B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
B
INNENLANDSE
Z
AKEN
,
DE
A
LGEMENE
Z
AKEN
EN HET
O
PENBAAR
A
MBT
COMMISSION DE L
'I
NTÉRIEUR
,
DES
A
FFAIRES GÉNÉRALES
ET DE LA
F
ONCTION PUBLIQUE
VAN
DU
28-03-2000
28-03-2000
HA 50
COM 160
HA 50
COM 160
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 160
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 28 maart 2000
COMMISSIE
VOOR
DE
BINNENLANDSE
ZAKEN,
DE ALGEMENE ZAKEN EN HET OPENBAAR AMBT
COM 160
Interpellatie van de heer Yves Leterme tot de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
de
belangenneming van de regeringscommissaris voor het
grootstedenbeleid
(nr. 324)
5
sprekers : Yves Leterme, Laurette Onkelinx, vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
Moties
8
Interpellatie van de heer Francis Van den Eynde tot de
eerste minister over
de illegale activiteiten van een
kabinetsmedewerker van staatssecretaris Boutmans via
internet
(nr. 243)
(Het antwoord werd verstrekt door de staatssecretaris
voor Ontwikkelingssamenwerking)
9
sprekers : Francis Van den Eynde, Eddy Boutmans,
staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking
Moties
12
Schorsing
12
Interpellatie van de heer Yves Leterme tot de eerste
minister over
de aanstelling van experts (nr. 316)
12
sprekers : Yves Leterme, Guy Verhofstadt, eerste
minister
Moties
16
Samengevoegde interpellaties van :
- mevrouw Frieda Brepoels tot de eerste minister over
de
beslissing van de Ministerraad van 2 maart 2000 rond een
grootschalige imagocampagne voor Belgie¨
(nr. 298)
- de heer Francis Van den Eynde tot de eerste minister
over
het voornemen van de regering een campagne te
starten om het imago van Belgie¨ op te krikken
(nr. 325)
16
sprekers : Frieda Brepoels, voorzitter van de VU&ID-
fractie, Francis Van den Eynde, Guy Verhofstadt,
eerste minister
Moties
24
Mondelinge vraag van mevrouw Simonne Creyf aan de
eerste minister over
het statuut van de kabinets-
archieven
(nr. 1379)
24
sprekers : Simonne Creyf, Guy Verhofstadt, eerste
minister
Sommaire
Mardi 28 mars 2000
COMMISSION
DE
L'INTE
´ RIEUR, DES AFFAIRES
GE
´ NE´RALES ET DE LA FONCTION PUBLIQUE
COM 160
Interpellation de M. Yves Leterme a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
l'amplification du ro^le
du commissaire du gouvernement a` la politique des
grandes villes
(n° 324)
5
orateurs : Yves Leterme, Laurette Onkelinx, vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi
Motions
8
Interpellation de M. Francis Van den Eynde au premier
ministre sur
les activite´s ille´gales, via l'Internet, d'un
collaborateur du cabinet de M. Boutmans, secre´taire
d'Etat
(n° 243)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le secre´taire d'Etat a` la
Coope´ration au de´veloppement)
9
orateurs : Francis Van den Eynde, Eddy Boutmans,
secre´taire d'Etat a` la Coope´ration au de´veloppement
Motions
12
Suspension
12
Interpellation de M. Yves Leterme au premier ministre sur
la de´signation d'experts (n° 316)
12
orateurs : Yves Leterme, Guy Verhofstadt, premier
ministre
Motions
16
Interpellations jointes de :
- Mme Frieda Brepoels au premier ministre sur
la de´ci-
sion du Conseil des ministres du 2 mars 2000 de lancer
une campagne de grande envergure visant a` promouvoir
l'image de la Belgique
(n° 298)
- M. Francis Van den Eynde au premier ministre sur
l'intention du gouvernement de lancer une campagne en
vue d'ame´liorer l'image de la Belgique
(n° 325)
16
orateurs : Frieda Brepoels, pre´sidente du groupe
VU&ID, Francis Van den Eynde, Guy Verhofstadt,
premier ministre
Motions
24
Question orale de Mme Simonne Creyf au premier mini-
stre sur
le statut des archives de cabinet (n° 1379)
24
orateurs : Simonne Creyf, Guy Verhofstadt, premier
ministre
HA 50
COM 160
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
4
HA 50
COM 160
28-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE L'INTE´RIEUR,
DES AFFAIRES GE´NE´RALES
ET DE LA FONCTION PUBLIQUE
COMMISSIE VOOR DE BINNENLANDSE
ZAKEN, DE ALGEMENE ZAKEN
EN HET OPENBAAR AMBT
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 28 MARS 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 28 MAART 2000
De vergadering wordt geopend om 14.05 uur door de
heer Paul Tant, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 14.05 heures par M. Paul Tant,
pre´sident.
Interpellatie van de heer Yves Leterme tot de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over
de belangenneming van de regeringscommis-
saris voor het grootstedenbeleid
(nr. 324)
Interpellation de M. Yves Leterme a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
l'amplification
du ro
^ le du commissaire du gouvernement a` la politi-
que des grandes villes
(n° 324)b>
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, wij hebben het nog maar
eens over het politieke en persoonlijke lot van collega
Charles Picque´ die zoals u weet de opdracht gekregen
heeft als regeringscommissaris voor het grootsteden-
beleid te functioneren. In die hoedanigheid is hij toege-
voegd aan de vice-eerste minister. Daarom interpelleren
wij de vice-eerste minister over de toch wel netelige
positie waarin de heer Picque´ zich bevindt.
Vanuit de CVP-fractie hebben wij van bij de aanvang -
dus men kan ons niet verwijten veertig jaar lang andere
dingen te hebben gezegd - duidelijk gezegd dat er een
constitutioneel en institutioneel probleem bestaat wat de
figuur van de heer Picque´ betreft. Wij hebben daarover
reeds de degens gekruist. Wij gaan voort met ons verzet
en hopen ooit gelijk te krijgen. Dat zal in het licht der
geschiedenis bekeken moeten worden, gezien de hals-
starrige volharding van de regering om deze figuur te
verdedigen.
Wat ons vandaag bezig houdt, is het feit dat uit de
gebiedsomschrijving van de aangekondigde maatrege-
len inzake het grootstedenbeleid - waarvoor de heer
Picque´ commissaris werd door het benoemingsbesluit
van 22 juli 1999 en binnen de regering een welbepaalde
coo¨rdinerende bevoegdheid heeft - blijkt dat de eraan
gekoppelde betoelagingsmiddelen - ongeveer 1,5 miljard
frank in de begroting 2000 -betrekking kunnen hebben op
het grondgebied van vijf entiteiten. Het gaat om vier
steden : Antwerpen, Gent, Luik en Charleroi, plus wat we
gemeenzaam de negentien Brusselse gemeenten noe-
men die deel uitmaken van het Hoofdstedelijk Gewest.
Uiteraard treedt de heer Picque´ hier in diverse hoedanig-
heden op. Ik zal geen vergezochte beelden gebruiken,
maar hij leidt vele levens. Hij is regeringscommissaris
voor het grootstedenbeleid en daarnaast is hij volksver-
tegenwoordiger en hij kan door de onverenigbaarheid
van deze functies geen bezoldiging ontvangen voor zijn
job als regeringscommissaris. Wij houden angstvallig in
het oog dat daar geen slechte dingen gebeuren. Tot nu
toe is dat niet het geval geweest. De heer Picque´ is in zijn
derde politieke hoedanigheid ook burgemeester van de
Brusselse gemeente Sint-Gillis, die luidens de beleids-
intenties en ook blijkens de werking van het regerings-
commissariaat voor het grootstedenbeleid, zeer duidelijk
de mogelijke begunstigde is van initiatieven - zelfs van
eventuele toelagen lastens de rijksbegroting - en inves-
teringen in projecten die voortspruiten uit het grootste-
denbeleid. De heer Picque´ is dus enerzijds burgemeester
van Sint-Gillis, maar anderzijds is hij ook betrokken bij
het voorbereiden, adviseren, misschien zelfs het bemid-
delen in en het doen uitvoeren van maatregelen die
specifiek zijn gemeente kunnen begunstigen.
De bedoeling is een aantal gebieden af te bakenen, ook
in Brussel, en daar in samenspraak met het Gewest en
de gemeentebesturen een beleid te voeren. De heer
Picque´ treedt daar op in zijn dubbele hoedanigheid als
burgemeester van een mogelijk begunstigde gemeente
en als regeringscommissaris voor het grootstedenbeleid.
Wat ons betreft, en hoewel voor een aantal excellenties
blijkbaar een nieuw tijdperk lijkt aangebroken, is het
evident dat deze cumulatie van een verkozen mandaat
HA 50
COM 160
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Yves Leterme
als parlementslid en burgemeester met dat van rege-
ringscommissaris noodzakelijkerwijze aanleiding moet
geven tot nefaste zaken als belangenneming en afwen-
ding van overheidsmiddelen.
Bovendien wordt het gelijkheidsbeginsel ten aanzien van
andere eventueel begunstigde gemeenten geschonden,
een belangrijk motief om zich tot de Raad van State te
wenden om bijvoorbeeld de vernietiging te verkrijgen van
een aantal administratieve beslissingen. Hier kan dit
gelijkheidsbeginsel ingeroepen worden om deze cumu-
laties aan te klagen.
Mevrouw de minister, hoewel de heer Picque´ aan uw
politieke functie is toegevoegd blijkt hij het grootsteden-
beleid in de realiteit vrij autonoom te bepalen, inclusief de
mogelijke bespreking met betrekking tot de eventuele
kredieten lastens de Rijksbegroting. Ik heb hier tal van
aanwijzingen. Zij zullen desgevallend op het gepaste
moment door mensen die zich eventueel zullen wenden
tot de Raad van State, kunnen worden ingeroepen.
Mijnheer de voorzitter, collega's, het zou ons te ver leiden
om ze allemaal op te sommen. Ik zal mij beperken tot een
voorbeeld. Het persbericht over een beslissing van de
Ministerraad van 24 februari inzake het voorontwerp van
wet over de verdeling van de middelen in het kader van
het grootstedenbeleid begint met de woorden
Op voor-
stel van de regeringscommissaris voor het grootstedelijk
beleid
. Dit is een bewijs uit onverdachte bron dat de heer
Picque´ minstens voorkennis heeft en gebruik maakt van
de cumulatie van zijn functies als burgemeester en
regeringscommissaris. In dat communique´ lezen wij dat
de Ministerraad op 24 februari, op voorstel van regerings-
commissaris Picque´, een voorontwerp van wet goed-
keurde dat de voorwaarden vastlegt waarmee de ge-
meenten en verenigingen kunnen genieten van bepaalde
financie¨le bijstand van de Staat in het kader van het
grootstedenbeleid. Daarnaast biedt het voorontwerp de
mogelijkheid om met de gemeenten contracten te sluiten
om maatregelen te financieren in een aantal crisiswijken.
Een interministerieel comite´ zal toezien op de goede
uitvoering van de contracten. Het zal uiteraard moeten
blijken hoe dit comite´ zal functioneren, maar het zou weer
een stap verder zijn mocht blijken dat de heer Picque´ in
dit interministerieel overleg een actieve rol speelt. Het
extreme zou zijn dat het dossier van bijvoorbeeld een
project in de gemeente Sint-Gillis wordt voorgelegd aan
het interministerieel comite´, dat de verantwoordelijken
van de federale overheid, van het Brussels Hoofdstede-
lijk Gewest en van het gemeentebestuur verenigt, en de
heer Picque´ de rol wordt toebedeeld mee te oordelen of
voorstellen te formuleren over projecten die op zijn eigen
gemeente betrekking hebben.
De belangenneming die wij hier aanklagen - en die
volgens ons een zeer belangrijk argument kan zijn om
latere beslissingen in het kader van het grootsteden-
beleid aan te vechten - blijkt ook uit een vrij recent
interview waarin de heer Picque´ verklaart dat zijn eerste
opdracht bestaat in
het beheer van het fonds voor de
grote steden, anderhalf miljard groot en bestemd voor
Brussel, Antwerpen, Gent, Charleroi en Luik
. Hij zegt
zelf dat de steden van het Brussels Hoofdstedelijk Ge-
west, dus inclusief zijn gemeente - naar zijn oordeel
veronderstel ik, want in de toelichting bij de uitgaven-
begroting vinden wij het niet met zoveel woorden terug -
recht zouden hebben op ongeveer een half miljard frank
steun op jaarbasis. In de Brusselse Hoofdstedelijke Raad
is, in antwoord op een mondelinge vraag, trouwens een
opsomming gegeven van een aantal gemeenten waar
men zeer dicht stond bij het uitwerken van een aantal
concrete projecten die voor subsidie¨ring in aanmerking
zouden komen. Het ging over de gemeenten Anderlecht,
Brussel, Molenbeek, Schaarbeek, Sint-Joost-ten-Node
en Sint-Gillis, de gemeente waarvan de heer Picque´
burgemeester is.
Ik kom nu tot mijn vragen. Ten eerste, op basis van welke
criteria zullen de middelen uit het fonds voor de grote
steden worden toegewezen ? Zijn dat louter mechani-
sche, objectieve criteria, waarbij geen enkele beoorde-
ling wordt verwacht van bijvoorbeeld de regeringscom-
missaris voor het grootstedenbeleid ?
Waarop zijn deze criteria gebaseerd ? De criteria die
worden gehanteerd inzake het grootstedenbeleid werden
op voorstel van de regeringscommissaris voorgelegd aan
de Ministerraad. Maar waarop steunen die criteria ?
Werden hieromtrent nog adviezen geformuleerd of wer-
den de criteria vastgelegd onder de verantwoordelijkheid
van de regeringscommissaris en van de kabinets-
medewerkers die hem omringen ?
Welke middelen afkomstig uit het Fonds voor grote
steden werden reeds toegekend aan Sint-Gillis en welke
zijn ervoor bestemd ? Wellicht zult u hierop ontkennend
antwoorden, mevrouw de minister, maar mocht u toch
verwijzen naar een aantal toebedelingen, voor welke
initiatieven zullen deze dan worden aangewend ?
Wie zal de federale regering feitelijk, alsook op juridisch
vlak, vertegenwoordigen in het interministerieel comite´
dat zal toezien op de goede naleving van de contracten
gesloten ter uitvoering van de wet ? Zal de heer Picque´
hierbij al dan niet worden betrokken ?
Hoe garandeert de regering dat de heer Picque´ in zijn
hoedanigheid
van
regeringscommissaris
van
het
grootstedenbeleid, geen oordelen of voorstellen moet
formuleren, adviezen moet verstrekken of mede moet
beslissen inzake aangelegenheden die rechtstreeks ver-
band houden met de gemeente Sint-Gillis. Bij uitbreiding
is dezelfde vraag trouwens van toepassing op alle be-
slissingen. Immers, als men spreekt een gelimiteerd
bedrag van anderhalf miljard vooropstelt, dan is het
6
HA 50
COM 160
28-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Yves Leterme
duidelijk dat wanneer de heer Picque´ een advies ver-
strekt of voorstellen formuleert omtrent een deel van dat
bedrag, dit steeds ten nadele van een andere gemeente
zal zijn. Dat betekent dat elke andere gemeente er
belang bij heeft de desbetreffende beslissingen aan te
vechten door middel van een administratief beroep.
Hoe zult u kunnen voorkomen dat de heer Picque´ zijn
voorkennis als regeringscommissaris zal aanwenden in
het voordeel van zijn gemeente Sint-Gillis ? Immers, op
8 oktober vinden de gemeenteraadsverkiezingen plaats
en voor de heer Picque´ zou de verleiding groot kunnen
zijn om zijn gemeente te bevoordelen.
Ten slotte, mevrouw de minister, heb ik nog de retorische
vraag welke maatregelen de regering zal nemen om een
einde te stellen aan de dubbelzinnige en wat ons betreft
manifest ongrondwettelijke toestand, waarbij een rege-
ringscommissaris politiek en bestuurlijk is betrokken bij
de toewijzing van middelen aan zijn gemeente ?
Minister Laurette Onkelinx : Mijnheer de voorzitter,
collega's, beslissingen betreffende de toekenning van
financie¨le middelen aan de gemeenten in het kader van
het grootstedenbeleid worden genomen door de Minis-
terraad, waarvan de regeringscommissaris geen lid is.
Terzake is er geen sprake van onverenigbaarheid tussen
de parlementaire functie, ook al gaat deze gepaard met
een bijzondere opdracht van de regering, en het
burgemeesterschap.
Voor de verdeling van de financie¨le middelen werd
besloten voor 2000 het totaal bedrag tussen de vijf grote
steden van het land te verdelen. Dit wordt verantwoord
door het feit dat de acute problemen die in deze vijf grote
steden worden aangetroffen, niet meer moeten worden
aangetoond. Hierdoor verkozen wij het eerste jaar als
lanceerperiode te beschouwen en wij beroepen ons op
onze ervaring om de actie gedurende de volgende jaren
uit te breiden.
De regeringscommissaris denkt onder meer aan andere
steden die met bepaalde problemen moeten afrekenen,
zoals Mechelen en La Louvie`re
Voor de verdeling van dit jaar wordt er geen rekening
gehouden met de bevolking van de grote steden en met
de omvang van de ingediende projecten.
Wat Brussel betreft, worden financie¨le middelen toege-
kend aan Anderlecht, Sint-Jans-Molenbeek, Schaarbeek,
Sint-Gillis, Sint-Joost-ten-Node en Vorst, alsook aan de
stad Brussel. Deze zeven gemeenten zijn gelegen in de
zone die in aanmerking komt voor de Europese bijstand
in het kader van doelstelling II.
Deze zone werd vastgesteld door de Brusselse hoofd-
stedelijke regering na een omstandige studie van het
ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Men
maakte hiervoor gebruik van tientallen statistische indi-
catoren om de meest vervallen stadswijken aan te wij-
zen.
Om te bepalen welk bedrag elk van de zeven gemeenten
zal ontvangen, werd besloten het totale bedrag aan
Brussel toe te kennen in verhouding tot het aantal
inwoners van iedere gemeente dat in de zone van
doelstelling II woont. Het gaat ook hier om een eenvoudig
en objectief criterium.
Zoals ik reeds heb gezegd, geeft de regering de voorkeur
aan een contractuele procedure met de plaatselijke be-
sturen. Zij moeten projecten indienen, waarvan de in-
houd zal dienen als basis voor de overeenkomsten. Het
is wenselijk de geformuleerde aanvragen van de ge-
meenten in te schatten, aangezien de fondsen op grond
hiervan worden toegekend. Daarom kunnen we op dit
ogenblik de verdeling van de enveloppe nog niet bekend-
maken. Tijdens de verschillende contacten met de ge-
meenten werd wel een indicatieve marge vooropgesteld.
Dit stelt hen in staat realistische projecten op te bouwen.
De raming steunde op een eenvoudig criterium, dat van
de bevolking.
De gemeente Sint-Gillis - zij was niet de enige - heeft een
project ingediend dat verscheidene initiatieven omvat,
waarvoor zij de cofinanciering door de Federale Staat
wenst in het kader van het grootstedenbeleid.
Enkele initiatieven van de gemeente Sint-Gillis waren
bijvoorbeeld de tewerkstelling van stadsstewards en
netheidspersoneel en het plaatsen van bewakings-
camera's als preventie.
De eerste projecten worden op dit ogenblik bestudeerd
door een interministerieel comite´, samengesteld uit de
minister van Werkgelegenheid, de minister van Maat-
schappelijke Integratie, de minister van Vervoer, de mi-
nister van Binnenlandse Zaken en de minister belast met
het toezicht op de Regie der Gebouwen. Dit inter-
ministerieel comite´ zal de ontwerpovereenkomsten ter
goedkeuring aan de Ministerraad voorleggen. Tot nog toe
werd geen enkel van de deze projecten goedgekeurd
door de regering.
Vooraleer de overeenkomsten gesloten worden, dienen
nog verscheidene fasen te worden afgehandeld. Eens de
diensten van de regeringscommissaris de aanvragen van
de gemeenten hebben gesorteerd en geklasseerd, dient
het interministerieel comite´ samen te komen om de
projecten te onderzoeken. Na de analyse ervan worden
de ontwerpovereenkomsten voorgelegd aan de Minister-
raad.
HA 50
COM 160
7
28-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Laurette Onkelinx
De overeenkomsten zullen een hoofdstuk bevatten dat
betrekking heeft op de vaststelling van de nagestreefde
doelstellingen. Hierdoor kan het interministerieel comite´
later de doeltreffendheid van onze methode beoordelen.
Deze evaluatie zal nuttig zijn voor de regering om later
overeenkomsten te verlengen of om nieuwe overeen-
komsten met andere steden en gemeenten te sluiten.
Monsieur le pre´sident, chers colle`gues, comme vous
pouvez le constater, nous avons cette obsession d'ob-
jectiver les crite`res d'aide et le choix des conventions au
profit des villes et des communes. Sachez que notre
action en cette matie`re se trouve e^tre bien e´videmment
guide´e par les besoins des citoyens.
De heer Yves Leterme (CVP) : Mevrouw de minister,
eerst en vooral is het informatief interessant om te
vernemen dat men na de verklaringen van de regerings-
commissaris zelf denkt aan andere gemeenten. U hebt
een Vlaamse en een Waalse gemeente genoemd. Dit
verdient uiteraard verder onderzoek in de komende we-
ken en maanden. We moeten nagaan wat nu precies de
bedoeling is. U had het immers in het meervoud over
andere steden en gemeenten. Ik neem daar nota van.
Mevrouw de minister, het is belangrijk te weten dat het
helemaal niet nodig is dat men zelf formeel een beslis-
sing neemt om te kunnen spreken van belangenneming.
Het volstaat dat men invloed uitoefent, als advies of
dossiervoorbereiding, op een beslissing die de betrok-
kene uiteindelijk in een andere hoedanigheid tot voordeel
strekt. Het is duidelijk dat de beslissingen die onder meer
de gemeente Sint-Gillis tot voordeel zullen strekken mee
worden gei¨nitieerd door het regeringscommissariaat voor
het grootstedenbeleid. U hebt dat niet ontkend. Als dat
niet het geval zou zijn, zou u zich overigens kunnen
afvragen waarom dit vehikel gecree¨erd werd. Dit komt
deels neer op zelfbediening. Juist die zelfbediening willen
wij aanklagen. Dit bewijst a fortiori dat wij gelijk hadden
en hebben als wij stellen dat dit geen zindelijke of
correcte toestand is met betrekking tot de werking van
onze instellingen. Ik voorspel u dat het niet uitgesloten is
dat gemeentebesturen, die moeten vaststellen dat an-
dere gemeenten geld krijgen terwijl zij voor even valabele
projecten niets krijgen, zich hierop zullen baseren om
een aantal beslissingen aan te vechten. Ik heb goed
genoteerd welke vorm deze beslissingen zullen aanne-
men en ik stel vast dat ze onder meer via de Ministerraad
zullen gaan.
Collega's, ik dien dan ook een motie in. Deze motie is niet
polemisch bedoeld, wij willen de regering er alleen voor
behoeden een vergissing te begaan. Met betrekking tot
de heer Picque´ heb ik de regering reeds een keer voor
een vergissing kunnen behoeden. Toen de begroting
werd goedgekeurd, zou een beraadslaging van de Minis-
terraad geregulariseerd worden via het ontwerp van
bijblad begroting 1999 volgens hetwelk een wedde van
2,9 miljoen frank werd uitgetrokken voor de heer Picque´.
Omwille van de grondwettelijke problemen kon de heer
Picque´ echter geen wedde ontvangen. Deze vergissing
werd rechtgezet door het unaniem goedkeuren van het
amendement dat ik hierover had ingediend. U kunt de
annalen terzake raadplegen. Het siert de regering trou-
wens dat zij deze fout heeft erkend toen ik hierover een
mondelinge vraag stelde. Ik denk dat u nu opnieuw een
fout begaat.
Het grootstedenbeleid is volgens ons echt nodig en het
moet in nauwe samenspraak met de Gewesten en de
gemeentebesturen, die ter zake de eerste verantwoorde-
lijkheid dragen, worden gevoerd. Wij betwisten niet dat
een grootstedenbeleid van belang is, maar wij willen de
regering
behoeden
voor
een
aantal
vergissingen.
Daarom dienen wij deze motie in.
Ten eerste dringen wij aan op objectieve criteria. Ten
tweede vragen wij dat er een strikte controle komt. Wij
zullen trouwens proberen om ons op dit gebied verdien-
stelijk te maken met de middelen die ons ter beschikking
staan, bijvoorbeeld het Rekenhof. Ten derde willen wij
alle nodige maatregelen laten nemen om te vermijden
dat delen van het grootstedenbeleid zouden kapseizen
omdat zou blijken dat de heer Picque´ op basis van
voorkennis en belangenneming een aantal beslissingen
die zijn gemeente tot voordeel strekken mee zou advise-
ren, initie¨ren of zelfs beoordelen. Gelet op de beperktheid
van de budgettaire enveloppe zouden dergelijke beslis-
singen onrechtstreeks ten nadele van andere gemeenten
zijn. Tot slot vragen wij in deze motie om ons tegen 1 mei
in kennis te stellen van de maatregelen die de regering
terzake zal nemen.
Mme Laurette Onkelinx, ministre : Monsieur le pre´si-
dent, je rappelle a` l'honorable membre que, dans le
cadre de l'Objectif 2, la commune de Saint-Gilles a e´te´
classe´e dans le premier groupe des communes bruxel-
loises les plus de´favorise´es.
M. Leterme n'a pas dit le contraire mais je tenais a` le faire
remarquer en conclusion de cette interpellation. Cette
commune re´pond tre`s largement a` l'ensemble des crite`-
res qui de´terminent le partage des moyens au profit des
grandes villes.
De heer Yves Leterme (CVP) : Mevrouw de minister, u
hebt geen ongelijk; ik wil u enkel zeggen dat ik u een lijst
kan voorleggen van 30 tot 40 Belgische gemeenten die in
het kader van het Europees structuurbeleid voldoen aan
de criteria voor een zone 2 en die als dusdanig door de
Europese Unie werden erkend.
De voorzitter : Tot besluit van deze bespreking werden
volgende moties ingediend.
8
HA 50
COM 160
28-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
En conclusion de cette discussion, des motions ont e´te´
de´pose´es.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de
heren Yves Leterme en Paul Tant en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellatie van de heer Yves
Leterme
en het antwoord van de vice-eerste minister en minister
van Werkgelegenheid, verzoekt de regering :
- dat de financie¨le bijstand waarvan gemeenten en
verenigingen in het kader van het grootstedenbeleid
kunnen genieten op basis van objectieve criteria wordt
toegekend;
- dat een strikte controle wordt georganiseerd op de
bestemming van de financie¨le bijstand inzake het
grootstedenbeleid;
- alle nodige maatregelen te nemen opdat de heer Picque´
in zijn hoedanigheid van regeringscommissaris voor het
grootstedenbeleid niet zelf kan oordelen, adviseren of
beslissen over aangelegenheden die rechtstreeks met de
gemeente Sint-Gillis waarvan volksvertegenwoordiger
Picque´ burgemeester is, te maken hebben;
- de Kamer voor 1 mei 2000 in kennis te stellen van de
bovenvermelde maatregelen.
Une motion de recommandation a e´te´ de´pose´e par
MM. Yves Leterme et Paul Tant et est libelle´e comme
suit :
La Chambre, ayant entendu l'interpellation de M. Yves
Leterme
et la re´ponse de la vice-premie`re ministre et ministre de
l'Emploi, invite le gouvernement a` :
- accorder l'aide financie`re dont peuvent be´ne´ficier les
communes et les villes dans le cadre de la politique des
grandes villes sur la base de crite`res objectifs;
- organiser un contro^le rigoureux de l'affectation de l'aide
financie`re en matie`re de politique des grandes villes;
- prendre toutes les mesures qui s'imposent pour que
M. Picque´ ne puisse pas, en sa qualite´ de commissaire
du gouvernement a` la politique des grandes villes, lui-
me^me porter de jugement, conseiller ou prendre des
de´cisions dans des matie`res lie´es directement a` la
commune de Saint-Gilles dont le de´pute´ Picque´ est le
bourgmestre;
- communiquer les mesures pre´cite´es a` la Chambre
avant le 1
er
mai 2000.
Een eenvoudige motie werd ingediend door de heren
Denis D'hondt, Tony Smets, Franc¸ois-Xavier de Donne´a
en Andre´ Fre´de´ric en mevrouw Kristien Grauwels.
Une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par MM. Denis
D'hondt, Tony Smets, Franc¸ois-Xavier de Donne´a et
Andre´ Fre´de´ric et Mme Kristien Grauwels.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
Interpellatie van de heer Francis Van den Eynde tot
de eerste minister over
de illegale activiteiten van
een kabinetsmedewerker van staatssecretaris Bout-
mans via internet
(nr. 243)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de staats-
secretaris voor Ontwikkelingssamenwerking)
Interpellation de M. Francis Van den Eynde au pre-
mier ministre sur
les activite´s ille´gales, via l'Inter-
net, d'un collaborateur du cabinet de M. Boutmans,
secre´taire d'Etat
(n° 243)b>
(La re´ponse sera donne´e par le secre´taire d'Etat a` la
Coope´ration au de´veloppement)
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de voorzitter, ik zou u de vergetelheid zeker niet
kwalijk hebben genomen. Bovendien had de commissie-
secretaris mij laten verwittigen, waarvoor mijn dank.
Mijnheer de staatssecretaris, deze interpellatie ligt reeds
lang in de oven. Door omstandigheden werd ze enkele
keren uitgesteld. Ik zal dit uitstel niet alleen u kwalijk
nemen want de fout ligt net zo goed bij mij.
Staatssecretaris Eddy Boutmans : Ik heb daarvoor trou-
wens schriftelijk mijn excuses aangeboden. Bovendien
wens ik eraan toe te voegen dat ik voor de deur stond en
dat ik een Noorse collega moest ontvangen.
De voorzitter : Mag ik u trouwens wijzen op het feit dat
geduld een christelijke deugd is die ik probeer te beoe-
fenen. Eerlijkheidshalve moet ik daaraan toevoegen dat
het vaak bij proberen blijft.
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de voorzitter, als ik de kranten mag geloven heeft de
staatssecretaris de laatste tijd ook veel geduld getoond.
Mijnheer de staatssecretaris, ik ben al een hele tijd actief
in de politiek. Ik ben ook al een hele tijd actief in het
Vlaamsnationalisme en vanaf het begin bij het Vlaams
Blok. Ik heb dan ook eelt gekweekt op de meeste van
mijn lichaamsdelen waardoor ik tegen een stootje kan. Ik
heb ook een en ander meegemaakt. De ruiten van mijn
woning zijn een drietal keer stukgegooid. Mijn kinderen
werden daarbij wakker onder het glas. Ik ben op een
avond ooit zelf serieus afgeranseld.
HA 50
COM 160
9
28-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Francis Van den Eynde
Ik vertel dit niet om een soort martelaarssyndroom te
kweken en zeker niet om medelijden op te wekken. Ik wil
alleen zeggen dat ik tegen een en ander kan en een en
ander gewoon ben. Bovendien beschouw ik deze perso-
nen - als ik het hen al kwalijk neem - niet als de
hoofdverdachten in deze zaak omdat ik weet dat het vaak
om jongeren gaat die opgehitst worden en die men wijs
maakt dat de wereld wit/zwart is. Aan de ene kant heeft
men het absoluut goede en aan de andere is er het
absoluut kwade, dat onder meer door mij wordt vertegen-
woordigd. Men lacht heel vaak met de ouderwetse
westerns maar in de politiek gaat het er nog vaak op die
manier aan toe. Ik beschouw de daders dan ook veeleer
als de gemanipuleerde slachtoffers van heel die hetze
dan als de hoofdverantwoordelijken.
Ik neem dit de hoofdverantwoordelijken, de ophitsers,
wel kwalijk. Ik ben toevallig te weten gekomen dat een
medewerker van uw kabinet zich onledig houdt - hopelijk
in zijn vrije tijd - met een hetzecampagne tegen het
Vlaams Blok, mijn partijgenoten-parlementsleden en me-
zelf. De betrokken medewerker heeft onder meer een
illegaal bestand van personengegevens opgesteld. Men
kan dit terugvinden op internet, het jongerenmedium bij
uitstek. Het bestand draagt de naam
Belgische fascis-
ten
. Over de zogenaamde Belgische fascisten vindt
men alle mogelijke informatie zoals hun woonplaats, hun
familiebanden, de naam van de echtgenoten en kinde-
ren, hun activiteiten in andere verenigingen en de naam
en het adres van hun werkgever en de functie die ze
bekleden. Ik geef slechts een voorbeeld. Als ik mijn eigen
fiche opvraag, vind ik er niet alleen mijn naam, mijn
prive´-adres en de functies die ik bekleed maar ook de
naam van mijn vrouw, die van mijn vroegere werkgever,
het telefoonnummer waar ik 10 jaar geleden bereikbaar
was en mijn functie.
Mijnheer de staatssecretaris, ik wens u erop attent te
maken dat zo'n bestand volkomen illegaal is. Het kan
worden gebruikt om goedgelovige jongeren zo ver te
krijgen aan gewelddadige acties deel te nemen. Ik heb
tegen dit bestand van uw medewerker klacht ingediend
bij de onderzoeksrechter te Gent. Het onderzoek is nog
niet afgerond en is in handen van de computer crime unit
van de GPP van Gent. Als ik goed ben ingelicht, is uw
medewerker lid van uw partij. Dit moet een louter toeval
zijn. Zoiets kan alleen bij minister Michel een rol spelen.
De echtgenote van de medewerker was kandidate op de
kamerlijst van uw partij.
Mijnheer de staatssecretaris, ik beklemtoon dat het be-
stand duizenden namen bevat. Dit bestand is een mani-
feste inbreuk op de wet op de privacy.
Het bestand bevat eveneens uittreksels uit linkse tijd-
schriften zoals het AFF-blad
Verzet van januari 1998
waarin - wellicht opnieuw toevallig - een artikel van een
Antwerps ambtenaar staat. Het artikel schendt niet alleen
de wet op de privacy maar ook het beroepsgeheim.
Tegen dit artikel werd klacht ingediend door een Vlaams
Blok-mandataris. De provinciegouverneur heeft de be-
trokken ambtenaar die kabinetsmedewerker van het Ant-
werps schepencollege was, onmiddellijk ontslagen. Er
werd een strafonderzoek uitgevoerd.
Ten derde vind ik wat men noemt de
AFF-fichebank,
een illegaal bestand met gegevens over personen en hun
politieke activiteit waarover de commissie voor de Be-
scherming van de Privacy heeft gezegd dat het manifest
een overtreding van deze wet vormt.
Ten slotte is het nog interessant te vermelden dat de
kabinetsmedewerker op het internet zijn persoonlijke
pagina met foto's heeft en daarenboven een gans arse-
naal aan vuurwapens uitstalt. De e-mail-berichten die hij
geregeld naar andersdenkenden stuurt om ze te intimi-
deren, dragen de veelzeggende hoofding
My madness,
de website van de wapenfabrieken, waaronder FN in
Herstal. Neem mij niet kwalijk, maar het verzet van
Agalev tegen de wapenhandel komt daarmee in een toch
bijzonder daglicht te staan.
Een aanwezige Franstalige collega van de meerderheid
vindt dit blijkbaar normaal. Wij noteren dat de wapen-
madness ook daar bestaat.
De man is blijkbaar niet in te tomen. Op 10 januari
hielden
in
Antwerpen
een
150-tal
Vlaams
Blok-
sympathisanten rustig een toegelaten manifestatie. Ter-
wijl ze naar een toespraak luisterden werden zij tot mijn
verbazing, van achter een politiekordon gefotografeerd,
niet alleen door persfotografen, maar ook door het be-
trokken kabinetslid van de staatssecretaris. Hij lijdt blijk-
baar aan een soort achtervolgingswaanzin, maar dan in
de omgekeerde zin. Hij heeft het heilige vuur en hij zal de
duivel in Vlaanderen uitdrijven met alle middelen, waar-
schijnlijk vandaar zijn madness.
Mijnheer de staatssecretaris, ik wens u enkele vragen te
stellen over dit toch wel bizarre gedrag. Bent u op de
hoogte van die activiteiten en in het bijzonder van de
activiteiten op het internet ?
Ten tweede, bent u op de hoogte van het lopende
onderzoek bij onderzoeksrechter Bloch in Gent ? Meent
u niet dat in het algemeen, maar zeker door leden van uw
kabinet, de privacywet moet worden nageleefd ? Keurt u
het aanbieden van een bestand van wapens goed ?
Keurt u ook goed dat men zomaar op het internet een
bestand opstelt van mensen die men dan betitelt als
Belgische fascisten en die uit een kaartenbak komen die
dezelfde naam draagt ?
Welke maatregelen hebt u eventueel genomen om een
en ander te doen ophouden ? Wat denkt u van het
doorsturen van e-mailberichten van een van uw kabinets-
10
HA 50
COM 160
28-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Francis Van den Eynde
medewerkers naar mensen waarvan hij weet dat ze
politiek andersgezind zijn met die lijst van wapens met
als hoofding
My madness ? Bent u niet van mening dat
hier sprake kan zijn van een bedreiging ?
Mijnheer de staatssecretaris, de man lijdt misschien aan
een bepaalde vorm van madness. Het is misschien
eerder ziekelijk, maar naar mijn bescheiden mening blijft
het niettemin gevaarlijk.
Staatssecretaris Eddy Boutmans : Mijnheer de voorzit-
ter, blijkbaar heeft een van mijn kabinetsmedewerkers
pech, want zoals bleek uit een vraag van senator Ceder
van enkele weken geleden die namens de eerste minis-
ter beantwoord werd door collega Daems, heeft deze
medewerker een nauw familielid die zoon is van een
Vlaams Blok-vooraanstaande. Dit blijkt te kloppen. Die
zoon is bovendien al een paar keer voor de rechtbank is
moeten komen onder beschuldiging van geweldpleging,
maar dit terzijde. Hij zou ook schuldig bevonden zijn,
maar dat doet niet zozeer terzake. Pech dus voor mijn
medewerker.
Voor het overige moet ik zeggen dat de meeste van deze
vragen al eens beantwoord zijn in de andere Kamer. Ik
zal mezelf niet ontslaan van mijn plicht hierop nogmaals
te antwoorden, maar ik wil toch vragen dat men zou
afspreken niet overal dezelfde vragen te stellen en het
werk misschien wat te verdelen.
Uit de eerste vraag maak ik op dat er een gerechtelijk
onderzoek loopt naar dit beweerde illegale bestand, wat
ook al in de vorige vraag ter sprake kwam. Het laatste
wat een regeringslid mag doen is een mening geven over
het al dan niet gegrond zijn van die gerechtelijke klacht.
Dan zou ik me mengen in een gerechtelijk onderzoek.
Daarover zou ik ongetwijfeld gei¨nterpelleerd worden. Het
antwoord is dus dat ik daarover geen mening behoor te
hebben. Voorzover er een gerechtelijk onderzoek is,
zoals hier gesuggereerd wordt, zal dit zijn normale ver-
loop kennen. Ik zal zeer zeker geen oordeel uitspreken
over de feiten die in dat onderzoek worden behandeld.
Met respect voor de toch niet onbelangrijke scheiding der
machten, denk ik dat het belangrijkste deel van de vraag
beantwoord is. Ik ga toch even verder op enkele andere
onderdelen.
Ben ik op de hoogte van die activiteiten ? Zeer ten dele.
Zij spelen zich af in het prive´-leven van een kabinets-
medewerker, maar sinds de vorige vraag heb ik me
ermee bezig gehouden. Ik meen, en ik bevestig dat ook
de eerste minister die mening is toegedaan, dat de
privacywet nageleefd moet worden. Om volgende vragen
te voorkomen, voeg ik eraan toe dat ik meen dat alle
wetten nageleefd moeten worden, ook en zeker door
kabinetsleden.
Over het versturen van ongevraagde e-mailberichten,
waarover niet gezegd wordt dat dit het voorwerp van een
gerechtelijk onderzoek uitmaakt, kan ik alleen zeggen dat
ik niet op de hoogte ben van de juiste feiten. Op zich denk
ik dat het verzenden van dergelijke e-mailberichten naar
andersdenkenden mogelijk tijdverlies is, maar bij mijn
weten is het niet strafbaar. De feiten zijn, zoals ze in de
vraag omschreven worden en mondeling toegelicht wor-
den, volgens mij niet op te vatten als bedreigingen. Ik
vermoed dat ze bovendien gepaard gingen van de ver-
melding die op alle e-mails voorkomt die ik van mijn
kabinetsmedewerkers ontving :
Alles wat ik graag doe is
ofwel verboden, ofwel vervelend, ofwel word je er dik
van
. Ik veronderstel dat dit humoristisch bedoeld is, en
bijgevolg dat de hele context van deze e-mails wat
gerelativeerd mag en moet worden.
Men moet geen verwarring stichten tussen waanzin en
humor.
Er zijn uiteraard mensen die weinig zin voor humor
hebben maar dat is een vorm van waanzin waarover ik
mij nu niet wil buigen. Zoals reeds door minister Daems
namens de eerste minister werd bevestigd, heeft het
kabinetslid op die datum niet gefotografeerd in mijn
opdracht, noch in opdracht van enig ander regeringslid.
Bijgevolg heeft de regering daarmee ook geen bedoelin-
gen gehad. U stelde de vraag of het fotograferen in het
openbaar van mensen die deelnemen aan een openbare
meningsuiting laakbaar of strafbaar is. Bij mijn weten is
het in elk geval niet strafbaar. Of het laakbaar is, hangt
volgens mij af van de omstandigheden en vooral van
hetgeen men met die foto's doet. Daarover ben ik niet
ingelicht. Ongeacht het feit dat soms wordt gesignaleerd
dat Vlaams Blok-leden dat wel eens doen - wat hier niet
relevant is - kan dit wel degelijk in overeenstemming
blijven met het recht op privacy. U had het over het
verbod om taken van de ordediensten over te nemen.
Daarvan begrijp ik de zin niet. Bij mijn weten is het
fotograferen van mensen geen specifieke taak van de
ordediensten.
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik heb
met aandacht naar uw antwoord geluisterd. Ik krijg haast
medelijden met uw medewerker. Men zal toch maar pech
hebben en een Vlaams Blokker in de familie hebben !
Zoals u zei, zijn de verhaaltjes die eraan worden vastge-
knoopt inderdaad niet relevant. U verwees in uw ant-
woord naar de Senaat, maar het ging daar over een
vraag en niet over een interpellatie. U gebruikt het
klassieke advocatentruukje en zegt dat u niet wilt ingaan
op een gerechtelijk onderzoek. U had het over de schei-
ding der machten. Ik betwist dat niet, maar daarover ging
het niet. Het gaat om een kabinetsmedewerker. Aange-
zien u graag vergelijkingen maakt, zult u mij toestaan er
ook een te maken. U weet ongetwijfeld dat de vrouw van
HA 50
COM 160
11
28-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Francis Van den Eynde
Caesar niet verdacht mag zijn. Ook al is deze zaak op
strafrechtelijk vlak nog niet uitgesproken past het mijn
inziens niet dat een rechtstreeks medewerker van de
regering op die manier aan politiek doet. U noemt dat
humor. Men kan uiteraard alles humor noemen, ook
wanneer men mensen, van wie men weet dat zij op
politiek vlak aan de overzijde staan, afbeeldingen stuurt
van wapens. Ik zou mij uw reactie willen voorstellen in de
tegenovergestelde omstandigheden. U krijgt een e-mail
van een of ander berucht Vlaams Blokker, met een
afbeelding van wapens. Achteraf zou u dan zeggen dat
dat humor is !
Mijnheer de staatssecretaris, u bent natuurlijk altijd lid
geweest van een partij van het regime, die niet werd
gecontroleerd door de politie en die altijd goed stond met
het systeem in dit land.
U maakte het nooit mee dat mensen van uw partij, naar
aanleiding van een openbare bijeenkomst, een na een
door de politie werden gefotografeerd. Wij wel. Precies
daarmee vergelijken wij het optreden van uw kabinets-
medewerker, ook al gebeurde dat in zijn prive´-leven. Voor
ons is het een vorm van politiewerk en wij zijn gevoelig
voor dergelijke aangelegenheden.
Hoe dan ook, misschien is het fotograferen van onze
aanhangers ook een vorm van humor.
Staatssecretaris Eddy Boutmans : Mijnheer de voorzit-
ter, de vergelijking die werd gemaakt met de vrouw van
Cesar verbaast mij. Ik ben Cesar niet, laat staan dat mijn
kabinetsmedewerker - die een man is - mijn vrouw zou
zijn !
De voorzitter : Tot besluit van deze bespreking werden
volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion, des motions ont e´te´
de´pose´es.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer
Francis Van den Eynde en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellatie van de heer Francis
Van den Eynde
en het antwoord van de staatssecretaris voor Ontwikke-
lingssamenwerking, verzoekt de regering er voortaan
zorg voor te dragen dat hun kabinetsmedewerkers niet
betrokken geraken bij politieke activiteiten die omstreden
zijn en/of die tot gerechtelijke vervolgingen kunnen lei-
den.
Une motion de recommandation a e´te´ de´pose´e par
M. Francis Van den Eynde et est libelle´e comme suit :
La Chambre, ayant entendu l'interpellation de M. Fran-
cis Van den Eynde
et la re´ponse du secre´taire d'Etat a` la Coope´ration au
de´veloppement, invite le gouvernement a` veiller de´sor-
mais a` ce que les collaborateurs de ses cabinets minis-
te´riels ne soient pas implique´s dans des activite´s politi-
ques controverse´es et/ou susceptibles de donner lieu a`
des poursuites judiciaires.
Een eenvoudig motie werd ingediend door de heren
Denis D'hondt, Franc¸ois-Xavier de Donne´a, Tony Smets,
Jean-Pierre Viseur, Patrick Lansens en Charles Jans-
sens en mevrouw Kristien Grauwels.
Une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par MM. Denis
D'hondt, Franc¸ois-Xavier de Donne´a, Tony Smets, Jean-
Pierre Viseur, Patrick Lansens et Charles Janssens et
Mme Kristien Grauwels.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
De vergadering is geschorst.
La se´ance est suspendue.
- De vergadering wordt geschorst om 14.55 uur.
- La se´ance est suspendue a` 14.55 heures.
- De vergadering wordt hervat om 15.00 uur.
- La se´ance est reprise a` 15.00 heures.
De vergadering is hervat.
La se´ance est reprise.
- Voorzitter : de heer Tony Smets
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De mondelinge vraag nr. 1298 van mevrouw Miche`le
Gilkinet wordt omgevormd tot een schriftelijke vraag en
de mondelinge vraag nr. 1222 van de heer Gerolf Anne-
mans wordt ingetrokken.
Interpellatie van de heer Yves Leterme tot de eerste
minister over
de aanstelling van experts (nr. 316)
Interpellation de M. Yves Leterme au premier ministre
sur
la de´signation d'experts (n° 316)b>
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de eerste minister, u merkt dat eens te meer de
christen-democratische oppositie u geen tijd wil laten
verliezen en bereid is om constructief mee te werken.
12
HA 50
COM 160
28-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Yves Leterme
Deze interpellatie, die ik bondig en precies kan ontwik-
kelen, is gei¨nspireerd vanuit een van de meest belang-
rijke opdrachten van het Parlement, met name de
begrotingsautoriteit en wat eruit voortvloeit, te weten de
plicht om goed te controleren hoe belastinggeld wordt
aangewend en na te gaan of de wetgeving terzake wordt
toegepast.
Van bij het begin wens ik duidelijk te maken dat de CVP
geenszins een probleem heeft met het aantrekken van
externe expertise. Wij vinden zelfs dat het getuigt van
een goede benadering van het beleid om zich, voor het
nemen van een aantal beslissingen, te wenden tot an-
dere deskundigen dan degenen die deel uitmaken van de
ambtenarij.
De optelsom van de begrotingsartikelen die rechtstreeks
aanleiding kunnen geven tot het structureel of niet-
structureel inhuren van externe deskundigen - overeen-
komstig het koninklijk besluit van mei 1999 of via
dienstenovereenkomsten - en van de kredieten inge-
schreven per kabinetsbegroting, resulteert jaarlijks in een
bedrag van 230 tot 240 miljoen.
Enkele maanden geleden, mijnheer de eerste minister,
toen u cijfers citeerde met betrekking tot de afslanking
van de kabinetten, hield u nog geen rekening met de
kabinetten van de regeringscommissarissen. Welnu,
voormeld bedrag van 230 tot 240 miljoen stelt u in staat
om - om het in wielertermen uit te drukken - het gat dicht
te rijden tussen de vroegere en de huidige bezetting van
de kabinetten.
Het is mijn bedoeling, meer speciaal bij de aanvang van
de legislatuur en gezien de vernieuwde werkwijze met
experts, aan te zetten tot waakzaamheid omtrent het
goede gebruik van de kredieten waarin werd voorzien.
Voor de collega's die het dossier niet optimaal volgen,
wens ik het volgende uit te leggen. Er zijn twee manieren
om externe experts in te huren. Dit kan gebeuren via het
in augustus gewijzigd koninklijk besluit van mei 1999, dat
vrij ver reikt wat de kabinetstoelagen betreft, waardoor
interessante medewerkers kunnen worden gevonden. In
dat verband denk ik bijvoorbeeld aan de kabinetschef
van de minister van Financie¨n en aan uw communicatie-
deskundige. Dat is de weg om personen uit de prive´-
sector in te schakelen in het overheidsbeleid.
Op deze wijze kunnen dus mensen worden ingeschakeld
in het overheidsbeleid. Ten gronde hebben wij daar
eigenlijk geen bezwaren tegen. Persoonlijk denk ik wel
dat het op een bepaald moment moeilijk kan worden om
op het niveau van het kabinet een externe expert te
hebben die een bepaald beleidsdomein volgt en die
anderhalf tot twee keer zo veel verdient als degene die bij
het ministerie zelf ambtelijk verantwoordelijk is voor het
opvolgen en uitvoeren van dit beleid.
Ik kom dan tot de aanleiding voor mijn interpellatie. Ter
voorbereiding heb ik gebruikgemaakt van het recht van
parlementsleden om via het Rekenhof toezicht te houden
op het viseren van ordonnanties. Ik heb vastgesteld dat
er aan de Nederlandstalige kamer van het Rekenhof
twee ordonnanties werden voorgelegd, waarvan e´e´n een
tijd geleden, waarbij de wet op de overheidsopdrachten
en een aantal andere reglementaire bepalingen volgens
het verslag van de raadsheer niet correct werden opge-
volgd. Het gaat niet om erg grote bedragen. Enerzijds
ging het om een opdracht gegeven aan de rechtspersoon
Finecma. Het kwam er toen op aan om vanuit het
regeringscommissariaat met betrekking tot de dioxine-
crisis financie¨le expertise in te huren, wellicht voor het
uitstippelen van het beleid terzake en voor advies bij het
tot stand komen van het ontwerp van dioxinewet, dat hier
uiteindelijk werd goedgekeurd. Anderzijds ging het om
een opdracht toebedeeld aan een onderdeel van de
Hanssens-groep, een Gents bedrijf waarvan een dochter,
de NV Executive Search International, uiteindelijk de
opdracht kreeg toegewezen om op zoek te gaan naar
een expert inzake het informatiseren van de overheid.
Ik heb nog een voetnoot die niet in de tekst van mijn
interpellatieverzoek staat. Ik vraag mij namelijk af
waarom er geen gebruik werd gemaakt van het
begrotingsartikel
bij
de
afdeling
ministerie
van
Ambtenarenzaken. Hier werd specifiek voor het moder-
niseren en informatiseren van het openbaar ambt een vrij
belangrijke allocatie voorzien. Wanneer men op zoek
gaat naar een manager om de informatisering door te
voeren, zou het mij logisch lijken dat men in eerste
instantie de betaling voor het zoeken en a fortiori voor de
manager zelf - de heer Verhulst als ik mij niet vergis - zou
ordonnanceren onder het desbetreffende begrotings-
artikel voor het ministerie van Ambtenarenzaken. Wij
stellen echter vast dat dit blijkbaar aan krediet 11/19 van
uw begroting werd aangerekend. Dit is echter een tus-
senvraag. Het is echter belangrijk om van bij het begin
van de legislatuur waakzaam te zijn voor onregelmatig-
heden, wat misschien een nogal zware term is, voor het
niet naleven van de wet op de overheidsopdrachten en
voor het in betaling stellen van een aantal vorderingen
waarvoor niet echt een geschreven document kon wor-
den voorgelegd. Dit wijst toch op een zekere slordigheid.
Dat werd ook opgemerkt in de brief die het Rekenhof tot
u heeft gericht. Het ging hier zeker om het geval van
Executive Search want in het geval van Finecma was er
blijkbaar wel een document. Daar werden echter een
aantal andere bepalingen niet nageleefd. Samengevat
kreeg u dus twee brieven van het Rekenhof over deze
dossiers. De Nederlandstalige kamer had geoordeeld,
enkel omwille van het feit dat er prestaties waren gele-
verd, dat de betaling kon doorgaan. Zowel in het geval
van Finecma als van Executive Search kreeg u een brief
waarin u gewezen werd op het feit dat de toepasselijke
wetgeving niet was nageleefd. De bedoeling was uiter-
HA 50
COM 160
13
28-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Yves Leterme
aard dat dit in de toekomst niet meer zou gebeuren. Niet
alleen op basis van de autoriteit maar ook van de
controletaak van het Parlement wens ik van u te verne-
men welk gevolg u hebt gegeven aan deze schrijven van
het Rekenhof. Wat was precies de oorzaak van deze in
sommen uitgedrukt kleine overtredingen ? Welke lessen
trekt u hieruit ? Hoe zal in de toekomst worden vermeden
dat manifeste onwettelijkheden nog voorkomen ? Het
Parlement heeft elk kabinet immers een vrij omvangrijk
krediet toegekend om expertise in te huren via twee
wegen, enerzijds het koninklijk besluit van mei 1999 en
anderzijds de dienstenovereenkomsten.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Mijnheer de voorzitter,
collega's, ik denk dat de heer Leterme een aantal dos-
siers verwart. Dit was reeds af te leiden uit het artikel dat
terzake is verschenen in De Standaard van 20 maart en
een samenvatting is van de interpellatie van de heer
Leterme. Hij verwart de aanstelling van de ICT-manager
met de expertencontracten die mijn kabinet kan toeken-
nen. Ik verklaar me nader. De aanstelling van de ICT-
manager van de federale overheid - de heer Verhulst -
gebeurde
door
een
headhuntersbureau
Executive
Search. In tegenstelling tot de bewering in De Standaard
is er geen probleem. De ordonnancering van de betaling
werd zonder opmerkingen van het Rekenhof op 20 maart
van een visum voorzien en goedgekeurd. Het betrof
immers een gunningsprocedure met mededinging. Er
waren geen opmerkingen.
Mijnheer Leterme, u verwart deze zaak met een andere
headhuntersopdracht van hetzelfde bureau die dateert
van 26 oktober 1999 en ertoe strekte een adviseur-expert
aan te stellen voor de modernisering van de federale
ambtenarij op mijn kabinet. De gegadigde, de heer
Luyten, was personeelschef van een niet-ongekend bier-
merk. Of vertrouwd zijn met de biersector een noodzaak
is voor de modernisering van het openbaar ambt laat ik in
het midden. Feit is dat de heer Luyten als personeelschef
iets weet over de human ressources-politiek die in een
grote administratie moet worden gevoerd. Het is normaal
dat de aanstelling wordt ingeschreven op de kredieten
van mijn kabinet omdat de expert mijn adviseur is inzake
de modernisering van het openbaar ambt. Dit verloopt in
samenwerking met de minister van Ambtenarenzaken en
Modernisering van de openbare besturen. Ik heb minister
Van den Bossche gevraagd me te helpen bij mijn zoek-
tocht naar een geschikt adviseur voor mijn kabinet. De
betrokkene moest uit de prive´-sector komen en gespe-
cialiseerd zijn in deze materie.
De ICT-manager Verhulst is zonder problemen aange-
steld. Het Rekenhof heeft de ordonnancering van de
betaling zonder bemerkingen goedgekeurd. De heer
Luyten is mijn adviseur op het kabinet. Hij werd eveneens
aangeprezen door het headhuntersbureau. Omdat deze
opdracht een geringere waarde heeft - een adviseur op
een kabinet is geen ICT-manager - was ze niet aan
formele mededingingsregels gebonden. Ik wens de aan-
stelling van de adviseur op mijn kabinet te verantwoor-
den. Op 16 oktober 1999 heeft de regering beslist de
federale
administratie
te
hervormen.
U
kent
de
Copernicus-nota. Deze wordt op dit ogenblik in het
kernkabinet besproken en zal wellicht vrijdag door de
Ministerraad worden goedgekeurd. Op 27 oktober 1999
heeft het Rekenhof de vraag gesteld of er op een
informele wijze consultatie van mogelijke kandidaten is
geweest. We hebben het Rekenhof geantwoord dat de
strakke timing - we moesten onmiddellijk van start gaan
met het opstellen van de nota - een informeel beroep op
de mededinging in de weg stond. Het Rekenhof heeft
onze verantwoording aanvaard en zonder verdere be-
merkingen de aanstelling van de adviseur geviseerd.
De tweede opdracht betreft geen opdracht van het kabi-
net van de eerste minister.
Ik lees u de tekst van mijn directeur-generaal voor. U kent
ongetwijfeld de heer Van Hemelryck van de kanselarij,
want hij heeft connecties met uw partij. De tweede
opdracht waarnaar u verwijst, deze van Finecma, betreft
geen opdracht van het kabinet van de eerste minister,
maar van de regeringscommissaris voor de dioxinecrisis.
Het betreft namelijk een beperkte expertiseopdracht in
het kader van de dioxinecrisis, waarbij een overeenkomst
werd gesloten op 30 juli 1999 voor een dagprijs van
40 000 frank. Men had gedacht dat deze opdracht maar
enkele dagen zou duren, maar uiteindelijk is die
expertiseopdracht uitgelopen tot 7 dagen. De vermenig-
vuldiging van 7 dagen aan een dagprijs van 40 000 frank
geeft een totaal van 280 000 frank. Op deze wijze werd
de drempel van 200 0000 frank met 80 000 frank over-
schreden, bedrag waarboven een informele raadpleging
van de mededinging is vereist. De informele raadpleging
is niet vereist onder een bedrag van 200 000 frank, maar
wel erboven.
Niet door het sluiten van het contract, maar door de
tijdsduur van het contract kwam men uiteindelijk aan een
bedrag van 280 000 frank in plaats van de vooropge-
stelde 200 000 frank. Het Rekenhof heeft opgemerkt dat
het bedrag van 200 000 frank werd overschreden. Het
Rekenhof heeft evenwel de betalingen zonder verdere
opmerkingen geviseerd. Wij zullen er uiteraard in de
toekomst rekening mee houden.
Ik geef toe dat er enige verwarring was gerezen, maar de
heer Verhulst heeft er niets mee te maken. Het is met
mededingingsregels gebeurd. Hij is dus een expert bui-
ten het kabinet. De heer Verhulst is bij wijze van spreken
de veertiende secretaris-generaal, maar dan specifiek
voor de horizontale invoering van de informatica. Daar-
voor is de gunningsprocedure normaal verlopen via het
bureau van de heer Hanssens dat u hebt vernoemd.
14
HA 50
COM 160
28-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Guy Verhofstadt
De andere persoon is de adviseur-expert op mijn kabinet
en valt binnen de kabinetskredieten. Wegens de snelheid
waarmee die aanwerving moest gebeuren, was er niet
voldoende tijd om dit via de mededinging te laten verlo-
pen. Ook hier is de betaling geviseerd door het Reken-
hof.
Het derde geval heb ik u al uitgelegd, met name de zaak
waarvan wij dachten dat ze slechts drie dagen zou duren
en die uiteindelijk zeven dagen in beslag nam..
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de eerste
minister, ik heb al een aantal maanden bewondering voor
de manier waarop u probeert erin te slagen om de
waarheid een klein beetje in een ander daglicht te stellen.
U verwees daarstraks naar een zekere heer Van Hemel-
ryck, die ik niet ken. Omdat u daar een zeker element van
geloofwaardigheid haalt in het antwoord dat u hebt
voorgelezen, verwijs ik u naar het verslag van de Neder-
landse Kamer van het Rekenhof met betrekking tot de
inbetalingstelling van de ordonnantie 34/99, ten laste van
uw kabinetsbegroting, waar raadsheer Van Stapel, die u
ongetwijfeld niet onbekend zal zijn, in het proces-verbaal
van de Nederlandse Kamer van het Rekenhof opsomt
welke wetsovertredingen er bij de totstandkoming van
deze schuld lastens de Staat ten overstaan van Execu-
tive Search te pas komen.
Ik citeer de heer Van Stapel :
Uit het voorliggend dossier
blijkt dat de voorschriften inzake overheidsopdrachten
niet werden nageleefd.
Consultancy-opdrachten werden bij onderhandelings-
procedures verleend doch in strijd met artikel 17, enzo-
voort, werd bovendien niet voldaan aan de verplichting
om in dat geval meerdere dienstverleners te raadplegen.
Bovendien werd in strijd met een ander artikel het
dringende karakter waarop beroep wordt gedaan in de
nota's van de kabinetschef niet aangetoond. Er werd
eveneens niet voldaan aan de formaliteiten opgelegd in
het koninklijk besluit nr. 1 van 8 januari 1996, waar men
vereist dat, voor het tot stand komen van een overeen-
komst bij een opdracht vanuit de overheid, er minstens
briefwisseling of een stuk zou zijn waaruit die overeen-
komst blijkt.
De heer Van Stapel maakt deze opsomming en de
Nederlandse Kamer verleent dan het visum. U zegt dat u
hebt geantwoord, waarop het Rekenhof zonder opmer-
kingen het visum heeft verleend. Dit klopt niet. De
Nederlands Kamer heeft bij de eerste bespreking van
ordonnantie 34/99 geoordeeld dat, niettegenstaande het
feit dat al deze wettelijke en reglementaire bepalingen
waren overtreden, men toch zou viseren. Dit gebeurde
na een lange bespreking omdat er toch een opdracht
werd uitgevoerd. Er werd een bepaalde prestatie gele-
verd. Overeenkomstig een principe dat reeds lang in ons
administratief recht ingebakken zit, heeft men recht op
betaling wanneer de prestatie geleverd is en de prestatie-
verlener te goeder trouw kon oordelen dat de overheid de
desbetreffende wettelijke en reglementaire bepalingen
had nageleefd. Er staat dus dat men na gedachte-
wisseling toch heeft geoordeeld om te viseren maar ook
om de opmerkingen schriftelijk aan de eerste minister
over te maken. Het is dus niet zo dat men zonder
opmerkingen geviseerd heeft nadat het Rekenhof uw
verklaringen had ontvangen. Het Rekenhof zelf, op voor-
dracht van raadsheer Van Stapel, heeft een opsomming
gedaan van allerlei belangrijke bepalingen van het admi-
nistratief recht, met name het recht tot het verlenen van
overheidsopdrachten, die u manifest niet hebt nageleefd.
Het is niet zo dat hier sprake is van enig misverstand en
onbegrip en dat het Hof zonder opmerkingen heeft
geviseerd zoals u aangeeft. Ik vind dit een zwaarwichtig
feit en niet enkel omdat dit is voorgevallen bij het begin
van de legislatuur. Het is echter vervelend dat u hier
ontkent dat er manifeste fouten zijn gebeurd. U wijst
integendeel in de richting van de verwarring die er
bestond tussen de heer Verhulst en de heer Luyten. Ik
geef toe dat ik op het spoor van de heer Verhulst zat.
Ik wil hier ook nog een voetnoot bij plaatsen. Het gaat
over de verloning van de headhunting en niet over de
verloning van de heer Luyten of de heer Verhulst. De
ordonnantie staat los van de verwarring tussen beide
heren. In de persartikelen van 20 maart 2000, niet in De
Standaard, stichtte men nog meer verwarring door de
fotografische keuze bij het artikel. Wij vinden het belang-
rijk om bij het begin van de legislatuur de zaken duidelijk
te stellen en onze opdracht als begrotingsautoriteit en
controleorgaan ernstig te nemen. Wij leggen een gemo-
tiveerde motie neer waarin wij ten eerste vragen de wet
na te leven. Dat is het minste wat men van de regering en
a fortiori van de eerste minister kan verwachten. Ten
tweede is er het voorstel, en dat is een wenk, ik heb
immers ook nog op het Rekenhof gewerkt, om de 11/19
uit te splitsen tussen enerzijds de kredieten, te gebruiken
in het kader van het koninklijk besluit van mei 1999 en
anderzijds de dienstenovereenkomsten zodat er twee
basisallocaties zouden zijn. Zo kan verwarring vermeden
worden.
Op het vlak van het gebruik van experts, waar het om
1 miljard Belgische frank over een volledige legislatuur
gaat, kan het gat tussen het verschil in kabinets-
medewerkers zeer gemakkelijk gedicht worden. Zo kan
men een grotere begrotingstransparantie aan de dag
leggen.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Mijnheer de voorzitter,
ik wil er nog kort iets aan toevoegen. Hetgeen ik heb
gezegd, komt exact overeen met de mededeling van de
directeur-generaal van de kanselarij. Ik lees het u letter-
lijk voor. Ik citeer :
Het Hof heeft zich in het betrokken
HA 50
COM 160
15
28-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Guy Verhofstadt
geval de vraag gesteld of er op informele wijze, zoals de
wet principieel vereist, consultatie van de verschillende,
mogelijke kandidaten is geweest
. Hierop antwoordde de
heer van Hemelryck het volgende.
De heer Yves Leterme (CVP) : U bent verantwoordelijk.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Hij heeft geantwoord.
U zegt dat ik niet heb geantwoord. De heer Van Hemel-
ryck zegt dat hij namens mij wel heeft geantwoord.
De heer Yves Leterme (CVP) : Ik beweer niet dat u niet
hebt geantwoord. Ik zeg dat men heeft geviseerd, zonder
op uw antwoord te wachten.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Ik zeg u dat er is
geantwoord. De strakke timing stond een ernstig, zij het
in dit geval informeel beroep op de mededinging in de
weg. Het Hof heeft de betaling zonder verdere opmerkin-
gen geviseerd. Dat heeft de directeur-generaal mij laten
weten.
Ik ben blij dat we al e´e´n misverstand uit de weg hebben
geruimd. Het gaat niet over de heer Verhulst.
De heer Yves Leterme (CVP) : Ik blijf bij mijn standpunt
dat het visum is verleend op het ogenblik dat het Hof
kennis nam van de twee ordonnanties die in overtreding
van wettelijke bepalingen aan het Hof werden voorge-
legd. De antwoorden van de eerste minister, die ook
verantwoordelijk is voor hetgeen de heer Van Hemelryck
schrijft, doen niet terzake. Ze kunnen wellicht enkel
dienen als signaal om het in de toekomst beter te doen.
De voorzitter : Tot besluit van deze bespreking werden
volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion, des motionsont e´te´
de´pose´es.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de
heren Yves Leterme en Paul Tant en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellatie van de heer Yves
Leterme
en het antwoord van de eerste minister, vraagt de
regering :
- bij de aanstelling van experts de voorschriften van de
wet inzake overheidsopdrachten na te leven evenals de
formaliteiten opgelegd door het koninklijk besluit nr. 1 van
8 januari 1996 te eerbiedigen;
- de bezoldigingen en toelagen aan enerzijds, de experts
aangesteld op basis van artikel 6 van het koninklijk
besluit van 4 mei 1999 en anderzijds, de experts die op
basis van een dienstenovereenkomst verbonden zijn met
het kabinet in de begroting uit te splitsen over twee
basisallocaties;
- een grotere begrotingstransparantie te realiseren op het
vlak van het gebruik van experts.
Une motion de recommandation a e´te´ de´pose´e par
MM. Yves Leterme et Paul Tant et est libelle´e comme
suit :
La Chambre, ayant entendu l'interpellation de M. Yves
Leterme
et la re´ponse du premier ministre, invite le gouvernement
a` :
- respecter, lors de la nomination d'experts, les disposi-
tions de la loi sur les marche´s publics ainsi que les
formalite´s qu'impose l'arre^te´ royal n° 1 du 8 janvier 1996;
- scinder en deux allocations de base au budget les
re´mune´rations et subventions attribue´es aux experts
nomme´s en vertu de l'article 6 de l'arre^te´ royal du 4 mai
1999, d'une part, et celles attribue´es aux experts tra-
vaillant pour le cabinet sur la base d'un contrat de
service, d'autre part.
- re´aliser une plus grande transparence sur le plan
budge´taire concernant le recours a` des experts.
Een eenvoudige motie werd ingediend door de heren
Denis D'hondt, Patrick Lansens, Franc¸ois-Xavier de
Donne´a en Andre´ Fre´de´ric en mevrouw Kristien Grauw-
els.
Une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par MM. Denis
D'hondt, Patrick Lansens, Franc¸ois-Xavier de Donne´a et
Andre´ Fre´de´ric et Mme Kristien Grauwels.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
- Voorzitter : de heer Paul Tant
Samengevoegde interpellaties van :
- mevrouw Frieda Brepoels tot de eerste minister
over
de beslissing van de Ministerraad van
2
maart
2000
rond
een
grootschalige
imago-
campagne voor Belgie¨
(nr. 298)
- de heer Francis Van den Eynde tot de eerste
minister over
het voornemen van de regering een
campagne te starten om het imago van Belgie¨ op te
krikken
(nr. 325)
Interpellations jointes de :
- Mme Frieda Brepoels au premier ministre sur
la
de´cision du Conseil des ministres du 2 mars 2000 de
lancer une campagne de grande envergure visant a`
promouvoir l'image de la Belgique
(n° 298)b>
16
HA 50
COM 160
28-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Yves Leterme
- M. Francis Van den Eynde au premier ministre sur
l'intention du gouvernement de lancer une campa-
gne en vue d'ame´liorer l'image de la Belgique
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, ik had aan de premier graag een aantal vragen
gesteld over een beslissing van de Ministerraad die
ongeveer drie weken geleden genomen werd om een
grootschalige campagne voor Belgie¨ op te zetten. Op dat
ogenblik was ik toch enigszins verwonderd, alhoewel de
afgelopen maanden verschillende ministers reeds onder
een of andere bedekte uitspraak aankondiging hadden
gedaan over het soort campagne dat zij graag gevoerd
zouden zien. Door afgevaardigden van het bedrijfsleven
werd ook al verwezen naar hun wens om een campagne
rond Belgie¨ te organiseren.
Ik was toch wel verwonderd omdat stilaan iedereen er
meer en meer van overtuigd geraakt dat Belgie¨ als
zodanig een afgelopen zaak is. Deze regering lanceert
een grootschalige imagocampagne voor Belgie¨ waaraan
voorlopig een prijskaartje van 200 miljoen Belgische
frank overheidsgeld hangt. Dit is toch zo volgens de
mededeling die de Ministerraad hierover deed.
Het zou een ruime communicatie- en mediacampagne
zijn die ondersteund zou worden door een Belgisch logo,
begeleid zou worden door een politiek comite´ onder
leiding van minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel
en een begeleidingscomite´ onder leiding van ons aller
prins Filip die Belgie¨ ook en vooral in het buitenland moet
promoten.
Wij weten allemaal dat Belgie¨ reeds jaren worstelt met
een imagoprobleem dat Belgie¨ vooral te danken heeft
aan een opeenstapeling van gebeurtenissen en berich-
ten. Ik moet het lijstje van politieke benoemingen,
corruptieschandalen in de politiek en de magistratuur,
oorlogen tussen de verschillende politiediensten, onver-
antwoordelijkheid in het leger, enzovoort, hier niet etale-
ren.
Het is dan ook mijn overtuiging en de overtuiging van
mijn fractie dat geen enkele campagne Belgie¨ zal kunnen
redden voor wie dat al zou willen. Het moet duidelijk
zijn - en ik spreek vanuit Vlaanderen - dat Vlaanderen
een politieke gemeenschap geworden is die een duide-
lijke plaats verworven heeft in Europa die Belgie¨ zeker
niet meer nodig heeft. Sterker nog, Belgie¨ is een perma-
nent struikelblok in een verder staatshervormingsproces.
Ik had aan de eerste minister dan ook een aantal
concrete vragen willen stellen. Is er volgens de regering
en de eerste minister sprake van een Belgisch imago ?
Zo ja, kan u daar een definitie van geven of kan u zeggen
wat dat imago op dit ogenblik is ?
Wat beoogt u met een nieuw of ander imago ? Met welk
imago zal u in dat geval naar buiten treden ? Wat wil de
regering bereiken met een beter imago ? Ik heb begre-
pen dat men zowel op het binnenland als het buitenland
mikt. Zal de regering verder komen dan een aantal holle
frasen of definities over die modelstaat Belgie¨ ?
In hoeverre zal er worden verwezen naar de dioxine-
crisis ? Ik heb de indruk dat het een beetje daaruit
ontstaan is. Heeft de regering er een idee van wat men in
het buitenland over Belgie¨ weet ? Ik bedoel dit zowel in
positieve als in negatieve zin. Heeft de regering hierover
een voorbereidend marktonderzoek gedaan ?
Ik meen te hebben begrepen dat de dienst Buitenlandse
Handel een tijd geleden een opdracht heeft gegeven aan
professor Stevensen. Heeft die studie als uitgangspunt
gediend voor deze campagne ? Zijn er reeds conclusies
aan deze studie verbonden, bijvoorbeeld wat de definitie
en de doelstellingen betreft ?
Ten derde, wil ik de premier vragen wat men bedoelt met
een imagocampagne voor Belgie¨ ? Gaat men Belgie¨ als
federale staatsstructuur promoten ? Ik denk dat het wat
krampachtig vasthouden aan een Belgisch logo toch
stilaan door de politieke feiten achterhaald raakt. Ik denk
dat het meer tot verwarring kan leiden dan bijvoorbeeld
het duidelijk overbrengen van Vlaanderen als regio in
Europa. Wat bedoelt de regering met een politiek comite´
waarin alle uitvoerende politieke instanties vertegen-
woordigd zijn ? Met andere woorden, hoe wordt dat
politiek comite´ samengesteld ? Zijn de regeringen van de
gewesten en gemeenschappen hierin betrokken ? Zo ja,
hoe verlopen die contacten ?
Het begeleidingscomite´ onder leiding van de prins zou
bestaan uit een aantal representatieve personaliteiten uit
heel wat middens, ook culturele en sportieve. Ik vraag me
af hoe men een Belgisch label kan claimen voor mensen
uit culturele, sportieve en wetenschappelijke middens.
Ik wil de premier even verwijzen naar een artikel dat
vandaag in de Standaard verscheen over het Belgisch
paviljoen op de Expo 2000. Men zegt dat dit het zoveel-
ste
verdriet van Belgie¨ is. Blijkbaar slaagt men er ook
hier niet in met iets representatiefs voor de dag te komen.
De politieke structuur van Belgie¨ zou toch geen excuus
mogen zijn voor een inspiratieloos concept. Een dergelijk
initiatief zou misschien de mogelijkheid bieden om het
land Belgie¨ op een ernstige manier voor te stellen, maar
zelfs daarin slaagt men niet.
Ten vierde, wil ik het met u even hebben over de rol van
de federale voorlichtingsdienst. Welke rol heeft die in
deze campagne ? Ik heb in het regeerakkoord gelezen
dat de regering de federale voorlichtingsdienst wil mo-
derniseren. Zijn daarvoor al concrete plannen ? Is er een
beleidsvisie vanuit de regering aan gekoppeld ? Ook
daarover zou ik graag wat meer informatie willen.
HA 50
COM 160
17
28-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frieda Brepoels
Ten vijfde, wil ik graag weten wat de interferentie is met
de opdracht van de heer Slangen als uw communicatie-
adviseur. Welk budget werd hem toevertrouwd ? Past dat
binnen deze campagne of speelt hij daarin als zodanig
geen rol ?
Ten zesde, heb ik een vraag over de rol van de Belgische
Dienst voor Buitenlandse Handel. Ik heb begrepen dat de
regering hoopt op cofinanciering, of op sponsoring, om
die 200 miljoen wat te verhogen. Treedt de Belgische
Dienst voor Buitenlandse Handel hier mogelijk op als
bijkomende sponsor ? Of is de sponsoring alleen ge-
pland via het bedrijfsleven ? Welke eisen worden er dan
gesteld ? In februari werd in het infoblad van het VBO
meer dan eens verwezen naar een mogelijke informatie-
campagne. Men stelde dat de ondernemingen enkel
bereid zouden zijn om bij te dragen tot concrete acties
indien zij het nut ervan erkenden, maar tevens recht-
streeks betrokken zouden zijn bij de besluitvorming.
Ik wil graag weten of het VBO reeds positief beslist heeft
om bij te dragen tot de campagne. Meer nog wil ik weten
of het in de pers genoemde bedrag, 200 miljoen, de
vrijwillige solidariteitsbijdrage is waarover sprake was in
het kader van de dioxinecrisis om het dioxinefonds te
stijven ?
Dit lijkt mij belangrijk, omdat ik in dat verband begrepen
had dat het VBO aan het bedrijfsleven meer in het
algemeen wel een bijdrage wilde leveren, maar niet
zozeer om de dioxinecrisis op te lossen en uitbetalingen
te doen in het kader van schadevergoedingen, maar wel
om het imago in het buitenland te versterken. Indien de
bedrijven een bijdrage leveren, hoe worden die dan bij de
uitwerking van die campagne betrokken ?
Ten zevende, vernam ik graag of de campagne herleid
wordt tot de promotie van de buitenlandse handel in het
algemeen. Ik stel me daarbij vragen, vooral gezien de
huidige gesprekken binnen de Costa en gezien ook uw
persoonlijk engagement in dat verband. Is de communi-
catie van een Belgisch exportbeleid nog aan de orde en
wat kan de toegevoegde waarde zijn die voortkomt uit die
federale promotiecampagne ?
Ik had het daarnet al even over de binnen- en de
buitenlandse acties. Is er een verhouding in het budget
binnenlands/buitenlands gebruik ? Gaat het op binnen-
lands vlak - ik kan mij daar niet veel bij voorstellen - iets
anders worden dan het verkopen van het eigen rege-
ringsbeleid, van de zogenaamde actieve welvaarts-
staat ? In dat verband had ik graag geweten of de
regering maatregelen zal nemen om partijpolitiek gebruik
van de campagne te voorkomen in het kader van de
verkiezingen die wij dit najaar in ons land hebben.
Misschien wordt de campagne straks aangewend in het
kader van het Belgisch voorzitterschap van de EU ? Ik
heb ook begrepen dat Euro 2000 een eerste aanzet zou
zijn voor deze campagne. Gaat u deze campagne als
regering en als vertegenwoordiger plannen en vooraf ter
advies voorleggen aan de Parlementaire controle-
commissie van de verkiezingsuitgaven ? Deze morgen
vergaderden zij nog en ik denk dat hier toch wel een en
ander over te zeggen valt.
Behoort de campagne, wat het buitenlandse deel betreft,
tot de bevoegdheid van de minister van Buitenlandse
Zaken of die van Buitenlandse Handel ? Ik hoorde dat
minister Michel voorzitter zou zijn van het politiek comite´
en men vooral veel aandacht wil besteden aan de
imagoverbetering op het vlak van de buitenlandse han-
del. Dit is een pertinente vraag.
Tenslotte wil ik de minister nog enkele vragen stellen in
verband met het totale budget van de campagne. We
hoorden al van die 200 miljoen, het overheidsgegeven,
maar zijn er ook sponsors of cofinanciers, of hoe men het
ook mag noemen ? Waaraan zal dat budget worden
besteed ? Hebt u al een zicht of dat alleen om adverten-
ties zal gaan of ook om andere initiatieven ? Welke
doelgroepen zullen worden geviseerd ? Ik denk aan de
buitenlandse media als grote invoerders of decision
makers in het buitenland. Zal de regering misschien zelf
een variatie in imago aanbieden naargelang het land, de
regio of het werelddeel waarin men Belgie¨ beter wil
promoten ?
Ik las ook in de vakpers dat een bureau uit Brussel zou
zijn gevraagd een logo voor de Belgische overheid te
ontwerpen. Kunt u ons daarover iets meer vertellen ?
Kunt u ons dat tonen ? In welke mate zal dit ingevoerd
worden ?
Mijnheer de voorzitter, ik heb nog heel wat vragen over
dit onderwerp, maar ik zal het hierbij laten.
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, de situatie
werd reeds geschetst door de vorige spreker.
Het komt dus neer op een uitgave van 200 miljoen, plus
een uitkering voor Prins Filip, plus een logo, plus een
politiek comite´ onder leiding van minister Michel. Dit om
het imago van Belgie¨ te promoten of op te krikken in het
buitenland, althans als wij de informatie waarover wij
beschikken mogen geloven.
Enerzijds, is 200 miljoen niet erg veel; het is amper
2,5 maal het jaarloon van de heer Slangen. Anderzijds, is
200 miljoen wel een smak geld en de vraag is of het
nuttig is een dergelijk bedrag te spenderen.
Mijnheer de eerste minister, ik weet niet of Belgie¨ ooit een
goed imago had in het buitenland. In elk geval, ons imago
zal wellicht niet altijd goed zijn geweest. In dat verband
denk ik bijvoorbeeld aan de periode van de kolonisatie
van Congo.
18
HA 50
COM 160
28-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Francis Van den Eynde
Dat wij op dit ogenblik echter een slecht imago hebben in
het buitenland, staat buiten kijf. Mevrouw Brepoels
schetste daarnet al onze perikelen, van de zaak-Dutroux
tot de dioxinecrisis, over het dossier-Dassault heen. Alle
beginnen ze met een
D, behalve Agusta.
Misschien moet er wel iets worden gedaan. Alleen vraag
ik mij af of het de moeite loont om zich daarvoor in te
zetten. Om te beginnen, mijnheer de eerste minister, heb
ik de indruk dat uw regering terzake niet erg onderne-
mend is. In dat verband denk ik aan de bokkensprongen
van de minister van Buitenlandse Zaken in verband met
Oostenrijk en aan al dat Jerommekesgedoe dat onze
reputatie op internationaal vlak schaadt.
Volgens de Franstalige pers is onze reputatie vrij goed. Ik
citeer een titel uit de Wall Street Journal van eind maart :
The Blok in the Dock, which Belgian party is the most
undemocratic ?
In dat artikel staat onder meer te lezen
en ik vertaal :
Wat de democratie betreft denkt de
Belgische regering
- de regering, mijnheer de eerste
minister -
dat deze democratie in overeenstemming is te
brengen met het afpakken van de politieke rechten van
de Belgen waarvan zij de mening als onsmakelijk be-
schouwt
. Mocht u denken dat dit een eenzijdige bena-
dering is, dan kan ik u zeggen dat in het Engelse blad
The Economist van dezelfde periode, een portret werd
gepubliceerd van Louis Michel, waarbij wordt gezegd, en
ik citeer :
Hearing him, no listener could doubt the
sincerety of his views. It is only the fairness and rightness
of them that are open to question
. Met andere woorden,
men twijfelt zeer sterk aan de rechtvaardigheid en de
eerlijkheid van zijn standpunten.
Welnu, mijnheer de eerste minister, precies omwille van
onze kwalijke reputatie in het buitenland is de beste raad
die ik u kan geven ons een tijdje bescheidener op te
stellen en niet proberen lessen te geven in democratie
aan om het even wie en om het even waar in de wereld.
Nogmaals, het loont waarschijnlijk niet de moeite, niet
met uw logo en ook niet met prins Filip van Belgie¨. Ik
suggereer daarentegen het woordje Belgie¨ een stille
dood te laten sterven en misschien te vervangen door de
benamingen Vlaanderen en Wallonie¨. Als men het kunst-
matige product Belgie¨ zou vervangen door deze traditio-
nele namen zou dat veel gemakkelijker, een stuk goed-
koper en voornamelijk efficie¨nter zijn.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Mijnheer de voorzitter,
ik zal niet ingaan op de suggesties die hier zijn gedaan.
Het gaat hier om het imago van Belgie¨. Het is niet de
bedoeling een kopie te maken van acties die door het
ministerie van Buitenlandse Zaken en de BDBH worden
opgezet. De reden dat wij gezegd hebben dat het goed
zou zijn dat er een imagocampagne wordt gevoerd in de
periode 2000-2002, is dat het na de negatieve bericht-
geving in het verleden over diverse thema's in Belgie¨,
nodig is het imago van ons land te verbeteren. Om te
weten hoe het imago van ons land in het buitenland is,
hebben wij een gedetailleerde bevraging laten uitvoeren
via onze ambassades. Het imago van een land in een
ander land is immers niet overal hetzelfde. Ik bedoel
daarmee dat het imago van Belgie¨ in Duitsland anders is
dan het imago van ons land in Italie¨. Het is onze
bedoeling een campagne te voeren die loopt van eind
april tot in 2002 en die na alle gebeurtenissen van de
voorbije jaren, zoals de affaire-Dutroux en de dioxine-
crisis, ons imago zou verbeteren.
Mevrouw Brepoels, de oorspronkelijke idee was gekop-
peld aan de dioxinecrisis. Tijdens en onmiddellijk na deze
crisis zeiden specialisten in de media dat het nodig was
een imagocampagne te voeren om ze te overwinnen. Wij
hebben dat onderzocht maar zijn tot de conclusie geko-
men dat het niet zo'n goed idee was om een imago-
campagne te voeren die was opgehangen aan de
dioxinecrisis. Dat zou hebben betekend dat het negatieve
aspect van de dioxinecrisis werd bestendigd in de maan-
den waarin de campagne zou hebben gelopen. Uiteinde-
lijk hebben wij beslist om Belgie¨ als een land naar voren
te brengen in het centrum van Europa, dat bestaat uit
Brussel, Wallonie¨, Vlaanderen, de Vlaamse, de Franse
en de Duitse Gemeenschap, als een kruispunt met
verschillende gewesten en gemeenschappen, die ook de
rijkdom van dit land uitmaken. Wij willen Belgie¨ naar
voren brengen als Europa in het klein.
Wij willen Belgie¨ naar voren brengen als Europa in het
klein, een soort Europa in laboratoriumvorm waar ook
verschillende culturen, volkeren en talen samenleven. In
het centrum van Europa moeten wij in staat zijn om de
verschillen tussen die gemeenschappen en culturen te
overbruggen en op een vreedzame manier samen te
leven. Dat is onze bedoeling. Wij hebben niet de bedoe-
ling om te stellen dat Belgie¨ goed is. Wij willen Belgie¨
tonen in zijn diversiteit, met de verschillende gewesten
en gemeenschappen, talen, culturen en troeven waar-
over wij beschikken. Het is evident dat wij Belgie¨ in deze
imagocampagne niet als een soort eenheidsstaat, terug-
kerend naar het verleden, willen projecteren maar wel als
een modern federaal land dat beschikt over enorme
economische en sociale troeven. Wij hebben niet alleen
troeven op het vlak van human capital maar ook op het
vlak van onze ligging en onze talen. Dat is een enorm
voordeel, zeker in de eenentwintigste eeuw. Dat is de
bedoeling van deze campagne die gebaseerd is op een
voorstel dat werd goedgekeurd door de Ministerraad.
Mijnheer de voorzitter, als u het toestaat wil ik vrij
gedetailleerd de verschillende onderdelen van de beslis-
sing van de Ministerraad met de interpellanten en u
HA 50
COM 160
19
28-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Guy Verhofstadt
overlopen. Dat geldt zeker voor mevrouw Brepoels om-
dat zij concrete vragen heeft gesteld, terwijl de heer Van
den Eynde veeleer algemene beschouwingen heeft ge-
houden. Zo kan ik zeer concreet op de gestelde vragen
antwoorden.
Het regeerakkoord vormde natuurlijk de basis van de
nota die werd goedgekeurd. U zult zich herinneren dat wij
in het regeerakkoord hebben bepaald dat er lange en
aangehouden campagnes zouden moeten worden ge-
voerd om buitenlandse markten terug te winnen en
voornamelijk om het imago van ons land als een plaats
waar het goed is om te leven en waar het goed is om te
investeren te versterken. Die beeldvorming is het uit-
gangspunt van de nota. Gedurende jaren is die beeld-
vorming negatief geweest. Dat kan gerust worden omge-
keerd door te wijzen op de veranderingen, hervormingen
en positieve ontwikkelingen die zich in ons land afteke-
nen. In andere landen zullen we daarvoor de aangewe-
zen invalshoek moeten vinden. De enque^te via de am-
bassades heeft ons geleerd dat onze aanpak van land tot
land zal moeten verschillen.
Wij willen ervoor zorgen dat Belgie¨ op een positieve
manier wordt uitgedragen door de betrokkenheid van de
imagodragers te verhogen. De doelgroepen die wij heb-
ben zijn aan de ene kant imagodragers en aan de andere
kant imago-ontvangers. De imagodragers zijn de fede-
rale overheid, de gewesten en de gemeenschappen. Ook
de steden en gemeenten vormen een belangrijk deel van
ons imago. Verder kunnen de politieke actoren hierin een
rol spelen via onze delegatie in de EU, evenals het
bedrijfsleven, de opiniemakers, de communicatieactoren,
de organisatoren van events met een enorme internatio-
nale uitstraling en verder alle mensen die hier wonen.
Ook de in Belgie¨ residerende buitenlanders behoren
zeker tot de imagodragers.
Wat de imago-ontvangers betreft, trachten wij ons te
richten tot een geselecteerde groep in het buitenland en
uiteraard ook tot de Belgen die in het buitenland reside-
ren. In eerste instantie gaat het om een selectie waarover
ik u onmiddellijk iets meer kan zeggen.
De timing loopt normaal van april 2000 tot eind 2002. Het
budget dat wij hebben vrijgemaakt is gemengd. 200
miljoen frank wordt ingebracht door samenwerking met
het bedrijfsleven.
Het zou gemakkelijk zijn te kunnen zeggen :
Hier hebt u
200 miljoen frank en trek er uw plan mee !
Die 200
miljoen frank moet worden besteed aan concrete projec-
ten die het imago moeten verbeteren. De overheid zorgt
ook nog eens voor een bedrag van 200 miljoen frank. 100
miljoen frank komt van het programma 14414, basis-
allocatie 1238, zijnde de uitgaven van allerlei aard be-
stemd ter bevordering van het imago van Belgie¨ op het
gebied van de internationale en commercie¨le betrekkin-
gen. Deze uitgavenpost werd ingeschreven op de begro-
ting voor het jaar 2000 die door het Parlement werd
goedgekeurd.
De overige 100 miljoen frank zijn de middelen die nu
reeds worden gebruikt voor een aantal internationale
events. Ik denk onder meer aan de tentoonstelling in
Hannover, Sidney 2000 en aan Euro 2000. Voor dit
laatste evenement werd 30 miljoen frank uitgetrokken op
de Ministerraad van 12 januari van dit jaar. Dit bedrag
van 30 miljoen frank gaat vooral naar het maken van de
brochure die aan alle supporters zal worden uitgedeeld,
het onthaal aan de luchthaven en de stations, de aankle-
ding van de stadions en de toegang tot de stadions en
het oprichten van desks in de verschillende steden waar
matchen worden gespeeld. Op deze desks zullen de
buitenlandse journalisten alle informatie over ons land
kunnen verkrijgen. Ik denk bijvoorbeeld aan beelden over
ons land. Ik kan me best indenken dat een journalist ook
iets zal willen meegeven over het land waar het evene-
ment plaatsvindt. Wij zullen hen deze informatie verstrek-
ken.
70 miljoen frank komt van bijdragen die door de Lotto
worden verstrekt naar aanleiding van onder meer Sidney
2000. 100 miljoen frank komt van het programma 14414,
zijnde het specifieke programma over de imago-
campagne die in de begroting werd ingeschreven. Voeg
daarbij 200 miljoen frank projectmatige financiering van
de particuliere sector en we komen in totaal op een
bedrag van 400 miljoen frank waarover daarjuist werd
gesproken.
Sta me toe te zeggen dat in heel dit programma een
project niet werd opgenomen. Het gaat nochtans om een
project dat van cruciaal belang is voor het imago van
Belgie¨, namelijk het oprichten van een internationaal
perscentrum in het achterste gebouw van de Re´sidence
Palace in de Europese wijk in Brussel. De plannen
daarvan worden momenteel getekend door de Regie der
Gebouwen. Het is de bedoeling dat de nodige ruimten tot
stand komen die het centrale verzamelpunt moeten
worden voor zowel Belgische als buitenlandse journalis-
ten. Zoals u weet zijn er in Belgie¨ niet minder dan 800
geaccrediteerde buitenlandse journalisten, na Washing-
ton is dit het grootste aantal in heel de wereld. Wij
hebben de beslissing genomen een IPC uit te bouwen.
Dit
gebeurt
trouwens
in
nauw
overleg
met
de
journalistenverenigingen van zowel de binnenlandse -
onder leiding van de heer Standaert - als de buitenlandse
pers.
Hoe zal alles praktisch worden geregeld. Er gebeurt
daarvoor een permanente
imagometing. Elk land heeft
dit trouwens. Wij zijn een van de weinige landen die dit
nog niet hadden. Het is trouwens niet het enige punt
20
HA 50
COM 160
28-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Guy Verhofstadt
waarop we een achterstand hebben moeten vaststellen.
Effecten van een imagocampagne kunnen pas worden
ingeschat als ze permanent worden gemeten. Het depar-
tement Buitenlandse Zaken werkt momenteel aan een
soort barometer die dan door de verschillende ambassa-
des in de verschillende landen kan worden gehanteerd.
Dit is trouwens te situeren in een project dat nog tijdens
een vorige regeerperiode werd gelanceerd, het project
Agora. Op basis daarvan werken wij nu verder om
daarvan een barometer te maken. Aan de hand van een
aantal zeer concrete vaste vraagstellingen krijgen de
diplomatieke diensten in het buitenland de mogelijkheid
een barometer op te stellen. Wij denken tegen het einde
van het jaar, dus als de imagocampagne al een tijd loopt,
klaar te zijn om die barometer op onze diplomatieke
posten in gebruik te kunnen nemen. Ook de federale
voorlichtingsdienst wordt daarbij betrokken.
Wat omvat die goedgekeurde imagocampagne en hoe
worden de middelen verdeeld ? Dat was trouwens de
vraag van mevrouw Brepoels. De campagne bestaat
eigenlijk uit twee grote lijnen. De eerste is een PR-
campagne, public relations dus. Dat is iets anders dan
communicatie. Een PR-campagne is gericht op speciale
evenementen. Daarvoor is 22,5% van het beschikbare
budget bestemd. Grosso modo wordt dit gebruikt voor
het organiseren van themaweken over Belgie¨, de gewes-
ten en gemeenschappen in het buitenland. Wij zullen het
niet enkel over Belgie¨ hebben, maar ook over Vlaande-
ren met een enorme capaciteit, over Wallonie¨ met ook
capaciteiten, over Brussel, over de Franstalige en de
Vlaamse gemeenschap. Het is dus de bedoeling thema-
weken te organiseren om Belgie¨ bekend te maken.
Bezoeken en ontvangsten van bedrijfsleiders uit het
buitenland maken ook deel uit van de PR-campagne, net
als contacten met politieke actoren en met journalisten.
Om die PR-campagne te steunen werden inderdaad
twee comite´s opgericht. Het eerste is het politiek comite´
en staat onder leiding van de minister van Buitenlandse
Zaken. Het telt een twaalftal leden en als u wilt kan ik u
daar de lijst van geven. Ook de minister-presidenten van
de Vlaamse Gemeenschap, van de Franse Gemeen-
schap, van de Duitstalige Gemeenschap, van het Waals
Gewest, van het Brusselse Gewest maken daarvan deel
uit. Het tweede comite´ is het begeleidingscomite´. Het
voorzitterschap hiervan zal worden aangeboden aan
prins Filip. Hierin zitten niet alleen de personaliteiten die
worden voorgedragen door het politiek comite´ : het gaat
om mensen uit alle kringen, dus cultureel, sportief, eco-
nomisch, sociaal en wetenschappelijk. Op basis van hun
deskundigheid en van hun uitstraling kunnen zij hiervoor
worden verkozen. Voornamelijk gebeurt dat dan op basis
van de bijdrage die zij kunnen leveren, namelijk door ons
te zeggen welke activiteiten kunnen worden opgezet. Wij
hebben toch een aantal troeven in verschillende landen
door activiteiten die daar toch al een tijd bestaan. Ik heb
de laatste tijd toch al wat landen van de EU bezocht, als
Spanje en Italie¨. Wij hebben daar nu reeds initiatieven
lopen die gerust als springplank voor verdere PR kunnen
dienen. Er komt nog een permanent secretariaat voor
deze comite´s en dat zal worden ondergebracht bij het
ministerie van Buitenlandse Zaken. Dat is dus het eerste
punt. 22,5% van het budget zal aan de PR-campagne
worden besteed, vooral via themagerichte aanpak in het
buitenland.
Het tweede deel van de campagne behelst de commu-
nicatie. Zelfs als wij daar 77,5% van 400 miljoen frank
aan besteden, lijkt dat veel, maar op wereldniveau is dat
nog niet zo heel veel. Er zal dus zeer gericht naar
bepaalde opiniemakers moeten worden gewerkt. Ik geef
een voorbeeld. Oorspronkelijk had iemand het idee ge-
lanceerd om in veertig landen ter wereld, waar wij veel
belangen hebben, veertig miljoen uit te geven voor een
advertentiecampagne.
In grote landen zal men niet ver lopen met een adverten-
tiecampagne van 40 miljoen frank. 40 miljoen vermenig-
vuldigd met 40 is 1,6 miljard frank. Dit is niet de manier
waarop een land als Belgie¨ een communicatiecampagne
kan opbouwen. De regering heeft beslist zeer gerichte
acties te doen en opinionmakers in te schakelen die
kunnen bijdragen tot economische investeringen en
meewerken aan de culturele uitstraling van ons land.
Zes voorstellen zullen worden uitgewerkt. Een eerste
voorstel heeft betrekking op een Belgisch logo. Dat is
nodig voor Euro 2000. Het is onze bedoeling vanaf Euro
2000 overal hetzelfde logo van Belgie¨ te zien, ook op de
wereldtentoonstelling in Hannover of op de Olympische
Spelen in Sydney. U, politici, moet ik wellicht niet over-
tuigen van het belang van de continui¨teit in logo's en
communicatie. Op het ogenblik dat de Ministerraad het
logo heeft goedgekeurd, zal ik het Parlement inlichten.
Een van de logovoorstellen heeft betrekking op de
internetrage. Is Belgie¨ gekend in de wereld ? Hoe kan het
meer en meer gekend worden ? WWW is voor iedereen
hetzelfde, maar.be is specifiek voor ons. We werken aan
een modern logo dat in de toekomst nog moet kunnen
worden gebruikt en niet voor e´e´n manifestatie mag
dienen. Het moet een constante worden : Belgie¨ : knoop-
punt in Europa, ook in de nieuwe economie, in de nieuwe
technologiee¨n en in de toekomst. Ik herhaal dat ik het
logo zal toelichten in dit Parlement.
Een tweede voorstel heeft betrekking op een internatio-
nale campagne via de Belgische ambassades en consu-
laten. Het is de bedoeling brochures en affiches te
verspreiden op beurzen en in openbare gebouwen en
een eenvormig, positief beeld op te hangen van ons land,
onze gewesten en gemeenschappen, de regeringen en
parlementen. Er is een soort beeldbank nodig van ons
HA 50
COM 160
21
28-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Guy Verhofstadt
land in de vorm van folders, brochures en ander media-
materiaal. Aan deze internationale campagnevoering via
de ambassades en consulaten zal 7,5% van het beschik-
bare budget worden besteed.
Een derde voorstel zal een internationale media-
campagne zijn over het imago van Belgie¨ en zijn verschil-
lende entiteiten. Voor dit voorstel zal 30% van het budget
worden uitgetrokken.
Dat betekent dus niet dat we in tientallen landen pagina-
grote advertenties in alle kranten en spots op alle televi-
siestations willen. Daar zou een volledig budget van een
heel departement aan opgaan ! We moeten ons dus
richten tot de opinion makers en decision makers in de
samenleving.
De ideee¨n die door de Ministerraad in aanmerking wer-
den genomen, zijn de volgende : internationale campag-
nes op internationale zenders zoals CNN, TV5 en in
tijdschriften van luchtvaartmaatschappijen die op Brussel
vliegen. Dat kan een belangrijke informatiedrager zijn.
Wij wensen ook een beperkte selectie in internationale
opiniebladen en kranten en, specifiek gericht op decision
makers in bedrijven, ook in de politieke pers in onze
buurlanden. Zo zullen wij internationaal bij decision ma-
kers een enorme penetratie bekomen. Voor dit specifieke
onderdeel zal 30%, een beperkt aantal middelen, worden
aanbesteed.
Het vierde onderdeel van deze campagne gaat in de-
zelfde richting als een van de acties bij Euro 2000, meer
bepaald de ontvangst- en doorgangscampagne in het
binnenland. Ik bedoel hiermee dat signalisatie en imago-
reclame zal worden gevoerd bij het binnenkomen van
Belgie¨, via de luchthaven, de grensovergangen en de
belangrijkste spoorwegstations. Dit is een klein onder-
deel en omvat slechts 5% van het beschikbare budget
dat zal worden aanbesteed. Dit is dus het rechtstreeks
vervolg op wat nu bij Euro 2000 in juni zal gebeuren.
Een vijfde belangrijk punt is de ondersteuning van be-
langrijke imagovormende
Belgische evenementen. Daar gaat 25% van het budget
naartoe. Ik heb het hier over Euro 2000, Sidney, Han-
nover en grote binnenlandse evenementen. Het Interna-
tionaal Perscentrum heb ik reeds vernoemd en toege-
licht.
Ten slotte zou er ook 10% van het budget voor sensibi-
lisatie en mobilisatie van de eigen bevolking worden
gebruikt. Opiniemakers worden via aangepaste middelen
aangewend. De bedoeling daarvan is de actie die we
voeren in het buitenland ook onder de aandacht te
brengen van de binnenlandse publieke opinie. De inten-
tie is dus niet hier iemands gezicht op te plakken naar
aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen, als dat
uw vraag zou zijn.
We hoeden ons er wel voor door de commissie, belast
met de controle op de uitgaven, te worden betrapt op een
slinkse manier van campagne voeren.
We zorgen er dus voor dat het gaat over Belgie¨, de
instellingen en niet over de heer of mevrouw X of Y.
Er zijn mij echter nog een aantal bijkomende vragen
gesteld, onder meer over de rol van het VBO. Ik heb u
daarjuist gezegd dat het VBO bereid is tot projectmatige
medewerking. In het kader daarvan kunnen we dus
vragen om bepaalde projecten mee te financieren voor,
bijvoorbeeld, 200 miljoen frank. Ze brengen dus niet
alleen geld binnen waarmee wij eender wat mogen doen.
Men vroeg mij ook naar de rol van de heer Slangen. Hij
is gewoon ex-medewerker op het kabinet voor alles wat
communicatie betreft. Het is dus vanzelfsprekend dat hij
meewerkt aan de totstandkoming hiervan, maar dan
alleen als mijn adviseur. Het is evident dat hij noch een
van zijn bureaus in aanmerking komt voor de uitvoering
van die campagne. Dat is de basisregel hieromtrent.
Men heeft mij ook gevraagd naar de rol van de federale
voorlichtingsdienst. Ik heb aangegeven waarbij de fede-
rale voorlichtingsdienst zal worden betrokken. Wij vragen
ons af of de federale voorlichtingsdienst niet efficie¨nter
en performanter moet worden gemaakt, in die zin dat wij
de departementen formats ter beschikking moeten stel-
len over hoe de communicatie in de toekomst zal kunnen
verlopen.
Mevrouw Brepoels, ik denk op de meeste van uw vragen
een concreet antwoord te hebben gegeven.
De voorzitter : Mijnheer de eerste minister, u hebt zich
enkele keren nadrukkelijk tot mij gericht. Ik zie dat de
burgemeester van Brussel aanwezig is. Als men een
promotiecampagne over Brussel voert, kan men bijvoor-
beeld niet aan Manneken Pis voorbij.
Eerste minister Guy Verhofstadt : En evenmin aan de
eieren van Kruishoutem. (Gelach)
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, ook het Atomium kan aan de lijst van Belgische
symbolen worden toegevoegd. Wij hebben onlangs kun-
nen vaststellen welk belang aan die symbolen wordt
gehecht.
Eerste minister Guy Verhofstadt : De heer Sauwens is
de grootste verdediger van het Atomium geworden.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Toch niet het Ato-
mium als Belgisch symbool.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Dat heeft hij niet
gespecificeerd.
22
HA 50
COM 160
28-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de eerste
minister, u hebt in uw gekende stijl heel uitdrukkelijk en
gedetailleerd geantwoord op mijn vraag, meer bepaald
wat de praktische aanpak betreft. U bent op die manier
toch wel om de inhoudelijke bedenkingen heen gegaan.
Ik denk niet dat u mij van die bedenkingen kunt verlos-
sen.
Wij zullen vanuit het Parlement deze campagne zeker op
de voet volgen. De eerste minister zegt dat in het
regeerakkoord oorspronkelijk werd opgenomen dat een
lange en aangehouden campagne zou worden gevoerd
ter versterking van het imago van het land. Ik zal u
uiteraard geen suggesties doen omdat ik er helemaal
geen voorstander van ben. Ik kan mij toch moeilijk van de
indruk ontdoen dat alles wat u hier vandaag uit de
doeken doet, binnen dat budget mogelijk is.
Wij
hebben
ondertussen
heel
wat
ervaring
met
communicatie- en pr-budgetten. In de pers verschenen
ook een aantal uitspraken van deskundigen terzake. Ook
zij zeggen dat een dergelijke campagne alleen zin heeft
als men ze kan beschouwen als een onderdeel van een
langetermijnstrategie, die op zijn minst over een periode
van tien jaar moet worden volgehouden. Ik geef u die
suggestie zeker niet.
Een professor die terzake onderzoek heeft verricht po-
neert de stelling dat, als men nu ziet welke interne
politieke strijd er wordt geleverd om uiteindelijk die luttele
200 miljoen frank te mogen beheren, men het risico loopt
dat deze campagne voor oneigenlijke doelen zal worden
gebruikt, bijvoorbeeld om politieke solonummertjes op te
voeren. Dan moet ik er wellicht geen tekening bij maken
dat het buitenland daar zeker niet de minste boodschap
aan heeft. Zijn advies is om die 200 miljoen frank aan een
goed doel te besteden, want dan is men van die proble-
men ook verlost.
Mijnheer de eerste minister, een ernstige internationale
pr-campagne zal veel meer kosten. Ik kijk dan ook met
spanning uit naar de begrotingswijzigingen.
Mij lijkt het werkelijk irree¨el als ik u deze gedetailleerde
voorstellen hoor opsommen. U had het daarstraks ook
even over details in verband met internet, bijvoorbeeld
het
.be. Het is u toch niet ontgaan dat wij er vanuit
Vlaanderen al jaren mee bezig zijn om het
.vl te
bekomen ? Bij de communicatie via internet is het be-
langrijk dat men vanuit de verschillende taalgebieden in
zijn eigen taal en cultuur kan communiceren. Daarom
vind ik dat uw voorstel zeker geen meerwaarde oplevert.
U hebt ten overvloede verklaard dat de gewesten en
gemeenschappen zeker zouden worden betrokken via
hun minister-president. Dat is geen garantie voor mij. Ik
heb u gevraagd hoe die bij de zaak worden betrokken.
Die contacten zouden via het politiek comite´ verlopen,
maar ik vraag me toch af op welke manier een dergelijke
campagne inhoudelijk door de minister-president of zijn
vertegenwoordiger kan worden begeleid. Ik heb er nog
steeds veel bedenkingen bij. We zullen de zaak op de
voet volgen. Ik betreur het dat u niet op de inhoudelijke
elementen bent ingegaan. U heeft zich vooral beperkt tot
de praktische organisatie.
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de minister, ik heb met aandacht naar uw antwoord
geluisterd, ook al heb ik u geen vragen gesteld omdat ik
de zaak niet ernstig neem. Uw antwoord verstevigt mijn
oorspronkelijke indruk.
Als ik hoor wat u allemaal wilt doen met die 400 miljoen !
Dat is de vermenigvuldiging van het brood en de vis in de
achttiende macht. U heeft het over Euro 2000, over
vliegtuigen, over een wereldwijde affichering, over een
langetermijncampagne, enzovoort.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Ik krijg schrik, mijn-
heer Van den Eynde.
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Wij
hebben permanent schrik. Ik kan niet geloven wat u hier
als effect van uw investering aankondigt. Wij weten
allemaal wat publiciteit kost. Uw verhaal lijkt mij een
sprookje. Ik wil er iets aan toevoegen in verband met het
verhaal over een Europees Centrum, dat er naar aanlei-
ding van Euro 2000 zou komen. U hebt ons dat in deze
commissie verteld naar aanleiding van mijn interpellatie
over de aanstelling van de heer Slangen in uw kabinet. U
zei toen dat u dat heeft gedaan om Europese instellingen
zich hier te laten vestigen en om ze daarbij te helpen. Nu
is het voor het voetbal.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Het IPC heb ik ver-
meld naar aanleiding van de interpellatie over de heer
Slangen. Vandaag heb ik identiek hetzelfde als toen
verteld over het Internationaal Perscentrum. Dat heeft
niets met Euro 2000 te maken.
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Het
heeft toch met deze campagne te maken.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Het is er een onder-
deel van.
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Het
was al gepland toen u de heer Slangen heeft aangewor-
ven ?
Eerste minister Guy Verhofstadt : Natuurlijk. Maar het is
niet bij hem alleen dat er goede ideee¨n ontstaan.
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Hij zal
toch af en toe goede ideee¨n hebben. Zij zijn daar
bedreven in.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Daar wil ik me niet
over uitlaten.
HA 50
COM 160
23
28-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Ten
slotte, u zegt dat u gaat inspelen op opinion makers. U
citeert onmiddellijk, als wapen voor de opinion makers,
het logo waar we op wachten. Opinion makers gaan we
benaderen met een logo. Opinion makers maken inder-
daad een opinie, maar niet op basis van logo's. Zij maken
opinies op basis van informatie en eigen bedenkingen.
Het is precies daar dat het probleem zit. Als u ons zegt
dat u Belgie¨ als model in het buitenland gaat promoten,
dan komt dat humoristisch over hoewel het misschien
niet zo bedoeld is. Mocht u twijfelen aan het humoris-
tische van uw woorden, dan zou ik u willen verwijzen
naar een internationale verklaring van uw vice-eerste
minister mevrouw Onkelinx ten overstaan van haar
Franse en Portugese collega. Ik heb de verklaring terug-
gevonden in het dagblad Le Soir van 4 maart 2000,
Les
chocolats belges, c'est pour nous un symbole de la
de´mocratie
. Komaan.
De voorzitter : Tot besluit van deze bespreking werden
volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion, des motions ont e´te´
de´pose´es.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer
Francis Van den Eynde en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellaties van mevrouw
Frieda Brepoels en de heer Francis Van den Eynde
en het antwoord van de eerste minister, verzoekt de
regering geen poging te doen om het imago van Belgie¨ in
het buitenland op te krikken, wat toch niet kan lukken
maar integendeel Vlaanderen en Wallonie¨ de kans te
geven zichzelf te promoten.
Une motion de recommandation a e´te´ de´pose´e par
M. Francis Van den Eynde et est libelle´e comme suit :
La Chambre, ayant entendu les interpellations de Mme
Frieda Brepoels et M. Francis Van den Eynde
et la re´ponse du premier ministre, invite le gouvernement
a` renoncer a` essayer de redorer le blason de la Belgique
a` l'e´tranger, cette entreprise e´tant en tout e´tat de cause
voue´e a` l'e´chec, mais au contraire a` permettre a` la
Flandre et a` la Wallonie de se promouvoir elles-me^mes.
Een eenvoudige motie werd ingediend door de heren
Denis D'hondt, Tony Smets, Franc¸ois-Xavier de Donne´a
en Charles Janssens en mevrouw Kristien Grauwels.
Une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par MM. Denis
D'hondt, Tony Smets, Franc¸ois-Xavier de Donne´a et
Charles Janssens et Mme Kristien Grauwels.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
Mondelinge vraag van mevrouw Simonne Creyf aan
de eerste minister over
het statuut van de kabinets-
archieven
(nr. 1379)
Question orale de Mme Simonne Creyf au premier
ministre sur
le statut des archives de cabinet
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik moet toegeven dat archieven minder passioneel zijn
dan Belgie¨ promoten in het buitenland.
Mijnheer de eerste minister, tijdens de eerste maanden
van uw regering hebben ministers Reynders en Verwilg-
hen hun ongenoegen geuit omdat ze dossiers van hun
voorgangers die in bewaring werden gegeven in het
Rijksarchief, niet mochten raadplegen.
Een paar dagen geleden is men daar in La Dernie`re
Heure opnieuw op teruggekomen. minister Reynders
heeft nogmaals gezegd dat zijn voorganger, de PSC'er
Jean-Jacques Viseur hem enkel een klein dossier heeft
overgemaakt. Hij zegt :
que ces documents ont e´te´
transfe´re´s aux archives fe´de´rales du royaume, lui seul
peut les y retirer
. Daarmee verwijt hij zijn voorganger de
dossiers aan het federaal archief te hebben overge-
maakt, zodat niemand anders er nog toegang toe heeft.
Mijnheer de eerste minister, welk statuut hebben deze
archieven ? Behoren zij tot het openbaar domein zodat
zij onderworpen zijn aan de bepalingen van de archiefwet
van 24 juni 1955 ? Dit is weliswaar een oude wet en ik
heb al wetsvoorstellen ingediend om de archiefwet te
wijzigen. Als ze deel uitmaken van het openbaar domein,
zijn ze onderworpen aan de wet van 24 juni 1955 wat
betreft neerlegging en openbaarheid van bestuurlijke
documenten.
Als het daarentegen prive´-archieven zijn, dan doet elke
minister op het einde van de legislatuur met zijn kabinets-
archieven wat hij of zij wil. Men kan die vernietigen of
afstaan aan het Rijksarchief of ergens anders onder de
voorwaarden die door het burgerlijk wetboek voorzien
zijn.
Mijnheer de voorzitter, dat is mijn vraag aan de eerste
minister. Welk statuut hebben kabinetsarchieven ?
Eerste minister Guy Verhofstadt : Mijnheer de voorzitter,
sommige eenvoudige vragen krijgen vaak een complex
antwoord. Hier is het antwoord inderdaad iets ingewik-
kelder dan anders. De kabinetsarchieven kunnen inder-
daad niet onder eenzelfde noemer worden gevat. Iedere
minister heeft op zijn kabinet dossiers naargelang het zijn
functie betreft. Hij heeft dossiers als lid van de Minister-
24
HA 50
COM 160
28-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Guy Verhofstadt
raad, evenals dossiers die niets met de Ministerraad te
maken hebben en dossiers die betrekking hebben op
technische aspecten van zijn bevoegdheid. Hij kan dos-
siers hebben als lid van zijn partijbestuur bijvoorbeeld of
als lokale mandataris, evenals streekdossiers van de
plaatselijke afdeling van zijn partij. Vaak kunnen er ook
dossiers zijn van de minister als prive´-persoon.
Deze archieven kunnen elk op zich een verschillende
bestemming krijgen en in de huidige praktijk is het zo dat
elke minister vrij over zijn archieven beschikt.
Sommige archieven behoren tot het openbaar domein,
zodat ze onderworpen zijn aan de archiefwet van 24 juni
1995. Andere behoren tot de prive´-sfeer van de minister.
Archieven betreffende lopende dossiers zijn in ieder
geval beschikbaar op de secretariaten-generaal van de
betrokken departementen en kunnen daar steeds wor-
den opgevraagd door de kabinetsmedewerkers van de
nieuw in functie getreden ministers, zonder dat men
daarbij eerst langs het rijksarchief moet omgaan. Ook de
secretaris-generaal heeft deze dossiers.
We kunnen natuurlijk de vraag stellen of het wel nood-
zakelijk, of wenselijk is dat aan het einde van een
regeerperiode de lopende dossiers van het kabinet ver-
dwijnen. Het zou al een besparing zijn in tijd voor de
nieuwe minister en de kabinetsmedewerkers indien ze
direct toegang kregen. Alle lopende dossiers kunnen - ik
zeg het nogmaals - bij de secretariaten-generaal van de
betrokken departementen worden opgevraagd.
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mijnheer de eerste
minister, uiteraard begrijp ik wel dat er op een kabinet
dossiers van verschillende aard zijn, maar ik heb toch
goed begrepen dat, wat de functionele werkdossiers
betreft, de ministers eigenlijk kunnen doen wat ze willen.
Ze behoren eigenlijk niet tot het openbare domein maar
tot het prive´-domein.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Een nota van een
kabinetsmedewerker bijvoorbeeld, die in een dossier zit,
behoort in feite tot het domein van de minister. Daaren-
tegen zijn de stukken die hem officieel zijn overgezonden
door de administratie om het dossier samen te stellen
veeleer tot het publieke domein gaan behoren. Het hangt
ervan af wat de inhoud is. Er is een verschil tussen een
nota van een kabinetschef en een nota van de admini-
stratie. Een nota van de administratie heeft meer het
karakter van het publiek domein, terwijl een nota van een
kabinetslid meer te maken heeft met de interne werking
van het kabinet en meer tot het prive´-archief moeten
worden gerekend.
Een echt sluitende regeling als zodanig is er niet. Wat ik
u voorlas is de praktijk zoals die door de Kanselarij-
diensten van de eerste minister - die toch een grote
ervaring heeft in deze aangelegenheid - wordt toegepast.
Ik ben steeds bereid om na te gaan of er geen bijko-
mende legislatieve regels in deze of gene zin moeten
worden genomen. Het zou mij nuttig lijken om dit te doen.
Het zou mij trouwens ook nuttig lijken om terzake tussen
de verschillende partijen, over meerderheid en oppositie
heen, overleg te plegen om te zien of we misschien geen
initiatief op dat vlak moeten nemen zodoende dat daar in
elk geval een duidelijke rond regeling zou ontstaan.
De voorzitter : Mevrouw Creyf zal van dit aanbod onge-
twijfeld gebruik willen maken.
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Ik wil daar het vol-
gende aan toevoegen. Gezien de onduidelijkheid denk ik
dat de heisa die de betrokken ministers hebben gemaakt
in de pers, overbodig is. Als die archieven behoren tot het
prive´-domein en iedereen ermee kan doen wat hij wil,
dan is de kritiek onterecht. In het andere geval, als ze
behoren tot het openbare domein en men deponeert ze
op het einde van de legislatuur bij het rijksarchief, dan
klaagt men ten onterechte dat men ze niet meer kan
inzien en dat alleen de indiener ze kan terugtrekken. Op
dat moment zijn ze onderworpen aan de wet. Dat wou ik
er nog aan toevoegen. De hetze errond is sowieso
overdreven. Aan een duidelijke regeling wil ik wel mee-
werken.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 16.35 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 16.35 heures.
HA 50
COM 160
25
28-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000