B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR HET
B
EDRIJFSLEVEN
,
HET
W
ETENSCHAPSBELEID
,
HET
O
NDERWIJS
,
DE
N
ATIONALE WETENSCHAPPELIJKE
EN CULTURELE INSTELLINGEN
,
DE
M
IDDENSTAND
EN DE
L
ANDBOUW
COMMISSION DE L
'E
CONOMIE
,
DE LA
P
OLITIQUE SCIENTIFIQUE
,
DE L
'E
DUCATION
,
DES
I
NSTITUTIONS SCIENTIFIQUES
ET CULTURELLES NATIONALES
,
DES
C
LASSES MOYENNES
ET DE L
'A
GRICULTURE
VAN
DU
21-03-2000
21-03-2000
HA 50
COM 152
HA 50
COM 152
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 152
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 21 maart 2000
COMMISSIE
VOOR
HET
BEDRIJFSLEVEN,
HET
WETENSCHAPSBELEID,
HET
ONDERWIJS,
DE
NATIONALE WETENSCHAPPELIJKE EN CULTURELE
INSTELLINGEN,
DE
MIDDENSTAND
EN
DE
LANDBOUW
-
COM 152
Samengevoegde interpellatie en mondelinge vraag van :
- mevrouw Frieda Brepoels tot de minister van Economie
en Wetenschappelijk Onderzoek over
de personeelsom-
kadering van het Rijksarchief
(nr. 300)
- mevrouw Frieda Brepoels aan de minister van Economie
en Wetenschappelijk Onderzoek over
de veiligheid en
huisvesting van de Rijksarchieven
(nr. 1257)
5
sprekers : Frieda Brepoels, voorzitter van de VU&ID-
fractie, Rudy Demotte, minister van Economie en We-
tenschappelijk Onderzoek, Simonne Creyf
Mondelinge vraag van de heer Jean-Pierre Viseur aan de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek
over
de gevolgen voor de Belgische chocolade na de
beslissing van het Europees Parlement
(nr. 1362)
10
sprekers : Jean-Pierre Viseur, Rudy Demotte, minis-
ter van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek
Samengevoegde interpellaties van :
- mevrouw Joe¨lle Milquet tot de eerste minister over
de
toepassing van de wetten van 30 juli 1963 en 4 augus-
tus 1963 houdende taalregeling in het onderwijs en over
de aanwijzing van taalinspecteurs
(nr. 288)
- de heer Olivier Maingain tot de minister van Telecommu-
nicatie en Overheidsbedrijven en Participaties en tot de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek
over
de wederinvoering van de taalinspectie in het on-
derwijs
(nr. 291)
- de heer Francis Van den Eynde tot de eerste minister
over
de aanstelling van taalinspecteurs voor de Fransta-
lige scholen in de Vlaamse randgemeenten
(nr. 307)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van Econo-
mie en Wetenschappelijk Onderzoek)
13
sprekers : Joe¨lle Milquet, Olivier Maingain, Francis
Van den Eynde
, Rudy Demotte, minister van Econo-
mie en Wetenschappelijk Onderzoek, Roger Bouteca
Moties
17
Sommaire
Mardi 21 mars 2000
COMMISSION DE L'E
´ CONOMIE, DE LA POLITIQUE
SCIENTIFIQUE, DE L'E
´ DUCATION, DES INSTITUTIONS
SCIENTIFIQUES ET CULTURELLES NATIONALES, DES
CLASSES
MOYENNES
ET
DE
L'AGRICULTURE
COM 152
Interpellation et question orale jointes de :
- Mme Frieda Brepoels au ministre de l'Economie et de la
Recherche scientifique sur
le cadre du personnel des
Archives du Royaume
(n° 300)
- Mme Frieda Brepoels au ministre de l'Economie et de la
Recherche scientifique sur
la se´curite´ et les locaux des
Archives du Royaume
(n° 1257)
5
orateurs : Frieda Brepoels, pre´sidente du groupe
VU&ID, Rudy Demotte, ministre de l'Economie et de la
Recherche scientifique, Simonne Creyf
Question orale de M. Jean-Pierre Viseur au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique sur
le choco-
lat belge apre`s le vote au Parlement europe´en
(n° 1362)
10
orateurs : Jean-Pierre Viseur, Rudy Demotte, ministre
de l'Economie et de la Recherche scientifique
Interpellations jointes de :
- Mme Joe¨lle Milquet au premier ministre sur
l'application
des lois du 30 juillet 1963 et du 4 aou^t 1963 concernant le
re´gime linguistique dans l'enseignement et sur la de´sig-
nation d'inspecteurs linguistiques
(n° 288)
- M. Olivier Maingain au ministre des Te´le´communications
et des Entreprises et Participations publiques et au mini-
stre de l'Economie et de la Recherche scientifique sur
le
re´tablissement
de
l'inspection
linguistique
dans
l'enseignement
(n° 291)
- M. Francis Van den Eynde au premier ministre sur
la
de´signation d'inspecteurs linguistiques pour les e´coles
francophones des communes flamandes de la pe´riphe´rie
de Bruxelles
(n° 307)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre de l'Economie et
de la Recherche scientifique)
13
orateurs : Joe¨lle Milquet, Olivier Maingain, Francis
Van
den
Eynde,
Rudy
Demotte,
ministre
de
l'Economie et de la Recherche scientifique, Roger
Bouteca
Motions
17
HA 50
COM 152
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
4
HA 50
COM 152
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE L'E´CONOMIE,
DE LA POLITIQUE SCIENTIFIQUE,
DE L'E´DUCATION, DES INSTITUTIONS
SCIENTIFIQUES ET CULTURELLES
NATIONALES, DES CLASSES MOYENNES
ET DE L'AGRICULTURE
COMMISSIE VOOR HET BEDRIJFSLEVEN,
HET WETENSCHAPSBELEID,
HET ONDERWIJS, DE NATIONALE
WETENSCHAPPELIJKE EN CULTURELE
INSTELLINGEN, DE MIDDENSTAND
EN DE LANDBOUW
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 21 MARS 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 21 MAART 2000
De vergadering wordt geopend om 14.05 uur door de
heer Jos Ansoms, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 14.05 heures par M. Jos
Ansoms
, pre´sident.
Ordre des travaux
Regeling van de werkzaamheden
L'interpellation n° 321 de M. Jean-Pol Poncelet est
retire´e.
Samengevoegde interpellatie en mondelinge vraag
van :
- mevrouw Frieda Brepoels tot de minister van Eco-
nomie en Wetenschappelijk Onderzoek over
de
personeelsomkadering van het Rijksarchief
(nr. 300)
- mevrouw Frieda Brepoels aan de minister van
Economie en Wetenschappelijk Onderzoek over
de
veiligheid en huisvesting van de Rijksarchieven
(nr. 1257)
Interpellation et question orale jointes de :
- Mme Frieda Brepoels au ministre de l'Economie et
de la Recherche scientifique sur
le cadre du person-
nel des Archives du Royaume
(n° 300)b>
- Mme Frieda Brepoels au ministre de l'Economie et
de la Recherche scientifique sur
la se´curite´ et les
locaux des Archives du Royaume
(n° 1257)</b>
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, mijnheer de minister, collega's, ik heb mijn vragen
in verband met de problematiek van het personeelskader
van het Rijksarchief alsook over de gebouwen inderdaad
opgesplitst. De problematiek van de personeelsomkade-
ring is reeds aan bod gekomen zowel via een vraag in de
plenaire vergadering van mijzelf als via een vraag van
enkele collega's in deze commissie en dit naar aanleiding
van de zaterdagsluiting van sommige Rijksarchieven.
Vandaag zou ik aan de minister een aantal zeer concrete
vragen willen stellen over de stand van zaken in verband
met de opvulling van het nieuwe personeelskader en de
wijze waarop dit zal gebeuren. Omwille van een drietal te
onderscheiden statuten en personeelsgroepen sleept de
personeelsproblematiek reeds jaren aan. Voor een aan-
tal tijdelijke en bijzondere taken werd het personeelska-
der onder meer opgebouwd met gedetacheerden van het
officieel onderwijs en er is de overname van de RMT
geweest.
Artikel 33 van de wet van 22 maart 1999 zegt dat mensen
met een tijdelijke aanstelling nog 3 jaren mogen blijven.
Deze mensen worden dus in zekere mate door deze wet
beschermd. Concreet wil ik dan ook aan de minister
vragen hoe hij de opname van deze 3 verschillende
personeelsstatuten ziet in het huidige kader. Voor de
gedetacheerden van het onderwijs zou er een oplossing
kunnen komen door hun detachering te bee¨indigen en
hen in de personeelsformatie op te nemen. Wanneer en
hoe zal dit gebeuren ? Voor de tijdelijke en bijzondere
opdrachten meen ik dat er via de normale reglementering
een examen moet worden georganiseerd. Wanneer zal
dit gebeuren ?
Wat de overname van het RMT-personeel of een deel
ervan betreft, gaat het om mensen met een zeer laag
opleidingsniveau. Wat gaat de minister hiermee doen ?
De minister heeft reeds twee maanden geleden aange-
geven dat hij op korte termijn het personeelskader
wenste in te vullen. Na twee maanden had ik graag
HA 50
COM 152
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frieda Brepoels
vernomen wat er gedurende de laatste 6 maanden
gebeurd is. Graag had ik concrete informatie over de
termijn waarin deze personeelsomkadering zal worden
gerealiseerd.
Ik stel vast dat het Rijksarchief onder de bevoegdheid
van de minister van Economie en Wetenschappelijk
Onderzoek valt en tevens van een aantal wetenschap-
pelijke instellingen, die nogal eens met elkaar worden
vergeleken wat de personeelsformatie betreft. In de loop
der jaren heeft het Rijksarchief vier departements-
hoofden verloren, dit in tegenstelling tot de andere we-
tenschappelijke instellingen. Reeds in 1966 was het
kader voor het wetenschappelijk personeel iets uitgebrei-
der dan het huidige kader, alhoewel er in de tussenpe-
riode op drie verschillende plaatsen nieuwe Rijks-
archieven werden geopend, meer bepaald in Eupen,
Louvain-la-Neuve en Leuven.
Ik had dan ook graag van de minister vernomen hoe
precies dat verschil tussen het aantal departements-
hoofden en afdelingshoofden in het Rijksarchief en de
andere wetenschappelijke instellingen wordt verklaard.
Welke redenen worden opgegeven voor de verschillen
tussen bijvoorbeeld de Koninklijke Bibliotheek en het
Rijksarchief, die toch ongeveer gelijkaardige taken heb-
ben ?
De minister heeft in zijn antwoord 2 maanden geleden
aan collega Creyf en collega Lano erop gewezen dat de
Interministerie¨le Commissie voor het Wetenschappelijk
Beleid een gunstig advies had geformuleerd over die
personeelsformatie. Ik had dan ook graag concreet ver-
nomen - want de minister verwees naar een aantal
administratieve elementen - welke argumentatie precies
de commissie gebruikt heeft om het voorstel van de
Wetenschappelijke Raad van het Rijksarchief, die nor-
maal advies uitbrengt over dergelijke aangelegenheden,
niet in aanmerking te nemen. Ik zou daar graag heel
concreet een antwoord op hebben, waarin de minister
het voorstel van de Wetenschappelijke Raad in feite per
onderdeel even uit de doeken doet. In het voorstel van de
Wetenschappelijke Raad was er sprake van personeel
2+ zoals men dat noemt, het niveau A1-opleiding in feite,
regenten of onderwijzers die toch een belangrijk aantal
functies moeten uitoefenen. Ik denk aan de publieke
dienstverlening en het ontsluiten van hedendaagse ar-
chieven, maar ook heel wat vertaalwerk. Ik denk dat dit
een heel belangrijke categorie personeel is voor de
goede werking van de administratie. Die functie bestaat
ook in de andere wetenschappelijke instellingen. Mijn
vraag is dan ook concreet waarom het Rijksarchief deze
categorie niet gekregen heeft.
Mijnheer de minister, u kent het Rijksarchief van Doornik
zeer goed en ik heb het even vergeleken met dat van
Hasselt wat de personeelssituatie betreft. Ik kon even-
goed een ander voorbeeld genomen hebben, maar het is
altijd interessant te spreken over archieven of instellingen
die men zelf kent. Hoe ziet de personeelssituatie eruit in
deze twee archieven ? Ik stel als voorafgaandelijke op-
merking toch vast dat er in Limburg maar 1 Rijksarchief
is, in Luik en in Oost-Vlaanderen 3 en in Henegouwen 2.
Ik denk dat het ook duidelijk is dat het personeel in
Hasselt, in het enige Rijksarchief in Limburg, meer werk
heeft dan het personeel van het Rijksarchief in Doornik
omdat de gebiedsomschrijving groter is en een volledige
provincie omhelst. Werd bij de personeelsverdeling hier-
mee rekening gehouden ? Welke zijn de taken van het
wetenschappelijk en ook van het technisch personeel ?
Ik denk dat het onderhoudspersoneel hier even buiten
beschouwing moet worden gelaten.
Ik beschouw dan even de situatie vlak over de grens - ik
ken het Rijksarchief van Maastricht nogal goed, ook via
persoonlijke contacten -, in Nederland en Frankrijk. Het
Rijksarchief in Maastricht en de Archives De´partement-
ales du Nord in Rijsel beschikken over een totaal andere
personeelsbezetting. Als u de cijfers hebt, kan u ze best
even ter vergelijking raadplegen.
Ik had ook een vraag aan de minister in verband met zijn
visie over de basisprincipes die het Rijksarchief hanteert
in het kader van de publieke dienstverlening. We hadden
het daar al even over op het ogenblik dat werd medege-
deeld dat de Rijksarchieven op zaterdag zouden geslo-
ten zijn. Op dat ogenblik werd er ook gesteld dat de
veiligheid van personen en goederen in het gedrang
kwam.
Ik zou graag van u vernemen welke criteria hiervoor
worden gevolgd en hoe die in het Rijksarchief worden
toegepast. Hoe wordt de normale werking van de Rijks-
archieven vanuit die publieke dienstverlening georgani-
seerd ? Als ik de verschillende provinciale archieven
vergelijk, merk ik dat er in Limburg voor het niet-
wetenschappelijk personeel maar in e´e´n voltijds statutair
personeelslid is voorzien. Bovendien is deze functie
maar voor 50% ingevuld. Waarom wordt die andere 50%
niet ingevuld ? In 1997 is er ook een wervingsmachtiging
gekomen voor drie adjunct-technici voor vorsing : e´e´n
voor Saint-Hubert, e´e´n voor Ronse en e´e´n voor Hasselt.
Ik stel vast dat de functie alleen in Saint-Hubert werd
ingevuld. Waarom ?
Ten slotte, mijnheer de voorzitter, had ik nog graag
enkele vragen aan de minister gesteld in verband met de
maatregelen die worden getroffen om de taalwetgeving
in Brussel op te volgen. Zijn alle wetenschappelijke
inventarissen, die bestemd zijn voor het publiek, reeds
tweetalig ? Zo neen, moeten er geen vertalers worden
aangezocht om deze vertalingen te doen ? Ik heb verno-
men dat er, bijvoorbeeld in Hasselt, nog heel wat inven-
tarissen van voor de tweede wereldoorlog eentalig in het
Frans ter inzage liggen. In dit specifieke geval zouden er
toch zeker vertalers kunnen worden ingezet.
6
HA 50
COM 152
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frieda Brepoels
Wat de opening op zaterdag betreft, zegt u dat de
algemene rijksarchivaris voor de organisatie moet zor-
gen. Dat zal beter gaan als er een uitbreiding van de
personeelsformatie is. Ik heb vernomen dat de dienstver-
lening op zaterdag op vele plaatsen door e´e´n persoon
wordt waargenomen. Men heeft nochtans vastgesteld
dat er voor de veiligheid van personen en goederen
minstens twee personen in de leeszalen aanwezig moe-
ten zijn. Men heeft al vastgesteld dat wegens een gebrek
aan bewaking bepaalde documenten werden gestolen,
onder meer in de Koninklijke Bibliotheek. Vroeger kon
men misschien meer rekenen op sociale controle door de
anders lezers die op dat ogenblik aanwezig zijn. Op dit
ogenblik is dit minder het geval.
Er bestaat een arrest van de rechtbank van Turnhout in
verband met gestolen documenten. De rechtbank be-
sliste toen dat deze slechts moeten worden teruggege-
ven aan de archiefdienst als die de eigendomstitel kan
bewijzen, bijvoorbeeld door het aanbrengen van stem-
pels op de documenten. U beseft toch ook dat, indien
men zoiets moet doen op elke pagina van elk boek of op
elk voorwerp dat men in eigendom heeft of ter inzage
geeft, men een immens groot werk cree¨ert. In dat ver-
band wil ik u concreet vragen hoe u de problematiek rond
de dienstverlening op zaterdag denkt op te lossen.
Mijnheer de voorzitter, dit waren mijn vragen in verband
met de personeelsproblematiek. Hebt u graag dat ik er de
andere vragen aan koppel ?
De voorzitter : Ja, alles in e´e´n geheel.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de minis-
ter, ter gelegenheid van de inhuldiging van het nieuwe
Rijksarchief in Hasselt konden wij ter plekke een aantal
situaties bekijken. Men kaartte daar de volgende proble-
matiek aan. Zowel het algemeen Rijksarchief als de
rijksarchieven in de provincies beschikken bijna nergens
over voldoende magazijnen en leeszalen.
Mijnheer de minister, is het mogelijk de toestand in elk
Rijksarchief, ook dat van Brussel, mede te delen ?
Indien het inderdaad onmogelijk blijkt te zijn, omwille van
ruimtegebrek, om de bepalingen van het koninklijk besluit
van 1957, meer bepaald in artikel 3, betreffende de
uitvoering van de archiefwet naar de geest en de letter
ervan te kunnen uitvoeren, nam u dan reeds initiatieven
ten opzichte van de Regie der Gebouwen of van ge-
meenten die eigenaar zijn van bepaalde gebouwen, om
die toestand te verhelpen ? Zo ja, welke ?
Ook betreffende de magazijnruimte, had ik graag verno-
men welke initiatieven op wetgevend vlak zullen worden
genomen om de inhoud van documenten te verfilmen
en/of te digitaliseren, zodat de originele exemplaren
kunnen worden vernietigd. In dat verband denk ik aan
een van beide exemplaren van de registers van de
burgerlijke stand.
Naar verluidt, mijnheer de minister, zouden de gebouwen
van een drietal rijksarchieven in het land onveilig zijn
verklaard voor personen, namelijk te Gent, Namen en
Hoei. In bevestigend geval, welke maatregelen zult u
nemen om deze gebouwen opnieuw veilig te maken ? In
ontkennend geval had ik hiervan graag het bewijs van het
tegendeel vanwege de Regie der Gebouwen of van de
betrokken steden.
Wat de veiligheid betreft, mijnheer de minister, stel ik vast
dat de diensten voor wetenschappelijke, technische en
culturele aangelegenheden, de DWTC, recent een prijs-
offerte opstelden voor het maken van een globaal verslag
over de veiligheid van de gebouwen van de tien weten-
schappelijke instellingen. Is het juist dat de rijksarchieven
in de tien provincies niet werden opgenomen in dat
onderzoek, hoewel dit aangewezen ware geweest gezien
de toestand die ik daarnet heb geschetst. Zult u alsnog
de opdracht geven ook van de rijksarchieven een
veiligheidsverslag te laten opstellen ? Welke maatrege-
len moeten in het algemeen en in het bijzonder voor de
provinciale archieven worden genomen om de veiligheid
van personen en goederen voor 100% te garanderen ? In
dat verband denk ik aan diverse soorten werken aan
gebouwen, aan verwijdering van asbest, aan het plaat-
sen van camera's, anti-inbraaksystemen en tralies aan
de buitenkant van de gebouwen, aan de brandbeveili-
ging, aan het plaatsen van overloopsystemen tegen
wateroverlast, en dergelijke meer. Wat het personeel
betreft, denk ik aan de rekrutering van personeel voor het
toezicht in de leeszalen.
Ten slotte, mijnheer de minister, had ik nog graag verno-
men of het juist is dat alle wetenschappelijke instellingen
zijn aangesloten bij Belnet, behalve de provinciale rijks-
archieven ? Zo ja, wanneer zullen deze laatste worden
aangesloten onder dezelfde voorwaarden als de andere
wetenschappelijke instellingen ?
Minister
Rudy
Demotte :
Mijnheer
de
voorzitter,
collega's, het indrukwekkend aantal vragen dat u mij stelt
over het Rijksarchief doet vermoeden dat er in deze
eerbiedwaardige instelling, opgericht in 1798, nieuwe en
ernstige problemen zijn gerezen. Men zoekt nu reeds
bijna 45 jaar naar een mogelijke oplossing voor de
problematiek van de archieven. De wet van 24 juni 1955
op de archieven en de uitvoeringsbesluiten van 1957
erkennen in feite slechts het archiveren op papier. Het
verslag aan de Koning van het koninklijk besluit van 1957
geeft de raad kopiee¨n van de archieven te maken die op
andere plaatsen dan de originele moeten worden be-
waard. De registers van de Staat waarop u zinspeelt zijn
het typevoorbeeld waarvan men aanraadt om ze te
kopie¨ren. In die context vragen om tegelijkertijd de geest
en de letter van de besluiten van 1957 te respecteren is
een zeer moeilijk te verwezenlijken zaak. Alleen een
HA 50
COM 152
7
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Rudy Demotte
wijziging van de wet van 1955 zal ons in staat stellen
rekening te houden met de mogelijkheden die de nieuwe
technieken op het gebied van archiveren bieden.
Ik heb het laatste wetsontwerp betreffende de archieven
dat zich bij de Raad van State bevond, van verval doen
ontheffen. Zonder te wachten op de wettelijke wijziging
heb ik een budgettaire verruiming gevraagd om het
geheel van de wetenschappelijke instellingen te helpen
bij het tegemoetkomen aan de vereisten van de informa-
tietechnologie. In de context van de informatisering van
de maatschappij is uw informatie volgens dewelke men
zou weigeren om de diverse vestigingen in de gewesten
van het archief met elkaar in een netwerk te verbinden,
volkomen ongegrond In de loop van december 1999 nam
de Ministerraad inderdaad de beslissing al de weten-
schappelijke instellingen, incluis een eventuele plaatse-
lijke vestiging, gratis via Belnet een aansluiting op het net
aan te bieden. Al de vestigingen van het Rijksarchief
zullen dus toegang hebben tot Belnet.
Het is juist dat ik een krediet van 8 miljoen frank
vrijmaakte om een onafhankelijke studie over de veilig-
heid van de personen en goederen in de wetenschappe-
lijke instellingen te laten uitvoeren. Wat de archieven
betreft, zal de studie op 3 vestigingen slaan die bekend-
staan als probleemgevallen : Brussel, Namen en Gent.
Zodra deze onafhankelijke studie voltooid is zullen de
resultaten ervan te uwer beschikking worden gesteld.
Wat het depot in Hoei betreft, kan ik u meedelen dat het
wordt beheerd door een overeenkomst tussen het Rijks-
archief en de stad Hoei.
Het koninklijk besluit van 1957 belast in grote lijnen de
archivaris-generaal van het Rijk - niet de voogdijminister -
met het sluiten van conventies, zowel met de plaatselijke
autoriteiten als met de particuliere vennootschappen. Ik
ben nog niet volledig gei¨nformeerd over de inhoud van
de diverse conventies. Ik moest mij daarvoor recht-
streeks tot de betrokken gemeente wenden.
Het blijkt dat die conventies heel vaag blijven over de
wederzijdse verantwoordelijkheden van de partijen. Blijk-
baar zal ooit de inhoud van de conventies zelf moeten
worden herzien.
In verband met de gebouwen die eigendom zijn van de
Staat en die bijgevolg door de Regie der Gebouwen
worden beheerd, wil ik een einde maken aan de geval-
per-geval-politiek. Te dien einde zond de DWTC mij een
exhaustieve verlanglijst van de heer archivaris-generaal
over de infrastructuur. Dit verzoek vereist een globaal
gemeenschappelijk overleg met minister Daems. Ik ben
van plan een nieuw beheerscomite´ van rijksarchieven bij
de opvolging van dit overleg te betrekken.
Wat het niet-statutair personeel betreft kan ik u het
volgende meedelen.
Ten eerste, de gedetacheerden uit het onderwijs zullen
zich kandidaat kunnen stellen voor aanwerving. Het
einde van een detachering moet overeenstemmen met
een schooljaar. Aan deze detachering zal in juni 2000
een einde worden gemaakt.
Ten tweede, het personeel, aangeworven voor uitzonder-
lijke en tijdelijke noden, zal zich kandidaat kunnen stel-
len.
Ten derde, het personeel van de Regie voor Maritiem
Transport wordt het voorwerp van een specifieke con-
ventie. Ik sta erop die conventie te honoreren en dit
personeel te behouden. De aanwervingsprocedure zal
dezelfde zijn als de procedure die in andere wetenschap-
pelijke inrichtingen werd aangewend. Er zullen drie ver-
schillende door de statuten bepaalde procedures moeten
worden gevolgd : een voor de leidinggevende functies,
een voor het wetenschappelijk personeel en een voor het
niet-wetenschappelijk personeel. De procedure voor de
leidinggevende functies moet de andere voorafgaan. Een
externe aanwerving voor een leidinggevende functie is
inderdaad van aard om het aan te werven personeels-
bestand voor de andere categoriee¨n te wijzigen. In
andere wetenschappelijke instellingen duurde de proce-
dure gemiddeld e´e´n jaar. Tijdens de voorbije zes maan-
den kregen wij het advies van de Vaste Commissie voor
Taaltoezicht, een verplichte voorwaarde alvorens de pro-
cedure aan te vangen. De wetenschappelijke raden
hebben overeenkomstig de statuten de profielen be-
paald. De aanwervingsprocedures van de leidingge-
vende functies zijn daadwerkelijk begonnen.
Voor uw volgende vragen inspireert u zich grotendeels op
een verslag van de Wetenschappelijke Raad van de
Algemene Rijksarchieven. Een van de weinige zaken die
u vergeet te vermelden is het feit dat voor het project
357 personen nodig waren, terwijl de begroting en het
openbaar ambt slechts een uitbreiding van het kader met
141 personen toelaat. Deze uitbreiding zou moeten wor-
den gerealiseerd volgens dezelfde begrotingscriteria als
deze die eerder golden voor de andere wetenschappe-
lijke instellingen. Indien deze operatie niet had plaatsge-
had, zou het kader van de archieven in toepassing van
de circulaire nr. 379 van Openbaar Ambt vandaag uit
98 personen bestaan. Het is juist dat de wettelijke
verplichting betreffende Eupen, Louvain-la-Neuve en
Leuven in 1966 niet bestonden.
Daartegenover staat dat de archieven er niet meer op
gericht zijn om de archieven van de gefederaliseerde
eenheden te dekken. Wetende dat het totale personeels-
bestand beperkt is tot 141 personen, gaf men er de
voorkeur aan een aanwerving van personeel te bevorde-
ren, eerder dan de leidinggevende functies. De vergelij-
king met de Koninklijke Bibliotheek heeft niet veel zin,
vermits deze laatste instelling buiten de hoofdstad geen
enkele verplichting heeft. Het komt mij niet toe het advies
8
HA 50
COM 152
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Rudy Demotte
van een onafhankelijke instantie als de Interministerie¨le
Commissie voor het Wetenschapsbeleid te rechtvaardi-
gen, maar toch vind ik dat dit advies rekening houdt met
de conformiteit van de procedure toegepast op de archie-
ven, in vergelijking met deze toegepast op de andere
wetenschappelijke instellingen.
Een nieuwe herziening van de organieke kaders is sinds
eind november 1999 op vraag van de minister van
Ambtenarenzaken en Openbare Besturen aan de gang.
Deze herziening moet de introductie van het niveau 2+
mogelijk maken. Tot op heden ontving ik vanwege de
rijksarchieven geen enkel voorstel. Hetzelfde geldt voor
de vertalers waarnaar u verder in uw vragen verwijst.
Precies omdat de situatie van de ene tot de andere
provincie en van het ene tot het andere depot zo ver-
schillend is, heeft mijn voorganger een zekere gelijkscha-
keling willen bevorderen. Ik geef u volgend voorbeeld. Er
waren 21 niet-wetenschappelijke personeelsleden in het
archiefdepot in Vlaanderen en 9 in Wallonie¨. Iedere
provincie zal over een selectiechef beschikken. Ieder
depot zal ten minste e´e´n wetenschappelijk personeelslid
hebben en voor ieder depot zal een minimale omkade-
ring met wetenschappelijk personeel gegarandeerd zijn.
Boven deze minimale omkadering beschikt de inrichting
over de nodige bewegingsruimte om te voldoen aan de
specifieke vereisten van de verschillende vestigingen.
Theoretisch werden de taken van de wetenschappers en
de niet-wetenschappers omschreven in de statuten. In
het kort komt het erop neer dat het wetenschaps-
personeel van de archieven essentieel uit historici be-
staat. Hun werk bestaat erin de geschiedkundige kwali-
teit van de overlevering van het nationaal geheugen aan
de volgende generaties veilig te stellen. Het niet-
wetenschappelijk personeel is opgevat als personeel ter
ondersteuning van de activiteiten van het wetenschap-
pelijk personeel. Vermits u het verslag van de weten-
schappelijke raad las, weet u dat er in Rijsel 36 personen
zijn. Hetzelfde rapport heeft het niet over Maastricht,
maar wel over 's-Hertogenbosch waar er 40 personen
zijn. Deze vergelijking is niet veel waard, vermits het
koninklijk besluit van 1957 in veel afwijkingen op de wet
op de archieven voorziet en onze beide buren geen
federale staatsstructuur hebben. De organisatie op taal-
gebied te Brussel is in overeenstemming met het advies
van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht.
Het Rijksarchief stelt de bestaande honderdjarige
archiefdocumenten ter beschikking van het publiek. Dit is
e´e´n van zijn wettelijke opdrachten. Als u de terbeschik-
kingstelling van vertaalde documenten eist, gaat u in
tegen de geest van het koninklijk besluit van 1957. Dit
koninklijk besluit heeft tot doel het volume dat door de
Rijksarchieven moet worden behandeld, te verminderen.
Wat de tweetalige inventarissen te Brussel betreft, kan ik
u geen antwoord geven. Toch lijkt het mij moeilijk om
sluitingen van lokalen te verantwoorden door de afwezig-
heid van tweetalige inventarissen.
Wat de openingsuren voor het publiek betreft, kan ik
slechts herhalen wat ik al herhaaldelijk heb verklaard.
Deze bevoegdheid ressorteert onder de beheers-
autonomie van de archivaris-generaal van de Rijks-
archieven. Zelfs als men plots veiligheidsredenen in-
roept, zal men moeten verklaren waarom de toegang
voor het publiek op zaterdag jarenlang mogelijk was met
een kader van 98 personen, maar met het nieuwe kader
van 141 personen niet meer mogelijk zal zijn.
Ik heb enige tijd nodig om een beroep te doen op mijn
diensten om na te gaan of de bewering in verband met de
gestolen documenten in de Koninklijke Bibliotheek wel
gegrond is. Over de wettelijke aspecten in verband met
de eventuele diefstal van archiefdocumenten, herinner ik
er u aan dat, door de wet van 1955, niet de voogdij-
minister maar wel de archivaris-generaal is gemachtigd
om deze uit te oefenen. Het zal mij een genoegen zijn om
het laatste gedeelte van uw interpellatie ter kennisgeving
aan de heer Persoons door te zenden.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, ik zou de minister willen bedanken voor zijn zeer
gedetailleerd antwoord op mijn vragen, hoewel hij ze
volgens mij niet allemaal heeft beantwoord. Ik kan dat
waarschijnlijk niet verlangen binnen dit tijdsbestek, zeker
wat de problematiek van de magazijn- en leefzaalruimten
betreft. Voor zover ik mij herinner heb ik daar niet veel
over gehoord. Ik heb u ook niets horen vertellen over de
vergelijking tussen, bijvoorbeeld, het archief van Doornik
en het archief van Hasselt. Ik wou vooral uw mening in
verband met de aldaar bestaande personeelsverdeling
kennen.
Ik zal ook uw schriftelijk antwoord nakijken. Ik heb een
aantal zaken genoteerd waarover ik nog bijkomende
vragen heb, maar ik weet niet of die in dit verband
kunnen worden gesteld. U hebt het bijvoorbeeld over het
personeel 2+ en de nood aan vertalers. Ik heb begrepen
dat u daarover geen voorstel hebt ontvangen van de
betrokken diensten. Bedoelt u dat dergelijke personeels-
leden buiten kader zouden kunnen worden ingezet voor
specifieke opdrachten, zoals vertaalwerk of specifieke
dienstverleningen ?
Wat de openingsuren betreft, zegt u niet goed te kunnen
begrijpen wat er ineens is veranderd; met bijkomend
personeel kan men de bezetting op dezelfde openings-
dagen als nu niet meer invullen. U vraagt zich af hoe dat
komt. Volgens mij heeft dat vooral te maken met het feit
dat men de jongste jaren enkele veroordelingen heeft
opgelopen of arresten heeft ontvangen. Men stelt vast
dat men, met het oog op de veiligheid, met e´e´n perso-
HA 50
COM 152
9
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frieda Brepoels
neelslid de dienstverlening op zaterdag niet kan verze-
keren. Rekening houdend met aspecten zoals verlof,
ziekte en dergelijke, moet men er vanuit gaan dat men
voor een bezetting van twee personeelsleden in feite drie
mensen nodig heeft om dat heel het jaar goed te laten
verlopen. Niet alleen de minister heeft een belangrijke
verantwoordelijkheid in de bescherming van onze archie-
ven, maar ook de rijksarchivaris, die voor de organisatie
verantwoordelijk is, maar dan moet hij over voldoende
personeel beschikken om die organisatie op een goede
manier te kunnen regelen.
Voor het overige heb ik begrepen dat u volop bezig bent
met het invullen van de personeelsformatie wat deze drie
categoriee¨n betreft. Ik kan begrijpen dat u de derde
categorie wenst te behouden maar het is de vraag of men
met dergelijke mensen een juiste invulling van de taken
en de dienstverlening kan organiseren. Ik zeg dit uiter-
aard met alle respect voor de mensen die daar geplaatst
werden maar die daarom niet altijd geschikt zijn voor dit
soort werk.
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, het spijt mij dat ik niet de hele
interpellatie van mevrouw Brepoels heb kunnen horen
aangezien ik in een andere commissie zat en niet op de
hoogte was van de wijziging van de agenda. U zult wel
weten dat deze problematiek mij interesseert en dat ik op
21 januari eigenlijk ook al een vraag heb gesteld in
verband met het personeel. Ik stelde toen dat de veilig-
heid van de archieven in het gedrang komt, dat de
dienstverlening niet altijd optimaal zou zijn en dat twee-
taligheid niet gegarandeerd kan worden door onder an-
dere gebrek aan personeel. Ik heb toen ook gewezen op
het feit dat de instelling zelf en de Wetenschappelijke
Raad om een veel ruimere personeelsbezetting vragen
dan u eigenlijk kunt verzekeren. Het kader is bovendien
niet opgevuld. Hier kwam opnieuw het feit ter sprake dat
daar een aantal gedetacheerden en mensen met een
bijzondere tijdelijke opdracht werken. We weten allemaal
hoe het RMT-personeel daar uiteindelijk beland is. Er
dient voor deze mensen een oplossing te worden gevon-
den. De vraag is natuurlijk of er nieuw personeel kan
worden aangeworven voor er een oplossing is voor deze
categoriee¨n. Betekent dralen met het vinden van een
oplossing voor deze drie categoriee¨n geen tijdverlies
voor het invullen van het kader via aanwerving van
nieuwe mensen ?
Er wordt veel gesproken over het personeel voor de
publieke dienstverlening. Er is echter ook personeel
nodig voor het vervullen van de andere wettelijke op-
drachten, het toezicht en de ontsluiting. Ik weet niet of het
in dat kader was dat er over het niveau 2+ gesproken
werd. Kunt u mij zeggen hoeveel personeelsleden van
niveau 2 de Wetenschappelijke Raad vorig jaar heeft
gevraagd ? Werden ze toegekend ? Als dat niet het geval
was, wat was dan de reden ? Wat denkt u te doen opdat
de instelling deze personeelsleden in een nieuw kader
zou kunnen bekomen ?
Ik heb ook nog een vraag in verband met de ontsluiting
van de archieven. Er is personeel nodig voor het toezicht,
maar ook voor de ontsluiting. Hoeveel personen acht u
nodig om de archieven die nu binnen het Rijksarchief
worden bewaard binnen een redelijke termijn te kunnen
ontsluiten ? De achterstand wordt voortdurend groter
aangezien er steeds nieuwe archieven worden verwor-
ven. Ook op dit terrein is er dus een grote behoefte aan
personeel.
Minister Rudy Demotte : Mijnheer de voorzitter, ik stel
voor om de bijkomende vragen van mevrouw Brepoels
schriftelijk te beantwoorden. Het zal voor mij gemakkelij-
ker zijn en ook precieser. Wat de recrutering van perso-
neel betreft is het waar dat de procedures zeer zwaar
zijn. Het zal ook nog enige tijd in beslag nemen om de
procedures te bee¨indigen. Ik ben momenteel aan het
onderhandelen met mijn secretaris-generaal de heer
Beka om een aantal mensen zo spoedig mogelijk te
recruteren. Maar ik kan u nu nog geen precies antwoord
geven. Ik weet dat het een zeer moeilijke materie is. Het
omvat een uitgebreide taak op verschillende domeinen.
Volgens mijn methodische werkwijze kan ik niet vlugger
te werk gaan. We kunnen natuurlijk een screaning doen
om te kijken of ik mijn doelstellingen niet voorbijstreef.
Maar ik kan hier niet verder en vlugger gaan.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de M. Jean-Pierre Viseur au ministre
de l'Economie et de la Recherche scientifique sur
le
chocolat belge apre`s le vote au Parlement europe´en
(n° 1362)</b>
Mondelinge vraag van de heer Jean-Pierre Viseur aan
de minister van Economie en Wetenschappelijk On-
derzoek over
de gevolgen voor de Belgische choco-
lade na de beslissing van het Europees Parlement
(nr. 1362)
M. Jean-Pierre Viseur (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, monsieur le ministre, vous connaissez bien le
proble`me et vous vous e^tes d'ailleurs de´ja` exprime´
plusieurs fois sur le sujet. Je trouve cependant inte´res-
sant que nous en de´battions en commission. Le Parle-
ment europe´en a e´mis un vote accordant la possibilite´ de
remplacer les graisses de cacao par d'autres graisses
ve´ge´tales tout en maintenant l'appellation chocolat.
10
HA 50
COM 152
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Pierre Viseur
Cette de´cision concerne au moins trois niveaux : d'abord
les producteurs de cacao, ensuite les fabricants de
chocolat et enfin les consommateurs. Pour ce qui
concerne les producteurs de cacao, nous nous situons
sans doute hors de vos compe´tences puisqu'il s'agit
pluto^t de commerce international, e´ventuellement de
coope´ration au de´veloppement. Cette de´cision aura des
re´percussions importantes sur les exportations des pro-
duits producteurs et donc sur leur e´conomie. C'est un
aspect des choses dont nous devons tenir compte,
me^me si c'est en dehors de vos compe´tences. En effet,
on peut imaginer qu'en important d'autres produits de
ces pays, on peut peut-e^tre compenser cette perte ou, au
contraire, nos exportations vers ces produits producteurs
de cacao vont-elles souffrir de l'appauvrissement du^ a`
cette de´cision ? Si vous avez des pistes a` e´mettre sur
cette facette du proble`me, il serait inte´ressant de les
connai^tre mais je reconnais que vous n'e^tes pas direc-
tement concerne´.
Par contre, en ce qui concerne les fabricants de chocolat,
nous sommes directement concerne´s. Les fabricants ont
manifeste´ le de´sir de de´fendre la qualite´ de leur fabrica-
tion et c'est tre`s bien ainsi. Mais, maintenant, il s'agit de
les soutenir. L'ide´e de la cre´ation d'un label
chocolat
belge
garantissant la purete´ du chocolat, sans me´lange
ve´ge´tal autre que celui du cacao serait une piste inte´res-
sante a` suivre. Etant donne´ que nous nous dirigeons
nettement vers deux qualite´s de chocolat : le pur et
l'ersatz, les produits labelise´s auront d'autant plus de
succe`s et seront d'autant plus valorise´s. Nos producteurs
qui garantiront la qualite´ de leur fabrication ne subiront
peut-e^tre pas les revers de cette de´cision. Au contraire,
leur production sera d'autant plus estime´e, notamment a`
l'exportation.
Monsieur le ministre, vous vous e^tes de´ja` exprime´ sur le
principe mais j'aimerais savoir quels sont vos projets
exacts dans le sens de la labelisation du chocolat pur ?
Enfin, le consommateur se situant en bout de chai^ne, il
est logique qu'il ait le choix entre deux qualite´s mais il
faut de`s lors la plus grande clarte´ au niveau de l'e´tique-
tage. De`s lors, quelles sont les conditions minimales
impose´es par les directives europe´ennes ? Pouvons-
nous aller au-dela` dans cet e´tiquetage, en tout cas pour
les produits distribue´s en Belgique, de manie`re a` faciliter
le choix du consommateur ? Au vu des re´glementations
europe´ennes ou de l'OMC, cette initiative ne serait-elle
pas conside´re´e comme une entrave a` la liberte´ du
commerce ? C'est un point de vue que je ne partage
e´videmment pas. Le consommateur doit rester mai^tre de
la de´cision et e^tre tre`s clairement informe´. Je sais
cependant que, dans d'autres domaines, nous nous
sommes heurte´s a` cette critique. Sera-ce encore le cas
pour le chocolat ?
M. Rudy Demotte, ministre : Monsieur le pre´sident,
monsieur Viseur, chers colle`gues, la re´ponse a` votre
dernie`re question est oui. C'est une des raisons pour
lesquelles nous sommes oppose´s a` la fac¸on dont la
directive organisait la mention de la pre´sence de matie`-
res grasses alternatives au beurre de cacao. Pour le
moment, on peut se contenter d'indiquer a` l'arrie`re de
l'emballage et en petits caracte`res qu'il s'agit d'un cho-
colat contenant des matie`res grasses de substitution.
Nous, Belges, souhaitions que, si on faisait le choix - qui
nous paraissait contestable - d'inte´grer de la matie`re
grasse de substitution dans le chocolat, il fallait a priori
que le consommateur en soit bien informe´, notamment
par une mention visible sur la face avant du produit. C'est
un des amendements qui avaient e´te´ de´pose´s lors du
re´cent de´bat au parlement et qui a e´te´ repousse´.
Pour re´pondre plus pre´cise´ment a` l'ensemble de votre
question, j'ajouterai que cette directive est maintenant
ine´vitable. Elle a en effet passe´ avec succe`s chacune
des e´tapes qui se pre´sentaient devant elle. Cette situa-
tion a un impact pour nos producteurs de chocolat en
Belgique, puisque l'on cre´e une concurrence qui n'est
pas toujours saine, presque au sens sanitaire du terme,
entre le chocolat belge, qui contient 100% de cacao, et
les ersatz de chocolat qui contiennent des matie`res
grasses de substitution. Je dis volontairement
ersatz,
parce que, quand on vend du cafe´ qui n'est pas du cafe´
et qui est fait avec autre chose, on n'appelle pas cela du
cafe´. Mais le proble`me ici est que la directive va permet-
tre de qualifier de
chocolat des matie`res autres que
celles qui sont re´ellement reconnues sous ce titre jusqu'a`
pre´sent.
Une telle situation nuit a` l'image de qualite´ de nos
produits, et essentiellement d'un de nos produits-phares.
Or, apre`s la crise de dioxine, qui a e´veille´ un certain
inte´re^t pour la qualite´ des aliments, il e´tait important de
prote´ger l'image du pays a` travers un de nos meilleurs
produits.
Enfin, cette directive nuit aussi, je viens de l'indiquer, a` la
protection du consommateur car elle ne permet pas une
bonne information de celui-ci. C'est la raison pour la-
quelle je me suis, depuis le de´but et avec beaucoup
d'autres, oppose´ a` cette directive.
Celle-ci e´tant maintenant ine´vitable, il faut voir comment
nous pouvons organiser une re´action. Il y a deux possi-
bilite´s. D'abord le label, qui est du ressort des re´gions. Il
faut donc consulter les re´gions, ce qui risque de prendre
un certain temps - on peut compter plus d'un an. Il y a
alors une autre piste, qui est celle-ci : nous travaillons sur
une marque collective et internationale reconnaissant la
qualite´ de notre chocolat. Quels sont les e´le´ments impor-
tants a` savoir ?
HA 50
COM 152
11
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Rudy Demotte
D'abord, nous avons des contacts avec le secteur du
chocolat en Belgique, les petits, les moyens et les gros
producteurs. Tout le monde reconnai^t la ne´cessite´ de ce
syste`me qui offre quatre avantages.
1. Il met en valeur par un mode totalement le´gal la qualite´
du chocolat. On peut donc de´finir un cahier des charges,
et ceux qui respectent les conditions ont acce`s a` la
marque internationale collective.
2. Il incite a` une production sans matie`re grasse ve´ge´tale
de remplacement, puisque l'on doit re´pondre au cahier
des charges.
3. Il donne une information claire au consommateur, sans
laquelle il n'est e´vident pas possible de de´velopper une
consommation responsable, car le logo sera cette fois
appose´ sur la face avant du produit, et non a` l'arrie`re
comme le pre´voit la directive.
4. Il est ouvert a` tous et incitera peut-e^tre d'autres
chocolatiers, me^me en dehors de la Belgique, a` utiliser
cette marque. Pour l'utiliser, ils devront cependant
d'abord re´pondre aux standards de qualite´ qui sont les
no^tres.
Pour ce qui concerne l'autre aspect de votre question, il
est vrai que la discussion que nous avons sur le chocolat
pre^te parfois a` rire; on se dit
voila` une matie`re relative-
ment accessoire
. Je crois toutefois avoir de´montre´ que,
par rapport a` son impact en termes d'image, le chocolat
est un produit qu'il faut prote´ger. Nous avons tout inte´re^t
a` maintenir cette image.
Mais il y a aussi les conse´quences e´thiques du choix qui
a e´re´ fait par l'Europe sur certains pays producteurs. Ces
pays ne produisent pas du cacao, comme on fabrique
des pie`ces sur une chai^ne de production. Ces cultures
sont souvent produites par des entreprises de petite et de
moyenne tailles. De plus, les pays producteurs des fe`ves
de cacao, ne peuvent pas produire, du jour au lende-
main, des matie`res grasses de substitution. Cela signifie
que l'effet de´structurant sur ces pays pourrait e^tre ma-
jeur. Nous, Belges, nous avions demande´ qu'une e´tude
soit re´alise´e afin de de´terminer l'impact re´el d'une telle
directive sur ces pays avant de la mettre en oeuvre, si tel
e´tait notre choix. Nous n'avons pas e´te´ suivis. J'ai donc
eu des contacts a` plusieurs reprises avec M. Boutmans
pour examiner comment mettre en place des syte`mes qui
compenseraient les manques a` gagner lie´s a` la diminu-
tion de la consommation de fe`ves et de beurre de cacao.
M. Jean-Pierre Viseur (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, je remercie le ministre de sa re´ponse qui est
tre`s satisfaisante car elle va dans le sens des positions
que je de´fends ge´ne´ralement en faveur d'un commerce
e´quitable. Je lui demanderai toutefois une explication
supple´mentaire : je n'ai pas bien compris quelle e´tait la
diffe´rence entre un label et la marque de qualite´ que vous
proposez. Le cahier de charges pre´voit de´ja` qu'il doit
s'agir de pur cacao, etc. Pour moi, il s'agit d'un label.
J'aimerais donc comprendre ou` est la diffe´rence entre les
deux concepts, mis a` part que l'un se situe au niveau des
re´gions et l'autre au niveau fe´de´ral.
M. Rudy Demotte, ministre : Il y a effectivement une
autre diffe´rence. On parle ici d'un droit intellectuel, d'une
marque. La
Woolmark, par exemple, garantit la pre´-
sence de laine dans certaines matie`res. Il s'agit donc
d'un acce`s facile a` la protection de la qualite´ d'un produit.
Si on de´finit une marque internationale et collective, donc
utilisable par plusieurs chocolatiers, on respecte les lois
et c'est un outil plus souple qu'on pourra mettre en
oeuvre rapidement.
Le cahier des charges est l'une des conditions que nous
pouvons imposer a` l'acce`s de la marque. Cela ne va pas
dans la logique sui generis de la marque. C'est un aspect
supple´mentaire.
Le label est une notion plus complique´e. Un label n'est
pas une marque a` proprement parler. C'est un cachet de
qualite´ qui est de´livre´ par des pouvoirs publics ou par un
organisme de certification reconnu par les pouvoirs pu-
blics. Chez nous, ce sont les re´gions qui ont cette
compe´tence. Elles sont tre`s inte´resse´es par ce concept.
La Flandre, Bruxelles et la Wallonie sont toutes deman-
deresses en matie`re de cre´ation de labels. Le proble`me,
c'est que les labels suscitent un certain nombre d'inter-
rogations d'ordre juridique. Les labels sont en effet
re´pertorie´s en de nombreuses cate´gories et certaines
d'entre elles pourraient e^tre conside´re´es comme e´tant
contradictoires avec le droit europe´en de la concurrence.
Je pre´fe`re donc travailler sur les deux tableaux. On
progresse en matie`re de labels, mais au rythme ou` c'est
possible, et on avance plus rapidement sur la marque
internationale collective. L'asbl sera constitue´e dans le
courant du mois prochain. Ainsi, nous aurons deux fers
au feu.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Interpellations jointes de :
- Mme Joe¨lle Milquet au premier ministre sur
l'appli-
cation des lois du 30 juillet 1963 et du 4 aou
^ t 1963
concernant le re´gime linguistique dans l'enseigne-
ment et sur la de´signation d'inspecteurs linguisti-
ques
(n° 288)b>
- M. Olivier Maingain au ministre des Te´le´communi-
cations et des Entreprises et Participations publi-
ques et au ministre de l'Economie et de la Recherche
scientifique sur
le re´tablissement de l'inspection
linguistique dans l'enseignement
12
HA 50
COM 152
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
- M. Francis Van den Eynde au premier ministre sur
la de´signation d'inspecteurs linguistiques pour les
e´coles francophones des communes flamandes de la
pe´riphe´rie de Bruxelles
(La re´ponse sera donne´e par le ministre de l'Econo-
mie et de la Recherche scientifique)
Samengevoegde interpellaties van :
- mevrouw Joe¨lle Milquet tot de eerste minister over
de toepassing van de wetten van 30 juli 1963 en
4 augustus 1963 houdende taalregeling in het onder-
wijs en over de aanwijzing van taalinspecteurs
(nr. 288)
- de heer Olivier Maingain tot de minister van Tele-
communicatie en Overheidsbedrijven en Participa-
ties en tot de minister van Economie en Wetenschap-
pelijk Onderzoek over
de wederinvoering van de
taalinspectie in het onderwijs
(nr. 291)
- de heer Francis Van den Eynde tot de eerste
minister over
de aanstelling van taalinspecteurs
voor de Franstalige scholen in de Vlaamse randge-
meenten
(nr. 307)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek)
Mme Joe¨lle Milquet (PSC) : Monsieur le pre´sident,
monsieur le ministre, mon interpellation e´tait adresse´e au
premier ministre, cette matie`re e´tant pluto^t de son res-
sort. J'aurais donc pre´fe´re´ lui poser ma question, mais je
remercie tout de me^me le ministre de bien vouloir y
re´pondre.
Mon interpellation concerne en fait la re´activation de
l'inspection linguistique, qui e´tait un peu tombe´e en
de´sue´tude puisqu'il n'y avait pas eu de rede´signation
sous l'ancienne le´gislature. Ceci de´montrait que le climat
communautaire n'y e´tait pas tre`s ardent, en tous cas sur
ce point. Nous avons donc e´te´ tre`s surpris de voir
de´signer tre`s re´cemment par le gouvernement deux
inspecteurs linguistiques qui devront ve´rifier l'application
des lois du 30 juillet 1963 et du 4 aou^t 1963 concernant
le re´gime linguistique dans l'enseignement.
Apre`s l'accord de la Saint-Eloi dans lequel on a aborde´ la
proble´matique
assez
ahurissante
des
ramassages
concurrentiels entre e´coles, l'on se plai^t ne´anmoins a`
souligner a` quel point cette nouvelle majorite´ aurait
atteint le climat communautaire le plus serein que ce
pays ait jamais connu. Pourquoi fallait-il alors relancer
une pole´mique par la re´instauration d'une inspection
linguistique qui ne peut e^tre interpre´te´e que comme un
renforcement d'une espe`ce de guerre linguistique dont
l'e´cole n'a nullement besoin et qui ne semble re´pondre
en rien au climat ge´ne´ral qui re`gne actuellement ?
Le re´gime mis en place, que l'on doit actuellement
inspecter, est un re´gime sur lequel la Cour europe´enne
des droits de l'homme s'est de´ja` exprime´e. Dans un arre^t
du 23 juillet 1968, elle de´clarait en effet que la Belgique
avait, dans sa le´gislation sur le re´gime linguistique de
l'enseignement, viole´ la convention et le protocole sur la
sauvegarde des droits de l'homme sur un point au moins,
a` savoir qu'il y a une discrimination entre le fait que l'on
ne permette pas, par exemple, aux enfants francophones
re´sidant dans une re´gion unilingue de fre´quenter les
e´coles francophones d'une commune a` facilite´s. La cour
europe´enne avait conside´re´ cette pratique comme discri-
minatoire. L'on sait donc qu'il y avait une proble´matique
claire sur ce point. Ma premie`re question est donc la
suivante : est-on conscient de la pole´mique que l'on va
relancer sur ce point ? En quoi cela correspond-il a` ce
fameux climat de pacification communautaire que le
gouvernement entend si bien promouvoir ?
Deuxie`me question : on parle beaucoup de revalorisation
de l'image de la Belgique, projet que nous soutenons
pleinement. Est-il exact que ces inspecteurs seront
charge´s d'interroger les plus petits sur la ve´racite´ de ce
qu'ont dit leurs pe`re et me`re dans la de´claration qu'ils ont
faite a` leur e´cole ? Dans l'affirmative, je qualifierais cette
fac¸on de faire de quasiment inte´griste. Cela correspond-il
vraiment a` l'image d'une Belgique multilingue, ouverte
sur le monde, telle que l'on veut la promouvoir a` l'exte´-
rieur ? Est-ce bien l'image d'une Belgique de´mocratique
qui veut le droit a` la diffe´rence, qui se le`ve quand il s'agit
de critiquer l'arrive´e d'un parti d'extre^me droite en Autri-
che ?
N'est-ce pas aussi tout a` fait contraire a` l'e´volution des
connaissances scientifiques dans le domaine pe´dagogi-
que ?
Cette re´activation des contro^les est-elle bien conforme a`
la jurisprudence et a` l'arre^t de la Cour europe´enne, tel
que je viens de le citer ?
Au-dela` de cela, contro^ler aupre`s des enfants la ve´racite´
des de´clarations faites par leurs parents, est-ce compa-
tible avec la politique de la promotion des droits de
l'enfant, inscrits re´cemment dans la Constitution ou avec
la mise en oeuvre de la Convention sur la protection des
droits de l'enfant ?
Je m'interroge sur cette de´signation. Quels sont ses
motifs, ses objectifs ? La le´gislation devrait e^tre modifie´e
et nous allons nous y employer. Re´activer un contro^le sur
ce point ne peut que relancer des de´bats dont on n'a pas
besoin et ne peut que casser le climat de pacification
communautaire.
Dans les faits, si cette inspection est tatillonne, on peut
en arriver a` des situations extre^mes : on sait tre`s bien
que si les deux inspecteurs ne sont pas d'accord, on peut
aboutir a` des recours et a` des interdictions. Imaginons
HA 50
COM 152
13
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Joe¨lle Milquet
par exemple une famille francophone ne vivant pas dans
une commune a` facilite´s et a` qui on interdirait d'inscrire
ses enfants dans une e´cole francophone de la Re´gion de
Bruxelles-Capitale. Et ne parlons pas des personnes
d'origine e´trange`re.
Concre`tement, on en arrive a` ne pas accepter, outre la
liberte´ du chef de famille, le respect de droits fondamen-
taux comme le choix d'une e´cole pour ses enfants ou le
choix d'une langue. On en arrive presque a` des atteintes
a` la vie prive´e en allant ve´rifier aupre`s d'enfants de trois
ou cinq ans, la manie`re dont ils s'expriment. Je suis tre`s
choque´e par cette re´activation de la proble´matique et
j'espe`re, monsieur le ministre, que vous allez de´mentir
mes craintes.
M. Olivier Maingain (PRL FDF MCC) : Monsieur le
pre´sident, monsieur le ministre, les malencontreuses
de´cisions du gouvernement pre´ce´dent, je me permets de
le dire a` Mme Milquet, avaient relance´ l'inspection lin-
guistique puisqu'il s'agit de deux arre^te´s royaux pris en
1997 : un arre^te´ royal du 14 mars 1997 de´terminant le
fonctionnement de l'inspection linguistique en matie`re
d'enseignement ainsi qu'un arre^te´ royal du 20 mars 1997
re´glant la carrie`re des inspecteurs linguistiques. Ces
deux arre^te´s royaux avaient e´te´ suivis de la de´cision du
pre´ce´dent gouvernement de relancer la proce´dure de
recrutement d'inspecteur linguistique qui n'e´taient plus
en fonction depuis la fin de l'anne´e scolaire 95/96.
Ces malencontreuses de´cisions ont malheureusement
aussi, car je sais faire la part des choses, des re´percus-
sions sous la pre´sente le´gislature.
En effet, la recre´ation d'un corps d'inspection linguistique
ou la remise en activite´ de ce corps suscite beaucoup
d'interrogations dans les communes concerne´es. Mais je
rappelle qu'au moment de la conclusion de l'accord dit de
la Saint-Eloi, qui avait re´gle´ une autre question pendante
depuis des anne´es, les francophones avaient eu la sage
pre´caution - et je reconnais que les partenaires flamands
avaient e´te´ tre`s corrects en admettant cette pre´caution,
parce qu'elle est finalement respectueuse des choix des
uns et des autres, de chaque communaute´ - de faire
inscrire dans le texte me^me de l'acord de la Saint-Eloi
une phrase essentielle :
sans porter atteinte a` la liberte´
de choix des parents, les Communaute´s s'engagent a`
conclure un accord de coope´ration visant notamment a`
assurer le contro^le de l'application de la loi du 30 juillet
1963 relative a` l'utilisation des langues dans l'enseigne-
ment
.
Le fait nouveau par rapport au pre´ce´dent gouvernement
qui avait applique´ un peu aveugle´ment la loi sur l'ensei-
gnement de 1963 fut de dire
a` tout le moins, laissons
aux Communaute´s le soin d'appre´cier les modalite´s
d'application de l'inspection linguistique
en pre´servant
un principe qui e´tait un principe acquis dans la pratique
qui est la liberte´ de choix des parents. Et je dis tout de
suite que cette liberte´ de choix des parents, je ne l'ai
jamais combattue. Lorsqu'elle be´ne´ficie a` l'enseigne-
ment flamand, comme cela peut e^tre le cas dans un
certain nombre d'hypothe`ses a` Bruxelles, ou` un certain
nombre d'enfants francophones ou allochtones vont
dans l'enseignement flamand, c'est le choix de leurs
parents, c'est respectable. Cela doit e^tre appre´cie´ sur le
plan pe´dagogique mais c'est respectable.
Inverse´ment, qu'un certain nombre d'enfants francopho-
nes ou allochtones fre´quentent en pe´riphe´rie l'enseigne-
ment francophone organise´, c'est le me^me choix libre
des parents que font des parents francophones ou
allochtones qui vont dans l'enseignement flamand.
C'est, je dirais, dans une Europe qui fait tomber les
barrie`res culturelles et linguistiques, respectueux de la
libre circulation des personnes.
Il est d'ailleurs inte´ressant de relever la jurisprudence : je
fais re´fe´rence a` un arre^t Bickel de la Cour de Justice des
Communaute´s europe´ennes du 24 novembre 1998, qui a
tre`s bien pose´, dans un domaine qui rele`ve du droit
judiciaire, qu'on ne pouvait en aucun cas limiter l'usage
d'une langue dans une proce´dure judiciaire aux seuls
nationaux et que si des ressortissants europe´ens de
l'Union Europe´enne partageaient la me^me langue que
les ressortissants nationaux, ils devaient pouvoir faire
usage de la me^me langue que les nationaux du pays
concerne´. Et donc, assez logiquement et par analogie -
et on en fera la de´monstration si ne´cessaire devant la
Cour de Justice des Communaute´s europe´ennes - on
pourra de´montrer que, bien entendu, quelqu'un qui veut
faire usage de l'acce`s a` l'enseignement francophone ou
a` l'enseignement ne´erlandophone dans les me^mes
conditions que les nationaux en Belgique, doit avoir cette
faculte´ sans qu'on puisse y mettre une restriction.
Ce serait contraire a` l'article 6 du traite´ de l'Union
europe´enne qui interdit tout principe de discrimination.
C'est ainsi que s'est de´veloppe´e dans notre pays une
pratique heureuse qui, de surcroi^t, est conforme au
principe de libre circulation et de libre e´tablissement des
personnes.
C'est avec beaucoup d'inte´re^t que j'ai entendu le ministre
de´clarer que rien ne sera fait, en termes d'organisation
de l'inspection linguistique, aussi longtemps que les
Communaute´s n'auront pas conclu un accord de coope´-
ration, tel qu'envisage´ dans les accords de la Saint-Eloi.
Je demande au ministre de confirmer clairement cette
interpre´tation, a` savoir que sans la conclusion d'un
accord pre´alable de coope´ration, l'inspection linguistique
n'agira pas et que, de plus, cet accord de coope´ration
devra reprendre le principe de la liberte´ de choix des
parents, admis par les partenaires des accords de la
Saint-Eloi.
14
HA 50
COM 152
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de voorzitter, ik ben als flamingant en als Vlaams
Blok'er veel gewoon. Ik ben niet vlug geshockeerd. Ik heb
daarstraks echter de heer Maingain, die deel uitmaakt
van een belangrijke regeringspartij, hier horen zeggen
dat het niet pedagogisch zou zijn om zijn kinderen naar
een Nederlandstalige school te sturen.
M. Olivier Maingain (PRL FDF MCC) : Je respecte le
choix de Flamands.
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer Maingain, u hebt daaraan toegevoegd dat u heel
wat bedenkingen had over de pedagogische aspecten
van het sturen van kinderen naar een Nederlandstalige
school. Mij doet dit denken aan een zin die men vroeger
in een school...
M. Olivier Maingain (PRL FDF MCC) : Il y a des choses
tre`s inte´ressantes a` ce propos.
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : U
bevestigt dus wat ik daarnet gezegd heb en u beroept
zich nu nog op het gezag van de Franstalige minister van
Onderwijs om dit te verstevigen.
Mijnheer de voorzitter, mij doet dit denken aan dat
opschrift dat ik ooit in een school gezien heb. Hierop
stond te lezen :
De´fense de cracher par terre et de parler
flamand
. Dit is dus minachting voor het Nederlands en
voor de Vlamingen en dit in de achttiende macht. Dat
zoiets ongestraft kan gezegd worden, is hier alleen te
danken aan het feit dat de heer Maingain de vrijheid van
spreken geniet conform de Grondwet.
Dit is echter racisme. Punt aan de lijn. Niet meer of niet
minder. Mijnheer Maingain, ik zal ervoor zorgen dat men
in Vlaanderen uw minachting voor het Nederlandstalig
onderwijs en voor de Nederlandstaligen kent. Dan zullen
wij wel zien wat de Vlamingen daarvan denken.
Dit gezegd zijnde, mijnheer de voorzitter, zou ik aan onze
Franstalige collega's enkele zaken in herinnering willen
brengen. Zij hebben het met veel verve over de Fransta-
lige scholen in de Brusselse rand. Ze vergeten wie die
Franstalige scholen betaalt. Ik heb het even opgezocht.
De Vlaamse Gemeenschap betaalt in totaal voor de
Franstalige scholen 302 500 000 Belgische frank per jaar
om ze in stand te houden. Dat doet Vlaanderen voor het
Franstalige onderwijs in de faciliteitengemeenten.
De Vlaamse school in Komen, ook een faciliteiten-
gemeente maar aan de overkant van de taalgrens,
waarvan mijn goede collega Roger Bouteca jarenlang
directeur was, heeft nog nooit een frank gekregen van de
mensen van de Franse Gemeenschap die beweren, en
ze zeggen dat dan met de tranen in de ogen en de krop
in de keel, te handelen au nom des droits de l'homme.
Vlaanderen draait dus niet alleen op voor de kosten van
de Franstalige scholen in Vlaanderen, maar betaalt ook
nog voor het enige Vlaamse schooltje in het Franstalig
landsgedeelte. Dit ter herinnering.
Wat de interpellatie zelf betreft. Ik hoor hier mevrouw
Milquet van de PSC en de heer Maingain zich beroepen
op het feit dat de gemeenschappen die taalinspectie
zouden moeten kunnen organiseren. Ik wil er de heer
Maingain aan herinneren dat in 1994 de Raad van State
de Vlaamse Gemeenschap verboden heeft om taal-
inspecteurs aan te stellen omdat ze in deze zaak als
partij ervaren werd.
In 1995 hebben de Franstalige regeringspartijen, PSC en
PS, geweigerd om nog langer taalinspecteurs te benoe-
men, al was dit conform de wet. Na heel wat aandringen
aan Vlaamse kant - en ik heb hierover in deze commissie
de minister meer dan eens aan de tand gevoeld - gaat
men nu stilaan opnieuw over tot het benoemen van
taalinspecteurs. Nu schreeuwt men moord en brand aan
de andere kant.
Men zegt dat hier sprake is van een discriminatie van
buitenlanders die niet het geluk hebben om in het Frans
te studeren, hoewel Franse buitenlanders dit wel kunnen.
Geachte mevrouw Milquet en geachte heer Maingain,
laten wij deze discriminatie onmiddellijk ongedaan ma-
ken door de Franstalige scholen te sluiten en de facilitei-
ten af te schaffen. Zolang dit echter niet gebeurt ben ik
van mening dat ik als lid van het parlement de wettelijk-
heid moet verdedigen. Als een regering de wet toepast
kan ik alleen maar ijveren voor het afschaffen van die
wet. Ik kan echter moeilijk aan de regering verwijten dat
zij de wet toepast. Namens mijn fractie heb ik meer dan
eens aangedrongen om deze wet toe te passen. Ik ben
immers van mening dat in het huidige tijdperk het gebruik
van een superieure taal en een taal die minderwaardig is
- zoals de heer Maingain erover denkt - niet meer kan.
Het wordt eindelijk tijd dat wij, volgens de wens van de
Waalse bevolking in de jaren '30, zorgen voor de taal-
homogeniteit van Vlaanderen en Wallonie¨. Indien u dit
niet wenst, mijnheer Maingain, dan neemt u een vrij
inconsequente houding aan. Begin dan minstens met de
betaling voor de Vlaamse school in Komen, maar dat
doet u ook niet.
Mijnheer de voorzitter, al het gedram over les droits de
l'homme doet hier niets terzake. Het mensenrecht bij
uitstek van Vlaanderen is de taalhomogeniteit in het
Nederlands, net zoals het mensenrecht van Wallonie¨ de
taalhomogeniteit in het Frans is. Er bestaan geen supe-
rieure talen noch beschavingen. Er bestaat slechts e´e´n
zaak, namelijk het recht van ieder volk om zichzelf te zijn.
M. Rudy Demotte, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, pour d'e´vidents motifs dicte´s par la
logique, vous m'excuserez d'intervertir l'ordre des re´pon-
HA 50
COM 152
15
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Francis Van den Eynde
ses aux questions de Mme Milquet et de M. Maingain.
Ainsi, je commencerai par vous apporter quelques e´le´-
ments plus ge´ne´raux relativement a` l'interpellation de
M. Maingain, pour en arriver ensuite aux points souleve´s
par Mme Milquet, et je conclurai en formulant quelques
conside´rations destine´es a` re´pondre aux questionne-
ments de M. Van den Eynde.
En re´ponse a` la premie`re question pose´e par M. Main-
gain, je me re´fe´rerai au texte de l'accord de la Saint-Eloi,
qui dispose que,
sans porter atteinte a` la liberte´ de choix
des parents, les Communaute´s s'engagent a` conclure un
accord de coope´ration visant a` exclure le ramassage
concurrentiel d'e´le`ves sur le territoire d'autres Commu-
naute´s et a` assurer le contro^le de l'application de la loi du
30 juillet 1963 relative a` l'utilisation des langues dans
l'enseignement
. En conse´quence, il appartient, sur la
base de cet accord de la Saint-Eloi, aux Communaute´s
de ne´gocier un accord de coope´ration qui exe´cute les
accords de la Saint-Eloi.
En ce qui me concerne, j'ai quelques pre´cisions a`
apporter. Tout d'abord, il ne serait effectivement pas
admissible que le contro^le exerce´ par l'inspection linguis-
tique ait comme conse´quence d'e´vincer des enfants de
ressortissants europe´ens des e´coles francophones si-
tue´es sur le territoire des communes de la pe´riphe´rie
bruxelloise. Il est de fait certain que la nationalite´ d'un
e´le`ve ne constitue nullement un crite`re que les inspec-
teurs linguistiques pourraient prendre en conside´ration :
les lois linguistiques de 1963 se fondent sur le domicile
du chef de famille et non sur la nationalite´ !
Le proble`me relatif a` l'inscription d'e´le`ves, dont la langue
maternelle et/ou usuelle n'est ni le franc¸ais ni le ne´erlan-
dais, est porte´ depuis longtemps a` la connaissance de
l'inspection linguistique et a conduit a` diverses interpre´-
tations. Historiquement, entre 1967 et 1973, tant l'inspec-
tion linguistique que la commission en matie`re linguisti-
que refusent l'inscription de ces e´le`ves. Mais a` plusieurs
occasions par la suite - et ce en appel de de´cisions prises
par ladite commission -, le jury en matie`re d'inspection
linguistique statue qu'il n'existe aucune contradiction
avec la loi sur l'emploi des langues dans l'enseignement
dans le cas d'inscription d'e´le`ves de nationalite´ e´trange`re
dont le chef de famille re´side dans les communes de la
pe´riphe´rie bruxelloise. A la suite de cette jurisprudence
ainsi de´veloppe´e, l'inspection linguistique autorise alors
ces inscriptions dans les e´coles francophones situe´es
dans les six communes a` facilite´s de la pe´riphe´rie
bruxelloise.
Vous me permettrez, chers colle`gues, de poursuivre ici
mon raisonnement en re´pondant plus pre´cise´ment a`
certaines questions pose´es par Mme Milquet.
Il est opportun de rappeler que la Cour europe´enne des
droits de l'homme a, par son arre^te´ du 23 juillet 1968,
conside´re´ que la Belgique, dans sa le´gislation sur le
re´gime linguistique applicable dans l'enseignement, n'a
pas viole´ la convention et le protocole sur la sauvegarde
des droits de l'homme pour sept points sur huit. Elle a
uniquement e´mis une re´serve concernant l'article 7, §3,
de la loi du 2 aou^t 1963 relatif a` l'emploi des langues
dans l'enseignement dans les six communes de la pe´ri-
phe´rie, estimant que cet article est contraire a` l'article 2
du protocole combine´ avec l'article 14 de la convention
dans la mesure ou` cette le´gislation pre´voit que l'ensei-
gnement organise´ en franc¸ais dans ces communes n'est
accessible qu'aux enfants dont les parents re´sident dans
ces dernie`res et non aux francophones re´sidant sur le
territoire ne´erlandophone voisin. L'article 2 du protocole
n'a pas pour effet de garantir aux enfants et a` leurs
parents le droit a` une instruction dispense´e dans la
langue de leur choix; tel qu'il est re´dige´, il n'assure que le
respect des convictions religieuses et philosophiques.
Ik zal nu op de vragen van de heer Van den Eynde
antwoorden. De taalinspectie inzake onderwijs is geor-
ganiseerd in het kader van de wet van 1963 en ziet toe op
de controle van de toepassing ervan sedert 1966, 1967.
Aansluitend op een arrest van 2 juni 1992 van de Raad
van
State
heeft
het
Overlegcomite´
federale
regering/regeringen van de gemeenschappen en gewes-
ten op 15 maart 1994 beslist de taalinspectie over te
dragen aan de federale Staat. Het zijn de diensten voor
wetenschappelijke, technische en culturele aangelegen-
heden die belast zijn met het taaltoezicht. In totaal zijn er
4 taalinspecteurs. Iedere wijziging van de taalwetten voor
de faciliteitengemeenten veronderstelt een bijzondere
meerderheid, zoals ingeschreven in artikel 4, laatste
alinea van de Grondwet. Er is dus geen reden om de
controle door de taalinspectie niet voort te zetten.
Mme Joe¨lle Milquet (PSC) : Monsieur le pre´sident, je
remercie le ministre pour une re´ponse qui ne me donne
pas entie`re satisfaction car elle ne re´pond pas a` toutes
mes questions.
Monsieur le ministre, vous avez tout d'abord reparle´ de
l'accord de la Saint-Eloi. Je ne tiens pas a` en faire une
nouvelle fois l'objet d'une pole´mique. Cependant, la
notion proprement dite de
ramassage concurrentiel est
inacceptable car elle conduit a` conside´rer qu'il y a
effectivement une pratique
concurrentielle entre e´coles
et re´gions diffe´rentes. Or, comme on l'a de´ja` dit, cette
pratique ouvre la porte a` de nombreuses de´rives. C'est
pourtant le risque qu'a pris la majorite´ actuellement au
pouvoir.
M. Van den Eynde a, en re´ponse a` M. Maingain, parle´ de
la fermete´ du PS et du PSC sous l'ancienne le´gislature.
Celle-ci avait justement pour but de ne pas re´activer les
conflits et a` ne pas, contrairement a` ce que fait la majorite´
actuelle, organiser les de´signations en question.
16
HA 50
COM 152
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Francis Van den Eynde
Faisons donc bien la part des choses entre les respon-
sabilite´s respectives. Mais le but n'est pas ici de pole´mi-
quer entre francophones.
Vous n'avez pas re´pondu a` mes questions concernant
les objectifs. Pourquoi re´organiser cette inspection alors
que le syste`me peut fonctionner dans l'e´tat actuel des
choses avec le respect des obligations auxquelles sont
soumis les chefs d'e´cole ? A quoi veut-on arriver ?
Veut-on de´montrer, en organisant des auditions dans les
cour de re´cre´ation, que les enfants ne parlent pas la
langue de manie`re usuelle ou que la langue dans la-
quelle on s'exprime a` l'e´cole n'est pas celle utilise´e dans
le cadre familial ? Quel est le type d'Etat que l'on veut
de´fendre en agissant de la sorte ?
Pour ma part, je ne de´sire pas porter atteinte a` qui que ce
soit. Mais, je trouve inte´ressant que des familles flaman-
des, habitant en Flandre, puissent mettre leurs enfants
dans une e´cole wallonne situe´e le long de la frontie`re
linguistique, dans une re´gion unilingue. Pour arriver a`
avoir des citoyens bilingues, il faudrait encourager cette
de´marche dans les deux sens.
Que cherche-t-on a` faire, a` l'e`re du 21e`me sie`cle, alors
que l'on construit l'Europe, que l'on veut de´fendre un Etat
multiculturel, que l'on veut que tout citoyen de notre pays
parle les deux langues ? A quoi sert d'e^tre aussi tatillon
alors qu'il s'agit de questions totalement de´passe´es ? En
agissant de la sorte, on risque de re´activer des conflits
qui sont contraires aux principes que j'ai de´ja` e´voque´s
(liberte´ du chef de famille, avantages pe´dagogiques
majeurs qu'offre l'apprentissage, a` l'e´cole, d'une langue
diffe´rente de celle utilise´e a` la maison). Selon moi, cette
attitude est totalement antinomique si on conside`re le
discours tenu par ce gouvernement et les objectifs qu'il
affiche. Au fil des mois, on constate un e´cart de plus en
plus important entre la parole et les actes politiques.
C'est une situation que je ne peux que de´plorer.
M. Olivier Maingain (PRL FDF MCC) : Monsieur le
pre´sident, je remercie le ministre d'avoir confirme´ la
porte´e de l'accord de la Saint-Eloi. Il confirme ainsi
l'adaptation des lois sur l'emploi des langues en matie`re
d'enseignement.
Je le remercie e´galement d'avoir confirme´ que rien ne
sera mis en oeuvre aussi longtemps qu'un accord de
coope´ration entre les Communaute´s n'aura pas e´te´
conclu sur cette question.
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de voorzitter, ik ben verbaasd. Ik hoor mevrouw
Milquet zeggen dat het een schande is dat men niet kan
kiezen voor een Franstalige school in Vlaanderen. Tege-
lijkertijd maakt zij gewag van des avantages pe´dagogi-
ques majeurs als men in een school in een andere taal
dan de taal van het huisgezin studeert. De logica lijkt mij
zoek.
Ik ben ook verbaasd de heer Maingain te horen vertellen
- waarschijnlijk is de logica te vinden in het feit dat zijn
partij in de regering zit - dat hij tevreden is met het
antwoord van de minister. De minister moet mij tegen-
spreken als ik zijn antwoord verkeerd interpreteer, maar
ik heb gehoord dat er een taalinspectie is, die functio-
neert. Dat is toch datgene waartegen mevrouw Milquet
en de heer Maingain storm liepen. Toch zijn zij blijkbaar
tevreden met dat antwoord.
Ik hoor de minister zeggen dat de keuze voor Franstalige
scholen
voor
de
niet-Franstaligen,
die
ook
niet-
Nederlandstalig zijn, wel nog zal blijven bestaan. Ik denk
dat dit fout is. Van mensen die hier komen wonen mogen
wij minstens verwachten dat zij de taal leren van de
streek waar zij zich vestigen. Mijnheer de minister, ik geef
graag toe dat u een gelukkige uitzondering bent. Mijn-
heer Maingain, een van de grote voordelen van dat door
u zo vermaledijde Nederlandstalige onderwijs is dat men
er meestal zeer behoorlijk tweetalig wordt. Dat kan men
niet zeggen van uw enseignement francophone dont la
valeur serait supe´rieure. Bijgevolg, gezien het feit dat de
minister mij op dat vlak niet helemaal tevreden stelt, dien
ik een motie in waarin ik de afschaffing van de faciliteiten
bepleit. Dan ben ik conform de logica van mijn Fransta-
lige opponenten. Dan is het gedaan met die discriminatie.
Dan is de wet voor iedereen dezelfde in Vlaanderen,
zoals hij dat is in Groot-Brittannie¨, in Nederland en in
Frankrijk. Men leert en men studeert er in de taal van de
streek.
De heer Roger Bouteca (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, ik heb met veel aandacht geluisterd naar de
twee partijen. Ik denk dat er van Franstalige kant een fout
is geslopen in het uitleggen van de wet. Ik hoor geregeld,
zowel door mevrouw Milquet als door de heer Maingain,
spreken over la liberte´ du pe`re de famille. Bij mijn weten
geldt dat echter alleen voor de gemeenten van de
Brusselse agglomeratie en niet voor de faciliteiten-
gemeenten. Als dat de wet is, feliciteer ik de minister dat
hij hem toepast. Wil men die wet wijzigen, dan zal onze
fractie daaraan meewerken.
M. Rudy Demotte, ministre : Monsieur le pre´sident, je
vais re´pondre tre`s brie`vement. Je ne reviens pas sur le
contenu des accords de la Saint-Eloi. Je n'ai pas a` les
commenter plus avant.
En ce qui concerne la loi, il est vrai qu'un accord de
coope´ration est ne´cessaire pour qu'elle soit ope´ration-
nelle. De plus, tant qu'elle est la loi, elle doit e^tre
applique´e.
De voorzitter : Tot besluit van deze bespreking werden
volgende moties ingediend.
HA 50
COM 152
17
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
En conclusion de cette discussion, des motions ont e´te´
de´pose´es.
Een motie van wantrouwen werd ingediend door de
mevrouw Joe¨lle Milquet en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellaties van mevrouw
Joe¨lle Milquet en de heren Olivier Maingain en Francis
Van den Eynde
en het antwoord van de minister van Economie en
Wetenschappelijk Onderzoek, - gelet op de beslissing
van de regering twee taalinspecteurs te benoemen die
belast worden met de controle van de toepassing van de
wetten van 30 juli 1963 en van 4 augustus 1963 betref-
fende het taalstelsel in het onderwijs;
- gelet op het feit dat die beslissing de wederinvoering
van de controles inzake de moedertaal of de omgangs-
taal van de leerlingen in de Brusselse randgemeenten tot
gevolg zal hebben;
- gelet op het feit dat die beslissing ingaat tegen de geest
van communautaire pacificatie die de regering zich voor-
neemt na te streven;
- gelet op het feit dat die beslissing neerkomt op een
schending van de bescherming van de privacy en het
familieleven van ouders die verkiezen hun kinderen in
een schoolnet te plaatsen dat beantwoordt aan hun
behoeften en haaks staat op de vrije keuze van het
gezindhoofd;
- gelet op het feit dat die beslissing het imago van Belgie¨
kan aantasten in de ogen van talrijke Europese gezinnen
die voor hun kinderen een schoolnet in de Brusselse
randgemeenten hebben gekozen;
- gelet op het feit dat uit het antwoord van de minister niet
blijkt dat de aanstelling van twee taalinspecteurs die op
de toepassing van de wetten van 30 juli 1963 en van 4
augustus 1963 over het taalstelsel in het onderwijs
moeten toezien, geen uitvloeisel is van de Sint-Elooi-
akkoorden;
drukt haar wantrouwen uit ten opzichte van de regering,
en inzonderheid van de minister die die beslissing heeft
voorgesteld.
Une motion de me´fiance a e´te´ de´pose´e par Mme Joe¨lle
Milquet et est libelle´e comme suit :
La Chambre, ayant entendu les interpellations de Mme
Joe¨lle Milquet et MM. Olivier Maingain et Francis Van den
Eynde
et la re´ponse du ministre de l'Economie et de la Recher-
che scientifique, - vu la de´cision du gouvernement de
de´signer deux inspecteurs linguistiques destine´s a` ve´ri-
fier l'application des lois du 30 juillet 1963 et du 4 aou^t
1963 concernant le re´gime linguistique dans l'enseigne-
ment;
- vu que cette de´cision conduit a` re´introduire des contro^-
les concernant la langue maternelle ou usuelle des
e´le`ves dans la pe´riphe´rie bruxelloise;
- vu que cette de´cision va a` l'encontre de l'esprit de
pacification communautaire qu'entend poursuivre le gou-
vernement;
- vu que cette de´cision constitue une violation de la
protection de la vie prive´e et familiale vis-a`-vis des
parents qui e´mettent le choix de placer leurs enfants
dans un re´seau scolaire approprie´ a` leurs besoins et est
contraire au libre choix du pe`re de famille;
- vu que cette de´cision peut conduire a` ternir l'image de
marque de la Belgique au regard de nombreuses familles
europe´ennes qui ont fait le choix d'un re´seau scolaire
dans la pe´riphe´rie bruxelloise pour leurs enfants;
- vu qu'il ne ressort pas de la re´ponse du ministre que la
de´signation de deux inspecteurs linguistiques destine´s a`
ve´rifier l'application de la loi du 30 juillet 1963 et de celle
du 4 aou^t 1963 concernant le re´gime linguistique dans
l'enseignement n'est pas une conse´quence des accords
de la Saint-Eloi;
marque sa me´fiance vis-a`-vis du gouvernement, et plus
particulie`rement du ministre qui a propose´ cette de´ci-
sion.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer
Francis Van den Eynde en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellaties van mevrouw
Joe¨lle Milquet en de heren Olivier Maingain en Francis
Van den Eynde
en het antwoord van de minister van Economie en
Wetenschappelijk Onderzoek, verzoekt de regering de
nodige maatregelen te treffen om zo spoedig mogelijk de
faciliteiten af te schaffen.
Une motion de recommandation a e´te´ de´pose´e par
M. Francis Van den Eynde et est libelle´e comme suit :
La Chambre, ayant entendu les interpellations de Mme
Joe¨lle Milquet et MM. Olivier Maingain et Francis Van den
Eynde
et la re´ponse du ministre de l'Economie et de la Recher-
che scientifique, invite le gouvernement a` prendre les
mesures ne´cessaires pour abolir au plus to^t les facilite´s.
18
HA 50
COM 152
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
Een eenvoudige motie werd ingediend door de heren
Philippe Collard, Bruno Van Grootenbrulle, Henk Verlinde
en Jean-Pierre Viseur en mevrouw Anne Barzin.
Une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par MM. Phi-
lippe Collard, Bruno Van Grootenbrulle, Henk Verlinde et
Jean-Pierre Viseur et Mme Anne Barzin.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 15.40 heures.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 15.40 uur.
HA 50
COM 152
19
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000