B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
COMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
VAN
DU
26-04-2000
26-04-2000
HA 50
COM 180
HA 50
COM 180
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 180
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Woensdag 26 april 2000
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE ZAKEN
-
COM 180
Interpellatie van mevrouw Greta D'Hondt tot de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over
de gevolgen van
de dioxinecrisis voor werknemers
(nr. 344)
5
sprekers : Greta D'Hondt, Frank Vandenbroucke, mi-
nister van Sociale Zaken en Pensioenen
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren Jo
Vandeurzen en Luc Goutry aan de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen over
het met de non-profitsector
gesloten sociaal akkoord
(nrs. 1518 en 1549)
8
sprekers : Luc Goutry, Jo Vandeurzen, Frank Van-
denbroucke, minister van Sociale Zaken en Pensioe-
nen
Samengevoegde mondelinge vragen van de heer Jo
Vandeurzen en mevrouw Magda De Meyer aan de minis-
ter van Sociale Zaken en Pensioenen over
de gevolgen
van het arrest van het Arbitragehof van 9 december 1998
voor
de
gerechtigden
van
arbeidsongevallen
of
beroepsziekte-uitkeringen
(nrs. 1522 en 1622)
12
sprekers : Jo Vandeurzen, Magda De Meyer, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en Pen-
sioenen
Mondelinge vraag van mevrouw Kathleen van der Hooft
aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
de behandeling van depressies (nr. 1527)
14
sprekers : Kathleen van der Hooft, Frank Vanden-
broucke, minister van Sociale Zaken en Pensioenen
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
de
RIZIV-tegemoetkoming in de terugbetaling van genees-
middelen
voor
gehospitaliseerde
rechthebbenden
(nr. 1539)
15
sprekers : Greta D'Hondt, Frank Vandenbroucke, mi-
nister van Sociale Zaken en Pensioenen
Mondelinge vraag van mevrouw Pierrette Cahay-Andre´
aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
het overlevingspensioen van de echtgenoot van een
vermiste gepensioneerde
(nr. 1542)
16
sprekers : Pierrette Cahay-Andre´, Frank Vanden-
broucke, minister van Sociale Zaken en Pensioenen
Samengevoegde mondelinge vragen van de heer Koen
Bultinck en mevrouw Kathleen van der Hooft aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
het
sociaal statuut van de onthaalmoeders
(nrs. 1553 en
1618)
18
sprekers : Koen Bultinck, Kathleen van der Hooft,
Frank Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en
Pensioenen, Greta D'Hondt
Sommaire
Mercredi 26 avril 2000
COMMISSION DES AFFAIRES SOCIALES - COM 180
Interpellation de Mme Greta D'Hondt au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur
les conse´quences
de la crise de la dioxine pour les travailleurs
(n° 344)
5
orateurs : Greta D'Hondt, Frank Vandenbroucke,
ministre des Affaires sociales et des Pensions
Questions orales jointes de MM. Jo Vandeurzen et Luc
Goutry au ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur
l'accord social conclu avec le secteur non-marchand
(n
os
1518 et 1549)
8
orateurs : Luc Goutry, Jo Vandeurzen, Frank Van-
denbroucke, ministre des Affaires sociales et des Pen-
sions
Questions orales jointes de M. Jo Vandeurzen et Mme
Magda De Meyer au ministre des Affaires sociales et des
Pensions sur
les conse´quences de l'arre^t de la Cour
d'arbitrage du 9 de´cembre 1998 pour les be´ne´ficiaires
d'indemnite´s d'accidents du travail ou de maladies profes-
sionnelles
(n
os
1522 et 1622)
12
orateurs : Jo Vandeurzen, Magda De Meyer, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires sociales et des
Pensions
Question orale de Mme Kathleen van der Hooft au mini-
stre des Affaires sociales et des Pensions sur
le traite-
ment des de´pressions
(n° 1527)
14
orateurs : Kathleen van der Hooft, Frank Vanden-
broucke, ministre des Affaires sociales et des Pensions
Question orale de Mme Greta D'Hondt au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur
l'intervention de
l'INAMI dans le remboursement de me´dicaments prescrits
a` des ayants-droits hospitalise´s
(n° 1539)
15
orateurs : Greta D'Hondt, Frank Vandenbroucke,
ministre des Affaires sociales et des Pensions
Question orale de Mme Pierrette Cahay-Andre´ au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur
la pension de
survie du conjoint d'un pensionne´ disparu
(n° 1542)
16
orateurs : Pierrette Cahay-Andre´, Frank Vanden-
broucke, ministre des Affaires sociales et des Pensions
Questions orales jointes de M. Koen Bultinck et Mme
Kathleen van der Hooft au ministre des Affaires sociales et
des Pensions sur
le statut social des me`res d'accueil
(n
os
1553 et 1618)
18
orateurs : Koen Bultinck, Kathleen van der Hooft,
Frank Vandenbroucke, ministre des Affaires sociales
et des Pensions, Greta D'Hondt
HA 50
COM 180
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over
de behandeling
van mensen met pleksgewijze kaalheid
(nr. 1560)
22
sprekers : Luc Goutry, Frank Vandenbroucke, minis-
ter van Sociale Zaken en Pensioenen
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren Koen
Bultinck en Filip Anthuenis aan de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen over
de toenadering van de so-
ciale zekerheidsregelingen van zelfstandigen en werkne-
mers
(nrs. 1563 en 1617)
23
sprekers : Koen Bultinck, Filip Anthuenis, Frank Van-
denbroucke, minister van Sociale Zaken en Pensioe-
nen
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
het
unieke spoor Farmanet
(nr. 1621)
26
sprekers : Greta D'Hondt, Frank Vandenbroucke, mi-
nister van Sociale Zaken en Pensioenen
Mondelinge vraag van de heer Joos Wauters aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
de
erkenning en terugbetaalbaarheid van Infliximab bij de
ziekte van Crohn
(nr. 1596)
27
sprekers : Joos Wauters, Frank Vandenbroucke, mi-
nister van Sociale Zaken en Pensioenen
Question orale de M. Luc Goutry au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur
le traitement des personnes
atteintes de calvitie locale
(n° 1560)
22
orateurs : Luc Goutry, Frank Vandenbroucke, mini-
stre des Affaires sociales et des Pensions
Questions orales jointes de MM. Koen Bultinck et Filip
Anthuenis au ministre des Affaires sociales et des Pen-
sions sur
le rapprochement des re´gimes respectifs de
se´curite´ sociale des travailleurs salarie´s et inde´pendants
(n
os
1563 et 1617)
23
orateurs : Koen Bultinck, Filip Anthuenis, Frank Van-
denbroucke, ministre des Affaires sociales et des Pen-
sions
Question orale de Mme Greta D'Hondt au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur
la piste unique
Farmanet
(n° 1621)
26
orateurs : Greta D'Hondt, Frank Vandenbroucke,
ministre des Affaires sociales et des Pensions
Question orale de M. Joos Wauters au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur
l'enregistrement et
le remboursement de l'Infliximab dans le traitement de la
maladie de Crohn
(n° 1596)
27
orateurs : Joos Wauters, Frank Vandenbroucke,
ministre des Affaires sociales et des Pensions
4
HA 50
COM 180
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DES AFFAIRES SOCIALES
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE ZAKEN
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MERCREDI 26 AVRIL 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
WOENSDAG 26 APRIL 2000
De vergadering wordt geopend om 14.20 uur door de
heer Joos Wauters, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 14.20 heures par M. Joos
Wauters, pre´sident.
Interpellatie van mevrouw Greta D'Hondt tot de mi-
nister van Sociale Zaken en Pensioenen over
de
gevolgen van de dioxinecrisis voor werknemers
(nr. 344)
Interpellation de Mme Greta D'Hondt au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur
les conse´-
quences de la crise de la dioxine pour les tra-
vailleurs
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, we staan als het ware aan de
vooravond van het betalen van het vakantiegeld voor
arbeiders. De berekeningen worden gemaakt en de
eerste betalingen voor bepaalde subsectoren volgen al in
mei. De schadevergoeding voor landbouwers getroffen
door de dioxinecrisis werd geregeld. Mijn interpellatie
vormt daar dan ook geen kritiek op, integendeel zelfs. Ik
stel echter vast dat ook werknemers schade hebben
geleden ten gevolge van de dioxinecrisis. Dat kon op
twee manieren gebeuren, namelijk, ten eerste, als een
vermindering van hun maandloon als gevolg van gedeel-
telijke werkloosheid waarvoor de uitkering slechts een
deel van het loon compenseert. Dat aspect belangt
echter uw collega van Tewerkstelling en Arbeid aan.
Ten tweede, had dit echter ook een weerslag op het
uitgesteld loon, het vakantiegeld. Dat is de basis van mijn
interpellatie. Voor de gelijkgestelde dagen wegens werk-
loosheid, zoals die door de Rijksdienst voor Jaarlijkse
Vakantie en de vakantiekassen in aanmerking worden
genomen, wordt er een beperking opgelegd van het
toegestane aantal dagen wegens economische werk-
loosheid. Zelfs als er zeer veel gedeeltelijke werkloos-
heid om economische redenen is geweest, is het niet
vanzelfsprekend dat het totale aantal dagen voor de
berekening van het vakantiegeld in aanmerking wordt
genomen. In de reglementering inzake de jaarlijkse va-
kantie wordt tijdelijke werkloosheid wegens overmacht
niet gelijkgesteld.
Als gevolg van het overleg met de sociale partners hebt
u een uitzondering toegekend. De dagen van tijdelijke
werkloosheid wegens overmacht ten gevolge van de
dioxinecrisis zouden nu toch gelijkgesteld worden voor
de berekening van het jaarlijkse vakantiegeld hoewel dat
normaal gezien niet gebeurt. Dat werd geregeld in het
koninklijk besluit van 19 november 1999. De betrokken
sectoren werden aangeduid bij ministerieel besluit
van 29 november.
Het probleem van de overmacht is op zich opgelost. Ik
heb echter nog twee vragen in dat verband. Mijnheer de
minister, voor zover ik kennis heb van de regeling die
terzake werd uitgewerkt, voorzag het sociaal akkoord in
de gelijkstelling van de werkloosheid wegens overmacht
maar werd daar bij de onderhandelingen een voorwaarde
aan gekoppeld. De verschillende betrokken sectoren,
opgesomd in het ministerieel besluit van 29 november
1999, moesten namelijk twee vijfde van de kostprijs
hiervan betalen. Werd de eis van de gedeeltelijke beta-
ling door de sectoren gehandhaafd ? In de afgelopen
maanden heb ik vernomen dat een aantal sectoren
daarover een akkoord hebben gesloten. Hebben alle
betrokken sectoren hierover intussen een akkoord geslo-
ten ?
Men zou kunnen denken dat het probleem hiermee
opgelost is, maar dat is slechts gedeeltelijk het geval. Het
aspect van de overmacht is hiermee verholpen maar niet
dat van de tijdelijke werkloosheid om economische rede-
nen.
De stijging van de gedeeltelijke werkloosheid wegens de
dioxinecrisis is over het algemeen niet zo dramatisch.
Integendeel zelfs, uit het jaarverslag van de RVA blijkt
een minder sterke daling dan de twee laatste jaren, maar
er is nog steeds een daling. De dioxinecrisis heeft geen
onoverkomelijke invloed gehad, noch op de volledige,
noch op de gedeeltelijke werkloosheid. Uit datzelfde
HA 50
COM 180
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Greta D'Hondt
jaarverslag blijkt ook dat in de periode van de dioxine-
crisis in de betrokken sectoren niet alleen sprake was
van overmacht maar ook van een vrij forse stijging van de
gedeeltelijke werkloosheid of de tijdelijke werkloosheid
om economische redenen.
Mijnheer de minister, zullen de RJV en de vakantie-
kassen voor de sectoren die u in uw ministerieel besluit
opsomt, bij de berekening van het vakantiegeld geen
beperking opleggen van het aantal dagen van tijdelijke
werkloosheid om economische redenen ? Als dit zou
gebeuren, zou dit voor de vleesverwerkende nijverheid
belangrijke gevolgen hebben. In mijn streek zijn een
groot aantal vleesverwerkende bedrijven gevestigd en
een groot aantal personeelsleden werd gedeeltelijk of
tijdelijk werkloos om economische redenen en niet we-
gens overmacht. Eigenlijk werkten zij slechts een ver-
plicht aantal dagen om in orde te zijn met de
werkloosheidsreglementering.
In
sommige
bedrijven
werkte men minder dan een week op vier ingevolge het
afzeggen van bestellingen en het gebrek aan toevoer.
Mijnheer de minister, wat met de overmacht ? Is dit
volledig geregeld ? Moeten de sectoren zelf twee vijfden
van de extra-kosten financieren ? Hebt u, vermits u
terzake geen wetgevend initiatief moest nemen omdat
tijdelijke werkloosheid om economische redenen gelijk-
gesteld kan worden, terzake afspraken gemaakt met de
RJV ?
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer de voorzitter,
mevrouw D'Hondt stelt een vrij specifieke vraag die ik op
basis van de schriftelijke weergave van haar vraag niet
had verwacht. Ik zal iets dieper in mijn geheugen moeten
tasten. Ik hoop dat ik een goed antwoord zal geven op die
laatste vraag.
Mevrouw D'Hondt, het koninklijk besluit van 19 november
1999 biedt de mogelijkheid om dagen van arbeids-
onderbreking ingevolge tijdelijke werkloosheid wegens
overmacht ten gevolge van de dioxinecrisis in het stelsel
van de jaarlijkse vakantie van de loonarbeiders gelijk te
stellen met arbeidsdagen. U hebt dit koninklijk besluit zelf
ook aangehaald. Na discussie en onderhandeling met de
sociale partners van de mogelijk betrokken bedrijfssec-
toren zijn in een ministerieel besluit van 29 november
1999 - genomen in uitvoering van artikel 1 van het
koninklijk besluit van 19 november - de sectoren opge-
nomen die wensen in aanmerking te komen voor die
gelijkstelling.
De fondsen voor bestaanszekerheid van die sectoren
hebben zich gee¨ngageerd financieel tussenbeide te ko-
men voor twee vijfden van de meerkosten die voort-
vloeien uit deze maatregel.
De overige drie vijfden worden ten laste genomen door
de begroting van mijn departement. Het gaat over het
Fonds voor bestaanszekerheid van de handel in voe-
dingswaren, het Sociaal fonds voor het goederenvervoer
en aanvullende activiteiten voor rekening van derden en
het Waarborg- en sociaal fonds van de voedings-
nijverheid en dit voor die activiteiten die in overleg
werden bepaald.
Ook aan andere sectoren die mogelijk door de dioxine-
crisis werden getroffen, zoals de horeca, werd de moge-
lijkheid geboden om onder de vermelde voorwaarden toe
te treden. Zij hebben daarvan echter geen gebruik ge-
maakt. Deze dagen van tijdelijke werkloosheid ingevolge
de dioxinecrisis werden bij de RSZ aangegeven met een
bijzondere code, zodat de nodige controles kunnen wor-
den uitgevoerd. Die uitzonderingsmaatregel geldt uiter-
aard maar voor de periode van 27 mei tot 31 december
1999. Ik dacht dat dit voldoende klaar en duidelijk was :
het gaat over een welbepaalde periode voor welbepaalde
sectoren. Anderen hebben daar niet op ingespeeld. Nu
zegt u dat er bedrijven zijn in die sectoren die niet hebben
aangegeven getroffen te zijn door overmacht, maar die
wel economische werkloosheid hebben aangegeven. Als
mijn geheugen mij niet in de steek laat - het is al enkele
maanden en talloze dossiers geleden - hebben wij ge-
zegd dat bedrijven die reeds hun aangifte hadden ge-
daan en economische werkloosheid hadden opgegeven
waar zij eigenlijk rechtstreeks door de dioxinecrisis waren
getroffen, daarvan een vorm van regularisatie konden
krijgen. Ik meen dat wij daar retroactief dus wel een
oplossing voor hadden. Dit zeg ik nu wel improviserend
uit het geheugen. Er is natuurlijk wel een grens die wij
niet overschreden. Als men het heeft over economische
werkloosheid in het algemeen, bij voorbeeld door
conjunctuurinzinking als gevolg van de dioxinecrisis, dan
moet ik bevestigen dat wij deze gelijkstelling daarvoor
niet hebben getroffen. Daar blijft men inderdaad zitten
met de eigen beoordelingsbevoegdheid van de rijks-
dienst voor jaarlijkse vakantie die eventueel strenger kan
zijn dan de RVA en die kan zeggen dit niet te beschou-
wen als een periode die men gelijk wil stellen voor de
vakantie, hoewel de RVA dit aanvaardt als economische
werkloosheid.
Indien mijn geheugen mij niet in de steek laat, kon men
twee stappen onderscheiden. Eerste stap : bedrijven
konden achteraf hun aangifte wijzigen. Tweede stap :
doen zij dat niet, dan moet men natuurlijk ergens onder-
scheid maken tussen algemene economische werkloos-
heid en economische werkloosheid die rechtstreeks kan
worden verbonden met de dioxinecrisis. Daar is geen
automatische gelijkstelling, maar de RJV heeft daar wel
discretionaire bevoegdheid. Ik weet niet of het probleem
zich concreet voordoet bij bedrijven in die sector. Ik zou
dit graag vernemen om zo mijn beleid beter te kunnen
beoordelen. Als u dus concrete gevallen kent, kunt u mij
6
HA 50
COM 180
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frank Vandenbroucke
die meedelen, natuurlijk zonder mij te vragen in te grijpen
of de besluitvorming te bei¨nvloeden. Zo kan ik beter
begrijpen wat er eventueel is gebeurd of wat er schortte.
Ik meen echter dat het beleid alle mogelijke situaties
heeft opgevangen.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de minister, ik
wilde vooral zekerheid dat de werknemers financieel niet
zwaarder zouden worden getroffen door de dioxinecrisis
dan anderen, bijvoorbeeld de landbouwers en de bedrij-
ven. U haalt twee zaken aan. Een daarvan betreft de
sectoren of subsectoren die niet akkoord gingen met het
betalen van de twee vijfden. Daar zijn de werknemers
eigenlijk het slachtoffer van.
Ik weet wel dat de twee partijen akkoord moesten gaan,
maar sommigen wilden het misschien niet. De fondsen
van sommige sectoren hebben het financieel niet breed
genoeg om zich borg te stellen. Ik vind het spijtig dat hun
individuele werknemers daarvan het slachtoffer kunnen
zijn. Volgens bepaalde berekeningen die gepubliceerd
zijn zou een volledige gelijkstelling voor de jaarlijkse
vakantie slechts 70 miljoen frank gekost hebben. De
vergoeding die gegeven is aan de ondernemingen en de
landbouw bedroeg 40 miljard frank. Ik vind dat daar toch
een bijkomende inspanning kon gebeuren.
Ik ben er niet van overtuigd - als het zo is dan zou ik daar
graag kennis van nemen - dat alle ondernemingen ge-
bruik maakten van de mogelijkheid om hun economische
werkloosheid om te zetten in overmacht. U hebt dat
terecht gezegd. Een aantal ondernemingen deden dit
niet omdat zij een aanvraag hadden ingediend. Ze reali-
seerden zich op dat moment niet dat dit het jaar nadien
gevolgen kan hebben op de berekening van het vakan-
tiegeld. Dit brengt mij tot mijn eindvraag : Kan die getrof-
fen periode, vo´o´r de dioxinecrisis en na de piek van de
dioxinecrisis, buiten de regels van de RJV worden gelijk-
gesteld ? Wij kennen allemaal de nevralgieke periode
van de dioxinecrisis. De discretionaire bevoegdheid van
de RJV ligt anders dan die van de RVA. Op zich is dit een
moeilijke zaak om aan de werknemers uit te leggen. Zij
kregen wel werkloosheidsvergoeding, maar het jaar na-
dien zijn zij een aantal dagen niet erkend door de RJV.
Mocht een neutralisatie gebeurd zijn van die bevoegd-
heid van de RJV voor die bepaalde piekperiode, dan kon
men nog spreken van normale tijdelijke werkloosheid.
Anders vervallen zij in seizoenarbeid, of deeltijdse ar-
beid.
Mijn bezorgdheid - en ik heb ook de cijfers niet, want
daarom heb ik gei¨nterpelleerd - is dat de werknemers op
dezelfde wijze behandeld worden door de overheid als
de ondernemingen en de landbouwers behandeld wer-
den in het kader van de compensatie van de geleden
schade door de dioxinecrisis. Ik had dat graag vandaag
vernomen. Ik vind dat de overheid ook haar verantwoor-
delijk moet opnemen in verband met de derving van
inkomsten door werknemers.
Minister Frank Vandenbroucke : Mevrouw D'Hondt, ik
heb geen weet van bedrijven die niet van de mogelijkheid
gebruik zouden hebben gemaakt hoewel ze dit hadden
kunnen doen. Ik heb daar geen informatie over. Dit wil
niet zeggen dat het niet waar is, maar het lijkt mij dan
toch niet belangrijk, gezien ik er niets over vernomen
heb.
Ik ben toch nogal terughoudend om dit nog te versoepe-
len. Hier spelen twee aspecten. Het eerste is het pro-
bleem precedent. Dit was geen evidente beslissing.
Nogal wat andere arbeiders, ook uit mijn vriendenkring,
en diverse bedrijven vroegen me waarom men niet zoiets
doet voor hen.
Het tweede probleem is het beleid van het RJV. Ik ben
een beetje de bondgenoot van de administratie van de
RJV die streng wil zijn. Er heerste op een bepaald
ogenblik een zekere generositeit, waarvoor we nog aan
het afbetalen zijn. We moeten de RJV structureel in
evenwicht houden. Dat men daar streng is, daar sta ik
algemeen gezien wel achter. Daarmee heb ik een zeker
responsabiliteit bij de werkgevers gelegd.
Ik geef toe dat de arbeiders daarvan het slachtoffer
kunnen zijn indien de patroon onwillig is.
De gesprekken die wij voerden verliepen in een positieve
sfeer, in die zin dat de betrokken werkgevers zich abso-
luut wilden inzetten voor de arbeiders. Daar waar er ree¨le
problemen bestonden was er de bereidheid om het
mechanisme toe te passen.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de minister,
mijn bekommernis was dat, mocht het nodig geweest
zijn, er kon worden bijgestuurd alvorens het vakantiegeld
uit te betalen. Uiteraard kan men zeggen dat eventuele
klachten kunnen worden ingediend. Dat is ook een vorm
van politiek handelen. Het zou echter beter geweest zijn
op voorhand een regeling te treffen en zekerheid te
bieden.
Uitzonderingen bevestigen de regel, maar grosso modo
werden de meeste betrokken ondernemingen geconfron-
teerd met overmacht, tijdelijke werkloosheid of economi-
sche oorzaken.
Waarom zouden wij de problemen niet voorkomen indien
dat mogelijk is ?
Mijnheer de voorzitter, ik dien geen motie in. Tot op
heden antwoordde de minister steeds correct op alle
vragen en hopelijk zal hij dat ditmaal ook doen. Mocht het
nodig zijn, dan kan over dit onderwerp nog steeds een
nieuwe interpellatie worden ingediend.
HA 50
COM 180
7
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De mondelinge vragen nr. 1498 van mevrouw Martine
Dardenne, nr. 1524 van mevrouw Alexandra Colen en
nr. 1538 van de heer Jean-Jacques Viseur worden naar
een latere datum verschoven.
Dit brengt ons tot het derde punt aan de agenda, met
name de samengevoegde mondelinge vragen van de
heren Jo Vandeurzen en Luc Goutry. De heer Jo Van-
deurzen heeft echter tijdelijk deze vergadering verlaten
en aangezien het vierde punt aan de agenda ook een
vraag van hem is, verzoek ik de heer Luc Goutry over te
gaan tot het stellen van zijn vraag.
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren Jo
Vandeurzen en Luc Goutry aan de minister van So-
ciale Zaken en Pensioenen over
het met de non-
profitsector gesloten sociaal akkoord
(nrs. 1518 en
1549)
Questions orales jointes de MM. Jo Vandeurzen et
Luc Goutry au ministre des Affaires sociales et des
Pensions sur
l'accord social conclu avec le secteur
non-marchand
(n
os
1518 et 1549)
De heer Luc Goutry (CVP) :Mijnheer de voorzitter, mijn-
heer de minister, vo´o´r de Paasvakantie werd, tot tevre-
denheid van alle betrokken partijen, een belangrijk so-
ciaal akkoord gesloten met de non-profitsector.
Dit akkoord omvat een tiental punten, waaronder de
belangrijke harmonisering en revalorisering van de lonen
tussen de federale gezondheidssectoren. Het was sinds
lang een eis van het personeel van de ziekenhuizen, de
bejaardentehuizen,
de
revalidatiecentra,
de
thuis-
verpleging enzovoort om minstens voor hetzelfde werk
hetzelfde loon te ontvangen.
Mijnheer de minister, teneinde onze controlerende taak
goed te kunnen uitvoeren en om na te gaan hoe alles
precies zal worden ingevuld, hadden wij graag enkele
concrete gegevens terzake gekend.
Ik meen te hebben begrepen dat de harmonisering van
de barema's zou worden gespreid over een periode van
vijf jaar. Waarin bestaat die spreiding precies, want die
hoeft uiteraard niet gelijk te zijn over die vijf jaar ? De
harmonisering zou stapsgewijs moeten worden doorge-
voerd ook omdat vanaf 2001 een loonsverhoging mag
worden verwacht die ook een invloed zal hebben op de
kosten voortvloeiend uit het akkoord.
Wat mij echter in het bijzonder interesseert, mijnheer de
minister, zijn de gevolgen voor de bejaardensector. Het
sociaal akkoord van 1991 leidde tot grotere structurele
kosten dan oorspronkelijk werd bedoeld. Uiteraard zijn er
altijd zaken die men niet kan inschatten. Op een bepaald
ogenblik heeft dat geleid tot prijsstijgingen voor de bewo-
ners van de rusthuizen, aangezien de forfaits niet meer
voldoende bleken te zijn om de bepalingen van het
sociaal akkoord te kunnen uitvoeren.
Mijn vraag, mijnheer de minister, is of het huidig sociaal
akkoord repercussies kan hebben op de dagprijzen voor
de bejaarden. Thans bedragen de prijzen in de rusthui-
zen gemiddeld tussen 40 000 en 45 000 frank per maand
en hiermee is volgens mij de maximumgrens bereikt.
Het kan toch niet dat het sociaal akkoord zijn weerslag
zou hebben op de dagprijzen voor de bejaarden zelf ?
Iedereen was het er vroeger immers over eens dat een
gemiddelde eigen bijdrage voor de bejaarden van 40 tot
45 000 frank toch als een maximum moet worden be-
schouwd.
Mijnheer de minister, hoe kunt u garanderen dat dit niet
zal leiden tot een waterval van aanvragen bij het minis-
terie van Economische Zaken tot herziening van de prijs
voor de bejaarden in instellingen ?
Daarnaast wou ik het nog over een andere kwestie
hebben. Nog tijdens de vorige legislatuur heeft men de
RVT-erkenningen aanzienlijk uitgebreid. Als antwoord op
een claim van 40 000 gevallen werd toen beslist over een
periode van vijf jaar vijf miljard frank uit te trekken. Dit
kwam neer op 5 000 bedden per jaar, dus 25 000 in het
totaal, waarvoor de forfait werd verhoogd tot het RVT-
bedrag. Mijn kostenberekening voor de toegezegde aan-
passingen en de nieuwe maatregelen belopen 12 miljard
en niet de 7,7 miljard die u vooropstelt. De komende vijf
jaar komt er immers telkens e´e´n miljard bij voor de
bijkomende RVT-bedden.
Mijn volgende vraag houdt verband met de inschatting
van de harmonisering inzake het forfaitpersoneel. In de
rusthuizen werken nogal wat mensen die door de rust-
huizen zelf worden betaald en voor wie de forfaits van het
RIZIV niet kostendekkend zijn. Ik denk vooral aan de
logistieke medewerkers - en onderhoudspersoneel - en
zelfs overtallig personeel voor bepaalde functies. Welnu,
ik denk dat men de forfait voldoende zal moeten verho-
gen om ook de kosten voor deze niet-forfaitaire perso-
neelsleden te kunnen dekken.
Hebt u met dit gegeven rekening gehouden, evenals met
de situatie in de ziekenhuizen, waar ook een aanpassing
moet komen voor niet in de ligdagprijs voorziene perso-
neelskosten ?
8
HA 50
COM 180
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Goutry
Dit zijn voor het ogenblik mijn belangrijkste vragen,
afgezien van het feit dat de invoering van de CAO vanaf
oktober is voorzien.
Rekening houdend met het zomerreces, betwijfel ik of al
die CAO's tijdig klaar zullen zijn. Hoe dan ook, begin
oktober beginnen de kosten te lopen.
Hoe zal de fasering over vijf jaar verlopen ? Welke
interferentie is er met de RVT-erkenningen die al uitvoer-
baar en toegekend zijn ? Wat gaat men doen met het
niet-forfaitair personeel ? Wat zal de weerslag zijn op de
dagprijs voor de bejaarden ?
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, ik had mij even verwij-
derd, waarvoor mijn excuses. Collega Goutry heeft de
vragen evenwel uitvoeriger en mooier geformuleerd dan
ik zou kunnen.
Mijn principie¨le vragen handelen over de techniek van de
financiering. Ten eerste, wat gebeurt er met de mensen
die dezelfde prestaties verrichten als zelfstandige ?
Ten tweede, wil ik het hebben over de openbare sector. Is
er een afspraak over het voorziene budget ? Is er een
parallellisme tussen de beide sectoren ? Waar moet dit
onderhandeld worden ? Is dat in het Comite´ C, valt dit
onder de lokale besturen ? Is het een Vlaamse of een
federale bevoegdheid ? Het spook van het
statuut-
Kelchtermans
dat voor de openbare sector is gereser-
veerd, duikt hier weer op.
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer de voorzitter,
collega's, er werden een heleboel relevante vragen ge-
steld.
Ik breng even in herinnering dat het sociaal akkoord voor
de non-profitsector werd onderhandeld en gesloten tus-
sen de overheid en vertegenwoordigers van werkgevers
en werknemers uit de private non-profitsector. Het is in
essentie een antwoord op de gemeenschappelijke eisen-
bundel van de vakbonden van die sector. In principe
bevat dit geen enkel voorstel met betrekking tot de
zelfstandigen in de thuisverpleging. Overigens, ook in de
ziekteverzekering vormt dit een aparte sector met eigen
problemen
en
twistpunten,
waarvoor
aparte
financieringstechnieken worden gehanteerd. Laten we
deze dus even terzijde houden.
De voorstellen zullen worden gefinancierd hetzij via de
verpleegdagprijs van de ziekenhuizen, hetzij door aan-
passing van de RIZIV-forfaits in de ROB's-RVT's, hetzij
door aanwending van de beschikbare saldi in de diverse
fondsen van de sociale Maribel, dit laatste weliswaar in
ondergeschikte orde. Ze gelden in principe eveneens
voor de publieke non-profitsector. Laat ik dit even verdui-
delijken, want dit is niet onmiddellijk evident. Immers, als
men kiest voor deze financieringstechnieken, dan moet
men ze onvermijdelijk voor zowel de private als de
publieke sector gebruiken. In het verleden is er overigens
voor de publieke sector ooit een akkoord geweest waar
geen financiering tegenover stond, wat de gemeenten
ongetwijfeld aan de lijve ondervonden hebben. Eigenlijk
doen
wij
hier
een
inhaaloperatie,
omdat
er
al
harmoniseringsmaatregelen voor de publieke sector wer-
den genomen zonder financiering. Nu voorzien wij in
financiering, waarbij wij de lat gelijk leggen voor de
publieke en de private sector.
Vanuit die logica is er de voorbije weken overleg ge-
pleegd met de vertegenwoordigers van de overheids-
vakbonden en de Vereniging van Belgische Steden en
Gemeenten. Binnenkort zal de tekst van het sociaal
akkoord in het comite´-C worden voorgelegd, met de
bedoeling een gelijkaardig akkoord te sluiten voor de
publieke non-profitsector.
Zoals gezegd zullen alle aanpassingen die wij aan de
verpleegdagprijs of RIZIV-forfaits zullen aanbrengen, uni-
form voor de private en de publieke sector worden
toegepast. Er is dus wel degelijk een parallellisme, om de
woorden van de heer Vandeurzen te hernemen.
De financiering van de maatregelen voor de publieke
sector zit reeds vervat in de cijfers die ik heb gegeven.
Wanneer ik heb gezegd dat de uitvoering van het ak-
koord over vijf jaar op kruissnelheid komt - dan gaat het
om 14,1 miljard - dan geldt dit cijfer voor de publieke en
private sector samen. Het aandeel van de publieke
sector wordt berekend op basis van het aandeel ervan in
de gehele non-profitsector.
Wat de harmonisering van de barema's betreft in de
sectoren ROB en RVT, kan ik het volgende zeggen. Met
het principe gelijk loon voor gelijk werk vroegen de
vertegenwoordigers
van
het
gemeenschappelijke
vakbondsfront een harmonisering van alle barema's voor
alle personeelsleden tot het niveau van de in de gefinan-
cierde ziekenhuizen gehanteerde barema's. De harmo-
nisering moest dus op het terrein ook gelden voor het
personeel dat niet vergoed wordt via de RIZIV-forfaits.
Volgens onze berekening bedraagt de kostprijs daarvan
7,7 miljard. De harmoniseringskosten mogen niet aan de
bewoners van de ROB of RVT worden doorgerekend. Er
wordt dus voorgesteld de forfaits van de ziekteverzeke-
ring te verhogen ten belope van 7,7 miljard frank.
Mijn medewerkers en ikzelf bespreken thans samen met
de partners in de regering en de actoren op het terrein
hoe wij dat best doen, want het is geen eenvoudige
oefening.
In het akkoord is een belangrijke zin ingeschreven en ik
citeer :
De verhoging van de forfaits die 7,7 miljard moet
opbrengen, mag geen hinderpaal vormen voor structu-
rele maatregelen die vanaf nu moeten worden voorbe-
HA 50
COM 180
9
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frank Vandenbroucke
reid, zoals de reconversie naar RVT van alle zwaar
zorgbehoevende patie¨nten, daadwerkelijke naleving van
de personeelsnormen en later de uitwerking van een
ander financieringsmodel voor rust- en verzorgingstehui-
zen
.
Wij hebben nu dus een reconversie op basis van het
protocolakkoord van 1997 : 25 000 ROB-forfaits worden
omgezet naar RVT-forfaits. Er blijven dan nog een
20 000 ROB-forfaits BMC voor zwaar zorgbehoevenden
te reconverteren. Dat blijft een opdracht voor de toe-
komst.
De harmoniseringsoperatie hypothekeert de lopende re-
conversie niet. Dat was een vraag van de heer Goutry. Ik
ga ervan uit dat wij die apart blijven financieren a rato van
jaarlijks een miljard frank gedurende vijf jaar, tot in 2002.
Dat is trouwens zo voorzien.
De heer Luc Goutry (CVP) : U houdt toch rekening met
de verhogingen ?
Minister Frank Vandenbroucke : Ik ga ervan uit dat wij
juist hebben gerekend en dat er geen fout is gebeurd.
De reconversie financieren wij apart en daarnaast finan-
cieren wij de harmonisering. De harmonisering moet
derwijze gebeuren dat zij beantwoordt aan twee niet
eenvoudige randvoorwaarden. Een randvoorwaarde is
dat op de best mogelijke wijze de in de instellingen
veroorzaakte kost wordt gedekt ten einde niet op de
patie¨nten te wegen. Een tweede randvoorwaarde is dat
bij een latere mogelijk verdere reconversie - dat staat niet
vast, maar is mogelijk - de wijze waarop nu de forfaits
worden aangepast geen hinderpaal mag zijn bij die
operatie. Deze operatie mag niet moeilijker worden ge-
maakt door de kloof tussen bepaalde forfaits te vergro-
ten.
Dit zijn dus de twee randvoorwaarden. Er zijn uitgebreide
simulaties met ingewikkelde tabellen uitgevoerd om te
onderzoeken hoe men dit kan sturen. Dat kan, maar ik
heb terzake nog geen concrete beslissing genomen,
anders zou ik u die wel meedelen. Wij bestuderen dit
zeer nauwkeurig.
Hier zijn de principie¨le vragen zeer belangrijk. Willen wij
de huidige reconversie uitvoeren ? Ja. Moet die apart
worden gefinancierd van die 7,7 miljard frank ? Ja. Willen
wij vermijden dat de patie¨nten moeten betalen ? Zeker.
Willen wij dat zo doen dat wij de toekomstige reconversie
gemakkelijker maken ? Dan moeten wij zekere verhou-
dingen in acht nemen. Dat zijn de uitgangspunten en
daarop zijn wij aan het werken.
Dan is er de specifieke terechte vraag van de heer
Goutry hoe er verder zal worden opgetreden inzake de
dagprijs. Ik ga ervan uit dat de dagprijs voor de bewoners
nu al hoog ligt, zeker voor wie weinig kapitaalkrachtig is.
Dat heeft ook te maken met de prijsreglementering van
het ministerie van Economische Zaken. Ik kan daarin niet
optreden en dat is geen uitvlucht. Het vraagstuk is veel
breder, maar ik kan daarop nu niet ingaan. De kwestie
situeert zich gedeeltelijk in de Vlaamse discussie over de
zorgverzekering van dit soort kosten. Hoe zullen die in de
toekomst worden gedekt ? Dat is een zaak van het
Vlaams Parlement. Daarover zullen wij het hebben als wij
spreken over instrumenten als een gewaarborgd inko-
men voor bejaarden. Daar rijst een probleem voor be-
jaarden die hiervan genieten en in een instelling terecht-
komen.
Zij
worden
dan
immers
heel
zwaar
gesanctioneerd. Er zijn allerlei problemen inzake de
kostprijs van bejaardeninstellingen waarop door diverse
niveaus moet worden geantwoord. Voldoen die antwoor-
den niet, dan moet de politieke wereld hieraan voort-
werken. Daarop wil ik nu echter niet speculeren. Mijn
uitgangspunt is dat de operatie van die aard moet zijn dat
de prijzen niet de hoogte in worden gejaagd.
De laatste vraag handelde over de spreiding over de
jaren. Een precies antwoord daarop verschaffen kan ik
niet. Er werd een raamakkoord gesloten, waarin zekere
data werden bepaald. U hebt er daar een van vermeld. Er
werd echter niet gespecificeerd hoeveel frank er in een
bepaald jaar zal worden besteed. Dat hangt immers af
van de gebruikte financieringstechniek en van de moda-
liteiten van de CAO's. Harmoniseren gebeurt inzake
verschillende aspecten van de verloning. Er zijn de
weddeschalen, de premies, de haard- en standplaats-
vergoeding enzovoort. De vraag is op welke manier dat
zal gebeuren. Zal dat procentueel verlopen ? Zal dat
volgens de aard van het loon gebeuren ? Dat moet
allemaal worden onderzocht. Dit bepaalt wel het ritme en
daarom moet dit de komende tijd nog grondig worden
besproken. De idee is wel om de financiering geleidelijk
op te bouwen, maar ik durf vandaag niet te zeggen of dit
mathematisch perfect in rechte lijn zal zijn. Dit hangt
samen met de precieze methodes en afspraken.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mijnheer de minister, ik
dank u voor uw antwoord waarin u onder meer bent
ingegaan op onze bezorgdheid inzake de bewonersprijs.
Er is mij echter iets niet duidelijk. Men ziet wel de piste
die men zal volgen, wij hebben er ook al over nagedacht,
maar eigenlijk is het niet echt bekend wat dit zal kosten.
Minister Frank Vandenbroucke : Wij hebben laten be-
rekenen wat de harmonisering zal kosten. Wij hebben
voor de arbeidsduurvermindering voor de ouderen in de
verzorging 2,5 miljard frank vastgelegd en niet meer.
De heer Luc Goutry (CVP) : De vraag is natuurlijk of dit
voldoende is. U zult er zich bij de loonharmonisering niet
kunnen van afmaken door te zeggen dat u maar zover
kunt gaan omdat het budget uitgeput is.
10
HA 50
COM 180
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Goutry
Ik denk dat de verwachtingen duidelijk zijn. Men wil,
gespreid over 5 jaar, finaal de lonen naast mekaar
kunnen leggen, ook de bijzondere prestaties en even-
tuele andere, zodat er substantieel geen onderscheid
meer is tussen de twee hoe ze ook zijn samengesteld. Dit
dragen wij uiteraard volledig mee.
Uit uw antwoord leid ik af dat bepaalde inschattingen
werden gedaan, maar dat er nog zoveel factoren zijn
waarvan u ook zegt - en ik heb daar alle begrip voor - dat
ze niet volledig bekend zijn. De verhoging van de lonen
die uiteraard apart al voorzien was, was vroeger al in de
begroting ingecalculeerd. Het is evident dat die afge-
scheiden zijn, maar die zullen uiteraard hun repercussie
hebben. Als u daar alleen al de forfaits verhoogt omdat u
er RVT's van maakt, zult u ook de aanpassing van het
personeel daarin extra moeten bijrekenen.
Die dingen doen mij waakzaam zijn, niet dat ik het de
mensen niet zou gunnen, maar het is toch belangrijk dat
te volgen. Daarom ben ik begonnen met die zaken te
citeren. Ik herinner mij dat, toen ik pas in het parlement
was, wij dat toen ook allemaal goed vonden maar ach-
teraf bleek dat men zich er toch grondig aan mispakt had.
Mevrouw De Galan bleef bij herhaling zeggen dat men
nooit had kunnen becijferen dat dit zo'n grote gevolgen
zou hebben. Men moet goed weten waarin men terecht-
komt zodat men geen rookgordijn cree¨ert en achteraf
moet zeggen dat men de zaken zo niet had gezien.
Men kan wel zeggen dat het moeilijk kan worden becij-
ferd, maar het moet toch elk jaar in de begroting worden
voorzien. In oktober moet men beginnen betalen, ook
voor 2001, en moet men toch exact kunnen weten wat
men in de begroting nodig heeft. Ik lees nu dat de
begroting voor de RVT's opnieuw is vastgelegd op
12 miljard, wat normaal is gezien de stijging die moest
ingerekend worden. Er zit nog niets in van wat hier
eigenlijk in de sociale context zou moeten worden onder-
handeld. Dat is mijn bezorgdheid.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Ik ben enigszins gerust-
gesteld. Als de stroper boswachter wordt, dan zal dat
ongetwijfeld goed berekend zijn.
Ik wens de minister te danken voor zijn antwoord maar ik
wil ook nog een vraag stellen. Ontvangt een thuis-
verpleegkundige als loon hetzelfde forfait als een zelf-
standige ?
Minister Frank Vandenbroucke : Er is daarover reeds
gesproken maar ik moet u het antwoord schuldig blijven
want ik wil niet improviseren. We zijn er niet van uitge-
gaan de forfaits voor de thuisverpleging te verhogen.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Dan moet ik bij het
RIZIV gaan.
Voor de ziekenhuizen is er een deel financiering zoals
van de ziekteverzekering. De zelfstandigen worden enkel
per prestatie betaald.
Minister Frank Vandenbroucke : De mensen die verant-
woordelijk zijn voor de georganiseerde thuisverpleging
en het akkoord mee ondertekend hebben, weten heel
goed dat we spreken over de forfaits van de rustoorden
en de RVT's.
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
minister, de heer Vandeurzen vermeldt de thuis-
verpleegkundigen. Het forfait voor georganiseerde thuis-
verpleegkundigen is bepaald, even goed als voor de
individueel presterende verpleegkundigen. Daar werden
wel sporen uitgetekend, maar ik weet niet waartoe die
geleid hebben. Er is dus wel een onderscheid tussen
georganiseerde diensten en individuele verpleegkundi-
gen.
Minister Frank Vandenbroucke : Op dit gladde ijs waag
ik mij nu niet. Ik weet dat de vertegenwoordigers van de
georganiseerde diensten dit akkoord hebben getekend
en zij weten zeer goed dat ik de verpleegkundige forfaits
niet verhoog.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Dat snap ik wel, maar ik
denk dat er dan een structurele aanpassing van de
financieringsmechanismen moet komen. Men moet apart
erkende diensten supplementair financieren. Men kan de
verpleegkundige prestatie toch moeilijk gedifferentieerd
financieren naargelang het sociaal statuut van de verst-
rekker.
Minister Frank Vandenbroucke : Over de diagnose zijn
wij het helemaal eens. U weet dat er in die sector een
serieuze spanning is tussen de zelfstandigen en de
diensten. Op dat probleem zal een degelijk politiek
antwoord moeten worden gegeven. Ik acht dit mogelijk
en heb daar ideee¨n over, maar wij moeten niet over een
nacht ijs gaan. Dit akkoord werd niet ondertekend onder
voorwaarde dat wij ergens reeds een oplossing voor de
georganiseerde diensten zouden formuleren. Dat maakt
geen deel uit van dit akkoord.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Ik vecht dat niet aan.
Het probleem is dat ofwel het forfait voor de zelfstandigen
ook omhoog gaat en dan is de vraag of dat budgettair is
voorzien, ofwel mag dat niet en gaat ook het andere
forfait niet omhoog en moet er een financiering zijn. Dit
zal een heel arsenaal van aanvragen tot erkenning tot
gevolg hebben, om te verantwoorden dat deze verpleeg-
kundige een meerkost zal betekenen ten opzichte van
een andere. Als de tijdsplanning moet worden gevolgd
zoals bepaald, betekent dit een acuut debat over de
ambitie om de financiering van de werknemers te verbe-
teren.
HA 50
COM 180
11
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Minister Frank Vandenbroucke : Dit debat wil ik slechts
op de eigen merites beoordelen.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Dat werd zo gezegd.
Toch zijn wij benieuwd hoe dit zal worden opgelost. Dat
zal dan niet enkel de zelfstandige thuisverplegers betref-
fen, maar ook andere categoriee¨n als kinesisten in
dienstverband. Dit zou vergaande gevolgen kunnen heb-
ben op de inrichting van het landschap. Als wij de eerste
lijn zullen versterken en vragen om units op te richten,
dan zal dit al een heel aantal vragen doen opduiken.
Ik heb nog een tweede vraag in verband met de open-
bare sector. Het is uw verdienste dat dit akkoord, inzake
de financiering, ook zijn pendant in de openbare sector
zal krijgen. Ik heb echter vragen bij de vertaling van het
akkoord in termen van arbeidsvoorwaarden, dat de pen-
dant van deze extra financie¨le middelen zal zijn. U kunt
geen CAO afsluiten, op het federale noch op het
Vlaamse niveau. Er is de connectie van degenen die in
ziekenhuizen en rustoorden zijn tewerkgesteld met het
lokale bestuur. Wij kregen een signaal vanuit Antwerpen.
Blijkbaar door een vergetelheid van de provincie is er een
verhoging van het barema van maatschappelijk assistent
in een ziekenhuis. Dit gaat automatisch, via de OCMW-
wet, doorwerken op het barema van gelijkgestelde gra-
den in het lokale bestuur. Dat geldt dan ook in rustoorden
voor technisch personeel enzovoort. Dat kan een hele
waterval worden die niet wordt gefinancierd door de
ziekteverzekering maar ten laste van de lokale besturen
komt. Hoe zult u dat technisch organiseren ?
De vorige discussie met betrekking tot het statuut-
Kelchtermans was natuurlijk iets gemakkelijkers. Daar
kon de federale overheid zeggen : dit Vlaamse akkoord is
ons niet tegenstelbaar. Wij moeten daarvoor geen mid-
delen geven. Nu voorziet u federaal extra middelen, maar
wilt u daartegenover een aantal arbeidsvoorwaarden die
u federaal niet kunt opleggen.
Minister Frank Vandenbroucke : Dat is niet evident,
maar is ook een kwestie van politieke en sociale wil. Wij
hebben goede gesprekken gevoerd met de Vereniging
van Belgische Steden en Gemeenten.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Was de VOV, de
koepelorganisatie van de verzorgingsinstellingen, daarbij
ook betrokken ?
Minister Frank Vandenbroucke : Bij mijn weten werden
die minstens informeel bij deze bespreking betrokken.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de minister, u
weet dat het statuut Kelchtermans voor de ziekenhuizen
een ramp is. Dat statuut is niet aangepast aan de
specifieke sectoren en bezorgt de ziekenhuizen veel
problemen.
Minister Frank Vandenbroucke : Ik zou van de heer
Kelchtermans geen slechte dingen durven zeggen.
De voorzitter : Mijnheer de minister, u hebt het in de
discussie zelf gehad over het gewaarborgd inkomen voor
bejaarden en de invoering van de inkomensgarantie.
Gisteren werd in de commissie afgesproken dat daarover
volgende week dinsdag zal worden gedebatteerd. De
indieners van de verschillende wetsvoorstellen terzake
zullen de gelegenheid krijgen hun visie te geven.
Minister Frank Vandenbroucke : Mijn inbreng in de
discussie is dat ik een toelichting zal geven over een
beleidsnota. Heel wat details worden via een koninklijk
besluit geregeld. Het zou mij interesseren een gedetail-
leerde benadering te kunnen geven om daarop vervol-
gens uw kritieken te krijgen. Een informele discussie
waarbij vooral vanuit de praktijk kan worden bekeken hoe
de dingen praktisch moeten worden uitgewerkt, lijkt mij
heel interessant.
De voorzitter : Het is uiteraard een openbare discussie.
De collega's die wetsvoorstellen hebben ingediend, zul-
len de gelegenheid krijgen hun visie te geven.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Samengevoegde mondelinge vragen van de heer Jo
Vandeurzen en mevrouw Magda De Meyer aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
de
gevolgen van het arrest van het Arbitragehof van
9 december 1998 voor de gerechtigden van arbeids-
ongevallen of beroepsziekte-uitkeringen
(nrs. 1522
en 1622)
Questions orales jointes de M. Jo Vandeurzen et
Mme Magda De Meyer au ministre des Affaires socia-
les et des Pensions sur
les conse´quences de l'arre^t
de la Cour d'arbitrage du 9 de´cembre 1998 pour les
be´ne´ficiaires d'indemnite´s d'accidents du travail ou
de maladies professionnelles
(n
os
1522 et 1622)
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, ik ontving van iemand
een kopie van de mededeling die op de deur hangt van
de diensten van Financie¨n in mijn gemeente. In deze
mededeling staat te lezen, ik citeer :
Belastbaarheid van
uitkeringen-invaliditeit betaald door het Fonds voor
Arbeidsgevallen, verzekeringsmaatschappijen of uitke-
ring voor beroepsziekten. Onze diensten kunnen geen
rechtzetting doen met betrekking tot deze belaste ver-
goedingen. Het is dus onnodig u hiervoor te melden.
Indien u meent recht te hebben op een teruggave van
deze belasting kan dit alleen bekomen worden door
middel van een getuigschrift.
12
HA 50
COM 180
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jo Vandeurzen
Ik heb de minister van Financie¨n hierover ondervraagd.
Ik heb uit zijn antwoord begrepen dat er een attest
bestaat waaruit blijkt dat die vergoedingen geen vervan-
ging zijn van het inkomen en dus niet kunnen worden
belast in cumul met het inkomen uit arbeid.
Op 1 januari 2000 heeft het ministerie van Financie¨n in
het Belgisch Staatsblad laten opnemen dat zij dit arrest
zullen accepteren. Bovendien werd de pers verzocht dit
bericht over te nemen. Er zijn heel veel mensen die
hiervan niet op de hoogte waren. Mevrouw De Meyer
heeft de minister van Financie¨n ook gevraagd wat zijn
houding terzake was.
Worden er maatregelen genomen om dit arrest te laten
toepassen ? Worden de betrokken ervan verwittigd dat er
een andere fiscale behandeling komt van hun uitkering ?
Zijn er afspraken gemaakt met het ministerie van Finan-
cie¨n in verband met de regularisatie ? Blijkbaar gaat het
hier om een maatregel met terugwerkende kracht maar
hiervoor moet dan wel een bezwaarschrift worden inge-
diend. Als men daarvan niemand op de hoogte brengt, is
dit toch niet zo eenvoudig voor de betrokken.
Bij de begrotingscontrole heb ik gemerkt dat de minister
rekening heeft gehouden met een belangrijke som geld
om dit arrest uit te voeren. Ik vraag echter naar de
fondsen voor zijn missie. Worden er initiatieven genomen
om de uitkeringsgerechtigden hierop attent te maken en
bij te staan, eventueel rechtstreeks in overleg met het
ministerie van Financie¨n ?
Mevrouw Magda De Meyer (SP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, mijn vraag gaat over hetzelfde
onderwerp. Het blijft inderdaad beangstigend stil sinds de
vraag werd gesteld aan minister Reynders. Op 21 maart
2000 heeft hij gezegd dat er een oplossing komt. Hij zei
dat hij het binnen enkele weken naar voren zou brengen
op de Ministerraad en dat er een regeling ging komen,
zowel voor het indienen van de bezwaarschriften als voor
de toekomst. Intussen zijn we weer een aantal weken
verder en is er nog geen concreet nieuws voor de
gedupeerden. De locale belastingkantoren zenden ver-
schillende berichten uit. Men reageert anders op verschil-
lende plaatsen, de verwarring is compleet.
Naar verluidt gaat de regering wel akkoord om het arrest
te volgen en de renten die geen inkomensrisico dekken
vrij te stellen. Nu gaat het echter om de modaliteiten. Hoe
gaat men het concreet realiseren ? Hoeveel jaar gaat
men terug ? Hoe gaat men te werk ? Hoe gaat het fonds
de mensen informeren ? Hoe gaat de fiscus de mensen
informeren ? Hoe gaat men het heropenen van de
bezwaartermijnen meedelen ? Hiervoor ben ik hier wel
niet bij de juiste minister, daar ben ik mij van bewust.
Nochtans houdt het allemaal een beetje verband met
elkaar. Het is volgens mij ook een sociale zaak. Het gaat
toch om mensen die al heel wat hebben meegemaakt.
Wanneer op een bepaald ogenblik - indien noodzakelijk,
volgens minister Reynders - de bezwaartermijnen op-
nieuw geopend worden, vrees ik dat er heel wat mensen
uit de boot zullen vallen. Wie niet gei¨nformeerd is, wie
niet door vakbond of mutualiteit kan worden bereikt, zal
niet op de hoogte zijn. Het zullen weer de sukkelaars zijn
die uit de boot zullen vallen. Ik begrijp niet waarom we in
onze geavanceerde informatiemaatschappij er niet in
slagen om mensen, die het slachtoffer waren van een
foute interpretatie van de federale administratie, automa-
tisch te restitueren, zonder dat zij zelf opnieuw de nodige
stappen moeten ondernemen. Dat vind ik hallucinant. De
benadeelden moeten zelf opnieuw stappen ondernemen
om te verkrijgen wat hun toekomt en wat de Staat hen
heeft afgenomen. Het is misschien simplistisch en rudi-
mentair voorgesteld, maar daar komt het op neer. Ik pleit
voor een automatische restitutie opdat niemand uit de
boot zou vallen. Kan onze minister van Sociale Zaken
daar ook zijn steentje toe bijdragen ?
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer de voorzitter,
collega's, het uitgangspunt is bekend. Het Arbitragehof
stelde in zijn arrest van 9 december 1998 een discrimi-
natie vast. Vergoedingen die worden uitgekeerd in het
kader van de arbeidsongevallen- of beroepsziekten-
wetgeving, zonder dat er zich voor de gerechtigde een
verlies aan beroepsinkomsten voordoet, moeten aan
belastingen worden onderworpen, terwijl vergoedingen
toegekend op grond van een polis van gemeen recht niet
aan belastingen worden onderworpen.
Ik deel u mee dat tijdens de besprekingen tussen de
vertegenwoordigers van het ministerie van Financie¨n, de
arbeidsongevallenverzekeraars, het Fonds voor Arbeids-
ongevallen en het Fonds voor Beroepsziekten werd
overeengekomen dat op de fiscale fiches, die zullen
worden verstuurd voor de inkomsten van het jaar 1999,
de belastingplichtigen via een speciale mededeling uitleg
zullen krijgen hoe ze hun belastingaangifte correct moe-
ten invullen. Indien ze voldoen aan de voorwaarden die
het Arbitragehof in zijn arrest van 9 december 1998 heeft
bepaald, zullen ze op die manier de bedrijfsvoorheffing,
die ten onrechte zou zijn afgehouden, kunnen terugvor-
deren. Ik wil erop wijzen dat de Ministerraad van
31 maart 2000 zich bij dit arrest van het Arbitragehof
heeft aangesloten. De Ministerraad heeft tevens beslist
dat de termijn om bezwaarschriften in te dienen zal
worden heropend. Bovendien zal op forfaitaire basis, tot
bewijs van het tegendeel, worden bepaald welke vergoe-
dingen,
uitgekeerd
in
het
kader
van
de
arbeidsongevallen- en beroepsziektenwetgeving, belast-
baar of niet belastbaar zullen zijn.
We gaan dus een eenvoudige forfaitaire techniek gebrui-
ken waarbij men bepaalt hoeveel procent belastbaar is.
Ik heb op 11 april de kabinetschef van de minister van
Financie¨n uitgenodigd om een werkgroep samen te
HA 50
COM 180
13
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frank Vandenbroucke
stellen. Deze zal worden samengeroepen zodra de ont-
werpen van amendementen aangaande de vereenvou-
diging van de procedure en de heropening van de
bezwaartermijn klaar zullen zijn. Ik hoop dat hieruit mag
blijken dat ik uw bezorgdheid terzake deel. Er moet
inderdaad spoedig eenvoud en duidelijkheid komen.
De heer Jo Vandeurzen (cvp) : Heb ik goed begrepen
dat er een ander belastingtarief komt op de uitkeringen in
de vorm van een forfaitair systeem ?
Minister Frank Vandenbroucke : Men moet, in de logica
van het Arbitragehof, een onderscheid maken tussen de
vergoeding voor schade, los van verlies van beroeps-
inkomsten, en het vervangingsinkomen. Hoe maakt men
nu op een eenvoudige manier dit onderscheid ? Men zou
dit op een forfaitaire basis kunnen doen door procentueel
vast te stellen wat als schade en wat als vervangingsin-
komen wordt beschouwd. Dat is een mogelijkheid die het
voor de mensen eenvoudig maakt. Men moet dan ook de
bezwaartermijnen heropenen en men moet de mensen
inlichten hoe ze op een eenvoudige manier bezwaar
kunnen indienen. Zo kunnen zij bijvoorbeeld ontdekken
dat zij onnodige bedrijfsvoorheffing betalen. Ik ben de
minister van Financie¨n niet. Ik kan dus niets zeggen over
de aspecten ten gronde. Het is mijn bedoeling om, vanuit
mijn bevoegdheid voor arbeidsongevallen en beroeps-
ziekten, voor een praktische procedure te zorgen.
Daarom heb ik aan de minister van Financie¨n, via zijn
kabinetschef, gevraagd om deze eenvoudige en prakti-
sche procedure zo snel mogelijk op punt te stellen.
Mevrouw Magda De Meyer (SP) : Ik hoop dat het zo
eenvoudig en zo praktisch is als u zegt, mijnheer de
minister. De inspanningen die door de betrokkene moe-
ten worden geleverd, moet zo minimaal mogelijk zijn. Dat
lijkt mij de kern van de zaak te zijn. Hoeveel jaar gaat
men terug ? Men zegt dat het normaal is dat men bij de
belastingen drie jaar teruggaat. Kunt u daar iets over
zeggen ?
Minister Frank Vandenbroucke : Nee.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Kathleen van der
Hooft aan de minister van Sociale Zaken en Pensioe-
nen over
de behandeling van depressies (nr. 1527)
Question orale de Mme Kathleen van der Hooft au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
le
traitement des de´pressions
Mevrouw Kathleen van der Hooft (VLD) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, ik las recent in een
publicatie van de farmaceutische kengetallen van de
farmaceutische verstrekkingen in de ambulante praktijk
dat heel wat anti-depressiva van het type serotonine-
heropnameremmers voorgeschreven worden. Dit bete-
kent
een
belangrijk
deel
van
de
kosten
voor
geneesmiddelengebruik. Wetenschapslui zeggen dat het
aantal depressies in onze Westerse maatschappij nog
zal toenemen. Dan denk ik dat de tijd rijp is om ons te
bezinnen over de geestelijke gezondsheidszorg in onze
maatschappij in de nabije toekomst. De terugbetaling van
anti-depressiva is nodig bij de behandeling van depres-
sies, maar mijn inziens volstaat dit niet. Psychologische
ondersteuning is hier dan ook aangewezen. Er is vast-
gesteld dat de sessies bij psychologen, die werkzaam
zijn in centra voor geestelijke gezondheidszorg, gratis
zijn. De sessies bij zelfstandige psychologen zijn volledig
ten laste van de patie¨nt. Ik zal de centra voor geestelijke
gezondheidszorg zeker niet bekritiseren. Zij zijn echter
niet in alle steden te vinden, zij zijn ook niet altijd open en
hebben een beperkt aantal psychologen in dienst. Zij
kunnen dus niet aan alle vragen voldoen.
Mijnheer de minister, gezien het feit dat de geestelijke
gezondheidszorg in de nabije toekomst in belangrijke
mate zal toenemen in het totaalbeeld van de gezond-
heidszorg, dringt zich de noodzaak om zowel preventief
als curatief meer beroep te doen op de geestelijke
gezondheidszorg. Hoe denkt u dit in de nabije toekomst
te organiseren ? Blijft u vasthouden aan geestelijke ge-
zondheidszorg verstrekt in centra voor geestelijke ge-
zondheidszorg of ziet u plaats voor geestelijke gezond-
heidszorg verstrekt door individuele psychologen ?
Acht u de terugbetaling van sessies bij individuele psy-
chologen ten laste van de ziekteverzekering mogelijk
voor zover voldaan wordt aan een aantal voorwaarden
met betrekking tot de geleverde kwaliteit van de zorg ?
Dit kan weliswaar beperkt zijn in duur of in tijd of in de
aard van de gezondheidszorg.
De voorzitter : In uw fractie, mevrouw van der Hooft,
werd weliswaar reeds preventief opgetreden door de
heer Valkeniers.
Minister Frank Vandenbroucke : Ik neem aan, mijnheer
de voorzitter, dat het hier gaat om de allerindividueelste
expressie van uw allerindividueelste emoties.
Alle gekheid op een stokje, zoals u weet zijn momenteel
op diverse niveaus besprekingen aan de gang omtrent
zorgvernieuwing en zorgcircuits in het kader van de
geestelijke gezondheidszorg.
Op vraag van mijn collega voor Volksgezondheid en van
mijzelf, werkt de permanente werkgroep voor de psychia-
trie van de Nationale raad voor ziekenhuisvoorzieningen
aan een advies. Daarbij zal bijvoorbeeld de afstemming
van het intramuraal en het extramuraal circuit in de
14
HA 50
COM 180
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frank Vandenbroucke
geestelijke gezondheidszorg aan bod komen, evenals de
toewijzing van de middelen die vrijkwamen uit de recon-
versie in de psychiatrie en de geestelijke gezondheids-
zorg. In dat verband verwijs ik naar het ministerieel
besluit van 22 juni 1999.
Bovendien loopt momenteel een onderzoek, gefinancierd
door mijn departement, naar zorgcircuits in de geestelijke
gezondheidszorg.
In het kader van de behandeling van psychische proble-
men en dus ook van depressies, lijkt het mij in de huidige
situatie aangewezen dat de patie¨nt wordt opgevangen
door een structuur zoals de centra voor geestelijke
gezondheidszorg, waar een multidisciplinaire benadering
geldt. De resultaten van dit onderzoek inzake de zorg-
circuits moeten uitwijzen in hoeverre het wenselijk en
haalbaar is op dat vlak wijzigingen aan te brengen.
Ik merk op dat de centra voor geestelijke gezondheids-
zorg niet door de federale ziekteverzekering worden
gefinancierd, maar wel door de gemeenschappen. Een
eventuele terugbetaling van sessies door individuele
psychologen is slechts mogelijk mits een belangrijke
wijziging van de wet op de verplichte verzekering voor
geneeskundige verzorging en uitkeringen, van 14 juni
1994. Daarbij zouden de psychologen als zorgverstrek-
kers moeten worden aangeduid. Gelet op de financie¨le
situatie van de ziekteverzekering lijkt dit mij momenteel
geen prioritaire doelstelling te zijn.
Ik begrijp evenwel dat de vraag terzake werd gesteld.
Psychiatrie is een boeiend onderwerp dat, in het kader
van de ziekteverzekering, veel aandacht verdient en
waarover nog heel wat te zeggen valt. Toch meen ik dat
het momenteel een verkeerde beslissing zou zijn psycho-
logen als zorgverstrekkers aan te duiden en de terugbe-
taling op dat vlak te laten geschieden volgens de klas-
sieke procedures in de ziekteverzekering. Dat is een
beslissing die ik nu zeker niet zou nemen.
Mevrouw Kathleen van der Hooft (VLD) : Mijnheer de
minister, hopelijk zal de terugbetaling van psychiatrische
verzorging in de nabije toekomst wel een prioritair punt
worden. Men mag immers niet vergeten dat alle proble-
men verbonden aan stress, bijvoorbeeld op het werk, ook
een weerslag hebben op de sociale zekerheid.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt aan
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
de RIZIV-tegemoetkoming in de terugbetaling van
geneesmiddelen voor gehospitaliseerde rechtheb-
benden
(nr. 1539)
Question orale de Mme Greta D'Hondt au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur
l'interven-
tion de l'INAMI dans le remboursement de me´dica-
ments prescrits a` des ayants-droits hospitalise´s
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, mijn vraag ligt in het verlengde van
de vragen die de heer Vandeurzen in de loop van vorige
maand stelde in de commissie voor de Volksgezondheid.
Artikel 2 van het koninklijk besluit van 1 maart 2000
wijzigt artikel 15 van het koninklijk besluit van september
1980 wat de verzekeringstussenkomst betreft voor aan-
genomen farmaceutische specialiteiten die worden toe-
gediend aan gehospitaliseerde patie¨nten en die worden
berekend op basis van de werkelijke aanschafwaarde
per farmaceutische eenheid.
Als antwoord op deze vraag werd verwezen naar de
diensten van het ministerie van Volksgezondheid, onder
wiens bevoegdheid de controle van de ziekenhuis-
boekhouding ressorteert.
De minister van Volksgezondheid, tot wie de vraag werd
gericht, zei dat de uitvoering van het koninklijk besluit van
1 maart 2000 eigenlijk behoorde tot uw bevoegdheid,
mijnheer de minister. Vandaar dat wij ons met deze
vragen thans tot u richten.
De vragen zijn zeer technisch en zij werden u reeds
gedetailleerd overgezonden. Daarom zal ik ze niet
herhalen.
Zij
betreffen
voornamelijk
de
concrete
toepassingsmodaliteiten
van
het
koninklijk
besluit,
waarop de heer Vandeurzen reeds wees, en de wijze
waarop de verrekening en de inschrijving zal gebeuren in
de boekhouding van de ziekenhuizen. Tevens handelen
de vragen over de correcte facturatie van de prijzen aan
de gehospitaliseerde patie¨nt.
Wij wensen ook te weten hoe de controle gebeurt. Als het
ziekenhuis gerechtigd is om aan de patie¨nt de officie¨le
prijs van het geneesmiddel aan te rekenen, zelfs als hij
niet overeenkomt met de werkelijke aanschafwaarde,
zoals aanvaard voor de terugbetaling van het RIZIV,
betekent dat dan dat het remgeld voor de patie¨nt groter
wordt ? Indien dat niet het geval is - het zou mij verwon-
deren mocht u daar vanuit uw opvattingen over de
kostprijs voor de patie¨nt affirmatief op antwoorden - op
welke bepaling kunnen wij dan steunen ?
Tot slot, mijnheer de minister, de maatregel had in
werking moeten treden op 1 april. Uw afgevaardigde in
de Technische Raad voor Farmaceutische Specialiteiten
zou evenwel hebben meegedeeld dat de inwerkingtre-
ding van de maatregel werd verschoven van 1 april naar
HA 50
COM 180
15
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Greta D'Hondt
1 september 2000 omdat u zelf nog aan alternatieven
zou werken. Is deze informatie correct ? Aan welke
alternatieven denkt u ? Ik veronderstel dat zij zowel voor
de patie¨nt, voor het ziekenhuis als voor het RIZIV beter
zouden zijn.
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer de voorzitter,
mevrouw D'Hondt, het is juist dat ik de inwerkingtreding
van die maatregel wat heb verschoven in de tijd. Overi-
gens is de heer Vandeurzen daarin een van mijn inspi-
rators geweest, want hij heeft hier een aantal moeilijkhe-
den opgesomd. Ik had hem gezegd dat ik daarover zou
nadenken. Het verschuiven in de tijd is deels een oplos-
sing. Ik had een brief voor de heer Vandeurzen opgesteld
waarin het antwoord op alle vragen was opgenomen,
maar dan heb ik beslist dat we meer tijd moesten nemen.
Om die reden is de brief even blijven liggen, maar ik zal
het antwoord nu geven. U kunt het dan doorgeven aan de
heer Vandeurzen.
De procedure inzake de naleving van de bepalingen van
artikel 4 van het koninklijk besluit van 1 maart 2000 zal ik
uitwerken in gezamenlijk overleg met mijn collega van
Volksgezondheid.
Op uw vraag A is het antwoord dat het ziekenhuis zich
intern dusdanig moet organiseren dat het in staat is om
de werkelijke aanschafwaarde per individu aan te reke-
nen. In een nieuw ontwerp van koninklijk besluit, dat op
dit moment bij de Raad van State ligt, gaat de maatregel
slechts in op 1 september 2000, zodat de ziekenhuizen
de nodige voorbereidingstijd hebben.
Wat vraag B betreft, onder de werkelijke aanschafwaarde
dient men de op de factuur vermelde waarde te verstaan.
Inzake vraag C kan ik zeggen dat het persoonlijk aandeel
van 25 frank per dag hospitalisatie ongewijzigd blijft. Dat
geldt eveneens voor de persoonlijke bijdrage voor de
aflevering aan niet ter verpleging opgenomen patie¨nten
aangezien dat niet worden uitgedrukt in procenten. Er is
dus geen probleem voor de patie¨nten.
Op uw vraag D heb ik eigenlijk al geantwoord. Voor de
bewijsstukken heb ik verwezen naar de factuur en naar
het feit dat de inwerkingtreding is uitgesteld tot 1 septem-
ber 2000.
Op uw vraag E is het antwoord dat de verrekening van
onterecht aangerekende bedragen zal gebeuren volgens
de thans bestaande regeling inzake regularisaties in het
kader van de verplichte ziekteverzekering.
Wat vraag F betreft, kan ik u meedelen dat de tekst van
het koninklijk besluit inderdaad de bedoeling heeft dat de
werkelijke aanschafwaarde van het geneesmiddel wordt
aangerekend. Dat heeft tot gevolg dat, zolang de prijs
onder het maximumbedrag blijft, er geen vaste prijs per
geneesmiddel is.
Ik denk dat ik daarmee ook uw vraag G beantwoord heb.
Ik zal u mijn nota geven.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de minister,
rekening houdend met de bemerkingen van collega
Vandeurzen en aangezien de toepassingsdatum ver-
schuift, zullen we in de volgende weken allicht van u nog
vernemen welke alternatieve maatregelen uitgewerkt zul-
len worden. Wij zullen daarop wachten, en indien nodig
zullen wij er vragen over stellen.
Vanuit onze algemene bezorgdheid om het goed beheer
in de ziekenhuizen heb ik wel nog enkele problemen met
uw antwoord op vraag A. Volgens de informatie die ik heb
is het geen evidentie dat het op die manier kan gebeuren.
Wij zullen evenwel uw initiatieven in die zaak afwachten.
Ik wil u vragen dat de ziekenhuizen tijdig verwittigd
worden over deze maatregel - 1 april is niet meer
mogelijk, maar misschien kan het op een latere datum -,
zodat zij zich de nodige schikkingen kunnen treffen.
Indien de maatregel was ingegaan op 1 april, hadden de
ziekenhuizen vandaag nog geen idee van wat hen te
doen stond. Zij hebben nog geen richtlijnen voor de
concrete toepassing. De zaak is nu uitgesteld, maar de
vraag is nog steeds dezelfde : ze moeten tijdig verwittigd
worden om zich naar de maatregel te kunnen schikken.
Voor de rest wacht ik uw verdere ideee¨n af vooraleer ik
verder vragen stel. Dank u, mijnheer de minister.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de Mme Pierrette Cahay-Andre´ au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
la
pension de survie du conjoint d'un pensionne´ dis-
paru
Mondelinge vraag van mevrouw Pierrette Cahay-
Andre´ aan de minister van Sociale Zaken en Pensioe-
nen over
het overlevingspensioen van de echtge-
noot van een vermiste gepensioneerde
(nr. 1542)
Mme Pierrette Cahay-Andre´ (PRL FDF MCC) : Mon-
sieur le pre´sident, monsieur le ministre, dans le cadre de
la disparition du titulaire d'une pension de travailleur
salarie´, l'article 16 de l'arre^te´ royal n°50 du 24 octobre
1967 pre´voit que la pension de survie prend cours au
plus to^t le premier jour du mois qui suit la demande. La
de´claration d'absence, conforme´ment aux dispositions
du Code civil, vaut preuve de de´ce`s. Le conjoint est alors
pre´sume´ de´ce´de´ a` la date a` laquelle la de´cision judiciaire
de de´claration d'absence est coule´e en force de chose
juge´e.
16
HA 50
COM 180
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pierrette Cahay-Andre´
Sur la base des article 115 et 119 du Code civil, le
jugement pre´cite´ ne peut intervenir que cinq ans apre`s la
disparition.
Pendant cette pe´riode, le conjoint restant ne recevait de
l'ONP que la moitie´ de la pension de retraite au taux
me´nage.
Cette situation financie`re nettement plus de´favorable au
be´ne´ficiaire que la pension de survie peut s'ave´rer tre`s
ale´atoire, notamment en cas de pension unique de
me´nage.
Or, en tout e´tat de cause, le statut social du couple
concerne´ a ouvert le droit soit a` une pension de me´nage,
soit a` une pension de survie. Il appert que, nonobstant
des droits acquis, la rigueur du Code civil cre´e une
situation logiquement et socialement inacceptable. Ainsi,
pendant cette pe´riode civile artificielle, l'ONP retient une
partie des sommes normalement attribuables. Encore
que ce type de cas doit e^tre rare, l'incidence budge´taire
pour l'ONP est nulle, de`s lors que cette pension de survie
est normalement due.
Monsieur le ministre, ne pourriez-vous prendre en consi-
de´ration cet avatar social ? Une solution pourrait peut-
e^tre e^tre trouve´e en modifiant l'article 16, §1er pre´cite´.
On cre´erait un droit provisoire qui ne serait plus stricte-
ment lie´ aux impe´ratifs du Code civil, utilisant a` ces effets
les moyens le´gaux pre´vus au §2 du me^me article.
Le cas qui m'a inspire´, monsieur le ministre, est celui
d'une disparition d'un monsieur de plus de 80 ans,
survenue en 1996. A cette e´poque, la veuve e´tait a^ge´e de
82 ans. Depuis, elle perc¸oit la moitie´ de la pension de
retraite, situation qui me semble tout a` fait anormale.
Peut-e^tre pourriez-vous envisager de prendre un arre^te´
modifiant les arre^te´s pre´cite´s ou d'e´laborer un projet de
loi ? Je ne sais pas combien de cas similaires existent en
Belgique. Pour ma part, je n'en connais qu'un mais il
me´rite cependant d'e^tre re´solu.
M. Frank Vandenbroucke, ministre : Monsieur le pre´si-
dent, chers colle`gues, comme l'a rappele´ Mme Cahay, la
loi du 1er janvier 1999 portant des dispositions sociales a
comple´te´ l'article 16, §1er, deuxie`me aline´a de l'arre^te´
royal n°50 du 24 octobre 1967, en vertu duquel :
Le
conjoint absent est pre´sume´ de´ce´de´ a` la date a` laquelle
la de´cision judiciaire de de´claration d'absence est coule´e
en force de chose juge´e.
Ce faisant, le le´gislateur a donc cre´e´ une fiction juridique
qui de´roge explicitement aux re`gles en matie`re d'ab-
sence reprises dans le Code civil. C'est gra^ce a` cette
fiction, qui assimile un jugement de de´claration d'ab-
sence a` un acte de de´ce`s, que le conjoint de l'absent se
voit ouvrir des droits a` la pension de survie.
La formulation adopte´e ne laisse planer aucun doute sur
l'intention du le´gislateur de ne conside´rer la personne
disparue comme e´tant de´ce´de´e qu'a` partir de la date de
la de´cision judiciaire, conforme´ment aux articles 115 et
199 du Code civil, au plus to^t cinq ans apre`s la dispari-
tion.
Ce de´lai me parai^t limiter dans une mesure raisonnable
les risques de de´cisions judiciaires pre´mature´es pouvant
avoir des incidences juridiques multiples.
Entre le moment de la disparition et la date pre´sume´e du
de´ce`s, la personne ne peut donc e^tre conside´re´e comme
de´ce´de´e et les conjoints sont conside´re´s comme se´pa-
re´s.
Il en re´sulte que durant cette pe´riode, une pension de
survie ne peut en aucun cas e^tre attribue´e. Seule une
part de la pension du conjoint disparu peut e^tre octroye´e
a` l'autre conjoint, en application de l'article 74 de l'arre^te´
royal du 21 de´cembre 1967. La me^me re`gle vaut pour le
secteur des travailleurs inde´pendants.
La part du conjoint se´pare´ en cas d'octroi initial de la
pension au taux me´nage est e´gale a` la moitie´ de son
montant, comme vous l'avez dit.
C'est donc en conformite´ avec les dispositions re´glemen-
taires et en ayant tenu compte, dans toute la mesure du
possible, de l'aspect social du proble`me que l'ONP
attribue cette part de conjoint se´pare´ a` l'autre conjoint.
C'est la re´ponse qui me semble logique mais quand je
re´fle´chis au cas que vous avez cite´, je me demande -
c'est peut-e^tre a` discuter la semaine prochaine - si dans
un tel cas, un syste`me re´nove´ de revenu garanti aux
personnes a^ge´es ne pourrait pas e^tre une solution.
Actuellement, le syste`me de revenu garanti n'apporte
pas de solution non plus parce que ce n'est qu'apre`s dix
ans de se´paration que l'on conside`re une personne
comme vraiment isole´e et non se´pare´e et que le syste`me
de revenu garanti peut fonctionner.
Dans le contexte de la nouvelle me´thodologie que je
veux instaurer, je me demande si le nouveau syste`me
que j'ai appele´
garantie de ressources pour les person-
nes a^ge´es
n'est pas la solution, par exemple pour le cas
que vous avez e´voque´. Dans ce cas pre´cis, avec le
syste`me que je propose, si la personne en question avait
demande´ un revenu garanti ou la garantie de ressources
que je compte proposer, elle aurait probablement rec¸u
cette aide imme´diatement.
Peut-e^tre devrions-nous revenir sur cette question la
semaine prochaine, pour voir si concre`tement, dans ce
cas-la`, le syste`me de garantie de ressources que je
propose pourrait e^tre une solution, peut-e^tre mieux
adapte´e qu'un changement un peu risque´ dans le
contexte du syste`me de pension propre.
HA 50
COM 180
17
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mme Pierrette Cahay-Andre´ (PRL FDF MCC) : Mon-
sieur le ministre, je vous remercie pour votre re´ponse qui
confirme un pre´ce´dent courrier que je vous avais de´ja`
envoye´. Vous ouvrez une porte en parlant du revenu
garanti.
Je sais que le Code civil est la` mais, dans l'absolu, la
personne est disparue. Sauf si vous craignez qu'elle ait
disparu pour aller cre´er un autre me´nage ailleurs, je ne
vois pas pourquoi l'ONP retient une partie - c'est la loi,
vous l'avez bien pre´cise´ - puisque de toute manie`re, si ce
monsieur est tombe´ dans la Meuse, il est de´ce´de´ mais on
n'en a pas la preuve. Si on l'avait repe^che´, a` l'un ou
l'autre barrage, la veuve aurait eu sa pension de survie
pratiquement tout de suite. Il a disparu. Ou` est-il ?
Personne ne le sait. On ne retrouve parfois pas les corps
dans les eaux profondes.
Ce monsieur est tre`s a^ge´. Il a sans doute un peu perdu la
te^te et, pendant ce temps-la`, la dame vit depuis quatre
ans avec la moitie´ de la pension. C'est quand me^me tre`s
peu alors qu'il y a un droit acquis, un droit prome´rite´ a` la
pension par la carrie`re du monsieur qui est sans doute un
ancien mineur parce qu'il est Italien d'origine. Il y a donc
une pension de me´nage qui doit e^tre attribue´e et, pour
l'instant, l'ONP est en train de faire un be´ne´fice sur la
disparition du citoyen. En quelque sorte, l'ONP a inte´re^t a`
voir disparai^tre le plus de citoyens possibles. Excusez-
moi d'e^tre un peu cynique.
Je comprends la porte que vous ouvrez mais, fondamen-
talement, cela ne me satisfait pas.
M. Frank Vandenbroucke, ministre : Je vous propose
d'y re´fle´chir la semaine prochaine. Le proble`me, c'est
que si on de´cide de cre´er la fiction d'un de´ce`s apre`s deux
ans, me^me pendant cette pe´riode, il y a probablement
de´ja` un proble`me se´rieux pour cette dame.
Je propose un syste`me re´siduaire qui intervienne imme´-
diatement en cas de besoin. Le syste`me re´siduaire
actuel n'est pas tre`s ope´rationnel a` cet e´gard.
La garantie de ressources que je propose pourrait inter-
venir imme´diatement dans ce cas.
Je vous propose de reprendre ce cas tre`s concret la
semaine prochaine pour voir si ce n'est pas la meilleure
solution.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Samengevoegde mondelinge vragen van de heer
Koen Bultinck en mevrouw Kathleen van der Hooft
aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over
het sociaal statuut van de onthaalmoeders
(nrs. 1553 en 1618)
Questions orales jointes de M. Koen Bultinck et Mme
Kathleen van der Hooft au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur
le statut social des
me`res d'accueil
(n
os
1553 et 1618)
De heer Koen Bultinck (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, als ik goed ben
ingelicht is de Vlaamse belangengroep van onthaal-
moeders op 12 april 2000 bij u komen aankloppen om
aan te dringen op de invoering van een sociaal statuut
voor onthaalmoeders.
Uit persberichten konden wij afleiden dat u daar als
minister positief tegenover stond. Sta mij toe de eerste te
zijn om te zeggen dat ook het Vlaams Blok voorstander is
van een kwalitatief hoogstaande en betaalbare kinderop-
vang. Daarover bestaat volgens mij over alle partij-
grenzen heen een consensus. Dat neemt niet weg dat bij
ons toch een aantal vragen met betrekking tot het sociaal
statuut van de onthaalmoeders onbeantwoord bleven.
Als u inderdaad van plan bent om een dergelijk sociaal
statuut voor onthaalmoeders uit te werken, mijnheer de
minister, impliceert dit dan ook dat de betrokkenen recht
zullen krijgen op een minimumloon, op werkloosheids-
vergoeding,
op
pensioenen,
op
ziekte-
en
arbeidsongevallenuitkeringen ? Als u aan iets dergelijks
denkt, binnen welk tijdskader ziet u de mogelijkheid om
dit te verwezenlijken ?
Als we het hebben over de eventuele invoering van een
dergelijk sociaal statuut, moeten wij ook de vraag stellen
of u als minister ook denkt aan het gelijkschakelen van de
diverse statuten waarin onthaalgezinnen werken. We
hebben onder andere de onthaalmoeders die aangeslo-
ten zijn bij een bepaalde dienst en we hebben zelfstan-
dige onthaalmoeders. Hierbij moeten we zeker de op-
merking maken dat dit uitsluitend bevoegdheid van de
gemeenschappen is. Moeten bijvoorbeeld de werkge-
versbijdragen, zoals uit de berichtgeving bleek, betaald
worden door de gemeenschappen ? Het is een belang-
rijke vraag of u de factuur naar de gemeenschappen
doorschuift voor deze federale maatregel.
Mijnheer de minister, was er ook overleg met uw collega
van Financie¨n wat het behoud van de belastingvrijstelling
betreft voor de inkomsten die de mensen nu ontvangen
uit kinderopvang ? Was er overleg met de gemeenschap-
pen ? U zal evengoed als ik beseffen dat wij voor een
dergelijk statuut op het scherp van het mes zitten tussen
gemeenschapsbevoegdheid en federale bevoegdheid.
Als u mij toestaat, mijnheer de minister, wil ik ook even de
recente discussie met betrekking tot het Fonds voor
Collectieve Uitrustingen en Diensten even betrekken bij
de vraagstelling. Recent is een advies verschenen van
de Raad van State dat nogal vernietigend was met
betrekking tot de problematiek van federale subsidies
18
HA 50
COM 180
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Koen Bultinck
voor kinderopvang. Op jaarbasis komt grosso modo 1,5
miljard frank binnen in dat fonds. Men heeft vanuit de
sector van de onthaalmoeders een mogelijkheid geop-
perd dit geldpotje te gebruiken om de financiering van
een sociaal statuut te betalen. Denkt u als minister ook
aan een dergelijk spoor, of komt dit niet in aanmerking ?
Vermits we vanuit het Vlaams Blok steeds een pleidooi
houden voor absolute keuzevrijheid, vinden we dat
ouders de keuze moeten hebben om, ofwel thuis te
blijven voor de kinderen, ofwel de kinderen in handen te
geven van een kwalitatief hoogstaande kinderopvang.
Overweegt u om een gelijkaardig initiatief te nemen voor
mensen die er als thuiswerkende ouder voor kiezen om
zelf hun kinderen op te voeden ?
Mevrouw Kathleen van der Hooft (VLD) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, blijkbaar zat u tijdens het
paasreces niet stil en mochten wij heel wat van uw
initiatieven in de pers vernemen, onder andere de creatie
van een sociaal statuut voor de onthaalmoeders. Gezien
ik ook bekommerd ben om een kwalitatieve opvang van
de kinderen, kunnen wij dit initiatief enerzijds enkel
toejuichen, maar anderzijds getuigt dit van weinig colle-
gialiteit ten aanzien van uw collega's ministers van zowel
de federale regering als de gemeenschapsregeringen.
Deze factuur moet immers betaald worden door de
gemeenschappen.
Bovendien bestaat nog grote onduidelijkheid over het
fiscaal statuut van de inkomsten van deze onthaal-
gezinnen. Ondanks de plotse interesse die de minister
onverwacht toonde, is hij in al zijn goedheid allicht
vergeten iets te doen voor de zelfstandige onthaal-
moeders, zoals reeds gezegd. Deze mensen betalen als
zelfstandige wel sociale bijdragen en belastingen.
Ik heb nog een aantal vragen aan de minister waarvan ik
de antwoorden niet in de pers kon lezen.
Mijnheer de minister, hebt u omtrent dit dossier
voorafgaandelijk contact opgenomen met uw collega's
ministers van de gemeenschappen, bevoegd voor kin-
deropvang, en met uw federale collega bevoegd voor
fiscaliteit ?
Uit enque^tes is gebleken dat heel wat onthaalmoeders,
aangesloten bij een dienst, vasthouden aan de onkos-
tenvergoeding omdat deze geen rechten maar ook geen
plichten met zich brengt. Bij een volwaardig statuut horen
immers ook eisen met betrekking tot opleiding en vor-
ming. Heel wat onthaalgezinnen zouden nooit aan die
voorwaarden voldoen, hoewel het daarom geen slechte
onthaalgezinnen zijn. Houdt de minister geen rekening
met de wensen van heel wat onthaalgezinnen ?
Voert de minister ook geen beleid dat indruist tegen het
beleid dat de gemeenschapsregering probeert te voeren
om zoveel mogelijk mensen in de sector te houden ? Het
komt er niet alleen op aan om kwalitatief hoogstaande
opvang te hebben, maar ook zoveel mogelijk opvang. Nu
blijkt dat heel wat uithuiswerkende ouders problemen
hebben om opvang te vinden omdat er onvoldoende
plaatsen zijn voor hun kinderen.
De Vlaamse regering heeft in haar beleidsplan voor
kinderopvang beslist om een werkgroep op te richten die
zich over deze problematiek zal buigen. Is het niet billijker
om te wachten op de bevindingen van deze werkgroep ?
Op Vlaams niveau wil men de statuten van zelfstandig
werkende onthaalgezinnen en deze die zijn aangesloten
bij een dienst naar elkaar laten toegroeien. Ofschoon wij
na het paasreces bij de socialistische partij plots enige
bezorgdheid om het lot van de zelfstandigen meenden te
ontwaren, bevatten de voorstellen van de minister geen
initiatieven met betrekking tot de verbetering van het
statuut van de zelfstandige onthaalgezinnen. Op Vlaams
niveau verwacht men nochtans van deze groep de
creatie van een belangrijk aantal opvangplaatsen. Vanuit
de groep van zelfstandige onthaalgezinnen moeten veel
plaatsen komen. Wat stelt de minister voor om de positie
van deze mensen te verbeteren ?
De minister werkt een sociaal statuut uit voor de onthaal-
gezinnen en verbindt hen daardoor ook via een arbeids-
overeenkomst met de officie¨le diensten. Wie een loon
ontvangt, betaalt uiteraard ook belastingen. Heeft de
minister daaromtrent al gesprekken gehad met minister
Reynders ?
Ten slotte brengt een sociaal statuut heel wat verplich-
tingen met zich, namelijk een bijdrage en onderwerping
aan de personenbelasting. Wat betekent deze hervor-
ming voor het maandelijks netto-inkomen van de onthaal-
gezinnen ? Zij moeten nu plots lasten betalen die zij
vroeger niet moesten betalen. Worden de meerkosten
verhaald op de ouderbijdragen ? Dit zal dan natuurlijk
weer nefast zijn voor de gezinnen die kinderen wensen te
plaatsen.
De voorzitter : Mevrouw van der Hooft, het siert u dat u
op de hoogte blijft van het laatste nieuws, maar het
allernieuwste nieuws wordt u door de minister gegeven.
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer de voorzitter,
collega's, ik heb een vraag gekregen van diverse
belangengroeperingen uit de sector zelf, die dikwijls
klagen over lange arbeidsdagen, weinig compensatie
voor weekend- en nachtwerk, nogal sterk wisselende
vergoedingen die afhankelijk zijn van het aantal kinderen
dat opgevangen moet worden en, ten slotte, een zeer
gebrekkig sociaal statuut of de totale afwezigheid ervan.
Op vraag van diverse belangengroeperingen heb ik als
een van de bevoegde federale ministers - de anderen zijn
de minister van Arbeid en Tewerkstelling en de minister
van Financie¨n - mij bereid verklaard om een behoorlijk
sociaal statuut te scheppen voor de ruim tienduizend
erkende en gesubsidieerde onthaalmoeders in Belgie¨.
HA 50
COM 180
19
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frank Vandenbroucke
Dat sociaal statuut zou rechten openen op werkloos-
heidsuitkeringen, ZIV-uitkeringen, pensioenen en ook
verzekering tegen arbeidsongevallen. Het zal gemakke-
lijk gecree¨erd kunnen worden door het uittekenen van
een algemeen kader waarbinnen de bevoegde gemeen-
schap bepaalt wie in dat sociaal statuut al dan niet kan
intreden.
Het overleg met de bevoegde gemeenschapsministers is
momenteel aan de gang. De volgende weken zullen er
nog andere volgen. Overleg met de minister van Finan-
cie¨n is binnen de huidige contouren van mijn voorstel niet
nodig. Mocht dat wel het geval zijn, dan zal ik niet nalaten
om met de bevoegde minister overleg te plegen. Een
algemeen kader scheppen waarbinnen men een sociaal
statuut voor de onthaalmoeders kan cree¨ren, de manier
waarop dat moet worden ingevuld, de kwaliteitsvereiste
voor het onthaal, de vorming en opleiding van onthaal-
moeders, de vraag wie er al dan niet intreedt, is voor het
grootste gedeelte de bevoegdheid van de gemeenschap-
pen.
Ik zie niet in waarom mijn voorstel, dat precies aan een
van de eisen van deze sector tegemoetkomt, zou indrui-
sen tegen het beleid van de bevoegde gemeenschaps-
ministers. Als ik volkomen binnen mijn eigen bevoegd-
heid optreed, waarom moet ik dan wachten op een
werkgroep binnen een gemeenschapsregering die zich
buigt over de hele problematiek van de kinderopvang ?
Overigens zegt mevrouw Vogels zelf dat er een sociaal
statuut moet worden uitgewerkt. Ze richt zich eigenlijk
onrechtstreeks tot de federale regering.
We moeten inderdaad kunnen werken op basis van een
fictief minimumloon. De vereisten waaraan die mensen
moeten voldoen is een bevoegdheid van de gemeen-
schappen. Als federale overheid zijn we bereid een
welbepaalde groep mensen een sociale bescherming te
geven op basis van een fictief minimumloon. Dat willen
wij dan ook doen.
Het zijn juist deze onthaalmoeders die geen sociale
bescherming genieten. Zelfstandige onthaalmoeders
hebben al een sociale bescherming, met alle gebreken
als gevolg, maar daar heb ik op een ander moment iets
over gezegd.
Wanneer u specifiek wil werken aan de situatie van de
zelfstandige onthaalmoeders, zou het gek zijn als ik daar
alleen iets over zou zeggen. Het probleem van het niet
hebben van een sociaal statuut is eigen aan die andere
onthaalmoeders.
Dat verandert dus niets aan de bestaande situatie van de
ouderbijdragen. Als u bijvoorbeeld een andere fiscale
behandeling wil invoeren, dan moet u dat meedelen aan
de minister van Financie¨n. De gedachten zijn vrij, maar
dat is niet mijn voorstel.
Mijn voorstel is, zoals ik al gezegd heb, de invoering van
een sociaal statuut op basis van een fictief minimumloon
van 45 000 Belgische frank. De berekening van dat
fictieve niet betaalde minimumloon is gebaseerd op
persoonlijke bijdragen en patronale bijdragen.
Waarom kunnen we zo'n voorstel nu zo gemakkelijk
doen ? Omdat we sinds 1 april met de federale regering
de persoonlijke bijdragen voor die mensen aanzienlijk
verminderd hebben. Dit betekent dat ze nu maandelijks
2 646 Belgische frank moeten betalen. Vroeger was dat
een bedrag rond de 6 000 Belgische frank. Dat is sinds
1 april dus zeer aanzienlijk verminderd. Ook de patronale
bijdragen zijn aanzienlijk verminderd. Dit gebeurde al de
voorbije jaren en nu ook zeer recent.
Dit wordt een voorstel waarbij men voor een zeer be-
scheiden bijdrage een volwaardige sociale bescherming
organiseert. Ik begrijp de reactie. Ik verwijt u dat niet
persoonlijk. U weerspiegelt eigenlijk een soort van alge-
mene reactie. Eigenlijk is dat een echte redeneringsfout.
Wie betaalt hier nu ? Als u dit op kruissnelheid volledig
uitvoert - de mensen een heel klein beetje, de gemeen-
schappen een heel klein beetje -, dan hebt u een
disproportionele return op die bijdragen binnen de fede-
rale sociale zekerheid omdat u met heel beperkte bijdra-
gen, die aanzienlijk verminderd zijn, op een minimumloon
volwaardige sociale rechten cree¨ert.
Iemand die bijvoorbeeld in de horeca aan een minimum-
loon werkt, krijgt in ruil voor zijn bijdragen een bijzonder
goede bescherming. De return op zijn bijdragen is veel
beter dan de return voor een kaderlid dankzij een zeer
belangrijke solidariteit binnen de federale sociale zeker-
heid. Het is de federale sociale zekerheid die op termijn
het meeste geld op tafel legt. U moet eens uitrekenen wat
het betekent als al die mensen een pensioen gaan
vragen.
Het is de sociale zekerheid die eigenlijk een belangrijke
geste doet. Er is een soort van zeer-korte-termijnreflex
waarbij men zich afvraagt hoeveel moet ik daar morgen
voor betalen. Men cree¨ert echter levenslange rechten. U
lacht ermee, maar u moet eens uitrekenen wat het
betekent als tienduizend mensen een pensioen opne-
men. U opent de mogelijkheid voor tienduizend mensen
om hun pensioen op te nemen. Reken eens uit hoeveel
dat per jaar kost. Dat is een vermenigvuldiging van wat
men hier als bijdrage vraagt. Dat zegt men natuurlijk niet.
Dat zegt men natuurlijk niet. De federale overheid doet
hier een zeer belangrijke geste.
De heer Filip Anthuenis (VLD) : Volgens uw redenering
moet men de rest ook allemaal een pensioen geven.
Minister Frank Vandenbroucke : Neen, ik denk dat men
hier te maken heeft met een grijze zone, met name een
eigenaardige arbeidsvorm die slechts half geregeld is.
20
HA 50
COM 180
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frank Vandenbroucke
Men moet dit bijvoorbeeld niet toepassen bij iemand die
gekozen heeft om haar eigen kinderen op te voeden. Dat
is een andere situatie die weliswaar ook ter discussie kan
staan. Het gaat nu over betaalde arbeid zonder sociaal
statuut. Ik herhaal dus dat men in ruil voor de bijdragen
een enorme claim genereert op de sociale zekerheid. Het
is de federale sociale zekerheid die hier op termijn met
veel geld over de brug komt en niet de gemeenschappen.
Bovendien moet er overleg gepleegd wordt over wat men
moet doen. Dit kan men bijvoorbeeld geleidelijk invoeren
zonder het een totale verplichting te laten zijn, tenzij de
betrokkenen zeggen dat het alleen voor nieuwe mensen
een verplichting is. Als niemand toetreedt, zal er in het
begin ook geen kostprijs zijn. Alles is ook afhankelijk van
de modaliteiten. Men zegt dat de gemeenschappen de
rekening zullen gepresenteerd krijgen. Dit is een bijzon-
dere kortzichtige reactie.
Het alternatief bestaat uit het scheppen van een werkelijk
werknemersstatuut. Dit is echter nadelig voor de betrok-
kenen en bovendien is de kostprijs voor de gemeen-
schappen gigantisch.
Men kan een onderscheid maken in thuiswerkende
ouders die zelf hun kinderen opvangen. Enerzijds heeft
men de werkende mensen die loopbaanonderbreking
nemen en eventueel een ouderschapsverlof kunnen krij-
gen met een uitkering die kan oplopen tot 20 000 frank
per maand. Anderzijds heeft men mensen die niet in een
betaalde arbeidssituatie hebben gezeten en geen recht
hebben op loopbaanonderbreking, werkloosheidsverze-
kering, enzovoort. Dat is echter een ander, doch funda-
menteel debat waar we nu niet op zullen ingaan.
Ik denk dat ik volkomen binnen mijn bevoegdheden ben
gebleven. Niemand anders in dit land dan de federale
minister van Sociale Zaken kan zeggen dat hij bereid is
om op basis van een fictief minimumloon sociale rechten
te cree¨ren. Men moet nu aan de gemeenschaps-
regeringen vragen of zij dit een interessant voorstel
vinden. Als dit niet het geval blijkt te zijn, zal ik dit aan de
betrokkenen laten weten.
De heer Koen Bultinck (Vlaams Blok) : Mijnheer de
minister, ik wil u bedanken voor uw uitgebreid antwoord.
Als ik echter de toon hoor van de VLD-fractie is er
duidelijk een vraag naar overleg binnen de meerderheid.
Ik heb de indruk dat men, althans op dat thema - ik druk
mij voorzichtig uit - niet op dezelfde golflengte zit.
Ik kan toejuichen dat er overleg komt met de gemeen-
schappen. Mijnheer de minister, heb ik het goed begre-
pen dat u niet overweegt om het Fonds voor Collectieve
Uitrustingen en Diensten te gebruiken voor de financie-
ring ?
Minister Frank Vandenbroucke : Neen, dat overweeg ik
niet.
De heer Koen Bultinck (Vlaams Blok) : Dank u, mijnheer
de minister, dat is een zeer duidelijk antwoord. Uiteraard
zult u het mij niet kwalijk nemen dat wij vanuit het Vlaams
Blok zullen blijven aandringen op een gelijkwaardig sta-
tuut voor mensen die de keuze maken om thuis voor de
opvoeding van hun eigen kinderen te zorgen.
De voorzitter : Het kenmerk van parlementsleden is hun
onafhankelijkheid, ook ten aanzien van de regering. Zij
mogen vragen blijven stellen. Ik geef het woord graag
aan u, mevrouw van der Hooft.
Mevrouw Kathleen van der Hooft (VLD) : Mijnheer de
voorzitter, ik dank u voor uw opmerking.
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik noch
mijn partij zijn tegen een sociaal statuut voor onthaal-
moeders. Doch, enerzijds, krijgt men nu een sociaal
statuut voor onthaalmoeders en, anderzijds, zijn er heel
wat onthaalmoeders die onder een zelfstandigenstatuut
werken. Door het nu voorgestelde en meer voordelige
sociaal statuut zullen veel zelfstandigen, en dat zijn er
heel wat, in dit statuut stappen.
Het prijskaartje zal daardoor wellicht hoger worden dan
wat men nu voorziet, tenzij men een aantal aanpassin-
gen doet.
Wat de bevoegdheid terzake betreft, kan de minister het
ons niet kwalijk nemen dat wij vanuit de Vlaamse Ge-
meenschap, waar wij bezig zijn met kinderopvang, even
opschrokken. Plots was er, zonder voorafgaandelijk over-
leg, vanuit de federale regering sprake van een sociaal
statuut. Dit komt misschien omdat dit het enige nieuws
was en uit uw richting kwam, mijnheer de minister.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik zou op u als voorzitter van deze commissie een beroep
willen doen. Wij hebben immers een maand voor Pasen
een wetsvoorstel inzake het statuut van onthaalgezinnen
ingediend. Ik heb de kamervoorzitter tijdens de paasva-
kantie aangeschreven omdat men bij dit en ook andere
wetsvoorstellen heel lang moet wachten op een druk-
proef. Ik heb een antwoord gekregen van de kamervoor-
zitter waarin hij zegt dat dit met personeelsproblemen te
maken heeft. Wij proberen hier echter ernstig parlemen-
tair werk te doen. Ook de minister zal bij de lancering van
zijn voorstellen niet over een nacht ijs zijn gegaan. Dat
hebben wij ook niet gedaan met ons wetsvoorstel. Het is
spijtig dat wij meer dan 5 weken moeten wachten voor-
aleer wij een drukproef van een wetsvoorstel krijgen,
waardoor het parlementair werk wordt tenietgedaan. De
kamervoorzitter heeft mij geantwoord dat zijn hoop op
beterschap gerezen is door de aanstelling van een jurist
op 25 april. Men zegt dat hoop doet leven. Ik ben echter
niet zo optimistisch ingesteld om te geloven dat de zaak
HA 50
COM 180
21
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Greta D'Hondt
met e´e´n aanwerving zal worden geregeld. Ook andere
elementen spelen een rol. Mijnheer de voorzitter, ik zou u
toch willen vragen om hierop aan te dringen zodat deze
commissie haar werk kan doen.
De voorzitter : Mevrouw D'Hondt, u hebt gelijk. Het is
echter een globaal probleem.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Ik heb het niet over een
zaak van oppositie en meerderheid. Ik zeg alleen dat dit
niet bemoedigend werkt voor parlementair werk.
De voorzitter : Ik denk dat verschillende collega's deze
klachten hebben. We kunnen ze nog eens signaleren.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Misschien is dit wets-
voorstel wel de brug tussen de diverse stellingen.
De voorzitter : Wij komen nog terug op deze thematiek,
die nu bij wijze van vraag is behandeld. Er zullen
ontwerpen en voorstellen op tafel komen zodanig dat wij
daarover kunnen discussie¨ren.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
de
behandeling van mensen met pleksgewijze kaalheid
(nr. 1560)
Question orale de M. Luc Goutry au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur
le traitement
des personnes atteintes de calvitie locale
De heer Luc Goutry (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, het gaat over de kinderziekte
allopecia areata. Vorige week hebben een aantal men-
sen daarover in mijn streek een persconferentie gehou-
den. Ik was daar aanwezig en men heeft mij gevraagd
om het probleem hier ter sprake te brengen.
Het is dus een ziekte aan de haarwortels. Mensen
verliezen op bepaalde plaatsen hun haar terwijl het op
andere plaatsen blijft staan, wat zeer hinderlijk is. De
oorsprong is niet gekend maar zou van immunologische
aard zijn. Men kan de ziekte niet verhelpen. Men zit hier
dus vooral met een sociaal probleem.
Men probeert dit op alle mogelijke manieren te camou-
fleren, bijvoorbeeld door het dragen van een pruik.
Hierover hebben deze mensen een concrete vraag, die ik
in mijn vraag C heb gesteld. In de nomenclatuur is in
tussenkomst voor een pruik voorzien wanneer de haar-
uitval het gevolg is van chemotherapie. Mensen die door
een kankerbehandeling hun haar verliezen kunnen een
tussenkomst krijgen voor een pruik. In dit geval is dat niet
zo. Deze mensen krijgen geen chemotherapie en dus
ook geen tussenkomst voor het aanschaffen van een
pruik. Deze aankoop kan duur worden omdat e´e´n exem-
plaar niet volstaat om constant een pruik te kunnen
dragen. Men moet een pruik, om hygie¨nische redenen,
ook laten onderhouden. Het gaat bijgevolg over serieuze
uitgaven.
Mijnheer de minister, ik voeg hier een paar vragen aan
toe. Hebt u een idee over de omvang van de patie¨nten-
populatie ? Wellicht heeft men u daarover reeds een
dossier gestuurd. Is dit al onderzocht ? Bestaat dit pro-
bleem ook in andere Europese landen ? Bestaat hierover
meer informatie, of is dit iets dat nu plots opduikt ? Het
gebeurt vaker dat mensen zich rond een probleem
verenigen en dan de aandacht van de overheid vragen.
Dit is een vrij voorzichtige vraag. Ik kan zelf niet inschat-
ten welke omvang dergelijke problemen hebben. Ik heb
wel gezien wat het probleem voor die mensen betekent.
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer de voorzitter,
collega Goutry, het is moeilijk om de patie¨ntenpopulatie
van mensen die lijden aan allopecia areata of pleksge-
wijze kaalheid nauwkeurig af te bakenen. Die diagnose
dekt overigens een aantal uiteenlopende situaties,
gaande van haarverlies op enkele kleinere plekken in
hoofdhaar en baard tot totaal haarverlies over het hele
lichaam in zeldzame gevallen. Ook inzake het verloop
van deze ziekte zijn er grote verschillen, gaande van
spontaan herstel met kans op hervallen tot blijvend
haarverlies. Ook de psychologische gevolgen zijn uiteen-
lopend van persoon tot persoon. Men kan aannemen dat
de prevalentie voor ons land tussen 20 000 en 50 000
gevallen ligt.
Een pruik bij kaalheid en secundair bij andere ziekten
heeft volgens mij alleen zin bij die gevallen die aanleiding
geven tot volledige kaalheid die dan ook meestal blijvend
is. Men kan stellen dat het om 500 tot 2 500 gevallen
gaat. In Nederland wordt inderdaad in geval van volle-
dige kaalheid, ongeacht de oorzaak, een pruik volledig
terugbetaald, dit voor een waarde van maximaal 556
gulden, nagenoeg 10 000 frank. In ons land wordt sedert
begin 1991 in de revalidatienomenclatuur in een terug-
betaling voorzien van 3 600 frank voor gevallen van
totale of nagenoeg totale kaalhoofdigheid van radio-
therapeutische of chemotherapeutische oorsprong. Het
gaat om 3 600 frank, hoewel een pruik al gauw 10 000 of
15 000 frank kost. De jongste jaren worden met die
beperkte indicaties en a rato van 3 600 frank per pruik
jaarlijks voor ongeveer 16 miljoen frank uitgaven geboekt
voor 4 450 pruiken. Stel nu dat een pruik bij volledige
kaalhoofdigheid of allotecia totalis van onbekende oor-
sprong zou worden terugbetaald aan 3 600 frank, dan
vergt dat een extra uitgave van 1,8 a` 9 miljoen frank
naargelang de schatting van het aantal gevallen. Stel dat
men de terugbetaling uitbreidt tot alle gevallen van
allotecia en dat men het aantal gevallen op 35 000 zou
22
HA 50
COM 180
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frank Vandenbroucke
schatten, dan is er een extra uitgave van 126 miljoen
frank te verwachten. Wanneer men de terugbetaling van
de pruiken zou uitbreiden tot alle indicaties en terugbe-
talen aan 10 000 frank per pruik, zoals in het Neder-
landse voorbeeld, dan is daar een verhoogde kostprijs
van ongeveer 380 miljoen frank mee gemoeid.
U weet dat ik in het kader van een meer kwalitatieve zorg
voor chronische patie¨nten de afdeling Chronisch Zieken
van de Wetenschappelijke Raad van het RIZIV gevraagd
heb om een lijst op te stellen van zorgvernieuwings-
projecten. Medio juli verwacht ik de voorstellen van de
afdeling Chronisch Zieken. U weet dat ik ook, zeker vanaf
het jaar 2001, een belangrijk budget heb gereserveerd
voor maatregelen ten gunste van chronisch zieken. Ik wil
echter wachten op het advies van de Wetenschappelijke
raad vooraleer ik het budget voor e´e´n specifieke maat-
regel reserveer. Ik denk dat ik keuzes zal moeten maken.
Gezien de behartenswaardigheid en de relatief lage
budgettaire incidentie overweeg ik echter ernstig om de
terugbetaling van pruiken uit te breiden tot de gevallen
van totale kaalhoofdigheid van onbekende oorsprong
aan hetzelfde tarief als bij de kaalhoofdigheid veroor-
zaakt door chemotherapie of radiotherapie. Dit is een
relatief beperkte maatregel die aan een nogal grote nood
tegemoetkomt. Ik zeg u niet dat ik dit reeds beslist heb. Ik
moet voorzichtig zijn aangezien ik vandaag niet over de
budgettaire machtiging hiervoor beschik. Ik meen echter
dat deze maatregel overweging verdient.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mijnheer de minister, ik
dank u voor het antwoord. U kent mijn opvatting hierover,
aangezien ik u ook reeds ondervraagd heb over onder
andere het chronisch vermoeidheidssyndroom. Ik ben
ook geneigd om hier voorzichtig mee te zijn. Men kan
immers niet zomaar op elke nieuwe vraag ingaan. Ik heb,
enerzijds, wel begrip voor degenen die van mening zijn
dat zaken die niet echt zwaar wegen op het budget en die
niet chronisch van aard zijn tot in het overbodige worden
terugbetaald. Anderzijds is het echter moeilijk om nieuwe
zaken in de nomenclatuur te laten opnemen. Bepaalde
uitgaven zou men misschien kunnen stopzetten en ver-
vangen door nieuwe zaken. Daarom vind ik het interes-
sant dat men, gesteund door de adviezen van de raad,
keuzes maakt voor de toekomst. U hebt ook aangekon-
digd dat u in verband met de nomenclatuur zou nagaan
waar de noden en behoeft liggen.
Eigenlijk is de marge groot genoeg om, zij het ten
experimentelen titel, nieuwe zaken in te voeren. Zo kan
men ook precies nagaan hoeveel aanvragen er binnen-
komen en hoeveel dit kost. Er bestaat immers een zeer
groot verschil tussen uw minimale en uw maximale
schatting. Misschien zal de helft van deze mensen geen
aanvraag doen voor een pruik omdat dit voor hen geen
oplossing is. Het zou een goede zaak zijn om dit te
onderzoeken en ik zal dit met belangstelling blijven
volgen. Ik heb er begrip voor dat u niet meteen ja of nee
wilt antwoorden. Het is echter belangrijk dat dit onder de
aandacht komt. We kunnen in de toekomst principieel
ruimte zoeken voor kosten die niet zo hoog moeten
oplopen, maar die sociaal en psychologisch belangrijk
zijn voor de mensen. We krijgen zo de mogelijkheid om
dit te absorberen, zij het misschien experimenteel. Men
kan natuurlijk niet alles opnemen, maar het zou goed zijn
om hierover na te denken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- Pre´sidente : Mme Pierrette Cahay-Andre´
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren
Koen Bultinck en Filip Anthuenis aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over
de toenadering
van de sociale zekerheidsregelingen van zelfstandi-
gen en werknemers
(nrs. 1563 en 1617)
Questions orales jointes de MM. Koen Bultinck et
Filip Anthuenis au ministre des Affaires sociales et
des Pensions sur
le rapprochement des re´gimes
respectifs de se´curite´ sociale des travailleurs sala-
rie´s et inde´pendants
(n
os
1563 et 1617)
De heer Koen Bultinck (Vlaams Blok) : Mevrouw de
voorzitter, mijnheer de minister, de paasluwte was blijk-
baar een vruchtbare periode voor u, want na de onthaal-
moeders kregen ook de zelfstandigen uw aandacht. Via
een groot interview in De Standaard van 14 april kon-
digde u aan dat u een werkgroep van topambtenaren zou
gelasten met de opdracht om na te gaan of er mogelijk
een
toenadering
kan
komen
tussen
de
sociale
zekerheidsregelingen voor werknemers en zelfstandigen
en dat in concreto voor te bereiden.
Laten we duidelijk zijn tegenover elkaar. Het Vlaams Blok
is steeds voorstander geweest van een gelijkschakeling
van de sociale zekerheidsregelingen voor werknemers
en zelfstandigen. Op dat vlak zitten wij op e´e´n lijn. U zult
zich herinneren dat wij in diverse vroegere uiteenzettin-
gen onder andere de discriminatie van zelfstandigen
inzake kinderbijslag hebben aangeklaagd. Dat neemt
echter niet weg dat wij nog een aantal vragen hebben
waarover wij minimaal enige verduidelijking hopen te
krijgen.
Als u ervoor opteert om tot een gelijkschakeling van de
sociale zekerheidsstelsels voor werknemers en zelfstan-
digen te komen, dan rijst de vraag welk tijdskader u
hiervoor voorziet en of u deze intentie zeer doelbewust
hard wil maken. Dan komt uiteraard het financie¨le aspect
om de hoek kijken. Impliceert dit dat de persoonlijke
HA 50
COM 180
23
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Koen Bultinck
bijdragen van de zelfstandigen verhoogd zullen worden ?
Zal de Staat, zoals uw collega Gabriels signaleert, in een
gul moment integraal de meerkosten van de gelijkscha-
keling voor zijn rekening nemen ?
Is er al enige berekening gebeurd van wat het de
overheid zou kosten als men deze gelijkschakeling zeer
rigide doorvoert ?
Misschien politiek wat pijnlijker is de vraag of hierover
overleg werd gepleegd met uw collega van Middenstand,
de heer Gabriels. Hij wil immers eerst werk maken van
het wegwerken van een aantal andere discriminaties met
betrekking tot de zelfstandigen. Ik denk bijvoorbeeld aan
het afbouwen van het pensioenverlies bij vervroegd
pensioen, het optrekken van de kinderbijslag voor het
eerste kind en het optrekken van de uitkering voor
arbeidsongeschiktheid. De heer Gabriels meent dat dit
eerst moet gebeuren voor hij de fundamentele discussie
over de gelijkschakeling van de statuten wil aangaan.
Mijnheer de minister, in het interview had u het over de
maand november als tijdskader voor een rapport van de
ambtenaren en deskundigen. Betekent dit dat alle initia-
tieven met betrekking tot zelfstandigen en het mogelijk
wegwerken van discriminaties tot dat moment bevroren
zijn ?
De heer Filip Anthuenis (VLD) : Mevrouw de voorzitter,
mijnheer de minister, het siert u dat u tijdens de paasva-
kantie zeer actief geweest bent. In vergelijking met
andere ministers komt u er eigenlijk heel goed uit.
Er zijn nog een aantal andere voordelen gekoppeld aan
het werken tijdens de paasvakantie. Op die manier
ontsnapt u immers aan bepaalde controles, zoals de
parlementaire controle en de controle van de andere
kabinetten.
Minister Frank Vandenbroucke : Ik heb een hele week
vakantie genomen. Daarnaast heb ik ook gewerkt. Tij-
dens het parlementaire jaar heb ik zoveel dossiers te
behandelen dat ik geen tijd heb voor persconferenties.
De heer Filip Anthuenis (VLD) : Het siert u in elk geval.
Wat het statuut van de zelfstandigen betreft, is de VLD
als grootste coalitiepartner uiteraard verheugd over het
feit dat onze andere coalitiepartners positief staan tegen-
over de sociale verzekering van de zelfstandigen. De
invloed van de VLD zal op dat vlak zeker gespeeld
hebben. De eerbare bedoelingen en de plotse ommekeer
in de visie van u en uw partij kunnen wij enkel toejuichen.
Een aantal weken, misschien wel maanden geleden,
deed minister Gabriels een voorstel om het statuut van
de zelfstandigen te verbeteren. Hij wou eindelijk komaf
maken met de discriminatie op het vlak van gezinsbij-
slagen voor het eerste kind. Hij wou de pensioenen van
de
zelfstandigen
structureel
verbeteren
en
de
invaliditeitsuitkering optrekken.
In de wandelgangen hoor ik dat u, mijnheer de minister,
niet echt enthousiast bent over dit plan. Als dit klopt, zou
ik toch enige duidelijkheid willen krijgen over uw houding
terzake. U wilt een nieuwe studie laten uitvoeren. Ik hoop
dat met deze studie de vis niet zal worden verdronken.
De vraag dringt zich op wat er eigenlijk nog moet worden
bestudeerd.
Volgens mij is het probleem vrij duidelijk. Het eerste kind
van een zelfstandige krijgt een veel lagere gezinsbijslag
en krijgt geen leeftijdstoeslag. De werknemer is verze-
kerd voor alle gezondheidsrisico's, terwijl de zelfstandige
alleen verzekerd is voor grote risico's. De invaliditeits-
uitkering voor zelfstandigen ligt gevoelig lager dan die
voor de werknemers. Een zelfstandige heeft een ca-
renstijd van drie maand. Een zelfstandige man moet 5%
per jaar inleveren als hij vervroegd met pensioen wil. Een
zelfstandige heeft geen werkloosheidsverzekering en de
faillissementsverzekering was slechts bedoeld als zoet-
houdertje - ik denk dat mevrouw D'Hondt mij op dat vlak
niet zal tegenspreken.
De enige reden waarom nooit eerder werd gesleuteld
aan dit statuut is uiteraard de financiering. Ook op dat
vlak zijn er geen duizend remedies. Het stelsel boekt
winsten, maar vanaf 2005 zullen heel wat miljarden
franken moeten worden gespendeerd aan de afbetaling
van de geconsolideerde schuld. Bovendien nemen de
inkomsten van het sociaal statuut af. Immers, meer en
meer
zelfstandigen
maken
gebruik
van
de
vennootschapsvorm en laten de winst in de vennoot-
schap.
Wie het statuut van de zelfstandige wil verbeteren, heeft
de keuze tussen een verhoging van de bijdragen of een
verhoging van de overheidstoelage. U kunt echter ook
opteren voor de oplossing van minister Gabriels. Ik vind
dit persoonlijk een heel goede oplossing. Hij wil het
statuut gefaseerd en geleidelijk verbeteren. De VLD-
fractie zal zeker niet bij de pakken blijven zitten en zal
wetsvoorstellen in die zin indienen.
Wat de samenstelling van uw studieteam betreft, heb ik
toch nog een kleine opmerking. Deze samenstelling
baart ons toch enigszins zorgen. Het kruim van de
administrateurs-generaal, die ongetwijfeld veel dossier-
kennis hebben maar niet onmiddellijk kunnen worden
verdacht van sympathie voor de kleine zelfstandige,
wordt aangevuld met enkele vertegenwoordigers van het
NCMV. Dit verbond beweert reeds lang dat een beter
sociaal statuut voor de zelfstandigen niet echt gewenst
is, zeker niet als dit een verhoging van de bijdrage
betekent. Daarnaast werd ook mevrouw Cantillon in het
24
HA 50
COM 180
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Filip Anthuenis
team opgenomen. Tijdens de vorige legislatuur heeft zij
meermaals verklaard dat de solidariteit tussen zelfstan-
digen onvoldoende groot was om tot een beter statuut te
komen. Wij hebben daarbij dan ook enkele bemerkingen.
Wij vragen ons bijvoorbeeld af waarom niemand van de
administratie van minister Gabriels bij de studie wordt
betrokken.
Mijn concrete vragen zijn de volgende. Mijnheer de
minister, welke bijkomende gegevens, welke meer-
waarde verwacht u van die werkgroep ? Er zijn reeds
heel wat studies uitgevoerd.
Wat de samenstelling van het team betreft, heb ik er
reeds
op
gewezen
dat
bepaalde
zelfstandigen-
organisaties niet noodzakelijk dezelfde mening hebben
over een wijziging van het statuut. Zou het niet beter zijn
ook een vertegenwoordiger van die organisaties in het
team op te nemen ?
Ik vraag me ook af of u niet beter zou overleggen met uw
collega Gabriels. Hij is tenslotte toch minister van Mid-
denstand. Wat vindt u trouwens van de voorstellen van
minister Gabriels ?
Minister Frank Vandenbroucke : Ik wil u eerlijk zeggen
dat ik een klein beetje verbaasd ben door de wat defen-
sieve toon die u aanslaat als u het heeft over dit voorstel.
Als u mijn politieke achtergrond kent, meen ik toch te
mogen zeggen dat ik een zeer belangrijke stap zet
wanneer ik verklaar dat er een convergentie moet zijn
tussen bepaalde facetten van de diverse sociale statu-
ten. U zou zich daarover eigenlijk moeten verheugen,
maar u zoekt integendeel onmiddellijk allerlei verborgen
agenda's en scenario's. Net alsof ik iets wil
encommis-
sioneren
. Dit is absoluut niet het geval.
Volgens mij is hier echter sprake van een fundamenteel
probleem. Eerst en vooral moeten de betrokken organi-
saties trachten eenzelfde standpunt in te nemen. Daar-
naast is er op dit vlak nog heel wat studiewerk te
verrichten. Er moet onder meer duidelijkheid komen over
de houding en de rol van de verschillende instellingen :
de RSVZ, de RSZ, de RKW, enzovoort. Een antwoord op
die vraag is niet zo simpel.
Ten eerste, ik ben van mening dat het onderscheid
tussen grote en kleine risico's moeilijk nog langer kan
worden volgehouden, tenzij men uiteraard koste wat het
kost het onderscheid tussen zelfstandigen en werkne-
mers wil handhaven. De gevolgen van een gelijkschake-
ling op het vlak van de organisatie van de ziekteverze-
kering zijn niet echt vanzelfsprekend. Volgens mij moet
daarover nog heel wat studiewerk worden gedaan, maar
dit hoeft geen jaren te duren. Dat is trouwens de reden
waarom ik tegen november een rapport wens te ontvan-
gen.
Ten tweede, ik meen dat ik een evenwichtig voorstel heb
gedaan. Ik ga er bijvoorbeeld vanuit dat mijnheer Paeme,
de administrateur-generaal van de RSVZ, deel zal uitma-
ken van de werkgroep. Daarnaast ga ik er ook vanuit dat
we die werkgroep van administrateurs-generaal moeten
laten begeleiden door een groep betrokkenen. Ik heb
daarvoor uiteraard het NCMV uitgenodigd, maar ik heb
ook de bedoeling mijnheer Van de Gehuchte, de verte-
genwoordiger van de Liberale Zelfstandigen, uit te nodi-
gen. Daarnaast heb ik ook de heren Menet en Feret - de
vertegenwoordiger van de onafhankelijke ziekenfond-
sen - aangesproken. Dit lijkt mij toch geen uiting te zijn
van een eenzijdige, partizane benadering. Integendeel, ik
heb een zeer ruime groep op het oog waarbij de verschil-
lende organisaties van de zelfstandigen en de verschil-
lende ziekenfondsen moeten worden betrokken.
Het is mijn bedoeling mensen bij dit onderzoek te betrek-
ken die vroeger werden genegeerd. Met deze benade-
ring willen wij evenwel ook de expertise van de
administrateurs-generaal en hun staf maximaal valorise-
ren.
Daar is het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekering van
Zelfstandigen tot en met bij betrokken. Dit is een open en
brede benadering en dat is noodzakelijk, want er valt nog
heel wat te bestuderen. Het is niet louter een financie¨le
kwestie, maar onder meer een financie¨le kwestie. Voor
mij is de vraag ook of de convergentie kan gebeuren op
een manier die op termijn houdbaar is. Het antwoord
daarop is niet eenvoudig. Men moet niet alleen de factuur
van vandaag berekenen, maar ook die van de toekomst.
Men moet ook de transfers die er vandaag tussen de
verschillende statuten zijn in aanmerking nemen.
Ik wil beklemtonen dat ik hierover vanzelfsprekend over-
leg heb gevoerd met mijn collega's in de regering. Ik heb
dit voorstel op punten en komma's besproken met de
eerste minister, helemaal. Ook met de heer Gabriels heb
ik overleg gepleegd. De opdracht die aan dergelijke
werkgroep zou moeten worden gegeven, heb ik ruim op
voorhand besproken met de heer Gabriels. Eerlijk ge-
zegd denk ik dat minister Gabriels in de media een beetje
tegen mij werd uitgespeeld, meer dan hij zelf wilde. Hij
wist perfect dat ik dit zou voorstellen. Ik weet perfect dat
hij ook op relatief korte termijn concrete verbeteringen wil
en daar sta ik voor open. Inzake bevoegdheden is de
heer Gabriels inderdaad bevoegd inzake het sociaal
statuut voor zelfstandigen, maar samen met mij voor,
bijvoorbeeld, pensioenen en ziekteverzekering. Vanzelf-
sprekend ben ik bevoegd voor het statuut van de werk-
nemers. Vermits ik daarover met hem op voorhand
overleg heb gepleegd, neem ik aan dat wij dit ook samen
zullen opvolgen, dat is evident. Samen zullen wij gevolg
geven aan dit initiatief en proberen het om te zetten in
praktisch beleid.
HA 50
COM 180
25
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frank Vandenbroucke
Mevrouw Cantillon is een van onze meest eminente
academici en niet alleen dat, maar ook nog voorzitster
van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers.
Zij is dus heel goed geplaatst om dit te leiden. Verder
werden alle betrokken administraties hierin gekend en ik
zie niet wie ik zou hebben overgeslagen. Ik vind het dus
een goed voorstel. Dit mag echter niet te lang aanslepen,
want november is kort dag voor deze werkgroep. Men zal
stevig moeten doorwerken om het rapport af te krijgen. Ik
mik op november omdat wij geen parlementair jaar
mogen verliezen. Ik wil hierover snel een breed debat in
het parlement. De problematiek is echter niet eenvoudig
en niet te herleiden tot de optelling van een aantal
eisenbundels. Zo komt men er nooit. Ook juridisch is het
probleem nogal fundamenteel : denk maar aan de schijn-
zelfstandigen. Ik wil niet enkel deze invalshoek hanteren,
maar dit ingewikkelde juridische gegeven moet uitge-
klaard worden.
De verklaring aan De Standaard heb ik afgelegd na rijp
beraad en ampel overleg met de eerste minister en
minister Gabriels. Dit gebeurde volkomen te goeder
trouw en ik vind het een beetje jammer dat u daar
defensief op reageert, alsof dit een manoeuvre zou zijn.
Dat is het niet, wel een uiting van goede wil.
De heer Koen Bultinck (Vlaams Blok) : Mijnheer de
minister, er is nog de al dan niet verhoging van de
persoonlijke sociale bijdrage van zelfstandigen. Zal de
staat het kostenplaatje betalen ? Heeft uw stilzwijgen
dienaangaande te maken met uw opstelling te willen
wachten op de studie en zich daar nu nog niet over uit te
spreken ? Is dat uw houding ?
Minister Frank Vandenbroucke : Ja.
De heer Koen Bultinck (Vlaams Blok) : Dan zitten wij op
dat vlak op een lijn. Dan dank ik u voor uw antwoord. U
kunt rekenen op de steun van het Vlaams Blok wat de
gelijkschakeling van de statuten van zelfstandigen en
werknemers betreft.
De heer Filip Anthuenis (VLD) : Mijnheer de minister,
ook ik dank u voor dit antwoord. Er is al wat meer
duidelijkheid. Het is inderdaad niet eenvoudig. Toch is er
al heel wat studiewerk gebeurd. Dat er nog studiewerk
nodig is voor een goede samensmelting van de structu-
ren, geef ik grif toe. Wat voor ons telt is dat er nu in dit
dossier echt iets gebeurt na jarenlang stilzwijgen. U hebt
zelf landbouwers bezocht, zoals ik in een interview las,
en schrijnende toestanden gezien.
Daaraan moet dringend iets gebeuren. Het voorstel van
gewaarborgd inkomen is al een stap in de goede richting.
Ik geef toe dat het ook een deel van ons kiezerspubliek
betreft, daar moet ik geen doekjes om doen. Wij zullen
dus erop toekijken dat er werkelijk iets gebeurt, maar zijn
wel bereid te wachten tot mevrouw Cantillon met haar
bevindingen naar het parlement zal komen in november.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt aan
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
het unieke spoor Farmanet (nr. 1621)
Question orale de Mme Greta D'Hondt au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur
la piste
unique Farmanet
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
mijnheer de minister, zou het deze keer dan toch luk-
ken ? Ik heb er goede hoop op, vermits u inderdaad een
ontwerp van koninklijk besluit inzake het unieke spoor
voor advies aan het RIZIV hebt overgemaakt. Wij ver-
heugen ons erover dat de overeenkomstencommissie
apothekers-verzekeringsinstellingen, in tegenstelling tot
vorige keren, nu toch blijkbaar akkoord is gegaan met de
idee van het unieke spoor. U hebt ook het ontwerp van
koninklijk besluit voor advies overgezonden aan het
verzekeringscomite´. Wij hopen nu inderdaad in de laatste
rechte lijn te zitten van het unieke spoor en dat de
opgeroepen spookbeelden van een mogelijke schending
van de privacy voor eens en voorgoed kunnen worden
verdrongen. Wij hopen dus dat de Commissie voor de
bescherming van de persoonlijke levenssfeer zich hier
ook klaar en duidelijk over zal uitspreken.
Nu wij ons hopelijk in de laatste rechte lijn bevinden, heb
ik nog een aantal vragen voor u, naast hetgeen wij reeds
hebben kunnen lezen in het ontwerp van koninklijk
besluit. Wat zal de precieze draagwijdte zijn van de
wettelijke bepalingen ? Is dat wat tijdens de vorige legis-
latuur door mevrouw De Galan reeds werd verwoord in
het kader van de, naar ik meen onveranderde, doelstel-
lingen ? Blijft dat zo ? Ik meen te weten dat het de
bedoeling zou zijn om het unieke spoor Farmanet te laten
starten op 1 januari 2001. U zei dat november kort dag is
en ik gaf u gelijk waar het de ingewikkelde problematiek
zelfstandigen-werknemers betreft, maar het zal even-
eens kort dag zijn om op 1 januari 2001 het unieke spoor
Farmanet werkelijk operationeel te hebben. Er zullen dan
nog wetgevende initiatieven moeten worden genomen.
Welke initiatieven overweegt u daarvoor ?
In dit informaticatijdperk rijst ook de vraag hoe de tech-
nische implementatie zal verlopen. Zijn er de nodige
richtlijnen ? Staat de nodige software en hardware ter
beschikking of is dit budgettair reeds in orde om de
streefdatum te halen ?
26
HA 50
COM 180
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Greta D'Hondt
Niet onbelangrijk in deze kwestie is dat ook in het
verleden, naar mijn mening ten onrechte, de opname van
de persoonlijke bijdrage voor geneesmiddelen in de
sociale franchise altijd afhankelijk werd gesteld van de
realisatie van het unieke spoor. Als wij de streefdatum
halen, betekent dit dan dat ten laatste vanaf die datum de
persoonlijke bijdrage voor de geneesmiddelen ook in de
sociale franchise zullen worden opgenomen ?
Minister Frank Vandenbroucke : Mevrouw de voorzitter,
collega, het dossier Farmanet-uniek spoor werd begin
deze maand goedgekeurd door alle RIZIV-instanties,
meer bepaald door het Verzekeringscomite´ op 10 april
2000 en door de Algemene Raad op 17 april.
Het betrokken dossier dat mij samen met de notulen van
de vergadering binnenkort zal worden overgemaakt be-
vat vier onderdelen. Ten eerste, een ontwerp van konink-
lijk besluit tot vaststelling van de erkenningscriteria voor
de tariferingsdiensten. Ten tweede, richtlijnen voor het
opstellen van de factuur van farmaceutische verstrekkin-
gen, afgeleverd aan de rechthebbenden die niet in een
verplegingsinrichting zijn opgenomen. Ten derde, een
ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de
gegevens inzake de te tariferen verstrekkingen die de
tariferingsdiensten via de verzekeringsinstellingen aan
het RIZIV moeten meedelen. Ten vierde, instructies
betreffende de gegevensverzameling van de farmaceu-
tische verstrekkingen, de factuur en de statistieken.
De betrokken maatregelen definie¨ren in essentie de
inhoud van de mee te delen gegevens, de wijze waarop
de overdracht dient te geschieden en de maatregelen
welke dienen genomen te worden met het oog op be-
scherming van de persoonlijke levenssfeer. Al deze
maatregelen worden op technisch vlak met de betrokke-
nen besproken. Globaal genomen hebben de ingeza-
melde gegevens betrekking op het geneesmiddel, de
rechthebbende die anoniem blijft bij overdracht naar het
RIZIV, de aflevering en de voorschrijver.
Deze maatregel treedt in werking op 1 januari 2000, met
dien verstande dat een testfase werd ingevoerd voor de
periode van 1 mei 2000 tot 30 september 2000. Vanaf
1 oktober 2000 gaat het uniek spoor definitief van start,
op voorwaarde dat de overeenkomst in de Commissie
apothekers-verzekeringsinstellingen een positieve eva-
luatie van de testfase heeft gemaakt. Over de betrokken
besluiten dient het advies van de Commissie voor de
bescherming van de persoonlijke levenssfeer worden
ingewonnen, alsook het advies van de Raad van State.
Wat de problematiek van de franchise betreft, kan ik het
volgende meedelen. Bij brief van 14 april 2000 heb ik het
RIZIV opdracht gegeven om te onderzoeken hoe de
persoonlijke bijdrage voor geneesmiddelen in het sys-
teem van de franchise kan gei¨ncorporeerd worden. Deze
maatregel moet in 2001 van kracht worden. Het onder-
zoek moet de haalbaarheid bestuderen van een apart
franchisesysteem of van een incorporatie van de genees-
middelen in de huidige regeling. Men zou in twee aparte
franchises kunnen voorzien of in e´e´n allesomvattende
franchise. Ik laat dat onderzoeken.
De werkgroep vergaderde reeds op 20 april. Concrete
afspraken werden gemaakt met het oog op het organi-
seren van een representatieve steekproef. Daartoe zul-
len tegen 10 mei een aantal richtlijnen worden opgesteld.
Ik hoop in de loop van de maand september te kunnen
beschikken over alle nuttige gegevens, om met kennis
van zaken een deel van de persoonlijke tussenkomst van
de verzekerden of sommige categoriee¨n ervan in de
uitgaven voor de geneesmiddelen via de franchise-
regeling te verzekeren.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Joos Wauters aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
de
erkenning en terugbetaalbaarheid van Infliximab bij
de ziekte van Crohn
(nr. 1596)
Question orale de M. Joos Wauters au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur
l'enregistre-
ment et le remboursement de l'Infliximab dans le
traitement de la maladie de Crohn
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mevrouw
de voorzitter, mijnheer de minister, personen die lijden
aan de ziekte van Crohn hebben nogal wat moeilijkheden
en veel pijn. De gebruikelijke therapie bestaat uit het
toedienen van cortizone en/of sondevoeding. Veelal helpt
dit slecht sporadisch en tijdelijk.
Momenteel is er een geneesmiddel, namelijk Infliximab,
dat in de Verenigde Staten zijn therapeutische waarde
zou bewezen hebben en tot 50% van de ziekte van
Crohn onder controle zou krijgen. Op die manier hebben
de patie¨nten geen last meer van krampen en diarree,
zonder dat echter de verschillende littekens in de darmen
weg zouden gaan.
Het Universitair Ziekenhuis van Leuven is mee betrokken
in een onderzoeksproject waarbij dit geneesmiddel ter
beschikking staat van patie¨nten, zij het zeer gelimiteerd
omdat het geen goedkoop middel is. Men kan er aan de
universiteit niet zomaar vrij over beschikken. Het is vanuit
Amerika gelimiteerd binnen dat onderzoeksproject.
Veel patie¨nten hebben er een oplossing voor hun ziekte
in gevonden. Dit project stopt in juni 2000. Verschillende
mensen vragen zich af wat ze daarna moeten beginnen.
Is het geneesmiddel in ons land al geregistreerd ? Welke
maatregelen neemt u om dit geneesmiddel tijdig
HA 50
COM 180
27
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Joos Wauters
terugbetaalbaar te krijgen ? Welke termijn plant u daar-
voor ? Indien dit niet binnen de ziekteverzekering zou
lukken, wat zijn dan de mogelijkheden voor deze patie¨n-
ten om dit geneesmiddel toch terugbetaald te krijgen ?
Minister Frank Vandenbroucke : Mevrouw de voorzitter,
collega,
het
geneesmiddel
werd
geregistreerd
op
13 augustus 1999 via de Europese centrale registratie-
procedure. Op de agenda van de Technische Raad voor
Farmaceutische Specialiteiten staat de farmaceutische
specialiteit Renicade, die als werkzaam bestanddeel
Infliximab bevat, ingeschreven. De prijs bedraagt 24 254
frank per verpakking.
Als de Raad een positief voorstel doet voor de tegemoet-
koming door de verplichte verzekering, wordt dat voorstel
voorgelegd aan het Verzekeringscomite´, dat dit voorstel
al dan niet aanvaardt, eventueel begeleid met een ad-
vies. Pas dan kan de beslissing worden genomen om de
specialiteit op te nemen in een ontwerp van ministerieel
besluit, houdende de terugbetaling van het betrokken
geneesmiddel, alsmede de vastlegging van het doel en
de terugbetalingsvoorwaarden.
Alvorens het te publiceren in het Belgisch Staatsblad,
moet het advies van de inspecteur van financie¨n inge-
wonnen worden en een voorafgaand akkoord worden
gevraagd aan de minister van Begroting. Het ontwerp
wordt dan met alle adviezen voorgelegd aan de Raad
van State die gevraagd wordt om een dringend advies te
geven binnen de drie dagen. Na eventuele aanpassing
van het ontwerp wordt het ministerieel besluit door mij
ondertekend en opgestuurd naar het Staatsblad voor
publicatie. Dat is het te volgen proces.
Ik wacht op het antwoord van de Technische Raad. Zelfs
als het advies positief is, kan het nog even duren
vooraleer we zover zijn in de praktijk. Het is mij eigenlijk
onbekend of dat geneesmiddel op dit ogenblik beschik-
baar is als een niet-terugbetaald geneesmiddel. Het is mij
ook niet bekend of dit geneesmiddel ter beschikking staat
voor wat men noemt impassioned use. Dit zijn de enige
twee mogelijkheden voor de patie¨nt om het geneesmid-
del ter beschikking te krijgen voordat de terugbetaling in
orde is. Dat geldt voor alle geneesmiddelen. Ik heb daar
geen gegevens over. Mijn antwoord is voorzichtig, omdat
ik wil wachten op wat de Technische Raad voor Farma-
ceutische Specialiteiten zegt. Het staat er op de agenda.
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Het staat op
de agenda, dus de timing blijft onduidelijk. De betrokke-
nen zitten met hun eigen timing tot eind juni en vragen
zich af wat ze daarna moeten doen.
Ik vroeg mij ook af of zij op het fonds geen beroep konden
doen, gezien de ziekte van Crohn een specifieke ziekte
is. Dat was het onderliggend motief van mijn derde vraag.
Bestaat er in die overgangsperiode voor die patie¨nten
een mogelijkheid om daar een beroep op te doen,
weliswaar wetend dat het niet goedkoop is ? Vieren-
twintig duizend frank is niet weinig. Het heeft blijkbaar wel
de gewenste effecten en resultaten voor deze mensen.
Minister Frank Vandenbroucke : Ik improviseer mijn
antwoord. Men moet daar altijd voorzichtig mee zijn. De
vraag of het Bijzonder Solidariteitsfonds kan tussen-
komen hangt eigenlijk af van het voorstel dat de Techni-
sche Raad doet. Het Bijzonder Solidariteitsfonds kan
tussenkomen voorzover de terugbetaling niet opgeno-
men is in de nomenclatuur en het gaat over een zeer
ernstige aandoening, met zeer ernstige financie¨le gevol-
gen, enzovoort. Als de Technische Raad zou beslissen
dat een terugbetaling slechts verantwoord is in bepaalde
gevallen, dan is het niet evident dat het Bijzonder
Solidariteitsfonds voor andere gevallen tussenkomt. Ik
neem aan dat de Technische Raad voor de gevallen waar
het nodig is wel positief zou beoordelen. De rol van het
fonds is afhankelijk van wat de Technische Raad precies
zegt. Op dit ogenblik kan ik daar helemaal niet op
vooruitlopen. Ik hoop echter vrij snel een antwoord te
kunnen hebben over deze kwestie.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 17.01 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 17.01 heures.
28
HA 50
COM 180
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000