B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
V
OLKSGEZONDHEID
,
HET
L
EEFMILIEU
EN DE
M
AATSCHAPPELIJKE HERNIEUWING
COMMISSION DE LA
S
ANTÉ PUBLIQUE
,
DE L
'E
NVIRONNEMENT
ET DU
R
ENOUVEAU DE LA
S
OCIÉTÉ
VAN
DU
04-04-2000
04-04-2000
HA 50
COM 169
HA 50
COM 169
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 4 april 2000
COMMISSIE VOOR DE VOLKSGEZONDHEID, HET
LEEFMILIEU
EN
DE
MAATSCHAPPELIJKE
HERNIEUWING
-
COM 169
Mondelinge vraag van de heer Richard Fournaux aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de registratietermijn voor de nieuwe
geneesmiddelen
(nr. 1167)
5
sprekers : Richard Fournaux, Magda Aelvoet, minis-
ter van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leef-
milieu
Mondelinge vraag van de heer Richard Fournaux aan de
minister van Landbouw en Middenstand over
een wijzi-
ging van het koninklijk besluit van 17 november 1994
betreffende de bescherming van gezelschapsdieren
(nr. 1083)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu)
6
sprekers : Richard Fournaux, Magda Aelvoet, minis-
ter van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leef-
milieu
Sommaire
Mardi 4 avril 2000
COMMISSION
DE
LA
SANTE
´
PUBLIQUE,
DE
L'ENVIRONNEMENT ET DU RENOUVEAU DE LA
SOCIE
´ TE´ - COM 169
Question orale de M. Richard Fournaux a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
le de´lai d'enregistrement des nou-
veaux me´dicaments
(n° 1167)
5
orateurs : Richard Fournaux, Magda Aelvoet, ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement
Question orale de M. Richard Fournaux au ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes sur
une modifica-
tion de l'arre^te´ royal du 17 novembre 1994 relatif a` la
protection des animaux de compagnie
(n° 1083)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par la ministre de la Protection
de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement)
6
orateurs : Richard Fournaux, Magda Aelvoet, ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement
2
HA 50
COM 169
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van mevrouw Annemie Van de Cas-
teele aan de minister van Consumentenzaken, Volksge-
zondheid en Leefmilieu over
de bevorderingsprocedure
in het Bestuur van de Bescherming van de Gezondheid
(nr. 1194)
7
sprekers : Annemie Van de Casteele, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu
Samengevoegde mondelinge vragen van mevrouw Anne-
mie Van de Casteele en de heer Jef Valkeniers aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de vernietiging door de Raad van State
van het koninklijk besluit van 25 februari 1996 betreffende
de minimale psychiatrische gegevens
(nrs. 1260 en
1356)
8
sprekers : Annemie Van de Casteele, Jef Valkeniers,
Magda Aelvoet, minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Mondelinge vraag van mevrouw Alexandra Colen aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
het medische onderzoek bij de nieuwe
asielzoekers
(nr. 1346)
10
sprekers : Alexandra Colen, Magda Aelvoet, minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmi-
lieu
Samengevoegde mondelinge vragen van de dames
Magda De Meyer en Annemie Van de Casteele aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
het personeelsgebrek bij de farmaceu-
tische inspectie
(nrs. 1358 en 1492)
12
sprekers : Magda De Meyer, Annemie Van de Cas-
teele, Magda Aelvoet, minister van Consumenten-
zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de bevoegdheid om het niet-dringend
liggend ziekenvervoer te reglementeren
(nr. 1227)
15
sprekers : Greta D'Hondt, Magda Aelvoet, minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmi-
lieu
Mondelinge vraag van de heer Jean-Pierre Viseur aan de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek
over
het verbod van fosfaten in waspoeders (nr. 1360)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu)
16
sprekers : Jean-Pierre Viseur, Magda Aelvoet, minis-
ter van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leef-
milieu
Question orale de Mme Annemie Van de Casteele a` la
ministre de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement sur
la proce´dure de
promotion au sein de l'Administration de la Protection de
la Sante´
(n° 1194)
7
orateurs : Annemie Van de Casteele, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation, de la
Sante´ publique et de l'Environnement
Questions orales jointes de Mme Annemie Van de Cas-
teele et M. Jef Valkeniers a` la ministre de la Protection de
la
consommation,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement sur
l'annulation par le Conseil d'Etat de
l'arre^te´ royal du 25 fe´vrier 1996 relatif au re´sume´ psychia-
trique minimum
(n
os
1260 et 1356)
8
orateurs : Annemie Van de Casteele, Jef Valkeniers,
Magda Aelvoet, ministre de la Protection de la consom-
mation, de la Sante´ publique et de l'Environnement
Question orale de Mme Alexandra Colen a` la ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique et
de l'Environnement sur
l'examen me´dical des nouveaux
demandeurs d'asile
(n° 1346)
10
orateurs : Alexandra Colen, Magda Aelvoet, ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement
Questions orales jointes de Mmes Magda De Meyer et
Annemie Van de Casteele a` la ministre de la Protection de
la
consommation,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement sur
le manque de personnel au sein de
l'inspection de la pharmacie
(n
os
1358 et 1492)
12
orateurs : Magda De Meyer, Annemie Van de Cas-
teele, Magda Aelvoet, ministre de la Protection de la
consommation,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement
Question orale de Mme Greta D'Hondt a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
la compe´tence pour re´glementer le
transport non-urgent de patients couche´s
(n° 1227)
15
orateurs : Greta D'Hondt, Magda Aelvoet, ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement
Question orale de M. Jean-Pierre Viseur au ministre de
l'Economie
et
de
la
Recherche
scientifique
sur
l'interdiction des phosphates dans les poudres a` lessiver
(n° 1360)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par la ministre de la Protection
de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement)
16
orateurs : Jean-Pierre Viseur, Magda Aelvoet, mini-
stre de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement
HA 50
COM 169
3
04-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Samengevoegde mondelinge vragen van de heer Jozef
Van Eetvelt en mevrouw Alexandra Colen aan de minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
over
de toenemende ademhalingsproblemen bij baby's
(nrs. 1370 en 1406)
17
sprekers : Jozef Van Eetvelt, Alexandra Colen,
Magda Aelvoet, minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
het statuut van de KPMG-studie 'Audit
Project Poelkapelle
(nr. 1384)
20
sprekers : Yves Leterme, Magda Aelvoet, minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
Mondelinge vraag van mevrouw Els Van Weert aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
giftig gei¨mpregneerd hout (nr. 1420)
21
sprekers : Els Van Weert, Magda Aelvoet, minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
verdachte schadeclaims naar aanleiding
van de dioxinecrisis
(nr. 1488)
22
sprekers : Yves Leterme, Magda Aelvoet, minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
Mondelinge vraag van mevrouw Miche`le Gilkinet aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
het beleid inzake bloedtransfusies
(nr. 1494)
24
sprekers : Miche`le Gilkinet, Magda Aelvoet, minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmi-
lieu
Mondelinge vraag van de heer Jef Valkeniers aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de LOK-financiering (nr. 1418)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen)
26
sprekers : Jef Valkeniers, Frank Vandenbroucke, mi-
nister van Sociale Zaken en Pensioenen
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen en aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
het gebruik of hergebruik van beschik-
baar materiaal
(nr. 1427)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen)
26
sprekers : Jo Vandeurzen, Frank Vandenbroucke,
minister van Sociale Zaken en Pensioenen
Questions orales jointes de M. Jozef Van Eetvelt et Mme
Alexandra Colen a` la ministre de la Protection de la
consommation,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement sur
la recrudescence de proble`mes res-
piratoires chez les be´be´s
(n
os
1370 et 1406)
17
orateurs : Jozef Van Eetvelt, Alexandra Colen, Magda
Aelvoet, ministre de la Protection de la consommation,
de la Sante´ publique et de l'Environnement
Question orale de M. Yves Leterme a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
le statut de l'e´tude KPMG 'Audit
Project Poelkappelle
(n° 1384)
20
orateurs : Yves Leterme, Magda Aelvoet, ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement
Question orale de Mme Els Van Weert a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
le bois impre´gne´ de substances
toxiques
(n° 1420)
21
orateurs : Els Van Weert, Magda Aelvoet, ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement
Question orale de M. Yves Leterme a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
des plaintes frauduleuses en dom-
mages et inte´re^ts introduites a` la suite de la crise de la
dioxine
(n° 1488)
22
orateurs : Yves Leterme, Magda Aelvoet, ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement
Question orale de Mme Miche`le Gilkinet a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement
sur
la politique transfusionnelle
(n° 1494)
24
orateurs : Miche`le Gilkinet, Magda Aelvoet, ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement
Question orale de M. Jef Valkeniers a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
le financement des GLQ (n° 1418)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre des Affaires
sociales et des Pensions)
26
orateurs : Jef Valkeniers, Frank Vandenbroucke, mi-
nistre des Affaires sociales et des Pensions
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre des
Affaires sociales et des Pensions et a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
l'utilisation ou la re´utilisation du
mate´riel a` usage unique
(n° 1427)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre des Affaires
sociales et des Pensions)
26
orateurs : Jo Vandeurzen, Frank Vandenbroucke, mi-
nistre des Affaires sociales et des Pensions
4
HA 50
COM 169
04-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE LA SANTE´ PUBLIQUE,
DE L'ENVIRONNEMENT
ET DU RENOUVEAU DE LA SOCIE´TE´
COMMISSIE VOOR DE VOLKSGEZONDHEID,
HET LEEFMILIEU
EN DE MAATSCHAPPELIJKE HERNIEUWING
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 4 AVRIL 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 4 APRIL 2000
De vergadering wordt geopend om 11.11 uur door me-
vrouw Yolande Avontroodt, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 11.11 heures par Mme Yolande
Avontroodt, pre´sidente.
Question orale de M. Richard Fournaux a` la ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement sur
le de´lai d'enre-
gistrement des nouveaux me´dicaments
Mondelinge vraag van de heer Richard Fournaux aan
de minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu over
de registratietermijn voor de
nieuwe geneesmiddelen
(nr. 1167)
M. Richard Fournaux (PSC) : Madame la pre´sidente,
madame la ministre, l'actualite´ re´cente nous a de´montre´
qu'il e´tait concevable dans notre pays d'admettre tre`s
rapidement le remboursement d'un nouveau me´dica-
ment. Moi-me^me, sous la pre´ce´dente le´gislature, j'e´tais
intervenu dans le cas des diabe´tiques au sujet de l'adap-
tation du remboursement d'un me´dicament offrant de
nouvelles possibilite´s aux patients. Ce proble`me avait pu
e^tre re´gle´ dans des de´lais assez rapides.
Ne´anmoins, malgre´ une se´rie d'initiatives prises re´cem-
ment par les autorite´s qui vont sans conteste dans le
bons sens, les de´lais ne´cessaires en Belgique pour
l'enregistrement, la fixation des prix et l'octroi du rem-
boursement d'un nouveau me´dicament de´passent en-
core conside´rablement les de´lais maximum impose´s par
les directives europe´ennes. Le proble`me des de´lais peut
d'ailleurs e^tre compare´ a` la lumie`re de ce qui se fait dans
d'autres pays europe´ens et on constate qu'ils sont plus
importants chez nous qu'ailleurs.
Par conse´quent, les patients ne disposent pas des
nouveaux me´dicaments cependant disponibles et rem-
bourse´s dans les pays voisins. Le proble`me ne se limite
pas a` l'aspect du respect des de´lais fixe´s dans l'Union
europe´enne. En re´alite´, on refuse de tenir compte des
effets d'e´conomie dans d'autres domaines de la sante´,
que beaucoup de nouveaux me´dicaments rendent pos-
sible.
En 1997, la proce´dure d'enregistrement pour un nouveau
me´dicament durait en moyenne 579 jours. Le de´lai
maximum pre´vu par les directives europe´ennes est de
210 jours. Egalement, dans le cas de proce´dure des prix
et de remboursement des spe´cialite´s pharmaceutiques
contenant une nouvelle mole´cule, alors que la le´gislation
europe´enne stipule que le de´lai total dans lequel les
de´cisions en matie`re de fixation des prix et d'admission
au remboursement doivent e^tre prises et communique´es
au demandeur ne peut exce´der les 180 jours, en Belgi-
que, toujours selon la statistique e´tablie en 1997, le de´lai
e´tait de 495 jours.
Madame la ministre, pouvez-vous nous dire quand nous
respecterons les directives europe´ennes en matie`re
d'enregistrement et de remboursement des spe´cialite´s
pharmaceutiques ? L'inte´re^t pre´ventif et the´rapeutique de
certains me´dicaments pour la sante´ publique ne devrait-il
pas e^tre reconnu pour permettre d'e´viter d'autres proble`-
mes qui, de toute fac¸on, cou^tent cher a` la socie´te´ ?
Finalement, la reconnaissance d'un nouveau me´dica-
ment peut parfois e^tre tre`s be´ne´fique sur le plan financier
e´galement pour l'Etat belge.
Mme Magda Aelvoet, ministre : Madame la pre´sidente,
monsieur Fournaux, la question que vous me posez a e´te´
tre`s largement discute´e au sein de cette commission et
notamment au moment des de´bats sur la politiques des
me´dicaments.
Je re´pe´terai donc tre`s brie`vement ou` nous en sommes
actuellement.
1. Pour ce qui concerne la fixation des prix, c'est le
ministre des Affaires e´conomiques qui est responsable et
aucun de´lai n'est fixe´.
HA 50
COM 169
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
2. Pour ce qui concerne l'enregistrement, je vais vous
donner plus de de´tails imme´diatement.
3. Pour ce qui concerne le remboursement, c'est le
domaine des Affaires sociales et de l'INAMI et je pre´cise
que nous accusons re´gulie`rement un certain retard.
Je reviens au de´lai d'enregistrement. Il faut distinguer la
proce´dure europe´enne ou` tout fonctionne normalement.
De`s que cette proce´dure est d'application, aucun pro-
ble`me ne se pose au niveau belge pour l'introduction
imme´diate des nouveaux produits sur le marche´.
Lorsqu'on se trouve dans le cadre de la proce´dure de
suivi, c'est-a`-dire lorsque c'est un autre pays europe´en
appartenant a` l'UE qui reconnai^t le produit, c'est ensuite
a` la Belgique de proce´der a` un second examen. Pour le
second examen, on pre´voit un de´lai de 120 jours.
Contrairement a` ce que vous dites en termes de chiffres
- et je l'ai de´ja` re´pe´te´ au moins quatre fois au sein de
cette commission -, il n'est pas correct de parler d'un
de´lai de 590 jours. C'est le chiffre avance´ par l'AGIM. En-
tre-temps, des enregistrements sur lesquels l'industrie et
l'inspection pharmaceutique se sont mis d'accord mon-
trent clairement que le de´lai moyen est maintenant de
l'ordre de 219 jours.
Cela constitue donc plus de la moitie´ du chiffre que vous
avancez. C'est toutefois toujours le double de ce qu'il
faudrait.
Mais nous continuons a` travailler dans cette voie. Je
tiens d'ailleurs a` faire remarquer que depuis mon arrive´e
a` la te^te de ce de´partement, diffe´rentes initiatives ont
conduit a` un raccourcissement de cette pe´riode de deux
mois et demi. Des mesures supple´mentaires entreront en
vigueur d'ici le mois de septembre. Un e´le´ment de
blocage, qui est d'ailleurs souleve´ par certains membres
de la commission, est le nombre de personnes disponi-
bles au niveau de l'enregistrement. Il y a a` peu pre`s un
mois, nous avons obtenu l'accord du gouvernement pour
l'engagement de personnel. Compte tenu du fait que
dans le cadre de l'enregistrement du me´dicament, les
firmes qui introduisent des demandes doivent participer
financie`rement, les fonds sont disponibles. Je ne dois
donc pas demander des fonds budge´taires supple´men-
taires.
A l'occasion du contro^le budge´taire, ce syste`me a e´te´
approuve´, ce qui permet maintenant a` l'inspection phar-
maceutique de proce´der aux engagements ne´cessaires.
M. Richard Fournaux (PSC) : Madame la pre´sidente, je
remercie la ministre pour la qualite´ de sa re´ponse.
Je voudrais e´mettre une suggestion, qui m'est inspire´e
par un dossier que j'ai suivi d'un peu plus pre`s et qui
concerne une association de patients dans ma re´gion.
J'ai eu l'occasion de constater qu'il n'e´tait pas toujours
facile pour le gouvernement de re´pondre rapidement a`
une demande de reconnaissance d'un nouveau me´dica-
ment ou parfois simplement de l'adaptation d'un me´dica-
ment existant.
Je n'irai pas jusqu'a` dire que les socie´te´s pharmaceuti-
ques exercent un chantage, mais il y a tout de me^me une
pression pour faire avancer le dossier. Au bout du
compte, c'est le contribuable qui se retrouve oblige´, de
par la reconnaissance du nouveau me´dicament, d'orga-
niser le financement de ces socie´te´s pharmaceutiques.
Le proble`me vient peut-e^tre aussi du fait que le marche´
belge est tre`s petit et qu'il y a parfois des disparite´s de
prix dans la reconnaissance d'un me´dicament par rap-
port a` un marche´ plus grand, franc¸ais par exemple. Ne
pourrait-on pas tendre vers des accords en matie`re de
de´lais ? Des directives europe´ennes nous imposant d'al-
ler plus vite, cela vaudrait peut-e^tre la peine d'imaginer
des coope´rations avec des pays voisins (France, Hol-
lande et Allemagne) en ce qui concerne le marche´ du
me´dicament.
Cela permettrait de ne´gocier avec les socie´te´s pharma-
ceutiques non pas sur base du marche´ belge, mais sur
un rayon d'action beaucoup plus important.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Question orale de M. Richard Fournaux au ministre
de l'Agriculture et des Classes moyennes sur
une
modification de l'arre^te´ royal du 17 novembre 1994
relatif a` la protection des animaux de compagnie
(La re´ponse sera donne´e par la ministre de la Protec-
tion de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement)
Mondelinge vraag van de heer Richard Fournaux aan
de minister van Landbouw en Middenstand over
een
wijziging van het koninklijk besluit van 17 novem-
ber
1994
betreffende
de
bescherming
van
gezelschapsdieren
(nr. 1083)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leef-
milieu)
M. Richard Fournaux (PSC) : Madame la pre´sidente,
madame la ministre, l'arre^te´ royal du 17 novembre 1994
relatif a` la protection des animaux de compagnie repre´-
sente une ame´lioration re´glementaire substantielle.
6
HA 50
COM 169
04-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Richard Fournaux
Cet arre^te´ royal oblige les e´leveurs d'animaux domesti-
ques a` s'identifier aupre`s du ministe`re de l'Agriculture.
Sont dispense´s de cette inscription les petits e´leveurs,
qui ne rec¸oivent de`s lors pas de nume´ro d'identification.
Cette dispense leur interdit de faire de la publicite´ pour
leur e´levage, entre autres via la presse spe´cialise´e.
Madame la ministre, ne serait-il pas envisageable de
modifier l'arre^te´ royal en permettant aux e´leveurs n'ayant
que quelques animaux - je pense surtout aux chiens -,
pratiquant un e´levage par hobby, sans but lucratif, de se
faire enregistrer aupre`s du ministe`re de l'Agriculture,
sans les contraintes telles que l'inscription au registre de
commerce ou a` la TVA, et ce afin d'avoir acce`s a` toute la
presse pour faire connai^tre leur e´levage ? Finalement,
cela donnerait la possibilite´ de faire reconnai^tre sur le
plan officiel de tre`s petits e´leveurs.
Serait-il e´galement possible que les e´leveurs et vendeurs
professionnels soient contraints de faire connai^tre aux
acheteurs l'origine exacte de l'animal, qu'ils se pre´sen-
tent comme marchands d'animaux ou e´leveurs a` but
lucratif ?
Mme Magda Aelvoet, ministre : Madame la pre´sidente,
chers colle`gues, je serai tre`s bre`ve. Je tiens a` dire deux
choses.
Premie`rement, les effets de l'arre^te´ royal de 1994 ont
ge´ne´ralement e´te´ nettement be´ne´fiques, aussi bien en
termes de limitation d'achats irre´fle´chis qu'en termes de
diminution du nombre des ventes frauduleuses.
Deuxie`mement, la re´glementation actuelle pre´voit que
les campagnes publicitaires sont interdites aux e´leveurs
amateurs. Cette question est actuellement a` l'e´tude a` la
sous-commission
animaux de compagnie du Conseil
pour le bien-e^tre des animaux. J'attends l'avis qui sera
publie´ d'ici quelques semaines et j'en tirerai les conclu-
sions ne´cessaires.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van mevrouw Annemie Van de
Casteele aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid
en
Leefmilieu
over
de
bevorderingsprocedure in het Bestuur van de Be-
scherming van de Gezondheid
(nr. 1194)
Question orale de Mme Annemie Van de Casteele a` la
ministre de la Protection de la consommation, de la
Sante´ publique et de l'Environnement sur
la proce´-
dure de promotion au sein de l'Administration de la
Protection de la Sante´
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mevrouw
de voorzitter, mevrouw de minister, mijn vraag zal kort
zijn.
We hebben kennis genomen van de beslissing van de
Ministerraad om op uw voorstel een ontwerp van konink-
lijk besluit goed te keuren om de gedelegeerd bestuurder
van het Federale Agentschap voor de Veiligheid van de
Voedselketen aan te werven. We wisten al dat dit via een
externe selectieprocedure zou gebeuren. Mevrouw de
minister, kunt u een stand van zaken geven over dat
ontwerp van koninklijk besluit ? Is er ondertussen al
sprake van een koninklijk besluit ? Wanneer kunnen wij
die aanwerving verwachten ? Met andere woorden, hoe
ver is de selectieprocedure gevorderd ?
Mevrouw de minister, ik was toch enigszins verbaasd om
in het Belgisch Staatsblad van 16 februari een oproep te
vinden voor kandidaten voor bevordering binnen de
huidige administratie van Sociale Zaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu. Er is trouwens een reeks van derge-
lijke bevorderingsprocedures in gang gezet. Ik had graag
enig zicht gekregen op heel die situatie. Welke plaatsen
zijn vacant ? Wie is weggegaan ? Welke plaatsen zullen
opnieuw worden ingevuld ?
Wat mij vooral treft, is dat men een welbepaalde functie,
namelijk van directeur-generaal, nog wil invullen, terwijl
deze functie zal worden uitgehold omdat een deel van de
bevoegdheden van die directeur-generaal wordt overge-
heveld naar het voedselagentschap. Ik citeer even uit het
Staatsblad :
Het bestuur telt drie diensten die als op-
dracht hebben de gezondheid van de consumenten te
beschermen : de Algemene Eetwareninspectie, de Alge-
mene Farmaceutische Inspectie en het Secretariaat van
de Hoge Gezondheidsraad.
Er wordt dus iemand bevorderd in een functie terwijl een
groot deel van zijn bevoegdheden terzelfder tijd worden
overgeheveld naar het voedselagentschap. Mevrouw de
minister, heeft een dergelijke operatie zin ? Ik kan u
verwijzen naar andere voorbeelden uit het verleden. Mijn
eigen burgemeester is ooit op 31 december als
secretaris-generaal benoemd van een dienst die op
1 januari van het volgende jaar werd afgeschaft. Hij heeft
nadien die functie waargenomen zonder bevoegdheden.
Men heeft hem later gedeeltelijk gerehabiliteerd. Ik wil
vermijden dat dit ook hier gebeurt.
In de dioxinecommissie hebben we heel wat ambtenaren
ondervraagd die allemaal enige ambitie hebben om ofwel
binnen het voedselagentschap ofwel binnen de eigen
administratie carrie`re te maken. Ik kan me niet van de
indruk ontdoen dat het ene misschien wel iets te maken
heeft met het andere. Hoe zit de vork nu eigenlijk aan de
steel ?
HA 50
COM 169
7
04-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Minister
Magda Aelvoet :
Mevrouw
de
voorzitter,
collega's, wat het Federale Agentschap betreft, kan ik u
meedelen dat eind vorige week de beslissing is genomen
om een gedelegeerd bestuurder aan te werven. Overi-
gens, in de jobaanbiedingen van de Belgische kranten
had u kunnen vaststellen dat het jobaanbod ook in de
kranten werd voorgesteld omdat het de bedoeling is de
zaak vlug af te handelen. Wij hopen de selectieprocedure
tegen 1 mei te kunnen afronden. Op de Ministerraad van
vrijdag laatstleden werd dan ook reeds een beslissing
genomen over twee andere, ondersteunende koninklijke
besluiten.
Op de vragen die u mij schriftelijk hebt gesteld, kan ik het
volgende antwoorden. De administratie van Volksge-
zondheid - meer bepaald de Algemene Eetwaren-
inspectie, de Algemene Farmaceutische Inspectie en het
Secretariaat van de Hoge Gezondheidsraad - omvat
momenteel 280 statutaire en contractuele personeelsle-
den. In het kader van de werkzaamheden in de task force
van het federale agentschap is ondertussen een vrij
precieze inschatting gemaakt van het aantal personeels-
leden dat moet overgaan naar het federale agentschap.
Zoals u weet en zoals u trouwens zelf heeft bepleit,
mochten bij de Algemene Farmaceutische Inspectie niet
te veel personeelsleden verdwijnen. De Algemene
Eetwareninspectie controleert ook een groot aantal pro-
ducten die eigenlijk niets te maken hebben met eetwa-
ren. Ik verwijs hiervoor naar ftalaten, cosmetica, speel-
goed enzovoort. Uiteraard moet ook de werking van de
Hoge Gezondheidsraad worden voortgezet. Concreet
gezien rekent men erop dat zowat 100 tot 110 perso-
neelsleden van de huidige administratie zullen overgaan
naar het federale agentschap.
Dit betekent dat er nog een 160 of 170, naargelang hoe
hoog men het juist zal invullen, overblijven in de be-
staande administratie. Men is duidelijk van oordeel, en ik
deel die mening, dat in die context de functie van een
directeur-generaal gewettigd is. Uiteraard is het zo, en de
voorbereidende werkzaamheden zijn ook daarvoor be-
zig, dat in alle administraties die te maken hebben met
een deel van het personeel dat vertrekt en een deel dat
blijft, de opdracht voorligt om ook dat op een goede
manier te gaan herorganiseren. Dat zal zeker nodig zijn.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mevrouw
de voorzitter, ik bedank de minister voor haar antwoord.
Ik moet eerlijk zeggen, mevrouw de minister, dat u mij
niet overtuigde over het tweede gedeelte.
U bent blij met de selectieprocedure voor het voedsel-
agentschap. We hopen er allemaal op dat dit snel en vlot
zal gaan, maar eigenlijk is het logisch om, op het moment
dat men het voedselagentschap operationeel maakt, het
personeelskader van de administratie aan te passen. Op
basis daarvan ziet men of men al die directeurs-generaal
nog nodig heeft en dan kan men de functie van directeur-
generaal ook een plaats geven in het overblijvende
kader. Als u mij, terecht, zegt dat een groot deel van het
personeel van de Farmaceutische Inspectie zal ressor-
teren onder de federale administratie en een klein deel
van het personeel van de Eetwareninspectie, dan is het
voor mij logisch dat men iemand gaat zoeken die in die
Farmaceutische Inspectie thuis is, eerder dan in de
Eetwareninspectie. Ik vrees dat het de Eetwaren-
inspectie zal worden. We zullen mekaar nog spreken op
het moment dat die bevordering zal ingevuld worden. Die
bevordering werd eigenlijk op het lijf geschreven van en
was in zekere zin een belofte aan een aantal mensen van
de administratie.
Als men, zoals men in het regeerakkoord zegt, de beste
mensen op de beste plaats wil en objectieve benoemin-
gen en objectieve bevorderingen, dan moet men in
eerste instantie weten in welke functie en met welke
mensen onder zich men iemand gaat bevorderen voor
men daar de juiste persoon op de juiste plaats kan
zetten. Hier heeft men de kar voor het paard gespannen.
Ik denk, mevrouw de minister, dat het nodig zal zijn om dit
verder op te volgen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
Aangezien de heer Luc Goutry niet aanwezig is, gaat zijn
mondelinge vraag nr. 1277 niet door.
Samengevoegde mondelinge vragen van mevrouw
Annemie Van de Casteele en de heer Jef Valkeniers
aan de minister van Consumentenzaken, Volksge-
zondheid en Leefmilieu over
de vernietiging door de
Raad van State van het koninklijk besluit van 25 fe-
bruari 1996 betreffende de minimale psychiatrische
gegevens
(nrs. 1260 en 1356)
Questions orales jointes de Mme Annemie Van de
Casteele et M. Jef Valkeniers a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement sur
l'annulation par le
Conseil d'Etat de l'arre^te´ royal du 25 fe´vrier 1996
relatif au re´sume´ psychiatrique minimum
(n
os
1260
et 1356)
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mevrouw
de voorzitter, mevrouw de minister, de psychiatrie was
een van de voorlopers van de registratie van gegevens in
de sector van de gezondheidszorg. Men is daar fier op.
Dat konden we ondervinden toen wij op bezoek gingen
bij de administratie, waar de heer Decoster ons een
uiteenzetting gaf over de inzameling van gegevens en
8
HA 50
COM 169
04-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Annemie Van de Casteele
wat daarmee gebeurt. Een van de voorbeelden die toen
naar voren geschoven werden was de sector van de
psychiatrie waar men, via het inzamelen van minimale
psychiatrische gegevens (MPG), een schat aan informa-
tie heeft.
Vanuit de sector klinkt reeds lang onvrede met de inza-
meling van gegevens omdat dit voor een groot stuk
beschouwd wordt als een administratieve overbelasting.
Men ziet niet altijd het nut in van de inzameling van een
aantal gegevens. Men heeft niet direct het functionele
daarvan op het oog, maar vreest vooral dat het budget-
taire aspect de hoofdreden is waarom men een aantal
gegevens moet inzamelen. In verschillende gesprekken
met mensen van het terrein konden we dit ondervinden.
Ondertussen is die inzameling van minimale psychiatri-
sche gegevens, in elk geval wat betreft de algemene
ziekenhuizen, de afdelingen psychiatrie van de alge-
mene ziekenhuizen en de psychiatrische ziekenhuizen),
door middel van een arrest van de Raad van State
vernietigd, omwille van het feit dat de privacy niet vol-
doende zou worden gerespecteerd.
Naar aanleiding van het ongenoegen op het terrein rond
die inzameling, zijn er ondertussen al een aantal verga-
deringen geweest in revisiegroepen om te zoeken naar
betere inzamelmethodes en een bijsturing van die inza-
meling van minimale psychiatrische gegevens.
Mevrouw de minister, wat gebeurt er nu dat koninklijk
besluit werd vernietigd ? Wordt er een nieuw koninklijk
besluit uitgewerkt ? Zal het worden opgesteld in nauwer
overleg ? Gaat men proberen de kinderziekten van het
eerste koninklijk besluit weg te werken ? Wat gebeurt er
ondertussen ? Wat gebeurt er met de gegevens die
werden verzameld op basis van het vernietigde koninklijk
besluit ? Zal men met het advies van de Raad van State
rekening houden ? In welke zin ? In welke mate zal
rekening worden gehouden met de adviezen van de
revisiegroepen, die al op papier staan ? Ten slotte, de
gegevensoverdracht is duidelijk een gevoelig punt. Ook
andere
sectoren,
zoals
Pharmanet,
werken
aan
gegevensoverdracht. Het betreft ook persoonlijke gege-
vens. Loopt men ook hier niet het risico dat de privacy
wordt geschonden ? Is er bijgevolg geen gevaar dat ook
andere besluiten worden vernietigd door de Raad van
State ? Zal de regering terzake maatregelen nemen ?
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, de Raad van State
vernietigde op 26 januari jongstleden het koninklijk be-
sluit van 25 februari 1996, houdende de bepaling van de
regels volgens dewelke bepaalde minimale psychiatri-
sche gegevens moeten worden meegedeeld aan de
minister van Volksgezondheid. Het koninklijk besluit bood
onvoldoende garanties met betrekking tot de privacy en
de anonimiteit van de patie¨nt.
Mevrouw de minister, graag vernam ik een antwoord op
volgende vragen. Ten eerste, op welke wijze zal het
nieuwe koninklijk besluit de privacy van de patie¨nt kun-
nen waarborgen ? Ten tweede, op welke manier zult u
tegemoetkomen aan de problemen die de sector ervaart
met betrekking tot de zware administratieve procedure
die gepaard gaat met de registratie van deze minimale
psychiatrische gegevens ? Ten derde, in welke mate zult
u rekening houden met het advies dat werd geformuleerd
door de opgerichte revisiegroepen ? Ten vierde, welke
zijn de resultaten van de registratie van die minimale
psychiatrische gegevens tot nog toe ? Worden zij vernie-
tigd ten gevolge van de vernietiging van het koninklijk
besluit door de Raad van State ? Ten vijfde, hebt u reeds
voorlopige maatregelen genomen met betrekking tot de
registratie van de minimale psychiatrische gegevens om
de periode tussen de vernietiging van het koninklijk
besluit en een nieuw uit te vaardigen koninklijk besluit te
overbruggen ? Worden die gegevens momenteel gere-
gistreerd ?
Minister
Magda Aelvoet :
Mevrouw
de
voorzitter,
collega's, ik zal eerst kort enkele juridische gegevens
meedelen en dan antwoorden op de vraag over hetgeen
ons nu te doen staat.
Wat de gegevens betreft die in het verleden werden
verzameld en die zich nu op het ministerie bevinden, is
de enige conclusie dat men ze op dit ogenblik in geen
enkel geval mag gebruiken. Men moet ze ook hanteren
alsof ze niet werden verzonden. Dat blijft zo tot een nieuw
koninklijk besluit wordt aanvaard. Ondertussen stellen
instellingen ons de vraag wat deze toestand voor hen
betekent. Wij hebben hen te kennen gegeven dat de
vernietiging van het koninklijk besluit door de Raad van
State hen niet belet verder gegevens te verzamelen op
hun niveau. Wij moedigen dat zelfs aan omdat het
belangrijk is om geen hiaten te laten ontstaan met het
oog op een oplossing in de toekomst.
De fundamentele kritiek die door de Raad van State werd
geuit was dat er theoretisch een kans blijft bestaan dat de
anonimiteit niet volledig wordt gegarandeerd. Ik wil op-
merken dat het advies, dat van de Raad van State werd
gevraagd vooraleer het koninklijk besluit werd gepubli-
ceerd, positief was.
Hetzelfde geldt voor de commissie voor de Bescherming
van de Persoonlijke Levenssfeer, die ook een positief
advies verstrekte. Dat stelt uiteraard een probleem. Im-
mers, bij een raadpleging op voorhand blijkt alles in orde
te zijn, maar nadien wordt er beroep aangetekend en de
vernietiging gebeurt precies op basis van het punt waar-
over vragen werden gesteld.
HA 50
COM 169
9
04-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
De enige conclusie terzake is dat men verder moet
zoeken naar een maximale invulling van de waarborgen
omtrent prive´-gegevens. Aan deze materie wordt ge-
werkt, want het is mijn bedoeling zo snel mogelijk een
nieuw koninklijk besluit voor te leggen.
Uiteraard wordt inmiddels ook rekening gehouden met de
problemen die op het terrein worden gesignaleerd. Een
viertal werkgroepen hielden zich bezig met de herzie-
ning. Een aantal van de zeer actieve leden die nuttige
informatie aanbrachten, leidden er evenwel toe dat men
over twee principes met elkaar in aanvaring kwam, te
weten het principe van verdere verfijning en het principe
van vereenvoudiging. Wij stelden vast dat aanvankelijk
alles eenvoudig moest worden gehouden, maar dat,
naarmate de mensen dynamischer meewerkten, voor
verfijning werd geopteerd.
Het zal niet eenvoudig zijn terzake een gulden midden-
weg te vinden. Immers, als de zaken te ingewikkeld
worden zal dit alleen de last vergroten voor de instellin-
gen.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mevrouw
de voorzitter, ik dank de minister voor haar antwoord.
Wat mij niet helemaal duidelijk is, mevrouw de minister, is
of het nieuw koninklijk besluit dat u terzake zult voorleg-
gen, van toepassing zal zijn met terugwerkende kracht,
zodanig dat de verzamelde gegevens toch nog kunnen
worden aangewend ? (Bevestiging)
De mensen op het terrein maken zich inderdaad zorgen
omtrent de verfijning van de gegevens. Zij zouden onder
andere ook rekening willen kunnen houden met de
sociale achtergrond van de patie¨nten, omdat zulks be-
langrijk is voor begeleiding en verdere opvang van de
patie¨nten.
Toch blijkt vooral de methode van inzameling van de
gegevens zwaar belastend over te komen. De gegevens
die ook voor andere doeleinden moeten worden ingeza-
meld overlappen elkaar. Misschien kan worden gezocht
naar een vereenvoudiging van alle gegevens die door de
verschillende instanties - Volksgezondheid, het RIZIV,
enzovoort - worden opgevraagd.
Mevrouw de minister, de vraag naar administratieve
vereenvoudiging moet niet per definitie tegenstrijdig zijn
met de vraag naar verfijning van gegevens en het zoeken
naar de meest optimale gegevens om uw doel te kunnen
bereiken.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, de registratie van minimale psy-
chiatrische gegevens begon ongeveer toen ik ophield
met mijn praktijk.
De lijst van vragen die terzake worden gesteld is aan-
zienlijk. De vergoeding die de klinieken krijgen is echter
minimaal. Daarover heb ik destijds trouwens nog gei¨n-
terpelleerd.
Hopelijk is het mogelijk het koninklijk besluit in die zin te
wijzigen dat het met terugwerkende kracht kan worden
toegepast, zodat al het gedane werk niet verloren gaat. U
weet wellicht dat terzake ontzaglijk veel werk werd ver-
richt dat het project heel wat geld kostte, ondanks het feit
dat de remuneratie erg gering is.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Alexandra Colen aan
de minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu over
het medische onderzoek bij
de nieuwe asielzoekers
(nr. 1346)
Question orale de Mme Alexandra Colen a` la ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement sur
l'examen me´di-
cal des nouveaux demandeurs d'asile
Mevrouw Alexandra Colen (Vlaams Blok) : Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, mijn vraag betreft meer
specifiek de screening vo´o´r de controle van tuberculose.
Zoals u weet, mevrouw de minister, komen asielzoekers
vaak in penibele toestand, ondervoed en slecht verzorgd,
ons land binnen. Bovendien kennen wij hun medische
antecedenten niet : de infecties die zij opliepen, de
ziekten waarvan zij misschien drager zijn, zijn niet be-
kend.
Het ligt voor de hand dat zij aan een grondig medisch
onderzoek worden onderworpen wanneer zij in asiel-
centra worden ondergebracht.
Wat tuberculose betreft is het algemeen aanvaard dat er
een duidelijk verband bestaat tussen het optreden van de
ziekte en de levensstandaard van de getroffene. Ik
verwijs u ook naar een wetenschappelijk werk
Tubercu-
losis and poverty
uit 1993, van Dean Spence. Het
gevaar is dus niet denkbeeldig dat er asielzoekers zijn
die gei¨nfecteerd zijn door tuberculose. Dit werd ook
reeds herhaaldelijk gesignaleerd. In 1993 wees bijvoor-
beeld de Vlaamse Vereniging voor Respiratoire Gezond-
heidszorg en Tuberculosebestrijding op dit probleem.
Toen waren er op de 1335 nieuwe tbc-patie¨nten in Belgie¨
al 405 vreemdelingen. De VRGT verklaarde toen in de
pers :
De meeste immigranten zijn reeds door tbc be-
smet in hun land van herkomst
. Tbc is dus iets wat zij
meebrengen, en niet iets wat zij hier opdoen. In 1995
constateerde men dat tbc bij niet-Belgen vijf keer meer
voorkomt dan bij Belgen. In De Morgen van 27 januari
10
HA 50
COM 169
04-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Alexandra Colen
1997 stelde een kabinetsmedewerker van de toenmalige
minister verantwoordelijk voor Vreemdelingenzaken, Jo-
han Vande Lanotte, het probleem als volgt :
Het tbc-
probleem ontkennen we niet. Binnenkort wordt elke
asielzoeker die ons land binnenkomt op tbc getest.
Met
andere woorden, vijf jaar geleden werden binnenko-
mende immigranten en asielzoekers niet getest. Noch-
tans bepaalt de vreemdelingenwet dat vreemdelingen die
zijn aangetast met tuberculose van de luchtwegen het
bevel kunnen krijgen het grondgebied te verlaten. Intus-
sen zijn we vijf jaar verder en is ons land overspoeld door
immigranten en asielzoekers uit Centraal- en Oost-
Europa. We weten van deze landen dat tbc er nog in alle
hevigheid woedt. Bovendien brengen deze mensen vaak
vormen van tbc mee die resistent zijn voor de bestaande
geneesmiddelen. Recent waren er in de media ook
enkele reportages te bekijken die paniek deden ontstaan
bij verenigingen die deze mensen hulp verlenen. Een
organisatie in Antwerpen organiseert sindsdien bijvoor-
beeld zelf een screening op tbc bij de ingeschrevenen
aan wie zij hulp verlenen, en bij de eigen medewerkers.
Telkens ontdekken zij zowel bij de ingeschrevenen als bij
de medewerkers, tbc-lijders. Ook in een Antwerpse
school is er een noodkreet geweest. Een klein jaar
geleden stak tbc er opnieuw de kop op.
Het gevaar voor de volksgezondheid is dus groot. Toch
verklaart de VRGT in september 1999 dat zij infrastruc-
tuur, middelen en tijd te kort komen om alle binnenko-
mende asielzoekers te testen. In september vorig jaar
vestigden zij er de aandacht op dat zij op Vreemdelingen-
zaken slechts een dag per week ter beschikking hadden
om de test af te nemen, dat zij nauwelijks een derde van
de mensen konden screenen en dat het heel moeilijk is
om de overige twee derde nadien nog op te sporen. Zij
stellen daarom voor om deze screening te combineren
met het innen van de OCMW-uitkering.
Mevrouw de minister, graag kreeg ik een antwoord op de
volgende vragen. Waaruit bestaat het medisch onder-
zoek dat bij nieuwe asielzoekers wordt uitgevoerd ? Is er
een specifiek onderzoek naar tuberculose in de asiel-
centra ? Welk is de frequentie van tbc-onderzoek bij
asielzoekers die hier binnenkomen en bij hen die hier een
tijdje zijn ? Wordt dat onderzoek dus eventueel her-
haald ? Welk percentage wordt op dit moment daadwer-
kelijk onderzocht en wat zijn de resultaten ? Wat is de
huidige concrete regelgeving bij immigratie in verband
met de controle op besmettelijke ziekten zoals tbc ? In de
Vreemdelingenwet waarnaar ik verwees, staat in een
bijlage dat
mensen het bevel kunnen krijgen het grond-
gebied te verlaten wanneer blijkt dat zij zijn aangetast
door een van volgende ziekten of gebreken, waaronder
tuberculose van de luchtwegen.
Zijn er gevallen bekend
waarin dit werd of wordt toegepast ?
Minister
Magda Aelvoet :
Mevrouw
de
voorzitter,
collega's, in principe ondergaan asielzoekers systema-
tisch een medisch onderzoek. Dit onderzoek gebeurt
door een verschillend medisch team naar gelang de
plaats waar zij verblijven. In North Gate en in de andere
open centra is dat de dienst Sociale Integratie.
Als het gaat om de gesloten centra dan is het Binnen-
landse Zaken. Als het gaat om centra van het Rode Kruis
dan voert het Rode Kruis dat medisch onderzoek uit.
Meestal gebeurt dat volgens de wetenschappelijke aan-
bevelingen van de VRGT en de FARES. Naast een
grondig medisch onderzoek ondergaan de kinderen be-
neden de vijftien jaar een intradermoreactie en neemt
men een radiografie van de borstkas van alle personen
boven de vijftien jaar.
Volgens de aanwijzingen van FARES en VRGT werden
in de periode maart-december 1999 10 613 radiografiee¨n
van de borstkas uitgevoerd aan de northgate. Op die
10 613 radiografiee¨n heeft men 22 gevallen vastgesteld.
Over uw vierde vraag, die u mondeling hebt toegevoegd,
heb ik uiteraard geen informatie kunnen inwinnen.
Mevrouw Alexandra Colen (Vlaams Blok) : Ik constateer
dus dat de VRGT slechts e´e´n dag krijgt om te testen en
dat zij tweederde van die mensen niet kunnen vinden.
Daarover hebt u geen nadere gegevens ?
Minister Magda Aelvoet : Daarover heb ik de volgende
informatie. Naar aanleiding van het feit dat de VRGT
gesignaleerd had dat ze onmogelijk de totaliteit van de
populatie kon onderzoeken, is er overleg gepleegd tus-
sen Maatschappelijke Integratie, VRGT en FARES om
voorstellen uit te werken om dat verder uit te breiden.
Daar zijn ook bijkomende financie¨le middelen voor uitge-
trokken in 2000, maar dat is op dit ogenblik nog niet
afgerond. We zitten grosso modo met een dekking van
goed een derde, maar dat zal zeker toenemen omdat het
aantal mensen sterk gedaald is.
Mevrouw Alexandra Colen (Vlaams Blok) : Ik wil erop
aandringen dat men die dekking met spoed probeert
volledig te maken. Ik herinner mij dat, toen wij als gezin
uit Ierland immigreerden, wij wel werden gescreend. Dat
gebeurde naar aanleiding van de krabbetjes die wij toen
op school kregen. In Ierland hadden wij een zogenaamde
BCG-vaccinatie gehad, zodat wij de immuniteit hadden.
Ik herinner mij dat elk jaar opnieuw ons gezin naar het
dispensarium moest voor een grondige controle en ra-
diografie. Er is een tijd geweest waarin men blijkbaar
zeer zorgvuldig met die zaken omsprong. Ondertussen
moet dat verslapt zijn, waarschijnlijk omdat men dacht
dat de ziekte aan het luwen was. Nu zegt men weer dat
HA 50
COM 169
11
04-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Alexandra Colen
TBC wereldomvattend de dodelijkste infectieziekte aan
het worden is. Ik volg het met belangstelling en wil erop
aandringen dat men alle inspanningen levert om hier een
belangrijk aspect van de volksgezondheid goed en se-
cuur aan te pakken.
Minister Magda Aelvoet : Het is een wereldomvattend
probleem dat zich in Belgie¨ gelukkig vandaag de dag in
zeer beperkte termen voordoet, maar dat inderdaad alle
aandacht verdient, zowel bij ons als elders.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Samengevoegde mondelinge vragen van de dames
Magda De Meyer en Annemie Van de Casteele aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
het personeelsgebrek bij de
farmaceutische inspectie
(nrs. 1358 en 1492)
Questions orales jointes de Mmes Magda De Meyer
et Annemie Van de Casteele a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement sur
le manque de personnel
au sein de l'inspection de la pharmacie
(n
os
1358 et
1492)
Mevrouw Magda De Meyer (SP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, in het jaarverslag 1999 van het
college van de federale ombudsmannen worden klachten
aangehaald met betrekking tot de farmaceutische in-
spectie,
meer
specifiek
met
betrekking
tot
de
behandelingsduur van de aanvragen tot overbrenging
van een apotheek.
De ombudsman stelt terzake vast dat de vertraging in de
behandeling van de dossiers onder meer te wijten is aan
een chronisch personeelsgebrek sedert jaren. Naar ver-
luidt zouden nu wel bijkomende personeelsleden in
dienst zijn genomen, maar ze zouden worden aange-
wend voor andere taken in andere diensten. De proble-
matiek die al jaren aansleept, vindt zo geen oplossing.
We vroegen ons af of mevrouw de minister op de hoogte
is van die situatie en of daar een motivatie voor is. Het
probleem is uiteraard dat in uitvoering van artikel 14 van
het koninklijk besluit van 8 december 1999 betreffende
de opening, overbrenging en fusie van voor het publiek
opengestelde apotheken, tegen midden april 2000 onge-
veer 6 000 registratieformulieren moeten worden ver-
werkt.
Als we daarvan een kleine berekening maken, rekening
houdend met 250 arbeidsdagen per jaar en 4 tot
6 dossiers per dag, zou dit betekenen dat er vier of vijf
full-timers nodig zijn om deze klus te klaren binnen de
termijn van e´e´n jaar. Volgens het voornoemde koninklijk
besluit kan een aanvraag tot regularisatie voor een
apotheek immers slechts ingediend worden tot uiterlijk
12 december 2000. Bij ongewijzigde toestand zou dit
concreet betekenen dat aanvragers hun recht tot indie-
ning van een regularisatieaanvraag niet zouden kunnen
uitoefenen, wat de sluiting van de betrokken apotheek tot
gevolg kan hebben met mogelijke schadeclaims tegen de
overheid.
In artikel 14, tot invoeging van een paragraaf 7 in artikel
20 van het koninklijk besluit van 25 september 1974,
wordt melding gemaakt van een apotheker-ambtenaar
die belast wordt met de coo¨rdinatie van de registraties.
Kan de minister mij meedelen of deze Nederlandstalige
en Franstalige functie effectief ingevuld worden ? Zo ja,
sinds welke datum ? Zo nee, wat is de motivatie ? Indien
zou blijken dat sinds de publicatie van voornoemd ko-
ninklijk besluit in het Belgisch Staatsblad op 14 december
1999 de verantwoordelijken nog steeds geen initiatief
genomen zouden hebben om zo de overheid te behoe-
den voor eventuele schadeclaims in het geval van laat-
tijdige behandeling van de dossiers, kan de minister mij
dan meedelen welke acties zij overweegt ?
Ten slotte wil ik graag van mevrouw de minister verne-
men of het secretariaat van de vestigingscommissies
wordt waargenomen door een Franstalige en een Neder-
landstalige apotheker-secretaris, bijgestaan door ver-
scheidene personeelsleden. Dit was bepaald in het ko-
ninklijk besluit dat tegemoetkwam aan de wensen van de
farmaceutische beroepsorganisaties, en het werd beslist
in de Ministerraad van 8 oktober 1999.
Hoeveel personen zijn er momenteel tewerkgesteld op
de dienst registratie van apotheken, naast diegenen die
verantwoordelijk zijn voor de vestigingsdossiers ? Ten
slotte, hoeveel personen zullen er tewerkgesteld blijven
om het kadaster voor apotheken blijvend te beheren ?
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mevrouw
de voorzitter, mevrouw de minister, ik zal de vragen van
mevrouw De Meyer niet herhalen. Het zijn nuttige vra-
gen, maar toen ik mij erover boog, kwam ik tot de
vaststelling dat wat de farmaceutische inspectie in globo
betreft, het probleem van onderbezetting bestaat. Ik ben
eens gaan kijken wat daarover in de documenten van de
begroting staat en wat er intussen aan contractuele
bezetting bestaat binnen de farmaceutische inspectie.
Ik denk, mevrouw de minister, dat dit allemaal nogal
ondoorzichtig is. Het zou goed zijn indien u ons een
overzicht kon geven van de werking van de farmaceu-
tische inspectie. Er is trouwens onlangs een uitnodiging
aan ons gericht om als commissie op bezoek te gaan bij
de farmaceutische inspectie. Ik denk dat dat nodig en
nuttig is.
12
HA 50
COM 169
04-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Annemie Van de Casteele
Aansluitend bij de vragen over de registratie van apothe-
ken en de vestigingscommissie weet u dat nog vele
andere taken rusten op de schouders van de farmaceu-
tische inspectie. Zo zijn er de registratiedossiers, het
farmacopeegegeven, de controle van de informatie en de
reclame van geneesmiddelen, het toezicht op onge-
wenste neveneffecten, het toezicht op de fabricage van
geneesmiddelen, de import en export van geneesmidde-
len, het toezicht in de apotheken, de conformiteit van de
geneesmiddelen, de boekhouding en het personeel, de
misbruiken van verdovende middelen en de Europese
dossiers. Dit zijn heel veel dossiers, die in mijn ogen toch
belangrijk zijn.
Ik kan uit ervaring zeggen dat bijvoorbeeld voor de
controle van officina-apotheken e´e´n inspecterend apo-
theker per provincie niet volstaat om een degelijke con-
trole te kunnen organiseren. Dit heb ik uw voorganger
ook herhaaldelijk gezegd. Er is een onderbezetting van
de farmaceutische inspectie. Er zijn een aantal contrac-
tuelen aangeworven, vooral voor de registratiedossiers
denk ik.
Het zou toch goed zijn mocht u ons een overzicht kunnen
geven.
Mevrouw de minister, ik kan niet nalaten u ook te wijzen
op de taalverhoudingen binnen die administratie, zeker
wat het statutaire personeel betreft. Als u de cijfers
bekijkt, zult u vaststellen dat er, wat het statutaire
apothekerspersoneel betreft er 19 Nederlandstalige en
25 Franstalige apothekers zijn. Dat is voor een stuk recht
getrokken via de contractuelen, maar het zou toch goed
zijn eens na te gaan wat de huidige bezetting is van de
farmaceutische inspectie. Wat is de werklast in de ver-
schillende onderdelen en de verschillende dossiers die
de farmaceutische inspectie moet behandelen ? Op die
manier kunnen we ook bekijken of de taalverhouding
overeen komt met dat zogenaamde werkvolume.
Bovendien rijst dan de vraag of wij met zo'n situatie van
zoveel contractuelen kunnen blijven leven. Is het uw
bedoeling om het kader eventueel uit te breiden om aan
al de noden te kunnen voldoen ?
Een laatste vraag die daaraan gekoppeld is gaat over de
overgang naar het voedselagentschap. Als we het heb-
ben over welke dossiers er allemaal voor de farmaceu-
tische inspectie zijn, is het ook nuttig om te kijken welke
dossiers betrekking hebben op de voedselveiligheid om
te zien hoeveel mensen van de farmaceutische inspectie
daaraan toegewezen worden. Zo weten we ook hoeveel
mensen er eventueel moeten overgedragen worden naar
het voedselagentschap.
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, me-
vrouw De Meyer, voor de indiening van de registratie-
formulieren werd met de beroepsvereniging van de zelf-
standige apothekers de afspraak gemaakt om de
betrokken gegevens gegroepeerd in te dienen, om op die
manier ervoor te zorgen dat de hele afhandeling ervan
kan worden vergemakkelijkt. Ook met de beroeps-
vereniging van de coo¨peratieve apotheken zal hoogst-
waarschijnlijk dezelfde handelwijze worden gevolgd. Het
is in ieder geval een voorstel dat van onze zijde zal
worden gemaakt.
Het indienen van de gegevens in gei¨nformatiseerde vorm
zal voor het bovengenoemde secretariaat de taken aan-
zienlijk verlichten. Dat is een deel van het antwoord. Het
is inderdaad de bedoeling tegen eind december rond te
geraken.
Wat de problematiek van het personeel betreft van
bovengenoemd secretariaat, dat rechtstreeks betrokken
is bij de registratie, kan ik u de volgende beslissingen
meedelen.
Ten eerste, als gevolg van de interne mutatie bij de
farmaceutische inspectie werd een Nederlandstalig per-
soneelslid voltijds ter beschikking gesteld van het secre-
tariaat van de vestigingscommissie. Het probleem in dat
verband is dat die persoon wegens ziekte haar werk-
zaamheden nog niet heeft kunnen aanvatten. Dat is een
tegenvaller, zeker nadat de nodige schikkingen waren
getroffen.
Ten tweede, een Nederlandstalig en een Franstalig per-
soneelslid van de farmaceutische inspectie zijn aange-
wezen om elk halftime voor bovengenoemd secretariaat
te werken.
Ten derde, een Franstalige apotheker-secretaris die een
halftime betrekking had bij het secretariaat van de
vestigingscommissie, blijft daar als zodanig aangesteld,
maar de functie wordt thans effectief waargenomen door
een Franstalig adjunct-adviseur die wel degelijk een
voltijdse betrekking heeft.
Ten vierde, ten behoeve van dat secretariaat werd zeer
onlangs een Franstalig bestuursassistent in dienst geno-
men. Ook die persoon wordt ingezet voor de taken in
verband met de registratieprocedure. Een ander Neder-
landstalig personeelslid, een jurist, werd eveneens met
bepaalde taken van dat secretariaat belast.
Vandaag zijn er dus vier Nederlandstalige personeelsle-
den, van wie 1 halftime en 1 deeltijds en 3 Franstalige
personeelsleden, van wie 1 halftime, bij dat secretariaat
werkzaam. Vanaf 1 april 2000 zal er nog een Nederlands-
talig personeelslid bijkomend worden ingezet.
Bovendien wil ik er de aandacht op vestigen dat in het
kader van de begrotingsfondsen, de ontvangsten uit de
bijdragen die bij de registraties en vergunningen worden
betaald, zullen kunnen worden aangewend voor het in
dienst nemen van bijkomend personeel ten behoeve van
het secretariaat van de vestigingscommissie.
HA 50
COM 169
13
04-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
Mevrouw Van de Casteele, ik heb uw vragen pas gisteren
gekregen. Ik heb een deel van de antwoorden, maar de
administratie heeft mij pas vandaag de gedetailleerde
informatie verstrekt. Ik zal ze u overhandigen, want het is
echt onbegonnen werk alle details hier voor te lezen. Het
zal u in ieder geval in staat stellen u een exacter beeld
van de situatie te vormen.
Op de farmaceutische inspectie zijn er effectief 69 amb-
tenaren en 6 contractuelen werkzaam. De knelpunten
bevinden zich nog steeds op het vlak van de registratie.
Dank zij de nieuwe techniek van de begrotingsfondsen
werft men daar deze week personeelsleden aan. Dit
gebeurt ook bij de inspectie van fabricage van genees-
middelen, waar een groeiend aantal internationale ver-
plichtingen een rol speelt en waar ook een tekort werd
vastgesteld. Er is ook het toezicht op de officina's. Dit
werd nog verzwaard door het recentelijk ingevoerde
kadaster voor 5 200 apotheken, wat extra werk veroor-
zaakt.
Er zijn uiteraard de niet te onderschatten ondersteu-
nende diensten, zoals de juridische dienst en de infor-
matieverwerking, waar men de weerslag ondervindt van
het teveel aan werk op andere plaatsen.
Ik herhaal dat de onlangs toegezegde vereenvoudiging
voor de procedure van aanwerving op basis van de
inkomsten van het geneesmiddelenfonds wel degelijk de
weg effent naar een spoedige regeling van het persone-
elstekort.
Dan geef ik u graag de bijhorende documentatie.
Mevrouw Magda De Meyer (SP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, ik hoop van harte dat de techniek
van mutatie en halftijdse tewerkstelling in goede banen
zal worden geleid, zodanig dat wij niet worden gecon-
fronteerd met schadeclaims vanuit de sector. De impact
van het werk vermindert niet door de informatisering van
de registratieformulieren. Men zal moeten blijven beoor-
delen, opmaken en versturen. Mijn angst blijft bestaan. Ik
hoop dus dat het kader zo snel mogelijk wordt ingevuld.
Ik had graag, eventueel schriftelijk, de datum van de
effectieve invulling van de Nederlandstalige en Fransta-
lige apotheker-ambtenaren die met de coo¨rdinatie belast
zijn.
U sprak over het secretariaat van de Franstalige
vestigingscommissie waar de werkzaamheden ook door
middel van mutatie geregeld zijn. Wordt die job effectief
waargenomen door een apotheker-secretaris of gebeurt
dit pro forma ? Dit was niet helemaal duidelijk uit uw
antwoord, mevrouw de minister.
Minister Magda Aelvoet : Er is een Franstalig adjunct-
adviseur die als plaatsvervangend secretaris een vol-
tijdse functie uitoefent.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mevrouw
de minister, in uw antwoord op de vraag van mevrouw De
Meyer hebt u gelijk. Ik hoop dat de berekening van
mevrouw De Meyer niet klopt dat men maar 6 dossiers
per dag kan behandelen wat het kadaster van de apo-
theken betreft. Dit kan vlotter door informatisering. Me-
vrouw de minister, u moet toch zelf toegeven dat de
samenstelling van het secretariaat van de vestigings-
commissie, met mutaties, met halftijdse en deeltijdse
functies, een moeilijke zaak is. Dat is al jaren zo. Ik heb
niet de indruk dat dit vandaag opgelost is en in de
toekomst voor een betere werking zal zorgen. Ik blijf erop
aandringen om het personeel zo functioneel mogelijk toe
te wijzen in eerder fulltime betrekkingen. Deeltijdse be-
trekkingen en andere vormen van tewerkstelling leiden
ertoe dat dossiers vaak worden doorgeschoven, wat de
efficie¨ntie niet in de hand werkt.
Ik zal met veel aandacht de nota's doornemen die u mij
hebt gegeven, mevrouw de minister. U zegt dat er
69 ambtenaren zijn. Om hoeveel contractuelen gaat het
hier ?
Minister Magda Aelvoet : De gegevens van de farma-
ceutische inspectie vertellen mij dat het hier gaat om
6 contractuelen.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Ik denk
dat dit cijfer niet klopt, mevrouw de minister. Ik heb hier
het tabelletje dat u mij hebt gegeven en waarop het
contractueel personeel van de algemene farmaceutische
inspectie is aangeduid. Daar zijn reeds 44 deskundige
expert-apothekers contractueel aangeduid, 3 apothe-
kers,
3
adjunct-adviseurs,
21
bestuursassistenten,
10 klerken, enzovoort. Er is dus een contractueel kader
dat groter is dan het statutaire kader. Het is zeer moeilijk
om apothekers te vinden die voor de overheid willen
werken. Het aantal afgestudeerde apothekers aan de
universiteiten daalt. Het zal moeilijker worden om men-
sen aan te werven in de toekomst. Men moet hen een
statuut kunnen geven dat aan hun vorming is aangepast.
Het is ongezond om een statutair kader te hebben dat
onaangepast is aan de huidige personeelsformatie. Ik
lees in uw nota's, heel vluchtig, dat dit ook in het verslag
van de administratie staat, met name dat het persone-
elstekort een aanpassing van het kader veronderstelt. Dit
was mijn vraag, ik zal hier op terugkomen als uit de cijfers
nog relevante dingen kunnen worden opgemaakt.
Minister Magda Aelvoet : Ik wil op twee zaken even
ingaan. Voor de totale ondersteuningsgroep voor het
secretariaat van de vestigingen worden er vier Neder-
landstalige personeelsleden vermeld waarvan e´e´n half-
tijds en e´e´n deeltijds. De laatste wordt niet nader gespe-
cificeerd. Het zal echter minstens om een vierde gaan en
misschien zelfs om een meer dan halftijdse functie. Er is
dus een basis met twee voltijdsen, e´e´n halftijdse en e´e´n
14
HA 50
COM 169
04-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
deeltijdse. Het Franstalige secretariaat heeft drie Fran-
stalige personeelsleden waarvan twee voltijds en e´e´n
halftijds. Dit is dus niet echt zo verbrokkeld. Aan de
Nederlandstalige kant is het wat dat betreft iets minder
goed. Bovendien wordt hier aangekondigd dat er vanaf
1 april een bijkomend voltijds Nederlandstalig perso-
neelslid zal worden aangenomen. Als men alle details
hoort, krijgt men de indruk dat hier niets van overblijft
maar dit is niet echt zo zwak.
Mevrouw Van de Casteele, ik heb alle documenten
rechtstreeks van de farmaceutische inspectie gekregen
en ik denk dat dit inderdaad een tikfout moet zijn. Ik neem
mij in ieder geval voor om eerstdaags nog eens uitvoerig
te praten met de heer Pauwels om het geheel verder te
bekijken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt aan
de minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu over
de bevoegdheid om het
niet-dringend liggend ziekenvervoer te reglemente-
ren
(nr. 1227)
Question orale de Mme Greta D'Hondt a` la ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement sur
la compe´tence
pour re´glementer le transport non-urgent de patients
couche´s
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, waarschijnlijk is het reeds bij het
begin van de vergadering gebeurd, maar als invaller in
deze commissie stel ik er prijs op u met uw verjaardag te
feliciteren.
Mijn vraag is reeds een tijdje geleden ingediend. Met het
koninklijk besluit van 22 oktober 1999 hebt u het konink-
lijk besluit van 29 april 1999, dat de reglementering op
het niet-dringend ziekenvervoer regelde, voor onbe-
paalde geschorst om overleg te kunnen plegen met de
Gemeenschappen. De Raad van State was immers van
oordeel dat hij bevoegd is voor het niet-dringend zieken-
vervoer.
Ondertussen vernamen wij dat u en uw collega Vogels
het niet helemaal eens zijn over wie nu uiteindelijk
bevoegd is. De afdeling Wetgeving van de Raad van
State had dit nochtans in zijn advies duidelijk bepaald.
Ik heb een aantal vragen. Wat is de stand van zaken ?
Kan er meer duidelijkheid worden gegeven over wie nu
precies bevoegd is voor deze toch belangrijke materie ?
Wanneer mogen wij een wettelijke regeling verwachten ?
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw D'Hondt, ik dank u
voor deze vragen.
Mieke Vogels en ikzelf hebben in de krant mogen ont-
dekken dat wij het blijkbaar niet eens zijn over wie
terzake bevoegd is. Gelukkig stemt dit niet overeen met
de werkelijkheid. Wij zijn beiden van oordeel dat het hier
duidelijk gaat over een federale bevoegdheid.
Twee problemen houden ons nog steeds bezig en zij
vormen ook de reden waarom wij deze zaak nog niet
hebben kunnen afronden. Ten eerste, op het niveau van
de Gemeenschappen moeten concrete stappen worden
gezet in verband met de organisatie van de vorming voor
de ambulanciers. Het is onmogelijk een koninklijk besluit
te treffen vooraleer we op dit vlak de zaken op een rijtje
hebben. Ten tweede, er rijzen nog andere vragen in
verband met het ziekenvervoer. Er is dan ook nood aan
een globale regeling. Wat dat betreft, worden er gesprek-
ken gevoerd op het niveau van de federale regering en
het parlement. Naar aanleiding van het wetsvoorstel van
collega Pieters wordt er gewerkt aan een globaal wets-
voorstel.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mevrouw de minister,
eigenlijk bevestigt u wat wij ook steeds hebben beweerd,
namelijk dat het hier gaat om een federale bevoegdheid.
De Gemeenschappen moeten zich inlaten met de vor-
ming van de ambulanciers. De vraag die daarbij rijst, is of
er een zekere timing werd voorgesteld voor het afhande-
len van dit aspect vorming.
Ondertussen heeft men in het parlement ook niet stil
gezeten en er werden een aantal wetsvoorstellen inge-
diend. De vraag rijst of in afwachting van een globale
oplossing het oorspronkelijke koninklijk besluit alsnog
van kracht zal worden eens de Gemeenschappen de
regelgeving inzake vorming van ambulanciers hebben
afgerond. Zult u meteen streven naar een globale oplos-
sing of gaat u in fases te werk gaan ? Indien voor de
eerste keuze wordt geopteerd, de globale oplossing, zou
het wel eens heel lang kunnen duren vooraleer dit eerste
belangrijk deel van de maatregelen kan worden gereali-
seerd.
Op dit ogenblik heb ik geen indicatie van het tijdstip
waarop de Gemeenschappen klaar zullen zijn met hun
werk. Ik volg dit op maar ik heb geen tijdsperspectief
gegeven en ik wil mij daar dan ook niet over uitspreken.
Wat de follow-up betreft, ben ik van oordeel dat we op
korte termijn een globale regeling rond kunnen krijgen
nadat de kwestie van de Gemeenschappen geregeld is.
Mocht echter blijken dat dit te veel tijd vergt, dan zullen
we zeker moeten terugvallen op het systeem van het
koninklijk besluit om snel een regeling in werking te
kunnen laten treden.
HA 50
COM 169
15
04-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de M. Jean-Pierre Viseur au ministre
de l'Economie et de la Recherche scientifique sur
l'interdiction des phosphates dans les poudres a`
lessiver
(La re´ponse sera donne´e par la ministre de la Protec-
tion de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement)
Mondelinge vraag van de heer Jean-Pierre Viseur aan
de minister van Economie en Wetenschappelijk On-
derzoek over
het verbod van fosfaten in waspoe-
ders
(nr. 1360)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leef-
milieu)
M. Jean-Pierre Viseur (AGALEV-ECOLO) : Madame la
pre´sidente, madame la ministre, chers colle`gues, la
question - que, du reste, j'ai de´pose´e par erreur le
20 mars aupre`s de votre colle`gue le ministre de l'Econo-
mie - concerne l'interdiction des phosphates dans les
poudres a` lessiver. Le dernier nume´ro de Test-Achats
(n° 430, mars 2000) a re´ve´le´ que plusieurs fabricants de
poudres a` lessiver ont re´introduit
en douce - si j'ose
dire - les phosphates dans la composition de leurs
produits, alors que leur utilisation avait cesse´ depuis une
dizaine d'anne´es. L'article de Test-Achats de´montrant -
pour la petite histoire - que lesdits produits en cause ne
lavent pas mieux que les autres, il n'y avait de`s lors
vraiment aucune raison de les re´introduire, d'autant qu'il
est e´tabli que le phosphate occasionne des de´ga^ts dans
les cours d'eau en provoquant un phe´nome`ne d'eutro-
phisation, c'est-a`-dire de rare´faction de l'oxyge`ne.
Aussi, madame la ministre, ne pensez-vous pas qu'il y
aurait lieu d'interdire les phosphates dans les produits
lessiviels vendus en Belgique ? D'apre`s le me^me article
de Test-Achats, d'autres pays - dont l'Italie, les Pays-Bas
et la Suisse - n'autorisent de´ja` plus l'utilisation de phos-
phates dans les poudres a` lessiver. De`s lors, pourquoi
n'en serait-il pas de me^me en Belgique ?
Cela e´tant, je souhaiterais e´galement que Mme la minis-
tre puisse me dire sous quelle forme le´gistique cette
interdiction pourrait e^tre adopte´e. Faudrait-il que cette
dernie`re soit prise au sein de ce parlement ou Mme la
ministre pourrait-elle agir par la voie d'un arre^te´ royal en
cette matie`re ?
Mme Magda Aelvoet, ministre : Madame la pre´sidente,
chers colle`gues, j'ai de´ja` eu l'occasion de re´pondre au
Se´nat a` des questions tout a` fait similaires. Mais c'est
avec plaisir que je re´pe´terai en cette commission mes
re´ponses.
Tout d'abord, de l'expe´rience europe´enne ou me^me
ame´ricaine, il apparai^t que deux voies diffe´rentes se
de´gagent pour aboutir a` la suppression de tout phos-
phate dans les poudres a` lessiver. La premie`re recourt a`
la convention dite
libre; la seconde, a` l'interdiction
le´gale.
Concre`tement, la convention a permis aux Pays-Bas de
parvenir a` une suppression totale des phosphates dans
les produits lessiviels. Force est donc de constater qu'il
est possible d'arriver au me^me re´sultat par le biais d'un
autre me´canisme que celui de la voie le´gale.
Par contre, le syste`me des interdictions le´gales a, quant
a` lui, e´te´ privile´gie´ en Suisse et sur 40% du territoire des
Etats-Unis.
En Belgique, du reste, fut pre´fe´re´ le me´canisme de la
convention, gra^ce a` laquelle nous sommes parvenus, au
de´but de l'anne´e 1998, au pourcentage le plus bas
jamais obtenu en Belgique, a` savoir 6%. Malheureuse-
ment, cette proportion est remonte´e a` 16% dans le
courant de l'anne´e 1999.
De`s lors, cette situation ne peut que me pre´occuper et je
ne dispose que de deux voies d'action dans ce dossier :
soit proce´der par la voie le´gale en introduisant une forme
d'interdiction, soit me remettre autour de la table avec
ceux qui avaient signe´ a` l'e´poque la convention. J'ai de´ja`
demande´ a` mon administration de re´aliser cette convo-
cation, ne serait-ce que pour analyser avec les fabricants
ce qui s'est produit et mieux comprendre de la sorte cette
brutale augmentation note´e en 1999.
Malgre´ tout, si cet e´change de vues et si les conclusions
qui pourront en e^tre tire´es ne me donnent pas satisfac-
tion, je n'he´siterai pas alors a` recourir a` l'instrument le´gal,
et - s'il le faut - a` adopter un arre^te´ royal en application de
l'article 5, §1, 1°, de la loi du 21 de´cembre 1998 relative
aux normes de produits et ayant pour objectif la promo-
tion de modes de production et de consommation dura-
bles et la protection de l'environnement et de la sante´.
Une autre solution pourrait e´ventuellement e^tre trouve´e
par le biais d'un accord sectoriel visant a` empe^cher la
commercialisation de tels produits avec phosphates, et
ce en application de l'article 6 de la me^me loi. Pareil
accord sectoriel demeurerait, certes, volontaire, mais
pre´senterait ne´anmoins un caracte`re beaucoup plus
contraignant.
16
HA 50
COM 169
04-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
Bref, toutes ces diverses pistes sont actuellement a`
l'e´tude. De`s que je disposerai des re´sultats des ne´gocia-
tions avec les secteurs concerne´s, je ne manquerai pas
de vous en informer.
Je ne manquerai pas de vous en tenir informe´.
M. Jean-Pierre Viseur (AGALEV-ECOLO) : Madame la
ministre, il est logique que vous consultiez le secteur
inte´resse´ par la matie`re avant de prendre une mesure.
Mais il me semble que le travail soit souvent a` remettre
sur le tapis lorsque l'on prend la voie de la convention. En
effet, apre`s avoir choisi cette voie-la`, certains tout a` coup
y e´chappent, pour des impe´ratifs vraisemblablement
e´conomiques. D'autant plus que, me^me si des person-
nes ou des firmes signent cette convention, on peut
toujours voir apparai^tre sur le marche´ de nouvelles
firmes qui, elles, n'e´taient pas parties prenantes a` la
convention. Je vous encourage a` aller dans le sens d'une
solution plus radicale, a` savoir l'interdiction pure et
simple, me^me apre`s les consultations avec le secteur
concerne´.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Ordre des travaux
Regeling van de werkzaamheden
Les questions orales n
os
1363 et 1364 de M. Yvan
Mayeur sont reporte´es a` une date ulte´rieure.
Questions orales jointes de M. Jozef Van Eetvelt et
Mme Alexandra Colen a` la ministre de la Protection
de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
la recrudescence de proble`-
mes respiratoires chez les be´be´s
(n
os
1370 et 1406)
Samengevoegde mondelinge vragen van de heer
Jozef Van Eetvelt en mevrouw Alexandra Colen aan
de minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid
en
Leefmilieu
over
de
toenemende
ademhalingsproblemen bij baby's
(nrs. 1370 en
1406)
De heer Jozef Van Eetvelt (CVP) : Mevrouw de voorzit-
ter, mevrouw de minister, collega's, mijn vraag is al op
20 maart ingediend, maar ik denk dat ze nog altijd
voldoende actueel is. Naar aanleiding van een onder-
zoek van het universitair ziekenhuis van Antwerpen blijkt
dat meer dan de helft van de baby's in de provincie
Antwerpen last zouden hebben van ademhalings-
problemen. Zo zouden 63% van de baby's onderhevig
zijn aan hoest, 43% reutelt en 38% heeft regelmatig last
van bronchitis. Deze ademhalingsproblemen brengen
met zich dat deze baby's heel wat sneller medicatie nodig
hebben. Opvallend hierbij is dat 68% van dezelfde baby's
voor hun 1ste verjaardag al antibiotica zouden moeten
nemen. Dat is natuurlijk zeer slecht voor de weerstand
van het opgroeiende kind en ook later voor de ouder-
wordende mens.
Men probeert verbanden te leggen en uit datzelfde
onderzoek blijkt dat de oorzaak wel eens de luchtvervui-
ling zou kunnen zijn. Vandaar mevrouw de minister dat ik
denk dat u zeker met deze problematiek begaan bent.
Daarom wil ik enkele vragen stellen.
Is dit onderzoek bij u bekend ? Zijn daar redenen voor dat
er binnen Vlaanderen verschillen zijn en dat de cijfers in
de regio Antwerpen bijvoorbeeld anders kunnen zijn dan
die in de regio West-Vlaanderen of Limburg ?
Als u bekend bent met het onderzoek en met de resul-
taten ervan dan ben ik ervan overtuigd dat u daarom
bekommerd bent. Als beleidsverantwoordelijke vraagt u
zich ongetwijfeld af welke maatregelen hier moeten wor-
den genomen.
Mijn derde vraag betreft het antibioticagebruik van
baby's. Is dit probleem al aan de commissie voor het
Antiboticabeleid voorgelegd ? Er is daartoe een speciaal
gee¨igende commissie. Heeft zij dit dossier al behandeld
en zijn daar al beslissingen genomen ?
Tenslotte, als federaal minister van Volksgezondheid en
Leefmilieu moet u overleg plegen met uw collega's van
de Gewesten en Gemeenschappen. Zijn daar al be-
paalde initiatieven genomen ? Dit onderzoek is in Ant-
werpen gebeurd. Kan dit verband houden met de ver-
hoogde
dioxine-uitstoot
van
de
ISVAG-
verbrandingsoven ?
Mevrouw Alexandra Colen (Vlaams Blok) : Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, ik sluit mij aan bij deze
vraag naar aanleiding van het onderzoek van het UZ van
Antwerpen. Deze keer stelt men verbazend grote aantal-
len vast van Antwerpse baby's die ademhalings-
moeilijkheden hebben. Het is ongeveer het hoogste
aantal dat tot nu toe werd geregistreerd. In de voorbije 10
tot 20 jaar verschijnen er, met de regelmaat van de klok,
studies die wijzen op een toename van astmatische
aandoeningen, cara-aandoeningen in het algemeen, bij
kleuters en schoolgaande jeugd. Ook de schooldirecties
in de stad Antwerpen weten daarvan mee te spreken.
Ik wil niet enkel de studie van professor Van Bever
aanhalen, maar ook wijzen op de geleidelijke toename
van cara-aandoeningen die blijkbaar al een aantal de-
cennia bezig is. Professor Van Bever wees op de invloed
van luchtvervuiling en de heer Van Eetvelt sluit daarbij
aan met zijn idee dat de ISVAG-oven daarmee misschien
iets te maken kan hebben. Als iemand die kinderen heeft
grootgebracht in de stad Antwerpen denk ik daarbij
HA 50
COM 169
17
04-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Alexandra Colen
automatisch aan de luchtvervuiling van de ring. Kinderen
ademen dagelijks de uitstoot van tienduizenden file-
rijdende vrachtwagens in. Wanneer ik de discussies hoor
over de IJzeren-Rijn, dan denk ik dat er ook geen hoop is
op verandering.
Ik kom tot mijn vragen aan de minister. Bestaan er
vergelijkende studies die de toename van ademhalings-
problemen
en
astmatische
aandoeningen,
cara-
aandoeningen en alles wat daarmee verwant is, bij de
Vlaamse jeugd registreerden over de voorbije jaren ?
Wat zijn de bevindingen van deze studies in verband met
deze toename ? Hoeveel kost de medische verzorging
van carapatie¨nten aan de ziekteverzekering ? Is hierin
ook een stijging waar te nemen over de voorbije jaren ?
Professor Van Bever legt in zijn studie ook de klemtoon
op luchtvervuiling binnenshuis. Hij haalt niet alleen het
slordig omgaan aan van rokende ouders met de gezond-
heid van hun kinderen, maar wijst ook op de invloed van
allergie aan onder andere de huisstofmijt. Ik weet dat de
astmaverenigingen al jaren ijveren voor de terugbetaling
van
een
aantal
preventieve
maatregelen,
zoals
beschermhoezen voor matrassen waarvan de aanschaf
vijfduizend frank kost en die niet alleen heel goed zijn
voor mensen met astmatische reacties op huisstofmijt
maar ook een oplossing bieden voor eczeem. Deze
vraag kwam niet voor bij mijn ingediende vragen maar ik
heb er nadien aan gedacht. Werd ooit overwogen om
tussen te komen in de kosten voor dergelijke preventieve
maatregelen, dus niet enkel de puffs, de nodige medica-
menten wanneer men eenmaal lijdt aan astma, of de
zalfjes voor eczeem, maar de vijfduizend frank investe-
ring per matras voor een hoes die blijkbaar wel goede
resultaten geeft, althans volgens de betrokkenen die met
deze problemen leven.
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, vooral-
eer ik antwoord op de vragen van de twee collega's,
wens ik aan mevrouw Van de Casteele te zeggen dat wij
hier ondertussen de correctie hebben gekregen in ver-
band met die contractuelen. Het cijfer is 86. Daarmee is
dit van de baan.
Wat de problemen betreft die door de heer Van Eetvelt en
mevrouw Colen naar voren werden gebracht, wens ik het
volgende te zeggen. Beide sprekers verwijzen naar een
studie die door de universiteit van Antwerpen wordt
uitgevoerd. Terzake beschikken wij over twee informa-
tieve gegevens.
Ten eerste, die studie is absoluut nog niet afgerond. Er is
voorzien dat een onderzoek zou worden ingesteld bij een
populatie van duizend kinderen en volgens de gegevens
die de administratie mij bezorgd, zouden er daarvan
130 op dit ogenblik onderzocht zijn.
Een tweede element van relativering, en dat betekent
niet dat ik de ree¨le gevaren niet wil inschatten, is dat het
hier gaat over een onderzoek bij risicopersonen en
-families, en meer bepaald bij ouders die zelf astma- of
carapatie¨nt waren. De door u genoemde percentages, en
die inderdaad ongelooflijk hoog uitvallen, worden dus
bereikt door het feit dat hier onderzoek wordt verricht
binnen een bepaalde groep die een hoger risico draagt
dan de doorsneebevolking.
Zo niet zou het niet te verklaren zijn waarom die cijfers
precies daar zo hoog zijn in vergelijking met andere
gegevens waarover wij wel beschikken. Ik wil uw aan-
dacht vestigen op het feit dat over allergiee¨n en
ademhalingsmoeilijkheden in het algemeen in de afgelo-
pen jaren geen gedetailleerde en vergelijkbare studies
zijn gemaakt. Wat astma betreft daarentegen, beschik-
ken wij over twee grondige studies die telkens twee
periodes met elkaar vergelijken. Er heeft een studie
plaatsgevonden bij de legerrekruten, waarbij men de
jaren 1978 en 1991 heeft vergeleken. Uit dit onderzoek
blijkt dat er bij deze groep een toename van astma is. In
1978 ging het om een cijfer van 2,4% en in 1991 om
7,2%. Dat is ook het cijfer dat bij nagenoeg de hele
Europese bevolking als referentiecijfer wordt gebruikt.
Een
tweede
studie
werd
uitgevoerd
door
een
onderzoeksinstantie van Antwerpen in het kader van de
internationale
Health
Survey.
Hier
werden
als
vergelijkingsjaren 1991 en 1996-1997 genomen. Het
onderzoek betrof een groep volwassenen van 20 tot
45 jaar uit de doorsnee bevolking. In de tweede fase
werd een veel hoger aantal astmaklachten vastgesteld,
met name 32%. Het gaat hier wellicht om klachten van
een verschillend niveau. Ik begrijp niet hoe men anders
aan dat andere cijfer van 7% komt. In 1996-1997 werd
een studie uitgevoerd over astma en allergie bij kinderen.
Daaruit bleek dat astma bij kinderen van 6, 7, 13 en 14
jaar ongeveer op het wereldgemiddelde ligt. De studie
die in Antwerpen wordt uitgevoerd, heeft als doel zo
scherp mogelijk de risicofactoren die astma kunnen
uitlokken, te identificeren. Vandaar dat men een sterke
groep van hoge risicodragers heeft gekozen.
Wat uw vraag over antibiotica bij baby's betreft kan ik u
meedelen dat dit probleem sinds geruime tijd wordt
behandeld door de commissie antibioticabeleid. Er is
overigens een werkgroep ambulante geneeskunde op-
gericht, die zich specifiek bezighoudt met het analyseren
van het antibioticavoorschrijfgedrag van voornamelijk
pediaters, huisartsen en neus-, keel- en oorspecialisten.
Men werkt therapeutische richtlijnen uit teneinde tot
adequate behandelingen te komen.
U vroeg of er inzake gezondheidsvragen overleg wordt
georganiseerd tussen de departementen van Leefmilieu
op gewestelijk en federaal vlak. Gezien de competentie-
toewijzing die, zoals u weet, een zeer uitsluitend karakter
18
HA 50
COM 169
04-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
heeft - een specifieke keuze die 25 jaar geleden door
Belgie¨ werd gemaakt - kunnen beslissingen op het
niveau van de gewesten niet worden gecontesteerd op
het federale niveau. Uiteraard kunnen daarover wel
gesprekken worden gevoerd. Overigens is het aspect
preventie precies een bevoegdheid die aan de gemeen-
schappen is toegewezen. Als er problemen zijn op het
vlak van leefmilieu, kan de gemeenschaps- of gewest-
minister van Volksgezondheid wel met zijn collega aan
tafel gaan zitten.
Wat dioxine betreft ben ik niet op de hoogte van speci-
fieke relaties tussen dioxine en astma. Er zijn wel vast-
stellingen gedaan rond de aanwezigheid van dioxines en
afwijkingen bij de geboorte, slechte vorming van foetus-
sen, enzovoort. Maar tussen ademhalingsproblemen en
dioxine is enig verband mij op dit ogenblik onbekend.
Ik denk dat ik hiermee op de meeste vragen van me-
vrouw Colen ben ingegaan. U had wel nog twee vragen
die met kostenberekening te maken hadden. Wat
ademhalingsproblemen in het algemeen betreft hebben
we dus geen stevig onderzoek dat vergelijkende evolu-
ties mogelijk maakt. Wat de kostprijs betreft is de Stich-
ting voor allergiepreventie in 1991 begonnen met een
studie om die kosten in kaart te brengen. Toen die studie
uiteindelijk in 1995 gepubliceerd werd, bleek dat de
gemiddelde jaarlijkse kosten voor astma en allergie in het
algemeen voor de ziekteverzekering een uitgave van
meer dan 39 000 frank, bijna 40 000 frank per patie¨nt
bedraagt. De geneesmiddelen waren daar niet in mee-
gerekend. Dat betekent dat men moet kijken naar welke
inspanning de patie¨nt moet doen, naast de inspanning
van de ziekteverzekering. Zonder geneesmiddelen schat
men deze kosten op 26 000 frank per jaar, per gemid-
delde patie¨nt.
Inzake
mensen
met
uitgesproken
zware
long-
aandoeningen
is
het
Belgisch
Instituut
voor
de
Gezondheidseconomie met cijfers voor de dag gekomen.
Het gaat over mensen met echt zware pulmonaire ob-
structie. Hier spreken we over cijfers van 100 000 Bel-
gische frank per persoon met astma. Het kan zelfs
oplopen tot 170 000 Belgische frank. Daar gaat het dus
wel degelijk over veel zwaardere uitgaven.
Wat de stijging betreft die men de laatste jaren zou
hebben waargenomen, wijzen alle studies op een toe-
name van astma en allergie. Op het niveau van Volks-
gezondheid is er echter geen registratie gebeurd. Volks-
gezondheid kan op dit moment geen cijfers geven. We
zouden dat wel kunnen doen voor mensen die in zieken-
huizen opgenomen worden op basis van de minimale
klinische gegevens. Maar dat geeft geen volledig beeld,
omdat de hele groep van ambulante patie¨nten erbuiten
valt.
Aan de hand van de RIZIV-nummers zouden wij wel over
meer gegevens kunnen beschikken, maar het was niet
mogelijk dit op zo'n korte tijd te laten uitzoeken.
De heer Jozef Van Eetvelt (CVP) : Mevrouw de voorzit-
ter, ik dank de minister voor haar vrij volledig antwoord.
Mevrouw de minister, u hebt erop gewezen dat het
onderzoek door de universiteit van Antwerpen vooral
betrekking had op risicopatie¨nten. Toch blijf ik verbijsterd
over de gepubliceerde cijfers. Het zou nuttig zijn indien u,
als u als verantwoordelijke voor de volksgezondheid in dit
land, vergelijkingspunten zou hebben voor diverse
regio's in dit land. Nu ben ik niet helemaal tevreden met
uw antwoord aangezien het uitsluitend risicopatie¨nten
betreft. Men moet vergelijkingen maken om na te gaan of
de risico's in het Antwerpse heel wat groter zijn.
De complexiteit van het overleg, dat zeker voor materies
als volksgezondheid in dit federale land altijd moeilijk is,
mag geen reden zijn om dit zo belangrijke probleem voor
zich uit te schuiven. Ik denk dat dit voor u als beleids-
verantwoordelijke prioritair moet zijn in uw beleid. Over-
leg plegen is goed, maar deze aangelegenheid is veel te
belangrijk om er een lange tijd overheen te laten gaan.
Minister Magda Aelvoet : Mijnheer Van Eetvelt, ik schuif
dit probleem zeker niet voor mij uit. In het kader van de
actie Levenslijn hebben wij trouwens beslist om een
aantal pilootprojecten op diverse plaatsen op te starten.
Maar, mijnheer Van Eetvelt, de studie in Antwerpen is niet
eens afgerond. Men heeft nauwelijks een tiende kunnen
uitwerken van wat men zich tot doel gesteld had. Ik moet
toch even de tijd krijgen om het eindresultaat te bekijken.
De cijfers liggen naar mijn mening alarmerend hoog. Het
feit dat deze cijfers betrekking hadden op een risicogroep
en niet op de hele bevolking, stelde mij een beetje gerust.
Dat neemt niet weg dat de cijfers binnen de risicogroep
zelf alarmerend hoog liggen. De cijfers voor de totaliteit
van de bevolking zullen er, gelukkig maar, heel anders
uitzien. Dit is voor mij echter geen reden om af te
wachten. Voor het resultaat van dit onderzoek werd een
preselectie gemaakt van een risicogroep in een regio. Als
we ook gegevens over de andere regio's willen verkrij-
gen, moet er per regio een gelijkaardige preselectie van
de risicogroep worden gemaakt. Dergelijke onderzoeken
kan ik niet met een vingerknip organiseren.
Mevrouw Alexandra Colen (Vlaams Blok) : Mevrouw de
minister, ik dank u voor uw volledig antwoord. Het maakt
duidelijk dat u zich bewust bent van deze problematiek. Ik
weet echter dat de zaken in dit land zodanig versnipperd
zijn dat het algemeen beleid via heel veel overleg moet
gebeuren. Die versnippering leeft ook in het kader van
preventie.
Professor Van Bever had zich bij het onderzoek op
risicogroepen gericht. Daarvan was ik me niet volledig
bewust. Wel wist ik dat hij de nadruk legde op opvoeding,
HA 50
COM 169
19
04-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Alexandra Colen
zich daarbij vooral richtend op de onmiddellijke omgeving
van de patie¨nten. De patie¨nten hebben nog vaak rokende
ouders, ondanks de antirookcampagnes van vrijwilligers-
organisaties die te maken hebben met cara- of astmapa-
tie¨nten. Deze rokende ouders beseffen blijkbaar nog
altijd niet hoe belangrijk een rookvrije omgeving is. Bij
ons in de scholen werden de leerkrachten gei¨nformeerd
door middel van folders. Op dit ogenblik is het trouwens
zo ver gekomen dat leerkrachten tijdens de pauzes
kinderen helpen bij het innemen van medicatie en der-
gelijke. 10 jaar geleden zag men zoiets in de scholen niet
gebeuren. Ik pleit voor campagnes waarbij de mensen
worden gei¨nformeerd over wat zij in het dagelijks leven
kunnen doen in het kader van preventie.
Op mijn laatste vraag omtrent de terugbetaling van een
aantal preventieve zaken kunt u nu misschien niet ant-
woorden. Ik zag wel dat u het noteerde. Misschien kunt u
hierop bij een andere gelegenheid antwoorden. Ik dank
u.
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw Colen, ik bezorg
deze informatie aan de collega's in verband met de
pilootprojecten die wij opstarten in Gent, Brussel en
Charleroi. In een aantal kansarme buurten heeft men
vastgesteld dat mensen naar steeds zwaardere medica-
tie grijpen, terwijl eenvoudige preventieve zaken kunnen
helpen. Ik geef enkele voorbeelden : volle asbakken
verwijderen, vervangen van zware overgordijnen waarin
extra veel stof kruipt, geen huisdieren met te lange haren
in de woonruimte.
Het is echter een probleem om de mensen in kansarme
buurten te bereiken. Dat lukt niet met een zoveelste
mooie folder in hun brievenbus te stoppen. Dit informatie-
kanaal slaat in deze buurten niet aan. We kozen daarom
voor een andere werkwijze. Aan alle personen die reeds
toegang tot deze buurten hebben, zal worden gevraagd
zich extra in te zetten om de bewoners mondeling in te
lichten en tot preventief gedrag aan te sporen. Het
moeten personen zijn die overtuigingskracht hebben ten
aanzien van die mensen. Dat is beter dan de zoveelste
mooie brochure, die toch niet wordt gelezen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De mondelinge vraag nr. 1382 van de heer Jo Vandeur-
zen wordt naar een latere datum verschoven.
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
het statuut van de KPMG-studie
'Audit Project Poelkapelle
(nr. 1384)
Question orale de M. Yves Leterme a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement sur
le statut de l'e´tude KPMG
'Audit Project Poelkappelle
De heer Yves Leterme (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, wat het dossier van de
ontmijningsinstallatie voor chemische munitie in Poelka-
pelle betreft en vooral de toch wel dringende beleidsaa-
pak en bijsturing van het beleid terzake, kan ik mij niet
van de indruk ontdoen dat de studie die in de nazomer
van 1998 door staatssecretaris Peeters werd besteld
onder impuls van de toenmalige minister van Begroting,
wel eens zwaar zou kunnen wegen op de besluitvorming
van de minister van Defensie. Ik denk meer bepaald aan
wat de minister heeft aangekondigd om de investeringen
die al zijn gebeurd rendabeler te maken of minstens het
probleem wat grondiger aan te pakken.
Tussen haakjes voeg ik eraan toe dat ik het niet eens ben
met de aanpak die nu voorligt, noch met de conclusies
van deze studie, zeker niet met een aantal ervan. Dit zal
wellicht het voorwerp uitmaken van een debat de ko-
mende weken dat wij desnoods zelf aan de agenda
zullen plaatsen.
Mevrouw de minister, deze studie is besteld door het
ministerie waarover u de voogdij uitoefent. Ik heb infor-
matie ingewonnen bij het Rekenhof, waaruit is gebleken
dat daarvoor een bedrag van iets meer dan een miljoen
frank werd betaald. Het gaat om kredieten die ressorte-
ren onder het ministerie van Sociale Zaken, Volksge-
zondheid en Leefmilieu. Mevrouw de minister, u bent de
opvolger van degene die de studie heeft besteld. Ik
vernam graag van u, als verantwoordelijk minister, wat
het statuut van die studie is ? Daarnaast had ik ook graag
geweten bij wie deze studie feitelijk berust, vooral op
juridisch, administratief en beleidsmatig vlak.
Het was tevens mijn bedoeling u te ondervragen over de
kostprijs van de studie. Ondertussen ben ik daar zelf
achter gekomen. Ook ben ik erin geslaagd uit te zoeken
door wie de studie werd geordonnanceerd en op welke
begroting daarvoor middelen werden uitgetrokken.
Mijn derde vraag is zeer belangrijk. Welk gevolg werd er
sinds 20 februari, datum van oplevering van de KPMG-
studie aan de opdrachtgevers, aan deze studie gege-
ven ?
Ten slotte en vooral belangrijk voor de toekomst is op
welke wijze de conclusies van deze studie de basis voor
beleidsvoorbereidend werk vormen, voor zover uiteraard
u daarbij zou zijn betrokken en het protocol van 1992 nog
zou gelden.
Minister
Magda Aelvoet :
Mevrouw
de
voorzitter,
collega's, het gaat inderdaad over een bedrag van
1 016 400 frank, BTW inbegrepen. De ordonnancering
20
HA 50
COM 169
04-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
gebeurde
in
het
eerste
kwartaal
van
1999
op
BA1612117300OA58, budget 26, visum 983004E. De
studie werd aan verschillende departementen bezorgd :
Landsverdediging, de staatssecretaris voor Leefmilieu,
het kabinet van minister Van Rompuy, de inspectie van
Financie¨n van het departement Sociale Zaken, Volksge-
zondheid en Leefmilieu, het Rekenhof en het kabinet van
Volksgezondheid. Het toenmalige kabinet heeft gevraagd
een financie¨le audit te doen die bestond in een analyse
en een controle van de uitgaven tot einde 1998, enerzijds
en een raming op te stellen van de toekomstige financie¨le
impact voor beide departementen van de voortzetting
van het project en dit met betrekking tot de investerings-
kosten en de werkingskosten, anderzijds. Er werd een
aantal scenario's naar voren geschoven. Deze progno-
ses werden op 22 april 1999 weergegeven in de
begrotingsvoorstellen voor het jaar 2000.
In afwachting van afspraken op hoger niveau werden
begin 1999 in Duitsland de nodige contacten gelegd en
werd een oplossing gevonden voor de verwerking voor
de problematische munitie. Concreet waren er proble-
men met Indaver dat vaststelde dat er een vermenging
was van toxische stoffen en springstoffen. Indaver
wenste niet dat meer dan 1% springstoffen bij toxische
stoffen zou worden gevoegd. Indien dit wel het geval
was, zou tot ontmanteling moeten worden overgegaan.
Het nodige werd dus gedaan om een technische oplos-
sing voor dit probleem te vinden. Nadat ik zelf heb
vastgesteld dat het zeer moeilijk is om vanuit Leefmilieu,
dat over een zeer beperkte administratie beschikt, op een
efficie¨nte wijze de verantwoordelijkheid op te nemen ten
aanzien van bepaalde aspecten van de opruimings-
werken te Poelkappelle, heb ik mijn collega Flahaut
uitgenodigd om de regeling te herzien. In bijna alle
landen is het opruimen van dergelijke springtuigen een
bevoegdheid voor Landsverdediging omdat het over de
technische capaciteiten en de geschoolde mensen be-
schikt. Het leek me dan ook beter om mijn deel-
bevoegdheid samen met de fondsen die ervoor werden
vastgelegd, over te dragen aan Landsverdediging. Zo
kan dat ministerie de volledige verantwoordelijkheid dra-
gen en ervoor zorgen dat die explosieven op een cor-
recte manier worden opgeruimd. Het verhaal dat ik in
deze materie mijn verantwoordelijkheid afschuif en een
zeer onverantwoorde houding inneem, wijs ik dan ook
van de hand.
De heer Yves Leterme (CVP) : Mevrouw de minister, ik
heb geen antwoord gekregen op mijn vraag op welke
wijze deze studie deel uitmaakt van het beleids-
voorbereidend werk. Dit heeft zowel een impact voor
Volksgezondheid als voor Leefmilieu. Tijdens ons bezoek
ter plaatse heeft kolonel Vandermoorter ons ingelicht
over de houding van de minister met betrekking tot de
kredieten. Deze houding kan rationeel worden onder-
bouwd : als de minister niet over de middelen en man-
kracht beschikt om haar deel van de bevoegdheden die
voortvloeien uit het protocol in te vullen, is het misschien
verstandiger om de verantwoordelijkheid en de fondsen
door te schuiven naar Landsverdediging, te meer daar dit
in het buitenland ook zo wordt gedaan. Ik ben het
hiermee niet eens, maar wie ben ik ? Ik meen dat de
federale minister bevoegd voor Leefmilieu en Volksge-
zondheid zich meer zou moeten bezighouden met dit
probleem en andere problemen waarvoor Landsverdedi-
ging verantwoordelijk is. Het decreet van 1791 is voor-
bijgestreefd en een andere aanpak is dringend nodig. Ik
onthoud dat de studie heeft gediend voor het stofferen
van begrotingsvoorstellen, die niet langer in aanmerking
kwamen omdat in Munster samen met de Duitse verant-
woordelijken een andere oplossing werd gevonden.
Ik zou nogmaals willen aandringen op een antwoord op
de vierde vraag, namelijk wat is het statuut van deze
1 miljoen kostende studie en in welke mate is dit een
basis voor beleidsvoorbereidend werk ? Deze studie
werd immers door uw ministerie aangevraagd en vermits
u titularis bent van dit departement mogen wij van u
informatie verwachten over deze door KPMG uitge-
voerde studie in verband met de toekomst van de ont-
mijningsinstallatie in Poelkapelle.
Minister Magda Aelvoet : Mijnheer Leterme, het statuut
van deze studie bestaat erin dat men op basis hiervan
heeft gehandeld. Men is met name in Duitsland gaan
kijken op welke manier een aantal problemen die hier
werden gesignaleerd, ginds worden opgelost. In het
kader van de aan minister Flahaut voorgestelde her-
schikking, is het uiteraard aan hem om zich met de
verdere uitwerking hiervan bezig te houden.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Ordre des travaux
Regeling van de werkzaamheden
La question orale n° 1401 de M. Richard Fourneaux est
reporte´e a` une date ulte´rieure.
Mondelinge vraag van mevrouw Els Van Weert aan
de minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu over
giftig gei¨mpregneerd hout
(nr. 1420)
Question orale de Mme Els Van Weert a` la ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publi-
que et de l'Environnement sur
le bois impre´gne´ de
substances toxiques
Mevrouw Els Van Weert (VU&ID) : Mevrouw de voorzit-
ter, mevrouw de minister, het is de derde keer dat ik de
minister ondervraag over hetzelfde thema, maar ik doe
dit omdat het mij na aan het hart ligt en omdat ons
HA 50
COM 169
21
04-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Els Van Weert
alarmerende berichten bereiken vanuit Nederland. Er
zou gei¨mpregneerd hout bestaan - dat gebruikt wordt als
grondstof - dat zeer giftig zou zijn en dus ook schadelijk
voor de volksgezondheid. Indien dit inderdaad klopt,
meen ik dat de Belgische overheid de nodige maatrege-
len moet treffen om dat soort grondstoffen, of houtpro-
ducten die ermee vervaardigd zijn uit de handel te
nemen. Dat valt onder de verantwoordelijkheid van de
minister.
Mevrouw de minister, de vorige keer hebt u gezegd dat
uw kabinet bezig was de zaak te onderzoeken. Op basis
van de resultaten van dat onderzoek zou u vervolgens
contact opnemen en overleg plegen met de gewesten. U
zei dat u eind februari klaar zou zijn. Ik heb u wat extra tijd
gegeven, het is intussen begin april, dus vraag ik u nu of
u mij al meer inlichtingen kunt geven over de grond van
de zaak ? Is het werkelijk zo, zoals een Nederlandse
studie zegt, dat dit soort hout zware problemen geeft voor
de volksgezondheid ? Indien dat zo is, hoe ver staat u
met maatregelen ?
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, me-
vrouw Van Weert, mijn antwoord zal even kort zijn als uw
vraag. Ik had beloofd dat ik eind maart een antwoord zou
hebben, niet eind februari. Dat kunt u terugvinden, maar
dit misverstand is niet zo erg.
Het probleem is wel dat het overleg met de gewesten
meer tijd in beslag neemt dan ik aanvankelijk dacht. Dat
komt door banale dingen als de ziekte van een ambte-
naar, iets wat zwaar op deze zaken kan wegen. U weet
dat dergelijke dossiers niet door een groot aantal amb-
tenaren behandeld worden. Als e´e´n ambtenaar drie
weken ziek is, verlies je bijna een maand bij manier van
spreken. Wij hebben ook gemerkt dat er structurele
problemen zijn. De gewesten zien de antwoorden die zij
ons moeten geven in een ander tijdskader. Ik kan de
gewesten niet verplichten om binnen een bepaalde tijd te
reageren. Het zal niet op de lange baan geschoven
worden, maar, en ik betreur dit echt, het duurt wel langer
dan ik hoopte. Vandaar dat ik u nu helaas niet over
concrete acties kan inlichten. Eerst moeten de bespre-
kingen achter de rug zijn.
U kunt er wel van op aan : wij volgen deze zaak verder
op.
Mevrouw Els Van Weert (VU&ID) : Ik heb er alle begrip
voor, mevrouw de minister, hoewel ik me moet aansluiten
bij een vorige spreker die zei dat we met de volksgezond-
heid heel omzichtig moeten omspringen. Als het werkelijk
zo dramatisch is als de Nederlandse studies uitwijzen,
denk ik dat we weinig tijd te verliezen hebben.
Ik meen ook begrepen te hebben dat er twee elementen
waren. Enerzijds zou u zelf op wetenschappelijke wijze
laten uitzoeken in welke mate deze zaak dramatisch is
en, anderzijds, zou u overleg plegen met de gewesten.
Voor het eerste gedeelte kunt u ook nog geen definitieve
conclusies trekken ? Is dit juist of fout ?
Minister Magda Aelvoet : Dat is juist.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
verdachte schadeclaims naar
aanleiding van de dioxinecrisis
(nr. 1488)
Question orale de M. Yves Leterme a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement sur
des plaintes frauduleuses
en dommages et inte´re^ts introduites a` la suite de la
crise de la dioxine
De heer Yves Leterme (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, deze vraag is gebaseerd op be-
richten die vorige week de wereld in gestuurd werden en
waaruit zou blijken dat heel wat aanvragen voor het
bekomen van een schadevergoeding vanuit de niet-
landbouwbedrijven als gevolg van de dioxinecrisis door
fraude zouden zijn aangetast. Volgens die berichten
zouden er in totaal zo'n 5 000 dossiers ingediend zijn
waarvan bijna 90% frauduleus zou zijn. Daar schrok ik
wel even van. Bovendien zou uw ministerie intussen al
600 processen-verbaal hebben opgesteld.
Als deze berichten bevestigd worden, zou het goed zijn
na te gaan wat hieraan gedaan wordt. Als het valse
berichten zijn, moeten ze niet alleen door uw diensten
maar ook door u hier in het parlement worden ontkend,
uiteraard vergezeld van de nodige commentaar over de
ware toedracht van zaken.
Tijdens de jongste weken heb ik ook nagetrokken hoe het
zit met de vergoeding van laboratoria die bij het aanpak-
ken van de dioxinecrisis werden ingeschakeld om analy-
ses uit te voeren. Mijn indruk is dat het IVK, dat terzake
controlebevoegdheid heeft, niet over de echte vaardig-
heden beschikt om de systematische controle van stuk-
ken en dossiers te verrichten. Ik heb dat van de mensen
zelf gehoord en dit kan hen ook niet ten kwade worden
geduid. Uit de getuigenissen blijkt dat daar een en ander
fout loopt. Dit gaat van vergoedingen die door laboratoria
worden gevraagd voor testen die werden uitgevoerd
buiten de periode waarin de vergoedingsregeling gold tot
onvolledige dossiers die de in de reglementering ter zake
voorgeschreven bewijsstukken niet bevatten.
Mevrouw de minister, kunt u de cijfers die eind vorige
week onder meer via
Het Belang van Limburg werden
gelanceerd bevestigen of ontkennen ? Ze werpen im-
22
HA 50
COM 169
04-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
mers een smet op de hele sector. Doet de fraude
waarvan
sprake
is
zich
voor
in
alle
niet-
landbouwsectoren die dossiers mochten indienen of is er
sprake van een verschil tussen de deelsectoren ?
Waarop zijn de vermoedens van een woordvoerder van
uw ministerie of uw kabinet gegrond om dergelijke uit-
spraken te doen ? Kan er wat toelichting worden gege-
ven bij het cijfer van 600 processen-verbaal die intussen
zouden zijn opgesteld ? Betreft dit overwegend echte
fraude of gaat het hier om andere zaken ? Hoeveel
bedrijven zijn er bij die 600 processen-verbaal betrok-
ken ?
Tot slot heb ik nog een vrij belangrijke vraag. Ik had graag
vernomen welk bedrag er door uw departement intussen
is vastgelegd om enerzijds de operationele kosten te
vergoeden en anderzijds de schadevergoedingen uit te
betalen. Hoeveel is er intussen reeds effectief via de
diensten van uw departement aan de betrokkenen uitbe-
taald ?
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, mijn-
heer Leterme, in totaal werden zo'n 5 000 dossiers
ingediend door niet-landbouwbedrijven voor het beko-
men van een vergoeding in het kader van de dioxine-
crisis. 4 000 hiervan hebben betrekking op dossiers die
te maken hebben met export. De overige hebben te
maken met de binnenlandse markt. De grootste proble-
men rijzen in dossiers in verband met het buitenland.
Slechts 10% daarvan zijn administratief volledig. Ik ver-
moed dat men daarom gesteld heeft dat 90% ervan
frauduleus is. Overigens heeft men mij dat in de mond
gelegd, niet een van mijn medewerkers, naar aanleiding
van een bezoek aan de Kamer van Nijverheid en Handel
in Limburg. Ik heb niet gezegd dat 90% van de dossiers
frauduleus was. Ik heb gezegd dat we heel wat proble-
men hadden met de exportsector en dat er daar meng-
vormen waren van administratieve en fraudeproblemen.
Het is overigens in de hele dioxinecrisis gebleken dat
deze sector fraudegevoelig is. Ook de dioxinecommissie
heeft dat met zoveel woorden gezegd. Ik behoor dus niet
tot degenen die onterechte beschuldigingen uiten tegen
de sector. Slechts 10% van de dossiers in het verband
met de export zijn administratief volledig. De overige
vergen bijkomende bewijsstukken of bijkomend admini-
stratief onderzoek. Het gaat hier dus zowel om admini-
stratieve problemen als om een aanzienlijk aantal dos-
siers waarin men frauduleuze praktijken vermoedt.
Wat het buitenland betreft, is 10% administratief volledig
in orde. De overige vragen bijkomende stavingsstukken
of bijkomend administratief onderzoek. Het gaat dus om
administratieve problemen, maar in een aantal gevallen
is er ook een vermoeden van frauduleuze praktijken. Op
dit ogenblik is het echter te vroeg om daarover precieze
percentages te geven.
Wat de binnenlandse markt betreft, zijn er 600 dossiers
opgemaakt, mijnheer Leterme, geen 600 pv's. Een be-
perkt aantal hiervan zal aanleiding geven tot opschorting
van de uitbetaling. De meeste vaststellingen zijn te
herleiden tot administratieve vaststellingen die geen aan-
leiding geven tot betwisting omtrent de aard en de
hoeveelheid. In een beperkt aantal dossiers laat de aard
der vaststellingen inderdaad vermoeden dat er inbreuken
zijn gepleegd tegen de reglementering en probeert men
inderdaad onterecht vergoedingen te ontvangen.
Hoewel het gaat over een beperkt aantal dossiers kan ik
eraan toevoegen dat het wel gaat over zeer belangrijke
bedragen. Mijn houding is terzake onveranderd : wij
willen zo vlug mogelijk werken zodat de mensen, die wel
hebben geleden onder de crisis, krijgen waarop ze recht
hebben. In elk geval werd beslist elke belangrijke inbreuk
- ik hou me niet bezig met details - te laten vervolgen.
Over dergelijke zaken zal een proces-verbaal worden
opgesteld dat aan het parket zal worden overgemaakt.
minister Verwilghen heeft het College van procureurs-
generaal schriftelijk verzocht aan deze pv's de nodige
gevolgen te geven.
Het zal u zeker niet onbekend zijn dat binnen enkele
weken de destructie van mogelijk besmette stocks zal
worden bee¨indigd. Op dat ogenblik zal de eindbalans
kunnen worden gemaakt over de exacte budgettaire
weerslag. Intussen heeft de technische commissie in 176
dossiers een gunstige uitspraak gedaan ten belope van
2,1 miljard Belgische frank. In deze dossiers zal vlug
worden uitbetaald. Voor 22 dossiers werd verder onder-
zoek gevraagd. In totaal werd er op 3 april 2000 reeds
66 000 ton vernietigd voor een totaal bedrag van 934
miljoen frank.
Wat de terugbetaling van de analysekosten betreft, wer-
den er momenteel reeds 1592 dossiers afgehandeld. 672
dossiers werden goedgekeurd en 112 dossiers werden
om een of andere reden geweigerd. Voor 667 dossiers
werd bijkomende informatie gevraagd. In totaal zal een
bedrag van 101 miljoen frank worden uitbetaald. Voor
analyses in Zuid-Korea zal via de Belgische ambassade
een bedrag van 6 miljoen frank worden uitgetrokken.
Ik wens erop te wijzen dat alles in het werk wordt gesteld
om de vlotte afhandeling te verzekeren. Het ontbreekt
ons evenwel vaak aan essentie¨le stavingsstukken. Daar-
enboven moet ik erop wijzen dat wij worden onderworpen
aan een uiterst strikte controle door het Rekenhof inzake
de uitbetaling aan de bedrijven. Dit zorgt uiteraard voor
een zekere vertraging.
Op dit moment is er sprake van een totaal bedrag van
3 miljard Belgische frank. Het laat zich aanzien dat de
overgrote meerderheid van de dossiers vo´o´r de zomer-
vakantie zal zijn afgehandeld. Het is juist dat er sprake
was van een overbelasting bij de mensen van Rendac.
HA 50
COM 169
23
04-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
Na alle controles moesten zij ook nog eens zorgen voor
het uitrekenen van de terugbetaling. Er werd enkele
weken geleden afgesproken dat de dossiers - na vernie-
tiging - naar het hoofdbestuur in Brussel worden gezon-
den waar de nodige berekeningen worden gemaakt en
waar de beslissingen worden genomen over het al dan
niet opstellen van pv's. Er werd een aparte werkgroep
opgericht om het kaf van het koren te scheiden zodat een
zaak niet wordt geblokkeerd voor een akkefietje.
De heer Yves Leterme (CVP) : Mevrouw de voorzitter, ik
kan zeer kort zijn. Ik ben tevreden dat bij wege van deze
vragen en vooral het antwoord een aantal kwakkels de
wereld kunnen worden uitgeholpen en dat daarnaast de
zaken eens goed op rij worden gezet op 3 april. Met
betrekking tot de bedragen is dit ook voor ons interes-
sante informatie om dit onder meer via het Rekenhof
verder op te volgen.
De aanpak die de minister voorstelt, namelijk om zo snel
en efficie¨nt mogelijk de mensen en bedrijven die in
financie¨le nood zijn te helpen, maar daarnaast ook de
bezorgdheid voor een correcte en rechtvaardige toepas-
sing van de wetgeving is volgens mij aan de orde.
Wij volgen dit dossier verder op, maar we zijn tevreden
met het zeer gedetailleerde antwoord van de minister en
wij steunen haar in die zonet geschetste evenwichtige
aanpak.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de Mme Miche`le Gilkinet a` la ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement sur
la politique
transfusionnelle
Mondelinge vraag van mevrouw Miche`le Gilkinet aan
de minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu over
het beleid inzake bloed-
transfusies
(nr. 1494)
Mme Miche`le Gilkinet (AGALEV-ECOLO) : Madame la
pre´sidente, madame la ministre, par un arre^te´ royal du 4
avril 1996, le ministre Colla a arre^te´ les modalite´s d'agre´-
ment des e´tablissements et centres actifs dans le secteur
du pre´le`vement, de la pre´paration, de la conservation et
de la de´livrance du sang et des de´rive´s du sang d'origine
humaine. Aujourd'hui, aucun centre n'est, a` ma connais-
sance, agre´e´.
Pouvez-vous me confirmer cette information ? Dans l'af-
firmative, pouvez-vous me dire ce qui a e´te´ entrepris pour
y reme´dier ? En effet, si rien n'est entrepris, ne nous
trouvons-nous pas devant un vide juridique ?
Par ailleurs, plusieurs acteurs dans le domaine du sang
font e´tat de difficulte´s lie´es a` la de´multiplication des
centres de pre´le`vements. Cette multiplication entrai^nerait
une approche de plus en plus re´pe´titive des donneurs,
avec le risque de perturbation des donneurs, et a` terme,
aussi, le risque de ne pouvoir assumer la se´curite´ de
l'approvisionnement, ni un chiffre d'affaires suffisant pour
maintenir et de´velopper techniquement les structures en
place.
Pouvez-vous me dire si, a` votre connaissance, la situa-
tion est aussi difficile que celle que l'on m'a de´crite ?
Pouvez-vous dire aussi si vous ne jugez pas opportun de
mettre en place une seule structure de manie`re aussi a`
pouvoir identifier dans le secteur
sang beaucoup plus
clairement qui fait quoi ?
Dernie`re question, madame la ministre. Envisagez-vous
une re´tribution par enveloppe pluto^t que par prestation ?
Mme Magda Aelvoet, ministre : Madame la pre´sidente,
madame Gilkinet, primo, vous avez tout a` fait raison : a`
ce jour, aucun centre n'a e´te´ agre´e´ dans le cadre
re´glementaire relatif aux pre´le`vements.
Cette situation est en partie lie´e aux faibles ressources
humaines dont disposent les services de sante´ publique
pour assurer une mission qui exige un niveau d'expertise
e´leve´. Je ne dis pas cela pour renvoyer le tout aux
calendes grecques, mais pour expliquer et non pas
justifier, car d'une certaine fac¸on c'est injustifiable, le
retard qui a e´te´ encouru.
Toujours est-il qu'en ce moment dix centres ont e´te´
visite´s et contro^le´s, soit plus de la moitie´ et, d'apre`s les
informations qu'on me donne, pour juin, l'ensemble de la
proce´dure de visites et de contro^les devrait e^tre termi-
ne´e, ce qui nous place finalement au me^me niveau que
nos pays voisins pour ce qui est de la proce´dure d'agre´-
ment.
Ceci signifie qu'ensuite, la proce´dure d'agre´ment pourra
e^tre lance´e pour un nombre important de centres et
d'e´tablissements. Certains pays comme les Pays-Bas
conside`rent qu'une institution ou centre de pre´le`vement
peut assurer une activite´ s'il rassemble au moins 50 000
dons annuels, ce qui correspond approximativement a` un
centre par 750 000 habitants, ce qui donnerait en Belgi-
que environ 14 centres. Mes services ont rec¸u dix
demandes d'agre´ment en tant qu'e´tablissements et dix
demandes en tant que centres. Ces derniers appartien-
nent tous a` la Croix-Rouge. Cela correspond a` un total de
18 centres soit un centre par 566 000 habitants.
24
HA 50
COM 169
04-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
Selon mes informations, certains de ces centres ont une
activite´ qui parai^t tout a` fait insuffisante. Et je poserai au
Conseil supe´rieur d'hygie`ne la question de savoir si,
comme au Pays-Bas, un niveau minimum d'activite´ doit
e^tre inse´re´ dans les textes re´glementaires. Si la re´ponse
du Conseil supe´rieur est positive, nous adapterons la
le´gislation et encouragerons des centres a` fusionner s'ils
ne re´pondaient pas aux conditions minimales d'activite´s.
Quant a` votre question de savoir si un seul e´tablissement
ou une seule structure ne serait pas pre´fe´rable, je dois
vous avouer qu'un e´tablissement ou une seule structure
pour l'ensemble du pays peut comporter des avantages
mais aussi des inconve´nients.
Parmi les de´savantages, citons la situation de monopole,
l'absence de concurrence qualitative.
Les avantages, bien entendu, portent sur la rationalisa-
tion des investissements de haute technologie ne´cessai-
res a` la production de de´rive´s stables ou a` la re´alisation
de certains tests comme l'amplification ge´nomique.
Le choix en vue de retenir une seule structure n'a pas
encore e´te´ fait.
Si je rec¸ois d'autres
incentive pour une plus grande
re´flexion, il faudra peut-e^tre envisager d'organiser un
de´bat au sein du conseil supe´rieur d'hygie`ne. Mais, je le
re´pe`te, actuellement le choix d'une seule structure n'a
toujours pas e´te´ fait.
A l'heure actuelle, le sang et ses de´rive´s sont re´tribue´s
par la nomenclature de l'assurance maladie.
Le passage d'un remboursement par prestation a` un
remboursement de type enveloppe est de sa compe´-
tence et je ne manquerai pas de lui transmettre votre
question.
Mme Miche`le Gilkinet (AGALEV-ECOLO) : Madame la
pre´sidente, je tiens tout d'abord a` remercier la ministre.
Madame la ministre, je me suis peut-e^tre mal exprime´e
en utilisant le mot
structure.
Je ne pre´conisais pas l'attribution de l'agre´ment a` une
ASBL existante pluto^t qu'a` une autre, ce quel que soit le
degre´ de couverture.
Selon moi, il serait ne´cessaire que tous les centres qui
s'occupent de la proble´matique du sang soient inte´gre´s
dans une seule structure de manie`re a` permettre la
coordination entre les diffe´rents intervenants dans le
secteur.
Par ailleurs, d'apre`s mes informations, le conseil national
du sang ne fonctionne pas tre`s bien. Il y aurait peut-e^tre
la` matie`re a` re´flexion.
J'avais imagine´ que cette mission aurait pu e´ventuelle-
ment e^tre confie´e a` une structure qui de´pendrait du
conseil national du sang, mais ce conseil ne semble pas
fonctionner beaucoup puisqu'il ne se re´unit qu'une fois
par an.
Mme Magda Aelvoet, ministre : Je prends acte de cette
dernie`re remarque et je ferai le ne´cessaire pour que cette
question soit examine´e.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La pre´sidente : Chers colle`gues, je vous propose d'in-
terrompre nos travaux pour ce matin.
Deux membres doivent normalement intervenir a` 14
heures. Vous serait-il possible, madame la ministre,
d'e^tre pre´sente ?
Mme Magda Aelvoet, ministre : Cela me sera impossi-
ble, madame la pre´sidente. En effet, si j'ai demande´ le
report de nos travaux en raison d'obligations gouverne-
mentales auxquelles il m'est impossible de me sous-
traire, c'est parce que je savais que je ne pourrais e^tre
pre´sente a` 14 heures. Je demande a` mes colle`gues de
bien vouloir m'excuser de ce contretemps mais il m'est
tout a` fait impossible d'e^tre ici a` 14 heures. Ces questions
devront donc e^tre pose´es a` l'occasion d'une prochaine
re´union.
La pre´sidente : Madame la ministre, je prends acte de
votre proposition de reporter les quatres prochaines
questions a` l'ordre du jour de notre prochaine re´union.
Chers colle`gues, nous reprendrons nos travaux a`
14 heures avec les questions de M. Van Parys adresse´es
au ministre du budget. Nous passerons ensuite a` la
question de M. Valkeniers au ministre des Affaires socia-
les.
La se´ance est suspendue.
De vergadering is geschorst.
- La se´ance est suspendue a` 13.20 heures.
- De vergadering wordt geschorst om 13.20 uur.
- La se´ance est reprise a` 14.10 heures.
- De vergadering wordt hervat om 14.10 uur.
La se´ance est reprise.
De vergadering is hervat.
Mondelinge vraag van de heer Jef Valkeniers aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
de LOK-financiering (nr. 1418)
HA 50
COM 169
25
04-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
pre´sidente
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen)
Question orale de M. Jef Valkeniers a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement sur
le financement des GLQ
(La re´ponse sera donne´e par le ministre des Affaires
sociales et des Pensions)
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Mevrouw de voorzitter,
mijnheer de minister, de accrediteringsstuurgroep is niet
tevreden over de wijze waarop het voorstel voor de
LOK-financiering tot stand is gekomen. De leden menen
dat u de te volgen procedure niet hebt gerespecteerd en
geen rekening hebt gehouden met de adviesorganen.
Nochtans hebt u bij uw aantreden onmiddellijk gepleit
voor een dialoog met alle actoren in de ziekteverzeke-
ring. Wat is er fout gelopen ? Waarom werd de normale
procedure niet gevolgd en hoe denkt de minister dit recht
te zetten ?
Minister Frank Vandenbroucke : Mevrouw de voorzitter,
ik dank de heer Valkeniers voor zijn vraag die mij een in
staat stelt een communicatiestoornis uit de wereld te
helpen die is ontstaan naar aanleiding van een brief die ik
heb geschreven aan de dokter Lemy, de voorzitter van de
werkgroep ad hoc rond de LOK-werking van de accredi-
teringsstuurgroep. In die brief heb ik mijn visie op de
principes van de LOK-financiering uiteengezet. Zo meen
ik dat er bij de LOK-werking een optimale wetenschap-
pelijke ondersteuning moet zijn; de betrokkenheid van
wetenschappelijke verenigingen en universiteiten is be-
langrijk en de financiering moet hierop gericht zijn. Deze
brief bevatte geen enkel concreet financieringsvoorstel;
wel heb ik het RIZIV gevraagd een dergelijk voorstel uit te
werken, maar het gaat natuurlijk niet om een definitieve
beslissing. Ik heb contacten gehad met ziekenfondsen,
artsenverenigingen en dokter Lemy en het komt natuur-
lijk de Medico-mut toe om mij een voorstel te doen met
betrekking tot de LOK-financiering of een advies uit te
brengen over een voorstel van mijn kabinet. Dit is de
normale adviesprocedure en ik zal die ook volgen. Ik
raad de Medico-mut aan om bij een advies over een
voorstel of een eigen voorstel met betrekking tot de
LOK-financiering ook een evaluatie van het huidige ac-
crediteringsproces en aanbevelingen voor verbeteringen
te voegen.
Door mijn brief is ten onrechte de indruk ontstaan dat ik
mij het recht zou toe-eigenen om iets te beslissen wat ik
niet kan beslissen aangezien ik de Medico-mut moet
raadplegen. Ik laat het RIZIV concrete voorstellen uitwer-
ken, maar die moet ik aan de Medico-mut voor advies
voorleggen. Het is mogelijk dat ik adviezen van de
Medico-mut krijg. Sommigen menen dat er eerst een
akkoord moet worden bereikt over de accreditering alvo-
rens over de financiering kan worden gepraat. Het ene
moet inderdaad aan het andere worden gekoppeld.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Ik dank de minister voor
zijn antwoord, dat ik aan de betrokkenen zal meedelen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen en aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
het gebruik of hergebruik van
beschikbaar materiaal
(nr. 1427)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen)
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre des
Affaires sociales et des Pensions et a` la ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publi-
que et de l'Environnement sur
l'utilisation ou la
re´utilisation du mate´riel a` usage unique
(La re´ponse sera donne´e par le ministre des Affaires
sociales et des Pensions)
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
ik dank de heer minister voor zijn bereidwilligheid.
Mijnheer de minister, er moet een richtlijn worden gei¨m-
plementeerd met betrekking tot het hergebruik van be-
schikbaar materiaal. Tijdens de vorige regeerperiode
heeft de toenmalige minister van Volksgezondheid op
herhaalde vragen aangekondigd dat deze richtlijn niets
zou wijzigen aan de huidige situatie aangezien het ma-
teriaal moest worden aangewend volgens de gebruiks-
aanwijzing van de fabrikant.
Indien de gebruiksaanwijzing zou aangeven dat het
medisch materiaal slechts eenmaal kan worden gebruikt
en men zou toch overgaan tot hergebruik na sterilisatie,
dan is de betrokken persoon verantwoordelijk voor de
eventuele gevolgen. Dit was ook het standpunt van het
ministerie in 1993. Indien men echter het standpunt van
de fabrikant volgt, dan is het duidelijk dat dit aanleiding
kan geven tot aanzienlijke kosten en tot het opdrijven van
volumes. In dit alles staat de volksgezondheid voorop.
Het RIZIV gaat er echter voor de financiering van som-
mige medische prestaties en de hieraan verbonden
kosten wel degelijk vanuit dat bepaald materiaal voor
26
HA 50
COM 169
04-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jo Vandeurzen
hergebruik gesteriliseerd wordt. Dit geldt bijvoorbeeld
ook voor disposable katheders. Hier wordt de terugbeta-
ling berekend op basis van het aantal hersterilisaties. Dit
probleem rijst ook inzake endoscopisch materiaal en
viscerosynthesemateriaal.
Mijn vraag is dan ook of uit de richtlijn een verbod tot
hersterilisatie van disposables kan worden afgeleid en zo
ja, uit welke bepaling. Moeten de apothekers bij her-
sterilisatie van eenmalig te gebruiken materiaal volgens
die richtlijn beschouwd worden als fabrikant en zijn zij
onderworpen aan een CE-markering ? Hoe moeten de
standpunten van het ministerie van Volksgezondheid en
van het RIZIV worden verzoend met betrekking tot het
materiaal voor eenmalig gebruik ? Enerzijds is er een
financiering die gebaseerd is op hergebruik en anderzijds
zou er eventueel een verbod op hergebruik bestaan. Is
het niet opportuun dat er tussen al de betrokken partijen
- artsen, apothekers, infectiologen, mutualiteiten, RIZIV -
een gesprek zou plaatsvinden om tot goede en veilige
aanbevelingen te komen die tevens naar de beheers-
baarheid van de uitgaven realistisch en haalbaar zijn ?
Minister Frank Vandenbroucke : Mevrouw de voorzitter,
mijnheer Vandeurzen, ik kan daarover het volgende
antwoorden. De instellingen die materiaal voor eenmalig
gebruik hersteriliseren en hergebruiken in de eigen in-
stelling, vallen niet onder het toepassingsgebied van de
Europese richtlijn. Hoewel deze richtlijn de hersterilisatie
van disposables niet verbiedt, wordt dergelijk hergebruik
toch afgeraden omwille van de praktische onmogelijkheid
van de instellingen om de veiligheid, de efficie¨ntie en de
degelijkheid van de opnieuw gesteriliseerde medische
hulpmiddelen te kunnen garanderen. Hierbij dient te
worden vermeld dat door gebrek aan regelgeving de
kwaliteit van de sterilisatie in de ziekenhuizen niet homo-
geen is. Op 27 september 1999 werd in verband met de
sterilisatie een adviesaanvraag gericht aan de Nationale
Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen, afdeling Erkenning
en Programmatie. Ik wacht nog steeds op dit advies.
Verder dient erop gewezen te worden dat, indien toch tot
hergebruik wordt overgegaan, de bij dit hergebruik be-
trokken personen - zowel de apotheker, verantwoordelijk
voor de sterilisatie als de geneesheer die de hulpmidde-
len opnieuw gebruikt, als de beheerder van het zieken-
huis waar het hergebruik plaatsvindt - burgerrechtelijk en
strafrechtelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld in-
dien er zich een schadegeval zou voordoen. Ik wens er
ook nog op te wijzen dat in de overlegstructuur tussen
ziekenhuisbeheerders, geneesheren en verzekeringsin-
stellingen meermaals een advies werd uitgebracht be-
treffende de richtlijn 93/42 van de Europese Unie. Instel-
lingen die voor eenmalig gebruik bestemde hulpmiddelen
hersteriliseren en ter beschikking stellen van andere
instellingen, moeten aan de door de Europese richtlijn
opgelegde verplichtingen voldoen. Volgens de Europese
richtlijn nemen deze instellingen de rol van fabrikant op
zich en moeten zij dus aan alle voorschriften voldoen
waaraan ook de fabrikanten moeten voldoen.
Ik wens erop te wijzen dat de reeds vermelde adviezen
van de overlegstructuur het standpunt van zowel de
ziekenhuisbeheerders en geneesheren als van de
verzekeringsinstellingen vertegenwoordigen.
Wat de extra-kosten, veroorzaakt door het eenmalig
gebruik van medische hulpmiddelen betreft, heeft minis-
ter De Galan een adviesaanvraag gericht aan de Natio-
nale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen, afdeling Finan-
ciering.
Onder meer op basis van dit advies - waarover ik nog niet
beschik - zal een beslissing worden genomen betref-
fende de financiering van die extra kosten. Zoals hierbo-
ven reeds vermeld, kunnen alle personen die bij herge-
bruik betrokken zijn burgerrechtelijk en strafrechtelijk
aansprakelijk worden gesteld indien zich een schade-
geval voordoet en dit ongeacht het standpunt dat door
het RIZIV wordt ingenomen.
Ten slotte wens ik erop te wijzen dat de Europese
Commissie het engagement aanging om op Europees
niveau een werkgroep op te richten om tot een Europese
oplossing te komen. Herhaaldelijk werd zowel binnen als
buiten de overlegstructuur overleg gepleegd over de
problematiek die u aankaart. Op heden wordt door de
kabinetten van Volksgezondheid en Sociale Zaken een
rondzendbrief voorbereid waarin zowel het toepassings-
gebied van de Europese richtlijn, het uitvoeringsbesluit
als de aansprakelijkheid bij mogelijke incidenten worden
uitgeklaard.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
ik wil de minister oprecht danken voor het antwoord.
Mijnheer de minister, als ik u goed heb begrepen, heeft
de vorige regering twee adviezen gevraagd aan de
Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen die u
evenwel nog niet hebt ontvangen. Een ervan ging over
sterilisatie.
Minister Frank Vandenbroucke : Een van de adviezen
werd door mevrouw De Galan gevraagd. Het ging om
een advies over de kosten. Ik heb een advies gevraagd
over de problematiek van het hergebruik. Wij wachten op
deze adviezen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
HA 50
COM 169
27
04-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frank Vandenbroucke
Ordre des travaux
Regeling van de werkzaamheden
La question orale n° 1438 de M. Daniel Bacquelaine est
reporte´e a` une date ulte´rieure, ainsi que les interpella-
tions jointes n
os
336 et 345 de M. Claude Eerdekens et
Mme Martine Dardenne.
De mondelinge vragen nrs. 1468 van de heer Tony Van
Parys en 1481 van de heer Hubert Brouns zullen schrif-
telijk beantwoord worden.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 14.20 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 14.20 heures.
28
HA 50
COM 169
04-04-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000