B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
B
INNENLANDSE
Z
AKEN
,
DE
A
LGEMENE
Z
AKEN
EN HET
O
PENBAAR
A
MBT
COMMISSION DE L
'I
NTÉRIEUR
,
DES
A
FFAIRES GÉNÉRALES
ET DE LA
F
ONCTION PUBLIQUE
VAN
DU
05-04-2000
05-04-2000
HA 50
COM 171
HA 50
COM 171
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 171
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Woensdag 5 april 2000
COMMISSIE
VOOR
DE
BINNENLANDSE
ZAKEN,
DE ALGEMENE ZAKEN EN HET OPENBAAR AMBT
COM 171
Mondelinge vraag van mevrouw Colette Burgeon aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de deelname van
de burgers van de Europese Unie aan de gemeenteraads-
en provincieraadsverkiezingen van 8 oktober 2000
(nr. 1432)
5
sprekers : Colette Burgeon, Antoine Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de eerste
minister over
de sociale clausules bij aankoop van uni-
formen en arbeidskledij door de overheid
(nr. 1354)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van
Binnenlandse Zaken)
6
sprekers : Luc Goutry, Antoine Duquesne, minister
van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Patrick Lansens aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
het koninklijk
besluit ter uitvoering van de wet van 13 mei 1999 tot
invoering van de gemeentelijke administratieve sancties
(nr. 1449)
8
sprekers : Patrick Lansens, Antoine Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Danie¨l Vanpoucke aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
het wegvallen van
de woorden
en de strafrechtelijke verantwoordelijkheid
in het opschrift van de wet van 4 mei 1999 betreffende de
burgerrechtelijke aansprakelijkheid van burgemeesters,
schepenen en leden van de bestendige deputatie
(nr. 1458)
8
sprekers : Danie¨l Vanpoucke, Antoine Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Marcel Hendrickx aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de kosten voor
bewakingsopdrachten van de voetbalploegen inzake Euro
2000
(nr. 1466)
9
sprekers : Marcel Hendrickx, Antoine Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van mevrouw Magda De Meyer aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de vernieuwing
van de identiteitskaarten
(nr. 1487)
10
sprekers : Magda De Meyer, Antoine Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
het visumbeleid
met betrekking tot de imams
(nr. 1457)
11
sprekers : Jo Vandeurzen, Antoine Duquesne, minis-
ter van Binnenlandse Zaken
Sommaire
Mercredi 5 avril 2000
COMMISSION
DE
L'INTE
´ RIEUR, DES AFFAIRES
GE
´ NE´RALES ET DE LA FONCTION PUBLIQUE
COM 171
Question orale de Mme Colette Burgeon au ministre de
l'Inte´rieur sur
la participation aux e´lections communales
et provinciales du 8 octobre 2000 des citoyens de l'Union
europe´enne
(n° 1432)
5
orateurs : Colette Burgeon, Antoine Duquesne,
ministre de l'Inte´rieur
Question orale de M. Luc Goutry au premier ministre sur
les clauses sociales lors d'achat par les pouvoirs publics
d'uniformes et de ve^tements professionnels
(n° 1354)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre de l'inte´rieur)
6
orateurs : Luc Goutry, Antoine Duquesne, ministre de
l'Inte´rieur
Question orale de M. Patrick Lansens au ministre de
l'Inte´rieur sur
l'arre^te´ royal a` prendre en exe´cution de la
loi du 13 mai 1999 relative aux sanctions administratives
dans les communes
(n° 1449)
8
orateurs :
Patrick
Lansens,
Antoine
Duquesne,
ministre de l'Inte´rieur
Question orale de M. Danie¨l Vanpoucke au ministre de
l'Inte´rieur sur
la suppression des mots et la responsabi-
lite´ pe´nale
dans l'intitule´ de la loi du 4 mai 1999 relative a`
la responsabilite´ civile des bourgmestres, e´chevins et
membres de la de´putation permanente
(n° 1458)
8
orateurs : Danie¨l Vanpoucke, Antoine Duquesne,
ministre de l'Inte´rieur
Question orale de M. Marcel Hendrickx au ministre de
l'Inte´rieur sur
les frais des missions de surveillance a`
l'e´gard des e´quipes de football dans le cadre d'Euro 2000
(n° 1466)
9
orateurs : Marcel Hendrickx, Antoine Duquesne,
ministre de l'Inte´rieur
Question orale de Mme Magda De Meyer au ministre de
l'Inte´rieur sur
le renouvellement des cartes d'identite´
(n° 1487)
10
orateurs : Magda De Meyer, Antoine Duquesne,
ministre de l'Inte´rieur
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre de
l'Inte´rieur sur
la politique de visa relative aux imams
(n° 1457)
11
orateurs :
Jo
Vandeurzen,
Antoine
Duquesne,
ministre de l'Inte´rieur
HA 50
COM 171
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Samengevoegde mondelinge vragen van mevrouw Frieda
Brepoels en de heren Servais Verherstraeten en Hagen
Goyvaerts aan de minister van Binnenlandse Zaken over
het nucleaire transport van La Hague naar Dessel
(nrs. 1489, 1500 en 1510)
12
sprekers : Frieda Brepoels, voorzitter van de VU&ID-
fractie, Servais Verherstraeten, Hagen Goyvaerts,
Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van mevrouw Martine Dardenne aan de
minister van Binnenlandse Zaken en tot de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over
de omzetting van de richtlijn 96/29 Euratom (nr. 1499)
18
sprekers : Martine Dardenne, Antoine Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Karel Van Hoorebeke aan
de eerste minister over
het niet-bijeenroepen van de
interministerie¨le conferentie binnenlandse aangelegenhe-
den
(nr. 1503)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van
Binnenlandse Zaken)
21
sprekers : Karel Van Hoorebeke, Antoine Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken
Questions orales jointes de Mme Frieda Brepoels et
MM. Servais Verherstraeten et Hagen Goyvaerts au mini-
stre de l'Inte´rieur sur
le transport nucle´aire de La Hague
a` Dessel
(n
os
1489, 1500 et 1510)
12
orateurs : Frieda Brepoels, pre´sidente du groupe
VU&ID, Servais Verherstraeten, Hagen Goyvaerts,
Antoine Duquesne, ministre de l'Inte´rieur
Question orale de Mme Martine Dardenne au ministre de
l'Inte´rieur et a` la ministre de la Protection de la consom-
mation, de la Sante´ publique et de l'Environnement sur
la transcription de la directive 96/29 Euratom (n° 1499)
18
orateurs : Martine Dardenne, Antoine Duquesne,
ministre de l'Inte´rieur
Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au premier
ministre sur
l'absence de convocation de la Confe´rence
interministe´rielle de l'Inte´rieur
(n° 1503)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre de l'Inte´rieur)
21
orateurs : Karel Van Hoorebeke, Antoine Duquesne,
ministre de l'Inte´rieur
4
HA 50
COM 171
05-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE L'INTE´RIEUR,
DES AFFAIRES GE´NE´RALES
ET DE LA FONCTION PUBLIQUE
COMMISSIE VOOR DE BINNENLANDSE
ZAKEN, DE ALGEMENE ZAKEN
EN HET OPENBAAR AMBT
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MERCREDI 5 AVRIL 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
WOENSDAG 5 APRIL 2000
De vergadering wordt geopend om 14.05 uur door de
heer Paul Tant, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 14.05 heures par M. Paul Tant,
pre´sident.
Question orale de Mme Colette Burgeon au ministre
de l'Inte´rieur sur
la participation aux e´lections com-
munales et provinciales du 8 octobre 2000 des
citoyens de l'Union europe´enne
Mondelinge vraag van mevrouw Colette Burgeon aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
de deel-
name van de burgers van de Europese Unie aan de
gemeenteraads- en provincieraadsverkiezingen van
8 oktober 2000
(nr. 1432)
Mme Colette Burgeon (PS) : Monsieur le pre´sident, je
vous remercie d'avoir accepte´ d'inscrire ma question en
premier point de l'ordre du jour.
Monsieur le ministre, les e´lections communales et pro-
vinciales du 8 octobre 2000 ne sont plus tre`s loin. Pour la
premie`re fois, les ressortissants non belges de l'Union
europe´enne pourront, s'ils le souhaitent, exprimer leur
suffrage lors de ce rendez-vous important.
C'est la raison pour laquelle il parai^t fondamental de ne
pas passer a` co^te´ d'une bonne information a` destination
de ces personnes. Les associations, italiennes ou autres,
tre`s actives dans certaines villes et communes, ont utilise´
diffe´rentes strate´gies pour de´cider leurs compatriotes a`
aller s'inscrire a` l'administration communale. Toutefois,
dans d'autres localite´s ou` ces associations sont soit
inactives soit inexistantes, rien n'a e´te´ fait.
Pour pouvoir couvrir tout le pays, il semble impe´ratif
d'effectuer une campagne d'information si possible avant
le 30 juin, dans la mesure ou` nombre de personnes
quitteront probablement le pays durant les mois d'e´te´.
Par ailleurs, ne serait-il pas opportun d'organiser, en plus
des autres moyens envisage´s, une campagne d'informa-
tion via les me´dias audiovisuels qui sont sans doute les
plus porteurs a` l'heure actuelle ?
Enfin, nous souhaiterions avoir confirmation du fait que
les Europe´ens non belges qui s'e´taient de´ja` inscrits pour
les e´lections europe´ennes du 13 juin 1999 doivent a`
nouveau s'inscrire sur la liste des e´lecteurs au service
population de leur commune.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
madame Burgeon, j'ai de´ja` re´pondu a` plusieurs reprises
a` cette question. Toutefois, j'y reviens volontiers, non
seulement pour vous e^tre agre´able, mais parce qu'il
s'agit d'un proble`me important.
Mon premier souci est e´videmment - comme le vo^tre
d'ailleurs - que le taux de cette participation s'accroisse
par rapport a` ce qu'il fut lors des e´lections europe´ennes
du 13 juin 1999. Ce taux e´tait de 8% des e´lecteurs
potentiels, c'est-a`-dire 38 000 citoyens de l'Union sur un
nombre total d'e´lecteurs potentiels de plus de 500 000.
C'e´tait de´ja` un progre`s par rapport a` ce qui s'e´tait passe´
en 1994 ou` 24 000 citoyens de l'Union avaient pris part
au vote. Mais cela reste tre`s insuffisant puisque nous
voulons
animer la de´mocratie communale.
Les Europe´ens ne sont plus des e´trangers. Nous parta-
geons avec eux la citoyennete´ europe´enne. Ils se trou-
vent dans nos communes. La vie communale re´git tre`s
directement leur vie de tous les jours et il est tre`s normal
qu'ils puissent participer a` ce type de scrutin. J'ai donc
voulu de`s le de´part faciliter les choses au maximum.
C'est ainsi que j'ai pris une circulaire qui n'impose pas a`
ces citoyens de se rendre dans la commune pour obtenir
le formulaire qu'ils doivent remplir pour reque´rir leur
inscription sur la liste des e´lecteurs; ils peuvent le de-
mander, le recevoir et le renvoyer par simple courrier.
Tre`s prochainement, ils vont pouvoir aussi se procurer ce
formulaire par internet via le site existant du ministe`re de
l'Inte´rieur.
HA 50
COM 171
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
Par ailleurs, il faut les motiver au maximum en leur
rappelant cette possibilite´. Deux publications ont de´ja` e´te´
faites dans les journaux. J'ai de´ja` diffuse´ aupre`s des
administrations communales et des bureaux de poste,
avec la collaboration du service fe´de´ral d'information, un
de´pliant explicatif qui vise a` inciter les citoyens de l'Union
a` reque´rir leur inscription sur les listes e´lectorales. Cha-
que ressortissant europe´en vivant sur notre territoire - ils
sont maintenant pre`s de 600 000 - pourra se procurer ce
document.
Je multiplie e´galement les de´clarations a` la presse en ce
sens. Hier a eu lieu une confe´rence de presse sur les
modalite´s techniques de l'organisation des e´lections
communales. J'en ai profite´ pour insister a` nouveau sur
l'importance d'une participation maximale.
Sur un plan plus technique, pour pouvoir participer aux
e´lections communales, il ne suffit pas d'avoir participe´
aux e´lections europe´ennes. Il faut se faire inscrire a`
nouveau. Cette inscription restera valable, si ces person-
nes se trouvent toujours en Belgique a` ce moment-la`,
pour les e´lections communales de 2006.
Pourquoi faut-il reque´rir cette inscription ? Parce qu'il
existe en Europe une tre`s grande diversite´ de syste`mes
e´lectoraux et, dans certains pays, le vote n'est pas
obligatoire. Nous voulons de`s lors laisser la possibilite´
aux ressortissants europe´ens de choisir de voter ou non,
comme cela aurait e´te´ le cas lorsqu'ils vivaient dans leur
pays d'origine. En Belgique, a` partir du moment ou` il y
aura inscription sur une liste e´lectorale, le vote deviendra
obligatoire pour le ressortissant europe´en, qui s'expo-
sera a` de´faut aux me^mes sanctions qu'un Belge qui n'y
participerait pas.
Mme Colette Burgeon (PS) : Monsieur le pre´sident,
monsieur le ministre, en fait, il est important de
retaper
sur le clou
, si vous me permettez de m'exprimer de la
sorte. En effet, des personnes vivent en Belgique depuis
cinquante ans en n'ayant jamais vote´, puisqu'elles n'en
avaient pas le droit.
Je me souviens de certaines campagnes publicitaires, en
France, ou` le vote n'est pas obligatoire, visant a` encou-
rager les citoyens a` voter. Le clip re´alise´ e´tait bref
puisqu'il se limitait a` faire apparai^tre sur l'e´cran le mot
Votez !. N'envisagez-vous pas d'avoir recours, mon-
sieur le ministre, a` une telle initiative ?
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
madame Burgeon, je pense effectivement que l'on de-
vrait re´fle´chir de manie`re ge´ne´rale a` cette proble´matique
et envisager, comme c'est le cas dans d'autres pays
europe´ens, me^me quand le vote est obligatoire, des
campagnes d'information sur l'importance du vote. Il
serait, en effet, regrettable que la chance que constitue le
droit de vote en de´mocratie soit banalise´e et encore
moins conside´re´e comme une charge que l'on he´siterait
a` accomplir, en pre´fe´rant, par exemple, aller a` la pe^che a`
la ligne. C'est la` un proble`me d'ordre ge´ne´ral auquel je
vais re´fle´chir.
Nous allons examiner si, dans le cadre de la campagne
qui est lance´e, il est ne´cessaire de recourir a` de tels clips.
Mais il ne faut pas non plus arriver a` un de´se´quilibre
entre les diffe´rents types d'e´lecteurs.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de
eerste minister over
de sociale clausules bij aan-
koop van uniformen en arbeidskledij door de over-
heid
(nr. 1354)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Binnenlandse Zaken)
Question orale de M. Luc Goutry au premier ministre
sur
les clauses sociales lors d'achat par les pou-
voirs publics d'uniformes et de ve^tements profes-
sionnels
(La re´ponse sera donne´e par le ministre de l'inte´-
rieur)
De heer Luc Goutry (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, mijn vraag was eigenlijk
tot de eerste minister gericht. Aanvankelijk werd mij
meegedeeld dat minister Daems zou antwoorden. Uitein-
delijk is het de minister van Binnenlandse Zaken gewor-
den die het verzameld antwoord van de verschillende
departementen zal geven.
Mijn vraag heeft betrekking op verschillende departe-
menten. Ze gaat over de zogenaamde sociale clausules,
die eventueel door de overheid zouden worden bedon-
gen in contracten in verband met de aankoop van
uniformen en beroepskledij voor staatsambtenaren. Er
zijn heel wat uniformen en beroepskleren in omloop. Ik
denk aan politie - die moeten straks een nieuw uniform
krijgen -, rijkswacht, leger, civiele bescherming, brand-
weer, NMBS-personeel, mensen van De Post, enzovoort.
Al die mensen dragen beroepskledij of uniformen die
door de overheid moeten worden aangekocht. In verband
met het nieuwe politie-uniform vernoemde men onlangs
het bedrag van 57 000 frank per uitzet. Als ik dat omre-
ken, kom ik uit op een bestelling van bijna 2 miljard. Dat
is geen onbelangrijk bedrag.
Sociale bewegingen voerden in het verleden de cam-
pagne
Schone Kleren, waarmee ze ervoor wilden zor-
gen dat de productie van kledij op een sociaal verant-
woorde manier zou gebeuren. Veel half-afgewerkte
6
HA 50
COM 171
05-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Goutry
textielproducten worden door ons aangekocht in de ont-
wikkelingslanden. Daar blijkt veel misbruik te bestaan.
Kinderen zouden deze kledij moeten helpen fabriceren,
vrouwen en andere mensen worden misbruikt in het
arbeidsproces, de lonen liggen zeer laag en sociale
bescherming is er zo goed als onbestaande. Dat is het
kader waarin men produceert. Vervolgens verkoopt men
deze producten met vrij grote winstmarges in de Wes-
terse landen. Hier worden de half-afgewerkte grondstof-
fen uiteindelijk in kledij omgezet.
Dit mag men niet tolereren, vind ik. De overheid moet
daarom het goede voorbeeld geven. Ik verwijs naar
resoluties die men heeft aangenomen in het kader van de
internationale arbeidsorganisatie, die hierover - met het
oog op het vermijden van sociale uitbuiting en misbrui-
ken - verschillende conventies heeft gesloten.
In 1998 was er een eerste actie naar aanleiding van het
wereldkampioenschap voetbal. Toen werd er vooral rond
sportk gesloten.
In 1998 was er een eerste actie naar aanleiding van het
wereldkampioenschap voetbal. Toen werd er vooral rond
sportk gesloten.
In 1998 was er een eerste actie naar aanleiding van het
wereldkampioenschap voetbal. Toen werd er vooral rond
sportk gesloten.
In 1998 was er een eerste actie naar aanleiding van het
wereldkampioenschap voetbal. Toen werd er vooral rond
sportk gesloten.
In 1998 was er een eerste actie naar aanleiding van het
wereldkampioenschap voetbal. Toen werd er vooral rond
sportk gesloten.
In 1998 whone productie gekoppeld aan dergelijke aan-
bestedingen ? Is de regering van plan om terzake bijko-
mende inspanningen te leveren ? Wat zal de regering in
Europees kader doen ? Deze problematiek moet men
immers ook in de Europese context bestuderen. Zal onze
regering het voortouw nemen om het thema aldaar aan te
kaarten ?
Minister Antoine Duquesne : Mijnheer de voorzitter,
collega Goutry, ik zal eerst uw eerste twee vragen
beantwoorden in verband met de bijdragen van de ver-
schillende departementen. Vervolgens zal ik uw laatste,
meer algemene vragen, in naam van de eerste minister
beantwoorden.
Pour ce qui concerne les premiers, je veux bien vous
donner connaissance des re´ponses pre´cises. Oralement,
c'est tre`s fastidieux, car ce sont des chiffres. Je peux
aussi vous remettre le texte de ma re´ponse e´crite; vous
saurez ainsi dans quelles conditions sont achete´es les
parkas pour la protection civile, les tenues pour la police
communale ou pour la gendarmerie. Puis-je vous remet-
tre le texte ? Je vous en remercie.
J'en arrive a` vos questions plus ge´ne´rales.
De wetgeving betreffende de overheidscontracten bevat
specifieke bepalingen om de naleving van de sociale
verplichtingen tijdens de uitvoering van de opdracht, zelfs
bij onderaannemers, te eisen. Het principe is vervat in
artikel 12 van de wet van 24 december 1993, waarin in
§2 wordt gesteld dat de aannemer van een overheidsop-
dracht voor aanneming van leveringen met name alle
wettelijke, reglementaire of conventionele bepalingen
inzake veiligheid, hygie¨ne en algemene arbeidsvoor-
waarden moet naleven en doen naleven door zijn eigen
onderaannemers en door elke persoon die hem perso-
neel ter beschikking stelt.
Il est e´galement possible d'effectuer des contro^les sur
place, me^me a` l'e´tranger, pendant l'exe´cution d'un tel
marche´. Un tel contro^le, lors de la fabrication par exem-
ple, a souvent lieu pour l'achat de matie`res textiles
destine´es a` l'arme´e. A l'e´tranger, l'organisation d'un tel
contro^le n'est possible que pour des commandes impor-
tantes e´tant donne´ les frais que cela comporte.
En ce qui concerne les marche´s publics de fourniture de
textiles, les entreprises de pays tiers n'agissent ge´ne´ra-
lement pas en qualite´ d'adjudicataires, mais en qualite´ de
sous-traitants ou de sous-sous-traitants d'entreprises
europe´ennes, par exemple. De plus, les marche´s publics
ne constituent qu'une partie du volume global du textile
importe´ dans l'Union europe´enne ou manufacture´ dans
des pays tiers pour des entreprises europe´ennes.
De problematiek moet dus in een ruimere visie op
Europees niveau worden onderzocht. De resolutie van
het Europees Parlement van 15 januari 1999 voor in
ontwikkelingslanden werkende Europese bedrijven -
waarin een gedragscode voor die bedrijven wordt voor-
zien - vormt op dat vlak een veelbelovende werkbasis.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mijnheer de voorzitter, ik
dank de minister voor zijn antwoord. Uit het antwoord kan
ik afleiden dat behalve het bestaande wettelijke areaal in
de wet van 1993, de regering intentioneel op de hoogte is
van de draagwijdte van dergelijke aanbestedingen.
Deze vraag komt op het goede ogenblik. Bij de volgende
bestellingen die moeten gebeuren moet men alle moge-
lijke middelen aanwenden om ervoor te zorgen dat
bepaalde garanties aanwezig zijn zodat dat wij ons als
overheid niet schuldig moeten maken aan iets dat we
mits de nodige voorzorgen kunnen vermijden.
HA 50
COM 171
7
05-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Goutry
Ik wacht dan ook op de gegevens die u in verband met de
eerste vraag hebt, zodanig dat ik kan zien wat er de
volgende tijd nog te gebeuren staat.
M. Antoine Duquesne, ministre : J'irai, comme promis,
remettre le texte et je ferai part de sa pre´occupation,
le´gitime d'ailleurs, au premier ministre.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van de heer Patrick Lansens aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
het ko-
ninklijk besluit ter uitvoering van de wet van
13 mei 1999 tot invoering van de gemeentelijke
administratieve sancties
(nr. 1449)
taalk;FRQuestion orale de M. Patrick Lansens au
ministre de l'Inte´rieur sur
l'arre^te´ royal a` prendre en
exe´cution de la loi du 13 mai 1999 relative aux
sanctions administratives dans les communes
De heer Patrick Lansens (SP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, ik heb een zeer korte en
eenvoudige vraag.
Op 10 juni 1999 verscheen in het Belgisch Staatsblad de
wet van 13 mei 1999 tot invoering van de gemeentelijke
administratieve sancties. Daarin was bepaald dat er ook
nog een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit zou
komen over de aanwijzing van de bevoegde ambtenaar
en de procedure voor de inning van de boeten. Dat
koninklijk besluit is er nog altijd niet. Blijkbaar zijn er heel
wat gemeenten die erop wachten aangezien zij een
reglement terzake opstellen. Sommige gemeenten heb-
ben in hun gemeenteraad reeds een reglement aange-
nomen.
In december hebt u, waarschijnlijk in deze commissie,
een collega gezegd dat het nog maar enkele weken zou
duren vooraleer het koninklijk besluit en de circulaire aan
de Ministerraad zouden worden voorgelegd.
Mijnheer de minister, wanneer mogen wij de publicatie
van dat koninklijk besluit in het Belgisch Staatsblad
verwachten ?
Minister Antoine Duquesne : Mijnheer de voorzitter,
collega's, op 25 februari heb ik op de vraag van de heer
Van Peel geantwoord dat het ontwerp van koninklijk
besluit en het ontwerp van rondzendbrief werden voor-
gelegd aan de verschillende verenigingen van steden en
gemeenten en aan de conferentie van gouverneurs. De
verenigingen van steden en gemeenten hebben eind
februari een schrijven overgezonden met de opmerkin-
gen die zij hadden over het ontwerp. Zowel het ontwerp
van koninklijk besluit als het ontwerp van rondzendbrief
werden aangepast aan de opmerkingen die werden
geformuleerd. Het ontwerp zal zeer spoedig worden
voorgelegd aan de Ministerraad. Een laatste overleg
dienaangaande met de provinciegouverneurs vindt op dit
ogenblik plaats op mijn kabinet. Nog enkele weken
geduld, mijnheer Lansens.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Danie¨l Vanpoucke aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
het weg-
vallen van de woorden
en de strafrechtelijke verant-
woordelijkheid
in het opschrift van de wet van
4 mei 1999 betreffende de burgerrechtelijke aanspra-
kelijkheid van burgemeesters, schepenen en leden
van de bestendige deputatie
(nr. 1458)
Question orale de M. Danie¨l Vanpoucke au ministre
de l'Inte´rieur sur
la suppression des mots et la
responsabilite´ pe´nale
dans l'intitule´ de la loi du
4 mai 1999 relative a` la responsabilite´ civile des
bourgmestres, e´chevins et membres de la de´putation
permanente
De heer Danie¨l Vanpoucke (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, ik zal mijn vraag kort kunnen houden aangezien u in
de titel reeds het probleem geschetst hebt.
Mijnheer de minister, waarom zijn de woorden
en de
strafrechtelijke verantwoordelijkheid
bij de publicatie
van de wet weggevallen ? Misschien heeft dit geen reden
en ligt dit gewoon aan het Belgisch Staatsblad. Hoe kan
dit ?
Minister Antoine Duquesne : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer Vanpoucke, mijn antwoord zal kort en precies
zijn. Ik heb inderdaad kunnen vaststellen dat in de
Nederlandse tekst de woorden
en de strafrechtelijke
verantwoordelijkheid
werden weggelaten. Dit leidt tot
een incoherentie met de Franse tekst waar de woorden
et pe´nale wel opgenomen werden. Het weglaten van
deze woorden in de titel heeft geen juridische gevolgen.
Uit onderzoek is gebleken dat de woorden reeds werden
weggelaten in de tekst die werd goedgekeurd door het
parlement en vervolgens aan de minister van Binnen-
landse Zaken werd overgezonden. Gelet op het feit dat
de door u aangehaalde anomalie niet berust op een foute
overzetting van de tekst door mijn diensten, maar volgt
uit de door het parlement overgezonden tekst, komt het
het parlement toe om tot correctie van de tekst over te
gaan. Mijn kabinet heeft bijgevolg contact opgenomen
met de juridische diensten van de Kamer om hun aan-
dacht hierop te vestigen.
8
HA 50
COM 171
05-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De heer Danie¨l Vanpoucke (CVP) : Mijnheer de minis-
ter, u zegt dat deze woorden reeds in het parlement
weggevallen zijn ?
Ministre Antoine Duquesne : Oui.
De heer Danie¨l Vanpoucke (CVP) : Bedoelt u dat de
diensten van het parlement dit achteraf weggelaten heb-
ben of gebeurde dit al in het verslag ?
De voorzitter : Misschien kan ik helpen om deze ondui-
delijkheid weg te werken. Dit ligt niet aan het parlement
op zich. Deze fout zou te zoeken zijn in de correspon-
dentie die destijds werd gevoerd tussen de griffier van de
Kamer en de minister. Daar zouden deze woorden bij
vergissing weggevallen zijn. Als ik u kan geruststellen,
deze fout is dus niet door het parlement gemaakt maar
door de diensten, dit evenwel puur bij vergissing. Deze
technische fout kan ongetwijfeld zonder problemen wor-
den rechtgezet.
M. Antoine Duquesne, ministre : Je ne peux pas re-
constituer l'histoire pre´cise. Il ne faut pas parler en
termes de responsabilite´. En effet, il y a eu une petite
erreur. J'ai de´ja` pris contact avec les services et nous
voyons comment la corriger.
Le pre´sident : Je crois d'ailleurs que le pre´sident de la
Chambre a de´ja` envoye´ une lettre au ministre en propo-
sant de corriger l'un et l'autre e´le´ments.
Daarmee is dit probleem bijna opgelost.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Marcel Hendrickx aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
de kosten
voor bewakingsopdrachten van de voetbalploegen
inzake Euro 2000
(nr. 1466)
Question orale de M. Marcel Hendrickx au ministre de
l'Inte´rieur sur
les frais des missions de surveillance
a` l'e´gard des e´quipes de football dans le cadre
d'Euro 2000
De heer Marcel Hendrickx (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, mijnheer de minister, collega's, u zult zich misschien
herinneren dat ik in november vorig jaar reeds de vraag
stelde wat er zou gebeuren met de bewakingsopdrachten
voor de voetbalploegen die verblijven in steden waar niet
wordt gespeeld. Dat ging dan over trainingskampen en
verblijven in hotels. U hebt toen gesuggereerd dat dit
eigenlijk een probleem van de organisatoren was. Ik had
daaruit begrepen dat de voetbalbond voor die kosten zou
moeten opdraaien en dit eventueel via prive´-bewaking
zou moeten oplossen. Intussen is de aanloop naar Euro
2000 genomen en blijkt de realiteit toch wel iets anders.
Ik neem het voorbeeld dat ik het best ken : de Belgische
ploeg verblijft in de IPZ-Turnhout. Het is die IPZ die moet
instaan voor de bewaking van die ploegen. Daarbij rijzen
een aantal vragen, onder andere inzake de verantwoor-
delijkheid van de korpschefs en van de burgemeesters
terzake.
Ten eerste, de lokale IPZ moet instaan voor de bewaking
van die ploegen. Situeert u dat in het opvorderingsrecht
van de minister van Binnenlandse Zaken van 10% tot
20% van de mogelijkheden van een IPZ ?
Ten tweede, indien dat niet zo is, wie moet er dan
opdraaien voor de kosten van die bewaking ? Zijn dat de
lokale besturen ? Bent u dat, de minister van Binnen-
landse Zaken ? Is dat eventueel de voetbalbond of de
organisatoren van Euro 2000 ?
Ten derde, hoe ver reikt die opdracht voor de lokale IPZ ?
Waaruit bestaat nu precies die bewakingsopdracht ?
Veronderstelt u dat de betrokken voetbalploegen vieren-
twintig uur op vierentwintig worden bewaakt en dat de
individuele leden van die voetbalploegen en van de
delegaties ook vierentwintig uur op vierentwintig moeten
worden bewaakt ? U zult wel begrijpen dat dit voor een
lokale IPZ niet doenbaar is, als men de normale
veiligheidsverplichtingen tenminste ook op zich wil ne-
men. Graag een antwoord op deze vragen.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
monsieur Hendrickx, c'est une grande chance pour Tur-
nhout d'accueillir l'e´quipe belge. J'imagine que vous
n'avez rien fait pour refuser cette opportunite´. Cela
signifie aussi qu'il sera important pour Turnhout d'e^tre
connu partout dans le monde et que les retombe´es
seront positives.
Pour l'instant, quand on me parle de l'Euro 2000, je
pourrais croire qu'il n'y a que des inconve´nients a` cette
manifestation sportive, comme si nous n'avions pas
accepte´ de l'organiser, comme si les villes ne s'e´taient
pas battues entre elles pour accueillir les matchs et les
e´quipes. Il n'y aurait que des proble`mes de se´curite´.
Non ! C'est une grande fe^te du football, voulue par la
Belgique et les Pays-Bas, qui fera beaucoup pour la
notorie´te´ de notre pays et qui aura des retombe´es
inte´ressantes pour la Belgique, spe´cialement pour ceux
qui ont la chance de participer un peu plus directement a`
l'organisation de ce tournoi.
Je vous confirme la re´ponse que je vous ai faite le
9 novembre 1999. La protection et la se´curite´ des
e´quipes durant leur se´jour et leur entrai^nement rele`ve de
la responsabilite´ premie`re des organisateurs. Pour cette
protection, il est recommande´ a` l'organisateur de faire
appel a` l'une ou l'autre socie´te´ de gardiennage et de
se´curite´, reconnue par mon de´partement. Les frais sont
HA 50
COM 171
9
05-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
donc a` charge des organisateurs. Les services de police
ne devront intervenir qu'en cas de trouble ou de menace
de trouble de l'ordre public et de menace concre`te a`
l'e´gard des e´quipes. C'est une mission traditionnelle pour
les forces de l'ordre.
Pour permettre l'exe´cution de cette action de comple´-
mentarite´ des services de police, une concertation aura
lieu entre les autorite´s de police locale, les organisateurs
de l'Euro 2000 et les responsables de la se´curite´ des
e´quipes. La fondation Euro 2000 a de´signe´ un agent de
liaison par e´quipe, responsable pour la se´curite´ de
l'e´quipe. Cet agent de liaison prendra les contacts utiles
avec les autorite´s administratives pour obtenir une bonne
coope´ration. Les autorite´s policie`res ont de´signe´ un
agent de contact pour l'analyse policie`re de la se´curite´
des e´quipes et l'engagement des services de police. Sur
base de ces re´sultats, les mesures ne´cessaires seront
prises de manie`re a` coordonner pour assurer la se´curite´
et la tranquillite´ publiques.
Je profite encore de l'occasion pour re´pe´ter qu'avec les
mesures prises par la gendarmerie, qui supprime les
conge´s dans ces services pendant toute cette pe´riode,
selon le moment, il y aura une augmentation de nos
capacite´s qui oscillera entre 25 et 33%. On doit donc e^tre
a` me^me de faire face, non seulement aux proble`mes
ordinaires parce que la de´linquance ne va malheureuse-
ment pas s'arre^ter pour cause d'Euro 2000 mais on fera
face aussi et sans crainte a` des charges et a` des
surcroi^ts de travail. Je pense notamment a` Turnhout qui
sera a` mon avis un peu plus fre´quente´e que d'habitude,
bien que ce soit de´ja` une ville tre`s fre´quente´e.
De heer Marcel Hendrickx (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, mijnheer de minister, collega's, ik kan bevestigen dat
een opdracht aan de politie geven nog nooit zo gemak-
kelijk is geweest als voor de bewaking van de Belgische
ploeg. U moet toch begrijpen dat manschappen leveren
voor een dergelijke opdracht niet zo evident is. De
vakanties van de lokale politieagenten zijn voor die
periode ook ingetrokken.
Als wij die ploeg 24 uur op 24 moeten bewaken, is dit een
bijzonder zware last voor de manschappen en ook op
financieel vlak is dit een zware dobber. Ik hoor u nog-
maals zeggen dat het in de eerste plaats een opdracht is
voor de organisatoren en dat de kosten ten laste van
deze organisatoren moeten worden gelegd. Ik vraag mij
af hoe wij dit moeten doen.
M. Antoine Duquesne, ministre : Avec intelligence,
comme d'habitude.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van mevrouw Magda De Meyer aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
de ver-
nieuwing van de identiteitskaarten
(nr. 1487)
Question orale de Mme Magda De Meyer au ministre
de l'Intérieur sur
le renouvellement des cartes
d'identité
Mevrouw Magda De Meyer (SP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, volgens artikel 5 van het
koninklijk besluit van 29 juli 1985 betreffende de identi-
teitskaarten is een identiteitskaart uitgereikt aan burgers
van meer dan 22 jaar, 10 jaar geldig. Voor de vernieuwing
baseert het ministerie van Binnenlandse Zaken zich op
het advies van veiligheidsexperts die de periode van
10 jaar beschouwen als een absoluut maximum geldig-
heidsduur voor een identiteitsdocument om nog aan-
vaard te worden als identificatiestuk.
Als bijkomend argument wordt nog gesteld dat de fysio-
nomie van personen op 10 jaar tijd heel wat kan veran-
deren. Niemand betwist uiteraard bovenstaande stelling
maar wel wordt in de praktijk aangetoond dat de proce-
dure voor hernieuwing van identiteitskaarten bij hoogbe-
jaarden een bijna onoverkomelijk obstakel vormt.
Volgens de algemene onderrichtingen van 7 oktober
1992 betreffende het houden van bevolkingsregisters,
wordt voorzien in een aparte procedure voor personen
die zich moeilijk kunnen verplaatsen zoals bedlegerige
bejaarden. Voor deze personen mag een gezinslid naar
de bevolkingsdienst gaan met de oproepingskaart, een
medisch attest waaruit blijkt dat de betrokkene zich niet
persoonlijk kan aanmelden en een pasfoto.
Er wordt een basisdocument opgesteld door de ge-
meente, dat op een later tijdstip door iemand van het
gemeentebestuur wordt afgegeven bij de betrokkene
thuis. Ten slotte dient de echte identiteitskaart opnieuw te
worden afgehaald op het gemeentehuis.
Een eerste probleem rijst uiteraard bij ouderen die niet
kunnen terugvallen op een gezinslid om deze klus voor
hen te klaren. Zij moeten andere personen proberen in te
schakelen om tijdens de openingsuren voor hen naar het
gemeentehuis te gaan.
Een tweede probleem is de recente pasfoto die nodig is.
Oudere personen beschikken daar vaak niet over en
dienen hiervoor opnieuw iemand in te schakelen om hen
naar een fotograaf te brengen. In het slechtste geval kan
de bejaarde of bedlegerige er zelfs niet meer naartoe
worden gebracht en dient de fotograaf aan huis, in het
ziekenhuis of in het rustoord te komen. Dit blijkt een
kostelijke grap te zijn.
Bij RVT-patie¨nten, dementen en zwaar zieken betekent
dit voor de mensen zelf ook een enorm ongemak. Zowel
verpleegkundigen als maatschappelijk assistenten in de
10
HA 50
COM 171
05-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda De Meyer
verschillende instellingen kunnen dit verhaal bevestigen.
Het plaatsen van een handtekening stelt vaak onoverko-
melijke problemen. Deze mensen, die niet meer in staat
zijn buiten te komen, hebben er dan ook geen enkele
baat bij over een vernieuwde identiteitskaart te beschik-
ken die toch gewoon in de lade ligt.
Midden 1999 werden onder andere onder impuls van het
gemeentebestuur van De Pinte - hierin gevolgd door vele
andere gemeenten - verschillende verzoeken gericht aan
de minister om in een meer aangepaste procedure te
voorzien
voor
hoogbejaarden.
De
Vereniging
van
Vlaamse Steden en Gemeenten heeft ook een voorstel
geformuleerd om op voorlegging van een medisch attest
eventueel een kaart voor onbepaalde termijn uit te rei-
ken. Naar verluidt zou men bij uw diensten momenteel
nagaan hoe deze zaak in het buitenland wordt geregeld.
Graag vernamen we van de minister of hij een aanpas-
sing van de procedure voor hoogbejaarden en/of bedle-
gerigen genegen is en binnen welke termijn er een
oplossing kan worden gevonden voor deze in de praktijk
vaak schrijnende toestanden.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
madame De Meyer, les irre´parables outrages des ans ne
dispensent pas de la ne´cessite´ d'une identification. Mais,
comme je l'ai de´ja` explique´ plusieurs fois en commission,
les instructions sont claires : tout doit e^tre fait pour
faciliter la ta^che des personnes a^ge´es, a fortiori celle des
personnes alite´es. Il ne faut pas leur imposer des de´pla-
cements.
Ik kan inderdaad bevestigen dat ik aan mijn administratie
opdracht gegeven heb om een vergelijkende studie uit te
voeren inzake de regelgeving in de andere Europese
landen met betrekking tot de hernieuwing van de identi-
teitskaart voor hoogbejaarden en bedlegerigen.
Op basis van deze studie zal ik dan nagaan in welke
mate de huidige procedure in ons land moet worden
aangepast. Er mag worden aangenomen dat de studie
waartoe ik opdracht gegeven heb, een zekere tijd in
beslag zal nemen. Ik verwacht in dit dossier echter wel
een beslissing te kunnen nemen vo´o´r de zomervakantie.
Mevrouw Magda De Meyer (SP) : Ik ben heel verheugd
dat de minister een regeling aankondigt vo´o´r de zomer-
vakantie. Dat zal een hele verlichting zijn voor mensen
die in die situatie verkeren.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
het visum-
beleid met betrekking tot de imams
(nr. 1457)
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre de
l'Inte´rieur sur
la politique de visa relative aux
imams
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, collega's, ik heb de
minister enige tijd geleden nog enkele vragen gesteld
over dit onderwerp. Ik stel immers vast dat in een aantal
situaties systematisch geen visum kon worden verleend
aan iemand die in Belgie¨ werd gevraagd door een aantal
Turkse organisaties. Ik ken de problematiek in al zijn
dimensies. De minister heeft toen gezegd dat hij het
probleem onderkende en dat er naar oplossingen werd
gezocht. In hoeverre is de discussie thans gevorderd ?
Zijn er, waarschijnlijk in overleg met het
executief,
oplossingen in het vooruitzicht of reeds in uitvoering ?
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, je constate que M. Vandeurzen est
perse´ve´rant, mais il a raison. Depuis la cre´ation de
l'Exe´cutif des Musulmans de Belgique en mai 1999, la
de´signation des imams rele`ve uniquement de la compe´-
tence de cet organe du culte islamique qui, lui, rele`ve de
la compe´tence du ministre de la Justice.
Par de´cision des ministres ayant l'immigration dans leurs
attributions, les imams n'ont plus e´te´ admis sur le terri-
toire belge depuis 1986, sauf ne´cessite´ dicte´e par la
langue ou l'ethnie. Les imams devaient e^tre choisis parmi
les membres de la communaute´ musulmane de Belgi-
que.
Compte tenu de la nouvelle situation, la question de
l'immigration de nouveaux imams et d'ailleurs des pro-
fesseurs de religion islamique doit faire l'objet d'une
nouvelle approche. J'ai invite´ mon administration a` faire
rapport sur cette question - il doit m'e^tre remis a` la fin de
ce mois - afin de me permettre de confe´rer de cela de`s le
de´but du mois de mai, non seulement avec mon colle`gue
de la Justice, mais e´galement avec les ministres de
l'Enseignement des Communaute´s qui sont directement
concerne´s par cette affaire.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik heb nog een
louter informatieve vraag. Bent u bereid om het parle-
ment te informeren over een eventuele conclusie ? Het
lijkt mij immers een overleg met vele partijen.
M. Antoine Duquesne, ministre : Oui, volontiers ! Ce-
pendant, j'attends toujours le rapport de mon administra-
tion.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
HA 50
COM 171
11
05-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Samengevoegde mondelinge vragen van mevrouw
Frieda Brepoels en de heren Servais Verherstraeten
en Hagen Goyvaerts aan de minister van Binnen-
landse Zaken over
het nucleaire transport van La
Hague naar Dessel
(nrs. 1489, 1500 en 1510)
Questions orales jointes de Mme Frieda Brepoels et
MM. Servais Verherstraeten et Hagen Goyvaerts au
ministre de l'Inte´rieur sur
le transport nucle´aire de
La Hague a` Dessel
(n
os
1489, 1500 et 1510)
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, mijnheer de minister, collega's, het is jammer dat
we in het parlement moeten vaststellen dat we achter de
feiten aanlopen. Op die manier kunnen wij geen controle
uitoefenen op de uitvoerende macht. Het parlement werd
net als alle andere burgers in dit land voor voldongen
feiten geplaatst. De afgelopen dagen werd er heel wat
stuntwerk afgeleverd en dan vooral door de regering in
het algemeen en de minister van Binnenlandse Zaken in
het bijzonder.
Sta me toe de situatie even te schetsen. Volgens mij kan
het antwoord van de minister enige impact hebben op
dergelijke transporten in de toekomst. Heel het verhaal is
begonnen toen de regering enkele weken geleden be-
sliste een eerste transport van hoogradioactief afval
mogelijk te maken naar de bunker in Dessel. Vorige
regeringen werden ook geconfronteerd met deze proble-
matiek. Zij hebben de repatrie¨ring echter geweigerd
omdat er nog heel wat problemen waren met de veilig-
heid van onder meer de container waarin het afval wordt
verpakt.
Ter gelegenheid van dit eerste transport hebben heel wat
instanties en organisaties hun twijfels geuit over de
veiligheid van dit transport. Het proeftransport dat eind
februari met een namaakcontainer werd georganiseerd,
heeft hierover geen uitsluitsel gebracht. Ook dit proeft-
ransport zorgde voor heel wat reacties.
Mijnheer de minister, op 22 maart werd via de pers
melding gemaakt van een diplomatieke rel rond dit
transport die zowel door u als de Franse ambassadeur
de kop werd ingedrukt. Het hele voorval werd echter
bevestigd door het kabinet van staatssecretaris Deleuze.
Ik heb begrepen dat u samen met de staatssecretaris op
dat ogenblik een aantal werkgroepen heeft opgericht
waarin ook de gemeenten en het streekplatform werden
betrokken. Het was de taak van deze werkgroepen heel
de problematiek te bespreken want het gaat niet alleen
over dit transport, maar ook over het Federaal Agent-
schap voor Nucleaire Controle dat niet echt opgestart
raakt, de toekomst van de tewerkstelling in de regio, de
investeringen in de gezondheidszorg en de financiering
van het nucleaire passief en de toekomst van het SCK.
Mijnheer de minister, ik heb van enkele burgemeesters
vernomen dat u hen op 20 maart nog uitdrukkelijk de
belofte hebt gedaan in de toekomst met hen te overleg-
gen over nucleaire transporten. Er zouden zelfs afspra-
ken zijn gemaakt voor een nieuwe vergadering einde
maart. Deze vergadering heeft echter nooit plaatsgevon-
den. U zult toch wel begrijpen dat de burgemeesters
maar ook de bevolking van die regio, zich echt bedrogen
voelen als zij via omwegen moeten vernemen dat er toch
een eerste transport zal plaatsvinden.
Vorig weekend hebben de burgemeesters van Geel, Mol
en Dessel een verbod uitgevaardigd op transport, afkom-
stig uit het buitenland, van hoogradioactief afval over hun
grondgebied. Zij waren van mening dat zij niet verant-
woordelijk kunnen zijn voor dit transport en zij haalden
daarvoor ook heel wat redenen aan.
Afgelopen zondag werd door Greenpeace een klacht
ingediend bij de rechtbank van Dendermonde in verband
met dit transport. De Belgische Staat werd in kort geding
gedagvaard maar liet verstek gaan. Zondagavond werd
door de rechtbank van Dendermonde beslist dat er geen
transport van nucleair afval kon plaatsvinden omdat de
rechter oordeelde dat er geen of onvoldoende maatrege-
len waren genomen door de Belgische Staat als zich een
ongeval zou voordoen bij het transport.
Ik heb in het weekend, ook door uw kabinetschef, heel
wat verklaringen over deze zaak horen afleggen. Hij gaf
toe dat West-Vlaanderen geen nucleair rampenplan
heeft en dat het rampenplan van Oost-Vlaanderen niet
operationeel is. Ik heb maandagavond nog de directeur
van het crisiscentrum van de regering in zeer verwarde
termen horen spreken over de relatie tussen het natio-
naal plan en de provinciale plannen en wat er wettelijk is
uitgebouwd.
Mijnheer de minister, u bent in beroep gegaan tegen
deze beslissing. Inderdaad, gisteren volgde een uit-
spraak in het voordeel van de Belgische Staat, waardoor
het transport afgelopen nacht dan toch plaatsvond, ge-
lukkig zonder ongevallen.
Toch blijven de vele opmerkingen rond dit transport-
verhaal overeind. Graag stel ik u dan ook een aantal
concrete vragen.
In verband met de toelating tot het eerste transport van
dit nucleair afval vernam ik graag of er een regerings-
beslissing is over het tijdstip en de vaststelling van de
route. Zo ja, wanneer werd deze beslissing genomen en
was er overleg met staatssecretaris Deleuze die toch
bevoegd is voor het beheer van het afval en de kwaliteit-
controles ? Waarom hebt u geen overleg gepleegd met
de burgemeesters van de betrokken gemeenten ? Ik heb
12
HA 50
COM 171
05-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frieda Brepoels
vernomen dat de burgemeester van Moeskroen zijn
beklag maakte over het feit dat de trein een vol uur
stilstond in een station, zonder dat de betrokken burge-
meester ervan op de hoogte was.
Hebt u kennis van de politieverordening van 1 april 2000
van de burgemeester van Dessel ? Hoe werd hierop
gereageerd ? Ik heb er nog niets over gehoord.
Welke maatregelen hebt u genomen om de veiligheid te
garanderen ? Graag vernam ik welke rol het Federaal
Agentschap voor Nucleair Afval in dit transport heeft
gespeeld. Welke maatregelen werden op lokaal vlak bij
de rijkswacht genomen ?
Mijnheer de minister, ik kan nog altijd niet aanvaarden dat
ons dit alles van bovenaf wordt opgedrongen, want
mocht bij het transport een ongeval gebeuren, dan heeft
men toch de brandweer nodig, die onder leiding van de
burgemeester opereert.
Mijnheer de minister, wanneer overweegt u een ernstig
gesprek met de betrokken gemeenten over het volledig
eisenpakket over de toekomst van de regio ?
Ik kom tot de juridische procedure. Waarom heeft de
Belgische Staat verstek laten gaan ? Ik heb begrepen dat
de nodige stukken niet tijdig werden teruggevonden. Ik
vraag mij af hoe het crisiscentrum van de regering
opereert als men er niet in slaagt om tijdig voor een
rechtbank te verschijnen. Ik heb begrepen dat ondertus-
sen verzet werd aangetekend. Die vraag komt daarmee
dus te vervallen.
Mijnheer de minister, graag kreeg ik een duidelijke uitleg
over de problematiek van het nationale rampenplan en
de provinciale rampenplannen. Waar, wanneer en door
wie werd beslist dat de provinciale rampenplannen niet
gelden bij dit soort transport ? Werd dit ook meegedeeld
aan de betrokken instanties ? Zo ja, wanneer ? Wie leidt
dan dat nationaal rampenplan ? Welke maatregelen wer-
den genomen in geval er toch een ongeval zou gebeu-
ren ?
In de rand van dit verhaal heb ik nog een aantal vragen
in verband met de staking die maandagmorgen bij Belg-
oprocess was opgestart. Die staking is ondertussen,
gelukkig maar, opgeheven. Mijnheer de minister, met het
oog op de toekomst rijzen toch een aantal vragen over de
transporten die gepland zijn in de loop van de volgende
maanden en over de toekomst van de tewerkstelling in
dat bedrijf. Dit is ook belangrijk met het oog op de
veiligheid.
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het is niet de
eerste keer dat ik u een vraag stel over deze materie. In
december 1999 hadden wij hierover reeds een gesprek.
U kent de geschiedenis : eerste minister Verhofstadt en
zijn minister van Buitenlandse Zaken gaan op bezoek in
Frankrijk, krijgen daar een marsorder dat het materiaal
nu dient terug te komen en knikken. Het materiaal dient
terug te komen en u dient dit uit te voeren. Ik heb u toen
vragen gesteld inzake het informeren van de lokale
besturen en van de bevolking. U hebt toen geantwoord :
Alle betrokkenen zullen gehoord worden en wat betreft
het informeren van de bevolking, verwijs ik eigenlijk
terzake naar staatssecretaris Deleuze
. Ik stel daarbij
vragen, op de eerste plaats over de timing van dit
transport.
Mijnheer de minister, versta mij niet fout, hoe dan ook
had dit afval om conventionele redenen terug naar Belgie¨
moeten komen. Alleen was de vraag of dit nu diende te
gebeuren. Op 30 maart 2000 wordt een stakings-
aanzegging ingediend op het ontvangende bedrijf, Belg-
oprocess in Dessel. Een dag later, niettegenstaande de
stakingsaanzegging, beslist u en maakt u bekend dat de
week daarop - een paar dagen later bijgevolg - dat
transport zal starten. Is dat de timing op dat ogenblik, een
dag voor het transport vertrekt ? Zal er dan op dat bedrijf
een paar uur worden gestaakt ?
U kondigt dat aan op 31 maart 2000. Onrechtstreeks
vernemen de openbare besturen dat via de rijkswacht.
Op dat ogenblik bent u 's nachts aan het onderhandelen
met de rijkswacht over hun statuut en de pecuniaire
voorwaarden. U hebt al wel een beslissing getroffen met
betrekking tot het transport, maar weet op dat ogenblik
niet wat de reacties van de rijkswacht zullen zijn als de
gesprekken van die nacht slecht aflopen. De politie van
de lokale besturen had u reeds in de steek had gelaten
en dit had ook kunnen gebeuren met de rijkswacht. Was
dit de juiste timing ? Was dit de juiste timing, mijnheer de
minister, in het licht van het feit dat de controle op
nucleaire activiteiten en op nucleair transport op dit
ogenblik dode letter is ? U bent het daarin met mij eens,
want u hebt in de Ministerraad terzake en met betrekking
tot het Federale Agentschap voor Nucleaire Controle
afgesproken een audit te organiseren. Het FANC is niet
operationeel.
Dat uw ministerie niet operationeel is, hebben wij dit
weekend kunnen vaststellen door het feit dat men 's
zondags en ondanks de vierentwintigurenpermanentie
verstek laat gaan bij een procedure. Iedereen die de
media 's zaterdags en 's zondags volgde, was ervan op
de hoogte dat die procedure dat weekend zou worden
gevoerd voor de rechtbank van eerste aanleg van Den-
dermonde. Dan is er het verstekvonnis gekomen en u
hebt verzet aangetekend. Gelukkig voor u hebt u het
gehaald. Ik heb echter vragen bij de inhoud van dat
vonnis. Overigens heeft dat vonnis geen kracht van
gewijsde en zal er beroep tegen aangetekend worden,
wat relevant zal zijn voor komende transporten. In elk
geval is tijdens de pleidooien niet alles over dat koninklijk
HA 50
COM 171
13
05-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Servais Verherstraeten
besluit van 1991 gezegd. Er staat wel eens een keer
kunnen in, maar met betrekking tot de verantwoorde-
lijkheid van de gouverneur, ook inzake transporten, staat
er ook een paar keer
dienen in. In eerste instantie dient
hierin te worden voorzien in het provinciaal rampenplan.
Het laatste woord is daarover nog niet gezegd.
Mijnheer de minister, u weet dat ik van de streek ben en
bij wijze van spreken op dit nucleaire afval ga wonen.
Merkwaardig is dat deze ochtend in de buurt van het
station van Mol geruchten de ronde deden dat u het
zogezegde provinciale noodplan van de provincie Oost-
Vlaanderen, dat nog niet goedgekeurd was, gisteren of
vandaag zou hebben goedgekeurd. Indien het toch niet
noodzakelijk is, waarom hebt u het dan juist gisteren of
vandaag goedgekeurd ? Of klopt die berichtgeving ter-
zake niet ? In elk geval denk ik dat onze gerechtvaar-
digde vraag van maanden geleden om de lokale overhe-
den tijdig in te lichten, geen of een slecht gevolg heeft
gekregen.
Op 3 april krijg ik van u een persmededeling onder ogen.
Ik citeer :
Het transport vertrekt op 4 april. De lokale
overheden zullen gehoord worden
. Dit betekent dat ze
op 3 april nog niet zijn verwittigd, misschien met uitzon-
dering van de twee of drie gemeenten waar het transport
eindigt. Al de gemeenten die u doorkruist hebt, waren op
3 april nog niet verwittigd. De provinciegouverneur was
niet verwittigd. Uw persmededeling zegt dat ze terzake
zullen ingelicht worden.
Uw federaal noodplan, het koninklijk besluit van 1991,
meldt juist dat de bevolking inzake nucleaire risico's en
urgentieplannen
dient ingelicht te worden. Daar hebt u
toch duidelijk een steek laten vallen met betrekking tot de
organisatie van dit transport.
Mijnheer de minister, ik vraag mij af of uw ministerie,
waar u verantwoordelijk voor bent, afspraken respec-
teert. Ik citeer even uit een brief die u gericht hebt aan de
regio, aan het Streekplatform, want u hebt met de regio
Kempen twee werkgroepen opgericht om de nucleaire
problematiek in zijn geheel te bespreken. Naar aanlei-
ding daarvan schrijven u en staatssecretaris Deleuze :
Verder wordt u bevestigd dat er werd akte genomen van
uw verzoek om het eerste transport van het verglaasd
afval zo laat mogelijk te laten plaatsgrijpen binnen de
geldende tijd voor dit transport, teneinde de inhoudelijke
organisatie van de werkzaamheden van de werkgroepen
reeds beduidend te laten opschieten
. U schrijft met
andere woorden dat u het eerste transport zal opschorten
totdat hun werkgroepen opgeschoten zijn met de bespre-
king van de algemene nucleaire problematiek. Niettegen-
staande uw schriftelijk engagement, vertrekt dit eerste
transport toch. Waarvoor dienen die werkgroepen dan
nog ? Is dit niet meer dan een fac¸ade ?
U bent inderdaad twee keer met de werkgroepen samen-
gekomen, ook gisteren, mijnheer de minister. Terzake is
onder andere een afspraak gemaakt met betrekking tot
eisen van die regio waarvoor de Vlaamse regering be-
voegd is. De eerste minister zou terzake initiatieven
nemen naar de Vlaamse regering. Is dit gebeurd of is dit
niet gebeurd ?
Hoe staat het met de verdere invulling van de eisen
omtrent veiligheid, gezondheid, informatie van de bevol-
king en overleg met alle betrokken lokale besturen ? Hoe
gaat u uw tweede en derde vergunde transport aanpak-
ken ? Zal dit op dezelfde manier gebeuren of zal de
bevolking vooraf ingelicht worden ?
Als er zoveel veiligheidstests zijn gebeurd op de bewuste
container, waarom konden dan de gemeentebesturen
van alle gemeenten die door dit transport werden aan-
gedaan, niet gei¨nformeerd worden ? U had de bevolking
bijvoorbeeld naar films kunnen laten kijken waarop die
veiligheidstests aangetoond worden. U kon dan zeggen
dat als er vragen waren, u ze zou beantwoorden zodanig
dat er emoties en negatieve gevoelens konden worden
weggenomen.
U had een pak ongerustheid kunnen wegnemen. U hebt
dit nagelaten. Zal u dezelfde werkwijze naleven bij het
tweede en derde transport ? Wat is uw timing met
betrekking tot dit tweede en derde transport ?
De heer Hagen Goyvaerts (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik had graag
nog enige toevoegingen gedaan bij de vragen en toelich-
tingen van mevrouw Brepoels en de heer Verherstraeten.
Het eerste transport van verglaasd radioactief afval heeft
vannacht en vanmorgen plaatsgevonden. Er blijven ech-
ter nog een aantal vragen die enerzijds juridisch-
organisatorisch van aard zijn en anderzijds te maken
hebben met de politieke context van de laatste dagen.
Een eerste luik betreft de toepassing van het nationaal
noodplan versus de provinciale noodplannen voor het
transport van kernafval door de betrokken provincies. Er
zou naar verluidt geen provinciaal noodplan bestaan voor
West-Vlaanderen voor het transport van radioactief afval.
Het noodplan van Oost-Vlaanderen zou niet operationeel
zijn. In het kader van het geplande transport zou er
tevens nogal wat ongenoegen bestaan over de gebrek-
kige informatie aan de betrokken gemeenten en lokale
overheden. Men kan zich terecht afvragen op basis van
welk plan de brandstofstaven de kerncentrale van Doel
destijds richting La Hague hebben verlaten. We hebben
hier immers te maken met een identieke problematiek.
Een tweede element heeft mijn inziens een politieke
dimensie. Ik weet niet wat er zou zijn gebeurd indien
Agalev niet in de regering zou zitten. Het feit dat zich in
Mol slechts een 20-tal milieuactivisten hebben verzet
14
HA 50
COM 171
05-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Hagen Goyvaerts
tegen het transport staat in schril contrast met de mas-
sale mobilisaties die in het buitenland tegen dergelijke
transporten worden gevoerd. Het verbaast mij trouwens
dat geen enkel Agalev-parlementslid, vanuit hun anti-
kernenergiehouding, zich bij deze vraag aansluit. De
houding van de SP-burgemeester van Mol, de VU-
burgemeester van Dessel en de CVP-burgemeester van
Geel lijkt mij ook niet erg logisch. Tot voor een jaar
zouden zij er alles aan gedaan hebben om alle activitei-
ten rond laag- en hoogradioactief afval in de Kempen te
behouden. Liever werk in eigen streek om te vermijden
dat een deel naar Wallonie¨ zou gaan. In het licht van de
nakende gemeenteraadsverkiezingen is dit blijkbaar niet
meer relevant want zij wensen zich met een milieubewust
imago te profileren. Men komt dus met politievorderingen
voor de dag om het nucleair transport op het gemeente-
lijk grondgebied te verbieden.
Ik kom tot mijn vragen, mijnheer de minister. Ten eerste,
waarom heeft de regering, met betrekking tot de veroor-
deling, verstek laten gaan ? Ten tweede, iedere provincie
kan volgens de wet een noodplan voor nucleaire trans-
porten opstellen. Op basis van welke argumenten kan
een rechter oordelen over de geldigheid van deze pro-
vinciale rampenplannen ? Ten derde, vermits het natio-
naal noodplan voor het transport van radioactief afval van
toepassing is, wil ik weten wie de coo¨rdinatie voert.
Welke structuur wordt gehanteerd om de betrokken
gemeenten en lokale overheden te informeren ? Welke
rol speelt het Federaal Agentschap in de organisatie van
dergelijke transporten ?
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, je voudrais d'abord dire la chose qui me
parai^t la plus importante : le retour a eu lieu dans de
parfaites conditions de se´curite´. Les de´chets sont a`
Dessel; il n'y a eu aucun proble`me. Je m'e´tonne donc
que l'on ne se re´jouisse pas du succe`s de l'ope´ration.
Avant que ce transport n'ait eu lieu, on pouvait exprimer
des inquie´tudes; mais une fois qu'il est fait, on doit se
re´jouir du re´sultat, avec l'objectivite´ qui caracte´rise tous
les parlementaires. L'ope´ration est re´ussie et s'est de´-
roule´e en parfaite se´curite´.
Ensuite, je tiens a` rappeler que les choses e´taient claires
de`s le de´but. Je suis venu m'expliquer plusieurs fois de
manie`re de´taille´e au parlement. J'ai rappele´ nos enga-
gements internationaux, qui remontent d'ailleurs a` une
e´poque ante´rieure a` celle ou` je suis devenu ministre de
l'Inte´rieur. J'ai rappele´ quelles e´taient les exigences
re´glementaires nationales et internationales en ce qui
concerne les autorisations a` conce´der. Ces de´cisions ont
e´te´ confirme´es a` plusieurs reprises par l'entie`rete´ du
gouvernement. Et je me suis livre´ a` une multitude de
concertations, jusque et y compris avec la plate-forme
campinoise. Des groupes de travail ont e´te´ mis en place,
qui n'ont d'ailleurs pas termine´ leurs travaux, pour ce qui
concerne la se´curite´. D'autres ont e´te´ charge´s d'e´tudier
l'avenir du nucle´aire dans la re´gion campinoise.
Comme je l'avais toujours annonce´, le retour a eu lieu
dans le cadre de la fourchette qui e´tait impose´e pour des
raisons de se´curite´. Nous n'avons eu aucune surprise.
Toutes les explications ont e´te´ donne´es, les concerta-
tions mene´es, les de´cisions prises. L'engagement pris a
e´te´ respecte´ dans de bonnes conditions.
Quels sont les re´troactes ? En 1978, un contrat de
retraitement fut conclu entre Synatom et Cogema France
en vue du retraitement des combustibles irradie´s belges
des centrales de Doel et de Tihange. Le contrat portait
sur une quantite´ totale de 670 tonnes d'uranium irradie´.
Les de´chets vitrifie´s re´sultant du retraitement devaient
revenir en Belgique. Pour l'entreposage provisoire pen-
dant au moins cinquante ans de ces blocs en verre, le
ba^timent 136 de Belgoprocess a` Dessel fut construit.
C'est pour cela qu'il a e´te´ construit.
L'arre^te´ d'autorisation pour cet entrepo^t fut de´livre´ en
1990, monsieur Verherstraeten. Le 24 fe´vrier 2000, un
transport test a e´te´ effectue´ avec un conditionnement
vide. Par la me^me occasion, l'infrastructure pour l'ope´ra-
tion de transbordement a` la gare de Mol et l'installation
de re´ception du ba^timent 136 chez Belgoprocess ont e´te´
teste´es.
Quels sont les re´troactes des dossiers d'autorisation
aupre`s de l'administration ? Le 14 mai 1986, les autorite´s
franc¸aises ont entame´ la proce´dure de rapatriement pour
huit transferts. Ensuite, les parties concerne´es ont de´-
pose´ diffe´rentes demandes d'autorisations. Le dossier
complet fut transmis par l'administration au ministre de
l'Inte´rieur le 30 mars 1998. Le 14 septembre 1998, les
autorite´s franc¸aises renouvellent leur demande, pour
quatre transferts cette fois-ci.
Qu'en est-il des autorisations qui ont e´te´ de´livre´es par le
ministre de l'Inte´rieur ? Le retour en question doit s'ef-
fectuer selon les re`gles en vigueur nationales et interna-
tionales en vue du transport et de l'importation de matie`-
res radioactives et du transfert frontalier de de´chets
radioactifs. Ceci implique que comme ministre de l'Inte´-
rieur, je dois, en vue du transport pre´vu, fournir soit une
approbation ou une autorisation pour :
- le type de colis utilise´ pour le transport de blocs de
verre;
- le transport. Cette autorisation concerne le transport
ferroviaire par la SNCB a` partir de la frontie`re franc¸aise
jusqu'a` la gare de Mol, la correspondance par la route
vers Belgoprocess a` Dessel par Transnubel;
- l'importation;
HA 50
COM 171
15
05-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
- la proce´dure europe´enne pour le transfert transfronta-
lier des de´chets radioactifs au sujet de laquelle notre
pays marque son accord pour le transfert de ces blocs en
verre de la France vers la Belgique, ce qui permet aux
autorite´s franc¸aises compe´tentes de de´livrer le permis de
transfert a` Cogema.
J'ai de´livre´ ces autorisations le 22 novembre 1999.
Comment justifier le choix du moyen de transport et du
trajet ? Un transport ferroviaire entre la frontie`re belgo-
franc¸aise (Mouscron) et Mol, et une correspondance par
la route requie`rent le minimum de manipulations sur le
territoire belge et limitent le trajet par la route a` seulement
quelques kilome`tres. Le trajet ferroviaire exact a e´te´ trace´
par la SNCB; et celui par la route fut approuve´ par le
ministre des Transports en raison du fait qu'il s'agissait
d'un transport exceptionnel du point de vue de la masse
autorise´e.
En outre, les mesures de se´curite´ prises autour de ce
transport se situaient a` trois degre´s diffe´rents. Tout
d'abord, la protection technique du conteneur, laquelle
reposait pour l'essentiel sur des dispositifs de se´curite´
passifs au niveau de l'emballage : e´tanche´ite´, protection
contre les radiations, e´vacuation de la chaleur, tant dans
des circonstances normales qu'en cas d'accident - et j'ai
d'ailleurs de´ja` explique´ cela longuement en cette com-
mission. Deuxie`ment, la protection individuelle des ac-
compagnateurs du transport : les intervenants pouvant
se trouver a` proximite´ de l'emballage e´taient e´quipe´s de
mesureurs de doses et, relativement aux transports sur
la route, un ve´hicule du Service
contro^le physique du
transporteur
assurait obligatoirement une escorte, outre
celle exige´e de la gendarmerie dans le cadre de la
protection physique. Enfin, le maintien de l'ordre public
e´tait bien e´videment assure´ par la gendarmerie.
Par ailleurs, comment se sont effectue´es la direction et la
coordination des ope´rations ? En raison du caracte`re
exceptionnel de ce transport et compte tenu des dispo-
sitions de la loi du 29 mars 1958 relative a` la protection
de la population contre les dangers des radiations ioni-
santes, notamment les articles 1 a` 9 inclus, qui attribuent
au Roi un pouvoir e´tendu dans cette matie`re, j'ai moi-
me^me assure´ la coordination des ope´rations depuis le
centre de crise a` Bruxelles.
De plus, le plan ge´ne´ral d'urgence, fixe´ par arre^te´ royal,
pre´voit que c'est le niveau fe´de´ral qui de´cide des contre-
mesures a` adopter en cas d'urgence radiologique. Le
plan ne prescrit aucune action de´taille´e de protection
relative au transport de matie`res radioactives. Il dit
seulement que le Service de protection contre les radia-
tions ionisantes doit coordonner les mesures a` prendre et
qu'il peut faire usage, dans le cas d'une intervention de
grande envergure, des prescriptions des plans d'urgence
ge´ne´raux provinciaux.
Hier, j'e´tais assiste´ dans cette ta^che par une cellule de
gestion qui a e´te´ active´e hier soir a` 23h30 et qui est
compose´e de repre´sentants de Synatom, Transnubel, la
SNCB et la gendarmerie.
Les pre´sidents de la Cellule d'e´valuation et de la Cellule
de mesure (appartenant au SPRI), ainsi que du CO-
RECO (comite´ restreint de coordination) e´taient e´gale-
ment pre´sents au centre de crise. Le repre´sentant du
gouverneur de la province d'Anvers se trouvait dans le
centre de coordination local a` Dessel.
Des instructions particulie`res furent donne´es aux gouver-
neurs de province. Ils e´taient prie´s de tenir le ministre
informe´ de tous les re`glements de police communaux,
pris sur le territoire de leur province, qui seraient de
nature a` encombrer le transport pre´vu et, si cela s'ave´rait
ne´cessaire, de prendre, en exe´cution de l'article 139 bis
de la loi provinciale, les de´cisions et les mesures requi-
ses en vue de restaurer l'ordre public local et la se´curite´
publique. Ils e´taient e´galement prie´s d'organiser un
stand-by qui, en cas de besoin, aurait pu servir de point
de contact avec la cellule de gestion au centre de crise.
Quelle fut la chronologie de ce transport ? Le train est
arrive´ a` Mouscron a` 01h52; il a quitte´ la gare de
Mouscron a` 02h54; il est arrive´ a` la gare de Mol a` 05h35;
il a quitte´ la gare de Mol plus ou moins vers 10h du matin
et est arrive´ sur le site de Belgoprocess vingt minutes
plus tard.
Y a-t-il eu des difficulte´s de parcours ? Selon les dernie`-
res informations dont je dispose, le transport s'est de´-
roule´ dans les meilleures conditions. J'ai cependant du^
faire face a` deux proble`mes. Dimanche soir, le juge en
re´fe´re´, n'ayant entendu que les opposants, a interdit le
transport des de´chets vitrifie´s sur le territoire de la ville de
Termonde. Mais, mardi matin, apre`s avoir entendu les
arguments de l'Etat, il a retire´ son interdiction. En effet,
ainsi que je l'ai expose´ dans le cadre de la planification
d'urgence nucle´aire, la non reconnaissance formelle du
plan provincial ne porte pas atteinte a` la se´curite´ publi-
que.
Ce plan existe et a de´ja` fait l'objet d'un certain nombre
d'exercices. Depuis 1997, il n'avait jamais e´te´ formelle-
ment approuve´ parce qu'il subsistait deux petites diffi-
culte´s entre administrations.
En matie`re de se´curite´, il y a une dimension psychologi-
que. Peut-e^tre ne le comprenez-vous pas parce que vous
n'assumez pas cette responsabilite´. De`s que j'ai connu la
de´cision du tribunal qui confirmait l'interpre´tation donne´e
par mes services en ce qui concerne les exigences des
plans de se´curite´, j'ai approuve´, par arre^te´ ministe´riel
imme´diatement d'application, le plan provincial qui e´tait
inutile en l'espe`ce mais qui e´tait de nature a` rassurer, sur
le plan psychologique, ceux qui pouvaient encore avoir
des inquie´tudes.
16
HA 50
COM 171
05-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
Lundi, les trois bourgmestres de Mol, Geel et Dessel ont
pris des ordonnances de police interdisant le transport
sur leur commune. La loi de 1958 que j'ai cite´e est claire
sur ce point. Cette compe´tence n'appartient pas aux
autorite´s de´centralise´es et est confie´e au ministre de
l'Inte´rieur. En conse´quence, les re`glements ont e´te´ an-
nule´s par arre^te´ royal, le jour me^me.
En re´sume´, non seulement le transport s'est bien passe´.
Ceux qui seraient comme Saint-Thomas ont pu constater
que, comme je l'avais annonce´, les choses se passaient
normalement. Tout cela a e´te´ conforme aux engage-
ments que nous avions pris sur le plan international, aux
re`glements nationaux et internationaux, a e´te´ l'objet
d'une concertation et de de´cisions au niveau du gouver-
nement qui assume solidairement cette responsabilite´.
En ce qui me concerne, j'ai assure´ la direction des
ope´rations. Je tiens d'ailleurs, parce que les conditions
n'e´taient pas faciles, a` profiter de l'occasion pour adres-
ser mes remerciements et mes fe´licitations a` tous ceux
qui ont fait que cette ope´ration soit un succe`s sur le
terrain.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de minis-
ter, ik dank u uiteraard voor dit antwoord, hoewel het niet
zo eenvoudig is om alle in de toelichting aangehaalde
technische aspecten en data te beoordelen. Ik heb in het
begin gezegd dat er gelukkig geen ongevallen gebeur-
den bij het transport. Ik heb daar uitdrukkelijk op gewe-
zen, maar dit houdt ook in dat er nog heel veel vragen zijn
voor de toekomst. Ik zou niet te vlug juichen omdat er
niets is gebeurd : er komen nog veel transporten.
Uit uw uiteenzetting heb ik uitdrukkelijk begrepen dat er
veel overleg werd gepleegd. Dat is zo, maar niet over het
transport als zodanig gedurende de afgelopen dagen. De
burgemeesters noch de gouverneurs waren ingelicht. U
verwijst nu naar een vergadering van gisteren, maar dat
is werkelijk het allerlaatste ogenblik. Toen werden er al
juridische procedures gevoerd en waren er al politiever-
ordeningen uitgevaardigd door burgemeesters. Pas dan
roept u de gouverneurs samen en dat is ruim laat.
U hebt ook een aantal maatregelen opgesomd die wer-
den genomen inzake begeleiders, escorte en het trans-
port zelf. De bevolking blijft echter helemaal in het
ongewisse. Het werd hier reeds aangestipt : men had de
bevolking perfect kunnen informeren. De psychologische
geruststelling waar u het over had, is toch echt wel een
lachertje. Als een minister om een aantal besturen,
overheden en misschien ook een deel van de bevolking
psychologisch gerust te stellen al dan niet een plan
ondertekent, roept dat bedenkingen op. Ofwel is dat
provinciaal plan nodig, ofwel niet. Als u zegt dat u de
leiding had en de gouverneurs u maar moesten verwitti-
gen en inlichten als er een probleem ter plaatse was, dan
blijft nog altijd mijn vraag op welk ogenblik de provinciale
rampenplannen dan in werking zouden treden en welke
maatregelen in dat verband waren genomen.
U hebt ook helemaal niets gezegd over het FANC en de
rol die het bij dit transport heeft gespeeld. Het zou hier
nochtans een heel belangrijke rol kunnen spelen, maar
blijkbaar spreekt u daar niet over, ook niet voor de
toekomst. Evenmin hebt u iets gezegd over heel de
juridische procedure. U had die perfect kunnen ontwijken
door op een normale manier in te gaan op deze proble-
matiek in het weekend. Ik heb ook niets gehoord over het
eisenpakket van de regio voor de toekomst. Ik zou toch
graag weten wanneer u daar ernstig werk van denkt te
maken, uiteraard samen met uw collega Deleuze.
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mijnheer de
minister, ik kan met u beamen dat het transport, behou-
dens een paar incidenten met Moeder Aarde in Dessel,
een succes is geweest. Het was een succes ondanks de
slechte voorbereiding vanwege uw administratie en wel-
licht dankzij de fenomenale inspanningen van alle men-
sen op het terrein.
Ik stel vast dat ik op bepaalde vragen geen antwoord
krijg. Hoe gaat u een tweede en een derde transport, dat
reeds vergund is, organiseren ? Wanneer gaat u het
organiseren ? Heeft de eerste minister, zoals u recente-
lijk beloofde in de werkgroep, reeds initiatieven genomen
ten aanzien van de Vlaamse regering, met betrekking tot
eisen van de regio omtrent tewerkstelling ?
Ik blijf vaststellen dat afspraken die u met de regio had
gemaakt, namelijk het eerste transport op te schorten tot
er vooruitgang was met betrekking tot veiligheid, gezond-
heid en financiering van passiva, niet gerespecteerd
worden.
U zegt dat het plan van Oost-Vlaanderen, om emotionele
redenen is goedgekeurd. Mijnheer de minister, ik vind het
al te toevallig dat dit nu plaatsvindt, na het vonnis. U bent
niet gerust in het eindresultaat van dat vonnis.
Het staat in elk geval vast dat, met een niet-goedkeuring,
de mogelijkheid bestond om Doel te sluiten. Hoe dan ook
was de goedkeuring daarvoor nodig. Doel functioneerde
jaren zonder een goedgekeurd provinciaal noodplan, in
strijd met uw koninklijk besluit. Ik deel uw interpretatie
niet en u bent er ook niet zeker van want anders had u dit
provinciaal noodplan niet tijdens het transport goedge-
keurd. De problemen zijn daarmee nog niet opgelost.
Hoe dan ook verplicht u mij om, in het licht van uw
standpunt, wetgevende initiatieven te nemen om u bij de
volgende transporten te verplichten - indien dit wetge-
vend initiatief zal gevolgd worden door de meerderheid
en het parlement - vooraf heel de bevolking, want daar
gaat het om, in te lichten omtrent de risico's van het
transport en de veiligheidsmaatregelen die hierover
vooraf zijn genomen en omtrent de urgentiemaatregelen
die gepland zijn moest er zich toch een calamiteit voor-
doen.
HA 50
COM 171
17
05-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De heer Hagen Goyvaerts (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord dat
weliswaar niet volledig was. Ik kan er slechts aan toe-
voegen dat uit dit eerste transport toch een aantal lessen
te trekken zijn die er moeten toe bijdragen dat de
volgende transporten waarschijnlijk zonder al te veel
juridische hindernissen kunnen worden georganiseerd.
Het is ook zo dat, in een land dat nagenoeg 60% van zijn
elektriciteit haalt uit kernenergie, men ook de consequen-
ties voor het opslaan van radioactief afval moet aanvaar-
den en dan ook de afhandeling in de best mogelijke
omstandigheden moet laten gebeuren.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, je suis heureux que M. Verherstraeten
reconnaisse que tout s'est bien passe´. J'avais eu l'im-
pression tout a` l'heure qu'il e´tait un peu triste qu'il n'y ait
pas eu de proble`me de se´curite´. Monsieur Verherstrae-
ten, je retiens de votre deuxie`me intervention votre
satisfaction de constater que tout s'est bien passe´.
En ce qui concerne les nouveaux transports, vous avez
raison. Une expe´rience avait e´te´ re´alise´e a` vide. Un
transport re´el vient d'e^tre fait. Il y a certainement des
enseignements a` en tirer mais, pour ce faire, je dois
recevoir de la part des diffe´rents services les rapports
de´taille´s.
Par ailleurs, j'ai pris l'initiative de re´unir les groupes de
travail avec ce qu'on appelle la plate-forme campinoise.
Ma compe´tence dans toutes ces affaires est limite´e. J'ai
demande´ au premier ministre de s'y associer, ce qu'il a
fait. J'ai fait la me^me demande au secre´taire d'Etat,
M. Deleuze, qui a e´galement accepte´. La proce´dure va
se prolonger, mais cela concerne plus mes deux colle`-
gues que moi-me^me.
L'agence fe´de´rale attend depuis 1995 d'e^tre fonction-
nelle. Entre-temps, on a utilise´ les services du SPRI et
les quelques agents faisant partie du cadre de l'agence
fe´de´rale. Lors de la re´union du gouvernement de la
semaine dernie`re, il a e´te´ de´cide´ que tout serait fait pour
que l'ensemble des services de l'agence fe´de´rale soient
fonctionnels pour le mois d'octobre au plus tard.
Enfin, a` la fois pour les e´le´ments objectifs et subjectifs,
monsieur Verherstraeten, j'assume la responsabilite´ de
ce transport. Vous accorderez au ministre de l'Inte´rieur
de faire ce qu'il estime ne´cessaire de faire, y compris sur
le plan psychologique, pour que ce transport se de´roule
dans de bonnes conditions. Il y a des e´le´ments objectifs
et subjectifs dans les re´actions de la population. J'essaie
d'inte´grer tout cela et, depuis le de´but de ces ope´rations,
j'ai fait ce que j'estimais devoir faire. Je me re´jouis du
re´sultat.
Je me re´jouis aussi que la Belgique soit un Etat de droit.
En effet, nous n'avons fait qu'exe´cuter des engagements
qui auraient du^ l'e^tre depuis bien longtemps, et cela a e´te´
fait conforme´ment a` la loi. Il n'y a donc pas a` se vanter de
ce retour, ce n'e´tait que l'exe´cution e´le´mentaire et selon
les re`gles existantes de nos obligations nationales et
internationales.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, ik denk dat niemand de verantwoordelijkheid van
de minister van Binnenlandse Zaken in dit verhaal be-
twist. Mijnheer de minister, u bent uiteindelijk verantwoor-
delijk voor de wijze waarop dit transport wordt georgani-
seerd. Als u zegt dat u het volgens de wettelijke
bepalingen terzake heeft gedaan, stellen wij vast dat de
mensen ter plekke, de diensten en alle betrokken instan-
ties niet op de juiste manier zijn gei¨nformeerd en betrok-
ken. Ik hoop dat u daaruit lessen zult trekken voor de
toekomstige transporten. Dat willen wij vandaag aankla-
gen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de Mme Martine Dardenne au ministre
de l'Inte´rieur et a` la ministre de la Protection de la
consommation, de la Sante´ publique et de l'Environ-
nement sur
la transcription de la directive 96/29
Euratom
Mondelinge vraag van mevrouw Martine Dardenne
aan de minister van Binnenlandse Zaken en tot de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
de omzetting van de richtlijn
96/29 Euratom
(nr. 1499)
Mme Martine Dardenne (AGALEV-ECOLO) : Monsieur
le pre´sident, monsieur le ministre, chers colle`gues, ma
question porte elle aussi sur les de´chets nucle´aires.
Me^me si ce proble`me est moins spectaculaire, il me
parai^t tout aussi important, voire davantage.
La directive 96/29 Euratom adopte´e il y a pre`s de quatre
ans par le conseil des ministres contre l'avis du parle-
ment europe´en doit e^tre transpose´e en droit national
dans un de´lai relativement rapproche´. En fait, cette
directive fixe les nouvelles normes de base relatives a` la
protection des populations et des travailleurs contre les
risques de la radioactivite´. Elle renforce globalement la
norme de 1990, sachant qu'entre-temps les risques de la
radioactivite´ ont e´te´ re´e´value´s et que toute exposition a`
cette radioactivite´, quel que soit le niveau, doit e^tre
conside´re´e comme dangereuse. Cependant, cette direc-
tive comporte deux dispositions dangereuses, voire inac-
ceptables a` notre avis.
18
HA 50
COM 171
05-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Martine Dardenne
La premie`re disposition soule`ve un proble`me qui me
parai^t tre`s grave. Elle permet en effet de fixer des seuils
d'exemption, en dec¸a` desquels on conside`re que les
substances radioactives deviennent non radioactives. Si
un tel syste`me peut se justifier s'il s'applique a` de petites
quantite´s de radio-isotopes faiblement radiotoxiques et a`
vie courte - par exemple ceux que l'on utilise pour les
diagnostics dans les ho^pitaux -, on comprend tout le
risque qu'il y a a` l'e´tendre a` l'ensemble des radioe´le´-
ments, y compris les e´metteurs alpha. Ces derniers ont
une longue dure´e de vie et sont particulie`rement dange-
reux lorsqu'ils sont inge´re´s ou inhale´s.
Les seuils d'exemption portant soit sur des quantite´s, soit
sur des concentrations, il est e´vident que la division des
grandes quantite´s ou la dilution des concentrations trop
e´leve´es permet de contourner la loi. C'est donc la porte
ouverte a` une disse´mination ge´ne´ralise´e et irre´versible
des de´chets radioactifs dans l'environnement.
Je signale que l'ONDRAF a de´ja` anticipe´ sur la transcrip-
tion de cette directive puisqu'en 1994, son rapport faisait
e´tat de 130 000 me`tres cubes de de´chets de faible
radioactivite´. Or, en 1997, son rapport ne faisait plus e´tat
que de 60 000 me`tres cubes. Il est donc e´vident qu'une
partie de ces de´chets ont e´te´ conside´re´s comme e´tant
de´classe´s et qu'ils ont e´te´ renvoye´s dans l'environne-
ment. Je rappelle que c'est pre´cise´ment ce principe du
de´classement des de´chets qui a provoque´ la crise de la
dioxine. Or, l'article 5 de la directive en question autorise
les Etats membres a` adopter le principe de l'exemption,
sans pour autant qu'il y ait obligation.
La deuxie`me disposition de la directive qui nous inquie`te,
c'est le remplacement de l'interdiction ge´ne´rale d'ajouts
de substances radioactives aux produits et objets a`
usage domestique par le principe de l'autorisation pre´a-
lable au cas par cas, pour autant que cela soit justifie´. Je
citerai un exemple : en France, on autorise l'ajout d'ura-
nium appauvri dans certains e´maux pour une question de
coloration.
Une transposition me´canique de la directive risque donc
de ge´ne´raliser ce type d'usage justifie´, sans qu'aucun
e´tiquetage ne soit pre´vu en outre.
De`s lors, pourriez-vous re´pondre aux questions suivan-
tes, monsieur le ministre ? Cette transposition qui a
notamment trait a` l'arre^te´ royal de 1963 que vous avez
e´voque´, fera-t-elle l'objet d'un projet de loi au parle-
ment ? La Belgique utilisera-t-elle la faculte´ laisse´e aux
Etats membres de ne pas choisir la voie des seuils
d'exemption, ce qui me parai^trait raisonnable ? Dans le
cas contraire, comment envisagez-vous de pre´venir les
populations, voire de les prote´ger contre la disse´mination
dans l'environnement de de´chets radioactifs qui seront
conside´re´s comme n'e´tant plus radioactifs ?
Troisie`me question quant a` l'autorisation d'ajouts dans
les produits a` usage domestique : la transposition
veillera-t-elle a` introduire des conditions d'application
telles qu'elles excluent de facto ce genre de pratiques -
ce qui peut e^tre fait ? Et la` aussi, comment comptez-vous
sensibiliser et avertir le consommateur puisque, si jamais
on acceptait ce principe, il n'y a pas d'e´tiquetage pre´vu ?
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, je vais essayer de re´pondre pre´cise´-
ment a` une question qui a des aspects forts techniques.
Il est vrai que toute exposition aux rayonnements, me^me
a` petites doses, pre´sente un certain risque d'induire a`
plus ou moins long terme un cancer chez la personne
expose´e ou un effet he´re´ditaire chez ses descendants.
Par ailleurs, il est e´galement vrai que nous sommes tous
expose´s en permanence a` des rayonnements ionisants
d'origine naturelle provenant du cosmos, du sol ou des
constituants me^mes de notre organisme. L'importance
de cette irradiation naturelle est tre`s variable d'un endroit
a` l'autre, me^me en Belgique. Hors radon, elle vaut dans
notre pays en moyenne 1 millisievert par an. Bannir
totalement ce type de risque est donc impossible.
L'approche suivie par la directive europe´enne ainsi que
par tous les organismes internationaux e´mettant des
recommandations en la matie`re est donc de comparer
les risques lie´s aux radiations ionisantes avec les autres
risques professionnels ou de la vie courante, et de fixer
des normes qui soient justifie´es par comparaisons. C'est
sur la base de telles comparaisons que la directive
impose pour la population une limite de dose de 1
millisievert par an et par personne pour l'ensemble des
expositions provenant de pratiques humaines, a` l'exclu-
sion des doses rec¸ues en me´decine comme patient, car,
dans ce cas, limiter la dose peut empe^cher de re´aliser un
diagnostic ou un traitement et nuire gravement a` la sante´
du malade.
A une dose d'irradiation d'un millisievert correspond,
selon les estimations scientifiques les plus re´centes, une
probabilite´ d'induction d'un cancer ou d'un autre effet a`
long terme de l'ordre d'un peu moins d'une chance sur
10 000. C'est le risque correspondant a` une anne´e de vie
sur terre au sein de la radioactivite´ naturelle. Et la
directive autorise au grand maximum, et sans que cela
soit pour autant conside´re´ comme automatiquement ac-
ceptable, un doublement de ce risque en raison des
activite´s humaines.
Venons-en a` pre´sent a` votre premie`re remarque concer-
nant les seuils d'exemption. Ceux-ci ne repre´sentent pas
une nouveaute´. Ils existent de´ja` aujourd'hui en Belgique
dans le cadre de ce qu'on appelle les e´tablissements de
classe IV qui ne sont pas soumis a` la police des
e´tablissements classe´s. Les seuils de classe IV de la
nouvelle directive baptise´ seuil d'exemption - exemption
HA 50
COM 171
19
05-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
signifiant exemption de de´claration de la pratique - ont
e´te´ calcule´s de manie`re a` ce que, pour les sce´narios les
plus de´favorables que l'on a pu imaginer, la dose rec¸ue
par tout citoyen en raison de la pratique faisant l'objet
d'une exemption ne de´passe pas un centie`me de milli-
sievert, cent fois moins que la radioactivite´ naturelle. Il ne
me parai^t pas que dans ces conditions, la sante´ de la
population soit mise en danger et que la Belgique doive
renoncer a` appliquer le syste`me des niveaux d'exemp-
tion figurant dans la directive.
Par contre, vous avez raison quand vous signaliez que
ces seuils ont e´te´ choisis dans l'hypothe`se de quantite´s
mode´re´es de mate´riaux contenant des substances ra-
dioactives de l'ordre d'environ une tonne au maximum.
Cette pre´cision indispensable, qui n'a pas e´te´ reprise
explicitement dans la directive, a e´te´ re´introduite dans le
projet belge de transposition.
Par ailleurs, vous citez dans vos questions l'article 5 de la
directive. Ce dernier ne concerne pas les seuils d'exemp-
tion mais bien les seuils de libe´ration. De tels seuils
peuvent e^tre fixe´s par les autorite´s nationales et doivent
respecter le me^me crite`re de dose que dans le cas des
exemptions, a` savoir un centie`me de millisievert. Nous
sommes tre`s conscients du danger potentiel que pourrait
repre´senter une application laxiste et non coordonne´e de
ces seuils de libe´ration.
C'est pourquoi le projet belge de transposition des direc-
tives europe´ennes impose un arsenal de conditions tre`s
se´ve`res pour toute libe´ration de de´chets radioactifs
(seuils non applicables et dispositions plus se´ve`res pour
le de´classement d'installations ainsi que pour les de´chets
hospitaliers; inventaire strict et obligation d'historique des
de´chets; option privile´gie´e de trac¸abilite´, dilution interdite,
contro^le de destination, etc). Dans les cas ou` une telle
libe´ration est possible, le projet belge fixe des seuils de
libe´ration tre`s stricts et toujours bien infe´rieurs aux seuils
d'exemption. Fort heureusement, un accord s'est des-
sine´ au sein des experts europe´ens pour recommander
l'adoption commune de ces seuils de libe´ration se´ve`res.
En ce qui concerne les produits a` usage domestique,
signalons d'abord que la directive, en son article 6.5,
interdit l'addition intentionnelle de substances radioacti-
ves dans la production de denre´es alimentaires, de
jouets, de parures et de produits cosme´tiques. Le projet
belge de transposition des directives europe´ennes main-
tient par ailleurs l'interdiction actuelle d'ajouter des subs-
tances radioactives aux produits et objets a` usage do-
mestique, ainsi que l'obligation de justifier, devant le
Conseil supe´rieur d'hygie`ne, toute autre pratique impli-
quant une exposition du public aux radiations ionisantes.
Mme Martine Dardenne (AGALEV-ECOLO) : Monsieur
le pre´sident, j'ai quelques commentaires a` faire et l'une
ou l'autre question a` poser.
Il ne me semble pas correct de comparer la radioactivite´
naturelle et la radioactivite´ artificielle. Il est clair qu'il y a
de la radioactivite´ ambiante et que notre organisme
lui-me^me, dans certains de ses constituants, pre´sente de
la radioactivite´. Mais c'est quelque chose d'inte´gre´ dans
le fonctionnement du corps humain et que celui-ci assi-
mile. Par contre, la radioactivite´ artificielle est tout a` fait
diffe´rente et on ne connai^t pas les me´canismes de
fonctionnement et d'appre´hension du corps humain par
rapport a` ce phe´nome`ne. Il y a encore beaucoup d'in-
connues a` ce niveau. Cette comparaison est de`s lors tout
a` fait fallacieuse.
Argumenter du fait qu'il y a de la radioactivite´ naturelle
pour justifier qu'on ajoute de la radioactivite´ artificielle ne
me parai^t pas non plus intellectuellement correct. Quand
on sait que toute radioactivite´ est nocive, je pense qu'il
est inutile d'en ajouter a` ce qui existe de´ja` naturellement.
Je suis contente d'apprendre que la dilution est interdite,
que vous avez fixe´ des quantite´s maximales a` la tonne.
Cependant, comment va-t-on contro^ler qu'on ne dilue
pas des concentrations et qu'on ne fractionne pas des
quantite´s ?
Vous me dites qu'on interdit l'addition de radioactivite´
dans les produits alimentaires, etc. Heureusement ! Cela
dit, petit de´tail en passant, on irradie les aliments. On
interdit e´galement la radioactivite´ dans les jouets et on ne
peut que s'en fe´liciter.
Vous me dites aussi qu'on maintient l'interdiction mais
qu'il faut justifier toute autre pratique. Je ne comprends
pas. Y aurait-il de´rogation dans certains cas ? Quelque
chose m'e´chappe.
Monsieur le ministre, votre re´ponse ayant e´te´ assez
technique, pourrais-je disposer d'une copie de votre
texte ?
M. Antoine Duquesne, ministre : Madame Dardenne,
vous donner le texte est la chose la plus facile a` faire.
Quant a` vos commentaires et vos opinions, ils vous
appartiennent et c'est ce qui fait que nous pouvons
diverger. Voila` un de´bat de´mocratique.
Mme Martine Dardenne (AGALEV-ECOLO) : Le parle-
ment aura-t-il un droit de regard sur la transcription ou
cette proce´dure se fait-elle uniquement par le biais d'un
arre^te´ royal ? En effet, il s'agit simplement de la modifi-
cation d'un arre^te´ et non du de´po^t d'une loi.
M. Antoine Duquesne, ministre : Il faudra que je ve´rifie.
Enfin, vous dites que nous prenons des mesures excel-
lentes, mais encore faut-il les contro^ler. C'est le drame de
toutes les re´glementations. On prend des mesures; des
services sont charge´s du contro^le et ils y arrivent plus ou
20
HA 50
COM 171
05-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
moins bien. Si les services de gendarmerie et de police
locale avaient un taux de re´ussite de 100%, il n'y aurait
pas de de´linquance. La re´glementation est claire et leur
objectif est de contro^ler pour que les choses ne se
passent pas.
Si vous voulez que je vous dise que personne ne passera
a` travers les mailles du filet, vous ne serez jamais
satisfaite parce que c'est une re´ponse que je ne puis pas
vous donner.
En ce qui concerne les autres pratiques, ce sont des
produits additionnels qui ne sont pas pre´vus par l'inter-
diction.
Mais pour e´viter que vous ne souffriez de frustration,
madame Dardenne, je vous enverrai par e´crit un com-
ple´ment d'informations a` ce sujet.
Mme Martine Dardenne (AGALEV-ECOLO) : Monsieur
le ministre, je trouve que la comparaison avec les de´lin-
quants n'est pas juste.
Lorsqu'on libe`re de la radioactivite´ dans l'environnement,
on sait ce qu'on fait. On le fait intentionnellement.
Lorsqu'on n'a pas les moyens de contro^ler une pratique,
on n'autorise pas celle-ci. Je pense qu'il faudrait re´fle´chir
a` ce principe.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van de heer Karel Van Hoorebeke
aan de eerste minister over
het niet-bijeenroepen
van de interministerie¨le conferentie binnenlandse
aangelegenheden
(nr. 1503)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Binnenlandse Zaken)
Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au pre-
mier ministre sur
l'absence de convocation de la
Confe´rence interministe´rielle de l'Inte´rieur
(La re´ponse sera donne´e par le ministre de l'Inte´-
rieur)
Wij mogen de heer Van Hoorebeke opnieuw welkom
heten. U was enige tijd gedwongen afwezig, maar wij
merken het verschil niet tussen de vroegere - ik zeg
niet de oude - en de huidige Karel.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik ben ver-
heugd hier terug te zijn en ik wil u, voorzitter en collega's,
danken voor de blijken van sympathie die ik heb mogen
ontvangen. Zij hebben mij deugd gedaan.
Mijn vraag was oorspronkelijk gericht aan de eerste
minister, omdat het onderwerp waarover ik hem wou
ondervragen onder zijn bevoegdheid valt. Wij hebben dit
debat al verscheidene keren gevoerd. Mijn vraag was
specifiek aan de eerste minister gericht, omdat zij ver-
band houdt met het optreden van zijn ministers binnen de
federale regering. Ik wou de eerste minister vragen wat
hij denkt van een minister of e´e´n van zijn ministers die
geen gevolg geeft aan een verzoek van het andere
niveau - het niveau van de gemeenschappen - om een
interministerie¨le conferentie bijeen te roepen.
Het stoort mij, mijnheer de minister, dat het federale
niveau de beslissingsbevoegdheid heeft om al dan niet
een interministerie¨le conferentie bijeen te roepen. Deze
regeling volgt niet de federale logica, want grondwettelijk
gezien bestaat er geen hie¨rarchisch verschil tussen het
federale en het gemeenschapsniveau. De verschillende
niveaus zijn gelijkwaardig. Nu is het de facto zo dat de
federale minister erover beslist of een interministerie¨le
conferentie wordt bijeengeroepen. Vandaar, mijnheer de
voorzitter, dat ik die vraag ook rechtstreeks richtte aan de
eerste minister. Misschien kan de minister van Binnen-
landse Zaken over dit probleem uitsluitsel geven, zodat
het voor eens en altijd is opgelost.
Mijnheer de minister, ik heb deze vraag gesteld, omdat ik
vernomen heb dat uw collega van het Vlaams Gewest,
de minister van Binnenlandse Aangelegenheden, u ver-
scheidene malen op informele wijze heeft gecontacteerd
voor het bespreken van een aantal belangrijke punten.
Wij weten allemaal zeer goed dat er op federaal niveau
beslissingen worden genomen en er problemen aan de
orde zijn, die natuurlijk ook hun invloed hebben op het
niveau van de gemeenschappen en de gewesten. Het is
zeer begrijpelijk dat er vanuit dat niveau op een bepaald
ogenblik behoefte bestaat om over deze aangelegenhe-
den overleg te plegen. Zo wou minister Sauwens u
spreken over de politiehervorming en de gevolgen ervan
voor de lokale besturen, over het statuut van de lokale
mandatarissen en over het dossier met betrekking tot de
wateroverlast.
U zal zich herinneren dat ik u reeds herhaalde malen heb
gei¨nterpelleerd over het feit of de wateroverlast van
december al dan niet als ramp zou worden erkend en
over het kiesrecht van de Vlamingen in het buitenland.
Volgens de gegevens die ik in mijn bezit heb, mijnheer de
minister, zou de Vlaamse minister van Binnenlandse
Aangelegenheden u verscheidene malen op informele
wijze hebben gecontacteerd. U hebt jammer genoeg
geen gevolg gegeven aan zijn verzoek tot overleg, der-
wijze dat hij u op officie¨le wijze - het bericht werd door de
media verspreid - verzocht heeft om een interministerie¨le
conferentie bijeen te roepen.
HA 50
COM 171
21
05-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Karel Van Hoorebeke
Mijnheer de minister, waarom hebt u geen gevolg gege-
ven aan de informele verzoeken van de Vlaamse minister
van Binnenlandse Aangelegenheden om over bepaalde
zaken overleg te plegen ? Het dossier van de politie-
hervorming is toch niet onbelangrijk, ook niet voor de
gemeenschappen en de gewesten. Denken wij maar
even aan de impact van dit dossier op de begroting, de
gevolgen voor het gemeente- en politiepersoneel en
dergelijke meer.
Hebt u ondertussen reeds gevolg gegeven aan het
officie¨le verzoek van de minister van Binnenlandse Aan-
gelegenheden tot het bijeenroepen van een inter-
ministerie¨le conferentie ?
Hebt u de intentie of het voornemen om, wanneer
gewest- of gemeenschapsministers de samenroeping
vragen van een interministerie¨le conferentie, vrij vlug aan
deze vraag gevolg te geven, zodat het tot een overleg
kan komen, wat uiteindelijk, mijnheer de minister, bij zal
dragen tot een goede werking van de diverse diensten ?
Tot zover mijn vragen die ik aanvankelijk wou stellen aan
de eerste minister.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, je commencerai par deux remarques
pre´alables.
Premie`rement, comme tous les niveaux de pouvoir, le
ministre de l'Inte´rieur entend que ses pre´rogatives soient
respecte´es. Il a des compe´tences fe´de´rales qu'il entend
exercer et assumer. Si cela peut rendre certains jaloux, je
ne les comprends pas toujours. J'ai de´couvert que faire
du ski pouvait e^tre plus dangereux qu'e^tre ministre de
l'Inte´rieur, mais parfois j'en doute.
Deuxie`mement, la concertation avec les Re´gions et les
Communaute´s est un e´le´ment tre`s important. Je crois
donc que cela doit e^tre pre´pare´ se´rieusement. Je sup-
pose que dans le chef de ceux qui le demandent, ce n'est
pas pour faire des coups politiques spectaculaires, mais
pour qu'on puisse de´boucher, y compris sur le plan
technique, sur un certain nombre de de´cisions pre´cises
et concre`tes. C'est ainsi que j'ai donne´ suite a` la de-
mande de mon colle`gue ne´erlandophone, M. Sauwens,
qu'une concertation ait lieu sur des sujets relatifs a` la loi
e´lectorale, de ma compe´tence, au statut des mandatai-
res locaux, de ma compe´tence, a` la re´forme des polices,
e´galement de ma compe´tence.
J'avais d'ailleurs demande´ a` mon cabinet d'organiser
une re´union avec le cabinet de M. Sauwens, qui a eu lieu
le 22 fe´vrier dernier, pour pre´parer le travail.
Malgre´ qu'il avait e´te´ convenu, lors de cette re´union, que
certains points de l'agenda seraient traite´s en groupe de
travail et que d'autres feraient l'objet de plus amples
informations ulte´rieures, j'ai rec¸u une nouvelle demande
de concertation le 3 mars dernier, ainsi qu'une demande
de re´unir la confe´rence interministe´rielle, le 13 mars
dernier.
Comme je viens de vous le dire, si les sujets traite´s
rele`vement exclusivement de la compe´tence fe´de´rale, je
trouve normal que l'on en discute, notamment parce que
je sais que ces de´cisions fe´de´rales pourraient avoir des
conse´quences au plan re´gional ou communautaire.
Pour que la re´union interministe´rielle soit une ve´ritable
re´ussite, j'ai de´cide´ d'organiser rapidement, apre`s les
vacances de Pa^ques, une concertation bilate´rale pre´ala-
ble avec les ministres-pre´sidents et les ministres respec-
tifs ayant les affaires inte´rieures dans leurs compe´ten-
ces. C'est ainsi que je vais discuter avec M. Sauwens et
M. Dewael, avec M. Van Cauwenberghe et M. Se´verin, et
avec M. Simonet pour la Re´gion de Bruxelles-Capitale.
Pourquoi cette e´tape interme´diaire ? Je voudrais que
notre re´union commune puisse de´boucher sur des de´ci-
sions concre`tes.
Il n'y a aucune volonte´ de ma part d'empe^cher ou de
retarder quoi que ce soit, mais je n'en fais pas non plus
une affaire politique ou` l'on voudrait remporter des vic-
toires symboliques.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
minister, het gaat er niet om of die problemen tot uw
bevoegdheid behoren of niet. Het is geen bevoegdheids-
conflict. U moet zich niet geviseerd voelen wat dit betreft.
U geeft echter zelf toe dat beslissingen op federaal
niveau, die behoren tot uw bevoegdheid of die van
andere federale ministers, op het terrein wel concrete
gevolgen hebben voor de bevoegdheid van de gewest- of
gemeenschapsministers.
Wanneer
een
bevoegde
gewest- of gemeenschapsminister dus een vraag stelt,
doet hij dat niet om uw bevoegdheid terzake aan te vallen
of in vraag te stellen, maar om overleg te plegen over de
mogelijke gevolgen. Men heeft mij gesignaleerd dat er in
februari inderdaad contact geweest is tussen de kabinet-
ten. Blijkbaar was dit niet voldoende duidelijk of bevredi-
gend, en vandaar het verzoek van de minister om een
interministerie¨le conferentie te organiseren. Het is mis-
schien mogelijk om in de toekomst, wanneer u een
dergelijke vraag ontvangt, er gevolg aan te geven. Blijk-
baar ervaart men het alsof het van uw goodwill afhangt of
u ingaat op een dergelijk verzoek. Het stoort mij dat het
de federale minister is die beslist of de interministerie¨le
conferentie wordt bijeengeroepen. Nochtans verheugt
uw benadering van dit probleem mij. U hebt ook een
bilateraal overleg aangekondigd na de paasvakantie. In
de federale loyauteit, die we allen nastreven, moet het
toch mogelijk zijn om tot een goed overleg te komen op
informele
of
formele
wijze
op
de
verschillende
bevoegdheidsniveaus.
22
HA 50
COM 171
05-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De mondelinge vraag nr. 1506 van de heer Guido
Tastenhoye wordt naar een latere datum verschoven.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 16.02 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 16.02 heures.
HA 50
COM 171
23
05-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000