B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
B
INNENLANDSE
Z
AKEN
,
DE
A
LGEMENE
Z
AKEN
EN HET
O
PENBAAR
A
MBT
COMMISSION DE L
'I
NTÉRIEUR
,
DES
A
FFAIRES GÉNÉRALES
ET DE LA
F
ONCTION PUBLIQUE
VAN
DU
26-04-2000
26-04-2000
HA 50
COM 178
HA 50
COM 178
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 178
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Woensdag 26 april 2000
COMMISSIE
VOOR
DE
BINNENLANDSE
ZAKEN,
DE ALGEMENE ZAKEN EN HET OPENBAAR AMBT
COM 178
Samengevoegde mondelinge vragen van de heer Pieter
De Crem en mevrouw Els Van Weert aan de minister van
Binnenlandse Zaken over
de aanpassing van de kieswet
(nrs. 1547 en 1567)
5
sprekers : Pieter De Crem, Els Van Weert, Antoine
Duquesne
, minister van Binnenlandse Zaken, Willy
Cortois
Interpellatie van mevrouw Joe¨lle Milquet tot de minister
van Binnenlandse Zaken over
de aangekondigde evalua-
tie van de veiligheidscontracten
(nr. 289)
8
sprekers : Joe¨lle Milquet, Antoine Duquesne, minister
van Binnenlandse Zaken, Jean-Pierre Detremmerie
Mondelinge vraag van de heer Bart Laeremans aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de toevoeging van
Wemmel aan de politiezone Asse-Merchtem-Opwijk
(nr. 1529)
13
sprekers : Bart Laeremans, Antoine Duquesne, mi-
nister van Binnenlandse Zaken, Jean-Pierre Detrem-
merie
Mondelinge vraag van de heer Guido Tastenhoye aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de uitzonderings-
clausule bij het stemrecht voor EU-onderdanen bij de
gemeenteraadsverkiezingen in gemeenten met meer dan
20% EU-burgers
(nr. 1506)
15
sprekers : Guido Tastenhoye, Antoine Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Guido Tastenhoye aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de dramatische
achterstand die is gerezen bij de afhandeling van de sterk
toegenomen asielaanvragen, en het uitblijven van initia-
tieven aangaande de aangekondigde e´e´ngemaakte 'Fe-
derale Administratie voor Asiel'
(nr. 1520)
16
sprekers : Guido Tastenhoye, Antoine Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken, Filip De Man
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren Karel
Van Hoorebeke, Tony Van Parys en Jean-Pol Poncelet
aan de minister van Binnenlandse Zaken over
het effec-
tief in werking treden van de commissie voor regularisatie
(nrs. 1557, 1638 en 1625)
19
sprekers : Karel Van Hoorebeke, Tony Van Parys,
Jean-Pol Poncelet, voorzitter van de PSC-fractie, An-
toine Duquesne
, minister van Binnenlandse Zaken
Sommaire
Mercredi 26 avril 2000
COMMISSION
DE
L'INTE
´ RIEUR, DES AFFAIRES
GE
´ NE´RALES ET DE LA FONCTION PUBLIQUE
COM 178
Questions orales jointes de M. Pieter De Crem et Mme Els
Van Weert au ministre de l'Inte´rieur sur
la modification de
la loi e´lectorale
(n
os
1547 et 1567)
5
orateurs : Pieter De Crem, Els Van Weert, Antoine
Duquesne
, ministre de l'Inte´rieur, Willy Cortois
Interpellation de Mme Joe¨lle Milquet au ministre de
l'Inte´rieur sur
l'e´valuation annonce´e des contrats de
se´curite´
(n° 289)
8
orateurs : Joe¨lle Milquet, Antoine Duquesne, ministre
de l'Inte´rieur, Jean-Pierre Detremmerie
Question orale de M. Bart Laeremans au ministre de
l'Inte´rieur sur
le rattachement de Wemmel a` la zone
interpolice Asse-Merchtem-Opwijk
(n° 1529)
13
orateurs : Bart Laeremans, Antoine Duquesne, mini-
stre de l'Inte´rieur, Jean-Pierre Detremmerie
Question orale de M. Guido Tastenhoye au ministre de
l'Inte´rieur sur
la clause d'exception en ce qui concerne le
droit de vote des ressortissants de l'Union europe´enne
pour les e´lections communales dans les communes
comptant plus de 20% de citoyens de l'Union europ-
e´enne
(n° 1506)
15
orateurs : Guido Tastenhoye, Antoine Duquesne, mi-
nistre de l'Inte´rieur
Question orale de M. Guido Tastenhoye au ministre de
l'Inte´rieur sur
le retard dramatique dans le traitement des
demandes d'asile, dont le nombre a fortement augmente´,
et l'absence d'initiatives concernant la cre´ation de l'
Ad-
ministration fe´de´rale de l'Asile
(n° 1520)
16
orateurs : Guido Tastenhoye, Antoine Duquesne, mi-
nistre de l'Inte´rieur, Filip De Man
Questions orales jointes de MM. Karel Van Hoorebeke,
Tony Van Parys et Jean-Pol Poncelet au ministre de
l'Inte´rieur sur
le de´marrage effectif de la Commission de
re´gularisation
(n
os
1557, 1638 et 1625)
19
orateurs : Karel Van Hoorebeke, Tony Van Parys,
Jean-Pol Poncelet, pre´sident du groupe PSC, Antoine
Duquesne
, ministre de l'Inte´rieur
HA 50
COM 178
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van de heer Joos Wauters aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de nucleaire
transporten
(nr. 1562)
25
sprekers : Joos Wauters, Antoine Duquesne, minister
van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Marcel Hendrickx aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de wapendracht
door politieambtenaren belast met de uitoefening van hun
politietaken in de gemeenten Baarle-Hertog (B) en Baarle-
Nassau (N)
(nr. 1564)
26
sprekers : Marcel Hendrickx, Antoine Duquesne, mi-
nister van Binnenlandse Zaken
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren Pieter
De Crem, Willy Cortois en Filip De Man aan de minister
van Binnenlandse Zaken over
de inwerkingtreding van de
pilootzones
(nrs. 1568, 1605 en 1616)
27
sprekers : Pieter De Crem, Willy Cortois, Filip De
Man
, Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse
Zaken
Mondelinge vraag van de heer Pieter De Crem aan de
minister van Binnenlandse Zaken en aan de vice-eerste
minister en minister van Mobiliteit en Vervoer over
het
uitwijzings- en verwijderingsbeleid van de regering
(nr. 1569)
31
sprekers : Pieter De Crem, Antoine Duquesne, minis-
ter van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van mevrouw Frieda Brepoels aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de erkenning van
overstromingen als ramp
(nr. 1611)
34
sprekers : Frieda Brepoels, voorzitter van de VU&ID-
fractie, Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse
Zaken
Question orale de M. Joos Wauters au ministre de
l'Inte´rieur sur
les transports nucle´aires (n° 1562)
25
orateurs : Joos Wauters, Antoine Duquesne, ministre
de l'Inte´rieur
Question orale de M. Marcel Hendrickx au ministre de
l'Inte´rieur sur
le port d'arme par les policiers charge´s de
l'exe´cution des ta^ches policie`res dans les communes de
Baarle-Hertog (B) et Baarle-Nassau (N)
(n° 1564)
26
orateurs : Marcel Hendrickx, Antoine Duquesne, mi-
nistre de l'Inte´rieur
Questions orales jointes de MM. Pieter De Crem, Willy
Cortois et Filip De Man au ministre de l'Inte´rieur sur
la
modification de la loi e´lectorale
(n
os
1568, 1605 et 1616)
27
orateurs : Pieter De Crem, Willy Cortois, Filip De
Man
, Antoine Duquesne, ministre de l'Inte´rieur
Question orale de M. Pieter De Crem au ministre de
l'Inte´rieur et a` la vice-premie`re ministre et ministre de la
Mobilite´ et des Transports sur
la politique d'expulsion et
d'e´loignement du gouvernement
(n° 1569)
31
orateurs : Pieter De Crem, Antoine Duquesne, mini-
stre de l'Inte´rieur
Question orale de Mme Frieda Brepoels au ministre de
l'Inte´rieur sur
la reconnaissance des inondations comme
catastrophe
(n° 1611)
34
orateurs : Frieda Brepoels, pre´sidente du groupe
VU&ID, Antoine Duquesne, ministre de l'Inte´rieur
4
HA 50
COM 178
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE L'INTE´RIEUR,
DES AFFAIRES GE´NE´RALES
ET DE LA FONCTION PUBLIQUE
COMMISSIE VOOR DE BINNENLANDSE
ZAKEN, DE ALGEMENE ZAKEN
EN HET OPENBAAR AMBT
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MERCREDI 26 AVRIL 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
WOENSDAG 26 APRIL 2000
De vergadering wordt geopend om 14.06 uur door de
heer Paul Tant, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 14.06 heures par M. Paul Tant,
pre´sident.
Samengevoegde mondelinge vragen van de heer
Pieter De Crem en mevrouw Els Van Weert aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de aanpas-
sing van de kieswet
(nrs. 1547 en 1567)
Questions orales jointes de M. Pieter De Crem et
Mme Els Van Weert au ministre de l'Inte´rieur sur
la
modification de la loi e´lectorale
(n
os
1547 et 1567)
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, ik heb artikel 23 van de
gemeentekieswet en artikel 11 van de provinciekieswet
erop nageslagen. De minister heeft immers in de pers
verklaard dat hij voorstelt om bij de herziening van het
kieswetboek het aantal kandidaten op de lijsten uit te
breiden met 30%, en dit zowel voor de federale en de
Europese verkiezingen als voor de provincie- en
gemeenteraadsverkiezingen. De nieuwe kieswet zou
reeds van kracht zijn op 8 oktober 2000, indien de
politieke wil daarvoor zou bestaan. Daarover wil ik graag
een aantal vragen stellen.
Persoonlijk heb ik daarmee geen problemen, mijnheer de
minister, want ik heb voor de lijst van de gemeenteraads-
verkiezingen driemaal zoveel kandidaten als het aantal te
begeven plaatsen. Ik denk dat dit ook geldt voor de heren
Cortois, Vanpoucke en Tant, en misschien ook voor u,
mijnheer de minister. Maar wat is het doel van deze
uitbreiding ? Wettelijk kan het eigenlijk niet. In de wet
staat duidelijk dat er nooit meer kandidaten kunnen zijn
dan het aantal te begeven plaatsen.
U hebt gesproken van een uitbreiding met 30%, al dan
niet afgerond. Wordt dit voor iedere partij een verplichte
uitbreiding
voor
de
gemeente-
en
provincie-
raadsverkiezingen ? Dit zijn namelijk de eerstvolgende
verkiezingen. Moeten zij dus een bijkomende lijst indie-
nen met 30% meer kandidaten ?
Volgens u moet er een reserve worden opgebouwd
omdat de opvolging wordt afgeschaft. Waarom wordt
deze maatregel dan ook van kracht voor de provincie- en
gemeenteraadsverkiezingen, waar de opvolging toch al
bestaat ? De eerste opvolger is daar de eerste niet-
verkozene, dus daar is er sprake van redundantie. Wordt
vooral in de steden de lijstvorming hiermee niet be-
zwaard ? De lijstvorming is daar immers reeds onderwor-
pen aan een aantal wettelijke verplichtingen die haar niet
vergemakkelijken.
Mijn vragen zijn dus concreet : zal de 1/3-regel ook
toegepast worden op de 30% toegevoegde kandidaten,
en zal de halvering van de kopstem ook toegepast
worden op die 30% toegevoegde kandidaten ?
Mevrouw Els Van Weert (VU&ID) : Mijnheer de voorzit-
ter, mijnheer de minister, collega's, het heeft mij verbaasd
dat wij via de media moesten vernemen dat nog met
ingang
van
deze
gemeente-
en
provincie-
raadsverkiezingen aan de partijen wordt opgelegd om
30% meer kandidaten te zoeken.
Is dit inderdaad zo, en krijgen wij deze wijziging nog
opgedrongen voor 8 oktober 2000 ? Hetzelfde geldt
trouwens voor de vermindering met 50% van de invloed
van de lijsten, waarnaar de heer De Crem reeds heeft
verwezen. Wij kijken met spanning uit naar de juiste
modaliteiten en of deze maatregel zal worden toegepast
op de gemeenteraadsverkiezingen.
Het probleem is kleiner voor wat mijn tweede vraag
betreft, met name over de 30% meer kandidaten. Ik heb
daarmee evenmin problemen. Wij hebben immers ook
genoeg kandidaten. Nochtans kan men niet verbergen
dat dit weer een bijkomende handicap is voor kleinere,
HA 50
COM 178
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Els Van Weert
nieuwe partijen. Men is weliswaar niet verplicht de lijst
volledig op te vullen, maar iedere bijkomende persoon
brengt bijkomende stemmen aan. Een volledige lijst is
dus altijd in het voordeel van de partij die daarin slaagt.
Ik denk dus dat er een goede argumentatie nodig is om
die dertig procent extra kandidaten in te voeren. Ik zie de
ellenlange stembrieven in de grote steden al voor me. Als
niet bewezen is dat er werkelijk problemen ontstaan door
een tekort aan opvolgers dan zie ik niet de noodzaak in
van de overhaaste invoering van een dergelijke maatre-
gel.
Mijnheer de minister, ik vernam van u graag of de
maatregel al voor de verkiezingen van 8 oktober wordt
ingevoerd en met welke argumenten u deze invoering
verdedigt.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, il faut lire la presse avec prudence et il
vaut toujours mieux attendre que le gouvernement
prenne des de´cisions dans le cadre d'un projet adopte´.
Pour l'instant, il existe un avant-projet de loi qui est
discute´ en groupe de travail mais qui doit revenir devant
le gouvernement, pre´cise´ment ce 28 avril. Il n'y a pas
encore de de´cision, mais je vous re´pondrai bien volon-
tiers sur la base de cet avant-projet.
L'avant-projet de loi pre´voit effectivement que le nombre
de candidats admis a` figurer sur la liste de pre´sentation
est e´gal a` 130% du nombre de membres a` e´lire, lorsque
ce dernier nombre est supe´rieur a` onze.
Si le nombre ainsi calcule´ (nombre de membres a` e´lire
plus 30% de ce nombre) comporte des de´cimales,
celles-ci sont arrondies a` l'unite´ supe´rieure ou ne´glige´es
selon qu'elles atteignent ou non 0,5.
Lorsque le nombre de membres a` e´lire dans la circons-
cription est e´gal ou infe´rieur a` onze, l'avant-projet de loi
pre´voit que le nombre de candidats admis a` figurer sur la
liste au-dela` du nombre de membres a` e´lire peut e^tre
porte´ a` trois.
J'en viens maintenant aux questions pre´cises qui m'ont
e´te´ pose´es.
Cette nouvelle modalite´, qui doit e^tre ge´ne´ralise´e a`
toutes les e´lections (europe´ennes, pour la Chambre, le
Se´nat, re´gionales, provinciales, communales), se justifie
par la suppression de la distinction entre candidats
titulaires et candidats supple´ants. Elle vise a` e´viter que la
re´serve des e´lus supple´ants ne s'e´puise par suite des
de´ce`s, de´missions ou incompatibilite´s survenant au sein
de la liste en cours de le´gislature.
Le risque d'e´puisement de la re´serve des supple´ants est
important dans les circonscriptions e´lectorales ou` le
nombre de membres a` e´lire est peu e´leve´, notamment
dans la circonscription e´lectorale de Huy-Waremme pour
l'e´lection a` la Chambre des repre´sentants ou` ce nombre
se limite a` deux, ou encore dans la circonscription de
Neufcha^teau-Virton pour l'e´lection a` la Chambre ou` ce
nombre est limite´ a` trois.
Le champ d'application ratione materiae de l'avant-projet
s'e´tend, comme je viens de le dire, a` l'e´lection de toutes
les assemble´es, y compris, en principe, aux e´lections qui
se tiendront le 8 octobre prochain en vue du renouvelle-
ment ordinaire des conseils provinciaux et communaux.
Je souhaite que cette question soit examine´e au plus to^t
par le gouvernement car les de´lais sont tre`s re´duits et il
faut encore en discuter au parlement. En toute hypo-
the`se, pour l'organisation des e´lections, un certain nom-
bre de dates s'imposent a` moi, ne serait-ce que pour la
mise au point des logiciels qui seront e´videmment diffe´-
rents selon que l'on modifie ou non la le´gislation e´lecto-
rale. La question de l'entre´e en vigueur des nouvelles
modalite´s pour les e´lections du 8 octobre sera tranche´e
par le gouvernement le 28 avril.
Dans l'avant-projet, la majoration du nombre de candi-
dats par rapport au nombre de membres a` e´lire constitue
une faculte´ pour la liste et non une obligation. Il n'y a
aucune obligation de pre´senter des listes comple`tes et la
liberte´ des formations politiques doit e^tre pre´serve´e.
Cette modalite´ est pre´vue de manie`re line´aire pour
l'e´lection de toutes les assemble´es.
Bien qu'il n'y ait pas de candidats pre´sente´s a` la sup-
ple´ance pour l'e´lection au mandat de conseiller provincial
ou communal, le risque d'e´puisement de la re´serve de
supple´ants n'est pas a` ne´gliger pour les listes d'e´lus a` ce
mandat, dans les districts e´lectoraux et les communes ou`
le nombre de conseillers a` e´lire est peu e´leve´.
Je citerai a` titre d'exemple le district e´lectoral de Pope-
ringe en province de Flandre occidentale ou` il n'y a que
deux sie`ges de conseiller provincial a` pourvoir ainsi que
les communes de Mesen en Flandre occidentale et de
Herstappe au Limbourg ou` le nombre de conseillers
communaux a` e´lire se limite a` sept.
Votre dernie`re question, monsieur Tastenhoye, est sans
objet compte tenu des re´ponses que je viens de donner.
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de minister, dit
is, eerlijk gezegd, electorale marktkramerij. Uw voorstel
is niet tot stand gekomen na rijp beraad, maar werd nog
snel in elkaar geflanst om klaar te zijn voor de
gemeenteraadsverkiezingen. De mensen die het goed
menen met het gemeentelijk mandaat waren zelf reeds
heel ver gevorderd. Het voornaamste bezwaar is dat uw
voorstel tot niets verplicht. U zou een wet moeten maken
die toepasbaar is voor alle lijsten en kandidaten die aan
de verkiesbaarheidsvoorwaarden voldoen. Stel u eens
6
HA 50
COM 178
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pieter De Crem
een gemeente voor waar vijfentwintig gemeenteraad-
sleden moeten worden verkozen en waar e´e´n partij - ik
tel er 30% bij - met vierendertig kandidaten zou opko-
men, een andere partij met vijfentwintig en nog een
andere met zeventien omdat ze geen volwaardige lijst
kunnen samenstellen, dan ontstaat er een onevenwichtig
geheel.
Is deze regeling, die geldt voor de gemeenteraads-
verkiezingen, ook a fortiori toepasselijk voor de grote
steden en hun districtsraden ? In de Antwerpse agglome-
ratie - en daar bent u niet bij blijven stilstaan - moeten bij
de gemeenteraadsverkiezingen voor de districtsraden
meer dan 250 kandidaten worden verkozen. Daardoor
moeten de partijen die zich in Antwerpen bij de
gemeenteraadsverkiezingen aan de kiezer aanbieden,
53 kandidaten op hun gemeenteraadslijst opnemen, ver-
meerderd met e´e´n derde, wat betekent dat elke partij bij
de gemeenteraadsverkiezingen 72 potentie¨le kandidaten
ter beschikking moet kunnen stellen. Wanneer de par-
tijen volledige lijsten willen aanbieden voor alle districten,
moeten zij 250 kandidaten hebben, vermeerderd met e´e´n
derde, wat neerkomt op 330 kandidaten. Dit wil dus
zeggen dat een partij die opkomt voor beide verkiezin-
gen - de provincieraadsverkiezingen terzijde gelaten -
dus
voor
de
gemeenteraads-
en
district-
raadsverkiezingen, 330 plus 72, of 400 kandidaten moet
aanbieden bij de gemeenteraadsverkiezingen.
Dit is toch absurd. U kent de gemeentewet even goed als
ik en u zou dus moeten weten dat de problematiek van de
opvolging zich niet voordoet bij verkiezingen voor de
gemeenteraad. De opvolging komt slechts in gevaar
wanneer een gemeente of een stad onbestuurbaar
wordt. Vroeger was het zo dat, wanneer e´e´n verkozene
verhuisde van de ene gemeente naar de andere en dit
leidde tot het verlies van e´e´n gemandateerde, de be-
stuurbaarheid van de gemeente niet in gevaar kwam en
geen nieuwe verkiezingen moesten worden georgani-
seerd.
De problematiek van de opvolging doet zich wel voor in
een eerder uitzonderlijke situatie, namelijk wanneer een
lijst de absolute meerderheid heeft behaald, die ver
uitstijgt boven de helft van het aantal verkozenen en
wanneer enkele mensen komen te overlijden.
Het is een aberrant voorstel dat niet tegemoetkomt aan
een maatschappelijke behoefte. Erger nog, u zegt dat uw
voorstel facultatief en vrijblijvend is, wat, afgezien van de
repercussies voor de districtsraden, de bestrafbaarheid
of de toepasbaarheid ervan in vraag stelt. Ik vind het een
slecht voorstel en wij zullen het in elk geval niet steunen.
Mevrouw Els Van Weert (VU&ID) : Mijnheer de voorzit-
ter, alhoewel ik akkoord ga met het standpunt van de
minister inzake een grotere doorzichtigheid en uniformi-
teit in het kiesstelsel, sluit ik me aan bij de bemerkingen
van de heer De Crem over de problemen die kunnen
ontstaan als dit vlak voor de verkiezingen wordt inge-
voerd. In deze commissie werd reeds verscheidene
malen beklemtoond dat vlak voor de verkiezingen geen
ingrijpende wijzigingen kunnen worden aangebracht aan
het kiesstelsel, zeker als het wijzigingen zijn die een
rechtstreekse impact hebben op de lijstvorming. Het is,
mijns inziens, niet verstandig deze wijzigingen nog snel
door te voeren. Het is beter de consequenties van een
dergelijke maatregel op al de terreinen en voor al de
verkiezingen te onderzoeken.
De heer Willy Cortois (VLD) : Mijnheer de minister, wij
moeten met de gemeentelijke democratie toch wat voor-
zichtiger
omspringen
en
niet
vlak
voor
de
gemeenteraadsverkiezingen de regels van het spel ver-
anderen. In heel wat gemeenten werkt men aan de
lijstvorming. Dat is een democratisch proces, of althans
dat zou democratisch moeten verlopen. Daaraan vlak
voor de gemeenteraadsverkiezingen wijzigingen aan-
brengen, lijkt mij maatschappelijk weinig verstandig.
Natuurlijk moet dit punt niet van de agenda worden
geschrapt. Maar laten wij de zaken niet op hun kop
zetten. Er kan eerst een discussie terzake in het parle-
ment en daarna in de regering worden gevoerd, waarna
een aantal wijzigingen mogelijk worden. Anders wordt de
lijstvorming een lachertje, want om het even wie wordt
dan op de lijst ingeschreven.
Kortom, ik ben voorstander van de grootste behoed-
zaamheid en dring erop aan dat de regering nu nog geen
initiatieven neemt.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
d'abord, il est un peu surprenant de discuter de tout ceci
sans attendre le projet gouvernemental qui traite de cette
question, tout a` fait accessoire. En effet, si vous aviez
attendu ce projet gouvernemental, vous vous seriez
rendu compte que l'essentiel de son contenu est ce qui
est pre´vu dans la de´claration du gouvernement, a` savoir
la suppression de l'effet de´volutif de la moitie´ de la case
de te^te, de manie`re a` mieux rendre compte du vote de
pre´fe´rence exprime´ par l'e´lecteur, ce qui devrait e^tre
conside´re´ comme un approfondissement des re`gles de´-
mocratiques.
Ensuite, ce projet, en ce compris ce qui concerne ce que
je viens de dire, n'implique aucune modification des listes
telles qu'elles ont e´te´ constitue´es dans la perspective des
e´lections du 8 octobre. Je re´pe`te et confirme que cette
question sera tranche´e par le gouvernement lors de sa
re´union du 28 avril.
Enfin, les exemples choisis ne sont pas pertinents. La` ou`
il y a des listes de candidats importantes, sauf pour une
formation politique dans notre pays qui aspirerait a` e^tre
une formation unique trustant tous les e´lus, il ne doit pas
HA 50
COM 178
7
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
y avoir de proble`me de supple´ants. Cette faculte´ offerte
de 30% supple´mentaires ne convient que pour les cas ou`
il y a peu de candidats effectifs et ou` l'on risquerait de se
trouver de´muni en cas de de´ce`s ou de de´sistements.
J'ai donc l'impression que nous ne discutons pas de
l'essentiel du projet gouvernemental et que certaines
propositions sont caricature´es. Je conseille donc a` cha-
cun d'attendre et de lire les textes qui seront de´pose´s.
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de minister,
het geldt dus ook voor de districtsraadsverkiezingen,
want die zijn gelinkt aan de gemeenteraadsverkiezingen.
M. Antoine Duquesne, ministre : Attendez le projet !
J'ai encore connu le temps, monsieur le pre´sident, ou` l'on
n'interrogeait pas un ministre sur ses intentions. Il ne
s'agit me^me pas ici de choix politiques, il s'agit d'un
certain nombre de choix qui sont techniques. Donc, je
trouve quand me^me normal, quand on de´libe`re sur le
texte d'un avant-projet qui doit devenir un projet gouver-
nemental, qu'a` ce moment ait lieu la discussion parle-
mentaire normale. On vit encore, monsieur De Crem,
dans un re´gime de droit e´crit et non pas d'e´changes de
paroles en assemble´e libre.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Interpellation de Mme Joe¨lle Milquet au ministre de
l'Inte´rieur sur
l'e´valuation annonce´e des contrats de
se´curite´
(n° 289)b>
Interpellatie van mevrouw Joe¨lle Milquet tot de mi-
nister van Binnenlandse Zaken over
de aangekon-
digde
evaluatie
van
de
veiligheidscontracten
(nr. 289)
Mme Joe¨lle Milquet(PSC) : Monsieur le pre´sident, mon-
sieur le ministre, chers colle`gues, cette interpellation a
e´te´ de´pose´e il y a plus d'un mois. Je m'interroge sur
l'efficacite´ du travail parlementaire lorsque je constate
qu'elle n'est inscrite qu'a` l'ordre du jour d'aujourd'hui. Je
l'adapterai donc selon l'actualite´. En tout cas, elle avait
e´te´ de´pose´e a` l'issue des de´clarations du ministre sur
l'e´valuation des contrats de se´curite´. Cela date donc un
peu. Ne´anmoins, je souhaiterais poser quelques ques-
tions a` ce sujet.
En 2000, on a reconduit - et je m'en re´jouis - le budget
re´serve´ aux contrats de se´curite´ et de socie´te´, tout en
spe´cifiant que l'anne´e 2000 e´tait une anne´e charnie`re et
que l'on organiserait une e´valuation. Nous avons e´te´ fort
surpris qu'avant me^me de proce´der a` cette e´valuation,
vous aviez e´mis une se´rie de conside´rations personnel-
les selon lesquelles les contrats de se´curite´ n'avaient pas
rempli leur objectif. Selon vous, si des effets positifs
e´taient enregistre´s, il y avait e´galement des effets ne´ga-
tifs car les contrats de se´curite´ n'avaient pas permis de
faire baisser les indices de la petite de´linquance. Cette
appre´ciation n'est pas ne´cessairement suivie par les
commissaires des grandes villes qui estiment que les
chiffres doivent e^tre observe´s avec la plus grande pru-
dence. En outre, on ne sait pas quels auraient e´te´ les
chiffres en l'absence de contrats de se´curite´.
A l'e´poque, mon interpellation e´tait motive´e par vos
prises de position. Entre-temps, le gouvernement a pris
des de´cisions concernant le ro^le du Commissaire aux
grandes villes, devenu depuis ministre de la Ville. Je
souhaiterais vous poser une se´rie de questions par
rapport a` l'avenir des contrats de se´curite´ et de socie´te´.
Tout d'abord, comment allez-vous organiser concre`te-
ment l'e´valuation qui, je l'espe`re, servira encore a` quel-
que chose car vous aviez de´ja` quasiment e´mis des
conclusions ? J'espe`re que l'on proce´dera a` une e´valua-
tion objective sur la base de crite`res scientifiques et
pluridisciplinaires. J'aimerais donc savoir quelle sera la
me´thodologie suivie. Cette e´valuation sera-t-elle bien
organise´e par le Secre´tariat permanent a` la politique de
pre´vention ? Va-t-on suivre les diffe´rents e´le´ments que
vous aviez repris dans votre note de politique ge´ne´rale
de l'e´poque, a` savoir auto-e´valuation des villes, rapport
du ministe`re de l'Inte´rieur sur la base des visites, etc., et
enfin analyse dans un cadre plus large au moyen d'e´va-
luations scientifiques par les universite´s ?
Ma premie`re question a donc trait au processus d'e´va-
luation, aux crite`res choisis et a` la me´thodologie, ainsi
qu'au timing pre´vu. Vous aviez parle´ du mois de juillet.
Deuxie`me question : dans le cadre de cette e´valuation,
comptez-vous avoir une concertation avec le ministe`re
de la Justice, les re´gions et les communaute´s ?
Par ailleurs, en ce qui concerne l'avenir, nous sommes
perplexes car il y a eu un grand nombre d'intervenants au
sujet de la proble´matique du renouveau urbain, de la
pre´vention et de la se´curite´ dans les quartiers et les
grandes villes. Outre les ope´rateurs re´gionaux et com-
munautaires, l'Etat fe´de´ral intervient e´galement. Aupara-
vant, la politique en la matie`re e´tait assez concurrentielle.
Elle n'e´tait pas toujours harmonieuse entre le ministe`re
de la Justice et celui de l'Inte´rieur. A pre´sent, nous avons
un ministre de la Ville qui arrive avec ses propres projets
puisqu'un milliard a e´te´ pre´vu pour l'exe´cution de
contrats bien de´finis. En fait, ils recoupent les anciens
contrats de se´curite´ et de socie´te´. De`s lors, je voudrais
savoir comment vous comptez organiser la cohe´sion a`
l'avenir entre la politique de la ville et les impe´ratifs
intimement lie´s a` la politique de se´curite´ et de pre´vention
et tout ce qui touche aux contrats de se´curite´.
8
HA 50
COM 178
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Joe¨lle Milquet
Je crains, en effet, qu'on en arrive a` un compartimentage
renforc¸ant l'incohe´rence et les doubles emplois. Vous
e^tes-vous de´ja` concerte´ avec M. Picque´ ou avez-vous
des ide´es pre´cises sur la manie`re dont vous allez conci-
lier les deux types de politique, eu e´gard a` l'existence du
droit de clivage, selon le type de contrat, des quartiers et
des villes dans le cadre de la politique de la ville ? C'est
tre`s pre´occupant et e´tant donne´ les quelques possibilite´s
budge´taires, faute de concre´tisation en la matie`re, nous
allons nous trouver face a` un proble`me d'efficacite´.
Une autre question est celle des baronnies locales, au
sujet de laquelle vous aviez e´mis la crainte que certains
contrats de se´curite´ ou de socie´te´ aient e´te´ utilise´s pas
toujours a` bon escient, que certains de´tournements aient
eu lieu... Comment pensez-vous neutraliser ces baron-
nies locales ?
Dore´navant, sachant que tout passe par la cohe´rence
d'une politique de quartier et de ville, outre la notion et la
ne´cessite´ d'avoir une cohe´rence entre la politique de la
ville et la politique des ministe`res de l'Inte´rieur et de la
Justice, ne faudrait-il pas revoir les choses de manie`re
beaucoup plus re´formatrice pour globaliser dans une
sorte de fonds commun, a` la fois les cre´dits qui e´mane-
raient de la Justice, de l'Inte´rieur et de la Ville en
ge´ne´ral ?
Imaginer la conclusion d'un accord de coope´ration entre
les communaute´s et les re´gions pour e´galement alimen-
ter ce fonds et en fait reconstruire a` partir de contrats qui
soient alors globaux, se basant par quartier ou par ville
selon les cas, selon les ne´cessite´s politiques qui sont
transversales, qui touchent a` la politique du logement, de
la pre´vention scolaire, de la pre´vention en matie`re de
justice, d'affaires inte´rieures, de police, etc., pour obtenir
des contrats qui soient enfin efficaces, dote´s de capa-
cite´s budge´taires multiplie´es, parce qu'on aurait renforce´
le tout dans un fonds, gra^ce a` une concertation fe´de´rale,
re´gionale et communautaire, bref des contrats qui re´pon-
dent vraiment a` l'ensemble des besoins transversaux
des quartiers et des villes.
Cette piste de re´flexion pour l'avenir me semble relative-
ment ne´cessaire, vu le morcellement actuel, car
lorsqu'on proce`de a` l'addition des moyens dont dispo-
sent tant les de´partements de l'Inte´rieur et de la Justice
que le fe´de´ral pour les villes, quand on proce`de a`
l'addition des moyens en termes de pre´vention, d'aide a`
la jeunesse au niveau des communaute´s et ce que
donnent de´ja` les re´gions en la matie`re, en globalisant
certaines choses avec un cahier des charges par quartier
selon les spe´cificite´s, on arriverait a` des politiques de´-
multiplie´es, beaucoup plus efficaces.
Voila` ce sur quoi je voulais vous interroger aujourd'hui,
car a` la veille des e´lections communales, ce sont des
politiques dont on a grandement besoin et la notion de
contrats avec des quartiers et des villes est essentielle.
Sans doute y a-t-il des e´le´ments a` revoir, mais je
voudrais savoir comment vous pensez les articuler pour
les rendre beaucoup plus homoge`nes.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
madame Milquet, je suis assez d'accord avec votre
dernie`re re´flexion, a` savoir qu'il est ne´cessaire d'avoir
une cohe´rence entre les diffe´rents e´le´ments d'une politi-
que de se´curite´, pour autant bien entendu qu'il ne
s'agisse pas de constituer un ensemble informe dans
lequel sont confondus des aspects qui, s'ils sont comple´-
mentaires, sont ne´anmoins diffe´rents.
En effet, dans une politique de se´curite´, outre la re´flexion
ge´ne´rale qui consiste a` dire que l'on pratique une bonne
politique a` tous les niveaux, qui n'est pas une politique de
se´curite´ mais une politique de la qualite´ de vie, une
politique e´conomique de de´veloppement, une politique
de l'emploi, une politique de lutte contre les ine´galite´s, on
cre´e des conditions qui sont plus favorables a` la diminu-
tion, notamment, de la de´linquance.
En dehors de cela, les choses e´tant ce qu'elles sont,
dans les proble`mes de se´curite´ sensu stricto, il y a
incontestablement un volet pre´ventif, un volet plus stric-
tement policier, qui se subdivise en deux parties - l'aspect
pre´ventif, car j'ai la conviction que la police a un ro^le
extre^mement important a` jouer en matie`re de pre´vention,
et un volet re´pressif, dont la re´alite´ nous apprend qu'il est
malheureusement ne´cessaire. Ensuite, il y a un volet
justice, qui comprend des actions et des re´pressions
sous des formes diverses. Et enfin, il y a un volet de suivi,
non seulement des victimes de la de´linquance, mais
e´galement des auteurs d'infractions, de manie`re a` favo-
riser leur re´insertion.
Je partage donc votre analyse sur ce point.
Par ailleurs, ce dont vous parlez dans votre interpellation
concerne pre´cise´ment les contrats de se´curite´ et de
socie´te´, auxquels on peut ajouter les contrats de pre´ven-
tion.
Je vous signale que pour l'anne´e 2000, j'ai reconduit les
contrats existants, afin de ne pas cre´er de proble`mes la`
ou` il n'e´tait pas ne´cessaire d'en cre´er.
Apre`s huit anne´es de fonctionnement de ces contrats, j'ai
toutefois pense´ qu'il e´tait temps de se poser un certain
nombre de questions. J'ai e´te´ l'assistant du professeur
Fettweis, qui me disait en ce temps be´ni de l'universite´ :
On n'a pas encore prouve´ scientifiquement que c'e´tait
une mauvaise chose de se poser des questions.
Et c'est
ce que je fais, sans aucun pre´juge´. On peut bien entendu
avoir des avis et des impressions sur un certain nombre
de re´alite´s.
HA 50
COM 178
9
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
Tout d'abord, on peut se poser des questions quant a`
l'efficacite´ de ces contrats du point de vue de l'e´volution
de la de´linquance. Il est bien entendu que l'on n'aura
jamais de re´ponse de´finitive a` ces questions. Vous l'avez
dit vous-me^me : nous ne saurons jamais ce qui se serait
passe´ s'il n'y avait pas eu ces contrats. Peut-e^tre l'aug-
mentation aurait-elle e´te´ plus importante que celle que
l'on constate aujourd'hui.
Deuxie`mement, l'on m'a rapporte´ qu'il y a eu des concur-
rences ste´riles entre divers acteurs de pre´vention. C'est
ainsi qu'a` l'e´poque du lancement des contrats de se´curite´
et de socie´te´, l'adjonction des services de pre´vention a
e´te´ difficilement ressentie par certains acteurs du milieu
associatif.
Et souvent, ces derniers jouent les me^mes types de
ro^les, mais sans disposer du be´ne´fice d'une aide mate´-
rielle. Je dois vous dire - d'apre`s ce qui m'est rapporte´ -
que me^me si les relations se sont ame´liore´es depuis lors,
la comple´mentarite´ entre chacun devrait se trouver en-
core davantage favorise´e, surtout lorsque ces structures
effectuent un travail similaire, cible´ sur les me^mes grou-
pes.
De surcroi^t, il y a dans certains contrats un manque
e´vident de dynamisme. En effet, on observe une re´pe´ti-
tion d'un certain nombre de contrats, laquelle peut don-
ner l'impression que ceux-ci sont acquis de´finitivement et
de manie`re me´canique. De fait, j'ai constate´ que l'im-
mense majorite´ des projets furent syste´matiquement
reconduits sans que leur formulation ou leur de´finition
n'aient e´volue´. Or, depuis cette e´poque, la criminalite´
urbaine, elle, a e´volue´ ! Ainsi, en l'espace de douze mois,
les formes de de´linquance et les zones privile´gie´es par
les auteurs d'actes de´lictueux varient e´norme´ment. Par-
tant, il apparai^t ne´cessaire que les contrats s'adaptent a`
ces nouvelles formes de de´linquance, ciblent mieux leur
zone d'intervention et tiennent compte du fait qu'en
raison de l'existence de ces contrats, certains types de
criminalite´ se de´placent, par exemple, a` la pe´riphe´rie des
zones urbaines ou` les contrats ont bien joue´ leur ro^le.
Force est e´galement de noter une dispersion des actions.
Certaines villes et communes ont inte´gre´ dans leur
contrat de se´curite´ et de socie´te´ nombre de projets dont
les objectifs ne rencontrent pas, a` premie`re vue, les
ambitions des contrats, c'est-a`-dire, d'une part, la pre´-
vention et la lutte contre les formes de criminalite´ de
proximite´ et, d'autre part, la politique d'aide aux victimes.
Je souhaite pour ma part que le lien entre les moyens mis
en oeuvre et les objectifs poursuivis soit e´vident.
Par ailleurs, l'e´valuation globale est en effet re´alise´e par
le Secre´tariat permanent a` la politique de pre´vention -
pour ce qui concerne le volet
pre´vention - et par la
Police ge´ne´rale du royaume - pour ce qui concerne le
volet
police.
L'e´valuation tient compte de crite`res objectifs, lesquels
sont de deux ordres. En premier lieu, l'e´valuation s'effec-
tue sur la base de crite`res quantitatifs : il s'agit alors de
mesurer l'impact des contrats de se´curite´ et de socie´te´
sur les chiffres de la criminalite´. A cet e´gard, je dois vous
avouer tre`s franchement que, malgre´ les moyens consa-
cre´s a` la recherche universitaire, nous sommes, a` mon
sens, encore loin du compte du point de vue de la
me´thode. De nombreuses zones d'ombre demeurent en
la matie`re.
En second lieu, l'e´valuation s'ope`re e´galement sur la
base de crite`res qualitatifs. Cette e´valuation qualitative
est mene´e au moyen d'une grille d'e´valuation, qui cons-
titue un outil statistique e´labore´ au de´but par l'universite´
de Gand et adapte´ ensuite par le ministe`re de l'Inte´rieur
aux besoins des contrats et aux priorite´s gouvernemen-
tales en matie`re de se´curite´ et de pre´vention. Les prin-
cipes qui fondent l'e´valuation qualitative 2000 sont les
suivants :
- l'augmentation de la pre´sence policie`re sur le terrain;
- l'ame´lioration des contacts avec la population;
- l'ame´lioration de l'organisation des services de police;
- l'ame´lioration de la qualite´ des services de police;
- la rencontre de certaines proble´matiques de de´lin-
quance;
- la rencontre de certaines proble´matiques de quartier.
Quant a` la me´thode me^me de l'e´valuation, celle-ci
consiste bien en une analyse globale des rapports d'e´-
valuation des anne´es pre´ce´dentes et s'accompagne de
visites sur le terrain, afin que cette e´valuation se fasse en
concertation e´troite avec les villes et communes concer-
ne´es. Enfin, il doit e^tre tenu compte des diffe´rents
rapports et analyses commande´s par le ministe`re de
l'Inte´rieur a` certaines universite´s - sous re´serve toutefois
de ce que je viens de vous de´clarer.
Je compte pre´senter au gouvernement le re´sultat de
cette e´valuation, si possible avant les vacances d'e´te´ et,
au plus tard, au de´but du mois de septembre.
Cette e´valuation approfondie des contrats de se´curite´ et
de socie´te´ et des contrats de pre´vention se fait, bien
entendu, en e´troite concertation, tant avec le ministre de
la Justice qu'avec les re´gions et les communaute´s.
J'ai constitue´ un groupe interministe´riel de suivi de cette
e´valuation, compose´ des repre´sentants de l'ensemble
des cosignataires des contrats de se´curite´ et de socie´te´
et des contrats de pre´vention dont font partie, bien
entendu, le ministre de la Justice, les ministres des
re´gions et communaute´s ainsi que le ministre en charge
de la politique des grandes villes.
10
HA 50
COM 178
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
En ce qui concerne plus particulie`rement ce dernier, la
cohe´rence est e´galement assure´e par le fait que je suis
membre du comite´ interministe´riel de la politique des
grandes villes, charge´ de soumettre au gouvernement
des projets en faveur des grandes villes du pays. Je puis
vous confirmer que les choses sont encore plus faciles
aujourd'hui que M. Picque´ est membre du gouvernement
fe´de´ral. Bien entendu, j'avais de´ja` avec lui une concer-
tation tre`s amicale et tre`s fructueuse a` l'e´poque ou` il e´tait
commissaire du gouvernement aux grandes villes. Nous
avons discute´ de cette proble´matique de manie`re appro-
fondie. Je crois pouvoir dire que nous avons des points
de vue tre`s proches. Nous pensons d'ailleurs l'un et
l'autre qu'avant de progresser encore, il faut tirer un
certain nombre de conclusions et d'enseignements, ne
serait-ce que pour e´viter la dispersion des moyens qui,
contrairement a` ce que le chiffre de plusieurs milliards
pourrait laisser croire, sont compte´s e´tant donne´ l'am-
pleur des proble`mes. La politique des grandes villes
couvre d'ailleurs un champ d'investigation beaucoup plus
large. Le volet se´curite´, spe´cifique aux proble`mes des
grandes villes, n'est qu'un volet comple´mentaire a` tout ce
qui se fait. Ce n'est qu'une petite partie de l'ensemble
des proble`mes a` traiter a` ce niveau.
Je n'ai jamais dit que je comptais renforcer le volet police
des contrats de se´curite´ et de socie´te´ aux de´pens de leur
volet pre´ventif. Ce que j'ai dit, c'est qu'en ge´ne´ral, le volet
police fonctionne tre`s bien. J'ai d'ailleurs rappele´ les
chiffres pour indiquer que les moyens consacre´s au volet
de pre´vention sont plus importants que ceux qui sont
consacre´s au volet police. Pour moi, se´curite´ et pre´ven-
tion, pre´vention et se´curite´ vont de pair. Le but que
j'assigne aux contrats de se´curite´ et de socie´te´ est de
contribuer a` la restauration de la se´curite´ et du sentiment
de se´curite´ en milieu urbain. Parfois, une politique de
pre´vention suffit. Ce n'est que dans certains cas, que je
crois et que je souhaite marginaux, que l'aspect re´pressif
devient indispensable.
Je voudrais d'ailleurs attirer votre attention, madame
Milquet - mais je crois que vous en e^tes convaincue -, sur
le fait que mettre plus de policiers dans la rue, surtout
avec la nouvelle conception que l'on peut avoir du ro^le
des services de police, signifie e´galement plus de pre´-
vention. La police doit, en effet, assurer cette double
mission de pre´vention et de re´pression.
Aujourd'hui, il arrive encore trop souvent que la police
communale, par manque d'effectifs, soit incapable d'as-
surer sa mission essentielle de pre´vention. Les contrats
de se´curite´ et de socie´te´ doivent pouvoir re´pondre a` ce
proble`me, en affectant du personnel dans les commissa-
riats pour des ta^ches administratives, afin de de´tacher un
plus grand nombre de policiers sur le terrain.
Je suis souvent sur le terrain. Je me suis rendu dans
beaucoup de commissariats et, chaque fois, les respon-
sables m'ont dit - c'est un effet tout a` fait positif - qu'on
avait ainsi pu rendre a` de nombreux policiers ce qui e´tait
leur vocation premie`re, leur vocation essentielle, c'est-a`-
dire non de fournir du travail administratif dans un bureau
mais d'e^tre la` ou` les choses se passent et ou` on en a
ve´ritablement besoin.
Les fonctionnaires de police sont des fonctionnaires mais
pas des fonctionnaires comme les autres. Ils ont une
ta^che qui est une ta^che prioritaire et je re´pe`te que de mon
point de vue, c'est dans la rue qu'ils doivent se trouver.
C'est ainsi que dans la re´forme des polices, on a pre´vu
une organisation des services administratifs et logisti-
ques de manie`re a` permettre aux policiers d'exercer a`
nouveau leur ta^che premie`re.
J'attends bien entendu le re´sultat de cette e´valuation
globale pour en tirer des enseignements et notamment
sur l'utilite´ du volet renouveau urbain. Pour plus de
visibilite´ et d'efficacite´, toutefois, il me semble que les
contrats de se´curite´ et de socie´te´ devraient e^tre scinde´s
en trois volets : le volet pre´vention, le volet policier et le
volet de suivi. Je vais donner un exemple en ce qui
concerne le volet de suivi qui est une belle re´ussite. C'est
tout le suivi des victimes qui a d'ailleurs permis de mettre
a` jour tout un type de de´linquance qui, pour l'instant,
restait souvent occulte´ et qui est la violence intrafamiliale.
Donc je dirais notamment que dans l'e´volution d'un
certain nombre de statistiques ou` l'on constate et les
infractions et les poursuites qui sont intente´es dans ce
cadre, je crois que pour une part, c'est un des effets
be´ne´fiques des contrats de se´curite´ parce que l'on a
de´dramatise´ ce type de situation et les victimes ont parle´
avec plus de franchise et plus de confiance de questions
dont il faut bien dire que souvent, il s'agit de questions
tre`s de´licates.
Les projets contenus dans le volet renouveau urbain
concernent aussi bien la lutte contre la pauvrete´, l'ame´-
lioration de l'environnement urbain et des conditions de
vie dans les quartiers, la pre´sence policie`re accrue, le
de´veloppement social inte´gre´ et la cre´ation d'antennes
de justice, et pourraient e^tre inte´gre´s, pluto^t que de rester
un volet tout a` fait a` part, dans l'un des trois volets
pre´cite´s.
Madame, en conclusion, je vais vous dire que mon souci
et mon seul souci, c'est que chaque franc qui est utilise´
dans le cadre de cette politique soit utilise´ de manie`re
optimale et bien entendu sans privile´gier un des volets au
de´triment d'un autre.
Et comment voudrais-je que ces moyens soient re´par-
tis ? Sur la base de crite`res objectifs. Et je vous dirai que
les e´nume´rer, car j'en ai bien entendu de´ja` parle´ avec
mes collaborateurs, est une chose assez aise´e. La
difficulte´, c'est de disposer d'indicateurs qui sont fiables.
Je vais reprendre l'exemple des statistiques en matie`re
criminelle. On commence a` en avoir un certain nombre et
HA 50
COM 178
11
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
l'on doit les utiliser et les manipuler avec la plus extre^me
des prudences. Je dois par exemple, chaque anne´e,
donner l'autorisation au SGAP pour la publication des
statistiques en matie`re de criminalite´. Pourquoi ? C'est
parce qu'un certain nombre de personnes leur font dire
ce qu'elles ne peuvent pas dire. J'ai par exemple vu
publier des espe`ces de
hit-parades des communes les
plus su^res en Belgique, alors que ces chiffres ne permet-
tent pas de faire cet exercice car ces chiffres doivent
toujours e^tre interpre´te´s de manie`re relative.
Ce que je veux donc a` cette occasion en ce qui concerne
l'attribution de ces moyens aux communes, c'est que ce
soit exclusivement sur la base de facteurs qui sont
objectifs et de crite`res qui peuvent e^tre utilise´s avec
certitude.
Tout l'exercice auquel je me livre et les informations que
j'ai sur tout ce qui se passe sur le terrain, les discussions
etc., tout cela est extre^mement positif.
Nous pourrons en tirer un certain nombre d'enseigne-
ments qui permettront d'ame´liorer un syste`me qui, de-
puis son entre´e en vigueur en 1992, a de´ja` permis
d'engranger des re´sultats appre´ciables.
Le pre´sident : Chers colle`gues, je vais donner la parole,
dans un instant, a` Mme Milquet pour sa re´plique. Mais
auparavant, je voudrais demander aux membres de
limiter la dure´e de leur intervention car j'ai pu remarquer
qu'ils de´passent ge´ne´ralement le temps parole qui leur
est imparti par le Re`glement. Et je tiens a` dire, chers
colle`gues, que ma remarque s'adresse tant aux parle-
mentaires qu'au ministre.
Mme Joe¨lle Milquet (PSC) : Monsieur le pre´sident, il est
appre´ciable qu'un
ministre re´ponde de fac¸on pre´cise et comple`te.
Le pre´sident : Je suis d'accord avec vous, madame
Milquet, cependant les temps de parole doivent e^tre
respecte´s.
Mme Joe¨lle Milquet (PSC) : Monsieur le ministre, je
constate que nos objectifs sont les me^mes. Comme
vous, je pro^ne l'efficacite´.
On se rend compte que la concurrence existe. Vous avez
dit que des critiques pouvaient e^tre e´mises a` propos de
certains contrats, mais, pour notre part, nous les avons
de´ja` e´mises depuis longtemps.
Monsieur le ministre, il serait souhaitable que lorsque les
re´sultats des e´valuations vous seront communique´s, un
de´bat puisse e^tre organise´ dans le cadre de cette com-
mission et chacun devrait avoir l'occasion, sur la base de
cette e´valuation et des donne´es dont on dispose, de
s'exprimer sur la manie`re dont les choses pourraient e^tre
organise´es.
Un point devra, par exemple, faire l'objet d'une re´flexion.
Chacun s'accorde a` dire que le volet policier est essen-
tiel. Cependant, ne faudrait-il pas envisager, dans le
cadre de la re´forme de la police que vous allez mettre en
oeuvre et des nouveaux financements des zones, etc.,
d'avoir un financement diffe´rencie´ selon les besoins
-discrimination positive-, comme on l'a fait pour d'autres
matie`res, pluto^t que de faire appel a` des contrats ? Je me
demande si, a` un certain moment, il ne faut pas rendre
les matie`res plus structurelles. En effet, si ce finance-
ment est conside´re´ comme structurel par les communes,
il le devient de fait. Il faudrait donc, selon moi, envisager
les choses d'une autre manie`re dans le cadre de la
re´forme des polices et de son financement.
Monsieur le ministre, vous avez parle´ du volet
renou-
veau urbain
. Il s'agissait pour nous d'un volet essentiel
pour lequel, a` l'e´poque, nous n'avions pas obtenu suffi-
samment d'argent.
Le tout est maintenant de savoir si on confie sa gestion a`
un ministre de la ville qui tentera, tant bien que mal, de
mener une politique cohe´rente par rapport a` la vo^tre ou si
sa gestion fait l'objet d'un volet a` part entie`re mais en
concertation avec vous. Solution pour laquelle nous
avons une pre´fe´rence. Car s'il s'agit de politiques diffe´-
rentes, elles doivent e^tre inte´gre´es.
Il faudrait e´galement re´fle´chir, monsieur le ministre, a` la
manie`re dont on va
jouer le renouveau urbain dans le
cadre de ces futurs contrats.
Comme vous m'avez demande´ d'e^tre bre`ve, monsieur le
pre´sident, je ne m'e´tendrai pas plus longuement sur le
sujet. Cependant, je pense que ce de´bat est important et
que nous devons le mener en toute se´re´nite´ et au-dela`
des clivages majorite´-opposition. En effet, la manie`re
dont on va
redessiner ces contrats avec la re´forme des
polices et une nouvelle politique de la ville me semble
re´ellement essentielle. Et cela doit se faire de manie`re
collective.
M. Jean-Pierre Detremmerie (PSC) : Monsieur le pre´si-
dent, je poserai trois questions. Monsieur le ministre,
vous semblez e´voquer le proble`me des statistiques;
effectivement, le proble`me est re´el et je crois que le
Comite´ P avait dit qu'on essaierait d'e´viter de publier ce
hit-parade des communes de bons gestionnaires se´curi-
taires et des autres. Les statistiques ne peuvent pas e^tre
suffisamment se´rieusement e´tablies pour une publication
scrupuleuse.
Deuxie`mement, je pense utile de corriger certaines ine´-
galite´s. Parfois, j'ai l'impression que ceux qui n'ont pas
mene´ de politique se´curitaire du tout ou dont la politique
ge´ne´rale a` laquelle vous avez fait allusion est absente,
en fonction des conditions e´conomiques ou autres de la
Re´gion, ceux-la` peuvent fortement influencer la se´curite´ :
12
HA 50
COM 178
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Pierre Detremmerie
ceux qui ont fait le moins rec¸oivent le plus. Cela ne me
semble pas souhaitable. Il conviendrait d'e´tablir un cri-
te`re de comparaison sur l'ensemble du pays pour que
ceux qui travaillent le mieux ne soient peut-e^tre pas
re´compense´s par des contrats supple´mentaires, mais
puissent au moins ne pas se sentir pre´judicie´s pour des
raisons politiques, politico-politiciennes ou autres.
Enfin, la coordination me semble importante : en effet,
l'aspect se´curitaire ne doit pas seul apparai^tre sous
l'aspect intervention, mais il y a aussi tout le co^te´
pre´vention. Cet aspect se trouvait en filigrane dans votre
re´ponse; il doit e^tre de´veloppe´ pour toucher aux racines
de l'inse´curite´ dans notre socie´te´. Une meilleure coordi-
nation semble donc ne´cessaire; Mme Milquet a de´ja`
suffisamment insiste´ sur ce point.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
je suis d'accord avec ce que vient de dire M. Detremme-
rie, certainement en ce qui concerne les statistiques. Je
vous ai indique´ que les crite`res devaient e^tre objectifs et
certainement pas politiques, encore moins politiciens. Je
suis aussi d'accord avec vous et Mme Milquet pour dire
qu'en cas de re´ussite d'une politique, il faut en retirer
certains enseignements. Il faudrait mettre les choses en
perspective; il faudrait se poser la question de savoir
pourquoi certaines mesures qui produisent pleinement
les effets attendus a` certains endroits ne seraient pas
ge´ne´ralise´es dans tous les cas et dans toutes les situa-
tions a` difficulte´s comparables.
A mon avis, la formule contractuelle offre l'avantage
certain de permettre une concertation entre tous les
acteurs et donc de parfaitement l'adapter aux re´alite´s du
terrain. Mais certains e´le´ments devraient e^tre des e´le´-
ments permanents et ge´ne´ralise´s d'une politique de
se´curite´.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van de heer Bart Laeremans aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
de toe-
voeging van Wemmel aan de politiezone Asse-
Merchtem-Opwijk
(nr. 1529)
Question orale de M. Bart Laeremans au ministre de
l'Inte´rieur sur
le rattachement de Wemmel a` la zone
interpolice Asse-Merchtem-Opwijk
(n° 1529)</b>
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, uiteindelijk is
Wemmel enigszins bij verrassing toegevoegd aan de
politiezone Asse-Merchtem-Opwijk. Dit heeft niet zoveel
blijheid veroorzaakt in de betrokken gemeenten. De
redenen daarvoor waren zeer verschillend.
In Wemmel hadden bepaalde francofiele figuren de ge-
meente liever bij Brussel gevoegd. Dit is uiteraard onmo-
gelijk en zeker onwenselijk. In Asse, Merchtem en Opwijk
is de bezorgdheid vooral dat hun eigen politiediensten de
dupe zullen worden van deze samenvoeging. De huidige
maar ook de vorige bestuursmeerderheid van Wemmel
heeft systematisch nagelaten een goed politie- en
veiligheidsbeleid uit te werken. Op dit moment zijn zij erin
geslaagd de volgende legislatuur op te zadelen met een
politiekorps van amper vijf man, terwijl het kader normaal
18 leden telt. Men heeft een schandelijk beleid gevoerd
waarbij men heeft geparasiteerd op de behulpzaamheid
van de rijkswacht uit Brussel. Op die manier heeft men
wel zijn verantwoordelijkheid afgewenteld.
Er bestaat dan ook een grote ongerustheid bij de ge-
meenten Asse, Merchtem en Opwijk. Zij vrezen dat hun
eigen agenten in het samenwerkingsverband met Wem-
mel verplicht zullen worden om faciliteiten toe te passen,
terwijl zij eigenlijk geen twee talen moeten kennen. Ik heb
daar heel wat vragen bij.
Mijnheer de minister, de bekommeringen van de drie
betrokken gemeenten zijn heel terecht en ze hebben ze
wellicht ook reeds overgemaakt aan u of aan de gouver-
neur. U hebt hoe dan ook weet van hun bekommeringen.
Kunt u zeggen hoeveel agenten de gemeente Wemmel
momenteel heeft ? Is er op dat vlak enige verbetering in
het vooruitzicht ? Ik meen dat u dit toch reeds hebt
besproken met die gemeente. Wat is de gemeente van
plan om deze problemen op te lossen ? Hoe zult u er in
de praktijk voor zorgen dat Wemmel zijn verantwoorde-
lijkheid neemt indien het wordt opgenomen in de politie-
zone Asse-Merchtem-Opwijk ? Welk antwoord hebt u
klaar voor die drie gemeenten ? Hoe zult u in de praktijk
verhinderen dat de politieagenten van Asse, Merchtem
en Opwijk verplicht zullen worden faciliteiten toe te
passen ? Zou het niet logischer en eenvoudiger zijn de
faciliteiten voor Wemmel af te schaffen ? De Franstaligen
hebben zowat 40 jaar lang de tijd gehad zich te integre-
ren en Nederlands te leren. Op dit moment vormen de
faciliteiten veeleer een hinderpaal om tot een goed
bestuur te komen. Het lijkt mij logisch heel het probleem
op te lossen door de afschaffing van de faciliteiten voor
de gemeente Wemmel.
Minister Antoine Duquesne : Mijnheer de voorzitter,
collega's, het gemeentelijk politiekorps van Wemmel telt
momenteel zeven politiemensen waarvan er e´e´n in op-
leiding is. Door Wemmel toe te voegen aan de gemeen-
ten Asse, Merchtem en Opwijk zal deze politiezone
voldoende personeel tellen om alle basispolitiefuncties te
vervullen. Daar waar het lokale politiekorps zal optreden
op het grondgebied van de gemeente Wemmel zullen de
leden het voorschrift van artikel 29,1 van de gecoo¨rdi-
neerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de
talen in bestuurszaken moeten naleven. Volgens deze
HA 50
COM 178
13
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
bepaling mag te Wemmel niemand een functie uitoefe-
nen waardoor hij in contact staat met het publiek zonder
het bewijs te leveren van een elementaire kennis van de
Franse taal. De politiepost die te Wemmel wordt gei¨nstal-
leerd zal zo georganiseerd moeten zijn dat het publiek
zowel in het Nederlands als in het Frans te woord kan
worden gestaan. De toekomstige overheden en in het
bijzonder de korpschef van de lokale politie zullen hun
politiekorps overeenkomstig de wet moeten organiseren.
Het is dus niet vereist dat alle politiemensen van Asse,
Merchtem en Opwijk zich in het Frans kunnen uitdrukken.
Dit geldt enkel voor degenen die op het grondgebied van
de gemeente Wemmel zullen moeten optreden.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
minister, ik heb hierbij ernstige bedenkingen. Ik dacht dat
u ten minste zou antwoorden op de vraag die ik stelde
over de verantwoordelijkheid die Wemmel moet nemen
om het kader te vullen. Daar schuilt immers het grote
probleem. Als Wemmel zou beschikken over de 18
politiemensen die nodig zijn, dan was er vandaag geen
probleem. De dienstverlening kon dan worden verzekerd.
Nu leid ik uit uw antwoord af dat alle agenten van Asse,
Merchtem en Opwijk die in Wemmel in contact zullen
komen met het publiek verplicht zullen zijn om Frans te
kennen. Dat is onaanvaardbaar. Deze mensen hebben
daar tot nog toe nooit enige verplichting toe gehad. Zij
zijn actief in eentalig Nederlandstalige gemeenten. Men
kan van die mensen gewoon niet eisen dat zij op een of
andere manier bewijzen dat zij het Frans machtig zijn.
Dat zou een uitbreiding van de faciliteiten zijn die op
termijn in het nadeel van de gemeenten Asse, Merchtem
en Opwijk zou spelen. Bovendien zou dit de rekrutering
van agenten in die gemeenten bemoeilijken. Ik meende
dat de gouverneur gesteld had dat men ervoor zou
zorgen dat er bij de dienstverlening van de politie te
Wemmel, hetzij vanuit een kantoor te Wemmel, hetzij
door de patrouilles in de combi's, steeds een agent uit
Wemmel aanwezig zou zijn. Zo zou de kennis van het
Frans bij elke patrouille verzekerd zijn. U gaat nu veel
verder. U stelt dat elke agent die het grondgebied van
Wemmel betreedt de twee talen machtig moet zijn. Ik zal
dit onmiddellijk de gemeenten Asse, Merchtem en Opwijk
ter kennis brengen. Op basis daarvan zullen zij hun
houding kunnen bepalen. Dit is immers een uitbreiding
van de faciliteiten. Men legt mensen die daar tot nu toe
nooit toe gehouden waren een tweetaligheidsverplichting
op. Vanuit Vlaams oogpunt is dit absoluut onaanvaard-
baar.
M. Jean-Pierre Detremmerie (PSC) : Monsieur le minis-
tre, ce qui me surprend, c'est qu'en fe´vrier, vous sembliez
avoir re´pondu a` la me^me question en disant que vous
souhaitiez une monocommunale pour Wemmel. C'est le
premier proble`me. Vous avez change´ d'avis. Certes, il n'y
a que les sots qui n'en changent pas. Ne´anmoins, il n'est
pas opportun, selon moi, de joindre les communes a`
facilite´s linguistiques avec des communes dote´es d'un
autre re´gime linguistique. Il convient de manipuler le sujet
avec beaucoup de prudence, mais la loi, c'est la loi. Je ne
l'ai pas invente´e et je dois l'appliquer au sein de ma
commune. Aussi, je verrais difficilement qu'on puisse, en
fonction des circonstances, la modifier fondamentale-
ment.
Or, nous sommes ici, semble-t-il, face a` une modification
fondamentale de la loi linguistique en la matie`re. Ce me
semble e^tre une atteinte pure et simple a` l'autonomie
communale. Je ne pense pas que ce soit souhaitable,
sous peine de remuer la proble´matique communautaire
de notre pays et je n'en suis pas partisan.
Vous ajoutez par ailleurs que le corps de police compte
sept agents. C'est de nouveau une re´compense aux
cadres qui ne sont pas complets, les moins fournis ou qui
attribuent le moins de finances communales a` la se´curite´
dans leur commune. Car la` re´side le vrai proble`me. Il y a
deux poids, deux mesures. Certaines communes se font
passer pour de bons gestionnaires en de´pensant peu
d'argent pour la police communale et en appliquant donc
une taxation peu e´leve´e aupre`s du citoyen, tandis que
d'autres essaient d'atteindre des normes avec un cadre
normal, comptant le nombre d'agents requis, pour re´pon-
dre a` un minimum de se´curite´.
Les englober dans une plus grande ZIP pour corriger ce
manque d'hommes me semble aussi une injustice et un
proce´de´ relativement dangereux, car si on l'applique
partout, ce sont de nouveau les plus grandes communes
qui vont payer a` deux reprises, ce sont les me^mes
communes qui payeront pour les autres, qui e´prouvent
une certaine re´ticence a` respecter des normes et surtout
a` y affecter les moyens financiers pre´leve´s par le biais de
la taxation communale pour re´pondre a` ces besoins de
se´curite´ dans notre pays.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
la dernie`re re´flexion formule´e par M. Detremmerie est
tout a` fait pertinente. D'ailleurs, l'exercice n'est pas
encore termine´ : il nous reste encore a` fixer les normes
minimales. Ce serait en effet tre`s injuste de re´compenser
en fin de compte ceux qui n'ont pas accompli hier leur
devoir en matie`re de se´curite´. L'exercice qui a e´te´ re´alise´
jusqu'a` pre´sent consistait a` analyser la capacite´ d'une
zone a` assurer la totalite´ des fonctionnalite´s. Il faudra
encore, relativement a` l'ensemble des zones, fixer les
normes minimales, en s'assurant des efforts consentis
par chacun.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
14
HA 50
COM 178
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van de heer Guido Tastenhoye aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
de
uitzonderingsclausule bij het stemrecht voor EU-
onderdanen bij de gemeenteraadsverkiezingen in ge-
meenten met meer dan 20% EU-burgers
(nr. 1506)
Question orale de M. Guido Tastenhoye au ministre
de l'Inte´rieur sur
la clause d'exception en ce qui
concerne le droit de vote des ressortissants de
l'Union europe´enne pour les e´lections communales
dans les communes comptant plus de 20% de ci-
toyens de l'Union europe´enne
(n° 1506)</b>
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, een paar jaar
geleden woedde in dit land een hevige discussie over de
voorwaarden die al dan niet moesten worden ingebouwd
in de Europese richtlijn en de Belgische wetgeving inzake
de
verlening
van
stemrecht
bij
gemeenteraads-
verkiezingen aan EU-burgers. Als journalist ben ik zeer
uitvoering op deze problematiek ingegaan. In de twee
boeken die ik over de deze problematiek in Brussel en
Vlaams-Brabant heb geschreven, heb ik eveneens veel
aandacht besteed aan dit punt.
De Vlaamse Beweging heeft destijds een aantal voor-
waarden naar voren geschoven, onder meer inzake een
minimum verblijfsduur, kennis van de streektaal, onder-
werping aan de lokale belastingplicht, een drempel in de
gemeenten met een hoge concentratie EU-onderdanen
en de afschaffing van de stemplicht.
Op 30 juni 1994 heeft het Vlaams Parlement een motie
goedgekeurd waarin een aantal van deze voorwaarden
werd opgenomen. De toenmalige Vlaamse regering on-
der leiding van minister-president Van den Brande
steunde de motie en de daarin opgenomen voorwaarden
voor de toekenning van stemrecht aan EU-onderdanen.
In juni 1997 werd deze Vlaamse motie herbevestigd.
Meer nog, de motie-Suykerbuyk was strenger. Er werden
eisen gesteld inzake een gewaarborgde vertegenwoor-
diging voor de Brusselse Vlamingen, een eis van Vlaams
parlementslid Brigitte Grauwels.
Helaas, men heeft de Vlaamse zaak andermaal geen
dienst bewezen. De olifant baarde een muis. De Vlamin-
gen werden met een kluitje in het riet gestuurd. Artikel 12,
tweede lid, van de richtlijn 94/80/EG van 19 december
1994 bevat wel een uitzonderingsclausule voor gemeen-
ten waar de EU-kiezers meer dan 20% van het totaal
aantal kiesgerechtigden uitmaken. In gemeenten met
meer dan 20% EU-onderdanen wordt het kiesrecht af-
hankelijk gemaakt van een minimaal verblijf van 6 jaar in
ons land. De federale regering zal moeten oordelen of de
specifieke toestand in zo'n gemeente een afwijking recht-
vaardigt. In overleg met de gewesten moet de federale
overheid de lijst van gemeenten die een afwijking krijgen
1 jaar voor de verkiezingen meedelen aan de Europese
Commissie.
Mijnheer de minister, als ik goed ben ingelicht heeft de
Belgische regering geen initiatief terzake genomen en
heeft ze geen lijst voor de Europese Commissie opge-
steld.
Mijnheer de minister, welke initiatieven heeft de regering
genomen om artikel 12, tweede lid, van de Europese
richtlijn 94/80/EG uit te voeren ? Werd terzake overleg
gepleegd met de gewesten ? Zo neen, waarom niet ? Zo
ja, welk standpunt hebben de gewesten ingenomen ?
Waarom heeft de federale regering nagelaten een lijst op
te stellen met gemeenten die meer dan 20% EU-burgers
tellen ? Welke gemeenten in de drie gewesten kwamen
begin oktober 1999 - 1 jaar voor de gemeenteraads-
verkiezingen - in aanmerking voor de bewuste 20%-
drempel ? Is het mogelijk om alsnog een dergelijke lijst
op te stellen en aan de Europese Commissie mee te
delen ? Overweegt de regering in dit dossier alsnog een
initiatief te nemen ?
Ten slotte, zal de regering een initiatief nemen om de
EU-burgers die willen kiezen alsnog te onderwerpen aan
de lokale belastingplicht zoals die geldt voor de autocht-
one kiezers ?
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, pour gagner du temps, je ne rappellerai
pas le contenu de la clause d'exception de la directive du
Conseil de l'Union europe´enne du 19 de´cembre 1994,
inse´re´e a` la demande de la Belgique.
La question de savoir si la Belgique ferait ou non usage
de cette de´rogation a e´te´ longuement de´battue durant les
mois qui ont pre´ce´de´ l'adoption par le parlement de la loi
du 27 janvier 1999 ayant transpose´ dans notre droit
interne la directive pre´cite´e du Conseil de l'Union euro-
pe´enne du 19 de´cembre 1994.
Le proble`me fut notamment e´voque´ lors des discussions
qui ont pre´ce´de´ la re´vision de l'article 8 de la Constitution,
intervenue le 11 de´cembre 1998.
Le gouvernement pre´ce´dent a finalement renonce´ a` faire
usage de ladite de´rogation qui ne concernait du reste
qu'un nombre tre`s limite´ de communes.
Compte tenu de la de´cision prise par le gouvernement de
l'e´poque, il n'y a eu aucune concertation avec les re´gions
a` ce sujet.
Je confirme que cette liste ne reprend qu'un nombre tre`s
limite´ de communes.
Il re´sulte de la directive que la situation a` prendre en
conside´ration pour l'e´tablissement de cette liste est celle
arre^te´e a` la date du 1er janvier 1996. Dresser une telle
liste a` la date du 1er octobre 1999 n'aurait de`s lors aucun
sens.
HA 50
COM 178
15
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
Le de´lai fixe´ par la directive pour communiquer une telle
liste (tenant compte de la situation au 1er janvier 1996)
est venu a` expiration le 8 octobre 1999. Les autres
questions pose´es a` ce sujet sont de`s lors sans objet.
La re´ponse a` votre sixie`me question est ne´gative. J'attire
votre attention sur le fait que, contrairement a` une
opinion largement re´pandue, les fonctionnaires de
l'Union europe´enne sont soumis aux taxes communales
au me^me titre que les Belges. Ils ne sont en fait
exempte´s que du paiement des additionnels communaux
aux impo^ts d'Etat. Par ailleurs, en ce qui concerne les
impo^ts sur les revenus, ils sont soumis a` un re´gime de
fiscalite´ qui leur est propre puisqu'ils sont taxe´s sur les
revenus qu'ils tirent de leurs activite´s professionnelles a`
l'initiative des Communaute´s europe´ennes.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Mijnheer de
minister, ik heb de indruk dat u mij niet helemaal de
correcte informatie geeft.
U verwijst naar de vorige regering maar het zou een
beslissing moeten zijn van deze regering. Een jaar vo´o´r
de gemeenteraadsverkiezingen, oktober 1999, moest
deze lijst worden overgemaakt. Op dat moment moest
men nagaan in welke gemeente die drempel van 20
procent was overschreden en of het verantwoord was
voor die gemeenten een uitzondering te maken. U moet
dit dan ook niet afschuiven op de vorige regering. Het
was wel degelijk deze regering die deze beslissing moest
nemen en eventueel had moeten nemen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Guido Tastenhoye aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
de drama-
tische achterstand die is gerezen bij de afhandeling
van de sterk toegenomen asielaanvragen, en het
uitblijven van initiatieven aangaande de aangekon-
digde e´e´ngemaakte 'Federale Administratie voor
Asiel'
(nr. 1520)
Question orale de M. Guido Tastenhoye au ministre
de l'Inte´rieur sur
le retard dramatique dans le traite-
ment des demandes d'asile, dont le nombre a forte-
ment augmente´, et l'absence d'initiatives concernant
la cre´ation de l'
Administration fe´de´rale de l'Asile
(n° 1520)</b>
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, uit een pers-
conferentie die de heer Luc De Smet, commissaris-
generaal van het Commissariaat voor de Vluchtelingen
en de Staatlozen - de opvolger van de heer Bossuyt - op
30 maart 2000 hield, blijkt dat er opnieuw een enorme
achterstand is ontstaan bij de afhandeling van het aantal
asielaanvragen.
In 1999 was dit aantal tot een recordhoogte van 33 561
mensen gestegen. Ook in de eerste maanden van 2000
blijft het aantal asielaanvragen zeer hoog. Het ligt mo-
menteel rond de 3 000 per maand. Als deze trend zich
doorzet en we bekijken dit op jaarbasis dan levert dit voor
2000 opnieuw zowat 35 a` 36 000 asielaanvragen op. Ter
vergelijking, in Groot-Brittannie¨ - een land dat 6 tot 7 keer
groter is dan Belgie¨ - waren er vorig jaar eveneens
36 000 asielaanvragen. In Groot-Brittannie¨ werd daar-
over moord en brand geroepen waardoor men nu zowat
de strengste maatregelen van heel Europa treft tegen de
instroom van asielzoekers.
We stellen ook vast dat 40% van de aanvragers uit
Oost-Europa komt. De heer De Smet legt de oorzaak
daarvoor gedeeltelijk bij de toestand in Kosovo maar
ook - en dit is toch wel pijnlijk voor deze regering - bij de
aankondiging van de regularisatieprocedure. Met de aan-
kondiging van een nakende regularisatieprocedure is het
hek pas goed van de dam gegaan.
De regering slaagt er blijkbaar ook niet in tot sluitende
afspraken te komen in Europees verband. Zij slaagt er
ook helemaal niet in de mensenhandel aan banden te
leggen. Verder blijkt uit het verslag van de heer De Smet
dat er in 1999 meer dan 2 000 mensen een dubbele
asielaanvraag hebben ingediend zodat hier eigenlijk ook
moet worden gesproken van een groot mankement bij
het controlesysteem.
Mijnheer de minister, ik durf ook de vraag te stellen
waarom er geen strafmaatregelen worden genomen te-
gen asielzoekers die duidelijk bedrog plegen door op
verschillende plaatsen asielaanvragen in te dienen om
de overheid op die manier een hak te zetten. Het zou
aanbeveling verdienen indien u eens op studiereis zou
gaan naar Groot-Brittannie¨ om daar kennis te nemen van
de manier waarop de socialisten van New Labour het
asielvraagstuk aanpakken.
Bovendien blijkt uit het verslag van de heer De Smet dat
er eind 1999 nog 37 756 asielaanvragen in behandeling
waren. Het is volgens de heer De Smet uitgesloten dat
deze asielaanvragen binnen een periode van 12 maan-
den worden afgewerkt zodat we ver in het jaar 2001 of
zelfs in het jaar 2002 zullen zitten vooraleer de massa
asielaanvragen kan worden afgewerkt. Dit alles terwijl de
asielstroom uiteraard niet ophoudt zodat opnieuw enkele
tienduizenden dossiers op behandeling zullen liggen
wachten. Mijnheer de minister, dit is een hopeloze situa-
tie en we moeten dan ook het failliet van het beleid
vaststellen.
Nochtans had u beloofd dat u de zaken onder controle
zou krijgen tegen oktober 2000. U hebt met andere
woorden nog 6 maanden om 37 756 asielaanvragen te
behandelen. Dit is totaal onmogelijk. U hebt zelfs ver-
klaard dat u uw conclusies zou trekken en zou opstappen
16
HA 50
COM 178
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Guido Tastenhoye
indien u de zaken niet onder controle zou krijgen tegen
die tijd. Mijnheer de minister, het is aan u om die
conclusies te trekken. De toestand is minder dan ooit
onder controle. U kunt uw beloftes terzake niet waarma-
ken.
Ook van de beloofde eengemaakte federale administra-
tie voor asiel, de FAA, is intussen nog niets in huis
gekomen. Mijnheer de minister, ook op dit vlak zult u dus
uw beloftes niet kunnen inlossen.
In zijn uiteenzetting had de heer De Smet trouwens zo
zijn twijfels bij de haalbaarheid van een dergelijke fede-
rale administratie voor asiel. Mij lijkt het ook veel beter de
huidige procedures te vereenvoudigen en te versnellen.
Opnieuw verwijs ik hiervoor naar Groot-Brittannie¨ als het
goede voorbeeld. Groot-Brittannie¨ heeft onlangs beslist
dat vrachtwagenchauffeurs, die asielzoekers of vluchte-
lingen vervoeren en het land binnen brengen, onmiddel-
lijk een boete krijgen opgelegd van 2 000 pond, wat
ongeveer 150 000 Belgische frank is. Mijnheer de minis-
ter, ik stel voor de stromen asielzoekers en vluchtelingen
langs onze autosnelwegen te doen opdrogen door een
gelijkaardige maatregel te treffen.
Wat me wel verheugt, is dat u opnieuw de visumplicht
hebt ingevoerd voor een aantal Oost-Europese landen.
Tot mijn tevredenheid hebt u onlangs beslist de visum-
plicht opnieuw in te voeren voor Slowakije. Ik feliciteer u
met het nemen van deze maatregel. Ik verzoek u de
suggestie van het Vlaams Blok helemaal tot de uwe te
maken door de visumplicht uit te breiden tot een aantal
andere Oost-Europese landen.
Mijnheer de minister, ik kom tot mijn vragen.
Ten eerste, waarom faalt de regeringspolitiek inzake het
terugdringen van het aantal asielaanvragen ? Welke zijn
de oorzaken van dit falen ?
Ten tweede, wat wil de minister ondernemen om het
aantal asielaanvragen opnieuw onder controle te krij-
gen ?
Ten derde, hoe komt het dat de minister er niet in slaagt
het aantal asielzoekers uit Oost-Europa drastisch aan
banden te leggen ? Waarom faalt terzake de samenwer-
king op Europees vlak ? Waarom slaagt u er niet in om
die Oost-Europese filie`res in mensenhandel eens en
voor altijd op te doeken ?
Ten vierde, hoe komt het dat zoveel asielzoekers na hun
afwijzing blijkbaar een dubbele aanvraag kunnen indie-
nen ? Uit het rapport van de heer De Smet blijkt dat een
bepaald persoon zelfs negen keer op rij een asiel-
aanvraag heeft ingediend. Waarom worden de afgewe-
zen asielzoekers niet daadwerkelijk van het grondgebied
verwijderd ? Hoeveel afgewezen asielzoekers werden er
de jongste tijd echt verwijderd ? Worden er straffen
toegepast indien afgewezen asielzoekers, die verplicht
zijn het grondgebied te verlaten, opnieuw op ons grond-
gebied opduiken ? Als ik het goed voor heb, is dit een
strafbaar feit. Ik vraag u of er vervolging wordt ingesteld
tegen dergelijke vormen van asielmisbruik.
Ten vijfde, hoe komt het dat de minister nog nergens
staat met zijn aangekondigde, federale administratie voor
asiel ? Is een federale administratie wel nodig ? Is het
niet beter de bestaande procedures te versnellen en
efficie¨nter te maken ? Welke initiatieven wil de minister
op korte, middellange en lange termijn nemen om de
afhandeling van de asielaanvragen vlotter, sneller en
efficie¨nter te laten verlopen ? Ik wacht met aandacht op
uw antwoorden, mijnheer de minister.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
monsieur Tastenhoye, vous ne devez pas prendre vos
de´sirs pour des re´alite´s. Je suis tre`s satisfait de l'e´volu-
tion des choses en fonction de la politique que j'ai
l'honneur de mettre en oeuvre au nom du gouvernement.
Un certain nombre de dispositifs sont installe´s et fonc-
tionnent. J'aurai le plaisir de pre´senter tre`s prochaine-
ment le projet relatif a` la grande re´forme de l'asile, une
des pie`ces mai^tresses du dispositif que nous voulons
engager.
Dans le fond, le principal reproche que vous adressez a`
notre politique d'asile, serait de ne pas re´ussir a` faire
diminuer le nombre de demandes d'asile. Contrairement
a` ce que vous semblez croire, la politique d'asile ne tend
pas a` re´duire le nombre de demandes d'asile en ge´ne´ral,
mais a` re´duire le nombre de demandes abusives. Me^me
si cela vous de´plai^t. Le gouvernement s'est bien entendu
engage´ a` ce que la Convention de Gene`ve soit applique´e
comple`tement, inte´gralement, et avec honne^tete´. C'est la
dignite´ d'un pays comme le no^tre.
Vous fondez votre reproche sur le jugement sans appel
qui aurait e´te´ prononce´ par le Commissaire ge´ne´ral aux
re´fugie´s qui, il n'est pas inutile de le rappeler, pre´sentait
son rapport d'activite´s pour 1998. Il est toutefois exact
que le nombre des demandes d'asile a atteint un record
en 1999. Cela a e´te´ constate´ un peu partout en Europe.
Ce sont l'Allemagne et la Grande-Bretagne qui ont rec¸u
le plus de demandes, le Benelux et la Suisse recevant le
plus de demandes par habitant.
Le gouvernement a commence´ dans une situation diffi-
cile et complexe. L'arrie´re´ est constitue´ pour une partie
importante de demandes d'asile de ressortissants koso-
vars, un peu moins du tiers. Il faut toutefois tenir compte
du fait que nombre d'entre eux ont pu repartir sans le
signaler; ce n'est que lorsqu'ils sont convoque´s qu'on
s'en aperc¸oit. Cela relativise le nombre de demandes qui
doivent e^tre ou qui ont e´te´ effectivement examine´es par
les instances d'asile.
HA 50
COM 178
17
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
De plus, le traitement de ces demandes est plus facile et
il a e´te´ convenu avec les responsables de re´sorber cet
arrie´re´, soit plus ou moins 10 000 dossiers, avant sep-
tembre de cette anne´e.
Depuis le de´but de l'anne´e 2000, le nombre de deman-
des d'asile est en nette diminution : environ 2 500 de-
mandes par mois au cours du premier trimestre 2000
pour 4 700 en de´cembre 1999.
Cette diminution montre que la politique que nous met-
tons en oeuvre commence a` porter ses fruits. Je rappelle
que depuis novembre dernier, les instances d'asile se
concertent re´gulie`rement au sein d'une task force afin
d'assurer un flux harmonise´ dans le traitement des
demandes, sur la base du principe
last in, first out. Il a
par ailleurs e´te´ proce´de´ a` d'importants recrutements de
personnel, plus de 200 dont 79 au CGRA. Cela doit
permettre de ge´rer les flux et, en me^me temps, de
re´sorber l'arrie´re´.
Il a e´galement e´te´ de´cide´ de traiter en priorite´ les
demandes d'asile des nationalite´s pre´sentant un taux
particulie`rement faible de reconnaissance du statut de
re´fugie´ afin de dissuader l'immigration pour des motifs
e´conomiques.
Les demandeurs d'asile appartenant a` ces nationalite´s,
lorsqu'ils sont en situation ille´gale sur le territoire au
moment de leur demande, sont maintenus en centre
ferme´ dans l'attente d'une de´cision pendante en re-
cours - et ce avant de rendre e´ventuellement leur e´loi-
gnement effectif.
Au niveau europe´en, la Belgique a pris une part active
aux conclusions du sommet de Tampere. L'efficacite´ et
l'harmonisation des contro^les aux frontie`res exte´rieures
Schengen font partie des priorite´s que la Belgique fera
valoir lorsqu'elle exercera la pre´sidence du Conseil eu-
rope´en. A ce propos, je dois vous avouer qu'il s'agit la`
d'une pre´occupation que je re´pe`te inlassablement a`
chacune des re´unions du conseil.
En ce qui concerne les frontie`res inte´rieures Schengen,
j'ai signe´ re´cemment un accord de coope´ration transfron-
talie`re avec mon colle`gue allemand et j'espe`re pouvoir
conclure un accord similaire avec mon colle`gue franc¸ais
avant l'e´te´. En outre, des contro^les re´guliers sont orga-
nise´s aux environs des frontie`res. Il n'est pas non plus
exclu de re´introduire l'obligation de visa envers des pays
dont l'immigration n'est manifestement pas cause´e par
les motifs e´nonce´s dans la Convention de Gene`ve. Je
viens, du reste, de re´introduire cette obligation a` l'e´gard
de la Slovaquie. Ce n'est certainement pas une mesure
que l'on adopte avec plaisir, mais c'est un des e´le´ments
du dispositif a` mettre en oeuvre de`s lors qu'il existe des
flux migratoires anormaux.
Pour mettre fin aux filie`res de clandestins en provenance
de l'Europe de l'Est, il faut principalement agir dans ces
pays. C'est la raison pour laquelle j'intensifie les contacts
avec ceux-ci, mais e´galement avec les pays de transit,
de manie`re a` lutter plus efficacement contre les filie`res
d'immigration clandestine et contre tout ce qui a trait au
trafic des e^tres humains.
Enfin, des fonctionnaires a` l'immigration seront envoye´s
a` la fin du mois de juin 2000 dans les pays a` fort taux
d'immigration ille´gale. Entre-temps, des fonctionnaires a`
l'immigration de la
premie`re ge´ne´ration exercent heb-
domadairement un contro^le de deuxie`me ligne en Afrique
pour assister la Sabena.
La seconde partie de votre question concerne l'e´loigne-
ment des personnes de´boute´es. A ce sujet, les e´loigne-
ments imme´diats d'ille´gaux ont repris au de´but du mois
d'avril, c'est-a`-dire de`s que l'Office des e´trangers s'est
trouve´ en possession des donne´es de la Commission
des re´gularisations - lesquelles donne´es lui permettent
de ve´rifier au pre´alable qu'il ne s'agisse pas de candidats
a` la re´gularisation qui, aux termes de la loi, ne peuvent
pas e^tre e´loigne´s. La situation a` la frontie`re - c'est-a`-dire
a` Zaventem - se trouve sous contro^le. En moyenne,
douze personnes partent chaque jour par l'ae´roport.
Relativement a` la re´forme de la proce´dure, je pre´senterai
prochainement mon projet de loi au parlement, confor-
me´ment a` l'ordre des travaux arre^te´. Je constate que
vous semblez vous satisfaire de la proce´dure actuelle, a`
la condition que celle-ci soit acce´le´re´e. A cet e´gard, je
serais fortement inte´resse´ de savoir comment vous pour-
riez acce´le´rer cette proce´dure - probablement, en exi-
geant du commissaire ge´ne´ral aux re´fugie´s une produc-
tivite´
comparable
aux
instances
d'asile
franc¸aise,
allemande et hollandaise. Je dois vous dire que je lui en
ai de´ja` fait l'observation, mais je crois que le commissaire
ge´ne´ral connai^t un certain nombre de proble`mes de
productivite´ - comme c'e´tait de´ja` le cas sous le gouver-
nement pre´ce´dent. Certes, il pourrait ame´liorer dans cet
objectif le fonctionnement de son administration.
En re´sume´, monsieur le pre´sident, je crois pouvoir affir-
mer que nous nous trouvons re´ellement sur la bonne
voie.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, ik wil er de minister op wijzen dat ook wij in
allereerste instantie de Conventie van Gene`ve wensen te
eerbiedigen die geldt voor echte politieke vluchtelingen.
Ik meen verder begrepen te hebben, mijnheer de minis-
ter, dat u de personen die afgewezen zijn als asielzoeker
en die geen aanvraag tot regularisatie hebben ingediend,
van het grondgebied zult verwijderen. Is dat de juiste
conclusie die ik uit uw woorden trek ? Ik zie u knikken.
18
HA 50
COM 178
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Guido Tastenhoye
Dan rest er mij alleen nog te zeggen, mijnheer de
minister, dat wij weinig vertrouwen hebben in uw aanpak
gezien de grote achterstand, die nog is toegenomen
ondanks al de maatregelen die u al genomen en aange-
kondigd hebt. Wij zijn van oordeel dat asielzoekers
binnen de zes weken moeten kunnen weten waar zij aan
toe zijn. Zij moeten hier komen, zij moeten naar gesloten
centra gebracht worden, zes weken wachten op een
uitspraak en als die uitspraak negatief is, moeten ze van
het grondgebied worden verwijderd.
Ik suggereer u nog eens twee of drie goede maatregelen
die zouden kunnen helpen bij het reduceren van het
massale aantal asielaanvragen.
Ten eerste, moet er binnen Europees verband een lijst
opgesteld worden van Oost-Europese landen waarvan
geen asielaanvragen meer worden aanvaard, eenvou-
digweg omdat daar geen politieke vervolging meer is.
Ten tweede, suggereren wij om de visumplicht verder uit
te breiden tot een aantal Oost-Europese landen.
Ten derde, stel ik voor om te bepalen dat bij voorkeur de
asielaanvragen worden ingediend op de ambassades
van Belgie¨ in de betrokken landen omdat de personen
best in hun eigen familie- en vriendenkring in hun land
van herkomst kunnen wachten op de eventuele behan-
deling van hun asielaanvraag. Ze moeten dan niet naar
Belgie¨ komen. Dit is ook iets wat in Europees verband
kan worden afgesproken.
De voorzitter : Collega's, de heer De Man heeft heel kort
het woord gevraagd. Als hij zich daaraan houdt, krijgt hij
nu het woord.
De heer Filip De Man (Vlaams Blok) : Ik zal het in ieder
geval korter doen dan sommige collega's voor mij, mijn-
heer de voorzitter. Een technische vraag mijnheer de
minister. Er bestaat zoiets als het print-tracksysteem. Ik
heb dat ongeveer drie jaar geleden met mijn eigen ogen
gezien op de dienst Vreemdelingenzaken. Als dat sys-
teem nog gebruikt wordt, hoe is het dan mogelijk dat een
en dezelfde persoon twee, drie tot negen aanvragen kan
indienen ? Die hebben toch maar e´e´n soort vingerafdruk-
ken. Werkt dat systeem niet meer of wat is daar aan de
hand ?
M. Antoine Duquesne, ministre : Un certain nombre de
fraudes sont effectivement enregistre´es, ce qui explique
qu'il faut e^tre tre`s vigilant et utiliser des moyens de plus
en plus performants. C'est l'une des raisons qui justifient
la ne´cessite´ de la modernisation de l'administration.
On espe`re que le projet europe´en d'e´change d'emprein-
tes digitales pourra aboutir rapidement. Vous savez que
pour l'instant, ce n'est pas possible en raison des diffi-
culte´s qui existent entre la Grande-Bretagne et l'Espa-
gne, pour un proble`me tout a` fait e´tranger a` celui qui
nous occupe.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren
Karel Van Hoorebeke, Tony Van Parys en Jean-Pol
Poncelet aan de minister van Binnenlandse Zaken
over
het effectief in werking treden van de commis-
sie voor regularisatie
(nrs. 1557, 1638 en 1625)
Questions orales jointes de MM. Karel Van Hoore-
beke, Tony Van Parys et Jean-Pol Poncelet au minis-
tre de l'Inte´rieur sur
le de´marrage effectif de la
Commission de re´gularisation
(n
os
1557, 1638 et
1625)
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, u had het vanaf
uw aantreden als minister van Binnenlandse Zaken niet
gemakkelijk. Niet alleen is er het probleem van de
politiehervorming, maar u hebt ook van bij de aanvang
problemen gekend met de eenmalige regularisatie, die
reeds vroeger door de regering werd aangekondigd. U
hebt geprobeerd om deze problematiek bij koninklijk
besluit op te lossen en u werd teruggefloten. Daarna hebt
u een wetsontwerp ingediend dat de steun heeft gekre-
gen van heel wat fracties en dat was een heel goede
zaak. Wij hebben altijd gezegd dat wij de eenmalige
regularisatie volledig zouden ondersteunen.
Nadat de wet op de regularisatie was goedgekeurd en de
regularisatiecampagne begin januari was gestart - einde
januari was zij afgelopen - moest natuurlijk zo snel
mogelijk de Regularisatiecommissie, bestaande uit ze-
ven
kamers,
worden
opgericht.
De
Regularisatie-
commissie zal 52 000 dossiers ter regularisatie moeten
behandelen. Er was aangekondigd dat het allemaal zo
snel mogelijk moest gebeuren en dat de dossiers zouden
zijn afgehandeld tegen januari 2001. Vandaar dat het ook
verwonderlijk was en is dat de aanstelling of de oprichting
van de Regularisatiecommissie zo lang op zich laat
wachten. Op de Ministerraad van 2 maart werd een lijst
goedgekeurd van kandidaten die zouden deel uitmaken
van de zeven kamers van de Regularisatiecommissie.
Wij herinneren ons allemaal de polemiek die hierrond is
ontstaan.
Hoewel de regering had aangekondigd komaf te maken
met de politieke benoemingen, is het duidelijk, mijnheer
de minister - iedereen weet waarover ik spreek - dat het
hier wel degelijk om politieke benoemingen gaat. Op de
lijst der Franstalige kandidaten werd, naast de naam, de
partijpolitieke aanhorigheid vermeld. Bij de Vlaamse kan-
didaten stond deze vermelding niet, maar het is duidelijk
HA 50
COM 178
19
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Karel Van Hoorebeke
dat het ook hier om politieke benoemingen handelt. Bij de
Franstaligen werden 16 PS, 16 PRL en 6 Ecolo aange-
duid. Ecolo, die zich altijd heeft verzet tegen politieke
benoemingen, mag zes uitverkorenen leveren !
Op 2 maart werd de lijst door de Ministerraad goedge-
keurd. U bent in de commissie daarover ondervraagd en
u hebt gezegd dat de voltallige regering er achter stond.
Ook de minister van Justitie zou de inhoud van het
koninklijk besluit niet gaan betwisten. Druppelsgewijs
hebben wij vernomen dat minister Verwilghen dit konink-
lijk besluit niet wil ondertekenen. Gisteren heeft minister
Verwilghen duidelijk gemaakt dat hij - uitgerust terugge-
komen van de paasvakantie heeft hij zich ernstig bera-
den over zijn toekomst - van in het begin tegen het
voorstel was gekant.
Hij heeft gezegd :
Ik was weliswaar niet aanwezig op de
Ministerraad van 2 maart, maar ik had wel voldoende
laten blijken dat ik niet akkoord ging met de criteria die
werden gehanteerd
.
Het is een meevaller u hierover vandaag te mogen
interpelleren. Vanmorgen heeft minister Verwilghen zeer
kordaat en manhaftig zijn drie principes herhaald, name-
lijk dat het geen politieke benoemingen mogen zijn, dat
zij binnen de wettelijkheid moeten gebeuren en dat geen
kandidaten mogen worden geselecteerd uit parketten of
rechtbanken waar er reeds een zware werkoverlast
heerst.
Dat heeft hij ook toegelicht. Wat de wettelijkheid betreft,
spreekt hij alleen over de magistraten. Er zijn namelijk
magistraten bij, maar ook een aantal anderen. minister
Verwilghen is bevoegd voor de vierentwintig magistraten
die moeten worden aangeduid. Hij zegt dat van de
voorgedragen personen, die op de lijst stonden, er drie
de hoedanigheid van magistraat niet hadden, meer be-
paald een advocaat - dus geen magistraat - en twee
rechters in sociale zaken, consulaire rechters bij de
Arbeidsrechtbank, die inderdaad ook de hoedanigheid
van magistraat niet hebben. Dus heeft volgens hem de
minister van Binnenlandse Zaken de Regularisatie-
commissie samengesteld op basis van personen die niet
beschikken over de wettelijke hoedanigheid.
Over de werkoverlast zegt hij dat de magistraten, zowel
van de staande als van de zittende magistratuur, werden
weggenomen van parketten of rechtbanken die reeds te
kampen hebben met zware werkoverlast. Het kan vol-
gens hem toch niet de bedoeling zijn dat we reeds
overbelaste rechtbanken en parketten nog wat zwaarder
gaan belasten door er mensen weg te halen. Zijn voor-
keur ging steeds uit naar magistraten-emeriti, waarvan er
een aantal zich kandidaat had gesteld en daarvoor in
aanmerking kwam.
Mijnheer de minister, de heer Verwilghen was vanmorgen
vrij triomfalistisch. Hij werd gefeliciteerd door zowel de
heer Van Parys van de CVP als door de heer Annemans
van het Vlaams Blok. minister Verwilghen werd geloofd
omwille van zijn kordaat optreden. Door hem werd ove-
rigens bevestigd dat in het kernkabinet van de vieren-
twintig magistraten die door u werden voorgedragen, er
tien werden vervangen. Hij is er heel trots op dat, dankzij
zijn kordate houding en zijn drie aanvankelijke principes,
hij bekomen heeft dat van de vierentwintig voorgedragen
magistraten er tien werden vervangen. We weten wel
nog niet van welke politieke signatuur zij zijn, we hebben
de lijst nog niet ontvangen. Misschien zal dit ook niet
meer vermeld worden. Belangrijk is wel dat de persoon
die als voorzitter van de commissie werd naar voren
geschoven, volgens de minister van Justitie niet meer
wordt voorgedragen. Hij werd niet opgenomen in de lijst
die vanmorgen werd goedgekeurd.
Mijnheer de minister, u hebt destijds aangekondigd dat er
geen problemen meer waren.
Ten eerste, wat is daar van waar ? Hebt u gelijk, of had
minister Verwilghen gelijk toen hij vanmorgen verklaarde
dat hij nooit zijn akkoord heeft gegeven ?
Ten tweede, wat heeft het kernkabinet vanmorgen be-
slist ? Is de lijst van de magistraten nu definitief gewijzigd
en zijn dus tien van de vierentwintig magistraten vervan-
gen ? Over de anderen spreken we nu niet, daar bent u
alleen voor bevoegd.
Ten derde, wanneer zal dit koninklijk besluit worden
gepubliceerd ? Dit werd trouwens vanmorgen ook aan
minister Verwilghen gevraagd. Het is immers zeer drin-
gend, want u hebt al een aantal maanden verloren.
52 000 dossiers wachten op een behandeling binnen het
jaar. Het gaat om het menselijke probleem van de
zogenaamde sans papiers die wachten op rechtszeker-
heid. Wanneer zal het koninklijk besluit over de
Regularisatiecommissie dus worden gepubliceerd ?
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, het dossier is bijzonder
belangrijk en dreigde zeer pijnlijk te worden.
Mijnheer de minister, tienduizenden mensen hebben een
aanvraag tot regularisatie ingediend. Voor hen is dit
dossier van levensbelang. Zij verwachten van de over-
heid een efficie¨nte oplossing, een degelijk voorbereid
antwoord en een uitspraak die rekening houdt met hun
gerechtvaardigde verwachtingen.
In dit dossier dreigde de overheid een bijzonder mal
figuur te slaan. De oorspronkelijke kandidatenlijst was op
louter partijpolitieke basis samengesteld.
20
HA 50
COM 178
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Tony Van Parys
De houding van de minister van Justitie verheugt me. In
zijn antwoord in de commissie voor de Justitie heeft
minister Verwilghen gezegd dat hij een stokje heeft
gestoken voor de dreigende politisering van de kamers
van de commissie voor de Regularisatie. Op die manier
heeft hij voorkomen dat deze commissie politiek werd
samengesteld. Hij kreeg hiervoor de steun van de eerste
minister. Dit is een niet onbelangrijk element. minister
Verwilghen heeft ervoor gezorgd dat de partijpolitieke
samenstelling niet werd gehandhaafd zodat de illegalen
die een regularisatieaanvraag hebben ingediend, kunnen
rekenen op een correcte behandeling van hun dossier.
Door de politisering was de dreiging groot dat deze
dossiers in het politieke dienstbetoon gingen terechtko-
men, zeker aan Franstalige kant. De problemen inzake
de politisering van de samenstelling van de commissie
hebben ervoor gezorgd dat kostbare tijd verloren is
gegaan. Ik herhaal dat het initiatief van minister Verwilg-
hen dat de politisering onmogelijk maakt, mij bijzonder
verheugt.
Mijnheer de minister, in het licht van hetgeen we op dit
ogenblik weten, is uw antwoord van 22 maart op de
vragen van de heer De Crem en mezelf inzake de
dreigende politisering merkwaardig. Ik wens u aan een
aantal van uw antwoorden te herinneren. Ik citeer :
Les
candidats a` la commission de re´gularisation ont e´te´
de´signe´s pour leurs compe´tences et be´ne´ficient de la
confiance du conseil des ministres qui en a de´libe´re´
. U
vervolgt, ik citeer opnieuw :
We hebben niet om het even
welke magistraat, advocaat of lid van die organisaties
genomen. Er werden integendeel mensen benoemd die
bekend zijn om hun ernst, hun bekwaamheid en hun
onafhankelijkheid
. U eindigt, ik citeer opnieuw : Ik her-
inner eraan dat het een keuze van de regering betreft. De
selectie gebeurde op grond van bekwaamheden en
curriculae vitae. Aangezien zij daartoe gerechtigd zijn,
hebben de regeringsleden aangegeven welke kandidaat
hun voorkeur genoot. Dat alles werd nadien door de
voltallige regering bekrachtigd
.
Mijnheer de minister, de vraag ligt voor de hand. Blijft u bij
uw uitspraken ? U weet dat ze manifest onjuist zijn.
Volgens de minister van Justitie was de samenstelling
van deze commissie onwettig. Bovendien is het niet
correct dat de voltallige regering dit had bekrachtigd.
minister Verwilghen verbleef op dat ogenblik in het bui-
tenland. Is het correct dat voorbehoud werd gemaakt bij
de notificatie van de Ministerraad inzake het standpunt
van de minister van Justitie ? Ten slotte blijkt er iets aan
de hand te zijn met de kandidaat-eerste voorzitter van de
Regularisatiecommissie, de heer Lecrompe. In het ver-
leden heb ik reeds gewezen op mogelijke problemen. U
herinnert zich de obedie¨ntie van Lecrompe met het
kabinet van minister Van der Biest, waar hij adjunct-
kabinetschef was. Naar verluidt is hij ondervraagd ge-
weest in het dossier van de aanbesteding van de par-
keermeters in Luik.
Ik stel vast dat aan deze kandidatuur thans geen gunstig
gevolg werd gegeven. U hebt, zelfs met een bepaalde
verbolgenheid, gezegd dat het een schande was dat wij
bepaalde kandidaturen in vraag durfden te stellen. Nu
blijkt dat wij wel degelijk en terecht een aantal vragen
hebben gesteld. Het was de minister van Binnenlandse
Zaken die in deze - en ik druk mij voorzichtig uit - het
parlement niet correct heeft ingelicht.
Mijnheer de minister, u bent het parlement en de com-
missie enige uitleg verschuldigd. Hebt u uw antwoord ook
gegeven namens de minister van Justitie ? Ik had mijn
vraag zowel aan u als aan de minister van Justitie
gericht. Kan ik er dus vanuit gaan dat wanneer u hebt
geantwoord, u dit namens de regering hebt gedaan, en
dus ook namens de minister van Justitie, minstens na
consultatie van de minister van Justitie ? Hebt u, ja dan
nee na consultatie en samenspraak met de minister van
Justitie hier meegedeeld dat minister Verwilghen het
besluit heeft goedgekeurd ?
Wanneer kunnen wij die publicatie verwachten ? Wan-
neer vindt de Ministerraad plaats waarop dit koninklijk
besluit moet worden goedgekeurd ? Deze kamers moe-
ten bij Ministerraad overlegd koninklijk besluit worden
samengesteld.
Er is maar e´e´n uitgangspunt dat telt in dit dossier. Er zijn
duizenden personen die met hoge verwachtingen hun
aanvraag hebben ingediend. Zij verwachten van de over-
heid dat deze aanvragen behoorlijk en correct worden
behandeld. Wij verwachten dus ook dat de samenstelling
die correcte onafhankelijke afhandeling garandeert. Kan
het politieke spel dat hier werd gespeeld worden bee¨in-
digd, zodat wij kunnen proberen het vertrouwen van deze
mensen in deze kamers nog enigszins te herstellen ? Ik
vrees dat hun vertrouwen reeds in grote mate verloren is
gegaan. Dit is de grote verantwoordelijkheid van de
regering en van uzelf. Ik wil in deze uitzondering maken
van de minister van Justitie die vooralsnog ervoor ge-
zorgd heeft dat niet is gebeurd wat wij hadden aange-
kondigd naar aanleiding van de interpellaties van de heer
De Crem en ikzelf op 15 en 22 maart 2000.
M. Jean-Pol Poncelet (PSC) : Monsieur le pre´sident,
monsieur le ministre, chers colle`gues, quelle lec¸on tirer
de cette pe´nible affaire ? Nous avons maintenant la
confirmation que la majorite´ a e´te´ prise en flagrant de´lit
de politisation. Contrairement aux de´clarations faites
avant les e´lections, au programme e´lectoral des partis de
la majorite´, a` la de´claration gouvernementale, on a, dans
cette affaire, joue´ avec le dossard politique des candi-
dats. En fonction de leur obe´dience, on les a place´s dans
cette commission.
Monsieur le ministre, nous avons e´te´ plusieurs a` vous
interpeller sur cette question et vous avez plaide´ non
coupable. Cela m'a d'ailleurs surpris. Vous auriez au
HA 50
COM 178
21
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Pol Poncelet
moins pu reconnai^tre qu'il y avait eu une be´vue, qu'un
certain nombre d'erreurs avaient e´te´ commises. Au lieu
de cela, vous avez de´fendu la proce´dure, avec une
argutie qui nous a surpris et vous avez justifie´ les
de´cisions qui avaient e´te´ prises comme suit - je vous
cite - :
Je ne puis vous dire quelle est la couleur des
magistrats membres de la commission.
Un peu plus loin,
vous avez, au-dela` de cet aspect politique, insiste´ sur la
colle´gialite´ de la de´cision qui avait e´te´ prise en disant :
Comment avez-vous l'inde´cence de poser des ques-
tions de cette nature sur ce proble`me ? C'est le gouver-
nement dans sa colle´gialite´, sur la base des compe´ten-
ces des gens, qui a de´cide´.
Et d'ajouter : C'est le
gouvernement tout entier qui nomme.... C'est un accord
de l'ensemble du gouvernement.
En fonction de tout ce qui a e´te´ dit, lu et des de´clarations
faites par le ministre de la Justice en commission ce
matin, il est e´vident que votre ve´rite´ n'est pas la me^me
que la sienne. Oserais-je vous demander si votre main
droite ignore ce que fait votre main gauche ? Une telle
phrase ne fait certainement pas partie de votre quotidien,
mais elle figure en tout cas dans le mien. A l'e´vidence, il
y a eu deux positions diffe´rentes. Et ce matin, le ministre
de la Justice nous disait :
Les personnes, cela ne me
concerne pas. Je ne de´fends que des grands principes et
j'applique des principes.
Au vu de ce qui s'est passe´ lors de la de´signation de
Mme Reynders ou de la nomination de certains notaires
dont la nomination a e´te´ casse´e, vous comprendrez que
je me pose des questions sur ces principes. Aujourd'hui,
un nouvel incident se produit pour la composition de la
commission de re´gularisation des sans-papiers.
Le ministre Verwilghen nous a explique´ - et je le cite - que
la liste n'e´tait pas celle sur laquelle j'avais marque´ mon
accord au sein du gouvernement.
Il existe donc une confusion totale.
Cela m'ame`ne a` vous poser la question suivante. Quand,
le 16 mars dernier, vous nous avez re´pondu, aviez-vous
l'accord du gouvernement ? Etiez-vous mandate´ par le
gouvernement dans sa colle´gialite´ pour nous donner ces
re´ponses ?
En effet, vous nous avez dit qu'il n'y avait pas de
proble`mes, qu'il ne s'agissait pas de nominations politi-
ques, que la liste avait l'accord de la totalite´ du gouver-
nement, que l'arre^te´ allait e^tre, toutes affaires cessantes,
soumis a` la signature du ministre de la Justice et que,
quelques heures plus tard, l'incident serait clos.
Si vous aviez effectivement l'accord du gouvernement,
que pensez-vous de l'attitude du ministre de la Justice
qui, depuis quelques jours, nous expose ses e´tats d'a^-
mes ? De`s lors, pourquoi le gouvernement a-t-il e´te´
contraint d'en rede´battre et de changer la liste initiale ?
Comment expliquez-vous ce changement de position ?
Si, par contre, vous n'aviez pas a` l'e´poque le mandat du
gouvernement pour nous faire cette re´ponse, se pose un
proble`me fondamental de cre´dibilite´ politique. En effet,
vous avez engage´ le gouvernement en rappelant la
colle´gialite´ de la de´cision.
En conclusion, monsieur le pre´sident, monsieur le minis-
tre, je pense que cette ope´ration a e´te´ marque´e par une
tre`s grande le´ge`rete´. Le moins que l'on puisse dire, c'est
que cela a e´te´ mal pre´pare´, et mes propos restent
mode´re´s. Cette proce´dure, qui concerne l'avenir de
milliers de personnes, a e´te´ engage´e avec une le´ge`rete´
extraordinaire.
Ensuite, il est e´vident qu'il y a eu politisation, et ce en
contradiction avec toutes les de´clarations qui avaient e´te´
faites.
Tant qu'a` faire, monsieur le ministre, puisque vous aviez
distribue´ au Conseil des ministres une note faisant
mention de l'appartenance politique des candidats, je
vous demande de pouvoir disposer de la note mise a`
jour, de manie`re a` ce que l'on connaisse la
couleur des
personnes qui ont e´te´ ajoute´es.
Et enfin, au vu de la cacophonie a` laquelle nous avons
assiste´ ce matin, le ministre de la Justice nous affirmant
qu'il n'e´tait pas solidaire d'une de´cision qui avait e´te´ prise
en son absence, je pre´dis au gouvernement des lende-
mains extre^mement inte´ressants.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, M. Van Hoorebeke n'a pas tout a` fait tort
quand il dit que je n'ai pas la vie facile dans une multitude
de dossiers. Mais vous devez savoir, monsieur Van
Hoorebeke, que j'ai de belles re´compenses en voyant le
re´sultat des efforts consentis, notamment en ce qui
concerne cette ope´ration de re´gularisation dont on parlait
dans ce pays depuis des anne´es. Je suis devenu minis-
tre de l'Inte´rieur le 12 juillet 1999. Malgre´ les difficulte´s
que j'ai rencontre´es, notamment les contestations juridi-
ques avec le Conseil d'Etat, les deux chambres le´gisla-
tives se sont prononce´es a` la quasi-unanimite´ sur le
projet. Les arre^te´s d'exe´cution ont e´te´ pris, les locaux
ne´cessaires ont e´te´ loue´s, le personnel a e´te´ recrute´ pour
traiter les dossiers. Avec la collaboration des administra-
tions communales et fe´de´rales, les dossiers ont e´te´
introduits.
Plus
de
32 000
dossiers
concernent
50 000 personnes. Contrairement a` ce qu'avaient pre´-
tendu les oiseaux de mauvaise augure, tout s'est passe´
dans le calme et continuera de cette fac¸on.
La re´ussite de cette ope´ration est pour moi tout a` fait
essentielle. Elle n'a d'ailleurs jamais e´te´ hypothe´que´e.
Aucun retard n'a e´te´ pris. Le secre´tariat de la commission
a continue´ a` travailler depuis qu'il a e´te´ installe´. Ce dont
je me re´jouis aujourd'hui, c'est que les commissions
seront installe´es. C'est le fait politique qui est important
22
HA 50
COM 178
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
pour moi. L'identite´ me^me des magistrats ne constitue
pas mon proble`me essentiel. Comme je l'ai de´ja` dit lors
de ma pre´ce´dente intervention devant cette commission,
je veux croire que les avocats et les magistrats re´pondent
par principe a` des conditions de qualite´ et d'inde´pen-
dance. Aujourd'hui, tous les proble`mes sont re´gle´s. Je
pense me^me qu'a` l'heure ou` je vous parle, l'arre^te´ est
rentre´ du Palais.
Que s'est-il passe´ ? En ce qui concerne les magistrats, le
gouvernement s'est prononce´ sur la base des listes qui
lui ont e´te´ envoye´es par le cabinet de la Justice. Le
ministre de la Justice et moi-me^me e´tions alors a` l'e´tran-
ger. Nous e´tions ensemble a` Lisbonne pour assister a`
une re´union. Le gouvernement s'est donc prononce´ en
notre absence. A mon retour, je m'en suis re´joui car mon
objectif e´tait de pouvoir lancer l'ope´ration le plus rapide-
ment possible. J'ai ensuite signe´ l'arre^te´ que j'ai transmis
a` mon colle`gue de la Justice. Ce dernier a fait deux
observations au sujet de la liste des magistrats, a` savoir
qu'il avait un doute en ce qui concerne la qualite´ des
magistrats sociaux. Il estimait en outre que tout spe´cia-
lement les magistrats du parquet devaient faire face a`
l'heure actuelle a` un surcroi^t de travail, d'autant qu'un
certain nombre de de´signations sont en attente.
Des contacts ont e´te´ pris avec l'ensemble des membres
du gouvernement de manie`re a` re´pondre a` ces objec-
tions. C'est maintenant fait et je m'en re´jouis. La proce´-
dure d'installation va donc pouvoir se poursuivre.
Contrairement a` ce qui est dit par certains, la commission
des re´gularisations est de´ja` au travail. Elle est com-
pose´e, d'une part, d'un secre´tariat qui est ope´rationnel et
qui, conforme´ment a` l'article 12 de la loi du 22 de´cembre,
doit ve´rifier si les dossiers sont complets et, d'autre part,
de chambres qui ne traitent que dans une phase ulte´-
rieure les dossiers pre´pare´s par le secre´tariat et d'ailleurs
uniquement les dossiers a` difficulte´s qui peuvent faire
l'objet d'une contestation. Je ne dois pas vous rappeler
ici les quatre cate´gories qui se retrouvent dans la loi. Et
c'est ainsi qu'environ deux mille trois cents dossiers de
demandes de re´gularisation base´s sur le troisie`me crite`re
qui est le crite`re me´dical, font de´ja` l'objet d'un examen
approfondi par la commission. Il s'agit d'une situation
normale qui n'a rien a` voir avec la de´signation des
membres des chambres de la commission de re´gularisa-
tion. J'attire votre attention sur le fait que ce secre´tariat
peut de´ja` non seulement mettre de l'ordre dans les
dossiers mais lancer un certain nombre d'ope´rations qui
sont ne´cessaires pour que les chambres puissent me
remettre un avis. Donc, en application de l'article 12, on
ve´rifie si les dossiers sont complets ou non. De plus, il a
e´te´ de´cide´ de traiter par priorite´ les dossiers base´s sur le
troisie`me crite`re, les personnes gravement malades, et
par arre^te´ ministe´riel du 20 mars, deux me´decins ont e´te´
de´signe´s en application de l'article 8 de l'arre^te´ royal du
5 janvier. Et ils sont de´ja` au travail pour ce qui concerne
la ve´rification des attestations me´dicales. Il est donc clair
que la commission a de´ja` entame´ ses travaux et que,
contrairement a` ce qui a e´te´ pre´tendu, il n'y a aucun
retard dans le traitement des dossiers. Mais enfin main-
tenant, de manie`re visible, l'ensemble du dispositif est
complet, ce qui n'est pas ne´gligeable. Je crois qu'en la
matie`re, il y a une tre`s grande sensibilite´ et parfois une
tre`s grande inquie´tude dans le chef de ceux qui sont
concerne´s. Et donc les signaux qui sont donne´s sont des
signaux importants. Moi, depuis le de´but de cette ope´ra-
tion, j'entends ne donner que des signaux positifs. Et je
crois d'ailleurs que c'est l'une des raisons pour lesquelles
les choses se sont bien passe´es. Malgre´ les craintes et
les inquie´tudes qui avaient e´te´ exprime´es par certains,
les ope´rations vont maintenant continuer sans de´sempa-
rer, les avis seront rendus par les chambres normale-
ment constitue´es et je confirme que tre`s normalement,
l'ensemble des de´cisions devraient pouvoir e^tre prises
dans le courant de l'anne´e qui suit.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
minister, u hebt weliswaar toegegeven dat u tot nu toe
geen al te gemakkelijk leven hebt gehad, maar ik moet u
in elk geval bewonderen voor uw blijvende levens-
vreugde en optimisme. Als ik u hoor, lijkt het alsof er niets
aan de hand is geweest.
De Regularisatiecommissie heeft volgens u geen enkele
vertraging opgelopen en wat de samenstelling van de
kamers betreft, hebt u blijkbaar nooit goed begrepen wat
nu precies het probleem was dat de heer Verwilghen
opwierp. Dat is wat ik uit uw antwoord begrijp.
Toch meen ik te hebben begrepen dat u in elk geval
vroeger op de hoogte was van zijn bezwaren. U hebt
gezegd dat u op de hoogte was van een zeker voorbe-
houd van de heer Verwilghen in verband met de hoeda-
nigheid van magistraat en de herkomst van sommige
magistraten.
Het is in elk geval verwonderlijk dat die lijst op de
Ministerraad van 2 maart werd goedgekeurd terwijl er
pas vandaag - eind april - een oplossing is gevonden
voor het probleem. Waarom werd er twee maanden
gewacht om het probleem op te lossen ? U beweert
weliswaar dat er geen vertraging is opgetreden maar de
kamers hadden toch vroeger kunnen starten met hun
werkzaamheden. U hebt slechts 8 a` 9 maanden om alle
dossiers af te handelen. Een aantal collega's hebben
trouwens gewezen op het feit dat het hier niet gaat over
dossiers maar over mensen, mensen die wachten op
rechtszekerheid omtrent hun toestand.
Mijnheer de voorzitter, ik had graag geweten wanneer het
bewuste koninklijke besluit nu zal worden gepubliceerd ?
minister Verwilghen had het deze morgen over vrijdag of
zaterdag, of begin volgende week. Ik denk dat de publi-
HA 50
COM 178
23
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Karel Van Hoorebeke
catie niet langer kan worden uitgesteld en volgens mij
moet er vandaag duidelijkheid komen over de publicatie
van dit koninklijk besluit zodat de betrokkenen weten
waaraan zij zich moeten verwachten.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
het enige wat voor de minister telt, is het slagen van de
operatie, maar hij vergeet daarbij uiteraard te vermelden
dat er ondertussen enkele probleempjes zijn gerezen.
Mijnheer de minister, u hebt de correcte samenstelling
van de kamers van de commissie voor de Regularisatie
in gevaar gebracht. Mede onder uw politieke verantwoor-
delijkheid hebt u de neiging gehad daarvan een gepoliti-
seerd orgaan te maken. Trouwens, ook de andere
regeringsleden zijn hieraan medeplichtig. Ook de groe-
nen hebben daartoe hun steentje bijgedragen. Had de
minister van Justitie niet zijn voet tussen de deur gesto-
ken, dan had die publicatie reeds plaatsgevonden.
Mijnheer Wauters, het gaat hier nochtans om een materie
waarin wij elke politieke bei¨nvloeding moeten bannen.
Stel u voor dat we de dossiers voor de commissie voor de
Regularisatie gaan catalogiseren onder de noemer van
het politieke dienstbetoon zoals sommige Waalse
collega's dit klaarblijkelijk doen met dossiers voor natu-
ralisatie. We gingen met deze problematiek dezelfde weg
op en zonder de minister van Justitie was het reeds zo
ver.
De minister van Binnenlandse Zaken zegt nu : eind goed,
al goed. Mijnheer de minister, u moet zich verantwoorden
voor het feit dat dit dossier van koers is gewijzigd en de
reden waarom. U hebt vooral verantwoording af te leg-
gen omdat u het parlement en de commissie voor de
Binnenlandse Zaken niet correct hebt ingelicht. U hebt
gezegd, ik citeer :
Dat alles werd nadien door de voltal-
lige regering bekrachtigd
.
De voltallige regering stond hier volgens u achter. Wij
hadden reeds vernomen dat de minister van Justitie in
het buitenland was. Nu zegt u dat u zelf ook niet
aanwezig was. Stel u voor wat wij hier in dit parlement
moeten aanvaarden als antwoord van de ministers. Men
zegt hier met veel allure en bravoure dat de regering dat
heeft goedgekeurd. Op dat ogenblik weet de minister van
Binnenlandse Zaken dan dat hij zelf niet aanwezig was
en de minister van Justitie evenmin. Mijnheer de minister,
ik zei het deze morgen reeds aan de minister van Justitie
in een ander dossier : ik zal nooit aanvaarden dat wij naar
aanleiding van vragen en interpellaties niet correct wor-
den ingelicht. Dit kan niet. Ik zal de collega's desnoods
individueel uitnodigen om dit onder geen enkel beding te
aanvaarden. U hebt zich te onderwerpen aan de controle
van dit parlement en u hebt het parlement correct in te
lichten. Anders zal het niet kunnen en zult u ons op uw
weg vinden.
Er is nog een vraag die ik wil stellen omdat ik een van uw
antwoorden niet goed heb begrepen. Hebt u gezegd dat
u wacht met de publicatie tot wanneer het besluit terug is
van het koninklijk paleis ? Is dit wat u hebt gezegd ? Ik
neem dan aan dat het besluit reeds op de Ministerraad is
goedgekeurd. Kunt u mij daarop een concreet antwoord
verschaffen ? Ik hoop dat u niet over het hoofd ziet dat u
dit besluit niet kunt nemen tenzij het in Ministerraad is
overlegd. De Ministerraad moet zich daarover uitspre-
ken. Wanneer het besluit naar het Paleis zou zijn gegaan
zonder dat het in Ministerraad is overlegd, zult u uw
huiswerk moeten overdoen. Van de minister van Justitie
had ik deze ochtend begrepen dat er een akkoord werd
bereikt in het kernkabinet, maar dat er nog geen Minis-
terraad is geweest. Als u het document hebt ondertekend
en naar het Paleis hebt verstuurd zonder het fiat van de
Ministerraad, hebt u een ongeldig besluit genomen.
M. Jean-Pol Poncelet (PSC) : Monsieur le pre´sident, si
je comprends bien les propos du ministre, il se re´jouit et
tout va bien. C'est ce qu'on appelle en franc¸ais
noyer le
poisson
. C'est un peu comme le chef du gouvernement
lui-me^me qui, le jour de la Saint-Eloi, nous disait que le
proble`me n'e´tait pas du tout politique et qu'il suffisait de
re´partir de manie`re arithme´tique les dotations entre les
uns et les autres. On a du^ ajouter a` cela les e´tudiants
e´trangers et les aides a` l'emploi dans les re´gions pour
faire un
pot a` peu pre`s e´quilibre´. Quelques semaines
plus tard, quand on parlait de Zaventem, on disait qu'il
s'agissait d'un proble`me de normes de bruit et rien
d'autre et on y a ajoute´ le terminal TGV a` Schaerbeek.
Cela s'appelle a` tout le moins
noyer le poisson.
En fait, ce qui m'inquie`te comme mon colle`gue Van
Parys, c'est que cette de´cision qui concernait les minis-
tres de l'Inte´rieur et de la Justice, tous deux cosignataires
de l'arre^te´, cette de´cision colle´giale du gouvernement a
donc e´te´ prise en leur absence a` tous deux !
Monsieur le ministre, je n'ai pas la pre´tention de connai^-
tre la composition de votre cabinet mais ce dont je me
souviens, c'est qu'en tout cas chez votre colle`gue, un
se´isme a expurge´ la plupart des niveaux 1 de son
cabinet. Si ce sont les collaborateurs de votre colle`gue
qui ont travaille´ a` cette e´poque, je commence a` compren-
dre la cacophonie dans laquelle on se trouve aujourd'hui
puisqu'il n'y avait plus de collaborateurs de qualite´.
Souvenez-vous de cette espe`ce de tremblement de terre
au cabinet de la Justice.
Il est clair qu'il y a eu de la ne´gligence, de la cacophonie,
de la le´ge`rete´ dans le traitement de ce dossier, sur la
base d'une de´cision politique et ce n'e´tait pas surprenant
vu l'entente relative entre les partenaires.
Je voudrais insister sur la dernie`re remarque de M. Van
Parys. Ce matin, votre colle`gue de la Justice nous a dit :
le gouvernement n'en a pas de´libe´re´, le
kern a marque´
24
HA 50
COM 178
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Pol Poncelet
son accord sur une liste. Cet arre^te´ royal, base´ sur cette
liste, sera soumis a` la de´libe´ration colle´giale du gouver-
nement vendredi prochain. A l'issue de ce conseil des
ministres, l'arre^te´ sera publie´. Monsieur le ministre, je me
permets d'insister : s'il y a eu aujourd'hui un arre^te´ de
cette nature de´pose´ au Palais et, plus grave encore,
signe´, je pense qu'un proble`me de droit manifeste se
pose et je souhaiterais avoir tous les e´claircissements a`
ce sujet.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik wil nu toch minstens van de minister een antwoord
krijgen in verband met de vraag of het besluit in de
Ministerraad overlegd is geweest. Dit is toch een essen-
tie¨le vraag waarop wij een antwoord moeten kunnen
krijgen.
M. Antoine Duquesne, ministre : L'arre^te´ royal sera
publie´ au Moniteur de`s que, re´glementairement et dans
les conditions voulues, le Roi l'aura signe´.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Is er in de Ministerraad
overleg geweest over dit besluit ?
M. Antoine Duquesne, ministre : C'est une question que
vous devez poser au premier ministre qui a re´uni son
cabinet restreint. Le gouvernement se re´unira tre`s nor-
malement dans le courant de cette semaine, vous le
savez.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Is uw besluit al
getekend en overgezonden ?
M. Antoine Duquesne, ministre : J'ai effectivement
signe´ l'arre^te´.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Zonder dat de Minis-
terraad is samengekomen ?
M. Antoine Duquesne, ministre : Apre`s que le premier
ministre a pris contact avec les membres du gouverne-
ment.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Er is dus geen in
Ministerraad overlegd koninklijk besluit ?
M. Antoine Duquesne, ministre : Je le re´pe`te, le premier
ministre a pris contact avec les membres du gouverne-
ment.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Dat volstaat niet. Voor
een overleg over een koninklijk besluit is er een Minis-
terraad nodig. Dat weet u even goed. Het besluit dat u
dus aan het koninklijk paleis hebt overgezonden, is
volledig onwettelijk. Opnieuw een interpellatie, mijnheer
Duquesne !
De voorzitter : Vermits de minister er het zwijgen toe
doet en de collega's evenzeer, meen ik het incident te
moeten sluiten.
Mijnheer de minister, deze voormiddag werd er een
Conferentie van voorzitters gehouden. Van diverse zijden
is erop aangedrongen dat ministers toch antwoord zou-
den geven op parlementaire vragen, zodanig dat vragen
geen puur ritueel zijn. Ik wil hier geen incident van
maken. Ik kan niet anders dan dit even in herinnering
brengen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Joos Wauters aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de nucleaire
transporten
(nr. 1562)
Question orale de M. Joos Wauters au ministre de
l'Inte´rieur sur
les transports nucle´aires (n° 1562)</b>
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, vandaag her-
denken we de verjaardag van de nucleaire ramp van
Tsjernobyl. Een geluk dat er groene partijen in ons land
bestaan om deze problematiek op te volgen en op de
dagorde te plaatsen. Veertien dagen geleden werd het
eerste transport van radioactief afval uit La Hague naar
Dessel georganiseerd. Iedereen is gealarmeerd. Er zijn
echter nog andere nucleaire transporten in ons land.
Mijnheer de minister, hoeveel vergunningen voor nucle-
aire transporten zijn er in 1998 en 1999 door uw diensten
afgeleverd ? Welk materiaal werd vervoerd ? Hoeveel
vergunningen hadden betrekking op de gemeenten Mol,
Dessel en Geel ? Hoeveel vergunningen hadden betrek-
king op het bedrijf Belgonucle´aire ?
Minister Antoine Duquesne : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer Wauters, in 1998 en 1999 heeft de Dienst voor
bescherming tegen ioniserende stralingen respectievelijk
289 en 297 vergunningen voor het vervoer van radioac-
tieve stoffen afgeleverd. Deze vergunningen werden
toegekend op basis van het koninklijk besluit houdende
het algemeen reglement op de bescherming van de
bevolking en de werknemers tegen het gevaar van
ioniserende stralingen. Er bestaan verschillende types
van vergunningen.
Il s'agit des :
- autorisations ge´ne´rales pour le transport re´gulier de
quantite´s relativement limite´es de matie`res radioactives -
par exemple, en cas de transport quotidien de re´actifs
vers les ho^pitaux ou les laboratoires de biologie clini-
que -;
HA 50
COM 178
25
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
- autorisations particulie`res pour l'exe´cution d'un ou de
quelques transports - durant une pe´riode courte - de
quantite´s similaires de matie`res radioactives;
- autorisations spe´ciales pour le transport de grandes
quantite´s en activite´ et pour les transports tre`s spe´cifi-
ques.
Les autorisations de´livre´es peuvent e^tre soit valables sur
l'ensemble du territoire national, soit limite´es a` un trajet
particulier. Elles couvrent l'ensemble du secteur des
matie`res radioactives, allant des produits radiopharma-
ceutiques aux applications industrielles et au transport
des combustibles des centrales e´lectro-nucle´aires et des
usines de production. Il de´coule logiquement de la
concentration d'un certain nombre d'entreprises du sec-
teur nucle´aire dans les communes de Mol et Dessel que
la fre´quence de tels transports y est plus e´leve´e
qu'ailleurs.
Il faut cependant se rendre compte que tous les trans-
ports circulant sur le territoire de ces deux communes ne
concernent pas ne´cessairement ces entreprises et peu-
vent aussi constituer des livraisons de radionucle´ides,
destine´es aux ho^pitaux de la re´gion.
Enfin, je peux signaler a` l'honorable membre qu'il est tout
autant logique que des autorisations ade´quates existent
pour la livraison de matie`res premie`res et pour l'expe´di-
tion des produits finis. Il n'existe pas de code de transport
nucle´aire dans la re´glementation. Je suppose que vous
voulez parler de transport nucle´aire au sens de la le´gis-
lation sur les garanties internationales et de la Conven-
tion de New-York. Cette dernie`re, signe´e et ratifie´e par la
Belgique, exige une certaine confidentialite´ concernant
les informations relatives aux transports de classe 1.
Partant, de´terminer le nombre de transports s'effectuant
sur le territoire des communes en cause demande un
important travail de collecte de donne´es a` la fois dans les
releve´s des transports - en ce qui concerne les autorisa-
tions ge´ne´rales - et dans les annonces re´dige´es en
code - pour les transports de matie`res nucle´aires. Actuel-
lement, la banque de donne´es dont nous disposons n'est
pas a` me^me de nous fournir aise´ment ces informations,
qui ne pre´sentent du reste aucun inte´re^t pour mes
services.
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
voorzitter, ik had het antwoord van de minister liever
concreter gezien. Deze nucleaire transporten zijn een
belangrijke problematiek. Het antwoord op de vraag
inzake de transporten naar Belgonucle´aire bleef vaag. Ik
vermoed dat er belangrijke transporten gebeuren. Ik zal
het antwoord van de minister nauwkeurig bestuderen en
nagaan op welke manier ik bijkomende inlichtingen kan
inwinnen om een belangrijk aspect van onze veiligheid
verder te kunnen onderzoeken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Marcel Hendrickx aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
de wapen-
dracht door politieambtenaren belast met de uitoefe-
ning van hun politietaken in de gemeenten Baarle-
Hertog (B) en Baarle-Nassau (N)
(nr. 1564)
Question orale de M. Marcel Hendrickx au ministre de
l'Inte´rieur sur
le port d'arme par les policiers
charge´s de l'exe´cution des ta^ches policie`res dans
les communes de Baarle-Hertog (B) et Baarle-Nassau
(N)
De heer Marcel Hendrickx (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, mijnheer de minister, collega's, ik zal in mijn vraag-
stelling niet alle betrokken koninklijke besluiten en wetten
citeren. Ik heb ze al uitvoerig aangegeven. Ik schets het
probleem even kort.
U weet dat in 1965 de enclavegrenzen van de Belgische
gemeente Baarle-Hertog en de Nederlandse gemeente
Baarle-Nassau officieel werden vastgelegd als rijks-
grenzen. Hiermee werd de soevereiniteit over de tweee¨n-
twintig Belgische enclaves in Nederland alsmede de
soevereiniteit van de Nederlandse staat over de zeven
subenclaves en enclaves in Belgie¨ vastgelegd en beves-
tigd. De uitoefening van deze soevereiniteit vereist dat
ambtenaren van het openbaar gezag onverkort toegang
moeten hebben tot deze enclaves. Dat impliceert dat zij
in de mogelijkheid moeten worden gesteld om de open-
bare orde en de veiligheid in de enclaves te handhaven.
Dat betekent dan meteen ook dat de politie, belast met
de uitoefening van het openbaar gezag in deze gemeen-
ten, de enclaves moet kunnen bereiken en er haar taak
moet kunnen uitoefenen. De bestaande wet- en regelge-
ving voorziet daarin niet. Het Schengen-akkoord laat dit
in bepaalde omstandigheden toe en verder laat het
Benelux-rechtshulpverdrag toe dat men in bepaalde om-
standigheden geu¨niformeerd over de grens gaat. Het is
echter niet zo dat dit mogelijk is voor een bestuurlijk
optreden van de politie. Dit geldt alleen voor strafrechte-
lijke vervolging, bijvoorbeeld bij een achtervolging.
- Voorzitter : de heer Willy Cortois
Als u de situatie zou kennen, zou u weten dat deze
enclaves slechts bereikbaar zijn door over het andere
grondgebied te komen. De politieambtenaren moeten
dus dagelijks meermaals in uniform en met hun dienst-
wapen over het grondgebied van de andere staat gaan
om hun taken te kunnen uitoefenen. Dit betekent dat de
wet bestendig door de politiemensen zelf wordt overtre-
den. De regelgeving voorziet hiervoor immers in geen
enkele mogelijkheid. Als men dit in de praktijk zou willen
controleren, dan zou dit niet mogelijk zijn omdat het zo'n
wirwar van enclaves is.
26
HA 50
COM 178
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marcel Hendrickx
De Nederlandse minister van Justitie heeft in 1995 op
onze vraag een afwijking toegestaan, waardoor de Bel-
gische politie wel met het dienstwapen over de grens
mag. De Belgische minister, u in casu, heeft die toelating
echter nog niet gegeven. Dat betekent dus dat Neder-
landse politiemensen dagelijks in overtreding zijn op het
Belgisch grondgebied.
Mijnheer de minister, wilt u op korte termijn acties onder-
nemen om dit probleem te verhelpen ? Zou u eventueel
een zelfde besluit kunnen uitvaardigen als uw Neder-
landse collega ? Denkt u aan een andere oplossing om
dit te verhelpen ?
Minister Antoine Duquesne : Mijnheer de voorzitter,
collega's, over deze problematiek werd op 4 april 2000 in
Baarle-Hertog een vergadering gehouden in aanwezig-
heid van twee Belgische en Nederlandse ambtenaren
gedetacheerd voor de samenwerking tussen de twee
enclaves, evenals in aanwezigheid van een officier van
Justitie van Breda en vertegenwoordigers van de afde-
ling internationale politiesamenwerking van de Algemene
politiesteundienst.
Uit deze vergadering bleek dat het dragen van een
dienstwapen standaarduitrusting in de enclaves Baarle-
Hertog en Baarle-Nassau kan worden gedekt door het
verdrag van Bergen-op-Zoom betreffende Euro 2000
gedurende 21 dagen vo´o´r, 21 dagen na en gedurende de
hele duur van het kampioenschap. Het dragen van
dienstwapens voor onbepaalde duur en in andere om-
standigheden
dan
bepaald
in
de
uitvoerings-
overeenkomst van Schengen van 1990 en het Benelux-
verdrag van 1962 aangaande de uitlevering van
rechtswege in strafzaken, wordt op dit ogenblik niet
gedekt door een wettelijke bepaling.
Een bilateraal akkoord tussen Belgie¨ en Nederland is in
voorbereiding. Dit akkoord houdt het volgende in : het
uitwisselen van gegevens, mobiele communicatie, open-
bare ordehandhaving, het verkeersreglement, politie-
patrouilles, het dragen van vuurwapens en het gebruik
ervan, de invalswegen en de interventies in geval van
ongevallen op de weg.
De heer Marcel Hendrickx (CVP) : Mijnheer de minister,
dat er een oplossing is voor de periode van Euro 2000
vind ik goed. Dat is echter geen oplossing voor het
probleem. Een heel eenvoudige oplossing zou zijn dat u
een zelfde besluit zou uitvaardigen als uw Nederlandse
collega. Ik heb de tekst ervan bij. Het zou eigenlijk
meteen alle problemen oplossen indien, zoals de Neder-
landse minister gezegd heeft dat de politiemensen, afge-
vaardigd door de commissaris van Turnhout, de grens op
die wijze mogen oversteken, u eveneens zou zeggen dat
politiemensen afgevaardigd door de commandant van de
rijkspolitie van Breda bevoegd zijn om dat te doen. Ik
denk dat dit de meest simpele en onmiddellijke oplossing
kan zijn.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren
Pieter De Crem, Willy Cortois en Filip De Man aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de inwer-
kingtreding van de pilootzones
(nrs. 1568, 1605 en
1616)
Questions orales jointes de MM. Pieter De Crem,
Willy Cortois et Filip De Man au ministre de l'Inte´rieur
sur
la modification de la loi e´lectorale (n
os
1568,
1605 et 1616)
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
op de gezamenlijke persconferentie van de premier en
van uzelf, mijnheer de minister, op 2 maart 2000, werd
een rondzendbrief aangekondigd voor midden maart
waarin aan de lokale autoriteiten het opzet van de op te
starten pilootzones, maar ook van de lokale politie in haar
totaliteit zou worden bekendgemaakt. Verder maakte de
betreffende perstekst gewag van een streefdatum voor
de start van deze pilootzones, namelijk 15 april 2000.
Naast deze uitdrukkelijke datum wordt wel nog gemeld
dat het startschot voor de pilootzones zou worden gege-
ven zodra het koninklijk besluit tot indeling van het
grondgebied in die politiezones was goedgekeurd door
de Ministerraad. Elf ontwerpen van koninklijk besluit
inzake de politiezones werden intussen goedgekeurd
door de Ministerraad van 31 maart 2000.
Een persbericht naar aanleiding van deze Ministerraad
vermeldt uitdrukkelijk dat de nota omtrent de voorberei-
dende werkzaamheden inzake de politiehervorming die
door de minister is opgesteld, aan de Ministerraad werd
voorgelegd.
Dat persbericht bevestigt dat vanaf 15 april 2000 in 22
politiezones van het grondgebied van start wordt gegaan
met wat men noemt een maximale operationele samen-
werking tussen rijkswacht en politie. Ondertussen is het
duidelijk dat men nergens van start is gegaan met de
proefprojecten en dat men nog op een aantal richtlijnen
wacht.
- Voorzitter : de heer Paul Tant
Ik heb hier een aantal vragen over. Wat hield die voor-
opgestelde deadline van 15 april eigenlijk in ? Betekent
de datum dat uiterlijk op deze dag van start zou worden
gegaan met de onderhandelingen over de proefzones, of
is deze datum de dag waarop het proefproject in de
praktijk van start zou gaan ? Wanneer zal de fameuze
rondzendbrief die de minister op de persconferentie
aankondigde en waarin het doel van deze politiezones
HA 50
COM 178
27
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pieter De Crem
wordt uiteengezet, gepubliceerd worden in het Belgisch
Staatsblad ? Waarom werd deze rondzendbrief nog niet
officieel bezorgd aan de betrokken brigades van de
rijkswacht en de gemeentelijke politiekorpsen ?
Werden de betrokken gemeenten individueel op de
hoogte gebracht dat ze deel zouden uitmaken van het
proefproject ? Bestaat er reeds duidelijkheid omtrent de
operationele verantwoordelijkheid in de verschillende
proefprojecten ? Zal de invoering van deze proef-
projecten
een
invloed
hebben
op
de
bestaande
veiligheidscharters ? Zo ja, welke van deze veiligheids-
charters zullen moeten worden herschreven ?
Ten slotte, drukt het nakende Euro 2000-gebeuren de wil
en de mogelijkheid niet om deze proefprojecten succes-
vol van start te laten gaan, of dreigt ze niet deze te
doorkruisen ? Is het niet zo dat haast alle capaciteit van
het politiepersoneel prioritair zal worden voorbehouden
voor Euro 2000 veeleer dan voor het uitvoeren van de
proefprojecten ? Zal met de invoering van deze projecten
worden gewacht tot na Euro 2000 ?
De heer Willy Cortois (VLD) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, ik heb deze vraag gesteld
omdat ik de bezorgdheid van de heer De Crem deelde. Ik
ben voor een deel gerustgesteld nadat ik van de gouver-
neur van Vlaams-Brabant het ontwerp van de omzend-
brief samen met een uitnodiging voor een vergadering
volgende week dinsdag heb ontvangen. De minister komt
zijn belofte dus na en we kunnen aan het werk.
De heer Pieter De Crem (CVP) : U bent burgemeester
van een pilootzone ?
De heer Willy Cortois (VLD) : Ja. Hoe het ook zij, we
kunnen binnen een paar dagen beginnen. Hierdoor wordt
mijn vraag niet meer zo dringend.
De heer Filip De Man (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de heer Cortois
is tevreden. Dat is ook te begrijpen vanuit zijn positie,
maar ik denk dat heel veel mensen niet tevreden zijn, niet
in het minst de politiemensen en in het bijzonder de
politiemensen die moesten vernemen dat het project op
15 april van start zouden gaan. De heer De Crem heeft
het daarstraks nog gezegd. Het was zo min of meer
aangekondigd.
Ik heb een andere bron die duidelijk maakt dat men op
15 april wou starten. Ik citeer uit het Politiejournaal, een
uitgave van Politea. Dat is toch een beetje la voix de son
mai^tre, mijnheer de minister. Die verkondigen toch het
officie¨le standpunt van Binnenlandse Zaken. Wat schrij-
ven zij op 31 maart in het Politiejournaal nummer 6 ? Ik
citeer :
Het is de bedoeling om vanaf half april 2000 met
de eerste pilootzones van start te gaan
. Dat staat er
letterlijk. Een dag of tien later volgt er een rondzendbrief.
Men heeft zich daar vergaloppeerd en nu probeert men
dat een beetje te maskeren. Eigenlijk, mijnheer de minis-
ter, bent u en de hele regering gedwongen - wellicht door
electorale angsten - om zich op glad ijs te begeven. U
wou een politiehervorming doordrukken, al is het maar in
eenentwintig zones. U hebt hard op tafel geslagen om er
een tweee¨ntwintigste zone bij te krijgen. We hebben dat
in de pers kunnen lezen.
Die 22 pilootzones zijn er momenteel niet. Als u de vraag
niet stelt, mijnheer Cortois, moet ik ze stellen. Wanneer
gaan die pilootzones er wel zijn ? De rondzendbrief die u
al hebt gelezen, hebben wij in de commissie voor de
Binnenlandse Zaken nog niet gezien. Wij weten daar
niets over. Er doen verhalen de ronde dat die eerste
zones misschien pas over een maand of twee van start
gaan. Er zijn zelfs geruchten dat sommige pilootzones
pas na de zomer zouden starten, omdat het, bijvoorbeeld
in Antwerpen, moeilijker zal gaan dan in Vilvoorde. Ik zou
van de minister willen vernemen wat er precies gaat
gebeuren. Wanneer zullen die pilootzones van start
gaan ?
Ik heb ook nog een aantal, niet onbelangrijke detail-
vragen. Heeft de minister in zijn rondzendbrief uitgelegd
wie het bevel moet voeren ? Hoe zit dat ? Ik weet dat
niet. Zal er e´e´n bevelvoerder zijn of gaat het over twee of
drie man ? In onze IPZ, Vilvoorde-Machelen, hebben we
een commissaris van Vilvoorde, een commissaris van
Machelen en een brigadecommandant van de rijkswacht.
Hoe gaat dat concreet worden geregeld ?
Wanneer gaat de pilootzone Vilvoorde-Machelen van
start ?
Ik had ook graag geweten hoe het zit met de manschap-
pen in de pilootzones ? U heeft al een schot voor de boeg
gekregen van een vorige minister van Binnenlandse
Zaken, de heer Tobback. Hij wees erop dat men moest
opletten wat men doet, want het kan niet dat men gierige
gemeentebestuurders, en ik viseer niemand in het bijzon-
der ...
De heer Pieter De Crem (CVP) : Tobback gebruikte
Oud-Heverlee als voorbeeld.
De heer Filip De Man (Vlaams Blok) : Gaat men de
gierige gemeentebesturen belonen met extra rijks-
wachters in de pilootzones ? De problemen zullen dan
later rijzen, als alle IPZ's moeten worden ingevuld. Dat
zal een serieuze oefening worden, waarvan u nu al mag
weten dat wij er van zeer nabij op zullen toekijken.
Het probleem heeft ook een communautaire dimensie.
Bovendien zijn er, als ik me niet vergis, 7 000 tot 8 000
rijkswachters bij betrokken. Het zal dus een zeer inge-
wikkelde en gevoelige oefening worden. Ik zou willen
weten hoe ver u staat met die 22 pilootzones. Daarmee
28
HA 50
COM 178
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Filip De Man
gaat u bijna starten. Volgens de heer Cortois staat men
immers al in de startblokken. Ik denk dat het nog een
paar maanden zal duren, maar goed, u moet in ieder
geval nu toch weten wat er met de rijkswachters uit de
pilootzones zal gebeuren.
Ik wens ook te weten hoeveel rijkswachters naar de
22 pilootzones gaan. Dat is een zeer belangrijke vraag.
Als de oefening nu goed wordt gedaan, mogen wij
verwachten dat binnen enkele maanden, of over een jaar,
wanneer alle IPZ's moeten worden ingevuld, dit even
goed zal verlopen.
Mijnheer de minister, ik kijk uit naar uw antwoord en hoop
dat u vo´o´r de zomer inderdaad nog van start gaat met de
pilootzones.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, la date du 15 avril a e´te´ retenue pour le
lancement des projets pilotes. Cela ne signifie pas que
les projets devaient effectivement de´marrer dans les
22 zones en me^me temps et de manie`re identique. Cela
veut dire concre`tement qu'outre les pre´paratifs de l'ins-
tauration de la police fe´de´rale, des initiatives locales sont
e´galement prises, tendant a` acce´le´rer la mise en oeuvre
de la police inte´gre´e.
Je vous donne deux exemples que je connais :
- Charleroi doit affronter l'organisation de l'Euro 2000 qui
est e´videmment une priorite´ pour la police de cette ville.
- La police de Namur est en phase terminale en ce qui
concerne une ope´ration ISO 9200 qu'elle doit terminer
dans le courant du mois de mai.
Ce n'est qu'alors qu'ils se lanceront dans les ope´rations
de projets pilotes.
La de´cision prise par le gouvernement de constituer
22 zones pilotes a pour objectif de disposer de labora-
toires de tests quant a` un fonctionnement ope´rationnel
inte´gre´. Cette de´marche doit permettre la mise en prati-
que utile au be´ne´fice des autres zones de police des
expe´riences faites par les zones de police pilotes.
J'espe`re qu'au fur et a` mesure que nous avancerons, il y
aura de plus en plus de communes couvertes par le
champ d'expe´rience et, ide´alement, qu'a` la fin du pro-
cessus, tous les territoires soient couverts. En effet, outre
les enseignements que l'on peut en tirer, c'est une bonne
chose de permettre aux hommes de terrain de prendre
l'habitude de travailler ensemble.
J'ai rec¸u les bourgmestres des zones pilotes concerne´es,
le 30 mars dernier, au Palais d'Egmont. J'ai remis le texte
et fourni les explications relatives a` la circulaire que
j'e´tais sur le point de publier.
De plus, je crois avoir re´pondu de manie`re exhaustive
aux questions qui m'ont e´te´ pose´es et aux observations
formule´es.
J'ai signe´ la circulaire ministe´rielle en question le 10 avril
et je l'ai expe´die´e directement aux gouverneurs des
provinces. Les diffe´rentes structures d'accompagne-
ment, aussi bien au niveau fe´de´ral que provincial, ont e´te´
re´alise´es entre-temps. Le but vise´ est que ces diffe´rentes
structures d'accompagnement prennent contact avec les
22 zones de police pilotes - je viens d'entendre que cela
avait commence´ - et qu'elles garantissent l'accompagne-
ment, le suivi et la coordination ne´cessaires, tenant
compte des situations locales et du fonctionnement de la
collaboration actuelle des services locaux de police. Rien
n'est change´ pour l'instant. Il y a toujours du personnel de
police communale et du personnel de brigade. Il n'y a
donc a` cet e´gard aucune donne´e nouvelle. Ces zones
peuvent fixer de manie`re autonome quand et dans quels
domaines ce fonctionnement inte´gre´ de´marrera effecti-
vement. Il n'entre de`s lors nullement dans mes intentions
de forcer avant la lettre, au niveau local, ce fonctionne-
ment inte´gre´. Je crois savoir, par exemple, qu'a` Anvers,
ils souhaitent y aller progressivement, ce que je peux
comprendre parce que c'est une ope´ration de grande
ampleur.
Certaines zones dans lesquelles existe de´ja` une colla-
boration fort avance´e s'adapteront rapidement. D'autres
zones connaissant une nouvelle re´partition, ne´cessite-
ront plus de temps. Cette mise en place s'effectuera
graduellement au sein de ces diffe´rentes zones. Il n'y
aura donc pas un calendrier et un timing uniques.
La gestion ope´rationnelle au sein des zones de police
pilotes est confie´e a` un comite´ de direction, constitue´ de
repre´sentants de chaque service de police et devant
rendre des comptes aux bourgmestres concerne´s.
Cela n'exclut cependant pas que l'on opte, au sein de la
zone, pour la de´signation d'un seul responsable ope´ra-
tionnel, soit pour le fonctionnement inte´gre´ dans son
ensemble, soit uniquement pour certaines fonctionnali-
te´s. Les zones de´cident sur ces points e´galement de
manie`re autonome et les de´cisions a` ce sujet sont de`s
lors de´ja` engage´es.
Ce sera donc du
sur mesure, en fonction de la situation
sur le terrain.
La mise en oeuvre des zones pilotes aura des conse´-
quences sur les chartes de se´curite´ existantes qui se
rapportent exclusivement aux zones interpolices.
Donc, la de´limitation des zones interpolices ne corres-
pondant pas toujours a` celle des zones de polices, il
convient d'adapter la` ou` c'est le cas des chartes de
se´curite´ dans les zones de polices pilotes, comme cela
est pre´vu dans ma circulaire ministe´rielle du 10 avril.
HA 50
COM 178
29
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de minister, ik
heb u gevraagd waarom die rondzendbrief nog niet
officieel werd verstuurd. Ik heb de heer Cortois gehoord,
die ons jammer genoeg tijdelijk heeft verlaten, maar die
fameuze rondzendbrief is nog altijd niet aangekomen.
M. Antoine Duquesne, ministre : Les gouverneurs sont
les personnes compe´tentes a` qui je dois les adresser.
De heer Pieter De Crem (CVP) : Zij vertelden me dat er
geen nieuws was uit het Brussels front. Langs officieuze
weg hebben zij iets vernomen, mijnheer de minister.
M. Antoine Duquesne, ministre : Non, j'ai envoye´ les
circulaires.
De heer Pieter De Crem (CVP) : Ik zal u eens vertellen
hoe uw rondzendbrief ter beschikking is gesteld.
Hoofdcommissaris De Troch, van Aalst, heeft postbode
moeten spelen. Hij heeft na veel aandringen op een
vergadering van de Vaste Commissie van de politiedien-
sten, uiteindelijk de druk niet kunnen weerstaan om het
ontwerp dat hij had te kopie¨ren en rond te delen. Er is op
geen enkele wijze een officieel document aangekomen,
tenzij gouverneur Balthazar zijn post niet heeft nageke-
ken. Aangezien hij een zeer stipt man is, geloof ik niet dat
dat het geval is. U zegt dat de brieven zijn opgestuurd.
De heer Cortois heeft het trouwens ook gezegd. Hij heeft
de rondzendbrief kunnen inzien via de heer De Witte, de
gouverneur van Vlaams-Brabant, maar de brief was hem
ook nog niet officieel toegestuurd. U hebt nagelaten dat
te doen.
In die rondzendbrief - die via kopies is rondgegaan - staat
een kakofonie van maatregelen. Men moddert een beetje
aan over een federaal ondersteuningsteam - het FOT-
team - en een provinciaal ondersteuningsteam - het
POT-team. Ondertussen zitten we al op bladzijde 2 van
de rondzendbrief. Onderaan in de zones mag er een
eigen structuur komen met een directiecomite´. Hoe dat
moet gebeuren en wat de legitimatie daarvan is, weet
niemand. De improvisaties in de proefprojectzones zijn
eens te meer aan de orde.
Er wordt ook een streefdatum vermeld. Op 1 januari 2001
moet de lokale politie een feit zijn. Ik dacht dat op
1 januari 2001 alleen de federale politie effectief zou
moeten zijn, niet de lokale politie. Dat is een nieuw
gegeven dat in de rondzendbrief wordt vermeld. Niet
alleen in de proefprojecten, maar ook daarbuiten, moet
de lokale politie op 1 januari 2001 een feit zijn. Hoe gaan
we dat doen ? Men moet de hindernissen van Euro 2000
en de gemeenteraadsverkiezingen op 8 oktober nog
nemen. Even later, op 1 januari 2001 zou die lokale
politie moeten georganiseerd zijn. Mijnheer de minister,
dat is totaal onhaalbaar. Ik weet niet waar u dat haalt.
We zullen uw nota in verband met de vakbonden nog
maar eventjes laten liggen. Daar gaat het allemaal niet
over. U hebt geen concreet voorstel. Dat blijkt eens te
meer. U cree¨ert een mistig kader en laat alles over aan
de lokale korpsen. Waar gaat u naartoe ? U gaat
22 eilanden van politiezorg hebben. Hetgeen we nooit
hebben gewild, gebeurt nu. Een universele basispolitie-
zorg, gemeenschapsgericht, uniform toepasbaar over
gans het grondgebied en 's lands integriteit aldus bewa-
ren is nu e´e´n grote illusie, want iedereen mag overleggen
met wie hij wil. Hij mag al dan niet overleggen met de
vakbonden en al dan niet een verdeling van opdrachten
maken. Iedereen mag dat doen.
Er is geen duidelijkheid over de werkingskosten. Andere
collega's hebben ook daarnaar verwezen. Ik weet niet of
u geregeld de Nederlandstalige pers leest. In het hoofd-
artikel van de heer De Smet van vanmorgen wordt koning
Midas aan de doos van Pandora gelinkt. Eigenlijk zou u,
wanneer u de commissie verlaat, het interview moeten
lezen in Dag Allemaal met een voorganger van u, de heer
Tobback. Nadat hij kennis had genomen van de manier
waarop u het proefproject van de gei¨ntegreerde politie in
Leuven ziet, zei hij tegen zijn commissaris :
Waar is mijn
paard en haal mij een sombrero !
Dit om te zeggen dat
wij onverwijld in de logica van het Mexicaanse leger zijn
aanbeland.
Mijnheer de minister, u vertelt een mooie fabel over hoe
u de politiesamenwerking ziet. Aangezien ik enige
terreinkennis heb moet ik u zeggen dat u op het vlak van
de lokale politie de bal volkomen verkeerd slaat. Boven-
dien, wat de proefprojecten betreft - die ik het beste ken,
met name in Gent - hebt u ook het interview gelezen met
commissaris Berghmans en hoofdcommissaris Carlier.
Zij zullen het project loyaal uitvoeren maar zeggen dat
het niet kan slagen. Dit is eens te meer een mislukking. U
zaait verwarring. Ik vind dat bijzonder jammer, in de
eerste plaats omdat wij een goede politiezorg zullen
missen.
De heer Filip De Man (Vlaams Blok) : Mijnheer de
minister, u bent tegenwoordig een veelbelaagd man. U
hebt met zeer moeilijke dossiers te maken. Dat kan u
echter niet beletten om antwoord te geven op onze
vragen. U hebt tientallen medewerkers die u moeten
helpen om aan de parlementsleden antwoord te geven
op de vragen.
Mijnheer de minister, op mijn vraag wanneer de piloot-
zones van start gaan antwoordt u dat dat een beetje
sur
mesure
en graduellement zal gebeuren. Dan zegt u in
feite niets. Wij mogen van u dus niet eens weten wanneer
deze of gene pilootzone van start gaat. Dat is nogal zwak
van uwentwege. Het is vooral uw probleem, want uitein-
delijk gaat zich dat tegen u keren.
30
HA 50
COM 178
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Filip De Man
Ik vroeg u welk systeem u voorstelt inzake de bevelvoe-
ring in de meergemeentezones. Ook op die vraag geeft u
geen antwoord. Wij mogen dat niet weten. Over de
pilootzone Vilvoorde-Machelen zegt u helemaal niets.
Misschien is dat maar een detail. Over de verdeling van
de brigade rijkswachters over de diverse pilootzones zegt
u ook al geen woord.
Mijnheer de voorzitter, ik vraag mij af waarom men
vragen stelt in deze commissie als men op geen enkele
ervan een antwoord krijgt. Mijnheer de minister, ik begrijp
dat u het bijzonder druk hebt, maar bij een volgende
gelegenheid zou u de commissie voor de Binnenlandse
Zaken toch een zicht moeten geven op hetgeen in die
pilootzones te gebeuren staat, temeer omdat u zegt dat
zij een voorafspiegeling zijn van hetgeen op het hele
grondgebied van het land gaat gebeuren. Ik dring erop
aan dat u een volgende keer wat concreter zou antwoor-
den.
De heer Willy Cortois (VLD) : Mijnheer de voorzitter, ik
ben verbaasd, vooral over de opmerkingen van de heer
De Crem. De minister opteert blijkbaar niet voor wat ik
een napoleontische houding zou noemen. Als men de
rondzendbrieven in de komende dagen zal lezen, zal
men merken dat er aan de basis toch nog enige ruimte
voor creativiteit blijft. De gemeentelijke autonomie is mij
zeer dierbaar. Ik stel vast dat wij in een pilootproject
zullen treden. Wij hebben daarnaar gevraagd. Ik heb de
heer De Crem in de commissie horen zeggen dat hij ook
vragende partij is.
Nu worden algemene richtlijnen uitgevaardigd op basis
waarvan
ik
op
lokaal
vlak,
samen
met
mijn
gemeenteraadsleden en andere instanties met enige
creativiteit, vooruitgang kan boeken. Als we blijven wach-
ten tot het parlement of het ministerie van Binnenlandse
Zaken alles tot in de details heeft geregeld, zijn we weer
twee of drie jaar verder. Ik meen dat bij de bevolking de
verwachting leeft dat de overheid in de brede zin van het
woord eindelijk op het terrein iets verwezenlijkt, met alle
risico's vandien. We moeten dit risico nemen teneinde
het vertrouwen van de bevolking in de overheid enigszins
te herstellen. Misschien is de heer De Man het niet met
mij eens aangezien dit zijn zaak niet echt ten goede
komt. Om die reden zal ik met des te meer ijver trachten
dit op het terrein te realiseren.
M.
Antoine
Duquesne,
ministre :
Je
crois
que
M. De Man n'a pas compris le sens des expe´riences
pilotes, qui pre´cise´mment n'est pas de re´gler les proble`-
mes de Bruxelles mais de tirer un certain nombre d'en-
seignements a` la lumie`re de l'expe´rience en faisant
confiance aux autorite´s locales. Parce que toutes les
situations sont des situations diffe´rentes, et moi je fais
confiance aux autorite´s locales pour tirer un certain
nombre d'enseignements qui seront utiles dans l'organi-
sation ge´ne´rale des polices locales.
Monsieur De Crem, je comprends que cela ne vous soit
pas agre´able que nous avancions. Mais nous avanc¸ons
incontestablement. Peut-e^tre que votre ro^le tel que vous
le concevez est de trouver un proble`me a` toutes les
solutions alors que moi, mon ro^le est de trouver des
solutions. J'en trouve et j'avance.
De heer Filip De Man (Vlaams Blok) : Zouden we
kunnen beschikken over deze omzendbrief ? Dit geldt
des te meer omdat volgende week in plenaire vergade-
ring belangrijke interpellaties over de politiehervorming
op de agenda staan. Het is toch belangrijk dat de
Commissie voor de Binnenlandse Zaken hier zicht op
heeft.
M. Antoine Duquesne, ministre : Je dois dire en plus a`
M. De Crem que lors de la re´union au Palais d'Egmont
avec les bourgmestres, M. Cortois y e´tait, j'ai de´ja`
officieusement remis le texte du projet de circulaire aux
bourgmestres. Elle a donc e´te´ envoye´e aux gouverneurs.
Je dois vous avouer, monsieur De Crem, je fais beau-
coup de choses mais cela n'est pas encore moi qui
timbre les lettres pour les envoyer. Et donc je vais ve´rifier
pour voir s'il n'y a pas eu une erreur dans l'envoi.
De voorzitter : Ik vraag de minister om de tekst van de
omzendbrief aan ons secretariaat te bezorgen zodat we
hem onder de leden kunnen bezorgen.
De heer Filip De Man (Vlaams Blok) : Het liefst voor de
plenaire vergadering van volgende week.
De voorzitter : Dat lijkt mij logisch.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Pieter De Crem aan de
minister van Binnenlandse Zaken en aan de vice-
eerste minister en minister van Mobiliteit en Vervoer
over
het uitwijzings- en verwijderingsbeleid van de
regering
(nr. 1569)
Question orale de M. Pieter De Crem au ministre de
l'Inte´rieur et a` la vice-premie`re ministre et ministre de
la Mobilite´ et des Transports sur
la politique d'ex-
pulsion et d'e´loignement du gouvernement
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, mijn vraag ligt in het
verlengde van een vraag die deze namiddag reeds door
een ander lid werd gesteld. Ik beperk mij tot de essentie
van de vraag die ik stel naar aanleiding van de maatre-
gelen die vice-eerste minister Durant heeft genomen met
betrekking tot het vervoer aan boord van burgerlijke
luchtvaartuigen. Ik weet niet of de minister een antwoord
zal geven op de vragen die ik aan mevrouw Durant heb
HA 50
COM 178
31
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pieter De Crem
gericht of dat ik ze haar zelf zal moeten stellen. Ik heb
haar gevraagd waarom het zolang duurde vooraleer het
koninklijk besluit werd gepubliceerd en of de piloten
bereid zijn mee te werken aan de gedwongen uitwijzin-
gen. We weten allen dat dit vroeger in veel gevallen een
probleem was. Welke redenen kan de gezagvoerder
aanhalen om de inscheping alsnog te weigeren ? Het
gaat immers niet alleen om nationale en territoriale
regels, maar ook om de internationale wetgeving die in
het luchtrecht is vervat. Worden nog uitwijzingen met
militaire vliegtuigen gepland ? Zo ja, gelden dan dezelfde
regels met betrekking tot het gebruik van dwangmidde-
len ?
Voor de minister van Binnenlandse Zaken had ik de
volgende vragen. Hoeveel vrijwillige en gedwongen uit-
wijzingen werden sinds begin 2000 verricht ? Hebben
sinds 14 april, de dag van de publicatie van het nieuwe
koninklijk besluit, reeds verwijderingen onder het nieuwe
regime plaatsgehad ? Welke problemen zijn er desgeval-
lend gerezen ? Wanneer wordt het permanent observa-
torium voor migraties, waarover we vorig najaar hebben
gesproken, opgericht ? Wie stelt ondertussen de onaf-
hankelijke geneesheren of waarnemers aan voor vluch-
ten met meer dan vier gee¨scorteerde passagiers ? Of zijn
dergelijke begeleide vluchten nog altijd niet mogelijk ?
Vervolgens heb ik nog een punctuele vraag over de
repatrie¨ring van vijfhonderd Slowaakse families en per-
sonen met de Bulgaarse nationaliteit. Zij zullen volgens
het hoofd van de task force, die de minister zeer goed
kent, eerstdaags worden uitgewezen. Zullen nog andere
uitwijzingen volgen ?
Minister Antoine Duquesne : Mijnheer de voorzitter,
collega's, ik zal eerst het antwoord van mevrouw Durant
voorlezen.
Als minister van Vervoer en Transport wil ik mijn verant-
woordelijkheden nemen in deze uiterst gevoelige proble-
matiek. De principes die ik hierbij wil respecteren zijn de
volgende. Transparantieprincipe met een duidelijke en
publieke norm, dit in tegenstelling tot de vertrouwelijke
richtlijnen uit het verleden. Respect voor de rechten van
de mensen, vooral voor het recht op lichamelijke integri-
teit en voor het verbod op onmenselijke en vernederende
behandeling. Dit heeft mij ertoe gebracht te voorzien in
het verbod op dwangmatige maatregelen zoals obstruc-
tie van de luchtwegen of het toedienen van kalmerende
middelen of andere geneesmiddelen met als bedoeling
de persoon tegen zijn wil te bedwingen. Zo werd het
gebruik van handboeien dat uitzonderlijk moet blijven,
ook strikt gereglementeerd. Respect voor de veiligheids-
regels aan boord van vliegtuigen, vooral door het ver-
plichten van respect voor het gezag van de boord-
commandant, voorgeschreven door de internationale
conventie aangaande luchtvaart, meer bepaald door de
conventie van Tokyo van 14 september 1963 betreffende
inbreuken tegen bepaalde regels die gelden aan boord
van vliegtuigen. Het komt de commandant toe te beslis-
sen of het gebruik van dwang al dan niet is toegelaten om
de veiligheid van de vlucht te garanderen. Ik wens ook
het advies van de Raad van State te respecteren. Ik houd
ook rekening met de inspraak bereikt tijdens de ronde-
tafelgesprekken die vorige zomer werden gehouden tus-
sen de minister van Binnenlandse Zaken en de betrok-
ken
partijen,
de
pilotenverenigingen,
Sabena,
de
luchtvaartadministratie, de rijkswacht, het vreemdelin-
genbureau en, tot voor kort, de minister van het bepaalde
comite´ van Binnenlandse Zaken. Het was noodzakelijk
tijd vrij te maken om het besluit af te werken met oog voor
het eerder toegelichte respect in plaats van overhaast en
op een slechte, benaderende en onbevredigende manier
te werk te gaan.
Ik wil de aandacht vestigen op het feit dat dit besluit geen
eindresultaat is en het voor zijn toepassing zal moeten
worden onderworpen aan een permanente controle en
evaluatie. Deze rol is weggelegd voor het permanent
observatorium der immigratie waarvan het principe werd
opgemaakt door de regering in haar politieke nota over
asiel en immigratie van 1 oktober 1999 en dat op korte
termijn concreet in werking moet treden.
Ik zal bij mijn collega's van de regering de klemtoon
leggen op een zo snel mogelijke uitwerking van dit
belangrijke luik van de immigratie- en asielpolitiek. Het
spreekt voor zich dat de effectiviteit van dit observatorium
zal afhangen van zijn graad van onafhankelijkheid tegen-
over de uitvoerende macht en van de middelen die het ter
beschikking zal hebben om zijn missies tot een goed
einde te brengen.
Graag wil ik enkele fragmenten herhalen uit de nota van
de minister van Binnenlandse Zaken, goedgekeurd door
de regering op 1 oktober 1999. Het permanent observa-
torium doet waarnemingen, in alle onafhankelijkheid, in
het kader van zijn bevoegdheden met het oog op het
verbeteren van de huidige omstandigheden waarin per-
sonen die illegaal in ons land verblijven het land verlaten,
met het oog op het individueel behandelen van klachten
van betrokken personen en verenigingen en met het oog
op het respectvol naleven van de elementaire rechten en
het goed verloop van de procedures zal de dienst van het
observatorium bestaan uit twee verschillende kamers
met verschillende bevoegdheden. Het observatorium kan
indien nodig een van zijn waarnemers aanwijzen om de
regelmatigheid van de uitwijzingsprocedure te verzeke-
ren. Het zal aan het parlement een rapport voorleggen
onder de vorm van aanbevelingen om de snelheid van de
procedure te verbeteren.
32
HA 50
COM 178
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
Wat de piloten betreft bevestigt het ministerieel besluit
hun gezag aan boord. De piloot kan namelijk de insche-
ping weigeren als hij tijdens de aankondiging, vooraf-
gaand aan de inscheping van een uitgewezen persoon,
van mening is dat de veiligheidsvoorwaarden aan boord
niet zijn vervuld.
Hij kan dus weigeren als er zich handelingen voordoen,
die al dan niet overtredingen zijn en die de veiligheid van
het vliegtuig, de personen of de goederen aan boord in
gevaar brengen of kunnen brengen of de goede orde en
de discipline aan boord op het spel zetten. Artikel 6 van
de conventie bepaalt inderdaad dat de vliegtuig-
commandant, conform de beoogde maatregelen, perso-
nen aan de bevoegde autoriteiten kan overdragen of
ontschepen. Ten slotte is in de conventie bepaald dat ze
niet van toepassing is op vliegtuigen die voor militaire
doeleinden of die door de douanediensten of de politie
worden gebruikt. De titel van het ministerieel besluit geeft
duidelijk aan dat het besluit van toepassing is op trans-
port aan boord van burgervliegtuigen.
Artikel 2 bepaalt uitdrukkelijk dat het besluit van toepas-
sing is op passagiers die worden vervoerd aan boord van
vliegtuigen van de luchtvaartmaatschappijen die worden
genoemd in alinea 2 van artikel 2 van het koninklijk
besluit van 3 mei 1991 betreffende de reglementering
van de veiligheid van de burgerluchtvaart.
En ce qui concerne les e´loignements par contrainte et
volontaires, depuis le de´but de l'anne´e, les chiffres que je
vais vous livrer sont ceux du nombre de de´parts enregis-
tre´s. Il y a, en outre, des de´parts non enregistre´s. A
l'avenir, ces donne´es seront disponibles pour un meilleur
suivi des ordres de quitter le territoire, notamment par le
biais des communes.
De´parts volontaires : janvier : 225; fe´vrier : 283; mars :
410.
Refoulements frontie`res : janvier : 210; fe´vrier : 162;
mars : 142.
Rapatriements territoire : janvier : 71; fe´vrier : 156; mars :
121.
Total : janvier : 506; fe´vrier : 601; mars : 673.
L'augmentation des chiffres relatifs aux de´parts volontai-
res est due aux Kosovars. La diminution des refoule-
ments est due, d'une part, a` la diminution du nombre
d'entre´es et, d'autre part, au nombre plus e´leve´ de
demandes d'asile de´clare´es recevables. On peut estimer
qu'il y a en moyenne, chaque jour, 12 personnes enre-
gistre´es qui quittent le territoire, via l'ae´roport, dont en
moyenne, 1,2 par escorte et la plupart partent sans
contrainte.
Y a-t-il eu, depuis le 14 avril, des e´loignements selon le
nouveau re´gime ? Oui, vu que, dans la pratique, les
principes contenus dans l'arre^te´ ministe´riel e´taient de´ja`
applique´s depuis le 1er novembre 1999. Il n'y a donc
aucun proble`me a` signaler.
Quand l'observatoire sera-t-il cre´e´ ? Le projet d'arre^te´
royal est pre^t et sera discute´ cette semaine au sein d'un
groupe de travail intercabinet. Le projet pourra ensuite
e^tre discute´ au Conseil des ministres et l'avis du Conseil
d'Etat demande´. J'espe`re donc qu'il pourra voir le jour
vers la mi-juin.
Qui de´signera les me´decins inde´pendants et les obser-
vateurs pour plus de 4 passagers ? Le ministre de
l'Inte´rieur. Pour l'instant, le cas ne s'est pas encore
pre´sente´. Il n'y a pas plus de 3 escortes par jour pour le
me^me vol. Et lorsqu'il y a des vols spe´ciaux, le ministre
de l'Inte´rieur de´signe les me´decins d'initiative.
Quels autres rapatriements sont pre´vus ? Il est clair que
la politique de rapatriement a recommence´. Des groupes
d'Albanais, de Nige´rians et d'Ukrainiens ont de´ja` e´te´
rapatrie´s. Des Pakistanais devraient l'e^tre prochaine-
ment. Aucune nationalite´ n'est spe´cifiquement vise´e.
L'accent est mis sur certaines d'entre elles dans le cadre
de la gestion de l'afflux de demandeurs d'asile.
Les ordres de quitter sont suivis plus strictement. Dans
ce cadre, dans les prochains jours, une circulaire sera
envoye´e aux bourgmestres, dans laquelle la politique de
rapatriement et le ro^le des communes seront clarifie´s. Il
est clair que les communes, en coope´ration avec l'Office
des e´trangers, doivent contro^ler le suivi des ordres
de´livre´s.
Maintenant que la liste des personnes ayant introduit une
demande de re´gularisation est connue, les rapatriements
directs peuvent reprendre. En d'autres termes, les per-
sonnes avec documents qui sont intercepte´es peuvent
e^tre maintenues et rapatrie´es en quelques heures.
Comment e´viter que des ille´gaux, comme les 55 Chinois
de Puurs, disparaissent dans la nature apre`s avoir rec¸u
un ordre de quitter le territoire ? Je reconnais volontiers
qu'il s'agit d'un proble`me de´licat, surtout quand il s'agit
de groupes importants. Le principe de base demeure. Ils
peuvent partir volontairement et ce n'est que par apre`s
qu'un rapatriement force´ peut e^tre envisage´. Ces person-
nes seront rapatrie´es directement dans la mesure du
possible, en fonction des places dans les centres ferme´s,
des priorite´s et des possibilite´s effectives de rapatrie-
ment.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
HA 50
COM 178
33
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Op de agenda staan de mondelinge vragen nrs. 1572 en
1575 van de heer Danie¨l Vanpoucke over de politie-
hervorming. Ik weet niet of het opportuun is om deze nu
te stellen aangezien volgende week in plenaire vergade-
ring interpellaties over dit thema op de agenda staan. Is
iedereen het ermee eens deze mondelinge vragen uit te
stellen ? (Instemming)
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
je suis de´sole´ mais je voulais justement dire a` M. Van-
poucke que j'ai eu hier, 25 avril, un entretien avec mon
colle`gue flamand au sujet notamment de la re´forme des
polices. Pre´cise´ment, j'ai maintenant une re´union avec le
gouvernement wallon pour proce´der au me^me exercice.
Je croyais qu'en 3.30 heures, nous aurions e´puise´ l'ordre
du jour, ce qui n'est pas le cas.
Mondelinge vraag van mevrouw Frieda Brepoels aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
de erken-
ning van overstromingen als ramp
(nr. 1611)
Question orale de Mme Frieda Brepoels au ministre
de l'Inte´rieur sur
la reconnaissance des inondations
comme catastrophe
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, mijnheer de minister, collega's, op 15 maart jongst-
leden heb ik de minister een aantal vragen gesteld over
het probleem van de erkenning van de overstromingen
van 1999 als ramp. Ik heb begrepen dat op de Minister-
raad van 22 maart een ontwerp van koninklijk besluit
werd goedgekeurd tot wijziging van het koninklijk besluit.
Hierdoor zou de windhoos die op 14 augustus van vorig
jaar bepaalde gemeenten in Henegouwen en Vlaams-
Brabant trof als ramp kunnen worden bestempeld. In
dezelfde mededeling stond ook dat de vier andere erken-
ningen zouden worden besproken op de Ministerraad
van 31 maart. Ik heb de verslagen van de Ministerraad
nauwkeurig opgevolgd, maar heb over dit onderwerp
niets meer vernomen. Werden deze overstromingen als
ramp erkend ?
Als dat niet het geval is, vraag ik mij af waarom een
uitzondering werd gemaakt. Werden de criteria aange-
past ? Gaat het om een erkenning als ramp of gaat het
slechts om een tegemoetkoming voor de geleden
schade ? Wat met de vier andere overstromingen ? Als
de overstromingen wel als ramp werden erkend, had ik
graag geweten in welke Ministerraad dit werd beslist.
Kan de minister mij hierover meer informatie geven ?
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, comme je m'y e´tais engage´, j'ai soumis
ces dossiers au Conseil des ministres le 22 mars dernier.
Cela concerne la prise en conside´ration des quatre
calamite´s qui n'ont pas encore e´te´ reconnues en 1999.
Le Conseil des ministres m'avait demande´ de constituer
un groupe de travail ayant pour mission d'examiner
lesdits dossiers plus en profondeur et a` la lumie`re des
crite`res repris dans l'avant-projet de loi modifiant les lois
du 25 juin 1992 sur le contrat d'assurance terrestre et du
12 juillet 1976 relative au Fonds des calamite´s.
A la suite des travaux de ce groupe, j'ai du^ redemander
un avis a` l'IRM sur le caracte`re exceptionnel et impre´vi-
sible de ces phe´nome`nes climatiques - mais cette fois
sur la base des crite`res auxquels je viens de faire
allusion. Par ailleurs, le gouvernement m'a demande´
e´galement d'interroger les gouverneurs sur l'ampleur des
de´ga^ts subis dans leur province.
A ce propos, je viens de recevoir l'avis de l'IRM. Partant,
je vais re´unir a` nouveau le groupe de travail afin de
pouvoir soumettre le plus rapidement possible ce dossier
au Conseil des ministres pour obtenir une de´cision
de´finitive.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de minis-
ter, het is mij niet duidelijk waarom een uitzondering werd
gemaakt voor de windhoos van 14 augustus. Werden
hiervoor de criteria, vastgelegd in de besluiten van de
ministerraden van 1986 en 1987, gewijzigd ? Wat is het
verschil tussen die ene en de vier andere ?
M. Antoine Duquesne, ministre : Il n'y a pas eu d'ex-
ceptions, madame. Au mois d'aou^t, on a applique´ les
crite`res pre´vus dans la circulaire concernant les calami-
te´s. Depuis lors, le gouvernement a adopte´ un nouveau
projet de loi de manie`re a` re´gler dore´navant ces proble`-
mes par le canal de l'assurance. Il faut donc appliquer
de`s a` pre´sent les crite`res re´nove´s qui se trouvent dans
ce projet.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 17.40 heures.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 17.40 uur.
34
HA 50
COM 178
26-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000