B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE
VOOR DE
B
UITENLANDSE
B
ETREKKINGEN
COMMISSION
DES
R
ELATIONS EXTÉRIEURES
VAN
DU
02-05-2000
02-05-2000
HA 50
COM 184
HA 50
COM 184
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 2 mei 2000
COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE BETREK-
KINGEN
-
COM 184
Mondelinge vraag van de heer Francis Van den Eynde
aan de staatssecretaris voor Buitenlandse Handel over
zijn bezoek aan Cuba (nr. 1456)
5
sprekers : Francis Van den Eynde, Pierre Chevalier,
staatssecretaris voor Buitenlandse Handel
Mondelinge vraag van de heer Ferdy Willems aan de
staatssecretaris voor Buitenlandse Handel over
wapen-
leveringen aan Saoudie-Arabie¨
(nr. 1476)
7
sprekers : Ferdy Willems, Pierre Chevalier, staatsse-
cretaris voor Buitenlandse Handel
Mondelinge vraag van mevrouw Leen Laenens aan de
staatssecretaris voor Buitenlandse Handel over
de WTO-
onderhandelingen 'post' Seattle
(nr. 1579)
8
sprekers : Leen Laenens, Pierre Chevalier, staatsse-
cretaris voor Buitenlandse Handel
Sommaire
Mardi 2 mai 2000
COMMISSION
DES
RELATIONS
EXTE
´ RIEURES
COM 184
Question orale de M. Francis Van den Eynde au secre´taire
d'Etat au Commerce exte´rieur sur
sa visite a` Cuba
(n° 1456)
5
orateurs : Francis Van den Eynde, Pierre Chevalier,
secre´taire d'Etat au Commerce exte´rieur
Question orale de M. Ferdy Willems au secre´taire d'Etat
au Commerce exte´rieur sur
des livraisons d'armes a`
l'Arabie saoudite
(n° 1476)
7
orateurs : Ferdy Willems, Pierre Chevalier, secre´taire
d'Etat au Commerce exte´rieur
Question orale de Mme Leen Laenens au secre´taire d'Etat
au Commerce exte´rieur sur
les ne´gociations de l'OMC
apre`s Seattle
(n° 1579)
8
orateurs : Leen Laenens, Pierre Chevalier, secre´taire
d'Etat au Commerce exte´rieur
2
HA 50
COM 184
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van mevrouw Claudine Drion aan de
staatssecretaris voor Buitenlandse Handel over
het
standpunt van Belgie¨ in geval van tegenstrijdigheid tussen
de in het kader van de WTO aangenomen regels en deze
die in de Europese Unie van toepassing zijn
(nr. 1659)
9
sprekers : Claudine Drion, Pierre Chevalier, staatsse-
cretaris voor Buitenlandse Handel
Mondelinge vraag van de heer Ferdy Willems aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
over
het niet-inlossen van een internationaal aangegaan
engagement tot zending van Belgische rijkswachters of
politiemensen naar Kosovo
(nr. 1422)
11
sprekers : Ferdy Willems, Louis Michel, vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Ferdy Willems aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
over
de recente aanhoudingen van burgemeesters en
politieke
verantwoordelijken
van
Hadep
in
Turkije
(nr. 1519)
12
sprekers : Ferdy Willems, Louis Michel, vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Guido Tastenhoye aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
over
de concrete afspraken die er gemaakt werden
tussen Angola en de Hoge Raad voor Diamant met
betrekking tot een betere controle op de diamantsector
(nr. 1507)
13
sprekers : Guido Tastenhoye, Louis Michel, vice-
eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Ferdy Willems aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
over
de coherentie van het Belgisch beleid met het beleid
van de Europese Unie
(nr. 1512)
14
sprekers : Ferdy Willems, Louis Michel, vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Joos Wauters aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
over
de tweede ronde van de presidentsverkiezingen in
Peru
(nr. 1565)
16
sprekers : Joos Wauters, Louis Michel, vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken
Mondelinge vraag van mevrouw Leen Laenens aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
over
de ratificatie van Conventie 169 van de Internatio-
nale Arbeidsorganisatie
(nr. 1578)
17
sprekers : Leen Laenens, Louis Michel, vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken
Mondelinge vraag van mevrouw Leen Laenens aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
over
de internationale Gedragscode ter concretisering
van het recht op adequaat voedsel
(nr. 1595)
18
sprekers : Leen Laenens, Louis Michel, vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken
Question orale de Mme Claudine Drion au secre´taire
d'Etat au Commerce exte´rieur sur
la position de la
Belgique en cas de contradiction entre les re`gles adopte´es
dans le cadre de l'OMC et celles en vigueur dans l'Union
europe´enne
(n° 1659)
9
orateurs : Claudine Drion, Pierre Chevalier, secre´taire
d'Etat au Commerce exte´rieur
Question orale de M. Ferdy Willems au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
le non-
respect d'un engagement international visant a` envoyer
des gendarmes ou des policiers belges au Kosovo
(n° 1422)
11
orateurs : Ferdy Willems, Louis Michel, vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res
Question orale de M. Ferdy Willems au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
les re´cen-
tes arrestations de bourgmestres et de responsables
politiques du Hadep en Turquie
(n° 1519)
12
orateurs : Ferdy Willems, Louis Michel, vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res
Question orale de M. Guido Tastenhoye au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
les ac-
cords passe´s entre l'Angola et le Conseil supe´rieur du
Diamant en vue d'un meilleur contro^le du secteur du
diamant
(n° 1507)
13
orateurs : Guido Tastenhoye, Louis Michel, vice-
premier ministre et ministre des Affaires e´trange`res
Question orale de M. Ferdy Willems au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
la cohe´-
rence entre la politique belge et la politique de l'Union
europe´enne
(n° 1512)
14
orateurs : Ferdy Willems, Louis Michel, vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res
Question orale de M. Joos Wauters au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
le 2e`me
tour des e´lections pre´sidentielles au Pe´rou
(n° 1565)
16
orateurs : Joos Wauters, Louis Michel, vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res
Question orale de Mme Leen Laenens au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
la ratifi-
cation de la Convention 169 de l'Organisation internatio-
nale du Travail
(n° 1578)
17
orateurs : Leen Laenens, Louis Michel, vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res
Question orale de Mme Leen Laenens au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
le Code
de conduite international pour la mise en oeuvre du droit a`
une alimentation ade´quate
(n° 1595)
18
orateurs : Leen Laenens, Louis Michel, vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res
HA 50
COM 184
3
02-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van mevrouw Muriel Gerkens aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
over
Birma (nr. 1630)
19
sprekers : Muriel Gerkens, Louis Michel, vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Ferdy Willems aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
over
de Russische houding in Tsjetsjenie¨ (nr. 1649)
20
sprekers : Ferdy Willems, Louis Michel, vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Francis Van den Eynde
aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse
Zaken over
de houding van Belgie¨ ten opzichte van het
Oostenrijkse voorzitterschap van de OVSE
(nr. 1646)
22
sprekers : Francis Van den Eynde, Louis Michel,
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Luc Sevenhans aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
over
de schending van de mensenrechten in Rwanda
(nr. 1666)
23
sprekers : Luc Sevenhans, Louis Michel, vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren Dirk
Van der Maelen, Alfons Borginon en Lode Vanoost aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
over
een wapenlevering aan Mexico (nrs. 1703, 1704 en
1706)
25
sprekers : Dirk Van der Maelen, voorzitter van de
SP-fractie, Lode Vanoost, Louis Michel, vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken, Alfons
Borginon
Question orale de Mme Muriel Gerkens au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
la Birma-
nie
(n° 1630)
19
orateurs : Muriel Gerkens, Louis Michel, vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res
Question orale de M. Ferdy Willems au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
l'attitude
de la Russie en Tche´tche´nie
(n° 1649)
20
orateurs : Ferdy Willems, Louis Michel, vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res
Question orale de M. Francis Van den Eynde au vice-
premier ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
l'attitude de la Belgique a` l'e´gard de la pre´sidence
autrichienne de l'OSCE
(n° 1646)
22
orateurs : Francis Van den Eynde, Louis Michel,
vice-premier ministre et ministre des Affaires e´trange`res
Question orale de M. Luc Sevenhans au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
les viola-
tions des droits de l'homme au Rwanda
(n° 1666)
23
orateurs : Luc Sevenhans, Louis Michel, vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res
Questions orales jointes de MM. Dirk Van der Maelen,
Alfons Borginon et Lode Vanoost au vice-premier ministre
et ministre des Affaires e´trange`res sur
une livraison
d'armes au Mexique
(n
os
1703, 1704 et 1706)
25
orateurs : Dirk Van der Maelen, pre´sident du groupe
SP, Lode Vanoost, Louis Michel, vice-premier ministre
et ministre des Affaires e´trange`res, Alfons Borginon
4
HA 50
COM 184
02-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION
DES RELATIONS EXTE´RIEURES
COMMISSIE
VOOR DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 2 MAI 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 2 MEI 2000
De vergadering wordt geopend om 10.23 uur door de
heer Geert Versnick, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 10.23 heures par M. Geert
Versnick
, pre´sident.
Mondelinge vraag van de heer Francis Van den
Eynde aan de staatssecretaris voor Buitenlandse
Handel over
zijn bezoek aan Cuba (nr. 1456)
Question orale de M. Francis Van den Eynde au
secre´taire d'Etat au Commerce exte´rieur sur
sa
visite a` Cuba
(n° 1456)</b>
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, het staat
buiten kijf dat het buitenlands politiek beleid van de
huidige regering schril afsteekt tegen de veeleer schuch-
tere wijze waarop de vorige regering aan buitenlandse
politiek deed. Deze regering voert bovendien een zeer
gespierd beleid met betrekking tot het verdedigen van de
mensenrechten. Ik geef twee voorbeelden. In Oostenrijk
kwam een partij die zich liberaal noemt in de regering na
verkiezingen die voor zover ik weet normaal verliepen en
waarbij de OVSE en alle aanverwante afkortingen geen
opmerkingen hadden. Het programma van die partij
beviel ons echter niet en dat hebben ze geweten in
Oostenrijk. Overigens was die partij al in zes van de
negen Oostenrijkse La¨nder aan de macht, samen met
onder meer de socialisten. Daar is niet speciaals gebeurd
maar dat heeft ons niet belet om de Oostenrijkers eens
flink de les te spellen. Een ander voorbeeld van het
gespierde beleid van onze regering op buitenlands vlak is
Pinochet. Deze allesbehalve sympathieke voormalige
dictator trad af na een referendum dat hij net niet won. Dit
punt werd trouwens nooit aangehaald toen het proces op
gang kwam. De man was in Engeland en kreeg proble-
men met de Spaanse justitie. Wij gingen mee in dit
zaakje. De Engelsen zaten verveeld met dit zaakje maar
nevertheless, zoals ze zelf zeggen, als het over mensen-
rechten gaat, kennen wij geen grenzen en vliegen wij
erin, ook al komt een en ander - en dat geldt ook voor
Oostenrijk - een klein beetje belachelijk over. Dat schrikt
ons niet af, de mensenrechten komen voor alles.
En dan is er Cuba. De heer Castro is al veel langer aan
de macht dan Pinochet dat ooit geweest is. U weet
ongetwijfeld dat hij in 1958 met een schip uit Mexico
vertrok, de corrupte Batista omverwierp en sindsdien
dictator is op het grootste eiland van de Carai¨ben. Er
worden geen andere partijen dan de zijne geduld, de
godsdienstvrijheid is er niet groot en de vrijheid van
denken, de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van
vergaderen bestaan er gewoon niet.
Mijnheer de staatssecretaris, Amnesty International be-
rekende onlangs dat in Cuba sedert de machtsovername
door Castro 17 000 doden gevallen zijn. 17 000 mensen
werden terechtgesteld wegens hun politiek dissidente
houding. Ik meende dat wij die ons niet laten tegenhou-
den door de Oostenrijkers en nog minder door de Chile-
nen of de Britten de Cubanen wel eens de les zouden
gaan spellen. Als we niet gaan skie¨n in Oostenrijk, dan
denken we er zeker niet aan om rum te gaan drinken in
Havana. We gingen echter wel naar Havana om er
handelsovereenkomsten op te stellen. Nergens heb ik
iets gehoord over mensenrechten. Waarschijnlijk zijn we
dat die dag toevallig vergeten. Dat is mogelijk. Er moet
echter altijd iemand zijn die ervoor zorgt dat dit niet
definitief vergeten wordt. Mijnheer de staatssecretaris,
daarom wil ik u vragen waarom u naar Cuba bent
geweest, ondanks de bloedige dictatuur die daar heerst
en ondanks de doden die er zijn gevallen. Ten tweede,
wat hebt u daar gedaan voor het herstellen van de
mensenrechten ?
Staatssecretaris Pierre Chevalier : Mijnheer de voorzit-
ter, het lijkt mij een goede zaak dat de aandacht van de
parlementsleden via dit soort vragen af en toe wordt
gevestigd op de handelsmissies. Ik kan u aankondigen
dat wij straks naar China vertrekken, mijnheer Van den
Eynde. Ook die missie zal ongetwijfeld stof opleveren
HA 50
COM 184
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pierre Chevalier
voor een volgende vraag die uw parlementair
record
kan opfleuren. Mevrouw Drion, in het najaar is een missie
gepland naar Argentinie¨. Mijnheer Van den Eynde, ook
Zuid-Korea staat op ons lijstje.
Wat de vragen betreft, kan ik het volgende antwoorden.
Ik heb uw vragen met aandacht gelezen en ik heb
vastgesteld dat er waarschijnlijk een klein foutje staat in
de vraagstelling. U geeft mij in uw vraag de titel van
staatscommissaris. Het is niet omdat u de retoriek van
1 mei overneemt dat u ook de andere geplogenheden
moet overnemen. Er zijn in dit land regeringscommissa-
rissen en staatssecretarissen, een contaminatie - al dan
niet opzettelijk - is hier niet op zijn plaats.
U stelt de vraag of mijn bezoek moet worden gei¨nterpre-
teerd als een steun aan een regime dat de mensenrech-
ten met de voeten treedt. Volgens mij moet u een
duidelijk onderscheid maken tussen handelsbetrekkin-
gen en betrekkingen op het politieke niveau. U zult zich
ongetwijfeld herinneren dat oud-dictator Franco, die u
waarschijnlijk niet onbekend is, uitstekende politieke re-
laties had met het regime van de heer Fidel Castro.
Het was de bedoeling van mijn bezoek de economische
samenwerking - export en investeringen - tussen Belgie¨
en Cuba te versterken. Ik weet niet of u de pers heeft
gelezen die de missie heeft beschreven ? Ik weet niet of
u nog De Standaard leest sinds men het logo heeft
verwijderd van de frontpagina. In De Standaard heeft
men in grote koppen geschreven, ik citeer :
Belgie¨
vermaant Cuba over dissidenten
. Dat is een kop die
groot genoeg is zodat u hem met of zonder bril kon lezen.
Het was ook de bedoeling van mijn reis om de aandacht
te trekken op de problematiek van de mensenrechten. Ik
heb zowat drie vierde van de Cubaanse regering ontmoet
en met elk van hen heb ik de situatie van de mensen-
rechten besproken. Mijn medewerkers, onder andere de
heer Storme die hier aanwezig is, hebben een officie¨le
werkvergadering gehad met de voorzitter van de
mensenrechtenorganisatie op de Belgische ambassade.
Ik heb die ontmoeting telkens ter sprake gebracht en mijn
Cubaanse gesprekspartners gewezen op dit onderhoud
met de voorzitter van de Cubaanse mensenrechten-
organisatie. Het lot van de dissidenten - waarover zij
zeiden dat hun lot veel was verzacht - is telkens ter
sprake gekomen.
Mijn houding ten opzichte van Cuba is genuanceerd
positief. Ik wens gebruik te maken van economische
contacten om het standpunt inzake mensenrechten te
laten kennen. Ik geloof daarin. Trouwens, u zult zich
misschien herinneren dat ik naar aanleiding van de
Europese maatregelen tegen Oostenrijk, onmiddellijk
heb gezegd dat er geen sprake kon zijn van een handels-
boycot.
Mijnheer Van den Eynde, er zijn met Cuba geen handels-
akkoorden gesloten want dit is de exclusieve bevoegd-
heid van de Europese Unie volgens artikel 133 van het
Verdrag. Een eventuele toetreding van Cuba tot het
EU-ACP-akkoord werd wel besproken. U hebt in de pers
kunnen vernemen dat Cuba niet wil toetreden tot dit
akkoord.
Toen was er nog sprake van dat Cuba eventueel het
akkoord zou ondertekenen. Ik heb telkens verklaard dat
wij er voorstander van waren dat Cuba tot die conventie
toe zou treden, mits wordt voldaan aan een aantal
voorwaarden en mits een signaal dat het menens is met
het respect voor de mensenrechten. Het zou een goede
zaak zijn geweest moest Cuba dit hebben gedaan, want
dan hadden wij de mogelijkheid gehad om op geregelde
tijdstippen na te gaan of het land goed werd bestuurd en
of de mensenrechten werden gerespecteerd. Tot daar
mijn eerder uitgebreid antwoord op deze vraag.
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de voorzitter, ik ben een beetje geschokt als ik de
staatssecretaris zich hoor beroepen op het afschuwelijke
Franco-regime dat goede relaties had met Cuba, om de
onze op dat vlak te verantwoorden. Hij had zich even
goed kunnen beroepen op het akkoord tussen Von
Ribbentrop en Stalin, maar zo ver is hij toch nog niet
gegaan. De ene dictator helpt in ieder geval de andere,
van welke politieke overtuiging zij ook zijn.
Verder heb ik al die artikels gelezen, mijnheer de staats-
secretaris. Als ik dergelijke vraag stel, geregeld ook
schriftelijk, weet ik op voorhand dat de regering zegt te
hebben gepleit voor de mensenrechten. Ik zal u zelfs
bekennen dat ik daaraan niet twijfel, daar gaat het mij niet
om. Een ding wil ik u wel zeggen. Ik zit al haast tien jaar
in het parlement en al tien jaar stel ik vragen over wat
men in een aantal landen doet voor de mensenrechten.
Telkens zegt de regering, ook de vorige, dat zij er iets aan
doet, maar er verandert niets. In feite doen wij ook niets :
het blijft bij een paar woorden als wij ergens op bezoek
zijn. Ik vrees dat dit ten langen laatste een beetje te
weinig zal zijn.
De voorzitter : Uw bezorgdheid om de mensenrechten
siert u.
Staatssecretaris Pierre Chevalier : Ik veronderstel dat
men toch liever heeft dat ik hoe dan ook dit doe, veeleer
dan bijvoorbeeld een programma van een of andere
politieke partij te gaan verdedigen. Uw programma bij-
voorbeeld.
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Het
zou ook uw programma kunnen zijn.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
6
HA 50
COM 184
02-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van de heer Ferdy Willems aan de
staatssecretaris voor Buitenlandse Handel over
wa-
penleveringen aan Saoudie-Arabie¨
(nr. 1476)
Question orale de M. Ferdy Willems au secre´taire
d'Etat au Commerce exte´rieur sur
des livraisons
d'armes a` l'Arabie saoudite
(n° 1476)</b>
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de staatssecretaris, ik hoor u graag vertellen dat
u gematigd positief bent ten opzichte van Cuba, maar ik
hoop dat u niet hetzelfde gaat zeggen over Saoudi-
Arabie¨, want ik heb bloedstollende rapporten van Am-
nesty International over dat land. Ik zal het er verder niet
over hebben, maar u weet ook dat er sprake is van
onthoofdingen, het verbod op politieke partijen, geen
vrijheid van vereniging, geen godsdienstvrijheid en af-
schuwelijke schendingen van de mensenrechten. Tege-
lijkertijd lezen wij in documenten die in de Kamer zijn
rondgedeeld dat in 1998 een kleine 4 miljard frank werd
besteed aan wapenleveringen aan Saoudi-Arabie¨. Daar-
over gaan mijn vragen.
Saoudi-Arabie¨ is een doorgeefluik voor wapentrafiek
naar bijvoorbeeld Burundi, een van onze zorgenkinde-
ren. Maar er is veel meer aan de hand. Ik zal even
concreet de wapensituatie in Saoudi-Arabie¨ zelf schet-
sen. Voor de Golfoorlog in 1990 was het land de wapen-
leverancier van allerlei soorten islamfundamentalisten. Ik
geef u een lijstje van organisaties waaraan Saoudi-
Arabie¨ leverde : het FIS in Algerije, het NAGDA in Tunis,
de Afghaanse fundamentalisten, de HAMAS-beweging in
Palestina en de moslimbroeders in Egypte. Dat zijn
allemaal groepen met veel bloed aan de handen.
Na de Golfoorlog worden de allianties omgekeerd. De
fundi's keren zich tegen Saoudi-Arabie¨ en de Verenigde
Staten en spreken zich uit voor Saddam Hoessein en
Irak. In een artikel van Jeune Afrique uit 1996 noemt men
Saoudi-Arabie¨ de
arouseur arousi; degene die door zijn
eigen vlooien wordt gebeten. We stellen nu vast dat er in
Saoudi-Arabie¨ een gewapend verzet tegen het regime is
opgestart. Ik geef u opnieuw enkele namen. De sjiitische
Islamitische Revolutionaire Organisatie roept vanuit Da-
mascus en Londen letterlijk op tot gewapende strijd. Ik
denk ook aan de Tijgers van de Golf, de Partizanen van
Allah, enzovoort. De woorden spreken voor zich. De
Beweging voor Islamitische Heropstanding - strekking
Khomeini - roept op tot wapengeweld. Al Marcia al Islam,
het comite´ voor de hervorming van de islam, werkt
samen met de beruchte Osama Ben Laden, een multi-
miljonair die vanuit het buitenland opereert. Hij steunt
Afghanistan en hij rekruteert mensen voor de strijd in
Afghanistan,
Tadjikistan,
Bosnie¨,
Jemen,
Egypte,
Saoudi-Arabie¨ en voor het eerder vermelde FIS. Ik citeer
een verklaring van Ben Laden :
De grootste dieven ter
wereld, de ergste terroristen ter wereld zijn de Amerika-
nen
. Hij verklaarde dit in een ABC-televisiejournaal in de
Verenigde Staten. Hij gaat verder :
Het enige middel om
ons tegen hen te verdedigen is hun eigen methodes te
gebruiken. Hierbij maken we geen enkel onderscheid
tussen zij die een uniform dragen en de burgers. Ze zijn
allemaal ons doelwit.
In Saoudi-Arabie¨ verblijven naast
andere vreemdelingen, tienduizenden Amerikanen, aan-
gezien de Verenigde Staten de militaire verdediging van
dit land op zich heeft genomen. De voorbije jaren hebben
we een aantal aanslagen meegemaakt.
Ik stel dus vast dat qua militaire impact Saoudi-Arabie¨
niet niks is. Bovendien zijn er in het land spanningen
tussen de verschillende groepen uit de koninklijke familie
en de verschillende legerleidingen. Wat moeten we doen
als het daar tot een gewapend conflict komt ?
Kortom, Saoudi-Arabie¨ is een zeer groot risicodragend
land wat wapentrafiek betreft. Juist daar gaat het grootste
gedeelte van onze wapenleveringen naartoe. Het gaat
om een bedrag van 3 833 miljoen frank.
Mijnheer de staatssecretaris, ik wil u een hopelijk preven-
tieve vraag stellen. Zijn er door de nieuwe regering in
1999 reeds wapenlicenties ondertekend voor Saoudi-
Arabie¨ en zal Belgie¨ in de toekomst wapenlicenties
verlenen aan Saoudi-Arabie¨ ? Deze nieuwe regering legt
terecht, en ondersteund door de oppositie, het accent op
mensenrechten en op vrede. Komt er in dit belangrijke
dossier een trendbreuk ten opzichte van het verleden ?
Als die trendbreuk er komt, dan ben ik daar blij om. Wat
gebeurt er dan met de enorme investering van bijna vier
miljard ?
Staatssecretaris Pierre Chevalier : Mijnheer de voorzit-
ter, collega's, ik kan uiteraard alleen maar spreken over
de vergunningsaanvragen die afkomstig zijn uit het
Vlaamse Gewest en uit het Brusselse Hoofdstedelijk
Gewest, voor zover zij zijn opgesteld in de Nederlandse
taal. Inzake de vergunningsaanvragen die zijn opgesteld
in het Frans en die afkomstig zijn uit het Waalse Gewest
en uit het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, moet ik u
verwijzen naar de minister van Buitenlandse Zaken. Hij is
in deze zaak bevoegd. Ik kan u alleen maar zeggen dat
ik in de tien maanden dat ik deze verantwoordelijkheid
draag, geen enkele definitieve uitvoervergunning met
eindbestemming Saoudi-Arabie¨ heb goedgekeurd. In
antwoord op het tweede deel van uw vraag, kan ik u
zeggen dat dergelijke vragen in de toekomst geval per
geval getoetst zullen worden aan de criteria die vervat
zijn in artikel 4 van de wet van 5 augustus 1991 en aan
deze van de Europese Gedragscode Wapenuitvoer. Ik
kan er alleen nog aan toevoegen dat Belgie¨ een van de
strengste reglementeringen heeft in Europa en in de
wereld. Ik ga geen andere landen noemen, maar ik stel
vast dat heel wat landen wapenembargo's met de lippen
respecteren, maar ze in de praktijk niet toepassen. Ik heb
er trouwens op aangedrongen dat dit binnenkort aan de
agenda van de Europese Ministerraad zal staan. Ik houd
immers absoluut niet van hypocrisie in deze materie.
HA 50
COM 184
7
02-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Als u dit allemaal
realiseert, mijnheer de staatssecretaris, dan hebben wij
een trendbreuk. Mijn dank en felicitaties. Ik zal ook de
minister van Buitenlandse Zaken met hetzelfde gegeven
confronteren.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Leen Laenens aan
de staatssecretaris voor Buitenlandse Handel over
de WTO-onderhandelingen 'post' Seattle (nr. 1579)
Question orale de Mme Leen Laenens au secre´taire
d'Etat au Commerce exte´rieur sur
les ne´gociations
de l'OMC apre`s Seattle
(n° 1579)</b>
Mevrouw Leen Laenens (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, het zal nie-
mand verwonderen dat zowel collega Claudine Drion als
ikzelf vragen hebben ingediend over de opvolging van de
onderhandelingen in Seattle, zonder het overigens van
mekaar te weten.
Op 17 maart was er een informele vergadering van
Europese ministers van Handel, waaraan u ook hebt
deelgenomen, mijnheer de staatssecretaris. Daar heeft
Europees commissaris Pascal Lamy voorgesteld dat de
Europese Unie zich iets meer flexibel zou opstellen - het
zou veeleer een kwestie zijn van strategie en niet zozeer
van een inhoudelijke wijziging van de agenda -, zodat
andere landen bij de volgende onderhandelingsronde
over de streep kunnen worden getrokken. In de diverse
buitenlandse perscommentaren onder andere van The
Weekly Trade News, konden we lezen dat Belgie¨ samen
met Frankrijk bij de zogenaamde hardliners hoort. Wat
we niet konden uitmaken uit de persberichten, was
waarom Belgie¨ zich precies verzet tegen een meer
flexibele opstelling. Vandaar mijn vraag of het ging om
dossiers inzake de landbouwsubsidies en -investeringen,
concurrentie en overheidsaanbestedingen, de sociale
normen en milieunormen, die alle op de agenda stonden.
Mijnheer de staatssecretaris, u hebt destijds verklaard
dat u het parlement geregeld op de hoogte zou stellen
van de voortgang van de onderhandelingen. Vandaar
mijn vraag of de agenda van de volgende algemene
vergadering al is bekendgemaakt.
Staatssecretaris Pierre Chevalier : Mijnheer de voorzit-
ter, collega's, mevrouw Laenens verwijst in haar vraag
naar de perscommentaren in verband met de informele
raad van Porto, waarover ik overigens herhaaldelijk in
deze commissie informatie heb verstrekt.
Mevrouw Laenens, het zou alvast gemakkelijk zijn mocht
u mij een kopie bezorgen van de berichten waarop u zich
baseert. Immers, in de pers die ik heb gelezen, wordt vrij
genuanceerd bericht over de verklaringen in Porto, in
tegenstelling met het persagentschap waarop u hebt
gealludeerd en dat, mijns inziens, vrij slecht is gei¨nfor-
meerd.
Er is inderdaad in Porto van gedachten gewisseld hoe
het nu post Seattle verder moest. Dat was ook het
onderwerp van de vergadering. Bij die gelegenheid heb
ik beklemtoond dat het in de huidige stand van zaken niet
opportuun was om het EU-standpunt van 26 oktober
1999 te wijzigen. Vrijwel alle lidstaten deelden mijn
mening. Er is dus geen sprake van een harder standpunt,
laat staan dat Belgie¨ in deze materie een hardliner zou
zijn. De handhaving van een algemeen aanvaard stand-
punt van de Europese Unie, waarover op de koop toe
nog niet werd onderhandeld op multilateraal, ministerieel
vlak, kan men volgens mij bezwaarlijk de houding van
een hardliner noemen. Ik heb er wel bij de commissie op
aangedrongen om de EU-standpunten te blijven verde-
digen en uiteen te zetten in haar bilaterale contacten met
de andere WTO-leden, inzonderheid de ontwikkelings-
landen.
U moet er zich namelijk goed van bewust zijn dat,
wanneer op een ogenblik om een meer flexibel standpunt
wordt gevraagd, de klemtoon in de eerste plaats zal
komen te liggen op onderwerpen zoals leefmilieu,
voorzorgsprincipe, dierenwelzijn en sociale normen,
waar de Europese Unie vrij gei¨soleerd staat. Alvorens
een dergelijke oefening aan te vatten, moet men duidelijk
weten waar men naartoe gaat. In een multilaterale on-
derhandeling kan men niet zomaar wat improviseren.
Men moet ook realistisch zijn : men zal moeten geven en
nemen. Daarvoor is het nu nog te vroeg.
Daarom heb ik gezegd dat we bij het standpunt van
26 oktober moeten blijven. Dat sluit evenwel niet uit dat
men zich op een bepaald ogenblik toch zal moeten
bezinnen over het moduleren van onze doelstellingen op
inhoudelijk vlak. Dat zal eerst en vooral op Belgisch
niveau moeten plaatsvinden, dus ook in dialoog met het
parlement. Ik zal die oefening te gelegener tijd starten en
u er uiteraard bij betrekken.
Ik kan u bovendien meedelen dat er voor het ogenblik
niet veel gebeurt in Gene`ve. Dat ligt waarschijnlijk aan de
komende Amerikaanse
presidentsverkiezingen.
Nie-
mand is in staat om veel te bewegen. Er zijn wel een
aantal denksporen. Commissaris Lamy heeft onder an-
dere gezegd dat hij nog hoopte op een ministerie¨le
conferentie dit jaar. Ik denk echter dat dit zo goed als
uitgesloten is.
8
HA 50
COM 184
02-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pierre Chevalier
U stelde ook een vraag over de agenda van 3 mei. De
belangrijkste onderwerpen van de Algemene Raad zijn
de maatregelen ten gunste van de minst ontwikkelde
landen in de vorm van markttoegang, de technische
assistentie met het oog op de zogenaamde capacity
building, de kwestie van de interne transparantie in de
WTO en de implementatiekwestie. Samen vormen deze
punten het zogenaamde minipakket. Het ziet er evenwel
niet naar uit dat men op 3 mei tot een akkoord zal komen
over deze punten. Dit pakket heeft namelijk tot doel het
vertrouwen te herstellen tussen de ontwikkelingslanden
en de ontwikkelde landen. De veeleer restrictieve hou-
ding van de VS wat de markttoegang betreft, vooral in de
textielsector, dreigt ertoe te leiden dat het minipakket
weinig geloofwaardigheid zal behouden bij de ontwikke-
lingslanden. Vorige week had ik contact met mijn Portu-
gese collega's voor Buitenlandse Handel en Europese
Zaken, bevoegd inzake de WTO. Ik heb er bij hen op
aangedrongen dat wij bij de eerstvolgende ministerie¨le
vergadering op Europees niveau een echte stap zouden
zetten. Als de Europese Unie enige geloofwaardigheid
wil behouden, is het absoluut noodzakelijk dat zij eenzij-
dig markttoegang verleent voor bijna alle producten -
essentially all products - die uit deze landen afkomstig
zijn. Ze vertegenwoordigen 0,5% van de wereldhandel. Ik
moet eraan toevoegen dat er binnen de groep van de
ontwikkelingslanden nogal wat discussie bestaat tussen
de meer ontwikkelde en de minst ontwikkelde landen. Er
bestaat zeer weinig solidariteit tussen hen.
Wat de technische assistentie betreft, kan ik u enkel
verwijzen naar de heer Boutmans, mijn collega van
Ontwikkelingssamenwerking. Bijdragen in dit kader moe-
ten immers door elke WTO-lidstaat individueel en afzon-
derlijk worden gedaan. Ik zou u dus bijzonder dankbaar
zijn als u bij de heer Boutmans zou aandringen om het
aspect van de technische assistentie aandachtig te be-
studeren en er de nodige budgettaire ruimte voor vrij te
maken. Op dat punt moeten immers alle Westerse lan-
den, inclusief ons land, hun geloofwaardigheid nog vol-
ledig bewijzen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de Mme Claudine Drion au secre´taire
d'Etat au Commerce exte´rieur sur
la position de la
Belgique en cas de contradiction entre les re`gles
adopte´es dans le cadre de l'OMC et celles en vigueur
dans l'Union europe´enne
(n° 1659)</b>
Mondelinge vraag van mevrouw Claudine Drion aan
de staatssecretaris voor Buitenlandse Handel over
het standpunt van Belgie¨ in geval van tegenstrijdig-
heid tussen de in het kader van de WTO aangenomen
regels en deze die in de Europese Unie van toepas-
sing zijn
(nr. 1659)
Mme Claudine Drion (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, monsieur le secre´taire d'Etat, ma question fait
partie du grand de´bat de la hie´rarchie des normes et du
conflit juridique. Je ne m'e´tendrai pas longuement sur ce
sujet car nous avons de´ja` eu cette discussion et nous
l'aurons certainement encore.
L'actualite´ fait en sorte qu'en juillet, l'organe de re`glement
des diffe´rends de l'OMC devra statuer sur l'affaire de
l'interdiction de l'amiante par la France. Il y aura donc de
nouveau un conflit, me semble-t-il, entre les re`gles en
vigueur dans l'Union europe´enne et celles de l'OMC,
comme nous en avions connu un dans le cadre de
l'affaire des hormones.
Etant donne´ la contradiction qu'il peut y avoir entre les
re`gles de ces deux instances et qu'il y a plus de
possibilite´s pour les Etats membres de de´fendre la sante´
publique, la sante´ au travail et l'environnement dans le
cadre de l'Union europe´enne, la question que je pose au
sujet de l'amiante me semble capitale pour les droits
humains en ge´ne´ral.
Monsieur le secre´taire d'Etat, le gouvernement dispose-
t-il d'une e´valuation syste´matique de l'impact potentiel
des accords conclus dans le cadre de l'OMC sur les
politiques communautaires et nationales en matie`re de
sante´ et d'environnement ? Si ce n'est pas le cas, est-il
possible de le pre´voir a` l'avenir et de demander a` la
Commission europe´enne d'entreprendre cette e´valuation
au niveau europe´en ?
M. Pierre Chevalier, secre´taire d'Etat : Monsieur le
pre´sident, ma re´ponse sera assez longue parce que je
pense qu'il est ne´cessaire d'apporter des pre´cisions
indispensables en re´ponse a` la question de Mme Drion,
par ailleurs fort inte´ressante.
Je commencerai par donner des pre´cisions sur l'affaire
des hormones.
Il faut savoir que l'Union europe´enne a e´te´ condamne´e,
comme vous venez de le dire, mais pour des raisons de
proce´dure pluto^t que de fond. En effet, l'interdiction des
hormones a e´te´ prononce´e dans l'Union europe´enne en
1987, avant l'entre´e en vigueur de l'OMC en 1995, donc
avant que l'exigence de documenter semblable interdic-
tion au moyen d'analyses de risques devienne une re´alite´
juridique. L'Union europe´enne avait plaide´ qu'a` l'e´poque,
elle ne pouvait e´videmment pas tenir compte de cette
exigence. Elle avait e´galement souleve´, sans succe`s,
l'argument que dans l'intervalle, des e´tudes scientifiques
avaient de´montre´ l'opportunite´ de l'interdiction.
Les raisons pour lesquelles l'organe d'appel a donne´ tort
a` l'Union europe´enne sont toutefois e´galement compre´-
hensibles. Les re`gles de l'OMC seraient vide´es de l'es-
sentiel de leur sens si, pour la simple raison qu'elle est
ante´rieure a` l'entre´e en vigueur, une le´gislation nationale
ou, dans notre cas, europe´enne pouvait pre´valoir sur
elles.
HA 50
COM 184
9
02-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pierre Chevalier
Toujours en ce qui concerne l'affaire des hormones, il
faut savoir que l'organe d'appel a pratiquement suivi la
the`se de l'Union europe´enne lorsque celle-ci a reven-
dique´ le droit pour tout membre de l'OMC de fixer
librement le niveau de protection de la sante´ de ses
propres ressortissants. L'exigence d'une preuve scienti-
fique absolue telle que sugge´re´e par les opposants
ame´ricains et canadiens n'a pas e´te´ retenue. L'organe
d'appel n'a pas conclu que telle e´tait la porte´e des textes
OMC. Il a seulement rappele´ qu'une de´cision destine´e a`
prote´ger la sante´ des personnes devait e^tre motive´e et
que si les preuves scientifiques n'e´taient pas, a` propre-
ment parler, disponibles, il fallait alors au moins une
analyse des risques suffisamment se´rieuse et convain-
cante.
L'organe d'appel n'a, en l'occurrence, pas constate´ que
les analyses avance´es par l'Union europe´enne n'e´taient
pas convaincantes et s'est borne´ a` constater que la
mesure de 1987 ne comprenait pas pareille motivation et
qu'elle e´tait de`s lors ille´gale au regard des exigences de
l'OMC.
C'est une the`se assez juridique mais il faut en conclure
que l'Union europe´enne a de´sormais, en quelque sorte,
l'obligation de
refaire la mesure d'interdiction en s'as-
surant que, cette fois, elle soit motive´e au moyen d'une
analyse de risques ante´rieure a` son adoption. La proce´-
dure est la code´cision du Conseil et du Parlement
europe´en.
En ce moment me^me, la Commission europe´enne est en
train de travailler a` l'analyse des risques et a` une mesure
de substitution qui, quoiqu'ayant le me^me contenu que
l'ancienne, ne serait plus attaquable devant l'OMC. Peut-
e^tre vous souviendrez-vous que l'analyse des risques a
de´ja` fait l'objet d'une publication inte´rimaire en 1998. On
m'informe qu'une publication de´finitive sera faite inces-
samment.
Il est vrai qu'entre-temps, l'Union europe´enne vit dans
l'ille´galite´ puisqu'elle n'a pas leve´ l'embargo comme le lui
enjoignait l'organe d'appel. C'est la raison pour laquelle
les Etats-Unis ont obtenu l'autorisation de l'OMC de
prendre des mesures de re´torsion. Il faut cependant
conside´rer que l'affaire des hormones est loin d'e^tre
termine´e et qu'elle devrait normalement tourner a` l'avan-
tage de l'Union europe´enne qui, une fois la nouvelle
mesure adopte´e avec la motivation ade´quate, sera en
droit de demander la leve´e des mesures de re´torsion
ame´ricaines.
J'he´siterais donc a` tirer de toute cette affaire le genre de
conclusion que l'honorable membre semble retenir.
En ce qui concerne l'amiante, il m'apparai^t e´galement
difficile de conclure dans le sens que vous e´voquez,
madame. Tout pays a le droit d'engager une plainte
aupre`s de l'OMC. L'Union europe´enne a d'ailleurs aussi
ce droit. Il faut attendre la de´cision sollicite´e avant de
constater qu'il y a une anomalie a` de´noncer ou a` mettre
en de´libe´ration.
Je tiens cependant a` vous assurer que tant l'OMC que
ses accords particuliers -dont l'accord sur les mesures
sanitaires et phytosanitaires et l'accord sur les obstacles
techniques au commerce cite´s par vous- consacrent le
droit pour les membres OMC de de´finir en toute inde´pen-
dance le niveau de protection qu'ils souhaitent accorder
a` la sante´ des personnes et a` l'environnement. L'exi-
gence de l'OMC ne porte pas, comme on l'a vu dans
l'affaire des hormones, sur le niveau de protection, mais
sur la motivation qui sous-tend ces mesures.
En re´alite´, cela n'est que normal. Les engagements sur
l'ouverture des marche´s qui est a` l'origine de l'expansion
du commerce et donc aussi de notre (je veux dire le mien
autant que le vo^tre) bien-e^tre actuel, ne seraient qu'une
farce s'ils pouvaient e^tre retire´s sans besoin de citer de
raison ou de donner une explication. Depuis la crise de la
dioxine, nous savons en Belgique combien cela peut
jouer contre nous. Je crois que c'est a` juste titre que nous
exigeons de nos partenaires commerciaux d'expliquer
pourquoi ils refusent de reconnai^tre comme ade´quats les
contro^les pourtant tre`s se´ve`res qui nous ont e´te´ impose´s
par cette crise.
De manie`re ge´ne´rale, j'oserais donc re´pondre, madame
Drion, que c'est en pleine connaissance de cause que
l'Union europe´enne et la Belgique ont en son temps
ne´gocie´ puis ratifie´ les accords de l'OMC. En Belgique, il
y a me^me sept parlements qui y ont donne´ leur assenti-
ment ! Ces re`gles sont conformes a` l'objectif d'e´tablir une
le´galite´ internationale qui corresponde a` nos inte´re^ts. Il
en va de me^me du me´canisme de re`glement des diffe´-
rends que cet accord a institue´. Ce dernier n'a en
l'occurrence pas le pouvoir de modifier les re`gles ou d'en
imposer de nouvelles. Il a la charge de les interpre´ter et
de les appliquer. En fait, son ro^le est identique a` celui de,
par exemple, la Cour de justice europe´enne pour l'appli-
cation du droit communautaire vis-a`-vis des Etats mem-
bres ou, par exemple, de la Cour internationale de La
Haye pour l'application du droit international public entre
Etats souverains.
Evidemment, il ne peut e^tre e´vite´ que tout cela ait un
impact sur les politiques communautaires et nationales. Il
ne pourrait d'ailleurs en e^tre autrement vu que les
accords internationaux sont par de´finition librement ac-
cepte´s et conclus. Je tiens toutefois a` ajouter que cela
fonctionne dans l'autre sens aussi. L'OMC vient de
condamner les Etats-Unis en raison d'une subsidiation
des exportations de l'ordre de plusieurs milliards de
dollars accorde´es aux entreprises ame´ricaines au moyen
10
HA 50
COM 184
02-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pierre Chevalier
de la le´gislation fiscale (l'affaire
foreign sales corpora-
tions
), mettant cette fois l'Union europe´enne en position
d'exiger des compensations ou de prendre des mesures
de re´torsion.
Dans ce cas comme dans d'autres, j'he´siterais donc a`
parler de contradiction entre re`gles OMC et re`gles natio-
nales. En fait, il s'agit de fonder les relations entre les
Etats et, dans le cas de l'OMC, les relations commercia-
les, sur une base juridique objective qui fait droit aux
inte´re^ts et aux besoins de chacun. Cela a toujours e´te´ la
politique de la Belgique et je pense qu'elle doit le rester.
Je suis me^me confiant que telle sera e´galement, au bout
du compte, la recommandation que m'adressera Mme
Drion.
Mme Claudine Drion (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
secre´taire d'Etat, je n'en suis pas encore a` vous adresser
des recommandations, je vous posais simplement une
question et je vous remercie d'y avoir re´pondu.
Le pre´sident : Les questions e´taient inte´ressantes et je
remercie de tout coeur tous les participants d'avoir
respecte´ les temps de parole.
La se´ance est suspendue.
De vergadering is geschorst.
- La se´ance est suspendue a` 11.00 heures.
- De vergadering wordt geschorst om 11.00 uur.
- La se´ance est reprise a` 14.23 heures.
- De vergadering wordt hervat om 14.23 uur.
La se´ance est reprise.
De vergadering is hervat.
- Voorzitter : de heer Eric Derycke
Mondelinge vraag van de heer Ferdy Willems aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse
Zaken over
het niet-inlossen van een internationaal
aangegaan engagement tot zending van Belgische
rijkswachters
of
politiemensen
naar
Kosovo
(nr. 1422)
Question orale de M. Ferdy Willems au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
le
non-respect d'un engagement international visant a`
envoyer des gendarmes ou des policiers belges au
Kosovo
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, de internationale gemeenschap
voorzag in het sturen van 5 000 tot 6 000 politiemensen.
Belgie¨ is deze toezegging tot nu toe nog niet nagekomen.
Intussen blijkt uit de precaire toestand van Metrovica en
andere gebieden dat dit meer dan nodig is. Ik wil als
uitgangspunt stellen dat vrede opleggen een zaak is van
militairen en vrede bewaren een zaak van de politie. Het
is een standpunt dat onze militairen in Belgie¨ vertolken. Ik
heb dit standpunt trouwens ook gehoord in Washington
toen een parlementaire delegatie daar aanwezig was.
Ik verwijs heel uitdrukkelijk naar het rapport-Kouchner
van de Veiligheidsraad van 13 december 1999. Sta me
toe om daar wat dieper op in te gaan. Artikel 61 van dat
rapport luidt als volgt :
De mogelijkheid om in Kosovo
wet en orde te doen naleven hangt af van een vroege en
volledige uitbouw van een internationale politiemacht. Er
zijn nu 4 718 politiemensen voor de UNO-vredesmacht
nodig en de Veiligheidsraad heeft reeds nota genomen
van mijn aanbevelingen terzake. In het licht van de
voortdurend slechter wordende situatie heeft mijn bijzon-
der vertegenwoordiger benadrukt dat het hoogdringend
is om de UNO-politiemacht zo vlug mogelijk op haar volle
kracht te brengen om wet en orde te kunnen doen
naleven.
Het artikel 62 heeft dezelfde draagwijdte, ik citeer :
Op
13 december 1999 waren slechts 1 817 politiemensen ter
plaatse, waaronder 149 mensen van de grens- en
luchthavenpolitie van Pristina en 78 mensen die uit
Bosnie¨-Herzegovina waren overgekomen.
Het rapport
wordt nog scherper in artikel 65 waarin wordt weergege-
ven dat de niet-politionele taken die de politie gevraagd
wordt te doen eigenlijk onuitvoerbaar zijn wegens afwe-
zigheid van ander bevoegd personeel. De militairen
moeten bewakingsopdrachten van officie¨le gebouwen
nakomen, grote geldtransporten begeleiden en allerlei
ontspanningsopdrachten uitvoeren. Het rapport vervolgt :
Het ontbreken van uitrusting en logistieke steun van de
UNO-politie blijkt ook een belemmering voor vele cruciale
politiefuncties, vooral in de zones waar er veel spanning
is.
Tenslotte gaat het rapport verder met te stellen dat een
eigen Kosovaarse politie nodig is, vermits zij een paar
jaar eerder door de federale Joegoslavische regering
werd verwijderd. In het rapport wordt er echter terecht
aan toegevoegd dat deze lokale Kosovaarse politie nood
heeft aan een opleiding in democratische zin en in de
richting van de mensenrechten vermits de Kosovaren,
zoals we ondertussen allemaal weten, net zo min als de
Servie¨rs doetjes zijn tegenover de andere groep. Weer-
wraak kan immers nooit het doel zijn van het optreden,
hoe gruwelijk de feiten ook zijn geweest. Ik heb in De
Standaard van een paar dagen geleden een afschuwelijk
rapport gelezen over verkrachtingen van Kosovaarse
vrouwen. Ik begrijp dat men ergens naar weerwraak
streeft, maar dat kan nooit de finaliteit van een vredes-
macht ter plaatse zijn.
HA 50
COM 184
11
02-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Ferdy Willems
Het rapport van Kouchner heeft het nog over het feit dat
het succes van de UNO-politie afhangt van de uitbouw
van een effectief, onpartijdig en onafhankelijk rechtssys-
teem. Dat is er momenteel niet en dat vermindert het
vertrouwen van het publiek.
Het meest sprekende bewijs dat Belgie¨ alle records klopt,
is in de bijlagen van het rapport te lezen. Het rapport-
Kouchner vermeldt dat er 41 landen, waaronder Belgie¨,
beloofd hebben om in te staan voor een politiemacht, dat
het aantal politiemensen concreet op het terrein aanwe-
zig op dat ogenblik 1 772 is en dat het aantal door Belgie¨
geleverde militairen nul is. Nederland heeft e´e´n militair in
het gebied.
Andere Europese landen doen het toch wel beter. Frank-
rijk heeft 78 militairen aanwezig, Duitsland 192 en Groot-
Brittannie¨ 58. Ik bespaar u de lijst van de 41 andere
landen, waaronder er veel zijn uit de derde wereld, die
een aanzienlijke groep mensen doen aantreden.
Vandaar mijn concrete vragen. Ten eerste, hoeveel Bel-
gische politiemanschappen werden er ooit gepland om
naar Kosovo te gaan ? Ten tweede, hoeveel zijn er
uitgestuurd, want in december 1999 was dat niemand.
Ten derde, plant Belgie¨ alsnog politiemanschappen te
sturen ? Wanneer zal dit dan gebeuren ? Wat is de reden
voor het niet tijdig inlossen van het internationale enga-
gement ?
Is Belgie¨ zijn legertroepenmacht in Kosovo aan het
afbouwen ? Zijn hiervoor data in het vooruitzicht ge-
steld ? Dit gebeurde althans in Bosnie¨, waarover we
vroeger al interpelleerden. Zijn er in Kosovo opdrachten
die volgens u beter kunnen gebeuren door een politie-
macht dan door een legermacht ?
Minister Louis Michel : Mijnheer de voorzitter, collega's,
Belgie¨ heeft voor de internationale politie-eenheid in
Kosovo vijf rijkswachters gepland. Deze zijn allemaal
volgens schema naar Kosovo afgereisd en zijn op het
terrein actief. Belgie¨ is dan ook tijdig en volledig aan zijn
verbintenis op politievlak tegemoetgekomen. Bovendien
heeft Belgie¨ drie politieambtenaren naar Kosovo ge-
stuurd die zullen deelnemen aan de opleiding van een
lokale politiemacht.
In het kader van de huidige inspanningen in Kosovo
wordt momenteel niet voorzien in een bijkomende uit-
sturing van rijkswachters. Wat de Belgische troepen-
macht in Kosovo betreft kan ik het geachte lid meedelen
dat deze momenteel niet afgebouwd wordt. De toestand
in Kosovo heeft de internationale gemeenschap voor
zeer grote en verschillende uitdagingen geplaatst. Ten-
einde op de beste manier in te spelen op deze uitdagin-
gen heeft de internationale gemeenschap verschillende
structuren opgezet om op de meest operationele manier
in te spelen op de zich stellende noden. Naargelang het
soort opdracht wordt dan ook de meest geschikte struc-
tuur aangesproken.
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Mijnheer de minister,
als ik het goed heb begrepen, had men in december
volgens het rapport-Kouchner geen enkele politieman.
Nu zijn het er vijf. Dat is niet het aantal dat internationaal
werd overeengekomen.
Minister Louis Michel : Dat is wat van ons verwacht
werd. Niet minder en niet meer.
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Dan begrijp ik niet
waarom men dit niet vroeger deed. Ik ben wel tevreden
met uw antwoord dat de vredesmacht niet wordt afge-
bouwd en met uw visie die ik deel dat een aantal taken
beter door de politie kunnen gebeuren dan door het leger.
Minister Louis Michel : Wat dat laatste betreft ben ik het
helemaal met u eens, maar dat moet natuurlijk zo worden
geregeld op internationaal en Europees vlak en met
onder andere de heer Kouchner. Dat komt er misschien
nog wel. Die vraag zal misschien nog wel worden gesteld
aan ons land. Als dat gebeurt zullen wij onze plicht doen
en ons deel van de bijdrage leveren.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Ferdy Willems aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse
Zaken over
de recente aanhoudingen van burge-
meesters en politieke verantwoordelijken van Hadep
in Turkije
(nr. 1519)
Question orale de M. Ferdy Willems au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
les
re´centes arrestations de bourgmestres et de respon-
sables politiques du Hadep en Turquie
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, u weet dat Turkije een teer punt is
dat ik herhaaldelijk in deze commissie opvolgde. Ik meen
te weten dat ik dit steeds gematigd deed en dat wij
onderstreepten hoe er in Turkije positieve evoluties ge-
beuren. Het deed me bijzonder pijn in de media te lezen
dat er weer eens drie burgemeesters waren aangehou-
den onder meer van Diyarbakir, niet de minste stad in dat
gebied.
12
HA 50
COM 184
02-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Ferdy Willems
De beschuldiging was mijns inziens nergens bewezen,
namelijk contacten met de PKK. Dat is een dooddoener
voor alles en nog wat. Intussen zijn die mensen wel
vrijgelaten, maar is de intimidatie er wel geweest en loopt
de rechtszaak nog steeds.
Ik beklemtoon nadrukkelijk dat dit indruist tegen de
nieuwe geest die we allemaal zo welkom achten in
Turkije. Turkije blaast warm en koud. Birdal, de grote
woordvoerder van de mensenrechten in Turkije die ik hier
al citeerde, zit nu weer in de gevangenis. Manu militari
sluit men kerken. Ik stelde daarover een schriftelijke
vraag.
Acties als deze bevorderen alleen maar het extremisme.
Hadep is een legale partij die met democratische midde-
len werd verkozen. Het is ook een partij die door gema-
tigde mensen die een redelijke oplossing nastreven, in
zowel Turkije als het buitenland, gesteund wordt.
Ik geef u het voorbeeld van een vrouwelijke burgemees-
ter van een stad met 30 000 inwoners. Zij was vorig jaar
nog in Belgie¨ om steun te vragen. Zij laat een gewoon,
democratisch politiek programma uitvoeren. Ziekenhui-
zen worden gebouwd, speeltuinen aangelegd en aan de
drinkwatervoorziening en de wegeninfrastructuur wordt
gewerkt evenals aan de alfabetisering en de beroepsop-
leiding van vrouwen. Ik snap echt niet wat men tegen
dergelijke programma's kan hebben. Ik zie dat een niet
zo neutrale partij als de Moederlandpartij in Turkije het
ook stilaan welletjes vindt. Zij streven naar verzoening
met de PKK en zij zijn van mening dat dit het Turkse
lidmaatschap van de Europese Unie alleen maar kan
schaden. Wij zullen dus blijven hameren op het tere punt
van de democratie en het toepassen van de mensen-
rechten voor de Koerden. Niemand is gebaat bij een
escalatie. Om u dat te illustreren heb ik hier een tekst bij
van een medewerker van O
¨ calan die nu in Bonn verblijft.
Zijn mededeling is schrijnend. Hij schrijft :
De PKK heeft
verklaard buitenlandse toeristen niet in hun strijd te willen
betrekken. Niemand echter kan uitsluiten dat er zich in de
omgeving van een aanslag toevallig toch toeristen bevin-
den. Volledig losstaand van dit risico zou ik echter
iedereen willen verzoeken zijn vakantie niet in Turkije
door te brengen. Wie daar zijn geld uitgeeft, steunt
onrechtstreeks het militaire apparaat en daarmee ook de
onderdrukking van het Koerdische volk
. Zulke verklarin-
gen zijn bijna woordelijk oorlogsverklaringen. Niemand
wordt daar beter van, Turkije niet en Europa al evenmin.
Mijnheer de minister, het is mijn plicht u voor de zoveelste
keer te vragen of dit niet in tegenspraak is met de recente
positieve ontwikkelingen in Turkije. Wat zal Belgie¨ daar
nog maar eens tegen kunnen doen ?
Minister Louis Michel : Mijnheer de voorzitter, collega
Willems, wat de arrestatie van de drie Koerdische bur-
gemeesters in Turkije betreft, reageerde Belgie¨ in sa-
menspraak met zijn partners binnen de Europese Unie.
Belgie¨ en de partners zullen er op toezien dat Turkije zich
schikt naar de criteria van Kopenhagen. In deze criteria
zijn expliciete bepalingen inzake democratie en mensen-
rechten vervat. Turkije weet dat het al dan niet voldoen
aan deze criteria bepalend zal zijn voor de beoordeling
van Turkije als kandidaat-lidstaat. Het beloofde dan ook
snel hervormingen door te voeren. De arrestatie van de
burgemeesters werd in Europa dan ook als een stap
terug beschouwd. Hierop ontstond een gedachte-
wisseling binnen de EU waarna besloten werd geen
publieke verklaringen af te leggen maar stappen te zetten
op hoog niveau. Op donderdag 24 februari 2000 nam de
EU-trojka te Ankara deze stappen. Hierbij werd de Turkse
overheid duidelijk gemaakt dat de Europese Unie weinig
vooruitgang ziet in de aangekondigde hervormingen in-
zake mensenrechten en dat dergelijke acties van het
Turkse justitieapparaat een veeleer negatief signaal naar
Europa zenden. Zoals u weet werden de burgemeesters
op 28 februari vrijgelaten en meteen ook in hun functie
hersteld. Er loopt wel nog een proces tegen hen en hun
partij. Er is echter een procedure tot sluiting aan de gang.
Wij zullen wat in Turkije gebeurt, blijven volgen. Wij zullen
dat systematisch samen met onze partners doen. Op
Europees niveau werd veel aandacht gevraagd voor de
evolutie van de toestand in Turkije. Zij weten welke de
gevolgen van hun houding kunnen zijn.
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Mijnheer de minister,
wij zijn het eens. Het debat over de mensenrechten wordt
stilaan een eentonig lied. In de acht tot negen maanden
dat ik hier zetel hebben we het daar al tientallen keren
over gehad. Het is frustrerend om daarop telkens op-
nieuw in allerlei landen te moeten hameren.
In de sporen van het gedachtegoed van Willem van
Oranje dat het niet nodig is te hopen om te ondernemen,
noch te slagen om te volharden, is het, mijns inziens,
onze plicht - wij als parlementsleden en u als minister -
om op dit punt te blijven hameren. Als mens moeten we
dit blijven doen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Guido Tastenhoye aan
de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse
Zaken over
de concrete afspraken die er gemaakt
werden tussen Angola en de Hoge Raad voor Dia-
mant met betrekking tot een betere controle op de
diamantsector
(nr. 1507)
Question orale de M. Guido Tastenhoye au vice-
premier ministre et ministre des Affaires e´trange`res
sur
les accords passe´s entre l'Angola et le Conseil
supe´rieur du Diamant en vue d'un meilleur contro
^ le
du secteur du diamant
HA 50
COM 184
13
02-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, een tijdje geleden heb ik
u reeds uitvoerig ondervraagd over het beruchte VN-
rapport van de Canadese ambassadeur inzake de
diamantsector. Het rapport spaarde geen kritiek op de
Belgische aanpak terzake. Intussen is de toon blijkbaar
veranderd. Uit recente krantenberichten meen ik te mo-
gen begrijpen dat de VN de Belgische aanpak niet alleen
als een voorbeeld aan de rest van de wereld aanprijst
maar ook zeer opgetogen is over de inspanningen die de
Antwerpse diamantsector heeft geleverd om de controle-
systemen op de herkomst van de diamanten meer slui-
tend te maken.
Op 30 maart 2000 werd een delegatie van de Angolese
regering onder leiding van onderminister van Geologie
en Mijnbouw ontvangen. Hij had op het hoogste niveau
contacten met de Hoge Raad voor Diamant. Er werden
afspraken gemaakt om de uitvoer van ruwe diamant uit
Angola en de invoer ervan in Belgie¨ beter te controleren.
Krachtens deze akkoorden zou de Hoge Raad voor
Diamant naar het voorbeeld van het Diamond Office in
Antwerpen een controlepunt in Angola oprichten.
Mijnheer de minister, mijn vragen liggen voor de hand.
Uw departement moet het akkoord ratificeren dat de
Hoge Raad voor Diamant en de Angolese regering
hebben bereikt. Bent u bereid al de details inzake de
gemaakte afspraken mee te delen ? Zijn deze afspraken
reeds bekrachtigd ? Wanneer zullen ze op het terrein
worden uitgevoerd ? Is de Hoge Raad voor Diamant van
plan met andere Afrikaanse landen - ik denk aan Sierra
Leone - dergelijke afspraken te maken ?
Minister Louis Michel : Mijnheer de voorzitter, collega's,
bepaalde kranten hebben bericht over het akkoord dat de
Hoge Raad voor Diamant en de Angolese overheid
hebben afgesloten inzake de diamantsector. Volgens
deze persberichten gaat het over een nieuw document,
het zogenaamde Import Confirmation Certificate dat aan
de bestaande certificaten van oorsprong wordt toege-
voegd. Als minister van Buitenlandse Zaken ben ik
officieel niet op de hoogte van dit akkoord. Ik werd bij de
totstandkoming ervan niet betrokken. Ik heb reeds ge-
suggereerd dat de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen en de commissie voor het Bedrijfsleven de
Hoge Raad voor Diamant uitnodigt en vragen stelt inzake
de problematiek van de diamant uit Angola.
Ik had al geantwoord op sommige vragen die mij door u
werden gesteld. Wij stonden en staan open en bereiden
nog altijd een reeks maatregelen voor waarover ik al heb
gesproken. Wat dit akkoord betreft, weet ik niet meer dan
wat ik in de pers heb gelezen. Ik vind het merkwaardig
dat ik niet op de hoogte werd gebracht van de inhoud van
dat akkoord. Wij hebben immers veel gepraat en gear-
gumenteerd met de Veiligheidsraad om heel de proble-
matiek te objectiveren. Ik had dan ook verwacht op de
hoogte te zullen worden gesteld van de inhoud van het
akkoord, maar ik weet niet meer dan wat in de pers staat.
De voorzitter : Het secretariaat deelt mee dat de com-
missie een bezoek zal brengen aan de Hoge Raad voor
Diamant in Antwerpen op woensdag 31 mei 2000. Dat zal
nog officieel worden meegedeeld.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Mijnheer de
minister, ik weet dat u met uw departement al grote
inspanningen hebt gedaan voor de Antwerpse diamant-
sector en meer bepaald voor het hooghouden van de
goede naam en faam van onze diamanthandel. Ik ben u
daar dankbaar voor. Net als u verwonder ik mij er een
beetje over dat de Hoge Raad voor Diamant heeft
nagelaten u in deze te informeren. Er werd toch een task
force inzake diamant opgericht, waarin wordt samenge-
werkt met vertegenwoordigers van de verschillende mi-
nisteries. Het verwondert mij dat de contacten met de
Hoge Raad voor Diamant nu blijkbaar niet meer optimaal
zijn. Misschien kan ons aanstaande bezoek aan de Hoge
Raad voor Diamant in Antwerpen dit verhelpen en kun-
nen wij daar kennis nemen van de inspanningen die
thans worden geleverd. Indien er dan nog vragen blijven,
wil ik ingaan op de suggestie van de minister om de Hoge
Raad voor Diamant hier in het parlement uit te nodigen
op een hoorzitting van de gemengde commissies voor de
Buitenlandse Betrekkingen en het Bedrijfsleven.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Ferdy Willems aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse
Zaken over
de coherentie van het Belgisch beleid
met het beleid van de Europese Unie
(nr. 1512)
Question orale de M. Ferdy Willems au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
la
cohe´rence entre la politique belge et la politique de
l'Union europe´enne
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, u weet dat dit gaat over het plan van
de heer Nielson dat begin maart 2000 werd ondertekend.
Het wil gedurende vijf jaar Europese hulp voor 110
miljoen euro of 10,5 miljard Belgische frank aan ontwik-
kelingshulp toekennen aan Rwanda. In principe kan men
weinig hebben tegen hulp aan een ontwikkelingsland,
maar hier zijn er toch wel enige maars.
Ten eerste, er is geen enkele referentie naar de interna-
tionale of regionale context. Fundamenteel is wel dat de
heer Nielson het nergens heeft over het terugtrekken van
14
HA 50
COM 184
02-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Ferdy Willems
Rwandese troepen uit Oost-Congo. Voor ons is dat
essentieel indien men denkt aan hulp voor Rwanda. Wij
hebben dat in dit Huis in de commissie en in de plenaire
vergadering reeds herhaaldelijk gevraagd en ik meen te
weten dat ook u in die richting denkt.
Verder is er nog iets fundamenteels, namelijk de vrees
dat dit geld voor ontwikkelingshulp de facto militair zal
worden gebruikt. Of, als dat niet gebeurt, dat men dan ten
minste de initiatieven van Europees commissaris Nielson
zal interpreteren als een goedkeuring van de Rwandese
politiek, inclusief de oorlogsdaden van Rwanda in Oost-
Congo. Ter staving van mijn onrust en ongenoegen
verwijs ik naar twee verklaringen van gewezen voorzitter
van de Europese Commissie Jacques Santer. In septem-
ber 1998 waarschuwde hij de bij het conflict betrokken
Afrikaanse landen, dus ook Rwanda, er uitdrukkelijk voor
dat Europees geld achterwege zou blijven als er geen
echte vooruitgang kwam inzake vrede, lees initiatieven in
Oost-Congo.
Tenzij ik het verkeerd begrijp, doet de heer Nielson nu net
het tegenovergestelde. In mei 1999 was er een medede-
ling van de heer Santer, van het Europees Parlement en
van de Europese Raad die aan duidelijkheid niet te
wensen overlaat. Ik lees twee citaten voor uit die mede-
deling :
Het zou in tegenspraak zijn met de doelstellin-
gen van de Conventie gesloten met de ACP-landen
ontwikkelingshulp te gebruiken voor militaire activiteiten
van deze landen onder mekaar.
Een ander citaat : Het
uitbreken van gewelddadige conflicten vergroot het risico
dat deze gelden ten onrechte afgewend zouden worden
voor militaire objectieven.
Wat de heer Nielson in Kigali
aanbood en ondertekende met zijn National Indicative
Programme voor Rwanda is een grote stap achteruit ten
overstaan van de voorzichtige politiek die Europa in het
verleden heeft gevoerd. Geld geven aan een land zoals
Rwanda moet absoluut gelieerd zijn aan vredesinitiatie-
ven. Heel concreet moet Rwanda uit Oost-Congo weg.
Zoals we allen weten - onlangs heeft mevrouw Laenens
het hierover op aangrijpende wijze nog gehad - is de
miserie in Oost-Congo op humanitair vlak onoverzichte-
lijk, verschrikkelijk en huiveringwekkend.
Mijnheer de minister, ik heb een aantal concrete vragen.
In hoeverre is het Belgisch buitenlands beleid tegenover
de Afrikaanse landen in de regio van de Grote Meren
coherent met het Europese buitenlandse beleid ? Hebt u
uw visie bekendgemaakt aan uw Europese collega's ?
Vindt u daarvoor voldoende ondersteuning ? Naar mijn
mening is dat niet het geval. Hebt u op voorhand of
nadien overleg gepleegd met de Europese commissaris-
sen Patten, Nielson en Solana over uw diplomatieke
demarches in Afrika ? Welke concrete voorwaarden of
garanties op het vlak van mensenrechten, democratise-
ring of terugtrekking uit Congo zijn verbonden aan het
Europees programma ? Op papier zijn zij blijkbaar niet
geformuleerd.
Minister Louis Michel : Mijnheer de voorzitter, collega's,
met zijn Afrika-beleid wil Belgie¨ een mobilisatie van zijn
partners teweegbrengen opdat de Europese Unie zich
meer voor die regio zou inzetten. Zo heeft ons land zijn
Europese partners laten weten dat het niet alleen wil
optreden. Bij mijn contacten tijdens mijn recente reizen in
Centraal-Afrika heb ik mij in dezelfde zin uitgelaten. Een
sleutelelement van ons Afrika-beleid is het zoeken naar
een vermenigvuldigingseffect bij onze internationale part-
ners en in het bijzonder de Europese lidstaten om ons
beleid krachtiger te maken. Op de komende Raad Alge-
mene Zaken van mei zal dit punt op de agenda staan en
zal ik uitgebreid verslag uitbrengen bij mijn collega's. Ik
zal er voorstellen doen om gezamenlijk op te treden in
Afrika en een gemeenschappelijke strategie uit te wer-
ken. Ondertussen werd er bij onze Europese partners via
de interne communicatie van de Europese Unie over mijn
reizen in Centraal-Afrika verslag uitgebracht. Op initiatief
van Belgie¨ heeft de heer Solana een reflectiedocument
voorbereid over de crisis in de regio van de Grote Meren
dat het debat in de Raad Algemene Zaken in mei zal
ondersteunen. Tijdens de komende Raad Algemene Za-
ken zal overigens op basis van een document dat door
de Commissie wordt voorbereid het vraagstuk van de
Europese hulp aan ACP-landen in oorlog eerst kunnen
worden aangesneden.
Wat de voorwaarden en garanties voor de mensenrech-
ten en de democratisering betreft die in het indicatieve
Europese programma zijn vervat, wordt verwezen naar
artikel 9 van de nieuwe conventie van Lome´. Mijn depar-
tement en het departement van de staatssecretaris voor
Ontwikkelingssamenwerking zijn overeengekomen dat
deze laatste gebruik zal maken van zijn recht om uitleg te
vragen aan de Commissie.
Dit recht is overeenkomstig de bepalingen van het in-
terne akkoord betreffende de financiering en het beheer
van de hulp van de Gemeenschappen.
Morgen ontmoet ik Richard Holbrooke samen met zes
ambassadeurs van de Veiligheidsraad, die in Belgie¨ een
halte maken om met ons te komen spreken en om een
rapport in ontvangst te nemen over mijn bezoek aan de
diverse Afrikaanse landen en over mijn relatie met de
overheid aldaar.
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Mijnheer de minister,
ditmaal moet ik mij minder lovend uitspreken over uw
antwoord.
U schetst inderdaad een aantal diplomatieke initiatieven
die werden of nog moeten worden genomen, maar ik mis
uw duidelijk standpunt omtrent de concrete maatregelen
die nodig zijn om Rwanda uiteindelijk uit Oost-Congo te
bezetten.
HA 50
COM 184
15
02-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Ferdy Willems
Voorts reageerde u niet op de visie die ik uiteenzette en
waarbij ik vrees dat het initiatief van de heer Nielson het
Belgische initiatief als het ware negeert en zelfs door-
kruist.
Ten slotte antwoordde u niet op mijn vraag in hoeverre
met Belgie¨ overleg werd gepleegd omtrent de initiatieven
van de heer Nielson.
Minister Louis Michel : Wij zullen wachten tot de heer
Boutmans zijn protest heeft geuit en tot hierop wordt
gereageerd. Op dat ogenblik zullen wij iets wijzer zijn wat
betreft het standpunt en de houding van de heer Nielson.
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Mijnheer de minister,
ik kan begrip opbrengen voor uw diplomatieke houding
en voor het feit dat u momenteel mijn vragen niet volledig
kunt beantwoorden.
Dat neemt echter niet weg dat deze materie moet worden
gevolgd; dat is niet alleen onze taak, maar ook onze
plicht. Vanuit onze hoedanigheid zullen wij proberen
Belgie¨ de nodige initiatieven te doen nemen om Rwanda
uit Congo weg te halen.
Minister Louis Michel : Ik begrijp u best, mijnheer Wil-
lems. Dat is ook ons doel, maar wij kunnen dat slechts
proberen door ervoor te pleiten.
Wij kunnen bijvoorbeeld ook perspectieven bieden aan
die landen - daarover hebben wij trouwens reeds gespro-
ken - maar eenvoudig zijn dergelijke zaken niet. Dit gaat
gepaard met een vrij ingewikkeld proces. Het is niet
voldoende om aan betrokkenen te zeggen dat zij Oost-
Congo moeten verlaten; men moet hen van het nut ervan
overtuigen en dat is een complexe aangelegenheid.
De problemen in Centraal-Afrika zijn van regionale aard.
Niet alleen Rwanda is erbij betrokken, maar ook andere
landen moeten zich mee inzetten en goede wil aan de
dag leggen. En dat is niet altijd gemakkelijk.
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Ik ben het met u eens,
mijnheer de minister, maar het middel waarmee men
Rwanda eventueel kan brengen tot het zetten van een
dergelijke stap, werd ons gedeeltelijk uit handen geno-
men. Inderdaad, zonder met ons te overleggen, werd hen
reeds een kleine vijf miljard overgemaakt.
Minister Louis Michel : Ja, maar nu is het belangrijk te
weten hoe de heer Nielson reageert op dat probleem. Tot
op heden weten wij dat nog niet.
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Mijnheer de minister,
in deze zaak is het laatste woord nog niet gezegd, bij u
noch bij ons.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Joos Wauters aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse
Zaken over
de tweede ronde van de presidents-
verkiezingen in Peru
(nr. 1565)
Question orale de M. Joos Wauters au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
le
2e`me tour des e´lections pre´sidentielles au Pe´rou
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, Peru heeft op politiek
vlak een merkwaardige periode van tien jaar achter de
rug.
Naar mijn smaak zijn er sinds 1990 twee staatsgrepen
gebeurd. Een eerste staatsgreep, die men de
auto-
gulpe
is gaan noemen, vond plaats in 1992 toen Fuji-
mori als zittende president het parlement naar huis
stuurde, de grondwet heeft aangepast waardoor hij twee
keer kon worden verkozen. Daarna heeft hij het parle-
ment opnieuw samengeroepen via een heel merkwaar-
dige procedure.
Toen hij zich voor de derde keer kandidaat wou stellen
voor het presidentschap oordeelde het grondwettelijk hof
dat zoiets niet kon. Prompt - volgens mij was dit de
tweede staatsgreep - werd het grondwettelijk hof naar
huis gestuurd zodat Fujimori zich alsnog voor een derde
keer kandidaat kon stellen.
Peru heeft zich ook onttrokken aan het Hof voor de
rechten van de mens. Het land gebruikt de militaire
rechtbanken niet alleen om de terroristen van het Lich-
tend Pad te veroordelen maar ook om andere misdrijven
te beoordelen. Dikwijls gaat het hierbij om kritiek op het
regime. Men heeft kunnen vaststellen dat er in de gevan-
genissen wordt gefolterd en mishandeld.
Een vierde merkwaardig element is dat de zittende
president zich 40% van het budget van het land heeft
toegee¨igend zonder controle van het parlement. Hij
speelt met dat geld sinterklaas. Hij gaat naar het
Amazonewoud en deelt daar voedselpakketten uit. De
achterliggende boodschap is dat die hulp zal stoppen als
hij niet langer president zal zijn. Dit is toch wel een heel
autoritair optreden.
Tenslotte legt hij ook de pers aan banden. Hij heeft een
man van Israe¨lische oorsprong zijn Peruviaans burger-
schap ontnomen omdat de Peruviaanse wet bepaalt dat
de eigenaar van een krant, radio of televisiestation een
Peruviaan moet zijn. Die man bezat een televisiestation
dat zeer kritisch berichtte over Fujimori.
Het is een wonder dat het democratische proces door
toedoen van de democratische, civiele organisaties op
gang kon worden gehouden. Men heeft tienduizenden
mensen ingezet om de democratie te vrijwaren niette-
genstaande de bedreigingen die werden geuit.
16
HA 50
COM 184
02-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Joos Wauters
Er heeft ook grootscheepse fraude plaatsgevonden. Ik
heb zelf kunnen vaststellen dat men vrachtwagens van
de Staat had volgeladen met Indianen die met spandoe-
ken en foto's naar een meeting van Fujimori werden
gebracht. Dit alles om aan te tonen op wat voor een
onbeschaamde manier men de overheidsdiensten ge-
bruikte om Fujimori opnieuw te laten verkiezen.
De vraag van de civiele organisaties was duidelijk dat er
democratische
buitenlandse
waarnemers
aanwezig
moesten zijn.
Op die manier konden wij bijdragen aan hun strijd voor
democratie. In die zin zijn buitenlandse waarnemers een
bijkomende garantie, buiten al het werk dat deze mensen
verrichten om een en ander recht te trekken in Peru.
Uiteraard hebben deze burger- en mensenrechten-
organisaties ten zeerste geapprecieerd dat er parle-
mentsleden uit Nederland, Belgie¨ en Groot-Brittannie¨
waren om hen te helpen in dit proces. Daarnaast betreu-
ren zij evenwel dat er geen missie in het kader van de EU
was.
Mijnheer de minister, wat zijn uw analyse en standpunt
ten aanzien van een eerlijk en democratisch verloop van
de presidentsverkiezingen, vooral nu er een tweede
ronde uit de wacht is gesleept ? Bent u overtuigd van het
nut van de buitenlandse waarnemers ? Welke initiatieven
hebt u genomen of bent u van plan te nemen om een
observatiemissie in EU-verband naar de tweede ronde te
sturen ?
Minister Louis Michel : Mijnheer de voorzitter, collega's,
ik heb kennis genomen van het perscomite´ dat de
Nederlandse, Britse en Belgische waarnemers over de
eerste ronde van de presidentsverkiezingen in Peru
hebben opgesteld. Er werd een kopie naar mijn kabinet
gestuurd. Het communique´ maakt gewag van onregel-
matigheden en manipulaties, met name wat de toegang
tot de media voor de kandidaten van de oppositie betreft.
Het gaat over informatie van andere, onafhankelijke
organisaties die de campagne en de verkiezingen ter
plaatse hebben gevolgd. Belgie¨ maakt zich, net zoals de
EU, zorgen over de manier waarop de presidents-
verkiezingen zijn verlopen en de stemmen werden ge-
teld. Er was weinig respect voor de elementaire principes
die aan de basis liggen van democratische verkiezingen,
met name de vrijheid en de transparantie.
Wat de initiatieven voor de tweede ronde betreft, werd
het vraagstuk aangesneden op de vergaderingen die
geregeld door de EU-deskundigen betreffende Latijns
Amerika, worden gehouden. Het voorzitterschap en de
Europese Commissie zijn niet van plan om waarnemers
te sturen aangezien ze jammer genoeg niet over vol-
doende tijd beschikken om de nodige fondsen vrij te
maken. De Europese Unie is wel bereid om de
waarnemingsmissies die de afzonderlijke lidstaten des-
gewenst zullen sturen, ter plaatse te coo¨rdineren. De
wetgevende macht moet beslissen of er volksvertegen-
woordigers en/of senatoren worden gestuurd. Het parle-
ment moet de kosten van die eventuele zending dragen.
Het spreekt voor zich dat ik een dergelijk initiatief zeker
zal steunen. Ik heb afgelopen week een brief gestuurd
naar de voorzitters van beide Kamers, waarin ik hen
aanspoor om overleg te plegen. Als zij besluiten om
parlementsleden als waarnemers naar Peru te sturen, zal
ik de verslagen van hun zending uiteraard met veel
belangstelling lezen.
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
minister, het is duidelijk dat u bekommerd bent om de
situatie. U neemt de juiste standpunten in. Ik apprecieer
dat u inspanningen hebt gedaan om mogelijke missies in
EU-verband te ondersteunen. Het is wel jammer dat er
niet tijdig de nodige middelen kunnen worden vrijge-
maakt. Volgens mij kan dat wel. Het zou bovendien een
symbolische daad zijn geweest. Het is een troostprijs dat
men het gaat coo¨rdineren. Wat ons land betreft, heeft de
Kamer al beslist om terug waarnemers te sturen. In die
zin willen wij verder contact met u nemen voor overleg.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Leen Laenens aan
de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse
Zaken over
de ratificatie van Conventie 169 van de
Internationale Arbeidsorganisatie
(nr. 1578)
Question orale de Mme Leen Laenens au vice-
premier ministre et ministre des Affaires e´trange`res
sur
la ratification de la Convention 169 de l'Organi-
sation internationale du Travail
Mevrouw Leen Laenens (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, de vraag zal kort zijn
aangezien ik hiermee een vroeger antwoord dat u in deze
commissie gaf wil opvolgen. De concrete aanleiding voor
mijn vraag was dat op 20 april de dag van de Indeginas
op vele plaatsen werd herdacht. Vooral in Brazilie¨ werd
dat dit jaar met meer dan gewone aandacht herdacht
omdat het 500 jaar geleden was dat Brazilie¨ ontstond. In
dat kader had ik dan ook graag geweten of er vooruit-
gang te noteren valt inzake het ratificeren van conventie
169. Bij de voorstelling van uw beleidsnota konden wij
immers vaststellen dat er een hele lijst van te ratificeren
conventies was opgenomen. Deze conventie hoorde
daar echter niet bij. In antwoord op een interpellatie van
de heer Willems had u in september 1999 nochtans
geantwoord dat u binnenkort met de minister van Werk-
gelegenheid de overeenkomst aan het parlement zou
bekendmaken. Samen met haar zou u zich er voor
inzetten om een gezamenlijk standpunt in te nemen over
HA 50
COM 184
17
02-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Leen Laenens
de vraag of Belgie¨ deze tekst al dan niet moet ratificeren.
Zoals u weet vormde deze tekst vroegere reeds meer-
dere keren een punt van discussie. Ik had dan ook graag
van u vernomen wat de stand van zaken is in dit dossier.
Minister Louis Michel : Mijnheer de voorzitter, mevrouw
Laenens, conventie 169 van de IAO met betrekking tot de
inheemse volkeren en stammen in onafhankelijke staten
sluit vele technische problemen in wat de toepassing van
de bepalingen over de zigeuners betreft. Mijn collega van
Werkgelegenheid en ik leggen de laatste hand aan de
begeleidende tekst van de conventie. Deze tekst zal in de
komende weken naar de voorzitters van beide kamers
worden verstuurd.
Mevrouw Leen Laenens (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer
de minister, ik dank u voor dit duidelijk antwoord. Ik wacht
de aankomst van deze tekst met spanning af.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Leen Laenens aan
de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse
Zaken over
de internationale Gedragscode ter con-
cretisering van het recht op adequaat voedsel
(nr. 1595)
Question orale de Mme Leen Laenens au vice-
premier ministre et ministre des Affaires e´trange`res
sur
le Code de conduite international pour la mise
en oeuvre du droit a` une alimentation ade´quate
Mevrouw Leen Laenens (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, in november 1996
werd op de wereldvoedseltop het recht op adequaat
voedsel opnieuw bevestigd als mensenrecht. Dit werd
onder artikel 25 opgenomen in de Verdrag voor de
Rechten van de Mens. Daarnaast is het ook ingeschre-
ven in het charter van de Verenigde Naties en het
internationaal pact over Economische, Sociale en Cultu-
rele Rechten van 1966. Bij de slotverklaring van de
wereldvoedseltop werd een actieplan onderschreven,
onder andere door Belgie¨.
Naast de morele verbintenis zijn er in Belgie¨ al heel wat
initiatieven genomen, vooral in het kader van de interna-
tionale samenwerking. Dit actieplan is echter niet af-
dwingbaar. Vandaar het belang van het feit dat aan de
FAO en de commissie voor de Mensenrechten van de VN
gezamenlijk de opdracht werd gegeven om het recht op
adequaat voedsel duidelijk te definie¨ren zodat het ook
makkelijker afdwingbaar wordt.
In 1998 hebben heel wat NGO's voor ontwikkelingssa-
menwerking een voorzet gegeven in de vorm van een
gedragscode met betrekking tot het recht op adequate
voeding. In Belgie¨ waren onder andere Vredeseilanden -
Coopibo, Oxfam Solidarite´-Solidariteit en FIAN degenen
die ter zake het voortouw genomen hebben. Zij hebben
campagne gevoerd en intussen hebben meer dan 200
organisaties, ook heel wat politieke partijen en burge-
meesters, hun steun betuigd. Op zaterdag 6 mei wordt
een gezamenlijke campagne, de zogenaamde Worlds-
hake, afgesloten. Een van de uitdagingen die de jonge-
ren daarin aangingen was precies die gedragscode op
adequaat voedsel.
Mijnheer de minister, ik heb dan ook een aantal vragen
voor u. Is Belgie¨ bereid om de internationale gedrags-
code, opgesteld door FIAN, te onderschrijven ? Aange-
zien deze tekst een draft is, kan de tekst als dusdanig
misschien niet onderschreven worden. Wij mogen dan
hopelijk wel initiatieven ter zake verwachten. Mijnheer de
minister, als dit het geval is, om welke initiatieven zal het
dan gaan en binnen welke termijn zullen ze er komen ?
Zal Belgie¨ ook hier het voortouw nemen om een gedrags-
code op Europees niveau hoog aan de agenda te plaat-
sen, dit met het oog op het Belgisch voorzitterschap van
de Europese Unie en de komende wereldvoedseltop plus
vijf ? Duitsland en Nederland zijn dit idee alvast genegen.
Wij bereiden in het parlement een resolutie terzake voor
maar uw antwoord kan er misschien voor zorgen dat die
niet langer nodig is.
Minister Louis Michel : Mijnheer de voorzitter, collega's,
doelstelling 7.4 van het actieplan dat werd goedgekeurd
door de wereldvoedseltop die in november 1996 te Rome
plaatsvond bepaalt dat door de Staat toelichting dient te
worden verstrekt bij het begrip recht op adequaat voedsel
zoals vastgelegd in het internationaal verdrag inzake
economische, sociale en culturele rechten dat op inter-
nationaal niveau in werking trad op 21 juli 1983. In het
actieplan krijgt de hoge VN-commissaris voor de men-
senrechten de taak toebedeeld dit recht in samenwerking
met andere VN-instellingen nader te omschrijven. Euro-
pese NGO's, samengebracht in de NGO FIAN (Food
Information and Action Network), leverden een bijdrage
aan deze opdracht en legden een tekst voor, de zoge-
naamde internationale gedragscode. Het is de bedoeling
de staten ertoe te brengen hun goedkeuring te hechten
aan deze tekst zonder er al te veel wijzigingen in aan te
brengen. Onder het voorzitterschap van het kabinet van
Buitenlandse
Zaken
werden
reeds
een
aantal
coo¨rdinatievergaderingen gehouden teneinde het offi-
cie¨le Belgische standpunt ten aanzien van dit document
te bepalen. Op de vergadering van de VN-commissie
voor de rechten van de mens in de maand april werd een
door Cuba ingediende resolutie inzake het recht op
voedsel aangenomen. De resolutie voorziet in het aan-
18
HA 50
COM 184
02-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Louis Michel
wijzen voor een termijn van drie jaar van een speciale
rapporteur wiens taak er met name in bestaat de nodige
inlichtingen te verzamelen over alle aspecten met betrek-
king tot het verwezenlijken van het recht op adequaat
voedsel.
Mevrouw Laenens, de door FIAN voorgestelde tekst kan
door Belgie¨ niet zomaar integraal worden overgenomen.
De tekst bevat immers een aantal voorstellen die onver-
enigbaar lijken te zijn met bepaalde door Belgie¨ aange-
gane internationale verbintenissen dan wel moeilijk in
internationaal recht kunnen worden omgezet. Dat wordt
nu nog nader bestudeerd. Ik zal u meer informatie
kunnen geven als dat werk af is. Belgie¨ heeft evenwel
uiting gegeven aan zijn belangstelling voor het vraagstuk
inzake het recht op adequaat voedsel. Zo steunde het op
de recente bijeenkomst van de VN-commissie voor de
rechten van de mens die in april in Gene`ve plaatsvond
een door Cuba terzake ingediende ontwerpresolutie. Ook
een aantal Europese partnerlanden, Frankrijk, Portugal
en Zweden, schaarden zich achter deze tekst. Op basis
van deze resolutie zal een speciale rapporteur worden
aangewezen. Het vraagstuk inzake het recht op ade-
quaat voedsel wordt nu derhalve op internationaal niveau
bestudeerd. De prioriteiten van het komende Belgische
voorzitterschap van de Europese Unie voor de algemene
conferentie van de FAO die volgend jaar in Rome plaats-
vindt werden nog niet vastgelegd.
Vooraleer hieromtrent een standpunt kan worden inge-
nomen zal er eerst overleg moeten worden gepleegd met
onze Europese partners.
Mevrouw Leen Laenens (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer
de minister, uit uw antwoord kan ik afleiden dat u het
principe wel genegen bent en dat het een kwestie is van
het conformeren van de tekst aan een aantal andere.
Minister Louis Michel : Principieel is er geen probleem.
Nu bestuderen we de concrete technische aspecten.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de Mme Muriel Gerkens au vice-
premier ministre et ministre des Affaires e´trange`res
sur
la Birmanie (n° 1630)</b>
Mondelinge vraag van mevrouw Muriel Gerkens aan
de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse
Zaken over
Birma (nr. 1630)
Mme Muriel Gerkens (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, monsieur le ministre, ma question sera bre`ve.
Vous avez eu l'occasion de rencontrer le premier ministre
de Birmanie en exil, le 13 avril, ce dont je vous remercie
vivement. J'aurais aime´ savoir si cette rencontre vous
permettait d'imaginer des pistes d'action de solidarite´
vis-a`-vis de ce gouvernement en exil. Dans quelle me-
sure, a` notre niveau parlementaire, pouvons-nous sou-
tenir des actions que vous pourriez mener dans ce
contexte ?
M. Louis Michel, ministre : Monsieur le pre´sident, chers
colle`gues, ma re´ponse sera un peu plus longue. La
position belge de´fendue au Conseil des Affaires ge´ne´ra-
les des 10 et 11 avril derniers s'articulait autour de deux
axes : premie`rement, le renforcement des sanctions a`
l'e´gard des militaires au pouvoir en Birmanie; deuxie`me-
ment, la reprise du dialogue au niveau ministe´riel entre
les 15 de l'UE et les 10 de l'ASEAN.
En ce qui concerne les sanctions, les Quinze se sont mis
d'accord pour les renforcer. Le point de vue de la
Belgique a donc e´te´ suivi. La position commune des
Europe´ens pre´voit en fait trois types de sanctions.
D'abord l'embargo sur l'exportation de mate´riel de police
et de tout e´quipement qui peut servir a` la re´pression;
ensuite l'e´largissement de la liste des personnes interdi-
tes de visa pour l'e´tranger. Je pense notamment aux
militaires et a` leurs familles. Une exception a` la de´li-
vrance de visas pourra e^tre faite chaque fois que les
inte´re^ts de l'UE le ne´cessitent, par exemple si des
re´unions ministe´rielles avec les 10 pays de l'ASEAN
doivent se tenir en Europe. Enfin, le gel des avoirs a`
l'e´tranger des personnes qui figurent sur la liste des
interdits de visa.
Pour ce qui est de l'aide humanitaire, les Quinze souhai-
tent l'augmenter mais sous la condition que l'achemine-
ment en soit contro^le´ et que l'aide parvienne re´ellement a`
ceux qui en ont besoin.
Le deuxie`me axe de la position belge, a` savoir le
dialogue ministe´riel entre l'UE et l'ASEAN qui comporte
10 pays (la Birmanie, le Brunei, le Cambodge, l'Indone´-
sie, le Laos, la Malaisie, les Philippines, Singapour, la
Thai¨lande et le Vie^t-nam), existe depuis trente ans mais
il est interrompu depuis trois ans et demi a` cause
justement du dossier birman.
Lorsque la Birmanie a rejoint l'ASEAN, certains pays
europe´ens ont refuse´ de s'asseoir a` la me^me table que
les militaires birmans. La Belgique a toujours e´te´
d'avis qu'il ne fallait pas pe´naliser les autres membres de
l'ASEAN et bloquer toutes les discussions sur des dos-
siers essentiels pour cette re´gion, a` cause uniquement
de la junte birmane.
En outre, cette reprise du dialogue permettrait selon nous
de dire aux militaires ce que nous pensons puisqu'a`
l'heure actuelle, tout contact a` haut niveau politique avec
la junte est rompu. La` aussi, les Quinze sont finalement
tombe´s d'accord. Ils acceptent de reprendre les sommets
ministe´riels UE-ASEAN. Le premier devrait avoir lieu d'ici
la fin de l'anne´e.
HA 50
COM 184
19
02-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Louis Michel
Vous m'interrogez e´galement sur mon entrevue avec le
premier ministre en exil. Comme je vous l'avais annonce´
a` la Chambre le 21 mars, je l'ai rec¸u le 13 avril dernier.
Cet entretien fut l'occasion pour moi de lui exposer la
position commune que venaient de prendre les Quinze
deux jours plus to^t. Je lui ai aussi exprime´ mon soutien et
plus ge´ne´ralement celui de la Belgique a` l'e´gard des
de´mocrates birmans. Mon parti avait d'ailleurs de´cerne´
avec les libe´raux europe´ens le prix Sakarov de la liberte´
au leader de l'opposition birmane, Mme Han San Su Chi.
C'e´tait en 1990, un an avant qu'elle rec¸oive le prix Nobel
de la paix.
Lors de notre discussion, le premier ministre m'a de-
mande´ de l'aider a` obtenir des visas pour les membres
de l'opposition birmane et ce, afin qu'ils puissent partici-
per au stage de gestion publique et de formation a` la
de´mocratie organise´ a` Bruxelles. J'ai imme´diatement
donne´ instruction en ce sens a` mes services et j'ai
e´galement demande´ la me^me chose a` mon colle`gue de
l'Inte´rieur, M. Duquesne.
Mme Muriel Gerkens (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
ministre, je vous remercie pour cette re´ponse. La reprise
du dialogue avec les pays de l'ASEAN me semble
importante.
Le premier ministre en exil que nous avons rencontre´ le
14 avril dernier ici au parlement, semblait effectivement
accorder beaucoup d'importance a` cela, dans la mesure
ou` cela permettait de faire apparai^tre la spe´cificite´ du
re´gime birman vis-a`-vis des pays voisins. Cela permet-
trait aussi d'exercer plus de poids sur la junte qui se
sentirait ainsi oblige´e de reprendre le dialogue avec les
mouvements de´mocratiques existant dans ce pays.
Nous aurons bien su^r des re´unions au sein de ce
parlement pour voir quelles mesures nous pourrons
prendre. Nous vous en informerons de manie`re a` ce que
nos actions soient communes et se renforcent mutuelle-
ment.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van de heer Ferdy Willems aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse
Zaken over
de Russische houding in Tsjetsjenie¨
(nr. 1649)
Question orale de M. Ferdy Willems au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
l'at-
titude de la Russie en Tche´tche´nie
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, laat me beginnen met te verwijzen
naar een aantal documenten over Tsjetsjenie¨.
Ik heb het eerst en vooral over mijn eigen mondelinge
vragen van 22 oktober, 2 februari en 22 februari over die
pijnlijke historie en uw antwoorden hierop. Ik kon mij
trouwens vinden in die antwoorden. Ik verwijs ook zeer
uitdrukkelijk naar de brief aan uw collega van Buiten-
landse Zaken die u mij bij die gelegenheid hebt bezorgd
en waarin kritische opmerkingen werden gemaakt over
de mensenrechtensituatie in Tsjetsjenie¨. Ook die brief
kon op mijn goedkeuring rekenen.
Ik verwijs ook heel uitdrukkelijk naar de resolutie over
Tsjetsjenie¨ die in de Senaat werd goedgekeurd op
21 december. In artikel 7 van deze resolutie wordt de
Europese Unie verzocht de uitvoering van de economi-
sche onderdelen van het Takish-programma op te schor-
ten indien Rusland zijn aanvallen niet stopt.
Ik kan eveneens verwijzen naar het voorstel van resolutie
van de dames Laenens en Drion dat als punt 25 op de
agenda van onze vergadering is terug te vinden. In de
artikelen 9 en 10 van dit voorstel wordt eveneens aan-
gedrongen op Europese sancties.
Ik heb het wat uitdrukkelijker over de verklaring van april
2000 van de hoge commissaris voor de mensenrechten
van de VN, Mary Robinson, die Moskou en Tsjetsjenie¨
bezocht en tot de volgende conclusies kwam. Ten eerste,
er zijn ernstige schendingen van de mensenrechten. Ten
tweede, er moet een onafhankelijke commissie komen
om die beschuldigingen te onderzoeken. Intussen heeft
de Russische regering enkele ministapjes in die richting
gezet. Niemand minder dan Kofi Annan, de secretaris-
generaal van de VN, heeft die oproep van Mary Robinson
beantwoord. Dit zijn allemaal teksten, initiatieven in de-
zelfde richting om erop te wijzen dat de toestand in
Tsjetsjenie¨ niet aanvaardbaar is.
Op Belgisch niveau heb ik echter een aantal andere
indicaties vastgesteld. Op 12 april van dit jaar had de
heer Viseur het in deze commissie over de felicitatie-
telegram die onze premier aan zijn pas verkozen Russi-
sche collega Poetin had gestuurd. In dit telegram staat
letterlijk, ik citeer :
Uw landgenoten, die te lijden hebben
van de gevolgen van een wreed conflict in de republiek
Tsjetsjenie¨ en die vrede en welvaart willen...
Hier keerde
men de werkelijkheid dus gewoon om.
De repliek van de heer Viseur was ook niet van de poes.
Hij verklaarde, ik citeer :
Ook al behoor ik tot de meer-
derheid, toch betreur ik sterk de termen van dit telegram.
Hier wordt nergens gesproken over de rol en de persoon-
lijke verantwoordelijkheid van Poetin. In die mate zelfs
dat de Liga voor de Mensenrechten zich uitspreekt om
deze man te vervolgen voor het internationale straf-
gerechtshof van Den Haag.
Er volgden nog een aantal vergoelijkende tussenkom-
sten op die repliek van collega Viseur van minister
Flahaut en van voorzitter Versnick. Daarin werd gewezen
20
HA 50
COM 184
02-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Ferdy Willems
op het feit dat in het telegram toch wel degelijk melding
werd gemaakt van Tsjetsjenie¨. Er werd gewezen op het
feit dat Poetin het diplomatieke taalgebruik zeker niet mis
zou verstaan. De heer Flahaut zei, ik citeer :
Als minister
van Landsverdediging zou ik deze termen niet gekozen
hebben.
De heer Viseur had het tenslotte over het
telegram van de Franse regering waarin wel degelijk een
afwijzing stond van het Russische standpunt.
Het moet mij dan ook van het hart dat het een klap op de
vuurpijl was toen wij op donderdag 6 april vernamen dat
in de Raad van Europa - waarvan Rusland sinds 1996 lid
is - heel concrete maatregelen werden genomen. De
18 Russische parlementsleden werd het stemrecht ont-
nomen. Er werd met grote meerderheid beslist dat bij het
comite´ van ministers zou worden aangedrongen om
onmiddellijk te starten met de schorsingsprocedure van
Rusland. Bovendien werden de lidstaten aanbevolen
klacht in te dienen tegen Rusland bij het Hof van de
rechten van de mens. Tot daar kan ik volgen.
Dit draagt mijn goedkeuring weg. De Russische reactie
loog er niet om. Zij zetten hun anti-terrorisme-politiek
voort om de orde en de mensenrechten in Tsjetsjenie¨ te
herstellen. Ik begrijp echter helemaal niet meer dat
diezelfde dag de heer Derycke in de media verklaarde
dat zulks volgens hem geen goede beslissing was. We
zitten dus niet meer op dezelfde golflengte.
Mijnheer de minister, ik wens u dan ook de volgende
vragen te stellen.
Ten eerste, wat was het stemgedrag van Belgie¨ aldaar en
wat was de motivering ? Was het stemgedrag het gevolg
van een voorafgaand overleg met de regering ? Hoe
evalueert de Belgische regering deze situatie, rekening
houdend met het feit dat tijdens de vele besprekingen
over dit onderwerp, zowel in commissie als in plenaire
vergadering van de Kamer, de houding van Rusland
telkens werd afgekeurd voor de bloedstollende schen-
ding van de mensenrechten ?
Minister Louis Michel : Mijnheer de voorzitter, collega's,
de stemming over de schorsing van het stemrecht van de
Russische delegatie, behoort louter en alleen tot de
bevoegdheid van de leden van de parlementaire verga-
dering van de Raad van Europa.
Voor tekst en uitleg over het verloop van de stemmingen
over de motivering inzake de stemming, moet men zich
tot hen wenden.
Op uw vraag over een eventueel overleg met de Bel-
gische regering kan ik antwoorden dat bedoelde parle-
mentsleden geen overleg pleegden met mij noch - al-
thans bij mij weten - met enig ander lid van de regering.
Ik respecteer volledig de onafhankelijkheid van onze
verkozen vertegenwoordigers.
Wat de beoordeling door de Belgische regering betreft,
ben ik van mening dat de kritiek van de parlementsleden
van de Raad van Europa gegrond is. Tal van rapporten
leverden inmiddels het bewijs dat in Tsjetsjenie¨ de men-
senrechten ernstig met voeten worden getreden. Een en
ander blijkt met name uit het rapport dat mevrouw
Robinson, de hoge commissaris van de Verenigde Naties
voor de Mensenrechten, maakte over haar bezoek aldaar
in het begin van april.
Momenteel nam Belgie¨ nog geen standpunt in omtrent de
manier waarop de bovengenoemde kritiek met maatre-
gelen moet worden onderbouwd. In dat verband wordt
onder andere gedacht aan de aanbeveling 1456 van de
parlementaire vergadering van de Raad van Europa,
waarin het Comite´ van ministers van de Raad van
Europa wordt verzocht de vertegenwoordiging van Rus-
land in de Raad onverwijld op te schorten, indien de
verzoeken die de internationale gemeenschap formu-
leerde met betrekking tot de situatie in Tsjetsjenie¨, zonder
tastbaar gevolg blijven. De Raad van Europa komt op
11 mei samen.
Het algemeen Belgisch standpunt omtrent Tsjetsjenie¨,
komt erop neer dat Belgie¨ de territoriale integriteit van de
Russische federatie eerbiedigt en oog heeft voor de ernst
van de problemen die het gevolg zijn van het onafhan-
kelijkheidsstreven van Tsjetsjenie¨. Belgie¨ kan zich even-
wel niet verzoenen met de Russische benadering van de
Tsjetsjeense aangelegenheid. Deze blinde en overma-
tige machtsontplooiing waarvoor de burgerbevolking een
zware tol betaalt, kan onmogelijk een duurzame oplos-
sing zijn voor de crisis.
Belgie¨ wil een evenwichtige politieke verhouding met
Rusland opbouwen. In dat verband wordt gewezen op
het tot stand brengen van een strategische betrekking
van lange duur met dit land, wat een meer besliste
opstelling in de Tsjetsjeense kwestie mogelijk maakt en
waardoor Rusland ertoe zal worden bewogen zich in alle
opzichten te gedragen als een rechtsstaat dat het leven
van al zijn burgers eerbiedigt.
Kortom, zowel in de bilaterale contacten met de Russi-
sche overheid als in de betrokken internationale organi-
saties snijdt Belgie¨ de volgende punten aan : de afkon-
diging van een onmiddellijk staakt het vuren; een
politieke dialoog met de Tsjetsjeense vertegenwoordi-
gers over de toekomstig politieke status van Tsjetsjenie¨;
de eerbiediging van de rechten van de mens en van het
internationaal humanitair recht; zorgen voor een perma-
nente internationale aanwezigheid in Tsjetsjenie¨; onbe-
lemmerde toegang voor humanitaire hulp; de instelling
van een onafhankelijk nationaal onderzoek met een
internationale dimensie, waardoor de objectiviteit wordt
gewaarborgd opdat straffeloosheid geen kans zou krij-
gen.
HA 50
COM 184
21
02-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Louis Michel
Ik koester de hoop dat de Russische overheid de kansen,
die haar met het nieuwe presidentschap worden gebo-
den, aangrijpt om de politiek ten aanzien van Tsjetsjenie¨
om te gooien en voort werk te maken van de lopende
hervormingen.
De voorzitter : Mijnheer Willems, voordat u repliceert wil
ik kort de situatie in de Raad van Europa uitleggen, eerst
en vooral wat het formeel aspect betreft.
Er wordt natuurlijk overleg gepleegd, maar ieder lid van
de Raad van Europa is zelf verantwoordelijk. Hij kiest de
manier die volgens hem het best overeenkomt met zijn
politieke overtuiging en het onderzoek dat hij zelf heeft
verricht.
De zaak Rusland heeft men uitvoerig besproken. Het
was het enige grote debat op de laatste vergadering en
het zal opnieuw het enige grote debat op de vergadering
van juni zijn. Persoonlijk vind ik dat de Raad van Europa
haar bevoegdheid heeft overschreden. Hij heeft aan
geopolitiek willen doen wat hij niet moet doen. Hij is de
bewaker en de beschermer van het Verdrag van de
Rechten van de Mens. Door de moeilijke politieke situatie
heeft hij zich laten verleiden tot het nemen van politieke
initiatieven terwijl deze eigenlijk toebehoren aan de Ver-
enigde Naties, het OVSE, de nationale parlementen en
de ministers van buitenlandse zaken, zowel individueel
als binnen de Europese Unie. Volgens mij heeft men een
heel goed programma voor de mensenrechten opge-
steld. Bovendien is er een samenwerkingsakkoord met
Rusland. Dat wordt uitgevoerd en zal eind mei, via de
Raad van ministers, voor controle worden voorgelegd.
Eind mei zal men ook evalueren of er vooruitgang is en
dit in het vooruitzicht van de vergadering van juni waar
men zal beslissen of men een meer verstrekkende
maatregel moet nemen, die eventueel de schorsing van
Rusland als lid kan inhouden.
Waar lever ik kritiek op ? Het is lichtvaardig en het getuigt
van weinig geopolitiek inzicht als men de nieuwe leden
van de Doema uitnodigt, die getuigen van inzicht en
zeker niet allemaal communisten of crypto-communisten
zijn, maar hen het stemrecht ontneemt. Dat is mijn kritiek
terzake.
Voor het overige zit de Raad van Europa op de lijn van
mevrouw Robinson. Bij mijn weten bepleiten alle leden
van de Europese Unie dit bij Rusland.
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Mijnheer de minister,
ik begin met uw antwoord op de derde vraag. Ik kan u
daarin bijtreden. U hebt trouwens in het verleden de-
zelfde standpunten ingenomen. Ik ken ook wel iets van
diplomatiek taalgebruik, maar dat was het zelfs niet. Ik
stel vast dat niet iedereen op dezelfde golflengte zit. Ik
respecteer dat de heer Derycke zijn eigen verantwoor-
delijkheid neemt. Dat is zijn recht, maar ik deel zijn
mening niet als hij verklaart dat de Raad van Europa de
beschermer van de mensenrechten is. Als men dan toch
een minderheidsstandpunt inneemt - want u behoort tot
de minderheid met dat standpunt - vraag ik me af wat er
in godsnaam nog moet gebeuren vo´o´r men zegt dat het
gedaan is met diplomatieke aanmaningen en er sancties
komen. Ik stel vast dat men het in het parlement niet
nodig vindt om eindelijk radicaal op te treden tegen de
uitmoording van een klein volk.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Francis Van den
Eynde aan de vice-eerste minister en minister van
Buitenlandse Zaken over
de houding van Belgie¨ ten
opzichte van het Oostenrijkse voorzitterschap van de
OVSE
(nr. 1646)
Question orale de M. Francis Van den Eynde au
vice-premier ministre et ministre des Affaires e´tran-
ge`res sur
l'attitude de la Belgique a` l'e´gard de la
pre´sidence autrichienne de l'OSCE
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de voorzitter, mijnheer de minister, u bent het
ongetwijfeld niet vergeten - wij ook niet - dat toen een
nieuwe regering in Oostenrijk aantrad op basis van
democratische verkiezingen - overigens gecontroleerd
door de OVSE die geen opmerkingen had -, u nogal uw
gang bent gegaan, en ik druk mij nog voorzichtig uit. Zo
werden we uitgenodigd om niet meer te gaan skie¨n in
Oostenrijk en de ene verklaring volgde op de andere.
Daarna kwam er een nieuwe golf van initiatieven. Ik heb
het onder andere over het boycotten van bepaalde
fotosessies waarbij u niet op een foto staat, de eerste
minister wel, enzovoort. In ieder geval, er is nogal wat te
doen geweest rond Oostenrijk. Toen ik u daarstraks
hoorde zeggen dat Europese delegaties weigerden aan
tafel te zitten met Birmanen, dacht ik dat ze bijna zo erg
waren als de Oostenrijkers.
Intussen is Oostenrijk nog steeds lid van de Europese
Unie en zal het zelfs het voorzitterschap waarnemen van
de OVSE. Nog geen drie minuten geleden had de
voorzitter het nog over de OVSE als het orgaan dat moet
waken over de mensenrechten. Bijgevolg vraag ik mij af,
gelet op al het voorgaande, wat het departement van
Buitenlandse Zaken nu zal doen. Zal Belgie¨ de OVSE
verlaten ? Zal het de OVSE boycotten en niet meer
samenwerken tot Oostenrijk eruit gegooid is ? Kortom, ik
vernam graag wat er aan de hand is en of er nog een lijn
in dit beleid te vinden is.
22
HA 50
COM 184
02-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Minister Louis Michel : Mijnheer de voorzitter, collega's,
zoals ik altijd duidelijk heb onderstreept, is Belgie¨ vast-
beraden
om
het
cordon
sanitaire
rond
de
anti-
democratische partij te handhaven en afstand te bewa-
ren van een coalitie waarbij men gezwicht is en de deur
heeft opengezet voor een dergelijke partij.
Dit gezegd zijnde, ik ben niet van plan - en ben dat
trouwens nooit geweest - om de vlotte werking van de
internationale organisaties te boycotten of schade toe te
brengen, vooral niet wat de OVSE betreft, wier rol als
hoedster van de individuele vrijheden en rechten van de
minderheden essentieel is in de Europese structuur van
veiligheid en vrijheid die over het hele continent moet
worden uitgebouwd. Mijn diensten zullen de maatregelen
die de 14 lidstaten gezamenlijk tegen die regering heb-
ben genomen, handhaven.
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de voorzitter, mijn vrees dat er geen lijn is in het
beleid, is bewaarheid geworden. Enerzijds zegt de minis-
ter bijna met een krop in de keel en tranen in de ogen dat
de OVSE de hoedster is van de rechten van de minder-
heden en van de mensenrechten. Anderzijds hoor ik hem
verklaren dat hij een cordon sanitaire wil handhaven rond
de partijen die hem niet aanstaan. Toevallig staat de
coalitie waartoe de partij die hij viseert, hoort, op het
ogenblik aan het hoofd van de OVSE.
Kortom, aan de ene kant houdt men met veel poeha vast
aan een cordon sanitaire. Aan de andere kant duldt men
dat een land met een volgens de minister verderfelijke
coalitie het voorzitterschap waarneemt van de OVSE.
Er is geen lijn in dit beleid. Het is een beleid van veel
emoties en veel woorden, maar daar blijft het dan bij.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Luc Sevenhans aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse
Zaken over
de schending van de mensenrechten in
Rwanda
(nr. 1666)
Question orale de M. Luc Sevenhans au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
les
violations des droits de l'homme au Rwanda
De heer Luc Sevenhans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, vorige week woensdag
werd te Brussel door Amnesty International een rapport
gepubliceerd. Tegelijkertijd werd in Amerika ook een
rapport gepubliceerd door The Human Rights Watch.
Beide rapporten behandelden een land dat ons na aan
het hart ligt, en vooral dat van onze minister van Buiten-
landse Zaken, met name Rwanda.
De twee rapporten waren gelijkluidend : de toestand in
Rwanda is dramatisch. Dat is uiteraard een open deur
intrappen. Dat wisten wij ook voordat de banden terug
verstevigd werden tussen Belgie¨ en die landen die de
interesse van de eerste minister en de minister van
Buitenlandse Zaken wegdragen.
Dit rapport is in zoverre eigenaardig omdat het bijna
gelijkluidend was met een rapport dat een viertal jaren
geleden is verschenen. Na vier jaar is er nog niets
veranderd. Door het opnieuw aanhalen van de banden
met Rwanda, meende ik nochtans te mogen begrijpen
dat er enige beterschap was. Er is evenwel niets verbe-
terd. Ik stel vast hoe men over sommige landen tekeer-
gaat, maar hoe men in Rwanda op zijn kniee¨n gaat zitten,
terwijl daar op de meest gruwelijke wijze de mensenrech-
ten worden geschonden. Ik zal u de details besparen
want u zou er misselijk van worden. Om de haverklap zie
ik dan een van onze ministers in Kigali paraderen.
Rwanda is uiteraard slechts een voorbeeld. De landen in
de omgeving, Burundi, Uganda of de Democratische
Republiek Congo - dit is toch een prachtige uitdrukking -
zijn al even erg. Rwanda zal uiteraard wel niet de
slechtste zijn daar. U kent de toestand er waarschijnlijk
beter. Bovendien weten wij uit een onafhankelijke bron
dat het daar inderdaad dramatisch gesteld is.
Aangezien wij nu hebben gezorgd voor een zekere
legitimatie van het beleid in Rwanda, wens ik van u te
vernemen wat u ertegenover zult zetten. Ik moet u zeker
niet overtuigen. U hebt daar enkele kampen bezocht,
uiteraard luxekampen, want de echte kampen zijn veel
erger, maar ik neem aan dat u dat wel weet.
Mijnheer de minister, welke initiatieven wenst u te ont-
plooien om toch minstens enig tegengewicht te bieden
voor onze hartelijke contacten met Kigali ?
Minister Louis Michel : Mijnheer de voorzitter, collega's,
Amnesty International en Human Rights Watch schetsen
een heel negatief beeld van de situatie van de mensen-
rechten in Rwanda en leggen de klemtoon op de onte-
gensprekelijke tekortkomingen en mankementen. Men
mag echter niet vergeten dat het land pas uit een
tragedie komt. Eind 1994 had het land geen structuren
meer. Het land moest ondanks de internationale hulp met
weinig middelen opnieuw worden opgebouwd. De inter-
nationale waarnemers erkennen de inspanningen van de
regering ondanks het getalm en de tekortkomingen.
Hoewel de algemene toestand van de mensenrechten in
Rwanda zorgwekkend is, stelt men toch vast dat sinds
het herstel van de veiligheid in noord-west Rwanda eind
1998 de mensenrechtensituatie in het land merkelijk is
HA 50
COM 184
23
02-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Louis Michel
verbeterd. De bevolking in de betrokken streek is niet
langer het slachtoffer van de gruweldaden van de infil-
treerders - behalve de incidenten die daar eind december
1999 hebben plaatsgevonden - noch van de vergeldings-
acties van het Arme´e Patriotique Rwandaise.
Over heel het land heeft de bevolking meer bewegings-
vrijheid. Wel werd in de loop van 1999 melding gemaakt
van gedwongen rekruteringen en ook de al dan niet
gedwongen installatie van de bevolking in woonkernen
roept vragen op. De leefomstandigheden in de overbe-
volkte gevangenissen en cachotten blijven precair. Ge-
vallen van intimidatie, verdwijningen, willekeurige arres-
taties en represailles zijn sinds het herstel van de
veiligheid in Noord-West-Rwanda zeldzamer geworden,
maar zouden nog steeds voorkomen. Dikwijls betreft het
twisten rond de recuperatie van eigendommen van te-
ruggekeerde vluchtelingen.
Het probleem is dat, bij het bestuderen van de
mensenrechtensituatie in Rwanda, er geen degelijk sys-
teem van waarneming of monitoring bestaat. Er zijn
nochtans opmerkelijke positieve tekenen van goodwill
van
de
regering.
Internationale
mensenrechten-
organisaties, Human Rights Watch, African Rights en
Amnesty International kunnen in het algemeen vrij wer-
ken in Rwanda.
Met de oprichting van de nationale mensenrechten-
commissie is de relatie tussen Rwanda en de hoofdcom-
missaris voor de mensenrechten, mevrouw Robinson,
die een dieptepunt kende in juli 1998 met de uitwijzing
van de United Nations Human Rights Field Operation,
verbeterd.
De
zeven
leden
van
de
nationale
mensenrechtencommissie werden in juli 1999 in Gene`ve
door mevrouw Robinson ontvangen. De heer Musali,
bijzonder vertegenwoordiger voor Rwanda van de
mensenrechtencommissie, bezoekt Rwanda regelmatig
en ondersteunt de nationale mensenrechtencommissie
ten volle.
In november 1999 kwam de mensenrechtencommissie
van de OUA in Kigali bijeen. In 1999 werd in de UNDP-
vertegenwoordiging
in
Kigali
een
justitie-
en
mensenrechteneenheid opgericht die als opdracht heeft
de inspanningen van de donoren in deze domeinen te
coo¨rdineren en de plaatselijke organisaties te versterken.
Het internationaal comite´ van het Rode Kruis onder-
neemt acties om de mensenrechtensituatie op het terrein
te verbeteren. Zijn medewerkers krijgen vrije toegang tot
de gevangenissen en cachotten en inmiddels ook tot
enkele militaire gevangenissen en kampen.
Wat de problemen inzake justitie betreft, moet men
vaststellen dat de rehabilitatie van het rechtssysteem een
prioritaire aangelegenheid van de Rwandese overheid is.
Ondanks dit prioritair aandachtspunt en de internationale
hulp, beschikt het gerechtelijk apparaat van Rwanda
noch over de materie¨le noch over de menselijke capaci-
teit voor een snelle afhandeling van de juridische nasleep
van de genocide. Daarom heeft de Rwandese regering
beslist een gacacha- gerechtsapparaat op te richten. Dit
zal een participatieve rechtspraak beoefenen, gei¨nspi-
reerd op hun traditionele vorm van arbitrage door een
raad van wijzen met volksinspraak. De bedoeling is niet
enkel een spoedige oplossing te vinden voor het pro-
bleem van de overbevolkte gevangenissen, maar ook de
verzoening tussen de verschillende bevolkingsgroepen
in de hand te werken.
Naar verluidt zal het wetsontwerp met de opmerkingen
van de internationale gemeenschap, met betrekking tot
de mensenrechtenaspecten van dit gacacha-systeem
onder andere wat de rechten van verdediging betreft,
rekening houden. Ik heb hierover met mevrouw Del-
ponte, procureur-generaal van het internationaal straf-
tribunaal, gesproken. Net als zij ben ik van mening dat
het hier niet om een wondermiddel gaat, maar dat er
geen alternatief bestaat om de aangeklaagden opnieuw
een plaats in de maatschappij te geven. Er zal nochtans
een oplossing moeten worden gevonden voor degenen
die het systeem weigeren. Belgie¨ zal een missie sturen
om die problematiek te onderzoeken.
Bij mijn contacten met de hoogste Rwandese autoriteiten
heb ik steeds heel duidelijk de gehechtheid van Belgie¨
aan het respect van de mensenrechten en aan de
nationale verzoening in Rwanda herbevestigd. Ons land
steunt de verschillende initiatieven in die domeinen ter
plaatse, onder andere de nieuwe nationale commissie
voor mensenrechten en de commissie voor verzoening
en nationale eenheid.
Belgie¨ heeft actief deelgenomen aan de werkzaamheden
van de VN-commissie voor mensenrechten te Gene`ve.
Ons land steunde het principe om een speciale vertegen-
woordiger van de commissie voor mensenrechten in
Rwanda te behouden.
De heer Luc Sevenhans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor zijn uitgebreid ant-
woord. De problematiek is gekend. Ik heb wel wat moeite
met het wollig, diplomatieke taalgebruik. Als men zegt dat
de toestand inzake mensenrechten zorgwekkend is, be-
tekent dit gewoon dat er geen mensenrechten zijn. Als
men spreekt over verdwijning, kan men, mijns inziens,
beter over moorden spreken. Dat is veel duidelijker. Men
heeft het over ernstige schendingen van de mensenrech-
ten in Rwanda. Alhoewel ik best begrijp dat de situatie
niet plotsklaps kan worden rechtgezet, frons ik de wenk-
brauwen als het volk zelf recht moet spreken. We moe-
ten, mijns inziens, een sterk protest laten horen. Voor
bepaalde misdrijven moet een amnestiemaatregel kun-
nen worden afgekondigd. Als men een gewone recht-
spraak hanteert, zal het nog 100 jaar duren vooraleer de
zaken zijn rechtgetrokken. Iedereen heeft zich wel aan
iets schuldig gemaakt.
24
HA 50
COM 184
02-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Sevenhans
Mijnheer de minister, het verheugt me dat u terzake een
aantal initiatieven wenst te nemen. Rwanda is een spe-
ciaal geval. We hebben het regime mee gelegitimeerd en
zijn medeverantwoordelijk, ook voor de huidige mis-
toestanden. Dat is de consequentie die aan de reis van
de eerste minister en uzelf naar Rwanda moet worden
verbonden.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren
Dirk Van der Maelen, Alfons Borginon en Lode Van-
oost aan de vice-eerste minister en minister van
Buitenlandse Zaken over
een wapenlevering aan
Mexico
(nrs. 1703, 1704 en 1706)
Questions orales jointes de MM. Dirk Van der Maelen,
Alfons Borginon et Lode Vanoost au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
une
livraison d'armes au Mexique
(n
os
1703, 1704 et
1706)
De heer Dirk Van der Maelen (SP) : Mijnheer de voor-
zitter, mijnheer de minister, ik wens over deze problema-
tiek drie vragen te stellen. Onze wetgeving op de wapen-
handel bevat een aantal criteria op grond waarvan
wapenleveringen niet mogen worden toegelaten. Twee
van de criteria hebben enerzijds betrekking op de schen-
ding van de mensenrechten en anderzijds op de aanwe-
zigheid van een intern conflict. Zonder het voorliggend
dossier grondig te kennen, voldoet Mexico, mijns inziens
aan deze criteria. Hoe is het mogelijk dat men toch een
vergunning voor de wapenlevering heeft toegestaan ?
Vorige week donderdag en vrijdag werd ik bestookt met
telefoontjes van organisaties uit het middenveld. Een van
deze organisaties heeft me de tekst van het eind-
gebruikerscertificaat toegezonden. Tot mijn grote verras-
sing zijn de wapens niet bestemd voor de politiediensten
of het leger. Men moet bijzonder voorzichtig zijn met het
soort wapens dat werd geleverd. Ik begrijp niet waarom
de eindgebruiker niet vermeld staat op het certificaat. Ik
heb reeds vernomen dat u dit hebt laten onderzoeken.
Kunt u dit toelichten ?
Kan dit dossier niet de aanleiding zijn om werk te maken
van de door u gemaakte belofte om samen met gei¨nte-
resseerde parlementsleden van gedachten te wisselen
over de vigerende regels inzake wapenleveringen ?
Kunnen wij dit dossier niet aangrijpen om een aantal
wijzigingen aan die wet en aan die procedures te over-
wegen ?
De heer Lode Vanoost : Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de minister, ik sluit mij aan bij collega Van der Maelen en
wens twee bijkomende vragen te stellen.
Mijnheer de minister, uw voorganger - die hier, als
voorzitter, aanwezig is - heeft ongeveer een jaar geleden
gezegd dat P90 in geen geval aan andere instellingen
dan overheidsinstellingen konden geleverd worden. Hij
had zich daartoe gee¨ngageerd en de vraag is dan ook of
u hetzelfde engagement wenst aan te gaan. Mijn speci-
fieke vraag is dan ook hoe het kan dat men een export-
licentie heeft toegestaan waarbij de eindbestemmeling
op het eindbestemmingscertificaat werd opengelaten.
Ik kijk met belangstelling uit naar het antwoord van de
minister en wens de rest van mijn spreektijd te reserve-
ren voor mijn repliek.
- Voorzitter : de heer Geert Versnick
De voorzitter : Aangezien de heer Alfons Borginon niet
aanwezig is, zullen we zijn vraag voor later moeten
voorbehouden. Ik verleen nu het woord aan de minister.
Minister Louis Michel : Mijnheer de voorzitter, de ge-
achte leden weten dat ik niet helemaal hun mening deel
over de situatie in het aangehaalde land. De situatie in dit
land is sedert enkele jaren in de positieve zin gee¨volu-
eerd. Na de voorbije erkende verkiezingen heeft de
oppositie op een democratische wijze een einde gesteld
aan het regime van een partij die reeds sedert het begin
van de vorige eeuwwisseling Mexico regeert. In novem-
ber 1999 werd de hoge commissaris voor de mensen-
rechten van de UNO door de regering uitgenodigd om
alles te controleren. Er werd hem hierbij geen enkele
bewegingsbeperking opgelegd. Tevens heeft de Euro-
pese Unie in haar verklaring voor de 54ste algemene
vergadering van de UNO de intenties en de gemaakte
vooruitgang door Mexico genoteerd. Terwijl de vredesak-
koorden soms traag, onder behoeding van de kerk, tot
stand komen is de strijd in Chiapas bee¨indigd. Er werden
nog steeds ernstige inbreuken op het niveau van de
mensenrechten vastgesteld, maar deze zijn niet het
gevolg van een georganiseerde politiek. Het leger blijft
zijn taken in een grondwettelijk kader uitvoeren. Mexico
is voor Belgie¨ een belangrijke markt en de minister van
Buitenlandse Zaken moet de kwestie globaal bekijken en
rekening houden met de buitenlandse belangen van
Belgie¨. Ik vestig dan ook de aandacht van de commissie-
leden op het feit dat andere EU-landen wapens naar
Mexico uitvoeren en dat, indien een land als Belgie¨
weigert vergunningen te verlenen, dit als negatief wordt
ervaren en zelfs als smaad kan gei¨nterpreteerd worden.
Ook de politieke gevolgen en de gevolgen op het vlak
van de handel in andere sectoren zijn hierbij belangrijk.
Ik stem in met de mening van de geachte leden dat het
uiteindelijk bestemmingscertificaat onduidelijk was. Dit
heeft mij er trouwens toe gebracht om te reageren. Mijn
HA 50
COM 184
25
02-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Louis Michel
diensten alsook het betrokken bedrijf hebben mij echter
verzekerd dat deze wapens enkel bestemd waren voor
de ordetroepen en het leger en dat ze in geen enkel geval
op de markt zullen worden gebracht. Dit certificaat werd
door de bevoegde Mexicaanse dienst van Landsverde-
diging ondertekend en in de begeleidende nota van mijn
diensten werd bevestigd dat het hier ging om een officie¨le
bestelling voor de strijdkrachten. Rekening houdend met
de ambigui¨teit van het certificaat en op basis van artikel
7 van de wet van 5 augustus 1991 heb ik echter besloten
de vergunning te blokkeren teneinde alle details te kun-
nen bestuderen en een nieuwe vergunning af te leveren
aan de Mexicaanse regering die geen enkele twijfel meer
zaait.
Deze ambigui¨teit wordt veroorzaakt door het feit dat in
Mexico de aankoop voor het leger en de politie wordt
gecentraliseerd door een dienst van het minister van
Landsverdediging, UCAN, om daarna volgens de plaat-
selijke wetgeving uitgevoerd te worden door een locale
firma, in casu de Internationale Distributoren SA, dat ook
de vertegenwoordiger van FN verplicht is te zijn. Volgens
onze ambassade is dit bedrijf ernstig en levert het niet
aan de prive´-markt.
Wat de tijdelijke opschorting betreft, is er geen financieel
gevolg voor de staat. Dat is al een antwoord op de vraag
van de heer Borginon. Alleen een negatieve beslissing en
de annulering van dit contract kunnen een oproep van de
firma voor de Delcrederedienst veroorzaken.
Zoals ik al heb bekendgemaakt, ben ik bereid aan de
gei¨nteresseerde leden bijkomende informatie over deze
zaak te geven in zover de concurrentieregels gee¨erbie-
digd blijven.
Wat de slachtpartij betreft zal ik later antwoorden.
Ik kom thans bij de vragen van de heren Van Oost en Van
der Maelen. Ik bevestig mijn intentie om een gemengde
werkgroep in het leven te roepen met het oog op het
onderzoeken van de wapenleveringen. Ik blijf dus bereid
om gevolg te geven aan dit project van de commissie
voor de Buitenlandse Zaken zodra mij een concreet
voorstel gedaan wordt. Ik sta er dus voor open om te zien
op welke manier wij die problematiek kunnen behande-
len.
De heer Dirk Van der Maelen (SP) : Mijnheer de voor-
zitter, ten eerste stel ik met genoegen vast dat de minister
in zijn antwoord toezegt dat hij het eens met een ge-
mengde werkgroep die deze wet en die procedure moe-
ten bekijken. Ik dank de minister daarvoor.
Ten tweede denk ik dat de minister er goed en verstandig
aan gedaan heeft om de ambigui¨teit rond het eind-
gebruikerscertificaat op te lossen. Ook daarvoor dank ik
de minister.
Wat de situatie in Mexico betreft, gaat het over de
beoordeling van de situatie van een land en ik wil niet dat
het hier komt tot een debat over Mexico. Ik denk dat de
minister gelijk heeft als hij zegt dat de situatie nu minder
erg is dan een paar jaar geleden. Toch blijft het duidelijk
dat er nog steeds instabiliteit is in het land. Ik wijs er
bijvoorbeeld op dat Mary Robinson, na haar bezoek aan
Mexico, gewezen heeft op het gevaar van een groeiende
militarisering van het land. Ik wijs eveneens op het feit dat
tot op heden er nog steeds geen buitenlandse waarne-
mers naar Chiappas mogen gaan.
Men kan zeggen dat men moet afwachten wat de toe-
komst biedt, maar ik vestig ook de aandacht op de
verkiezingen in Mexico. In augustus zijn er verkiezingen
voor de gouverneur van Chiappas. Mensen die de situa-
tie in Mexico veel beter kennen dan ik, zeggen mij dat
daar instabiliteit dreigt.
Mijn persoonlijke mening is dat het altijd een risico blijft
om dit soort wapens zelfs aan de Mexicaanse politie of
het leger te leveren. Ik hoop dat wij niet op de een of
andere dag zullen moeten vaststellen dat deze wapens
gebruikt zijn op een manier waar wij niet trots op zouden
zijn.
De heer Alfons Borginon (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, mijnheer de minister, eerst wil ik mij verontschuldi-
gen omdat ik een beetje te laat was.
De reden waarom ik een vraag heb gesteld, is omdat ik
destijds al een wetsvoorstel heb ingediend over die P90.
Ik wou dit in de wet van 1933 laten opnemen als een
verboden wapen. De reden hiervoor was dat het hier gaat
over een wapen dat een uitzonderlijk doorborend karak-
ter heeft.
Met dit type van machinegeweer kan men door vier
kogelvrije vesten schieten. Het is dus extreem gevaarlijk
als dit in verkeerde handen terechtkomt.
Het verwonderde mij dan ook dat men dit wapen in dat
aantal zomaar aan Mexico levert, een land waar toch
interne spanningen heersen. Die interne spanning is
volgens artikel 4 van de wapenhandelwet een reden om
een vergunning te weigeren.
Ik was in eerste instantie verheugd toen ik vernam dat u
onder politieke druk die vergunning hebt opgeschort. Nu
blijkt echter uit uw uitleg dat u, samen met uw collega,
geen gebruik maakt van de mogelijkheid van artikel 7, lid
1 om de vergunning voor onbepaalde tijd te schorsen. U
maakt eigenlijk gebruik van de mogelijkheid van artikel 7,
lid 2, waarbij u als minister alleen handelend voor
60 dagen kunt opschorten. Ik heb de indruk dat, als u er
niet uitkomt, het probleem binnen 60 dagen is opgelost.
Dan is ineens het politieke probleem van mijn collega's
26
HA 50
COM 184
02-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Alfons Borginon
uit de meerderheid opgelost en bent u van het dossier af.
Ik vrees dat, temeer daar uw intentie blijkbaar blijft om dat
wapen wel degelijk te laten leveren, zij het met enige
preciseringen
met
betrekking
tot
het
end
users-
certificaat.
Zeer relevant, maar zeer onduidelijk in deze materie, is
de vraag naar de munitie. De P90 is een beperkt machi-
negeweer. Het is erg handig in het gebruik, maar het
echte gevaar zit in de kwaliteit van de munitie, die een
superdoorborend karakter heeft. Het is mij niet duidelijk
of de vergunning tot uitvoer van de P90 ook betrekking
heeft op de uitvoer van bijhorende munitie en in welke
mate men die vergunning ook heeft opgeschort. Mis-
schien hebt u hierop al geantwoord voor ik hier aan-
kwam. Alleszins vind ik een nieuwe studie van het
wetsvoorstel betreffende het verbod op die wapen-
categorie, dat ikzelf en collega Willems opnieuw hebben
ingediend, de enige oplossing voor het voorkomen van
deze problemen. De P90 hoort eigenlijk thuis in het rijtje
van landmijnen en dergelijke. Ik zou het een zeer kwalijke
zaak vinden indien men de vergunning uiteindelijk toch
verleent.
De heer Lode Vanoost (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, ik sluit mij aan bij de
commentaar van collega Van der Maelen. Ik verheug mij
op de open houding van de minister. Ik wil de volgende
bemerkingen maken.
Ik zou graag willen dat dit dossier aanleiding geeft tot een
grondig debat over het beleid dat wij op dit vlak willen
voeren. De wet op de wapenhandel bepaalt dat er binnen
bepaalde grenzen wapens naar bepaalde landen kunnen
worden gee¨xporteerd. Dat is de wet. Wij volgen die. Over
de juiste ligging van die grenzen en de mate waarin ze
worden
gerespecteerd,
moet
het
parlement
haar
controletaak kunnen uitoefenen. In het verleden is op de
controlemogelijkheden van het parlement kritiek gegeven
precies omdat ze dit al dan niet voldoende zou kunnen.
Naar aanleiding van dit dossier zou ik aan de minister
willen vragen om dat eens te bekijken. We moeten de
wetgevende macht de controle geven over de wetten die
zij zelf heeft gemaakt. Op die manier kan zij zien hoe
goed die wetten in de praktijk werken.
Minister Louis Michel : Mijnheer Borginon, u wou mij ook
over de slachtpartij van Acteal te interpelleren. Daarover
wil ik u zeggen dat het onderzoek nog verder loopt.
President Se´dillo heeft zich persoonlijk gee¨ngageerd in
deze zaak opdat de schuldigen zouden worden gei¨den-
tificeerd en gestraft. Er werden personen aangehouden.
De lokale autoriteiten werden uit hun functie ontzet. De
provinciegouverneur gaf ontslag. Omdat het akkoord
EU-Mexico in artikel 1 de mensenrechtenclausule bevat,
wenst de Mexicaanse regering te beantwoorden aan de
verwachtingen van de Europese Unie. Van Europese
zijde acht men het noodzakelijk om de dialoog aan te
houden en de politiek van de regering te ondersteunen.
Deze politiek kan de kwestie van de Chiapas oplossen.
De EU wil de inspanningen voortzetten om de regering te
helpen bij de verbetering van de kwaliteit van de politie
en justitie, terwijl een wakend oog op de rechten van de
mens blijft gericht.
Mijnheer Borginon, om duidelijk aan te geven dat ik mijn
verantwoordelijkheid wens op te nemen wil ik zeggen dat
artikel 7 betekent dat ik de uitvoervergunning momenteel
heb opgeschort. Zodra ik een nieuw end user certificate
krijg, dat mij bevestigt dat deze wapens voor de politie
zijn bestemd, zal ik een beslissing nemen. Ik zal dus niet
wachten gedurende 60 dagen. Als ik over dat end user
certificate beschik - en zonder nieuwe elementen - zal die
vergunning worden afgeleverd. Deze schorsing is dus
niet definitief.
De voorzitter : Mijnheer de minister, u bent zeer duide-
lijk.
Minister Louis Michel : Ik ben vragende partij om een
groep op te richten om na te gaan hoe wij op een meer
open manier te werk kunnen gaan. Ik zal initiatieven
terzake verwelkomen.
De voorzitter : Mijnheer de minister, dat is verheugend
nieuws. Het parlement is op dat vlak ook reeds enige tijd
vragende partij.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 16.12 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 16.12 heures.
HA 50
COM 184
27
02-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000