke kost-
prijs aan huis kan laten komen voor huishoudelijk werk of
tuinarbeid, terwijl de officie¨le prijs veel hoger ligt.
Gezien het succes van de dienstencheques en de grote
vraag naar PWA-dienstverlening, lijkt het aangewezen
om snel een algemeen systeem te ontwikkelen dat
enerzijds, in een concurrentie¨le prijs voor officie¨le dien-
sten aan personen voorziet en anderzijds, een bijdrage
levert voor de creatie van reguliere tewerkstelling voor
laaggeschoolden en voor de activering van langdurig
laaggeschoolde werklozen. Volgens mij moet het regu-
liere circuit trouwens onze voorkeur genieten. Daarom
kreeg ik graag een antwoord van de minister op mijn
vragen.
Ten eerste, wat is het aantal werkloze gezinshoofden,
samenwonenden
en
alleenstaanden
die
PWA-
activiteiten verrichten ? Wat is het aantal werkloze ge-
zinshoofden, samenwonenden en alleenstaanden die
zich hebben laten uitschrijven als werkzoekenden op
grond van hun PWA-activiteiten ?
Ten tweede, overweegt u een aanpassing van de huidige
mogelijkheid om zich te laten uitschrijven als werkzoe-
kende indien men voldoende PWA-activiteiten verricht ?
Ten derde, wat is de stand van zaken aangaande de
geplande bijsturing van de PWA's en aangaande het
uitwerken van een alternatief systeem voor de diensten-
cheques ? Welke alternatieven worden overwogen ?
In welke mate zal men daarbij rekening houden met de
vraag van de uitzendsector om buurtdiensten te mogen
oprichten die kunnen participeren in het systeem van
diensten aan personen ? Op welke termijn denkt de
minister een concreet voorstel te kunnen formuleren ?
Mevrouw de minister, overweegt u - dit is mijn laatste
vraag - een bijsturing van het bestaande maar weinig
succesvolle systeem van dienstboden ?
HA 50
COM 188
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Kathleen van der Hooft
Dit zijn een aantal vragen over diensten aan personen. Ik
denk dat het belangrijk is in de toekomst de nodige
beslissingen te nemen, opdat de mensen die er nood aan
hebben eindelijk via een normaal arbeidscircuit in dienst
genomen kunnen worden.
Minister Laurette Onkelinx : Mijnheer de voorzitter,
collega's, in de maand februari 2000 waren er 13 160
gezinshoofden, 19 570 samenwonenden en 4 484 al-
leenstaanden die activiteiten verrichtten in het kader van
de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen. De-
zelfde maand waren er 4 057 gezinshoofden, 8 332
samenwonenden en 1 238 alleenstaanden uitgeschre-
ven als werkzoekende door toepassing van artikel 79
paragraaf 4bis van het koninklijk besluit van 25 november
1991 houdende de werkloosheidsreglementering. Het
betreft hier PWA-werknemers die ten minste 180 uren
hebben gepresteerd binnen een referteperiode van 6
maanden.
Momenteel overweeg ik geen aanpassing van de huidige
mogelijkheid om zich te laten uitschrijven als werkzoe-
kende op basis van de vroegere regelgeving.
Je me suis longuement explique´e au sein de ces com-
missions sur les raisons qui m'ont amene´e a` mettre fin au
syste`me des che`ques-services. Ces raisons tenaient tant
au cou^t du syste`me qu'a` son effet d'aubaine et a` la peu
de cre´ation d'emplois qu'il engendrait.
Un projet de loi alternatif a e´te´ de´pose´ sur la table du
gouvernement. Celui-ci a de´cide´ d'examiner concomi-
tamment ces propositions d'ordre social - la cre´ation du
titre-service pour les services de proximite´ - avec des
dispositions fiscales qui pourraient les accompagner.
L'exercice est toujours en cours, les discussions aussi au
niveau du gouvernement.
J'en profite pour rappeler une fois de plus que, pour moi,
les agences locales pour l'emploi continueront a` exister.
Il y a pas mal de craintes, notamment des agents qui
travaillent dans ces ALE, et donc j'ai dit et je re´pe`te que,
non seulement pour ceux-la` et peut-e^tre surtout pour
l'ensemble des demandeurs d'emploi qui profitent actuel-
lement du syste`me ALE, je ne voulais pas de rupture
brutale mais au contraire et si possible, je voulais faire
e´valuer le syste`me et permettre, a` terme, aux agents des
actuelles agences locales pour l'emploi, d'avoir un ro^le
qui leur permettrait d'offrir un ve´ritable contrat de travail
aux demandeurs d'emploi.
Mais tout cela doit s'organiser dans le temps sans
rupture avec la situation telle qu'on la connai^t actuelle-
ment.
Enfin, pour ce qui concerne le syste`me actuel d'employe´
de maison, c'est e´galement discute´ au sein de ce gou-
vernement. Les conclusions ne sont pas encore interve-
nues et je pre´fe`re attendre la fin des discussions avant de
vous en dire un petit peu plus.
Mevrouw Kathleen van der Hooft (VLD) : Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor haar antwoord. Ik kijk
uit naar de wijze waarom de PWA-activiteiten zullen
worden aangezet om reguliere tewerkstelling te worden.
Immers, het blijkt dat heel wat klussen aan PWA'ers
worden aangeboden terwijl men vroeger wel mensen in
dienst nam in reguliere tewerkstelling. Volgens mij was
dit niet de bedoeling van de PWA's, integendeel. De
PWA's moeten doorstroming geven naar het reguliere
arbeidscircuit.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de M. Paul Timmermans a` la vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi sur
l'Euro 2000 a` Charleroi (n° 1541)</b>
Mondelinge vraag van de heer Paul Timmermans aan
de vice-eerste minister en minister van Werkgelegen-
heid over
de Euro 2000 in Charleroi (nr. 1541)
M. Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, madame la ministre, chers colle`gues, j'ai de´ja`
eu l'occasion de vous poser cette question et vous
m'aviez d'ailleurs, dans votre re´ponse circonstancie´e de
l'e´poque, demande´ de vous faire parvenir les documents
officiels - ce que je me suis empresse´ de faire.
D'autre part, vous m'aviez annonce´ que vous feriez appel
a` l'Inspection sociale pour connai^tre son avis sur l'utili-
sation de be´ne´voles lors d'un e´ve´nement comme celui-ci,
puisqu'il semble - selon mon hypothe`se - que leurs
prestations s'apparentent pluto^t a` un travail qui devrait
e^tre re´gi par un contrat.
Je ne dispose aujourd'hui de gue`re plus d'e´le´ments
nouveaux, si ce n'est qu'il semble, d'une part, que le
recrutement n'ait pas le succe`s escompte´ et, d'autre part,
qu'il n'y a pas, dans les profils recherche´s, de stewards,
eux-me^mes re´gis par un arre^te´ royal du 25 mai 1999. Il
apparai^t en sus qu'aucune demande n'a e´te´ introduite
par le comite´ d'organisation aupre`s de l'ONEM; or,
puisqu'il est question, parmi ces be´ne´voles, d'occuper
des demandeurs d'emploi, une dispense est requise,
laquelle est ge´ne´ralement accorde´e lorsqu'il s'agit de cas
particuliers et d'ASBL. Nonobstant, dans le cas pre´sent,
je ne pense pas que le statut de l'Euro 2000 soit re´gi par
une ASBL, d'autant que le recrutement est effectue´ par
Adecco.
De`s lors, madame la ministre, pourriez-vous me faire
connai^tre l'avis de l'Inspection sociale sur ce sujet ?
Mme Laurette Onkelinx, ministre : Monsieur le pre´si-
dent, chers colle`gues, conforme´ment a` ce que j'avais
jadis de´clare´ a` M. Timmermans, j'ai effectivement de-
mande´ a` l'Inspection des lois sociales de proce´der a` une
6
HA 50
COM 188
03-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Laurette Onkelinx
enque^te, relativement a` l'utilisation de be´ne´voles dans le
cadre de l'Euro 2000. Des informations partielles vien-
nent de m'e^tre communique´es par ledit service, mais je
vous signale d'emble´e que l'enque^te n'est pas encore
termine´e. Partant, je ne vous livre aujourd'hui que le
re´sultat des premie`res conclusions, l'enque^te e´tant tou-
jours en cours.
Il ressort que deux types de travailleurs be´ne´voles seront
occupe´s : d'une part, des stewards be´ne´voles - du 10 juin
2000 au 2 juillet 2000, mais uniquement les jours de
match -, et, d'autre part, des travailleurs be´ne´voles
autres que les stewards, dont l'occupation aura lieu de
manie`re occasionnelle pendant la pe´riode du 15 avril au
15 juillet 2000. Cette deuxie`me cate´gorie de be´ne´voles
sera employe´e a` diverses ta^ches, telles que l'accueil du
public, le contro^le des tickets, le fle´chage, l'intendance, la
logistique et l'aide a` la presse.
En outre, ces travailleurs be´ne´voles seraient occupe´s par
l'Euro 2000-Fondation, socie´te´ de droit ne´erlandais dont
le sie`ge social se situe a` Eindhoven, vers laquelle ceux-ci
seraient guide´s par la socie´te´ Adecco-Interim, le ro^le de
cette dernie`re se limitant a` donner les coordonne´es des
personnes a` l'organisateur.
L'arre^te´ royal de´terminant les conditions d'engagement
des stewards de football a e´te´ adopte´ le 25 mai 1999. Ce
texte dispose que les stewards peuvent e^tre engage´s
contre re´mune´ration ou encore be´ne´volement.
L'on peut raisonnablement s'interroger quant au statut de
ces travailleurs be´ne´voles. Conforme´ment a` la loi du
3 juillet 1978, pour qu'il y ait contrat de travail, trois
conditions sont requises : le travail, le lien de subordina-
tion et la re´mune´ration. Partant, la re´mune´ration consti-
tue bel et bien l'une des conditions ne´cessaires du
contrat de travail. Ainsi, un travail preste´ a` titre gratuit ne
peut entrai^ner la formation d'un contrat de travail.
Par ailleurs, en vertu de l'article 1134 du Code civil, rien
n'empe^che une personne a` s'engager a` fournir un travail
a` titre be´ne´vole : de telles prestations, me^me accompa-
gne´es de sommes qualifie´es de libe´ralite´s, ne sont alors
pas constitutives d'un contrat de travail. L'on peut citer
deux de´cisions judiciaires affirmant ces principes : un
arre^t, de´ja` ancien, de la Cour de cassation du 2 octobre
1968 et un arre^t, plus re´cent, de la Cour du travail de
Lie`ge du 22 avril 1992.
Dans le cas qui nous occupe, sera verse´e aux tra-
vailleurs be´ne´voles une indemnite´ d'un montant journa-
lier de 460 francs maximum, permettant de couvrir les
frais de de´placement, ainsi que les frais de nettoyage des
ve^tements. L'enque^te mene´e par l'Inspection des lois
sociales de´montre qu'il n'y a aucune intention de re´mu-
ne´rer dans le chef de l'organisateur. Cependant, une
convention e´crite - intitule´e
convention de volontaire et
be´ne´vole
- sera conclue entre les parties.
L'organisateur contracte une assurance pour couvrir les
risques auxquels e´taient expose´s les be´ne´voles. Ne´an-
moins, il faut noter que malgre´ l'absence de contrat de
travail, diffe´rentes dispositions de la re´glementation sont
applicables a` l'occupation de travailleurs be´ne´voles.
Ainsi, les dispositions relatives aux limites de la dure´e du
travail journalie`re et hebdomadaire pre´vues par la Loi du
16 mars 1971 sur le travail doivent e^tre respecte´es. De
me^me, le registre du personnel doit e^tre tenu et un
re`glement de travail doit e^tre e´tabli.
Pour l'application de ces dispositions, sont en effet
assimile´es aux travailleurs, les personnes qui, autrement
que par un contrat de travail, effectuent des prestations
de travail sous l'autorite´ d'une autre personne.
Voila` ce que je tenais a` dire de`s a` pre´sent. Mais l'enque^te
continue et de`s que j'aurai les informations de l'Inspec-
tion sociale, je ne manquerai pas de vous les communi-
quer.
M. Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, je remercie Mme Onkelinx pour le suivi qu'elle
accorde a` ce proble`me, d'autant qu'elle en parle au
conditionnel. Ne´anmoins, si les proce´dures ont effective-
ment de´bute´ le 15 avril, des situations telles que je les ai
e´voque´es ci-dessus ont vraisemblablement de´ja` du^ se
pre´senter. Je ne peux que regretter le fait que, dans un
budget s'e´levant, selon les dires des organisateurs eux-
me^mes, a` neuf milliards de francs, l'on fasse reposer le
succe`s de cette ope´ration sur des be´ne´voles, a` plus forte
raison que des proble`mes de cho^mage se posent par
ailleurs.
En outre, madame la ministre, pourriez-vous e^tre e´gale-
ment attentive a` la dispense ne´cessaire pour les deman-
deurs d'emploi ? Car je pense qu'il s'agit la` d'une proble´-
matique diffe´rente encore de celle de l'occupation
ge´ne´rale dans le cadre d'un travail be´ne´vole. Et, a` ma
connaissance, aucune dispense n'a jusqu'a` pre´sent e´te´
demande´e par l'organisateur au comite´ de gestion de
l'ONEM. A cet e´gard, ne serait-il pas plus heureux pour
les demandeurs d'emploi - autres que des e´tudiants ou
des retraite´s - de repenser a` l'utilisation des agences
locales pour l'emploi comme employeur dans le cadre de
cet Euro 2000 ?
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Question orale de M. Paul Timmermans a` la vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi sur
l'ac-
cord de re´duction du temps de travail be´ne´ficiant a`
l'entreprise Cockerill-Sambre
HA 50
COM 188
7
03-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van de heer Paul Timmermans aan
de vice-eerste minister en minister van Werkgelegen-
heid
over
de
akkoorden
tot
arbeidsduur-
vermindering
ten
gunste
van
de
onderneming
Cockerill-Sambre
(nr. 1559)
M. Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, madame la ministre, chers colle`gues, je vous
ai de´ja` interroge´e en se´ance ple´nie`re a` ce propos. La
Communaute´ europe´enne vient de confirmer qu'a` de´faut
de re´cupe´rer les aides octroye´es par les pouvoirs pu-
blics, elle a l'intention de demander des justifications aux
pouvoirs publics et a` l'employeur pour que cette expe´-
rience de re´duction du temps de travail avec embauche
compensatoire puisse subsister. Je vous avais interroge´e
avant les vacances de Pa^ques. Ma question a un relief
particulier apre`s ce 1er mai, ou` je me suis re´joui d'enten-
dre vos de´clarations. J'espe`re qu'il en ira de me^me de
l'ensemble des membres de la majorite´, de telle manie`re
que l'on puisse mettre vos intentions en oeuvre le plus
rapidement possible.
Ma question concerne une expe´rience concre`te de par-
tage du temps de travail. Outre les aides de l'Etat, les
travailleurs eux-me^mes ont sacrifie´ une partie de leur
salaire. Pour ce cas particulier, l'Etat a e´te´ officiellement
interpelle´ par la Commission europe´enne et a e´te´ prie´ de
remettre un avis pour le 28 avril dernier.
J'aimerais connai^tre la re´ponse qu'a faite le gouverne-
ment a` la Communaute´ europe´enne afin de savoir si une
telle expe´rience a des chances de subsister.
Mme Laurette Onkelinx, ministre : Monsieur le pre´si-
dent, chers colle`gues, comme on vient de le rappeler,
une proce´dure en infraction conforme´ment a` l'article 6,
§ 5 du Code des aides a` la side´rurgie a e´te´ notifie´e par la
Commission europe´enne aux autorite´s belges en date du
25 janvier 2000.
Ne´anmoins, de`s le 13 novembre 1998, la Commission
europe´enne sollicitait de´ja` des renseignements sur les
aides qui auraient e´te´ accorde´es a` Cockerill-Sambre
dans le cadre d'une re´duction du temps de travail. Depuis
lors, la ministre qui m'a pre´ce´de´e, ainsi que les autorite´s
wallonnes, ont donne´ a` plusieurs reprises des informa-
tions a` ce sujet. Une re´union avec les repre´sentants de la
Commission europe´enne a me^me eu lieu en date du 28
mai 1999.
Ces explications furent vaines puisque, comme vous
avez probablement pu le lire dans le Journal Officiel des
Communaute´s europe´ennes, la Commission a de´cide´
d'ouvrir une proce´dure formelle d'examen.
De`s mon entre´e en fonction en tant que ministre de
l'Emploi, j'ai pris conscience de l'importance que reve^tait
ce dossier. J'ai de`s lors veille´ personnellement a` ce qu'il
soit traite´ avec toute l'attention requise en vue de parve-
nir a` une issue favorable. C'est en concertation avec ma
colle`gue de la Re´gion wallonne et les repre´sentants de
l'entreprise Cockerill-Sambre que nous avons re´dige´ une
note d'observation faisant valoir notre point de vue a` la
Commission. Nous avons de´montre´, preuves a` l'appui,
que les interventions publiques conteste´es par la Com-
mission europe´enne be´ne´ficient directement aux tra-
vailleurs, et non a` l'entreprise. En effet, contrairement a`
ce que pre´tend la Commission europe´enne, il n'y a pas
eu d'aide en faveur de l'entreprise Cockerill-Sambre. Les
mesures vise´es ont eu pour seul objectif d'alle´ger l'effort
salarial consenti par les travailleurs lors de l'instauration
de la re´duction du temps de travail.
Il faut savoir que l'entreprise ne souhaitait pas cette
re´duction du temps de travail. Il s'agissait d'une demande
des travailleurs, relaye´e par les syndicats.
Lors des ne´gociations avec les partenaires sociaux,
l'entreprise n'a pas accorde´ une augmentation de salaire,
mais a seulement autorise´ un nouvel ame´nagement du
temps de travail, cofinance´, d'une part, par les tra-
vailleurs et, d'autre part, par les pouvoirs publics, a` la
condition essentielle que cette ope´ration n'entrai^ne pas
de cou^t supple´mentaire a` sa charge. Or, en e´tablissant
que l'entreprise n'a retire´ aucun avantage, direct ou
indirect, des interventions publiques, on soustrait ces
mesures a` l'application du Code des aides a` la side´rur-
gie, qui interdit les aides d'Etat en faveur des entreprises.
Selon une jurisprudence constante de la Cour de justice
des Communaute´s europe´ennes, la notion d'aide d'Etat
recouvre les avantages consentis par les autorite´s publi-
ques qui, sous formes diverses, alle`gent les charges qui
gre`vent normalement le budget d'une entreprise. Il res-
sort de cette de´finition que la notion d'aide d'Etat contient
un e´le´ment constitutif essentiel, a` savoir un avantage
e´conomique gratuit pour l'entreprise be´ne´ficiaire de
l'aide, dont ne profitent pas les entreprises concurrentes.
Les e´le´ments suivants ont permis de faire la de´monstra-
tion de ce que jamais l'entreprise Cockerill-Sambre n'a
be´ne´ficie´ d'une quelconque aide au sens de la de´finition
que je viens de donner.
Je re´pe`te que la re´duction du temps de travail e´tait une
revendication des travailleurs. Il n'existait de`s lors
aucune obligation le´gale pour l'entreprise de re´mune´rer
les 34 heures preste´es au niveau des 37 heures. De plus,
la convention collective de travail qui pre´voit la re´duction
du temps de travail ne contient aucun engagement de
l'entreprise de maintenir la re´mune´ration des travailleurs
concerne´s par la re´duction du temps de travail.
Vous me permettrez d'e^tre un peu plus longue que dans
le cadre d'une question orale. Il s'agit d'un dossier
important et, puisque cette re´union est publique, je tiens
a` pre´ciser les diffe´rents e´le´ments de ma re´ponse.
8
HA 50
COM 188
03-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Laurette Onkelinx
Le comple´ment de transition octroye´ par les pouvoirs
publics ne constitue donc pas de la re´mune´ration a`
charge de l'entreprise puisque ni la loi ni la convention
collective ne pre´voient une telle obligation. Ces interven-
tions n'ont donc pas eu pour objectif de prendre en
charge une partie de la re´mune´ration grevant le budget
de Cockerill-Sambre, mais ont eu pour seul objectif de
rendre plus confortable pour les travailleurs le passage
aux 34 heures de travail.
L'entreprise Cockerill-Sambre n'a pas be´ne´ficie´, en ter-
mes e´conomiques, de l'alle´gement de cotisations socia-
les en application du plan Vande Lanotte, l'arre^te´ royal du
24 fe´vrier 1997 contenant des conditions plus pre´cises
relatives aux accords pour l'emploi en application des
articles 7, § 2, 30, § 2 et 33 de la loi du 26 juillet 1996
relative a` la promotion de l'emploi et la sauvegarde
pre´ventive de la compe´titivite´. Cet alle´gement des coti-
sations sociales n'a pour objectif et pour effet que de
contribuer au financement du comple´ment de transition
octroye´ aux employe´s bare´mise´s et en aucun cas a` une
re´vision des charges de l'entreprise. Le nombre d'heures
preste´es par les 150 jeunes travailleurs embauche´s
gra^ce a` cette re´duction du temps de travail permet de
compenser exactement le nombre d'heures perdues a` la
suite de la re´duction du temps de travail, a` un cou^t
identique pour l'entreprise.
Au contraire, Cockerill-Sambre doit subir un certain nom-
bre d'inconve´nients et de charges comple´mentaires de´-
coulant de la mise en place de cet ame´nagement du
temps de travail (difficulte´s organisationnelles, cou^t de la
formation des jeunes nouveaux travailleurs, cou^t unitaire
fixe augmente´ du fait qu'il faut plus de bureaux, d'ordi-
nateurs, d'assurances, etc.).
En outre, on a confie´ a` deux entreprises de re´visorat
re´pute´es la mission de de´montrer a` la Commission le
respect du principe de la neutralite´ en termes e´conomi-
ques de l'ope´ration pour l'entreprise. Les rapports de ces
deux socie´te´s ont e´te´ annexe´s a` la note d'observation
que nous avons communique´e a` la Commission. Il en
ressort que la me´thodologie du calcul utilise´e par l'entre-
prise pour le suivi du financement et de l'ame´nagement
du temps de travail e´tait raisonnable et que les informa-
tions financie`res et comptables relatives a` l'application
de la re´duction du temps de travail pour l'anne´e 1999
sont exactes. Ces deux rapports d'audit renforcent notre
position puisqu'ils de´montrent de manie`re mathe´matique
que l'entreprise Cockerill-Sambre n'a be´ne´ficie´ d'aucune
aide alle´geant son budget.
Nous avons prolonge´ notre raisonnement et nous avons
de´montre´ que ces interventions publiques devaient e^tre
conside´re´es comme une aide a` l'individu be´ne´ficiant
directement au travailleur. En effet, dans la mesure ou`
Cockerill-Sambre a toujours affirme´ ne pas vouloir et ne
pas pouvoir contribuer au financement d'un programme
de re´duction du temps de travail et que l'entreprise ne
s'est jamais engage´e a` le faire, l'objet re´el des interven-
tions fe´de´rales et re´gionales pre´sente un caracte`re pu-
rement social, non destine´ a` compenser une partie de la
charge des salaires incombant a` l'entreprise. Par conse´-
quent, il faut en conclure que les employe´s bare´mise´s de
Cockerill-Sambre sont les be´ne´ficiaires re´els des inter-
ventions publiques puisque eux seuls ont la jouissance
effective de ces fonds.
Enfin, la note d'observation transmise a` la commission
mentionne e´galement que la re´duction du temps de
travail figurait parmi les mesures conseille´es par les
instances europe´ennes en vue d'ame´liorer la situation de
l'emploi en Europe. La Commission europe´enne y a
d'ailleurs fait re´fe´rence dans les Lignes pour l'emploi
nume´ros 16 et 17. Outre cette note d'observation, j'ai
e´crit personnellement a` Mme Diamantopoulos, commis-
saire europe´enne a` l'Emploi, afin de l'informer de l'exis-
tence de cette proce´dure et de lui faire part de mes
inquie´tudes quant a` la cohe´rence des politiques mises en
oeuvre par la Commission. Je lui ai fait remarquer qu'il
me semblait incohe´rent de pro^ner d'une part l'adoption
de mesures favorisant le de´veloppement de l'emploi,
telles que la re´duction du temps de travail, et d'autre part
de condamner ce type de mesures au nom des re`gles de
concurrence.
M. Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO) : Madame la
ministre, merci pour la qualite´ de vos informations et pour
la qualite´ de votre argumentaire. J'espe`re que la com-
mission europe´enne y sera sensible parce que c'est un
cas qui fera jurisprudence pour notre avenir a` nous aussi.
Puis-je vous demander simplement de nous tenir in-
forme´s de la re´ponse de la Communaute´ europe´enne
lorsqu'elle vous parviendra ? (Assentiment de la minis-
tre)
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van mevrouw Els Van Weert tot de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegen-
heid over
de ontoereikende middelen voor de Raad
voor Gelijke Kansen
(nr. 1566)
Question orale de Mme Els Van Weert a` la vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi sur
l'insuf-
fisance des moyens alloue´s au Conseil pour l'e´galite´
des chances
Mevrouw Els Van Weert (VU&ID) : Mijnheer de voorzit-
ter, mevrouw de minister, collega's, het gelijkekansen-
beleid ligt mij na aan het hart, net zoals dat bij u als
bevoegd minister het geval is, neem ik aan. U mag het
mij niet kwalijk nemen dat ik enigszins verontrust was
door de bittere uitspraken die tijdens het paasreces
HA 50
COM 188
9
03-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Els Van Weert
werden gedaan door de voorzitster van de Raad voor
Gelijke Kansen. Deze Raad is in het leven geroepen om
het beleid te adviseren, precies over de problematiek van
de gelijke kansen, die toch een belangrijke plaats is gaan
innemen in het gelijkekansenbeleid.
Ik ga niet uitweiden over de volledige teneur van de
toespraak van mevrouw Vanvaerenbergh, maar ik wil het
vooral hebben over het beklag dat zij heeft gedaan over
haar schrijnend tekort aan middelen om de Raad op een
professionele manier te leiden. De Raad moet zich
vandaag tevreden stellen met een jaarlijks budget van
1,2 miljoen frank, waarmee alleen de administratiekosten
kunnen worden gedekt, aldus de voorzitster. Nochtans
heeft men door het uitbrengen van grondige adviezen
over tal van relevante thema's, behorend tot het terrein
van de gelijkekansenproblematiek, al heel wat bewezen.
Daarover zou ik u een aantal concrete vragen willen
stellen.
Mevrouw de minister, hebt u van de Raad voor Gelijke
Kansen ooit een formele en gemotiveerde vraag ontvan-
gen om het budget te verhogen en, indien dat zo is, met
welke argumenten hebt u deze vraag dan afgewezen ?
Bent u bereid om onder bepaalde voorwaarden de vraag
van de Raad te onderzoeken en eventueel in te willigen
en wat moeten wij ons daarbij voorstellen ? Wat zijn de
noden van de Raad en hoe schat u die budgettair in ?
Ik heb sterk het gevoel dat de relatie tussen u en de Raad
voor Gelijke Kansen is verstoord. Hebt u acties onderno-
men of zult u er nog ondernemen om deze schijnbaar
verstoorde relatie te herstellen ?
Minister Laurette Onkelinx : Mijnheer de voorzitter,
collega's, bij mijn weten heb ik geen enkel formeel en met
redenen omkleed verzoek ontvangen van de Raad voor
Gelijke Kansen over een verhoging van de begroting.
Zoals ik aan de Senaat meldde, heb ik pas bij de laatste
begrotingsaanpassing van eind maart laatstleden een
verhoging van 6 miljoen frank verkregen op de begroting
voor het gelijkekansenbeleid voor het jaar 2000. Boven-
dien heeft de regering zich ertoe verbonden dit budget in
2001 te verhogen met 12 miljoen, met 18 miljoen in 2002
en met 24 miljoen in 2004. Ik ben er bovendien van
overtuigd dat men bij de eventuele invoering van het
begrip
mainstreaming bij de verschillende beleids-
vormen ook de andere begrotingen moet impliceren en
dat men niet alles op de begroting van het gelijkekansen-
beleid moet afwentelen.
Door de uitbreiding van de financie¨le middelen wens ik
de mogelijke initiatieven opnieuw te onderzoeken, reke-
ning houdend met bestaande verplichtingen zoals de
campagne ten gunste van de vrouwen bij de volgende
gemeenteraadsverkiezingen.
Tot nu toe heb ik kunnen rekenen op de samenwerking
met de Raad die mijn talrijke vragen om advies steeds
beantwoord heeft : over de evenwichtige aanwezigheid
van mannen en vrouwen in raadgevende organen, over
de weerslag van de afschaffing van de kopstem, over de
inventarisering van de maatregelen in verband met
kindergeld, over de te behandelen onderwerpen tijdens
de eerste interministerie¨le conferentie over de gelijkheid
en bij de voorbereiding van de bijzondere zitting van de
Verenigde Naties in juni 2000, en over de opvolging van
het platform dat werd goedgekeurd door de Wereld-
conferentie voor Vrouwen in Beijing in 1995.
Zo maakte de voorzitster deel uit van de afvaardiging
voor de onderhandelingen in Gene`ve, en ze nam deel
aan het debat dat ik organiseerde voor de NGO's op 23
februari 2000. Een vertegenwoordigster van de Raad zal
worden uitgenodigd op de bijzondere zitting van juni in
New York. Hiervoor zal op mijn voorstel binnen de Raad
een commissie worden opgericht die belast wordt met de
opvolging van internationale zaken.
Voila` ce que je pouvais vous en dire. Je pense de`s lors
que nos relations ne sont pas mauvaises. Mais je ren-
contrerai les membres du conseil pour voir s'il y a encore
des proble`mes, et, s'il y en a, la manie`re dont nous
pouvons les re´soudre. En tout cas, je ne peux, pour le
moment, que me fe´liciter du travail re´alise´ par le conseil.
On verra, comme je vous l'ai dit, si dans le cadre du
budget qui est e´volution constante, on ne pourra pas
re´pondre a` l'une ou l'autre interpellation.
Mevrouw Els Van Weert (VU&ID) : Mijnheer de voorzit-
ter, ik kan niet anders dan de minister feliciteren voor de
manier waarop ze het probleem aanpakt. Ik neem aan
dat dit ook zal leiden tot een betere verhouding tussen
uzelf en de Raad.
Van uw kant is er misschien geen probleem, maar na de
uitlatingen van mevrouw Vanvaerenbergh had ik toch de
indruk dat er een probleem was. Ik neem aan dat deze
acties zeker zullen bijdragen tot een verbeterde relatie.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt aan
de vice-eerste minister en minister van Werkgelegen-
heid over
het IAO-verdrag nr. 182 (nr. 1580)
Question orale de Mme Greta D'Hondt a` la vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi sur
la
ratification de la Convention n° 182 de l'OIT
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, op 4 april heeft de
Nationale Arbeidsraad een advies 1308 uitgebracht over
10
HA 50
COM 188
03-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Greta D'Hondt
de mogelijkheid dat Belgie¨ het IAO-verdrag 182 zou
ratificeren dat de ergste vormen van kinderarbeid ver-
biedt. In het advies van de NAR wordt gemeld dat de
regering een snelle ratificatie van het verdrag wenst. Dit
is ook de reden die u aanhaalde in uw adviesaanvraag en
in uw brief aan de NAR.
De Nationale Arbeidsraad schrijft in dit advies 1308 dat
kinderen in geen enkel geval betrokken mogen worden
bij gewapende conflicten, noch verplicht of gedwongen,
noch op vrijwillige basis. Deze stelling wordt, denk ik,
door dit parlement gesteund. Daarom dringen wij erop
aan dat Belgie¨ bij de ratificatie van het verdrag uitdruk-
kelijk verklaart gekant te zijn tegen iedere vorm van
rekrutering van kinderen om hen in te zetten bij gewa-
pende conflicten.
De Nationale Arbeidsraad verwijst verder naar punt 15d
van de aanbeveling en dringt er bij de regering op aan dat
wordt onderzocht in hoeverre het extra territorialiteits-
beginsel van toepassing kan zijn, waarin werd voorzien in
de wet van 13 april 1995 houdende de bepalingen tot
bestrijding
van
de
mensenhandel
en
de
kinder-
pornografie.
Indien dit het geval zou zijn, zouden de lidstaten hun
onderdanen op hun grondgebied kunnen vervolgen wan-
neer overtredingen worden vastgesteld tegen het verbod
op de ergste vormen van kinderarbeid, zelfs indien deze
overtredingen buiten hun grondgebied plaatsvonden.
Vandaar mijn vragen aan u, mevrouw de minister. Gelet
op het advies van de NAR en gelet op het fameuze punt
15d van de aanbeveling, wenst ik u volgende vragen te
stellen.
Binnen welke termijn plant de regering het IAO-verdrag
nr. 182 te ratificeren ? Zal de regering bij of voor de
ratificatie zoals de NAR het vraagt, een verklaring afleg-
gen dat ze gekant is tegen het rekruteren en inzetten van
kinderen bij gewapende conflicten ? Overweegt u ook,
zoals de NAR vraagt, rekening te houden met het begin-
sel van de extra territorialiteit in de strijd tegen kinderar-
beid ?
Mme Laurette Onkelinx, ministre : Monsieur le pre´si-
dent, chers colle`gues, je pense qu'effectivement, la rati-
fication de cette convention 182 de l'OIT est extre^me-
ment importante. Comme vous le savez, de`s le mois de
de´cembre dernier, j'ai transmis, comme la proce´dure le
pre´voit, en communication aux pre´sidents de la Chambre
et du Se´nat le texte original de la convention, en les
informant que je souhaitais que cette convention puisse
e^tre ratifie´e rapidement. Mon de´partement a re´alise´ tout
le travail pre´paratoire a` la re´daction du projet de loi. Bien
entendu, nous avons pris en compte l'avis du Conseil
national du travail qui a e´te´ rendu le 4 avril dernier. Le
dossier a e´te´ transmis au ministe`re des Affaires e´trange`-
res. J'espe`re que tre`s prochainement, la ratification
pourra avoir lieu.
J'attire cependant votre attention sur le fait que cette
convention a e´te´ de´clare´e mixte et que de`s lors, elle doit
e´galement e^tre ratifie´e par les parlements des commu-
naute´s et par la Commission communautaire commune.
Ce qui, a` mon sens, ne devrait pas poser de proble`me
compte tenu qu'il n'y a aucun obstacle en droit interne a`
la ratification de la convention.
En ce qui concerne le recrutement et l'utilisation des
enfants dans les conflits arme´s, la Belgique a soutenu la
recommandation 190 de l'OIT visant a` les interdire. Il
serait e´videmment toujours inte´ressant de soutenir des
de´clarations parlementaires allant dans le sens de la
recommandation. Cela e´tant dit, je crois qu'il faut de´ja`
souligner que le droit humanitaire international offre a`
l'heure actuelle des garanties suffisantes et certainement
plus protectrices que ce que pre´voit cette convention de
l'OIT.
Cette me^me recommandation 190 sugge`re effectivement
aux Etats membres de cre´er des dispositifs permettant
d'organiser des poursuites a` l'encontre de leurs ressor-
tissants qui commettent des infractions contre leurs
le´gislations relatives aux pires formes de travail des
enfants dans un pays tiers. De telles poursuites sont de´ja`
possibles dans le cadre de la lutte contre la traite des
e^tres humains et la pornographie enfantine. Et j'ai de-
mande´ au ministre de la Justice d'examiner les possibi-
lite´s d'organiser des dispositions similaires en matie`re de
travail des enfants. On pourra alors comple`tement suivre
les propositions de l'Organisation internationale du tra-
vail.
Voila` les quelques informations que je voulais donner,
mais pour le moment le dossier convention 182 est dans
les mains du ministre des Affaires e´trange`res.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mevrouw de minister, ik
dank u voor uw antwoord. Hebt u afspraken gemaakt met
uw collega's van Buitenlandse Zaken inzake de timing
voor de definitieve ratificering.
- Voorzitter : Jean-Marc Delize´e
Mme Laurette Onkelinx, ministre : Monsieur le pre´si-
dent, si vous le permettez, je voudrais re´pondre a` la
dernie`re question de Mme D'Hondt.
Je vais prendre contact avec le ministre des Affaires
e´trange`res pour connai^tre le de´lai dans lequel le projet
de loi pourra e^tre de´pose´, et j'en informerai Mme
D'Hondt.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
HA 50
COM 188
11
03-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van de heer Joos Wauters aan de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegen-
heid over
de dienst Preventie en Bescherming op
het werk, voor de nucleaire sector
(nr. 1597)
Question orale de M. Joos Wauters a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
les services de
pre´vention et de protection au travail, en ce qui
concerne le secteur nucle´aire
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, deze vraag
gaat over de nucleaire site Mol-Dessel. Daar zijn ver-
scheidene grote bedrijven gevestigd die met de nucleaire
problematiek bezig zijn. SCK-Mol, Belgonucleair, Belgo-
process zijn klasse-I-instellingen wegens het gebruik van
radioactief materiaal. Dit brengt specifieke risico's met
zich. Daarom hebben deze bedrijven in het verleden een
bekwame veiligheidsdienst uitgebouwd voor zowel het
nucleaire als het conventionele niveau. Zij hebben alle
vormen van competentie in huis.
Voor de arbeidsgeneesheer bestaat daar een specifieke
opdracht. Zowel Belgonucleair als Belgoprocess hebben
een beroep gedaan op de expertises van het SCK in Mol.
Het SCK beschikt als enige over geneesheren die de
wettelijke klasse I-erkenning hebben wat radioprotectie
betreft. Deze erkenning wordt enkel verleend aan
arbeidsgeneesheren met een licentie in radioprotectie en
die kunnen aantonen dat ze gedurende een voldoende
lange periode ervaring hebben opgedaan in de nucleaire
sector. Het SCK beschikt ook als enige over de erg
kostelijke infrastructuur en apparatuur die nodig zijn voor
het medisch toezicht op nucleaire werknemers. Het gaat
hier over een lichaamsteller, een longteller, een wonde-
teller, een labo voor de radioactieve analyse van urine-
stalen.
Volgens het koninklijk besluit van 5 december 1990 zijn
die geneesheren-preventieadviseurs van het SCK ook
exclusief verantwoordelijk voor de opvolging van alle
externe werknemers daar. Men beschikt er ook over een
eigen klinisch labo dat onmiddellijk kan inspelen op
onvoorziene situaties zoals dringende herstellingen in de
gecontroleerde zone. Men kan de medische geschiktheid
van de externe werknemers ook snel evalueren.
Conform de wettelijke bepalingen is er ook een continu
medisch toezicht, 24 uur op 24 uur. Men heeft er speciaal
opgeleide verpleegkundigen om snel ter plaatse te kun-
nen zijn bij belangrijke stralings- en besmettings-
incidenten. Het SCK beschikt bovendien over een mo-
dern uitgeruste decontaminatievleugel voor het meten en
ontsmetten van getroffen werknemers. Die is vooral
toegespitst op incidenten met hoogradioactief toxisch
plutonium. Door de centralisatie van de individuele me-
dische dossiers bij e´e´n arbeidsgeneeskundige dienst is
het voor het SCK mogelijk te participeren in de interde-
partementale epidemiologische studie die huidige en
vroegere nucleaire werknemers medisch volgt. Zo kan
men een inschatting maken van de beroepsrisico's die
deze mensen via lage dosissen radioactiviteit lopen.
Uiteraard is dit een belangrijke taak van de sociale
geneeskunde waaraan we vaak veel te vlug voorbijgaan.
De logische oplossing, mevrouw de minister, is dat de
eenheid in deskundigheid voor de verschillende nucle-
aire bedrijven gestalte gegeven zou worden, of behou-
den zou blijven.
Wij hebben vernomen dat er verschillende gesprekken
zijn gevoerd met u en uw administratie om tot een
oplossing te komen. Vandaar mijn vragen.
Mevrouw de minister, zijn deze gesprekken gevorderd ?
Welke oplossingen worden voorgesteld ? Wat zijn de
knelpunten ? Welke maatregelen overweegt u om die
verschillende knelpunten op te lossen ?
Minister Laurette Onkelinx : Mijnheer de voorzitter,
collega's, wegens de zeer bijzondere technologiee¨n die
worden toegepast en de belangrijke risico's voor de
gezondheid en de veiligheid van de werknemers en de
bevolking, moeten de bedrijven in de nucleaire sector
beschikken over diensten voor de preventie en de be-
scherming op het werk met een ervaring en de
interventiemiddelen van een hoog niveau.
Dit is het geval voor de bedrijven waarover in de vraag
sprake is. Deze bedrijven beschikken over verscheidene
mogelijkheden voor de organisatie van hun preventie- en
beschermingsdiensten. Deze verschillende mogelijkhe-
den werden hen uiteengezet door mijn bestuur. Het zijn
de volgende.
Ten eerste, de organisatie van een interne dienst die
beschikt over alle vereiste bevoegdheden, zowel medi-
sche als technische.
Ten tweede, de aansluiting bij een externe dienst voor de
bevoegdheden waarover de interne dienst niet zal be-
schikken.
Ten derde, het oprichten van een gemeenschappelijke
dienst door de verschillende betrokken bedrijven. Deze
gemeenschappelijke dienst kan eveneens rekenen op de
samenwerking met een externe dienst voor de bevoegd-
heden waarover hij niet zelf beschikt.
Une concertation a eu lieu entre mon administration et
les entreprises concerne´es. Il appartient maintenant a`
ces dernie`res d'ope´rer un choix parmi ces trois options
propose´es. Mais nous avons dit clairement que la re´gle-
mentation ne permet pas de limiter a` la section me´dicale
la constitution d'un service commun.
12
HA 50
COM 188
03-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Laurette Onkelinx
Pour le moment, mon administration instruit la totalite´ du
dossier en concertation, comme vous l'avez dit, avec les
entreprises, conforme´ment aux dispositions re´glementai-
res qui existent et qui, selon nous, ne peuvent pas faire
l'objet d'une interpre´tation.
Nous sommes en train d'orienter les entreprises pour que
la se´curite´ des travailleurs et de la population en ge´ne´ral
puisse e^tre garantie par une des organisations que je
viens de citer.
Je le re´pe`te, le travail est actuellement en cours. Il serait
donc pre´mature´ de donner les conclusions re´sultant du
dialogue entre l'administration et les entreprises du sec-
teur nucle´aire.
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mevrouw
de minister, ik ken de drie mogelijke opties die kunnen
worden genomen. Ik hield eigenlijk een pleidooi voor de
derde optie en dit om aan te geven dat het SCK te Mol
over de nodige apparatuur en middelen beschikt. Men is
er uitgerust om bij nucleaire ongevallen te kunnen optre-
den. Daarom is men daarvoor in de andere bedrijven niet
uitgerust. Het zal heel wat kosten als men elders ook
voor die uitrusting moet zorgen. Juist in het SCK te Mol
zitten de deskundigen. Ik dring erop aan en verwacht van
u dat u verder zou stimuleren dat die gemeenschappe-
lijke dienst tot stand komt. Het ligt in de logica der dingen
dat dit gemeenschappelijk moet worden aangepakt. Ik
weet niet waar de knoop ligt en waarom men aarzelt te
beginnen met die gemeenschappelijke dienst, maar ik
blijf aandringen op spoed voor de besprekingen tussen
uw administratie en de bedrijven. U kunt de drie moge-
lijkheden aandragen, maar kunt ook een van de drie
stimuleren. Als minister kunt u er toch voor opteren om op
basis van de feiten niet nodeloos de kosten de hoogte in
te jagen. Als er beslissingen in het vooruitzicht worden
gesteld, zou ik daarvan graag op de hoogte worden
gebracht.
Mme Laurette Onkelinx, ministre : Monsieur le pre´si-
dent, M. Wauters incite a` un choix parmi les trois options
que j'ai cite´es pour une garantie plus importante au profit
des travailleurs et de la population parce qu'on sait que
lorsqu'il y a un service commun, on peut effectivement
de´velopper des techniques - qui ne sont pas seulement
me´dicales - beaucoup plus performantes. S'il le veut
bien, comme il s'est particulie`rement inte´resse´ a` cette
question, je l'informerai, en dehors du cadre de cette
commission, de l'e´tat des ne´gociations que nous menons
actuellement avec les entreprises et de la manie`re dont
l'administration s'y prend pour obtenir un service d'une
performance ne´cessaire par rapport au danger lie´ a`
l'activite´ des entreprises.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Question orale de Mme Joe¨lle Milquet a` la vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi sur
une
circulaire concernant l'autorisation d'occupation
provisoire
des
candidats
a`
la
re´gularisation
Mondelinge vraag van mevrouw Joe¨lle Milquet aan
de vice-eerste minister en minister van Werkgelegen-
heid over
een circulaire betreffende de toestemming
om tijdelijk werk te verschaffen aan personen die een
regularisatieaanvraag hebben ingediend
(nr. 1655)
Mme Joe¨lle Milquet (PSC) : Monsieur le pre´sident,
madame la ministre, chers colle`gues, vous avez pris, le 6
avril 2000, une circulaire concernant l'autorisation d'oc-
cupation provisoire des ressortissants e´trangers ayant
introduit une demande de re´gularisation de se´jour.
Je tiens d'ores et de´ja` a` dire que je soutiens cette
initiative ainsi que l'objectif poursuivi.
Cependant, madame la ministre, je voudrais vous poser
quelques questions quant a` la le´galite´ de l'outil juridique
qui a e´te´ utilise´. En effet, cette circulaire, dont l'objectif
est certes louable, devrait, pour bien faire, e^tre le´gale et
inattaquable pour avoir tous les effets escompte´s.
Vous avez dit que la circulaire tire son existence de
l'article 4, §4 de la loi du 30 avril 1999, lequel article dit
bien que c'est le Roi qui peut, par arre^te´ de´libe´re´ en
Conseil des ministres, de´terminer a` quelles conditions
une autorisation provisoire d'occupation peut e^tre ac-
corde´e a` un employeur.
Dans ces conditions, pourquoi, afin d'e´viter toute critique,
ne pas avoir utilise´ la forme prescrite par la loi, a` savoir
un arre^te´ de´libe´re´ en Conseil des ministres pluto^t qu'une
circulaire ?
Je sais que dans d'autres circonstances, des circulaires
ont e´te´ prises a` des fins relativement connexes. Ne´an-
moins, je voudrais vous poser cette question d'ordre
juridique.
Il est vrai que re´cemmment encore, on a utilise´ cette
base juridique pour accorder des autorisations d'occupa-
tion provisoire, notamment pour des candidats re´fugie´s
politiques. Cependant, il existe une diffe´rence de statut
entre les candidats re´fugie´s politiques et les personnes
qui, conforme´ment a` la loi vote´e re´cemment, entrent
dans le cadre de la proce´dure de re´gularisation
one shot. En fait, ces derniers n'ont pas d'autorisation
de se´jour pour une dure´e d'au moins trois mois alors que
l'article 12 de la loi du 30 avril 1999 pre´voit que l'em-
ployeur encourt des peines pe´nales s'il occupe un res-
sortissant e´tranger qui n'est pas autorise´ a` se´journer plus
HA 50
COM 188
13
03-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Joe¨lle Milquet
de trois mois en Belgique. Ce qui, he´las, est le cas de
tous ces candidats a` la re´gularisation puisque leur statut
n'a toujours pas e´te´ clarifie´. Et je crains qu'e´tant donne´ le
temps que ne´cessitera la proce´dure, cela ne sera pas fait
avant longtemps.
Cela cre´e donc deux proble`mes d'ordre juridique et
j'aurais voulu savoir comment vous comptiez vous y
prendre pour re´pondre a` cette situation. Je vous rappelle
que nous avons besoin d'un outil inattaquable si on veut
que cette circulaire soit applique´e. Je sais que vous avez
pris des contacts avec les re´gions, aux environs du 6 et
du 26 avril. Comment pensez-vous reme´dier a` cette
situation pour que les autorisations provisoires puissent,
comme nous le voulons toutes deux, e^tre de´livre´es ?
- Pre´sident : Joos Wauters
Mme Laurette Onkelinx, ministre : Monsieur le pre´si-
dent, Mme Milquet me reproche donc d'avoir pris une
circulaire qu'elle juge ille´gale en vue de permettre aux
demandeurs en re´gularisation de travailler sous le cou-
vert d'autorisations provisoires d'occupation. Comme tel,
le reproche ne me surprend pas. Chaque fois que le
gouvernement prend une initiative en faveur des e´tran-
gers en ge´ne´ral et en faveur des sans-papiers en parti-
culier, cela suscite des re´actions ne´gatives, dans le chef
d'une certaine fraction politique surtout, comme chacun
le sait.
Ce qui m'e´tonne un peu, c'est que la question me soit
pose´e par votre groupe politique et qui plus est, par votre
interme´diaire.
J'ai en effet conside´re´ qu'il importait de prendre une
mesure en vue de permettre aux candidats a` la re´gula-
risation de de´crocher un emploi par le biais d'autorisa-
tions provisoires d'occupation de´livrables aux em-
ployeurs dispose´s a` engager ces personnes. Je l'ai fait
par voie de circulaire, soit un instrument auquel les
pouvoirs publics recourent tre`s fre´quemment. A cet effet,
Mme Milquet a elle-me^me rappele´ certaines circulaires,
prises pour certaines avec l'aval de la pre´ce´dente majo-
rite´, bien qu'il s'agisse d'un instrument dont la valeur
juridique fasse l'objet de de´bats.
J'ai choisi d'agir par cette voie pour deux raisons. D'une
part, par souci d'aller vite. A mes yeux, il importait en effet
que les candidats a` la re´gularisation puissent be´ne´ficier
dans les meilleurs de´lais d'un dispositif leur ouvrant le
droit au travail dans l'attente d'une de´cision sur leur
demande de re´gularisation. Et puis, d'autre part, les
be´ne´ficiaires de la mesure, a` savoir les personnes qui ont
demande´ leur re´gularisation sur la base de la loi du 22
de´cembre 1999, repre´sentent une cate´gorie particulie`re.
Comme telle, en effet, cette cate´gorie est appele´e a`
disparai^tre une fois l'ope´ration de re´gularisation conduite
a` son terme, de sorte qu'un recours au proce´de´ de
l'arre^te´ royal m'a semble´ moins se justifier. Je tiens enfin
a` dire, et c'est certainement le plus important a` mes yeux,
que la circulaire du 6 avril 2000 n'est en aucune fac¸on
caduque. En effet, des re´unions de concertation fruc-
tueuses ont eu lieu avec les re´gions. Il y a et il y aura
sans doute encore quelques difficulte´s pratiques inhe´ren-
tes a` la mise en route du syste`me, mais le mouvement
est lance´ et je m'en re´jouis. Je tiens a` dire qu'au-dela` des
controverses politiciennes que la circulaire du 6 avril
suscite, j'espe`re qu'elle permettra a` un nombre significa-
tif de candidats a` la re´gularisation d'acce´der a` un statut
socio-professionnel et par conse´quent, a` des conditions
de vie plus dignes dans l'attente de la de´cision sur leur
demande de re´gularisation.
Mme Joe¨lle Milquet (PSC) : Monsieur le pre´sident, je
voudrais mettre clairement les choses au point : je n'ap-
pre´cie pas la mauvaise foi, et quand je dis certaines
choses, j'aimerais qu'on e´coute.
L'ide´e est justement d'arriver au me^me objectif. En effet,
notre demande est aussi politique et ma de´marche n'est
en rien une controverse politicienne mais de type juridi-
que. Nous nous assignons politiquement pour objectif
que ces personnes puissent e^tre au travail et disposer
d'un droit a` l'aide sociale, ce qui n'est toujours pas
organise´; M.Vande Lanotte a e´te´ clair sur ce point.
Politiquement, je suis parfaitement d'accord avec l'objec-
tif; je l'ai dit assez clairement.
Deuxie`mement, en tant que juriste, je lis les textes. Mon
souci est de disposer d'outils inattaquables juridique-
ment. Lorsqu'une loi dispose qu'il faut un arre^te´ royal
de´libe´re´ en Conseil des ministres et que je constate
qu'on prend une circulaire, je peux comprendre l'objectif
mais je voudrais que l'on choisisse les bons outils pour
permettre a` la mesure de de´velopper ses effets.
Le second proble`me, c'est le fait de s'assurer que les
employeurs ou les entreprises d'insertion professionnelle
ne craignent rien. Il convient de les rassurer, mais vous
n'avez pas re´pondu sur ce point. A l'article 12, il est pre´vu
l'interdiction d'engager des e´trangers non admis a` se´-
journer plus de trois mois. Une prise de conscience de ce
proble`me par le gouvernement permettrait, pendant la
dure´e de la proce´dure, de prendre attitude envers ces
personnes dont le dossier n'e´tait pas manifestement non
fonde´, afin d'e´viter ce type de critique.
Je ne re´agis pas du tout pour critiquer de manie`re
politicienne mais seulement pour m'assurer qu'on y
arrivera bien. L'objectif est le me^me, mais il reste deux
proble`mes inde´niables de type juridique. En tant que
parlementaire, je me permets de les soulever.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
14
HA 50
COM 188
03-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van de heer Marcel Hendrickx aan
de vice-eerste minister en minister van Werkgelegen-
heid over
de toepassing van het ARAB (nr. 1687)
Question orale de M. Marcel Hendrickx a` la vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi sur
l'appli-
cation du RGPT
De heer Marcel Hendrickx (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, mevrouw de minister, collega's, mijn vraag behandelt
een technische problematiek. Alhoewel ik toegeef dat ik
een schriftelijke vraag had kunnen indienen, meen ik ze
omwille van een aantal lopende discussies in deze
commissie mondeling te moeten stellen.
Artikel 52 van het ARAB legt een aantal maatregelen vast
die de werkgever moet nemen om zijn werknemers te
beschermen inzake brandpreventie. Paragraaf 5, ten
negende stelt, ik citeer :
Het is verboden om het even
welke voorwerpen die de doorgang kunnen belemmeren
te plaatsen in de trappen en uitgangswegen, uitgangen,
nooduitgangen en wegen die er naartoe leiden of de
nuttige breedte ervan te verminderen
.
Mevrouw de minister, om winkeldiefstallen te voorkomen
wordt in grote winkels de doorgangsdeur naar de nood-
uitgangen beveiligd met een codeslot. In normale om-
standigheden is er geen rechtstreekse doorgang moge-
lijk. Meestal is het wel zo dat in geval van nood een
dergelijk codeslot automatisch wordt ontgrendeld zodat
op dat ogenblik de doorgang niet belemmerd is en door
iedereen gebruikt kan worden. Met noodsituatie bedoelt
men brandalarm met ontruimingssignaal, een spannings-
onderbreking, een ontruimingssignaal in werking in om
het even welke situatie.
Mevrouw de minister, hamvraag is of deze handelwijze
die een interpretatie is van artikel 52 een wettelijke
regeling is of een inbreuk tegen het ARAB. Zijn deze
winkels wettelijk in orde of plegen zij een inbreuk op het
ARAB ?
Minister Laurette Onkelinx : Mijnheer de voorzitter,
collega's, de vraag van de heer Hendrickx heeft betrek-
king op de bepalingen van het ARAB inzake de brand-
preventie. Bij de dramatische brand in het Brusselse
warenhuis Innovation die talrijke slachtoffers maakte bij
het personeel en bij de klanten werd vastgesteld dat de
nooduitgangen onvoldoende bereikbaar of afgegrendeld
waren. Daarom heeft het ARAB uitbaters van winkel-
ruimtes verschillende verplichtingen opgelegd. De toe-
gangswegen tot de nooduitgangen moeten volledig vrij
van hindernissen zijn. Zij moeten duidelijk bewegwijzerd
zijn en mogen niet vergrendeld zijn.
Omwille van de beveiliging tegen diefstal of vandalisme
hebben bepaalde warenhuisuitbaters een aantal nooduit-
gangen uitgerust met veiligheidsvoorzieningen zoals
codesloten. Hiermee probeert men de toegang voor
onbevoegde personen te beletten. In noodsituaties moet
deze vergrendeling normaliter automatisch opensprin-
gen.
Mijn bestuur stelt dat een dergelijke vergrendeling van de
deuren van nooduitgangen in strijd is met de verplichting
om permanent de gemakkelijkste toegang tot deze uit-
gangen te verzekeren als er gevaar of alarm is. Als zich
een ernstig technisch incident voordoet, is het niet on-
denkbaar dat de automatische ontgrendeling zelf onklaar
is met alle mogelijke gevolgen van dien.
Er bestaan andere sluitingssystemen die de materie¨le
veiligheid kunnen verzekeren zonder personen in gevaar
te brengen. De technische arbeidsinspectie houdt toe-
zicht, stelt inbreuken vast en gaat indien nodig over tot
ingebrekestellingen om het te bee¨indigen en om een
snelle en veilige ontruiming mogelijk te maken, in over-
eenkomst met de principes van artikel 52.1.1 van het
ARAB.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 15.26 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 15.26 heures.
HA 50
COM 188
15
03-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000