B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
V
OLKSGEZONDHEID
,
HET
L
EEFMILIEU
EN DE
M
AATSCHAPPELIJKE HERNIEUWING
COMMISSION DE LA
S
ANTÉ PUBLIQUE
,
DE L
'E
NVIRONNEMENT
ET DU
R
ENOUVEAU DE LA
S
OCIÉTÉ
VAN
DU
21-03-2000
21-03-2000
HA 50
COM 154
HA 50
COM 154
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 21 maart 2000
COMMISSIE VOOR DE VOLKSGEZONDHEID, HET
LEEFMILIEU EN DE MAATSCHAPPELIJKE HERNIEU-
WING - COM 154
Mondelinge vraag van de heer Philippe Seghin aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
het progressief verdwijnen van de zelf-
standige apothekers en over het eigendomsrecht van de
officina
(nr. 1138)
5
sprekers : Philippe Seghin, Magda Aelvoet, minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmi-
lieu
Mondelinge vraag van de heer Marcel Hendrickx aan de
minister van Landsverdediging over
de achterstand bij de
behandeling van de dossiers van werkweigeraars en
weggevoerden
(nr. 1149)
6
sprekers : Marcel Hendrickx, Andre´ Flahaut, minister
van Landsverdediging
Sommaire
Mardi 21 mars 2000
COMMISSION
DE
LA
SANTE
´
PUBLIQUE,
DE
L'ENVIRONNEMENT ET DU RENOUVEAU DE LA
SOCIE
´ TE´ - COM 154
Question orale de M. Philippe Seghin a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
la disparition progressive des phar-
maciens inde´pendants et sur le droit de proprie´te´ de
l'officine
(n° 1138)
5
orateurs : Philippe Seghin, Magda Aelvoet, ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement
Question orale de M. Marcel Hendrickx au ministre de la
De´fense sur
l'arrie´re´ dans le traitement des dossiers des
re´fractaires au travail obligatoire et des de´porte´s
(n° 1149)
6
orateurs : Marcel Hendrickx, Andre´ Flahaut, ministre
de la De´fense
2
HA 50
COM 154
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van de heer Koen Bultinck aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de verlaging van de pcb-normen tijdens
de dioxinecrisis
(nr. 1223)
8
sprekers : Koen Bultinck, Magda Aelvoet, minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmi-
lieu
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
en aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
de verdeling van de Sp-bedden-palliatief in Belgie¨
(nr. 1163)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu)
10
sprekers : Luc Goutry, Magda Aelvoet, minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
Mondelinge vraag van de heer Jef Valkeniers aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu en aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over
het belang van de opleiding in farma-
cologie
en
farmacotherapie
aan
de
universiteiten
(nr. 1189)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen)
11
sprekers : Jef Valkeniers, Frank Vandenbroucke,
minister van Sociale Zaken en Pensioenen
Mondelinge vraag van de heer Jef Valkeniers aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu en aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over
de sensibilisatie van de bevolking voor
het probleem van het geneesmiddelengebruik
(nr. 1191)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen)
12
sprekers : Jef Valkeniers, Frank Vandenbroucke,
minister van Sociale Zaken en Pensioenen
Mondelinge vraag van de heer Koen Bultinck aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
een bezoek aan de ontmantelings-
installatie van toxische munitie in Poelkapelle
(nr. 1212)
13
sprekers : Koen Bultinck, Magda Aelvoet, minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmi-
lieu
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren Olivier
Maingain, Jef Valkeniers en Luc Goutry aan de minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
over
het verminderd aantal geneesheren in 2007
(nrs. 1215, 1245 en 1355)
14
sprekers : Olivier Maingain, Jef Valkeniers, Luc Gou-
try
, Magda Aelvoet, minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Question orale de M. Koen Bultinck a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
l'abaissement des normes PCB pen-
dant la crise de la dioxine
(n° 1223)
8
orateurs : Koen Bultinck, Magda Aelvoet, ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement
Question orale de M. Luc Goutry a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement et au ministre des Affaires sociales et des
Pensions sur
la re´partition des lits-SP palliatifs en Belgi-
que
(n° 1163)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par la ministre de la Protection
de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement)
10
orateurs : Luc Goutry, Magda Aelvoet, ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et
de l'Environnement
Question orale de M. Jef Valkeniers a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement et au ministre des Affaires sociales et des
Pensions sur
l'importance de la formation en pharmaco-
logie et en pharmacothe´rapie dans les universite´s
(n° 1189)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre des Affaires
sociales et des Pensions)
11
orateurs : Jef Valkeniers, Frank Vandenbroucke, mi-
nistre des Affaires sociales et des Pensions
Question orale de M. Jef Valkeniers a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement et au ministre des Affaires sociales et des
Pensions sur
la sensibilisation de la population au pro-
ble`me de la consommation de me´dicaments
(n° 1191)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre des Affaires
sociales et des Pensions)
12
orateurs : Jef Valkeniers, Frank Vandenbroucke, mi-
nistre des Affaires sociales et des Pensions
Question orale de M. Koen Bultinck a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
une visite de l'installation de de´man-
te`lement de munitions toxiques a` Poelkapelle
(n° 1212)
13
orateurs : Koen Bultinck, Magda Aelvoet, ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement
Questions orales jointes de MM. Olivier Maingain, Jef
Valkeniers et Luc Goutry a` la ministre de la Protection de
la
consommation,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement sur
le nombre re´duit de me´decins en
2007
(n
os
1215, 1245 et 1355)
14
orateurs : Olivier Maingain, Jef Valkeniers, Luc Gou-
try
, Magda Aelvoet, ministre de la Protection de la
consommation,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement
HA 50
COM 154
3
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van de heer Joos Wauters aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de dioxinedepositiemetingen van de
Vlaamse Milieumaatschappij
(nr. 1217)
17
sprekers : Joos Wauters, Magda Aelvoet, minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
Mondelinge vraag van mevrouw Anne-Mie Descheemae-
ker aan de minister van Consumentenzaken, Volksge-
zondheid en Leefmilieu over
de zieke melkkoeien in
Nederland en het gevaar voor de volksgezondheid door
het verbruik van hun melk in Belgie¨
(nr. 1240)
18
sprekers : Anne-Mie Descheemaeker, Magda Ael-
voet
, minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu
Mondelinge vraag van de heer Patrick Lansens aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de orgaandonatie (nr. 1282)
19
sprekers : Patrick Lansens, Magda Aelvoet, minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmi-
lieu
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
het koninklijk besluit van 1 maart 2000 tot
wijziging van het koninklijk besluit van 2 september 1980
tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de ver-
plichte ziekte- en invaliditeitsverzekering tegemoetkomt in
de kosten van de farmaceutische specialiteiten en daar-
mee gelijkgestelde producten
(nr. 1333)
21
sprekers : Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet, minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmi-
lieu
Mondelinge vraag van de heer Jef Valkeniers aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de toename van het aantal rokers
(nr. 1327)
22
sprekers : Jef Valkeniers, Magda Aelvoet, minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmi-
lieu
Mondelinge vraag van de heer Hubert Brouns aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de patie¨ntenrechten (nr. 1310)
23
sprekers : Hubert Brouns, Magda Aelvoet, minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmi-
lieu
Question orale de M. Joos Wauters a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
les mesures effectue´es par la
'Vlaamse Milieumaatschappij' concernant les de´po^ts de
dioxine
(n° 1217)
17
orateurs : Joos Wauters, Magda Aelvoet, ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement
Question orale de Mme Anne-Mie Descheemaeker a` la
ministre de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement sur
la maladie des va-
ches laitie`res aux Pays-Bas et les dangers pour la sante´
que repre´sente la consommation de leur lait en Belgique
(n° 1240)
18
orateurs : Anne-Mie Descheemaeker, Magda Ael-
voet
, ministre de la Protection de la consommation, de
la Sante´ publique et de l'Environnement
Question orale de M. Patrick Lansens a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
le don d'organes (n° 1282)
19
orateurs : Patrick Lansens, Magda Aelvoet, ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement
Question orale de M. Jo Vandeurzen a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
l'arre^te´ royal du 1er mars 2000
modifiant l'arre^te´ royal du 2 septembre 1980 fixant les
conditions dans lesquelles l'assurance contre la maladie
et l'invalidite´ intervient dans le cou^t des spe´cialite´s phar-
maceutiques et produits assimile´s
(n° 1333)
21
orateurs : Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet, ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement
Question orale de M. Jef Valkeniers a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
l'augmentation du nombre de fu-
meurs
(n° 1327)
22
orateurs : Jef Valkeniers, Magda Aelvoet, ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement
Question orale de M. Hubert Brouns a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
les droits des patients (n° 1310)
23
orateurs : Hubert Brouns, Magda Aelvoet, ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement
4
HA 50
COM 154
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE LA SANTE´ PUBLIQUE,
DE L'ENVIRONNEMENT
ET DU RENOUVEAU DE LA SOCIE´TE´
COMMISSIE VOOR DE VOLKSGEZONDHEID,
HET LEEFMILIEU
EN DE MAATSCHAPPELIJKE HERNIEUWING
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 21 MARS 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 21 MAART 2000
De vergadering wordt geopend om 15.10 uur door me-
vrouw Yolande Avontroodt, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 15.10 heures par Mme Yolande
Avontroodt
, pre´sidente.
Ordre des travaux
Regeling van de werkzaamheden
La question orale n° 1083 de M. Richard Fournaux est
reporte´e a` une date ulte´rieure.
Question orale de M. Philippe Seghin a` la ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publi-
que et de l'Environnement sur
la disparition pro-
gressive des pharmaciens inde´pendants et sur le
droit de proprie´te´ de l'officine
(n° 1138)</b>
Mondelinge vraag van de heer Philippe Seghin aan
de minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu over
het progressief verdwijnen
van de zelfstandige apothekers en over het eigen-
domsrecht van de officina
(nr. 1138)
M. Philippe Seghin (PRL FDF MCC) : Madame la
pre´sidente, madame la ministre, chers colle`gues, j'avais
demande´ l'inscription de ce point a` l'ordre du jour de
notre commission avant me^me que la ministre nous
communique sa note de politique du me´dicament en
Belgique. Pour des raisons d'agenda, cette question n'a
pu e^tre programme´e qu'aujourd'hui. C'est ainsi, madame
la ministre, que vous avez de´ja` en partie apporte´ un
de´but de re´ponse.
Je voudrais toutefois insister et vous rendre particulie`re-
ment attentive a` un constat inquie´tant, a` savoir la dispa-
rition progressive de pharmaciens inde´pendants, mai^tres
et responsables de leurs officines, au profit de groupes,
de socie´te´s ou de personnes qui exploitent une ou
plusieurs pharmacies, en engageant des pharmaciens
salarie´s.
Aux yeux de certains, l'officine pharmaceutique est de-
venue un objet d'investissement, un placement financier
qui doit ge´ne´rer le rendement le plus e´leve´ possible,
me^me au de´triment de la sante´ publique s'il le faut. Le
plus bel exemple en est cette socie´te´ qui, il y a quelques
anne´es, voulant a` tout prix atteindre le milliard de chiffre
d'affaires avait promis a` ses ge´rants des primes alle´-
chantes.
Cette tendance, de´ja` latente depuis des de´cennies,
connai^t une progression rapide. D'apre`s les statistiques
dont je dispose, mais qui datent de de´but 1998, il est a`
noter que 1907 socie´te´s re´pertorie´es exploitent actuelle-
ment 2681 pharmacies sur 5265 existantes, soit 51% du
nombre total d'officines ouvertes au public. En outre, il
faut aussi souligner que 203 proprie´taires qui exploitent
plus d'une officine posse`dent ensemble 1050 pharma-
cies, soit pre`s de 20% du total.
Il re´sulte d'une telle situation que, de par une assise
financie`re extre^mement solide, ces non-pharmaciens ou
me^me pharmaciens qui exploitent plusieurs officines ont
re´duit fortement les possibilite´s de reprendre une officine,
d'autant plus qu'il existe une loi de re´partition de ces
dernie`res, garantie indispensable pour la sante´ publique.
Je tiens e´galement a` mettre en e´vidence le fait que le
droit de proprie´te´ de l'officine existe pour le pharmacien
dans de nombreux Etats membres de l'Union euro-
pe´enne au sein de laquelle seules la Grande-Bretagne,
l'Irlande et la Belgique ne re´servent pas ce droit.
Le risque est donc grand aujourd'hui de voir des socie´-
te´s, existantes voire nouvelles ou me^me - ce qui est plus
dangereux - des groupes multinationaux s'emparer en-
core d'officines dans notre pays avec, vous en convien-
drez, un danger certain pour la sante´ publique.
Je voudrais aussi insister sur le fait que le droit de
proprie´te´ permet a` l'autorite´, en cas d'infraction, de
sanctionner non pas un simple exe´cutant qui n'est parfois
me^me pas au courant de pratiques frauduleuses ou
anti-de´ontologiques, mais bien le de´cideur lui-me^me.
HA 50
COM 154
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Philippe Seghin
Madame la ministre, apre`s le droit de substitution remis
pour l'instant au frigo, et en espe´rant qu'il n'y reste pas
trop longtemps, j'en viens au droit de proprie´te´ qui,
comme je viens de le de´montrer succinctement, serait un
frein mais aussi un garde-fou.
Je vous demande de pre´ciser les initiatives que vous
envisagez de prendre et quand nous pouvons espe´rer
une re´glementation en la matie`re.
Mme Magda Aelvoet, ministre : Madame la pre´sidente,
chers colle`gues, je tiens tout d'abord a` mettre en e´vi-
dence l'e´le´ment suivant de votre question : vous men-
tionnez a` juste titre, monsieur Seghin, le fait qu'au sein
de l'Union europe´enne, seules la Belgique, la Grande-
Bretagne et l'Irlande ne re´servent pas aux pharmaciens
le droit de proprie´te´ de l'officine. C'est un fait incontesta-
ble.
Ne´anmoins, lorsque vous de´clarez que la situation que
vous e´voquez se serait de´veloppe´e durant les dernie`res
de´cennies, il faudrait pluto^t reconnai^tre que la Belgique y
est confronte´e pour ainsi dire depuis un sie`cle. En
conse´quence, et c'est la` un e´le´ment que l'on ne doit pas
perdre de vue, force est de constater qu'un certain e´tat
de fait s'est installe´ dans la pratique. Partant, imaginer
que l'on puisse tre`s rapidement rejoindre le groupe
majoritaire des pays europe´ens est un leurre !
Toutefois, lors de la pre´sentation de ma note de politique
ge´ne´rale sur les me´dicaments, j'ai de´ja` eu l'occasion
d'affirmer que la prolongation du moratoire sur le nombre
des pharmacies entrai^nerait e´galement a` tre`s court
terme des actions gouvernementales en matie`re de
re´glementation du prix de vente de celles-ci. De fait, je
n'ignore pas les pratiques par lesquelles non seulement
des pharmaciens mais aussi de ve´ritables chai^nes inter-
nationales proce`dent a` l'achat de plusieurs officines en
Belgique.
A ce sujet, j'ai instaure´ un groupe de travail au sein de
mon cabinet, lequel a d'ores et de´ja` contacte´ l'APB,
l'OPHACO et d'autres acteurs importants en ce domaine.
Par ailleurs, il nous faut bien admettre que la ta^che sera
ardue pour reme´dier a` cette situation de fait, e´tant donne´
l'existence en Belgique de nombreuses et diverses for-
mes de socie´te´s, sous lesquelles les pharmacies peu-
vent ainsi se constituer - a` savoir socie´te´s coope´ratives,
socie´te´s anonymes ou socie´te´s a` responsabilite´ limite´e.
Comprenez-moi bien : je veux vous dire, non pas que je
ne m'attelle pas a` ce travail - bien au contraire, du
reste ! -, mais bien que ce dossier ne´cessitera beaucoup
de temps. Aussi, je m'engage formellement a` prendre
une initiative le´gale a` ce sujet - il est d'ailleurs impensa-
ble de re´soudre ce proble`me autrement -, laquelle initia-
tive le´gale sera e´videmment soumise a` une discussion
franche en ce parlement.
M. Philippe Seghin (PRL FDF MCC) : Madame la
ministre, je vous remercie pour le comple´ment d'informa-
tions que vous m'avez fourni. Je me re´jouis aussi du fait
que ce point sera biento^t soumis a` la discussion et j'ose
espe´rer que nous progresserons re´ellement dans ce
dossier.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van de heer Marcel Hendrickx aan
de minister van Landsverdediging over
de achter-
stand bij de behandeling van de dossiers van werk-
weigeraars en weggevoerden
(nr. 1149)
Question orale de M. Marcel Hendrickx au ministre de
la De´fense sur
l'arrie´re´ dans le traitement des dos-
siers des re´fractaires au travail obligatoire et des
de´porte´s
(n° 1149)</b>
De heer Marcel Hendrickx (CVP) : Mevrouw de voorzit-
ter, mijnheer de minister, collega's, wij hebben vorig jaar
in december een afspraak gemaakt om terug te komen
op het punt van de uitkeringen en de erkenningen voor
de weggevoerden. U hebt mij toen gevraagd om deze
vraag opnieuw te stellen in februari. U zou mij dan een
duidelijk antwoord geven en onder meer kunnen zeggen
of men vooruitgang heeft geboekt. Door omstandighe-
den, waarvoor ik mij verontschuldig, is het intussen eind
maart geworden. Maar dit laat u waarschijnlijk toe om
een nog duidelijker antwoord op mijn vragen te geven.
U weet dat er een immense achterstand is in de behan-
deling van de dossiers van de werkweigeraars en de
weggevoerden, die een aanvraag hebben ingediend om
het statuut van nationale erkentelijkheid te verkrijgen. U
hebt destijds verwezen naar de problemen die zich
voordoen in de dienst bij de behandeling van deze
dossiers. De problemen hadden vooral met personeels-
bezetting te maken. U beloofde de dienst te evalueren
tegen einde februari om op de vragen te kunnen antwoor-
den. Ik wil u vandaag dan ook opnieuw een aantal
concrete vragen stellen.
Hoeveel mensen werken er momenteel op deze dienst ?
Werken zij aan de aanvragen die er gekomen zijn naar
aanleiding van de wet van 10 mei 1995 ? Hebt u intussen
het fiat gekregen van uw collega's in de regering om twee
mensen extra aan te werven ? Wat is de conclusie over
de werking van de dienst ? Is de output van de dienst
opmerkelijk verbeterd sinds de uitbreiding van dit perso-
neelsbestand ? U onderstreepte heel duidelijk in uw
antwoord van 14 december dat, ingevolge de wet van
10 mei 1995, 19 000 aanvragen werden ingediend. Kunt
u verduidelijken om hoeveel statuutaanvragen en rente-
aanvragen het ging ? Worden deze beide dossiers door
6
HA 50
COM 154
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marcel Hendrickx
dezelfde mensen behandeld of gebeurt dit door verschil-
lende diensten voor enerzijds, de renteaanvragen en
anderzijds, de statuutaanvragen ? Op welke wijze kun-
nen de werkomstandigheden van deze dienst nog wor-
den verbeterd ? Volgens mijn recente informatie is er
immers weinig verbetering merkbaar aan de werking van
de diensten en de afhandeling van de dossiers. Op welke
termijn zal de Commissie van Nationale Erkentelijkheid,
opgericht bij wet van 26 januari 1999, worden samenge-
steld ?
M. Andre´ Flahaut, ministre : Madame la pre´sidente,
monsieur Hendrickx, chose promise, choses due.
Er hebben zich geen wijzigingen voorgedaan sinds de-
cember wat het personeel van de dienst voor oorlogs-
slachtoffers betreft. De contractuelen die waren aange-
worven in 1999, teneinde aan deze uitzonderlijke en
tijdelijke behoefte te beantwoorden, zagen hun contract
verlengd voor het jaar 2000. Wat echter de aanwerving
van twee bijkomende juristen betreft was het advies van
de inspecteur van Financie¨n negatief. Ik hoop deze
aanwerving niettemin nog te verkrijgen via een tussen-
komst die ik zal doen ter gelegenheid van het post-
bilaterale
overleg,
dat
zoals
u
weet
het
politiek
beslissingsproces heeft op het niveau van het kabinet
van de ministers.
Als antwoord op uw tweede vraag deel ik u mee dat,
aangezien er tot op dit ogenblik geen enkele personeels-
uitbreiding heeft plaatsgevonden bij de dienst voor de
oorlogsslachtoffers, de out-put niet kon worden verbe-
terd. De bijna 19 000 aanvragen op basis van de wet van
5 april 1999 kunnen worden ingedeeld als volgt : meer
dan 11 000 aanvragen voor een statuut en 7 600 aanvra-
gen voor een rente. Daarvan werden reeds 7 430 aan-
vragen voor een statuut en 2 818 aanvragen voor een
rente behandeld. Sinds december 1999 bedraagt de
productiviteit van de dienst voor oorlogsslachtoffers dus
meer dan tien aanvragen per dag.
Je dois aussi vous signaler que le responsable du service
a obtenu une promotion ailleurs entre le mois de de´cem-
bre et le mois de fe´vrier. Ce n'est pas de chance. Le
nouveau responsable prend ses marques dans le service
et cela a sans doute freine´ le travail. Deuxie`me e´le´ment :
maintenant que la date limite est atteinte depuis le 8
mars, puisqu'on avait laisse´ un an aux personnes pour
introduire une nouvelle demande, l'enveloppe de travail
est connue et ils vont sans doute avancer plus rapide-
ment.
Wat het verbeteren van de werkomstandigheden van de
dienst betreft, verwijs ik naar mijn antwoord van 14
december 1999. Ik heb reeds talrijke maatregelen geno-
men om het behandelen van de aanvragen te bespoedi-
gen. Wat het nemen van beslissingen aangaat, heeft de
dienst voor oorlogsslachtoffers zich onlangs gewend tot
het Rekenhof om het behandelen van de rentedossiers te
bespoedigen door het aantal aan te vragen stukken te
verminderen, met name deze over de burgerlijke stand.
Een positief antwoord van deze hoge instelling zou het
rendement kunnen verbeteren door een vereenvoudigde
samenstelling van de dossiers.
Ik kan op dit ogenblik geen details verstrekken aan-
gaande de datum waarop de Commissie van Nationale
Erkentelijkheid, ingesteld bij wet van 26 januari 2000, zal
kunnen worden samengesteld. De namen van de magis-
traten die deze commissie moeten voorzitten, werden mij
immers nog niet meegedeeld door de minister van Jus-
titie. Zodra de kandidaturen aan mij worden voorgedra-
gen, zal ik niet nalaten de noodzakelijke reglementaire
maatregelen te nemen.
Et je suppose que vous allez m'interroger dans quelques
semaines pour connai^tre l'e´volution du dossier.
De heer Marcel Hendrickx (CVP) : Mevrouw de voorzit-
ter, ik dank de minister voor zijn eerlijk antwoord. Dit
antwoord zal de mensen die op een erkenning wachten
natuurlijk niet bevredigen. Ik wil uitdrukkelijk de aandacht
van de minister en van de regering vestigen op het
menselijk probleem dat achter deze dossiers schuilt. Het
zijn mensen die tijdens de tweede wereldoorlog zijn
weggevoerd of werkweigeraar waren. Het zijn dus allen
mensen die ouder zijn dan zeventig of tachtig jaar. U
weet ook wat de gevolgen zullen zijn wanneer die nu nog
jaren op erkenning moeten wachten. Die mensen zullen
dan reeds overleden zijn. Ik vind het tergend dat de
regering geen maatregelen neemt om deze dossiers op
korte termijn af te handelen. Het gaat tenslotte toch maar
om een paar duizend.
Ik denk dat die mensen, die zich ingezet hebben voor het
land en eigenlijk toch heel wat verdiensten hebben, meer
verdienen dan de behandeling die ze reeds zovele jaren,
met name sinds 1995 toen de wet werd goedgekeurd,
krijgen. Ik hoop, mijnheer de minister, dat u die mensen
dat respect zult willen betuigen.
M. Andre´ Flahaut, ministre : Monsieur Hendrickx, on ne
peut pas me suspecter de ne pas accorder un inte´re^t tout
a` fait prioritaire au traitement des dossiers de ces per-
sonnes puisque c'est moi-me^me qui, sous la pre´ce´dente
le´gislature, ai pris les de´cisions pour prolonger les de´lais
en vue du traitement de ces dossiers. Votre question
d'aujourd'hui m'aidera peut-e^tre a` obtenir les personnes
supple´mentaires dont j'ai besoin. En effet, me^me si nous
sommes sensibles a` ce genre de pre´occupation, elle
n'est pas prioritaire a` l'heure actuelle. Mais ce n'est pas
pour cela que nous devons l'oublier.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
HA 50
COM 154
7
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van de heer Koen Bultinck aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
de verlaging van de pcb-normen
tijdens de dioxinecrisis
(nr. 1223)
Question orale de M. Koen Bultinck a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement sur
l'abaissement des nor-
mes PCB pendant la crise de la dioxine
(n° 1223)</b>
De heer Koen Bultinck (Vlaams Blok) : Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, in de Stan-
daard van 28 februari 2000 werd melding gemaakt van
een nota gemaakt door de heer Hallet. Uit de nota van
deze inspecteur-generaal van de veterinaire diensten
van Landbouw zou blijken dat Belgie¨ in volle dioxinecrisis
zijn eigen pcb-normen, die nota bene onder druk van
Europa tot stand kwamen, zeer soepel toepaste.
Ik verduidelijk. In die nota werd vermeld dat alleen
kippen-, runder- en varkensvlees met een pcb-gehalte
hoger dan 500 nanogram per gram vet dadelijk vernietigd
moesten worden. Daarnaast moesten runder- en var-
kensvlees met een pcb-gehalte tussen 200 en 500
nanogram per gram vet, een bijkomende dioxinetest
ondergaan. Als de analyse uiteindelijk een dioxine-
gehalte opleverde lager dan 5 picogram TEQ per gram
vet, kreeg het lot vlees een gunstig certificaat.
De heer Francaux, hoge ambtenaar bij het Instituut voor
Veterinaire Keuring, waarschuwde u reeds in een nota op
30 september 1999 dat hij de nota van de heer Hallet als
onaanvaardbaar beschouwde, en hij wees erop - ik
gebruik zijn bewoordingen - dat dit niet overeenstemde
met de Europese beslissing die elk product dat meer dan
200 nanogram pcb per gram vet bevat als besmet
beschouwt.
Nog dezelfde dag van het verschijnen van het artikel
reageerde u, mevrouw de minister, samen met uw col-
lega van Landbouw, de heer Gabriels, in een pers-
mededeling. Daarin werd onderstreept dat van een ver-
soepeling van de Europese eisen, of van de wet tout
court, geen sprake was. Het ging gewoon om een andere
methode om de beslissing van de Europese Commissie
correct toe te passen. Tevens zou Europa op dat vlak
vanaf het prille begin op de hoogte geweest zijn van deze
methode.
Laten we eerlijk zijn : dergelijke verklaringen zijn uiter-
aard niet zonder belang. Als wij merken dat de nota-
Hallet reeds op 20 september 1999 werd verstuurd, en
dat het bestaan van die berekeningsmethode reeds
enkele maanden voordien opdook in de pers, in een
aantal gespecialiseerde tijdschriften, denk ik dat we er
toch een beetje dieper op in moeten gaan.
In een speciale bijlage van het wetenschappelijke tijd-
schrift Nutrinews van juni 1999 verscheen inderdaad een
artikel van ingenieur De Greter waarin hij naast de
aanduiding van een boel wetenschappelijke feiten ook
stelde dat voedingsmiddelen met een pcb-gehalte lager
dan 250 nanogram per gram vet - en dus niet 200
nanogram - vrijgegeven mochten worden. Daarnaast
moesten voedingsmiddelen met een pcb-gehalte hoger
dan 500 nanogram vernietigd worden.
Op voedingsmiddelen met een pcb-gehalte tussen
200 en 500 nanogram moest met andere woorden een
bijkomende dioxinebepaling gebeuren.
Het wordt uiteraard interessant als we zien dat in De
Bijsluiter
van
juli
1999,
een
luik
van
de
UZ-
Gezondheidsbrief, geschreven onder de verantwoorde-
lijkheid van de medische staf van de universitaire zieken-
huizen van de Katholieke Universiteit Leuven, letterlijk te
lezen stond dat tijdens de voorbije dioxinecrisis de vei-
ligheid van de voedingsmiddelen volgens een aantal
normen werd beoordeeld. Ik haal deze normen even
aan : Voedingsmiddelen die minder dan 250 nanogram
pcb per gram vet bevatten, werden als veilig beschouwd;
bij een concentratie tussen 250 en 500 nanogram moest
een bijkomend onderzoek worden uitgevoerd; voedings-
middelen met een concentratie hoger dan 500 nanogram
mochten niet worden verhandeld maar moesten worden
vernietigd.
Volgens
hetzelfde
artikel
stuitte
deze
berekeningswijze op heel wat kritiek van de Europese
Commissie en zou dit tot onenigheid binnen de Europese
commissie hebben bijgedragen.
Mijn inziens ging deze methode in tegen het ministerieel
besluit van 12 juni 1999, dat gepubliceerd was, en dat
alleen voedingsmiddelen met een pcb-gehalte kleiner
dan 200 nanogram per gram vet aanvaardbaar vond. Op
6 augustus 1999 verscheen dan uiteindelijk een nieuw
ministerieel besluit en op dezelfde datum een nieuwe
beschikking van de Europese Commissie. We moeten
formeel juridisch gezien een verschil vaststellen tussen
de norm op Europees niveau, vastgelegd op 200 nano-
gram, en de soepelheid waarmee de Belgische overheid
deze norm toepaste. Mevrouw de minister, ik wil u drie
concrete vragen stellen om hierover verduidelijking te
krijgen.
Ten eerste, is deze methode, zoals vermeld in de nota-
Hallet en zoals ze vroeger concreet werd toegepast, niet
in strijd met de nationale en de Europese regelgeving
terzake ?
Ten tweede, is het niet hallucinant om vast te stellen dat
vlees met een pcb-gehalte tussen 250 en 500 nanogram
per gram vet, wel door de eigen bevolking mocht worden
geconsumeerd maar niet mocht worden gee¨xporteerd ?
8
HA 50
COM 154
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Koen Bultinck
Ten derde, moeten wij hieruit niet afleiden dat de motie-
ven van volksgezondheid - ik druk mij voorzichtig uit -,
zoals gecultiveerd in de dioxinecrisis, van onderge-
schikte orde blijken te zijn ?
De voorzitter : Mijnheer Bultinck, ik moet u erop wijzen
dat u vorige week tijdens het plenaire debat, waar alle
leden uitgenodigd waren, de kans hebt gekregen om
rond de pcb-normen en de dioxine uw bijdrage te leve-
ren. U hebt dat toen jammer genoeg niet gedaan. Het is
enigszins moeilijk voor de collega's en de ministers als
bepaalde vragen opnieuw worden gesteld in de commis-
sie. Ik wil aan de leden vragen om hiermee rekening te
houden.
De heer Koen Bultinck (Vlaams Blok) : Mevrouw de
voorzitter, ik wil u onmiddellijk een concreet antwoord
geven, als u het me toestaat. Het gaat hier over een
uitgestelde interpellatie die omgezet is naar een monde-
linge vraag. Vandaar dat deze waarschijnlijk niet tijdig
aan de orde is gekomen. Ik moet eerlijk bekennen dat ik
vorige week ook niet in de mogelijkheid was om aanwe-
zig te zijn.
De voorzitter : Dat is jammer.
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, collega
Bultinck, de communicatie tussen de Belgische overheid
en het Permanent Veterinair Comite´, waar alle beslissin-
gen in verband met de normen genomen worden, is altijd
zeer duidelijk geweest ten opzichte van Europa e´n Bel-
gie¨. Er werden twee methodes vastgelegd om problemen
vast te stellen. Bij de aanvang van de dioxinecrisis
hebben wij met dioxineanalyses gewerkt, die enerzijds
zeer duur waren en anderzijds veel tijd vroegen alvorens
de resultaten te kennen. Gelukkig heeft men dan vast-
gesteld dat men, in dit type crisis, ook via een pcb-test
duidelijkheid kon krijgen. Op het niveau van het Perma-
nent Veterinair Comite´ is altijd gesteld geweest dat men,
ofwel via een dioxinetest, ofwel via een pcb-test kon
werken. Op het vlak van de invulling van de normen had
Europa geen duidelijk omschreven dioxinenorm. In de
beschikkingen die zij schriftelijk meedeelden hebben zij
zich aldus beperkt tot het inschrijven van een pcb-norm
en niet van een dioxinenorm omdat daar geen cijfer aan
verbonden is.
Onder de vorige regering bestond van in het begin de
praktijk om de pcb-analyse te maken en een dioxinetest
uit te voeren indien het resultaat van de analyse meer
dan 200 en minder dan 500 nanogram bedroeg. Indien
de test negatief was, kon het vlees zowel uitgevoerd
worden als gebruikt worden voor de binnenlandse markt.
Het argument dat het ene voor de export en het andere
voor lokaal gebruik bestemd was, is dus totaal onjuist.
Na het ministerieel besluit van 6 augustus 1999 hebben
de diensten van het IVK en van de Eetwareninspectie
zich geconcentreerd op de pcb-test, omwille van de
eenvoud van deze test. Op Landbouw is men echter
doorgegaan met de praktijk zoals die aanvaard was door
Europa en niet met de door Belgie¨ versoepelde praktijk,
namelijk het uitvoeren van een dioxinetest indien het
resultaat tussen de 200 en de 500 nanogram bedroeg. Ik
wil er bovendien de aandacht op vestigen dat de norm
van de Wereldgezondheidsorganisatie 500 nanogram
pcb is, niet 200. Ik ben het dus niet eens met het verhaal
als zou men een loopje genomen hebben met de volks-
gezondheid. Zoals duidelijk en openlijk werd meege-
deeld, is het echter wel zo dat het onmogelijk was om
alles meteen te certificeren bij het omschakelen van de
traceringsmethode; we werkten toen nog met al dan niet
geblokkeerde bedrijven, naargelang aan hen veevoeder
geleverd was dat besmet geacht werd. Daar is tijd over
gegaan, meer bepaald een maand en twee weken. In die
periode werd alleen gee¨xporteerd wat kon worden gecer-
tificeerd, maar meteen kwam er ook gecertificeerd vlees
op de binnenlandse markt. Om niet alles te blokkeren en
om geen bijkomende problemen te cree¨ren, werd er een
overgangsperiode van een maand en twee weken inge-
steld vo´o´r de volledige sector werd gecertificeerd. Daar-
over hebben wij nooit enig misverstand laten bestaan.
Achteraf bleek, gelukkig, dat de omvang van de proble-
matiek relatief beperkt was, maar dat haar ernst groot
was. Het is dus niet juist dat wij tegenover Europa andere
criteria hebben gehanteerd dan diegene die aanvaard
waren op Europees niveau.
De heer Koen Bultinck (Vlaams Blok) : Mevrouw de
minister, ik dank u voor uw concreet antwoord. We zijn
het eens dat tijdens de overgangsperiode, of tijdens de
beginperiode, er op zijn minst sprake was van verwar-
ring, zowel op Belgisch als op Europees niveau.
Minister Magda Aelvoet : Met Europa was duidelijk
afgesproken dat twee methodes konden worden ge-
bruikt : de methode van 200 pcb of de methode van de
dioxinetest. De dioxinetest kon alleen toegepast worden
op vlees met een gehalte tussen de 200 en de 500
nanogram pcb. Daarover bestond geen onduidelijkheid.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu en aan de minister van Sociale Zaken
en Pensioenen over
de verdeling van de Sp-bedden-
palliatief in Belgie¨
(nr. 1163)
HA 50
COM 154
9
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leef-
milieu)
Question orale de M. Luc Goutry a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement et au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur
la re´partition des
lits-SP palliatifs en Belgique
(n° 1163)</b>
(La re´ponse sera donne´e par la ministre de la Protec-
tion de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement)
De heer Luc Goutry (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, sinds een paar jaar zijn
er in ons land een aantal specialistische bedden, gekend
als Sp-bedden-palliatief, die voorbehouden zijn voor de
behandeling van palliatieve patie¨nten. Het gaat over de
zogenaamde palliatieve eenheden die bij koninklijk be-
sluit werden ingevoerd in 1996. Zij waren toen omkaderd
door een aantal koninklijke besluiten ter bevordering van
palliatieve zorgen en vooral ter realisatie van wat voor-
heen de experimentele toelagen voor palliatieve zorgen
werden genoemd.
Ik denk dat dit een zeer belangrijke stap vooruit was. Her
en der zijn toen kleinschalige eenheden ontstaan, waarbij
een grote personeelsbezetting kon aanwezig om mensen
die klinisch uitbehandeld zijn en enkel nog palliatief
verzorgd worden tijdens hun laatste levensfase bij te
staan.
Ik zou graag weten hoe dit sindsdien gee¨volueerd is, en
wil daarom aan de minister enkele concrete vragen
stellen.
Hoeveel van die Sp-bedden-palliatief zijn er momenteel
erkend ? Is de zogenaamde voorraad van 163 volledig
uitgeput, of zijn er nog bedden in voorraad ? Hoe zijn
deze bedden verdeeld over Brussel, Wallonie¨ en Vlaan-
deren ? Zijn er eventueel bepaalde criteria gehanteerd,
of volgde men gewoon de aanvragen zoals ze binnen-
kwamen ? Wat is de actuele verpleegdagprijs voor deze
bedden ? Wat is het totale budget voor deze bedden voor
het jaar 2000 ? En vooral : welk budget werd voor 2000
uitgetrokken voor de uitbouw van de palliatieve zorg in
ziekenhuizen ?
Ik meen te weten dat ziekenhuizen met minder dan 500
bedden aanspraak kunnen maken op 450 000 frank, en
ziekenhuizen met meer dan 500 bedden op 750 000
frank. Ik had graag geweten wat dat vertegenwoordigt in
de begroting voor het jaar 2000.
Voor de specialistische bedden-palliatief bestaan er
toezichtshonoraria voor de artsen die de mensen bij-
staan, maar deze zouden zeer degressief zijn. Zij zouden
snel teruglopen tot een bodemverloning, waardoor de
sector zich een beetje in de kou gelaten voelt. Ik weet dat
er inspanningen aangekondigd werden en waarschijnlijk
uitgevoerd zijn. Zij waren telkens opgenomen in het
akkoord tussen ziekenfondsen en artsen. Toch wil ik
even vragen wat de actuele stand van zaken is in dat
dossier ?
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, collega
Goutry, er zijn 360 bedden geprogrammeerd. Die zijn
toegewezen aan de drie gewesten in verhouding tot het
bevolkingscijfer. Voor Vlaanderen betekent dat 170 bed-
den, voor Wallonie¨ 110 en voor Brussel 54. Op dit
ogenblik zijn ze niet allemaal toegewezen. Het gaat om
programmatiecijfers. De toewijzing geldt dus voor bijna
335 bedden.
Wat is de totale kostprijs daarvan ? Op jaarbasis kost het
iets meer dan 1 160 000 000. Indien u details per bed wil,
gaat het over een bedrag van een goede 10 800 frank :
2 325 frank voor verblijfskosten, 8 510 frank voor perso-
neel en medische kosten. Daarnaast wordt er een kleine
financie¨le inspanning om de support-functie, de pallia-
tieve aandacht, in de gewone ziekenhuizen te ondersteu-
nen, en dat is niet onbelangrijk. Het gaat om een bedrag
van 121,9 miljoen om precies te zijn.
Ten slotte kan ik mededelen dat ik met collega Vanden-
broucke overleg gepleegd heb. Dat betekent voor uw
eerste vraag in verband met de specifieke honoraria voor
artsen dat er een wijziging moet plaatsvinden. Zo kunnen
de specifieke toezichtshonoraria op een meer realis-
tische wijze ingevuld worden. De juiste hoogte ervan ligt
nog niet vast.
De juiste hoogte daarvan ligt nog niet vast en moet
gei¨ntegreerd worden in het globaal plan palliatieve zor-
gen dat moet worden uitgewerkt in overleg met de
gemeenschappen en de gewesten. Dat is volop in wer-
king. Daar spreekt men ook over een veel hogere factuur.
Wij hebben gisteren op mijn kabinet een werk-
vergadering gehad die op het kabinet van minister Van-
denbroucke zal worden voortgezet. Wij hopen dit binnen
twee maanden te kunnen afronden. Ik denk dat dit een
antwoord is op uw verschillende vragen.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mevrouw de minister, ik heb
interessante antwoorden gekregen op de verschillende
vragen. Ik aanvaard dat men nog niet weet welke aan-
passingen zullen gebeuren voor de toezichtshonoraria.
Het geeft mij, ook als vertegenwoordiger van de vra-
gende partij, voldoening dat de toezichtshonoraria zullen
worden aangepast. Ik wil van de gelegenheid gebruik
maken om nog een vraag te stellen die ik niet heb
vermeld. Mevrouw de minister, het is uw recht om hier
niet op in te gaan. U zegt dat er een vergadering is
geweest omdat men een meer globaal plan wil omtrent
de palliatieve zorgen. Zal dit ter sprake komen in de
interministerie¨le conferentie van volgende week of komt
10
HA 50
COM 154
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Goutry
dit daar niet ter sprake ? Hoe zal u de globale aanpak
rond de palliatieve zorg concreet voortzetten ? Met uw
goedvinden is dit misschien de aangewezen gelegenheid
om hier kort iets over te zeggen, mevrouw de minister.
Minister Magda Aelvoet : Op de interministerie¨le confe-
rentie zal dit punt behandeld worden, maar er zal geen
afronding van dit dossier zijn tegen einde maart. Dat zal
iets meer tijd in beslag nemen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Ordre des travaux
Regeling van de werkzaamheden
La question orale n° 1167 de M. Richard Fournaux est
reporte´e a` une date ulte´rieure.
Mondelinge vraag van de heer Jef Valkeniers aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu en aan de minister van Sociale Zaken
en Pensioenen over
het belang van de opleiding in
farmacologie en farmacotherapie aan de universitei-
ten
(nr. 1189)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen)
Question orale de M. Jef Valkeniers a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement et au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur
l'importance de la
formation en pharmacologie et en pharmacothe´rapie
dans les universite´s
(La re´ponse sera donne´e par le ministre des Affaires
sociales et des Pensions)
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Mevrouw de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, in uw nota, noch in die
van minister Aelvoet over het geneesmiddelenbeleid vind
ik verwijzingen naar het belang van de opleidingen
farmacologie en farmacotherapie aan de universiteiten.
In deze opleidingen wordt te weinig nadruk gelegd op de
kostprijs van geneesmiddelen voor de patie¨nten en de
gemeenschap via de RIZIV-terugbetalingen. Dit is ook
het geval voor de technische prestaties en de hospitali-
saties. Afgestudeerde studenten hebben weinig benul
van de organisatie en de kostprijs van de ziekteverzeke-
ring. Daarom stel ik u voor om contact op te nemen met
uw collega's van onderwijs in de gemeenschaps-
regeringen om de mogelijkheid na te gaan een vak
ziekenfondswetenschappen of organisatie van de ziekte-
verzekering verplicht te maken bij de opleiding tot ge-
neesheer. Het is beter te voorkomen dan te genezen.
Gaat u akkoord met deze stellingname en met dit voor-
stel ? Bent u bereid hier iets aan te doen en wat ?
Minister Frank Vandenbroucke : Mevrouw de voorzitter,
collega's, soms kunnen belangwekkende onderwerpen
en vragen heel kort worden geschetst. Dat is ook zo met
de vraag van de heer Valkeniers. Het betreft hier inder-
daad een bijzonder belangrijk punt.
Mijnheer Valkeniers, ik kan ook een relatief kort antwoord
geven op uw korte vraag. Ik denk dat initiatieven om
artsen en apothekers aan te zetten tot het rationeel
voorschrijven van geneesmiddelen moeten worden voor-
bereid door middel van een goede basisopleiding. Ik ben
het hier 100% mee eens. In bepaalde universiteiten
wordt reeds de nadruk gelegd op dergelijke opleidingen,
meer bepaald bij een opleiding in de farmacotherapie.
Het gaat dan onder meer over rationeel voorschrijven en
op evidentie gesteund handelen. Daar komen dan ook
budgettaire problemen en farmaco-economie aan bod.
Dit zou inderdaad systematisch moeten gebeuren. Het is
van secundair belang of dit moet gebeuren in een
afzonderlijk, daartoe op te richten vak, of in een bestaand
vak zoals farmacotherapie. Het is een publiek geheim dat
pas afgestudeerde artsen weinig kennis hebben over de
organisatie en de kostprijs van de ziekteverzekering. Dit
geldt trouwens ook voor de bevolking in het algemeen.
Daar zal dus wel iets kunnen en moeten gebeuren. Het is
natuurlijk aan de bevoegde gemeenschapsministers om
daar de concrete initiatieven voor te ontwikkelen. Me-
vrouw Aelvoet en ik hebben afgesproken om daarover
een brief te sturen aan de ministers van Onderwijs,
waarin wij onderstrepen dat wij dit erg belangrijk vinden.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Een brief is natuurlijk een
goed initiatief, maar ik zou toch graag hebben dat er iets
concreets uit volgt. Als men antwoordt dat men de brief
ontvangen heeft en alles bij het oude laat, is er natuurlijk
geen vooruitgang.
Minister Frank Vandenbroucke : Daar ben ik het mee
eens, maar ik schrijf niet vaak brieven naar mevrouw
Vanderpoorten. Ik druk mij, net zoals mevrouw Aelvoet,
voorzichtig uit om niet op gevoelige tenen te trappen
wanneer ik het heb over bevoegdheden van andere
regeringen. Ik antwoord dus niet lichtzinnig wanneer ik
zeg dat we daarover een brief zullen schrijven en daar-
over zullen spreken. We vinden het inderdaad belangrijk.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
HA 50
COM 154
11
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van de heer Jef Valkeniers aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu en aan de minister van Sociale Zaken
en Pensioenen over
de sensibilisatie van de bevol-
king voor het probleem van het geneesmiddelen-
gebruik
(nr. 1191)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen)
Question orale de M. Jef Valkeniers a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement et au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur
la sensibilisation de la
population au proble`me de la consommation de
me´dicaments
(La re´ponse sera donne´e par le ministre des Affaires
sociales et des Pensions)
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Mevrouw de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, in de reeds genoemde
nota's over het geneesmiddelenbeleid wordt te weinig
aandacht besteed aan de sensibilisatie van de bevolking.
De huidige en toekomstige patie¨nten zijn nog steeds van
oordeel dat een goede doktersraadpleging automatisch
gepaard gaat met een voorschrift voor een of meer
geneesmiddelen. In veel gevallen dicteren zij zelf hun
therapie - of zelfs die van hun familie en van hun
buren - aan de geneesheer. Zij zeggen gewoon wat moet
worden voorgeschreven, en wanneer het om een WIGW
of een VIPO gaat, wordt soms voorgeschreven op naam
van diegene die de beste voorwaarden krijgt.
Graag vernam ik welke maatregelen u zal nemen om
deze sensibilisatie te realiseren. Nu zullen medische
afgevaardigden objectieve inlichtingen verstrekken. Vol-
gens mij is dat verloren geld. Dat geld zou beter besteed
worden aan initiatieven tot sensibilisatie.
De voorzitter : Mijnheer de minister, volgens mij is dit
een debat avant la lettre.
Minister Frank Vandenbroucke : Ja, mevrouw de voor-
zitter, maar de vraag werd gesteld en dus zal ik erop
antwoorden.
Mijnheer Valkeniers, het probleem is ree¨el. Ik weet dat
ook artsen vragen om patie¨nten meer te betrekken in
sensibilisatieacties over geneesmiddelengebruik. In de
nota's van mevrouw Aelvoet en van mezelf van 22
februari 2000 staat op verschillende plaatsen waar en
hoe het publiek zal worden benaderd. Ik geef toe dat het
slechts algemene principes zijn. We moeten dit concre-
tiseren. We voorzien in een structuur om de concretise-
ring van die principes wat kracht bij te zetten door middel
van de gezamenlijke cel Geneesmiddelenbeleid, die een
brug vormt tussen Volksgezondheid en Sociale Zaken.
Zij zal ondersteund worden door het Belgisch Centrum
voor Farmacotherapeutische Informatie.
Ik herhaal hier een aantal zaken om te tonen dat we ze
niet vergeten zijn. Over rationeel geneesmiddelengebruik
staat in punt 3.1 van onze nota van 22 februari 2000 dat
we het rationeel gebruik van geneesmiddelen willen
bevorderen en duurzaam houden. Dit kan slechts met
een beleid op lange termijn en met inzet van alle actoren,
niet alleen van de voorschrijvende artsen en tandartsen,
maar ook van de apothekers, de paramedici, de farma-
ceutische industrie en zeker ook van de gebruikers. Dat
van de gebruikers staat er niet zomaar, ik geef toe dat het
om een principe gaat. Verder staat in die nota :
De
voornaamste doelstelling van de geneesmiddelencel
-
dus van die kleine structuur, met onder meer professor
Bogaert -
is het initie¨ren, stimuleren en coo¨rdineren van
initiatieven van het beleid rond rationeel voorschrijven
voor de professionelen en voor de gebruikers.
Het totale budget dat hieraan gespendeerd wordt, is
50 miljoen frank. Er zal overleg zijn met het werkveld. Wij
zullen ook een aantal van die 50 miljoen frank moeten
gebruiken om de bevolking te sensibiliseren. Het is ook
zo, mijnheer Valkeniers, dat ik hierover nadenk met de
mensen van mijn administratie. Ik meen dat we inder-
daad de bevolking moeten sensibiliseren. Dat is niet altijd
gemakkelijk. We hebben een beetje hetzelfde probleem
als de arts, namelijk dat de bevolking soms niet wil
geloven dat een bepaald geneesmiddel misschien niet zo
nuttig is. Dergelijke discussies zullen we moeten aan-
gaan.
Ik wil verwijzen naar de discussies van het comite´ voor
antibioticabeleid. We zijn bezig met het redigeren van
richtlijnen. Dat moet gebeuren in samenwerking met de
wetenschappelijke vereniging van huisartsen en specia-
listen. Er is een campagne gepland voor professionelen
en voor het publiek over rationeel antibioticagebruik. Dit
moet worden gecoo¨rdineerd met de activiteiten van het
RIZIV-comite´ voor de evaluatie van het voorschrijfgedrag
voor geneesmiddelen, Farmanet en de consensus-
conferenties, de doorzichtigheidscommissie en het Bel-
gisch centrum voor farmaco-therapeutische informatie.
Wij zijn ook van plan contacten te leggen met een aantal
patie¨ntenorganisaties, die gei¨nteresseerd zijn in rationeel
geneesmiddelengebruik. Dat gaan we dus ook doen.
Verder zouden we, en ik geef toe dat dat voorlopig een
intentie is die nog niet in uitvoering is, een eenvoudige
structuur willen hebben van waaruit men onmiddellijk kan
reageren op actualiteitsberichten over geneesmiddelen.
U weet dat er in de kranten soms zeer euforische
berichten verschijnen over wonderlijke geneesmiddelen
waarmee allerlei problemen zouden worden opgelost.
Men moet daarop snel en wetenschappelijk kunnen
12
HA 50
COM 154
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frank Vandenbroucke
reageren. Dat moet gebeuren met een beetje gezag,
zowel ten aanzien van de professionelen als van het
publiek. We zouden dus een kleine structuur willen
opbouwen van waaruit we dergelijke snelle reacties
kunnen coo¨rdineren.
Wat kunt u van ons verwachten en eisen ? Dat we dit
alles in de tweede helft van dit jaar concretiseren, dat we
beginnen met dergelijke campagnes. Ik denk dat we
zeker in 2001 moeten bewijzen dat de door ons genomen
initiatieven inderdaad tot campagnes op het terrein lei-
den. We zouden dit eigenlijk in de tweede helft van het
jaar geconcretiseerd moeten hebben. Als we er niet toe
komen moet u in deze commissie zeer hard aan onze
mouw trekken.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Mijnheer de minister, u
bent een speler vergeten, met name de ziekenfondsen.
Als wij het de voorbije jaren hadden over het feit dat de
ziekenfondsen vervangen kunnen worden door particu-
liere verzekeringen, was een van uw grote argumenten
dat zij ook een sociale rol te vervullen hebben. Zij zouden
ook de verdediger zijn van de patie¨nt. Zij krijgen daarvoor
als ik me niet vergis zelfs extra toelagen. Als wij over hun
administratiekosten spreken, vergelijken zij ze onmiddel-
lijk met die van particuliere verzekeringen en ze voegen
er onmiddellijk die punten aan toe die ik net bovenhaalde.
Zij beschikken ook over media. Zij hebben allemaal
bladen die geregeld verschijnen en die ze hun leden
toesturen. Ik vind persoonlijk dat de ziekenfondsen zon-
der twijfel in die actie moeten worden ingeschakeld. Zij
hebben reeds contacten met hun patie¨nten. De zieken-
fondsen bezitten geloofwaardigheid tegenover hun pa-
tie¨nten. Ik denk dat deze zeer essentie¨le actor vergeten
werd en zeer zeker moet worden ingeschakeld.
Minister Frank Vandenbroucke : Ik ben het volkomen
met u eens.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Koen Bultinck aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en
Leefmilieu
over
een
bezoek
aan
de
ontmantelingsinstallatie van toxische munitie in
Poelkapelle
(nr. 1212)
Question orale de M. Koen Bultinck a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement sur
une visite de l'installation
de de´mante`lement de munitions toxiques a` Poelka-
pelle
De heer Koen Bultinck (Vlaams Blok) : Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, op 28 februari
brachten een aantal West-Vlaamse parlementsleden en
burgemeesters een bezoek aan de ontmantelings-
installatie van toxische munitie in Poelkapelle. Dit bezoek
kwam er na commotie in de pers rond de falende werking
van de betrokken installatie van de DOVO.
Om de situatie even te schetsen : DOVO haalt jaarlijks
zo'n 250 ton munitie op, waarvan zo'n 1500 stuks van
twijfelachtig allooi en dus met een toxische lading. Voor
de verwerking van die projectielen en vooral die van het
type
Blaukreuz is er inderdaad een probleem. Deze
projectielen bevatten een flesje met toxische lading en
door de ouderdom van deze munitie is het flesje met
giftige stoffen veelal reeds gebroken. Hierdoor is een
vermenging met de gewone springstof gebeurd. Indaver,
dat de springstoffen verwerkt, kan daardoor deze ladin-
gen niet verbranden.
Mevrouw de minister, vermits de afvoer en de verwerking
van toxische stoffen een bevoegdheid is van het minis-
terie van Leefmilieu, richt ik me voor dit deel van het
dossier tot u. Naar aanleiding van dit bezoek maakte u
bekend dat u erop aanstuurt om het protocol, daterend
van 1992, tussen Leefmilieu en Landsverdediging stop te
zetten en deze bevoegdheid eventueel over te hevelen
naar Vlaams minister Vera Dua. Daar bovenop komt nog
dat het contract met Indaver slechts tot 1 mei zou lopen.
Vandaar mijn concrete vragen.
Mevrouw de minister, is er wat de verlenging van het
contract met Indaver betreft reeds een oplossing in
zicht ?
Wat is de reden waarom het protocol met Landsverdedi-
ging opnieuw wordt bekeken ? Bij mijn weten is er
immers geen bevoegdheidsherverdeling gebeurd tussen
het federale en Vlaamse niveau op dat concrete terrein.
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, mijn-
heer Bultinck, van dat persbericht moet ik zeggen dat ik
nog nooit zo veel nonsens op een hoopje heb gelezen.
Ten eerste, ben ik nooit naar Poelkapelle geweest.
Ten tweede, heb ik nooit verklaard dat er geen federale
middelen naar Poelkapelle zouden gaan, wat bepaalde
mensen - ik verwijs naar de heer Leterme - ook hebben
beweerd.
Ten derde, is er geen sprake van dat op dit niveau een
herverdeling van bevoegdheden zou plaatsvinden tussen
het federale en het Vlaamse niveau.
Het gaat hier over het volgende. In 1992 is er inderdaad
een samenwerkingsprotocol gesloten tussen de ministe-
ries van Defensie en Leefmilieu. Men vond dat Leefmilieu
moest bijdragen aan de bouw van de vernietigings-
installatie voor munitie. In de praktijk is een beperkt
HA 50
COM 154
13
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
bedrag, ongeveer 50 miljoen, ingeschreven op de begro-
ting van Leefmilieu om een deel van de kosten van de
vernietigingsinstallatie te dekken. Met dit bedrag wordt
50% van het project gefinancierd; de rest is voor rekening
van het ministerie van Defensie.
De moeilijkheid is dat Leefmilieu voor de hele uitvoering
van deze zaak geen instrumenten heeft. De hele tech-
nologische kennis ligt bij het ministerie van Defensie en
het enige wat Leefmilieu deed, was e´e´n keer per week
iemand van de Centrale Administratie naar Poelkapelle
zenden.
Het heeft geen zin zich dan verantwoordelijk te moeten
voelen voor wat zich daar afspeelt. Ik ben met collega
Flahaut aan tafel gaan zitten en ik heb hem gezegd dat
die zaak verder door hem moet worden afgehandeld,
aangezien hij toch over de uitvoeringsinstrumenten be-
schikt en zodoende de totale verantwoordelijkheid voor
de opruiming op zich kan nemen. Het is trouwens zo dat
in bijna alle Europese landen uitsluitend het departement
Landsverdediging die taak op zich neemt. Daarom heb ik
voorgesteld om het deel van mijn budget, ten bedrage
van 50 miljoen frank, over te hevelen naar de begroting
van Landsverdediging, op voorwaarde dat minister Fla-
haut de totale liquidatie van de zaak op zich zou nemen.
Er is uiteraard geen sprake van enige bevoegdheden
over te dragen aan mevrouw Dua, wat trouwens alleen
via bijzondere wetten zou kunnen worden geregeld. Het
is evenmin de bedoeling om haar uit te sluiten. Dit is de
ware toedracht van de zaak. Het protocol bevindt zich op
dit ogenblik nog bij Landsverdediging voor de afronding
van de laatste details en zal wellicht binnen een week of
twee zijn afgehandeld en klaar zijn voor publicatie. Wij
zullen u dan alle details kunnen meedelen.
De heer Koen Bultinck (Vlaams Blok) : Mevrouw de
minister, ik ben tevreden met uw verduidelijkingen. Ik heb
de geruchten over een overheveling van bevoegdheden,
onder andere aan uw Vlaamse Agalev-collega Vera Dua,
niet uit mijn duim gezogen, maar ben daarbij afgegaan op
persberichten en op de ongerustheid die daarover in de
streek leeft. Ik vind het belangrijk dat u hier vandaag
formeel hebt bevestigd dat de bevoegdheid wordt over-
geheveld van Leefmilieu naar Landsverdediging, maar
dat er van enige overheveling naar het Vlaams niveau
geen sprake is.
Minister Magda Aelvoet : Ik weet niet waarom men dit
opeens zo hoog heeft gespeeld en wie hiertoe de aanzet
heeft gegeven. De radio heeft het alleszins zeer correct
weergegeven, maar de televisie heeft van die rechtzet-
ting geen melding gemaakt.
De heer Koen Bultinck (Vlaams Blok) : Mevrouw de
minister, op het terrein - ik maak dat onder andere op uit
plaatselijke persartikelen - bestaat er nog steeds onge-
rustheid. De burgemeester van Houthulst bijvoorbeeld,
Vlaams CVP-parlementslid mevrouw Vandenbussche,
spreekt van een onheuse manier van werken en vindt dat
dit soort zaken toch niet door de beugel kan.
Minister Magda Aelvoet : Dit is ten onrechte, totaal ten
onrechte.
De heer Koen Bultinck (Vlaams Blok) : Ik ben tevreden
met uw antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Questions orales jointes de MM. Olivier Maingain, Jef
Valkeniers et Luc Goutry a` la ministre de la Protec-
tion de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
le nombre re´duit de me´decins
en 2007
(n
os
1215, 1245 et 1355)
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren
Olivier Maingain, Jef Valkeniers en Luc Goutry aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
het verminderd aantal geneeshe-
ren in 2007
(nrs. 1215, 1245 en 1355)
M. Olivier Maingain (PRL FDF MCC) : Madame la
pre´sidente, madame la ministre, chers colle`gues, entre le
moment ou` j'ai introduit ma question et aujourd'hui, je
reconnais que l'actualite´ politique lui a donne´ une dimen-
sion supple´mentaire puisque nous avons pu assister aux
manifestations des e´tudiants des faculte´s de me´decine
dans l'enseignement universitaire francophone. Mais
j'entends e´galement que, du co^te´ flamand, cette pre´oc-
cupation est partage´e.
J'ai aussi entendu les de´clarations que Mme la ministre a
faites hier. J'ai retenu - je me permets ainsi d'adapter ma
question a` l'actualite´ - que Mme la ministre conside´rait
qu'elle ne pouvait pas s'en tenir a` un seul rapport, en
l'occurrence celui du professeur Mme Delie`ge. Celle-ci a
de´montre´, sur la base d'une e´tude ge´ne´ralement consi-
de´re´e comme tre`s se´rieuse - c'est en tout cas ce qu'a
de´clare´ la ministre Mme Dupuis du gouvernement de la
Communaute´ franc¸aise -, que le quota tel qu'il a e´te´ fixe´
ne re´pondrait sans doute pas aux ne´cessite´s en termes
de prestations de soins au-dela` de 2007. Cette e´tude
tient compte de plusieurs parame`tres, notamment le
vieillissement de la population et la diversite´ des soins de
sante´.
Il faut bien reconnai^tre que le principe me^me du numerus
clausus pose parfois interrogation. En France, ou` ce
syste`me est en vigueur, on ne peut pas dire qu'il ait e´te´
14
HA 50
COM 154
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Olivier Maingain
limitatif de la croissance des de´penses de soins de sante´.
On n'a pas pu e´tablir de corre´lation entre l'instauration de
ce syste`me et la re´duction des de´penses. Il a cependant
e´te´ mis en vigueur chez nous.
J'ai deux questions a` poser a` Mme la ministre. Dans quel
de´lai estime-t-elle qu'elle va pouvoir prendre une de´ci-
sion a` la suite des diffe´rents avis recueillis ? Sauf erreur
de ma part, la commission de planification a rendu un
avis le 10 fe´vrier. J'en ai eu des e´chos mais je n'en
connais pas la teneur pre´cise. Mme la ministre peut-elle
donner communication de la teneur de cet avis ?
Mme la ministre envisage-t-elle de sortir quelque peu du
carcan e´troit tel que fixe´ dans la le´gislation et dans
l'arre^te´ royal n° 78 de sorte qu'on puisse a` tout le moins
tenir compte, dans chacune des communaute´s, de l'e´vo-
lution, notamment du nombre d'e´tudiants e´trangers ? Ce
n'est pas le seul argument qui plaide en faveur de
l'e´largissement des quotas, mais il pe`se dans le de´bat.
D'apre`s l'e´tude du professeur Delie`ge, une augmentation
du nombre de me´decins serait e´galement ne´cessaire
pour satisfaire aux besoins d'une population qui, qu'on le
veuille ou non -les tendances de´mographiques sont la`-
est vieillissante.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, voor het academiejaar
1999-2000 ligt het aantal studenten van de derde kandi-
datuur geneeskunde op 605 in Vlaanderen. Zij zijn de
eersten op wie de contingentering van toepassing is bij
het afstuderen. Wanneer zij afgestudeerd zullen zijn,
begint de contingentering die slechts in 420 RIZIV-
erkenningen zou voorzien. In 2005 zouden er reeds 331
afgestudeerde Vlaamse studenten zijn die geen RIZIV-
nummer krijgen. Moeten deze cijfers niet worden aange-
past ? Juist in 2006 zal het aantal afgestudeerden onge-
veer overeenkomen met het aantal toegekende RIZIV-
nummers. Het is toch immoreel, asociaal en inhumaan
dat studenten die bijna drie jaar ver zijn in hun opleiding,
nog geen enkele zekerheid hebben dat hun diploma hen
zal toelaten het beroep uit te oefenen waarvoor zij kozen.
Graag uw antwoord.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, ik zal de aanleiding tot de
vraag niet helemaal herhalen, vermits dat al is gebeurd.
Ik beperk mij tot de vragen.
Mevrouw de minister, voorziet u in voorzorgsmaatregelen
voor het geval het aantal afstuderende artsen vanaf 2004
het quotum zou overstijgen ? Er is destijds een combi-
natie gebeurd van maatregelen inzake instroom door de
Vlaamse gemeenschap, bevoegd voor onderwijs, en
inzake regulering aan de uitstroom via contingentering.
Wij hebben eigenlijk nooit voor dit systeem gekozen, met
dezelfde motivatie als de heer Valkeniers : men kan op
het einde de mensen moeilijk meedelen dat zij niet
mogen meedoen. Wat wij hadden gevreesd, wordt nu wel
wat werkelijkheid. Men gaat het moeilijk krijgen om op het
einde de uitstroom in overeenstemming te brengen met
het gewenste aantal. Er is een kleine speling omdat er
enkele jaren correcties mogelijk zijn, namelijk in 2004 en
2005, maar daarna is het gedaan. Ofwel schuift men daar
de last door en krijgt men achteraf een structureel
probleem, ofwel moet men daar op een of andere manier
een maatregel in nemen. Pleegde u daarover reeds
overleg met de gemeenschapsministers van Onderwijs ?
Welke afspraken werden desgesvallend gemaakt ? Ik
vind dat de ministers van Onderwijs het wel iets lichter
opnemen dan de bezorgdheid die wij aan de dag leggen
in dit dossier.
Mme Magda Aelvoet, ministre : Madame la pre´sidente,
chers colle`gues, je re´pondrai aux questions pose´es par
les trois intervenants ainsi qu'a` leurs sous-questions.
A M. Maingain, je dirai qu'il est exact que la commission
de planification s'est de´ja` re´unie au mois de fe´vrier. L'avis
officiel e´crit ne m'est pas encore parvenu a` ce jour; je
l'attends pour en pre´parer un commentaire de´taille´. Bien
entendu, tout le monde en connai^t de´ja` les tendances
sous-jacentes.
Pour ce qui concerne les diffe´rentes hypothe`ses, le
travail a e´te´ re´alise´ par plusieurs personnes; outre l'e´tude
de Mme Delie`ge, nous avons e´galement celles du
Dr Derck, de MM. Bogaert, De Prins, De Maeseneer, etc.
Leurs analyses ne sont pas identiques. C'est ainsi que
j'ai demande´ a` mon administration d'entamer des de´mar-
ches supple´mentaires aux fins d'obtenir une base solide
pour de´terminer qui a travaille´, comment, pour quel
re´sultat. A ce sujet, dans les jours qui viennent, je
recevrai une se´rie de commentaires en provenance de
l'administration sur les diverses e´tudes. Je peux de´ja`
vous annoncer des diffe´rences importantes.
Cela dit, je ne m'enferme jamais dans des positions
de´finitives mais je ne m'avance pas non plus
op ijs van
een nacht
. C'est pourquoi, avec tout le respect que je
dois a` tout chercheur, je leur ai re´pondu que je ne me
base pas sur une seule e´tude, cela e´tant dit sans aucune
agressivite´ de ma part.
J'en arrive aux questions de MM. Valkeniers et Goutry.
Voor 2004 en 2005 bevat het koninklijk besluit van 1997
een flexibiliteitsclausule. Als er een overtal is bij het
opstarten van deze eerste oefening, kan een correctie
worden doorgevoerd. Dit betekent dat het overschot voor
een of twee jaren kan gecorrigeerd worden door een
kleiner aantal in de volgende jaren. Dit staat los van de
vraag of de inschattingen die werden gemaakt correct
zijn en echt beantwoorden aan ree¨le behoeften.
HA 50
COM 154
15
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
Wat het overleg met de gemeenschappen betreft, kan ik
meedelen dat de problematiek reeds werd aangekaart
maar dat er nog geen concrete besprekingen werden
gevoerd. Ik wens de bijkomende gegevens van de
planningscommissie af te wachten vooraleer dit punt met
de gemeenschappen te bespreken.
Ik wens dieper in te gaan op de uitspraken in verband
met de versoepeling van de toelatingsproef die men
mevrouw Vanderpoorten in de mond heeft gelegd. Zij
heeft een lans gebroken voor e´e´n beperkte versoepeling.
In tegenstelling tot de vereiste 12/20 voor de twee
onderdelen zou men kunnen aanvaarden dat een gemid-
delde van 12 voldoende is. In het verleden hebben zich
aberrante situaties voorgedaan. Iemand met 11/20 voor
een onderdeel en 17/20 voor het ander deel werd uitge-
schakeld. Mevrouw Vanderpoorten heeft, mijn inziens,
volkomen terecht een lans gebroken voor dit soort ver-
soepeling die geen afbreuk doet aan de gemiddelde
kennis waarover men moet beschikken om te slagen in
de proef. Het is geen versoepeling a` la le´ge`re.
Een aantal rectoren van de Vlaamse universiteiten heb-
ben me meegedeeld dat de evolutie van het aantal
studenten vrij goed aansluit bij de prognoses.
Mijnheer Valkeniers, de vaststelling dat op dit ogenblik
15% van de artsen in niet-curatieve diensten terechtko-
men, heeft me verbaasd. Vijftien jaar geleden was dit
percentage veel kleiner. Dit is een uitwijkmogelijkheid
voor mensen die hun medische kennis wel willen gebrui-
ken maar niet in curatieve praktijken.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : U moet die uitwijkmoge-
lijkheid niet opleggen.
Minister Magda Aelvoet : Ik leg niets op.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Laat de uitwijkmogelijk-
heid spontaan gebeuren.
Degenen die in een niet-curatieve dienst wensen terecht
te komen, moeten geen RIZIV-nummer krijgen zodat de
anderen wel een RIZIV-nummer kunnen krijgen. Na een
tijdje stappen sommigen over naar onder meer de ar-
beidsgeneeskunde.
Minister Magda Aelvoet : Mijnheer Valkeniers, ik heb
geenszins de behoefte in deze materie in te grijpen.
M. Olivier Maingain (PRL FDF MCC) : Madame la
pre´sidente, il y a peut-e^tre effectivement une question de
me´thodologie. Je prendrai connaissance avec inte´re^t des
conclusions de l'e´tude demande´e par Mme la ministre a`
son administration. Je ne doute pas qu'elle acceptera de
nous communiquer la me´thodologie suivie pour de´termi-
ner les crite`res retenus afin d'arre^ter ce qu'on appelle
malencontreusement
l'offre me´dicale. Il faut bien re-
connai^tre que l'on pourrait appeler cela autrement mais
c'est un de´tail.
Cela e´tant, il convient peut-e^tre de mener une re´flexion a`
plus long terme sur la corre´lation ou non entre le principe
du numerus clausus et la limitation des de´penses de
soins de sante´. C'est une sorte d'a priori qui a e´te´ admis
en son temps mais il faut parfois reconnai^tre les erreurs
du passe´ ou se demander si des principes e´nonce´s a` une
certaine e´poque ont toujours le me^me fondement dans
une perspective sur le plus long terme. Je souhaiterais
que Mme la ministre envisage de mener aussi une e´tude
pour ve´rifier si cette corre´lation est de´montre´e ou non.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Mevrouw de minister, ik
ben blij dat u contact zult opnemen met uw collega's uit
de gemeenschappen. Ik kan u zeggen dat mevrouw
Vanderpoorten van oordeel is dat er toch een aanpassing
zou moeten zijn in het soort van examen dat wordt
afgelegd. Persoonlijk is zij er voorstander van pas na de
eerste kandidatuur examen af te leggen, wat veel logi-
scher lijkt. Er is ook discussie over het weglaten van
zinloze ondervragingen van bepaalde materies. Nemen
wij het voorbeeld van de VUB. In de eerste kandidatuur
heeft men ongeveer 30 studenten. De faculteit genees-
kunde kan met 30 studenten onmogelijk leefbaar gehou-
den worden. Het Academisch Ziekenhuis dat met deze
faculteit samenwerkt, kan binnen een aantal jaren onmo-
gelijk verder worden gerund. Ik meen dat er voor de
planningscommissie verschillende redenen zijn om
hierop in te gaan.
Minister Magda Aelvoet : Ik heb aan de heer Maingain
geantwoord dat de planningscommissie in februari is
samengekomen maar dat het formele advies mij nog niet
heeft bereikt. Zodra dit in mijn bezit is, zal ik het zeker ter
beschikking stellen van de leden van deze commissie.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Dit zou ons ook interes-
seren en het zou goed zijn het debat open te trekken naar
het type van ingangsexamen, de hoeveelheid aan even-
tuele RIZIV-nummers, enzovoort. Ik dank u in elk geval
voor de elementen van antwoord die u nu reeds hebt
gegeven.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mevrouw de minister, ik zou
in deze zaak niet te gerust zijn. Ik zou er toch rekening
mee houden dat wij reeds gedurende 25 jaren over dit
probleem spreken. Mijn klomp breekt als ik de heer
Maingain hoor beweren dat de correlatie tussen de
plethora en het verbruik nog niet is bewezen. Dat is de
evidentie zelve. Hoe meer dokters, hoe meer zieken,
geen enkel kenner zal dit tegenspreken.
16
HA 50
COM 154
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Goutry
Nu er eindelijk sedert 4 jaren maatregelen werden getrof-
fen, waarvan we pas na 4 jaren de eerste onomkeerbare
gevolgen zullen zien, wordt het meer dan tijd een beleid
te voeren dat zekerheid geeft aan de mensen en niet
alleen vanuit het standpunt van de leefbaarheid van de
universiteiten. Hiermee holt men opnieuw de feiten ach-
terna. Wil men immers binnen 30 jaar een effect hebben
op de beheersing van de kosten, dan moet men nu zeer
strikte, goed controleerbare maatregelen nemen.
Mme Magda Aelvoet, ministre : Madame la pre´sidente,
en ce qui concerne la corre´lation, le tout re´cent rapport
Peers dit tre`s clairement que la limitation du nombre des
me´decins aura un effet. Pour e^tre comple`te dans ma
re´ponse, je dois dire que l'on attire toutefois notre atten-
tion sur le fait qu'il faut analyser les e´volutions futures
pour voir si le nombre fixe´ actuellement est bien indique´.
Met de gemeenschappen had ik reeds een gesprek over
de opleiding van verpleegkundigen en ongetwijfeld zal
dat nog gebeuren op andere terreinen.
Er is geen twijfel mogelijk over het feit dat de volledige
bevoegdheid inzake de opleiding - de werkwijze, de
middelen en dergelijke - behoort tot de Vlaamse Ge-
meenschap. Ik kan slechts intervenie¨ren inzake de toe-
gang tot het beroep. Op dat vlak kwamen de plannings-
commissie, waarin onder meer de universiteiten en de
gemeenschappen vertegenwoordigd zijn, reeds bijeen.
Deze aangelegenheid zal worden beslecht door alle
betrokken partijen.
Ik kan geen bevel geven tot het gelijkstemmen van de
violen. Als de ene Gemeenschap de zaken anders wenst
aan te pakken dan de andere, dan kan ik mij daar niet
mee bemoeien. Dat is trouwens reeds het geval op
verschillende terreinen. Dat heeft een bijzondere meer-
derheid in het parlement zo gewild en daaraan zal niets
veranderen.
Ik zal geen uitspraak doen wat de VUB betreft, mijnheer
Valkeniers, aangezien zulks behoort tot de bevoegdheid
van het Vlaams Parlement.
Wat wel behoort tot mijn verantwoordelijkheid is dat de
beslissing op federaal vlak een rationele basis moeten
hebben en dat alles in het werk moet worden gesteld om
het gesprek met de gemeenschappen tijdig te voeren,
zodanig dat er geen mensen in moeilijkheden komen.
Dat laatste dreigt immers te gebeuren als men overhaast
te werk gaat. Voor de problemen die alsdan ontstaan
worden vaak ad hoc-oplossingen afgedwongen en dat is
het ergste wat ons terzake zou kunnen overkomen.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mevrouw de minister,
uiteraard behoren de onderwijsmateries niet tot onze
bevoegdheid, vandaar dat men er goed aan gedaan
heeft, tijdens de vorige legislatuur, een stok achter de
deur te houden en onmiddellijk te contingenteren.
Parlementair werk zoals dit wordt geacteerd en genotu-
leerd, wat ons steeds in staat zal stellen alles na te zien.
Welnu, mocht later ooit de kritiek worden geuit dat op
federaal vlak werd gecontingenteerd - dat was het enige
wat wij konden doen - dat men ons dan nooit verwijt dat
wij mensen na zeven jaar op straat lieten staan. Laat het
dan duidelijk zijn dat de verantwoordelijkheid terzake
anders lag.
De meeste zorgen maak ik mij omwille van het feit dat de
gemeenschappen terzake een totaal ander beleid voe-
ren, vermits uiteindelijk uit de federale kas wordt geput
om de kosten te betalen en de plethora een federaal
probleem is.
Enkele weken geleden, mevrouw de minister, stelde ik u
een vraag omtrent de studie van een Luikse professor
dat van mening is dat Wallonie¨ nu reeds met een tekort
wordt geconfronteerd. Dit om te illustreren tot welke
aberraties dergelijke aangelegenheden kunnen leiden.
Dit dossier vereist al onze aandacht, want de lading
dynamiet waarop het rust is volgens mij vergelijkbaar met
deze onder Poelkapelle.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Joos Wauters aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
de dioxinedepositiemetingen van
de Vlaamse Milieumaatschappij
(nr. 1217)
Question orale de M. Joos Wauters a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement sur
les mesures effectue´es
par la 'Vlaamse Milieumaatschappij' concernant les
de´po
^ ts de dioxine
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mevrouw
de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik heb uw
collega Gabriels over deze problematiek reeds onder-
vraagd. Hij heeft mij een omstandig antwoord gegeven
over het gedeelte waarover hij bevoegd is.
Dioxines worden niet door de ademhaling opgenomen,
maar veeleer door de voeding, door het consumeren van
zuivelproducten, vis en vlees. Dioxinedeposities leveren
geen acuut gevaar op. Het gevaar situeert zich op
langere termijn.
Mevrouw de minister, is er in gebieden met verhoogde
dioxinedeposities
een
verhoging
van
de
dioxine-
bloedspiegel gevonden bij kleine kinderen ? Welke zijn
de gezondheidsgevolgen van een verhoogde dioxine-
bloedspiegel ?
HA 50
COM 154
17
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, mijn-
heer Wauters, Belgie¨ beschikt over praktisch geen gege-
vens inzake dioxinedeposities in het bloed. Wij weten
uiteraard wel dat het onderzoek daarnaar vooral moet
gebeuren in de vetfractie van het bloed. Dergelijk onder-
zoek kost veel geld en vraagt veel tijd. Ik herinner mij wel
dat in november er plots een studie uitkwam over zeer
hoge dioxineconcentraties bij mensen in Duitsland. In die
studie - die ik spijtig genoeg nog niet te pakken heb
gekregen - worden fabelachtig hoge cijfers gegeven. Ik
ga er wel verder achteraan, want het lijkt mij belangrijk
om er meer over te weten.
Naar aanleiding van de problemen die wij in eigen land
kenden, hebben wij de opdracht gegeven twee studies uit
te voeren. Het WIV is daarmee bezig. Zij onderzoeken
vooral de body burden, die de dioxinecrisis zou kunnen
hebben veroorzaakt. Ik verwacht over een drietal maan-
den de gegevens te krijgen.
Ook een reserveonderzoek staat op stapel. Mochten de
resultaten van die eerste studie aanduiden dat er een
verhoogd risico is, dan is al het nodige gedaan om bij het
Rode Kruis een aantal bloedzakjes op te kopen van voor
de crisis, tijdens de crisis en na de crisis, zodanig dat er
bijkomend onderzoek kan worden gedaan.
Het laatste aspect van uw vraag zijn de gevolgen hier-
van. De meest bekende situatie in Europa is die van
Seveso geweest. Daar heeft men later bij kinderen
verhoogde concentraties in het bloed vastgesteld. De
gezondheidsgevolgen op langere termijn zijn een groter
risico op kanker, een mogelijke leerachterstand en endo-
metriose, een baarmoederprobleem. De details ken ik
daar zelf niet van.
Op het internet is hierover op bepaalde sites zeer goede
informatie te vinden. Ik ga dat hier niet voorlezen, ik zal u
het schriftelijk antwoord meteen geven.
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mevrouw
de voorzitter, ik dank de minister voor haar antwoord. Ik
vind dit een antwoord waaruit uw bezorgdheid blijkt. We
krijgen hoe langer hoe meer te maken met milieu-
vervuilende situaties die hun weerslag hebben op de
gezondheid. Het is onze opdracht en uw opdracht als
minister van Volksgezondheid om die relatie na te gaan
en er onderzoek naar te doen.
Onze eerste opdracht is dat we moeten voorkomen dat er
dioxine-uitstoot is. We moeten dit vermijden. We merken
wat er vandaag allemaal gebeurt. Laten wij preventief
werken. Ondertussen is het wel belangrijk dat u dat
gezondheidsonderzoek aantrekt en ziet wat er de gevol-
gen van zijn. Ik hoop dan ook dat u hieraan gevolg kan
geven zonder in paniek te geraken als dit een beetje
alarmerend is. We moeten efficie¨nt werken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De mondelinge vraag nr. 1227 van mevrouw Greta
D'Hondt wordt naar een latere datum verschoven.
Mondelinge vraag van mevrouw Anne-Mie Deschee-
maeker aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over
de zieke melk-
koeien in Nederland en het gevaar voor de volksge-
zondheid door het verbruik van hun melk in Belgie¨
(nr. 1240)
Question orale de Mme Anne-Mie Descheemaeker a`
la ministre de la Protection de la consommation, de
la Sante´ publique et de l'Environnement sur
la
maladie des vaches laitie`res aux Pays-Bas et les
dangers pour la sante´ que repre´sente la consomma-
tion de leur lait en Belgique
Mevrouw
Anne-Mie
Descheemaeker
(AGALEV-
ECOLO) : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister,
collega's, in februari werd in de pers geregeld melding
gemaakt van problemen in Nederland in verband met
zieke melkkoeien. Blijkbaar bestond het probleem al
sinds maanden. Het melkvee leed in honderden bedrij-
ven aan een of andere virale besmetting. Op 29 februari
waren de artikels in de pers zeer alarmerend. Men sprak
zelfs over de blokkering van bedrijven. Vandaar dat ik
een aantal vragen voor u heb.
Mevrouw de minister, wat waren de juiste ziektever-
schijnselen van deze dieren ? Is ondertussen duidelijk
geworden welk virus verantwoordelijk is voor die ziek-
ten ? Hoe werden de dieren besmet ? Kan de consump-
tie van melk of melkproducten van deze zieke dieren
gevaarlijk zijn voor de gezondheid ? Werd Belgie¨ op de
hoogte gebracht van deze problemen ? Werd het Rapid
Alert System gebruikt ? Wat was daarvan het gevolg ?
Ik wil er nog een bijkomende vraag aan toevoegen. Sinds
de alarmerende berichten hebben we helemaal niets
meer over de problemen vernomen. Op zich stel ik mij
daarbij vragen. Op een bepaald moment spreekt men
over een ernstig probleem. Even later wordt het plots
doodgezwegen.
Minister
Magda Aelvoet :
Mevrouw
de
voorzitter,
collega's, de symptomen die bij deze dieren zijn vastge-
steld, wezen op de BVD-ziekte. Het gaat hier om een
bepaald virus. Deze ziekte kent een vrij hoge mortaliteit
en dat is de reden waarom de zieke dieren werden
gee¨uthanaseerd.
18
HA 50
COM 154
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
Ondertussen heeft men precies kunnen vaststellen wat
de oorzaak van het probleem is. In feite gaat het om een
bepaald vaccin dat werd ontwikkeld tegen runder-
rhinorachitis. Deze vaccins hebben het virus veroorzaakt.
Dit ongeval is kunnen gebeuren omdat Nederland het
vaccin had ingevoerd. Men heeft dit serum gebruikt
tijdens de BSE-crisis omdat men meende dat het kon
helpen bij het voorkomen van BSE.
Er is geen enkel gekend gevaar bij de consumptie van de
melk van deze zieke koeien alhoewel de Nederlandse
autoriteiten zelf het initiatief hebben genomen om die
melk uit de handel te nemen. Het ree¨le probleem is de
gezondheid van de dieren zelf en op dat vlak moet de
beslissing worden genomen over de overlevingskansen
van dat dier.
Wat de melding betreft, heeft men geen gebruik gemaakt
van het RAS-systeem precies omdat deze ziekte geen
probleem vormt op het vlak van de volksgezondheid.
Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor de varkenspest. Zoals
gezegd, werd de melk afkomstig van deze bedrijven door
de Nederlandse autoriteiten uit de handel genomen. Wat
de loten van besmette vaccins betreft, werd bij ons
onderzocht of dergelijke loten ook bij ons werden ge-
bruikt. Dit is niet het geval. Dat is waarschijnlijk de reden
waarom alles op een bepaald moment is stilgevallen. De
mededeling dat alles onder controle is, wordt vaak niet
meer vermeld. Het is blijkbaar alleen interessant een
probleem te signaleren en niet de oplossing.
Mevrouw
Anne-Mie
Descheemaeker
(AGALEV-
ECOLO) : Mevrouw de voorzitter, ik dank de minister
voor haar antwoord. Deze ochtend werden in de hoorzit-
ting rond medicatie de risico's van humane geneesmid-
delen reeds besproken. Uw antwoord nu maakt echter
duidelijk dat ook diergeneeskundige middelen problemen
kunnen veroorzaken. Deze geneesmiddelen kunnen na-
delig zijn voor de gezondheid van de mens, als ze via de
dieren die deze medicatie namen in de consumptie
terechtkomen. Ik veronderstel niet dat dit het geval is en
ga ervan uit dat de bewuste dieren afgemaakt en vernie-
tigd werden. Ik wil vooral aanduiden dat er zich ook een
probleem kan stellen met diergeneeskundige middelen.
Minister Magda Aelvoet : Dat is de reden waarom wij de
keuze hebben gemaakt om de farmaceutische inspectie,
afdeling diergeneeskundige middelen, bij het Federaal
Agentschap onder te brengen. Sommige collega's die
hier aanwezig zijn, hadden op dit voornemen ernstige
kritiek. Ik ben er echter van overtuigd dat wij een zeer
juiste keuze gemaakt hebben.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De samengevoegde mondelinge vragen nr. 1260 van
mevrouw Annemie Van de Casteele en nr. 1277 van de
heer Luc Goutry worden naar een latere datum verscho-
ven.
Mondelinge vraag van de heer Patrick Lansens aan
de minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu over
de orgaandonatie (nr. 1282)
Question orale de M. Patrick Lansens a` la ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publi-
que et de l'Environnement sur
le don d'organes
De heer Patrick Lansens (SP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, ik stel mijn vraag naar
aanleiding van een aantal krantenartikels, die ik recent
heb gelezen. In die artikels werd er de aandacht op
gevestigd dat mensen nog steeds lange tijd moeten
wachten tot zij een vervangnier of een ander orgaan
krijgen.
Bij de totstandkoming van de wet inzake orgaan-
transplantatie werd de procedure gewijzigd. Terwijl men
vroeger steeds een kaartje bij zich moest hebben waarop
stond vermeld dat men bij overlijden bereid was een
orgaan af te staan, moet men nu verzet aantekenen
indien men niet wenst dat organen worden weggenomen
wanneer men overlijdt. In de praktijk blijkt echter dat het
met de invoering van de wet beoogde doel, met name het
wegwerken van de lange wachttijden, niet werd bereikt.
Uit respect voor de overledene en de familie vragen de
artsen en chirurgen nog altijd de toestemming aan de
familie alvorens organen weg te nemen.
Daarnaast zouden heel wat ziekenhuizen wel degelijk
over potentie¨le organen beschikken, maar zou er heel
weinig tot transplantatie worden overgegaan omdat dat
moet gebeuren door een gespecialiseerd team. Wellicht
is een dergelijk team verbonden aan een universitair
ziekenhuis. Dit brengt heel wat rompslomp en kosten
mee. Ik heb bij een aantal ziekenhuizen navraag gedaan
en er wordt inderdaad weinig getransplanteerd.
Mevrouw de minister, denkt u dat u maatregelen kunt
nemen opdat de mensen die al twee tot drie jaar op een
orgaan wachten, kunnen worden geholpen ? Blijkbaar
sterven 12 tot 13% van de patie¨nten vo´o´r er een orgaan
ter beschikking is.
Minister
Magda Aelvoet :
Mevrouw
de
voorzitter,
collega's, ik zal eerst een aantal feitelijke gegevens op
een rijtje zetten.
HA 50
COM 154
19
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
In de jaren 1986-1987 werd met de goedkeuring van de
wet op de orgaantransplantatie overgestapt van een
systeem waarbij men zijn toestemming moet geven tot
het wegnemen van organen op een systeem waarbij men
ervan uitgaat dat indien men geen verzet aantekent, men
akkoord gaat met orgaandonatie. Zelfs indien men geen
verzet heeft aangetekend moet volgens de bepalingen
van de wet de familie steeds worden geraadpleegd en
die kan weigeren. Er is dus geen sprake van enig
automatisme. Indien men verzet aantekent, moet men dit
laten registreren in het rijksregister. Hetzelfde geldt in-
dien men uitdrukkelijk voor een donatie opteert. Het is
niet nodig om een kaartje op zak te hebben. Indien de
familie van een overledene met een transplantatie ak-
koord gaat, moet de betrokken instantie contact opne-
men met het rijksregister om na te gaan of geen verzet
werd aangetekend. Wanneer dit het geval is, blijft alles
geblokkeerd.
Daarnaast is het onjuist dat het aantal donaties achter-
uitgaat of stagneert. Integendeel, er is een beperkte
stijging. De vraag is echter hoger dan het aanbod. Het is
wel opvallend dat in de landen die een wetgeving hebben
die vergelijkbaar is met de onze en waarbij men zich
akkoord verklaart met orgaandonatie indien men geen
verzet aantekent, veel meer organen worden afgestaan
dan in andere landen. In de Europese context zijn Belgie¨
en Spanje koplopers.
Hiermee ben ik niet ingegaan op het principie¨le debat dat
hierover kan worden gevoerd. Het is geen evidentie om
er stilzwijgend van uit te gaan dat orgaandonatie mag
wanneer er geen verzet is aangetekend. Dit gaat samen
met het debat over de interpretatie van de mensenrech-
ten in die situaties. Ik herinner mij de uitvoerige debatten
die hierover werden gevoerd in Kamer en Senaat. Het
ging vaak over principie¨le punten als het recht op levens-
kansen van degenen die anders geen levenskansen
krijgen. Deze beide overwegingen lagen samen in de
weegschaal.
Vorig jaar zijn er in Belgie¨ 265 donoren geweest. Zij
hebben in totaal 890 organen geschonken, omdat ieder
mens meer organen heeft. In detail gaat het over 434
nieren, 177 levers, enzovoort. De huidige werving van
organen leidt niet tot een verlenging van de wachttijd,
noch tot een aangroei van de wachtlijst. Dit is ook niet te
wijten aan een verhoogde sterfte van op de wachtlijst
ingeschreven patie¨nten. Voor zowel de nier- als de
harttransplantaties is er geen toename van het aantal
wachtende patie¨nten. Daar is de evolutie dus minder
negatief dan wat men soms afschildert.
Er zijn 8 transplantatiecentra. Dit is beperkt omdat hoog-
gespecialiseerde teams nodig zijn, die in staat zijn om de
verschillende soorten organen weg te halen. De centra
vergen daarom een zeer algemene en hoge techniciteit
op alle domeinen. Anders kan men dit niet aan.
Was dit niet zo, dan kon men dit niet aan. Die procedure
vergt dus de aanwezigheid van talrijke gespecialiseerde
equipes en dat leidt er natuurlijk toe dat de organisatie
ervan de nodige tijd vergt.
Dat de toestemming van de naaste familie wordt gee¨ist,
spreekt voor zich. De ervaring van de meeste artsen, die
contact hebben met de families op dat pijnlijk moment,
leert dat de meeste mensen wel degelijk goed op de
hoogte zijn van de donorprocedure en zelf dat onderwerp
aansnijden. Een aantal mensen zegt inderdaad uitdruk-
kelijk dat zij dat niet willen. Een behoorlijk aantal echter
stemt wel in met donatie. In deze tijd lijkt het echt niet
meer denkbaar dat dergelijke ingrepen in stilte zouden
gebeuren, zonder de familie hierover in te lichten. In
bijlage heb ik zeer gedetailleerde cijfers van het ETI voor
1998; de cijfers van 1999 zijn nog niet ter beschikking.
Dat zijn massa's kleine cijfertjes. Ik zou daarvoor mijn bril
moeten afzetten, wat ik wel graag doe voor u, maar de
lectuur zou te veel tijd vergen. Ik geef u de lijst, zodat u
die eens rustig kunt bekijken.
De heer Patrick Lansens (SP) : Mevrouw de minister, ik
dank u voor dit uitvoerig antwoord. Ik heb begrepen dat
het niet direct haalbaar is om het aantal teams uit te
breiden - omdat het om zo gesofistikeerde teams gaat -
zodat er meer transplantaties zouden kunnen gebeuren.
Ik heb contact genomen met de directeur van AZ Dami-
aan in Oostende die ik mocht citeren. Hij verklaarde mij
dat sporadisch in zijn ziekenhuis wel eens transplantaties
worden uitgevoerd. Dat team verplaatst zich dan naar dat
ziekenhuis als de gelegenheid er is, maar volgens hem
vergt dat zoveel inspanningen, ook van de lokale chirur-
gen die het team bijstaan, dat dit heel weinig gebeurt. Er
bieden zich dus wel degelijk meer gevallen aan, dus van
mensen die overlijden en geschikte donoren zijn, maar
door het feit dat de zaak zo omslachtig is, gebeurt het te
weinig. U acht het dus niet onmiddellijk haalbaar dat het
aantal teams wordt opgevoerd ? Het is natuurlijk een
kwestie van kostprijs, maar dan kan men zich ook de
vraag stellen wat een mensenleven waard is.
Minister Magda Aelvoet : Ik kan daar niet voor de vuist
weg op antwoorden, maar wil dat wel nader laten onder-
zoeken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
het koninklijk besluit van 1 maart
2000 tot wijziging van het koninklijk besluit van
2 september 1980 tot vaststelling van de voorwaar-
20
HA 50
COM 154
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
den waaronder de verplichte ziekte- en invaliditeits-
verzekering tegemoetkomt in de kosten van de far-
maceutische
specialiteiten
en
daarmee
gelijkgestelde producten
(nr. 1333)
Question orale de M. Jo Vandeurzen a` la ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publi-
que et de l'Environnement sur
l'arre^te´ royal du 1er
mars 2000 modifiant l'arre^te´ royal du 2 septembre
1980 fixant les conditions dans lesquelles l'assu-
rance contre la maladie et l'invalidite´ intervient dans
le cou
^ t des spe´cialite´s pharmaceutiques et produits
assimile´s
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, ik heb deze regeling
getroffen tijdens de afwezigheid van collega Valkeniers.
Ik zal echter zeer kort zijn. Ik heb deze vraag vorige week
gesteld aan de minister van Sociale Zaken want ze gaat
over een koninklijk besluit dat zijn handtekening draagt.
Het strekt ertoe in de ziekenhuizen de terugbetaling van
farmaceutische specialiteiten, zowel voor de ambulante
als voor de gehospitaliseerde patie¨nten, te beperken tot
een percentage van de ree¨le aanschafwaarde. Die maat-
regel gaat in op 1 april. De minister van Sociale Zaken wil
met deze maatregel, samen met een pakket andere
maatregelen, 1,4 miljard frank besparen op de genees-
middelen. Hij heeft mij vorige week verzekerd dat de
boekhoudkundige controle op deze maatregel in handen
is van de minister van Volksgezondheid en de admini-
stratie van het ministerie van Volksgezondheid.
Mevrouw de minister, het blijft mij een compleet raadsel
hoe men deze maatregel, die binnen enkele dagen van
kracht wordt, in de praktijk zal uitvoeren. Op het terrein
heerst hieromtrent grote onrust. Men verstaat niet hoe
men dit technisch gaat organiseren. Deze maatregel is
ook van toepassing op geneesmiddelen die zich in de
voorraad van de ziekenhuizen bevinden, wat het pro-
bleem nog veel complexer maakt.
Ik heb een aantal concrete vragen. Hoe moeten de
ziekenhuizen ervoor zorgen dat de werkelijke aanschaf-
waarde van de gei¨ndividualiseerde farmaceutische een-
heid wordt bepaald in de boekhouding ? Hoe moet dat
gebeuren voor producten die zich in de voorraad bevin-
den ? Welke organisatorische schikkingen moeten daar-
voor worden getroffen ? Dat alles heeft uiteraard ook een
kostprijs die niet onaanzienlijk zal zijn. Wat moet worden
verstaan onder de werkelijke aanschafwaarde ? Moeten
bijvoorbeeld documentatie die men ter beschikking stelt,
opleidingen of voordelen in natura op een bepaalde
manier worden geboekt om die werkelijke waarde te
bepalen ? Hoe gaat men de controle daarop organise-
ren ? Wat gaat men de gehospitaliseerde en de ambu-
lante patie¨nt factureren ? Mag men alleen de werkelijke
aanschafwaarde factureren ? Moet men bewijsstukken
verzamelen ? Indien uw diensten pas jaren later een
boekhoudkundig jaar inspecteren, hoe moet dat dan
gebeuren in termen van de ziekteverzekering ? Als ik het
goed begrijp zal de ziekteverzekering immers maar te-
rugbetalen op basis van de werkelijke aanschafwaarde
van elke farmaceutische eenheid. Hoe men dat gaat
organiseren is mij niet duidelijk. Zijn er terzake al afspra-
ken gemaakt met het RIZIV ? Mag men datgene wat men
niet meer kan recupereren verhalen op de patie¨nt ? Ik
neem aan dat dat zeker niet de bedoeling is.
Ten slotte, mevrouw de minister, vreest u niet dat die
maatregel praktisch niet te controleren valt en tot enorm
perverse effecten gaat leiden ? In De Zevende Dag
hoorde ik u spreken over de geneesmiddelenindustrie en
over de manier waarop er wordt gelobbyd. Dan vrees ik
dat deze maatregel bepaalde effecten zal hebben op het
terrein, bijvoorbeeld inzake ristorno's, en het beoogde
doel niet zal bereiken.
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, mijn
antwoord kan nog korter zijn dan de vraag van de heer
Vandeurzen.
Artikel 4 van het koninklijk besluit vermeldt expliciet dat
dit de bevoegdheid is van de minister van Sociale Zaken.
Het RIZIV maakt geen deel uit van mijn administratie. Ik
kan niet antwoorden op uw vragen die betrekking hebben
op het bevoegdheidsdomein van minister Vanden-
broucke. Ik kan wel meedelen dat de boekhoudkundige
verwerking van geneesmiddelen niet verschillend is van
deze toegepast op andere goederen in het ziekenhuis.
De goederen moeten geboekt worden aan de inkoop-
waarde. Toegekende ristorno's moeten worden in reke-
ning gebracht. Het departement van Sociale Zaken is
bevoegd voor deze problematiek.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mevrouw de minister,
de minister van Sociale Zaken verwees in zijn antwoord
naar de inspectie van de boekhouding van de ziekenhui-
zen. Het is geenszins mijn bedoeling te zoeken naar
meningsverschillen tussen regeringsleden. U moet ech-
ter begrijpen dat duidelijkheid wenselijk is voor een regel
die ingaat op 1 april en te maken heeft met het
geneesmiddelenbeleid.
Voor
de
ziekenhuizen
en
ziekenhuisapotheken is deze maatregel niet zonder re-
percussies. Als ik twee minister terzake ondervraag en
geen duidelijk antwoord krijg, kunt u het mij niet kwalijk
nemen dat ik dit een nattevingerpolitiek vind. Ik kan me
nauwelijks voorstellen dat dit punt voor ideologische
twisten zorgt binnen de regering. De bezorgdheid van de
regering is terecht en krijgt mijn steun. Ik betreur echter
dat geen enkele bevoegde minister kan uitleggen op
welke manier het koninklijk besluit dat ingaat op 1 april
2000 moet worden toegepast. De gevolgen zullen erger
zijn dan de kwaal die men wenst te bestrijden. Ik dank de
minister voor haar openhartigheid.
HA 50
COM 154
21
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Minister Magda Aelvoet : Mijnheer Vandeurzen, ik heb
niet gezegd dat over dit punt onenigheid heerst in de
regering. Ik heb alleen gezegd dat ik terzake niet be-
voegd ben.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Jef Valkeniers aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
de toename van het aantal ro-
kers
(nr. 1327)
Question orale de M. Jef Valkeniers a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement sur
l'augmentation du nom-
bre de fumeurs
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, het onderzoeks- en
informatiecentrum van de verbruikersorganisaties heeft
aangetoond dat het aantal rokende Belgen weer is
toegenomen van 26% in 1998 naar 28% in 1999, on-
danks het verbod op reclame voor tabaksproducten.
Vooral bij jonge vrouwen tussen 15 en 24 jaar zou de
stijging opvallend zijn.
Mevrouw de minister, graag vernam ik hoe u dit euvel
meent te moeten bestrijden. U hebt tenminste het voor-
deel zelf niet te roken, wat niet het geval was met uw
voorganger en het parlementslid dat het wetsvoorstel op
het verbod voor tabaksproducten indiende. Als u voor
deze zaak publiciteit maakt, kunt u consequent zijn
vermits u zelf niet rookt.
Mevrouw de minister, wat zijn uw plannen terzake ? Met
het voorstel voor het verbod op reclame voor tabakspro-
ducten heeft men ons destijds voorgesteld dat alle pro-
blemen zouden zijn opgelost. Het euvel, de dooddoener -
nu zijn de medische afgevaardigden de dooddoeners -,
was die publiciteit die tot roken zou hebben aangezet.
Nu vermindert de publiciteit en moeten wij vaststellen dat
er meer wordt gerookt. Wat gaan wij doen ?
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, collega
Valkeniers, als u de cijfers van het OIVO bekijkt, is het
inderdaad zo dat er in 1999 een stijging van 2% was ten
opzichte van 1998. Als u echter 1991 vergelijkt met 1999
dan is dat net hetzelfde. In 1991 was het 29% en in 1999
ook. U ziet een schommeling van ongeveer 4% tot 5%
over de laatste tien jaar. Op basis van een verschil van
e´e´n enkel jaar kan men geen statistische tendens uit-
spreken.
Het is wel juist dat er sinds 1991 geen daling meer
geweest is op blijvende basis. De wet van 1999 is op 1
januari ingegaan. Alle internationaal onderzoek wijst erop
dat reclameverbod op zich een element, maar een on-
voldoende element is om succes te bereiken. U moet met
verschillende factoren gecombineerd werken. Deze fac-
toren zijn preventie, werken op de prijs en werken op het
reclameverbod.
Wat het reclameverbod betreft moet ik zeggen dat de
wet-Vanvelthoven nog altijd in de mogelijkheid tot re-
clame voorziet in de tabakswinkels en krantenzaken. Er
is echter een beperking ten opzichte van vroeger.
De resultaten die dat afwerpt zijn effectief alleenstaand
en niet overtuigend. Dit wist men echter op voorhand.
Daarom heb ik het punt van de tabaksverslaving aan de
agenda van het overleg geplaatst dat eind maart plaats-
vindt tussen de verschillende ministers van Volksgezond-
heid. De preventie is een zaak van de gemeenschappen.
De moeilijkheid is dat de inkomsten, de taksen op tabak,
federaal zijn. Dat brengt 67 miljard Belgische frank per
jaar op. Het totaal dat vorig jaar aan preventie is uitge-
geven, bedroeg 15 miljoen Belgische frank. Dat is een
ongelooflijke wanverhouding. Ook heeft men kunnen
zien dat de uitgaven voor reclame ongeveer even hoog
zijn gebleven. Dit betekent dat men op mindere plaatsen,
maar meer intens reclame is gaan voeren. Anders kan u
dat niet verklaren.
Zoals u wel zal hebben gehoord, heb ik naar aanleiding
van de vraag van de heer Jan Peeters in de plenaire
vergadering het initiatief genomen om het toezicht op de
bestaande wetten beter te laten uitvoeren. Ik verwijs met
name naar een veel oudere wet die het roken in publieke
lokalen, onder meer in de horecasector, moest verbie-
den. Ik heb via een rondzendbrief opdracht gegeven aan
de Algemene Eetwareninspectie die hiervoor verant-
woordelijk is, om verscherpte controle te doen in de
maanden maart en april. Ze moeten hierover ook verslag
uitbrengen zodat we beginnen af te dwingen wat wettelijk
is bepaald.
Als ik deze resultaten heb, zal ik deze zeker mededelen.
Ik vind het dan toch wel straf om vandaag in een aantal
krantenartikels te lezen hoe dit initiatief om toezicht uit te
oefenen in de horecasector totaal belachelijk wordt ge-
maakt. Men ondervraagt een aantal cafe´-uitbaters en zij
zeggen open en bloot :
Als hier geen mist hangt, gaat
het volk weg. Ik kan hier anders geen gasten in mijn cafe´
houden.
Ik zeg u dit ter illustratie van zeer bekende en al
lang bewezen zware gevolgen voor de gezondheid. Men
lapt daar ongegeneerd zijn laarzen aan.
22
HA 50
COM 154
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Mevrouw de minister, dit
duidt op een tegenstrijdigheid. De Staat heeft, enerzijds,
alle voordelen want roken levert veel inkomsten op. Nu
komt er op het niveau van de Europese Unie ook een wet
op de tabaksreclame. Anderzijds geeft men premies voor
het kweken van tabak. Ook dit is totaal zinloos.
U zegt dat er meer preventie moet komen. Ik meen dat
die preventie vooral op de scholen gericht moet zijn. Men
moet jongeren die beginnen te roken tonen wat de
gevolgen zijn. Ik zeg u ronduit dat het verminderen van
de publiciteit niet leidt tot verminderd roken. Dat is ook
niet bewezen. Het enige wat men kan zeggen is dat de
vermindering die in 1998 werd vastgesteld te wijten kan
zijn aan de discussies op radio en televisie en in de
kranten over dit wetsvoorstel. Ik sta eigenlijk versteld dat
u dit niet hebt aangehaald als argument. Als dit de
mensen meer bewust had gemaakt, zou het immers
gepleit hebben voor het voorstel. De prijs blijft echter
continu stijgen en ik stel vast dat dit uiteindelijk ook niet
veel effect heeft.
Ik blijf erbij dat men dit probleem vooral moet aanpakken
in de scholen. Dat is het belangrijkste element. Hetzelfde
geldt trouwens voor alcohol.
De voorzitter : Gelieve bij het roken te blijven. Preventie
is eigenlijk een gemeenschapsmaterie en we kunnen het
debat dus beter niet uitbreiden.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Ik stel alleen vast dat we
het in de scholen niet alleen moeten hebben over roken
maar ook over alcohol. Het alcoholverbruik bij de jonge-
dames tussen 15 en 24 jaar stijgt immers ook. Dat is dan
misschien wel een gevolg van de emancipatie, wat
echter een ander debat is.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Hubert Brouns aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
de patie¨ntenrechten (nr. 1310)
Question orale de M. Hubert Brouns a` la ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publi-
que et de l'Environnement sur
les droits des pa-
tients
De heer Hubert Brouns (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, ik zal zoals in de vorige
legislatuur herhaaldelijk terugkomen op dit dossier. On-
danks dit alles ben ik er ook tijdens de vorige legislatuur
niet in geslaagd terzake een wetsvoorstel te laten goed-
keuren door deze commissie.
Ik hoop in deze legislatuur verder te geraken. Als ik de
kranten van vandaag mag geloven dan zal dit wellicht
gebeuren want u hebt aangekondigd dat u werk wilt
maken van de patie¨ntenrechten. U wilt het wetsontwerp
van uw voorganger daarvoor als basis nemen.
Waarom dan deze vraag stellen ? Oorspronkelijk was in
het regeerakkoord alleen sprake van een handvest van
patie¨ntenrechten. Op basis van een vraag van collega
Vandeurzen werd het mij duidelijk dat u verder wilt gaan
dan een handvest. U wilt blijkbaar wel degelijk werken
aan een project waardoor de patie¨nt rechten krijgt. De
vraag die daarbij rijst, is in welke mate u daaraan invulling
geeft.
Het wetsontwerp dat destijds door uw voorganger werd
ingediend, ging niet zover als mijn wetsvoorstel van
1997. In mijn wetsvoorstel vertrek ik van het medische
zorgcontract waarbij ik aan de patie¨nt afdwingbare rech-
ten geef. Dat is het grote verschil met het wetsontwerp
van gewezen minister Colla.
Het interesseert mij dan ook te weten welk voorstel u als
basis hanteert. Zult u verder gaan dan het wetsontwerp
van minister Colla ? Zult u in uw wetsontwerp de rechten
van de patie¨nt afdwingbaar maken ? U hebt aangekon-
digd dat een werkgroep op dit moment deze patie¨nten-
rechten uitschrijft. Het is belangrijk te weten wat het
uitgangspunt is van deze werkgroep. Bouwt men voort op
een contractuele relatie tussen arts en patie¨nt of bouwt
men voort op het wetsontwerp van minister Colla ? In dit
laatste wetsontwerp worden de zorgverleners een aantal
plichten opgelegd die in het fameuze koninklijk besluit
nummer 78 worden opgenomen ? Mevrouw de minister,
wat is uw uitgangspunt ?
Als we het hebben over rechten moeten we tegelijkertijd
ook voorzien dat de patie¨nt ergens met zijn klachten
terecht kan. Dit klachtrecht en de daarbij horende
klachtenprocedure zullen dan ook moeten worden gerea-
liseerd. In welke mate neemt u het project gewoon over
van uw voorganger ? Kunt u zich eventueel scharen
achter mijn project ? In mijn wetsvoorstel is er sprake van
de uitbouw van een trapsgewijze klachtenbemiddeling.
Het basisprincipe hierbij is het feit dat er op de eerste
plaats tussen patie¨nt en zorgverlener een poging moet
worden ondernomen om de klachten weg te werken
waarvoor zowel de patie¨nt als de zorgverlener inspan-
ningen moeten leveren. Pas in tweede en derde instantie
moet
men
overgaan
tot
klachtenbemiddeling
en
klachtenafhandeling.
In uw beleidsnota had u het ook heel duidelijk over de rol
van de patie¨ntenverenigingen en de steun die u hen wou
geven.
HA 50
COM 154
23
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Hubert Brouns
Mogen we ervan uitgaan dat dit ook in het project wordt
opgenomen of voorziet u daarvoor in een apart project,
waarin u op een formele wijze de patie¨ntenorganisaties
meer steun wilt verlenen ? In welke mate kunnen zij nu al
worden betrokken bij deze werkgroep, die is opgericht
om de projecten uit te werken, zodanig dat zij al een stuk
advies kunnen verlenen vanuit hun ervaringen met
belangenbehartiging van patie¨nten ? Ik geloof dat hun
inbreng hierin zeer belangrijk kan zijn.
Ik stel deze vragen om het dossier actueel te houden.
Mijn ervaringen uit de vorige legislatuur hebben mij
geleerd dat men om de eindmeet te bereiken voortdu-
rend op de nagel moet kloppen. Ik hoop dat er uiteindelijk
een resultaat zal komen.
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, collega
Brouns, het is precies om de eindstreep te halen dat wij
er nu reeds mee startten.
In mijn uiteenzetting omtrent het rapport-Peers, tijdens
de persconferentie van gisteren - wat minister Vanden-
broucke een week eerder deed - haalde ik dat punt aan
omdat ik er erg veel belang aan hecht.
Het is de bedoeling specifiek hieromtrent een afzonder-
lijke wet tot stand te brengen, want mocht men deze
materie zonder meer invoegen in de reeds bestaande
wetgeving, dan komt men op een eng spoor terecht.
Voorts bestaat er een groot verschil tussen het oorspron-
kelijk ontwerp van de heer Colla en het ontwerp dat hij
voor het parlement indiende. Dit had te maken met het
advies van de Raad van State, dat bepaalde aspecten
van het eerste ontwerp geenszins aanvaardde. Precies
om dat probleem goed te doorgronden nam de werk-
groep, bestaande uit een aantal medewerkers van mijn
kabinet en mijn administratie, in eerste instantie plaats
aan tafel om, in hun hoedanigheid van specialisten
inzake de grondwet, na te gaan op welke wijze de
opmerkingen van de Raad van State kunnen worden
gei¨nterpreteerd om toch nog over andere wettelijke mo-
gelijkheden te beschikken dan die vervat in het tweede
ontwerp van de heer Colla. Bij de keuze van de termen
moeten wij er echter op letten dat wij niet dezelfde
commentaar krijgen van de Raad van State. Dat is het
probleem waaraan wij thans werken, maar het einde van
de tunnel is in zicht.
Momenteel opteer ik voor een ruime invulling van
patie¨ntenrechten. Dat betekent zelfs dat ik mij terzake
niet wil beperken tot een contractuele relatie tussen de
arts en de patie¨nt, omdat bepaalde situaties zich kunnen
voordoen buiten die contractuele relatie en waarbij de
patie¨nt wel degelijk rechten kan doen gelden.
Essentieel is dat die rechten afdwingbaar zijn en dat er
aandacht wordt besteed aan het sluitstuk van de
patie¨ntenrechten, namelijk de klachtenrechten. Thans is
reeds een procedure uitgewerkt waarbij intramurale en
extramurale klachten op dezelfde manier kunnen worden
behandeld. Het is de bedoeling een algemeen klacht-
recht uit te werken dat nadien concreet gestalte zal
krijgen voor de verschillende domeinen van de zorg-
verstrekking.
Gelet op het feit dat de rechten van de patie¨nt slechts
kans op slagen hebben als alle betrokken partijen het
eens zijn met de uiteindelijke tekst, zullen alle betrokken
partijen worden geconsulteerd met betrekking tot de
ontwerpen. Er zal niets
en stoemmelings in een politiek
comite´ worden uitgedokterd en aan het parlement wor-
den voorgelegd, zonder ons van de andere betrokken
partijen iets aan te trekken. Ook de patie¨ntenverenigin-
gen zullen bij die consultatie worden betrokken, al is het
momenteel nog niet duidelijk welke plaats voor hen zal
worden voorbehouden in het ontwerp. Hoe dan ook, er
wordt gezocht naar elementen om aan de patie¨ntenver-
enigingen een betere rol toe te kennen. In dat verband
verwijs ik naar de regionale overlegplatforms in het kader
van de geestelijke gezondheidszorg, waar ook de patie¨n-
tenverenigingen een plaats zullen krijgen. Vaak is een
dergelijke participatie echter niet haalbaar voor alle in-
stellingen. Los van de wetgeving zal ook in het licht van
andere aangelegenheden worden nagegaan hoe patie¨n-
tenverenigingen kunnen worden betrokken bij bepaalde
aspecten van het beleid.
De heer Hubert Brouns (CVP) : Mevrouw de minister, ik
dank u voor het antwoord. Ik stel verheugd vast dat een
aantal elementen, die wij destijds ook hadden opgeno-
men in het voorstel, terugkomen. Als ik het goed begre-
pen heb, gaat dit veel verder dan alleen het inschrijven in
het koninklijk besluit nr. 78. Het wordt een aparte wet
waardoor de afdwingbaarheid verzekerd is. Ik zal niet op
details ingaan, maar ik vind een aantal belangrijke ele-
menten terug die we destijds via het wetsvoorstel bepleit
hebben. U heeft zich niet uitgesproken over een termijn
maar ik hoop dat we erin zullen slagen dit project af te
ronden tijdens deze legislatuur en het op het terrein te
zien toepassen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De mondelinge vragen nr. 1346 van mevrouw Alexandra
Colen en nr. 1358 van mevrouw Magda De Meyer
worden naar een latere datum verschoven.
24
HA 50
COM 154
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Hubert Brouns
Les questions orales n° 1363 et 1364 de M. Yvan Mayeur
sont reporte´es a` une date ulte´rieure.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 17.15 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 17.15 heures.
HA 50
COM 154
25
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000