B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
F
INANCIE
¨ N
EN DE
B
EGROTING
COMMISSION DES
F
INANCES
ET DU
B
UDGET
VAN
DU
21-03-2000
21-03-2000
HA 50
COM 150
HA 50
COM 150
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 21 maart 2000
COMMISSIE
VOOR
DE
FINANCIE
¨ N
EN
DE
BEGROTING
-
COM 150
Mondelinge vraag van mevrouw Magda De Meyer aan de
minister van Financie¨n over
het belastingstelsel dat van
toepassing is op de vergoedingen toegekend met toepas-
sing
van
de
arbeidsongevallenwetgeving
of
de
beroepsziektewetgeving
(nr. 1359)
3
sprekers : Magda De Meyer, Didier Reynders, minister
van Financie¨n
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren Peter
Vanvelthoven en Georges Lenssen aan de minister van
Financie¨n over
de fiscale behandeling van meerwaarden
op aandelen in de vennootschapsbelasting
(nrs. 1313 en
1351)
4
sprekers : Peter Vanvelthoven, Georges Lenssen,
Didier Reynders, minister van Financie¨n
Mondelinge vraag van de heer Jean-Pierre Viseur aan de
minister van Financie¨n over
de belastingschulden van
feitelijk gescheiden echtgenoten
(nr. 1361)
5
sprekers : Jean-Pierre Viseur, Didier Reynders,
minister van Financie¨n
Sommaire
Mardi 21 mars 2000
COMMISSION
DES
FINANCES
ET
DU
BUDGET
COM 150
Question orale de Mme Magda De Meyer au ministre des
Finances sur
le re´gime fiscal applicable aux indemnite´s
octroye´es sur la base de la le´gislation relative aux acci-
dents de travail et aux maladies professionnelles
(n° 1359)
3
orateurs : Magda De Meyer, Didier Reynders, ministre
des Finances
Questions orales jointes de MM. Peter Vanvelthoven et
Georges Lenssen au ministre des Finances sur
le re´gime
fiscal des plus-values re´alise´es sur des actions ou parts a`
l'impo^t des socie´te´s
(n
os
1313 et 1351)
4
orateurs : Peter Vanvelthoven, Georges Lenssen,
Didier Reynders, ministre des Finances
Question orale de M. Jean-Pierre Viseur au ministre des
Finances sur
les dettes fiscales des conjoints se´pare´s
non encore divorce´s
(n° 1361)
5
orateurs :
Jean-Pierre
Viseur,
Didier
Reynders,
ministre des Finances
2
HA 50
COM 150
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DES FINANCES
ET DU BUDGET
COMMISSIE VOOR DE FINANCIE¨N
EN DE BEGROTING
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 21 MARS 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 21 MAART 2000
De vergadering wordt geopend om 10.10 uur door de
heer Jef Tavernier, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 10.10 heures par M. Jef
Tavernier
, pre´sident.
Mondelinge vraag van mevrouw Magda De Meyer aan
de minister van Financie¨n over
het belastingstelsel
dat van toepassing is op de vergoedingen toegekend
met toepassing van de arbeidsongevallenwetgeving
of de beroepsziektewetgeving
(nr. 1359)
Question orale de Mme Magda De Meyer au ministre
des Finances sur
le re´gime fiscal applicable aux
indemnite´s octroye´es sur la base de la le´gislation
relative aux accidents de travail et aux maladies
professionnelles
(n° 1359)</b>
Mevrouw Magda De Meyer (SP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, de belastbaarstelling van
de vergoedingen die in toepassing van de wetgeving
inzake arbeidsongevallen of beroepsziekten worden ge-
stort tot herstel van een blijvende ongeschiktheid, zijn wel
degelijk strijdig met het grondwettelijk gelijkheids-
beginsel. Dat is althans het geval wanneer er voor het
slachtoffer geen inkomensderving was. Dat staat in het
arrest van 9 december 1998, dat in het Staatsblad
verscheen op 19 maart 1999. Onder meer de gemeen-
rechtelijke schadevergoedingen zijn namelijk in dezelfde
gevallen niet belastbaar. In het Belgisch Staatsblad van
1 januari 2000 is het bericht aan de werkgevers en de
verzekeringsinstellingen verschenen waarin wordt be-
paald dat de schuldenaars van de vermelde vergoedin-
gen voortaan mogen afzien van inhouding van bedrijfs-
voorheffing op hoger bedoelde inkomsten. Voor de
vergoedingen toegekend voor 1 januari 1999 zal de
vergoeding moeten worden teruggevorderd via het indie-
nen van een bezwaarschrift om zo de ten onrechte
vastgestelde verschuldigde belastingen te recupereren.
Mijn vraag is of de administratie van ondernemers- en
inkomensfiscaliteit over een leidraad terzake beschikt
aan de hand waarvan wordt uitgemaakt welke vergoe-
dingen zijn vrijgesteld van belastingen en welke niet. Kan
de minister ermee instemmen dat de schuldenaars van
die vergoedingen kennis kunnen nemen van die leidraad
zodat ze de rechthebbenden kunnen bijstaan bij het
indienen van bezwaarschriften. Zo niet, op welke manier
zal de administratie van de fiscaliteit de bezwaarschriften
beoordelen.
Voor de vergoedingen toegekend in het jaar 1999 bestaat
de mogelijkheid om ten onrechte ingehouden bedrijfs-
voorheffing te regulariseren vooraleer de inkomsten aan-
gegeven worden voor de berekening van de verschul-
digde belastingen. Mijn vraag is of de minister overweegt
om deze werkwijze aan te bevelen, wat impliceert dat de
schuldenaars acuter dienen te weten welke vergoedin-
gen precies onderworpen zijn aan bedrijfsvoorheffing en
welke niet. Ook hier is de vraag of terzake reeds de
nodige initiatieven genomen zijn, rekening houdend met
het feit dat er niet veel tijd rest voor de belastingaangifte
ingediend moet worden.
Een correcte uitvoering van het bericht, bekendgemaakt
in het Staatsblad van 1 januari 2000, houdt in dat zowel
de schuldenaars van de vergoedingen als de administra-
tie van fiscaliteit precies weten welke onderdelen van de
vergoedingen onderworpen zijn aan de belastingen en
welke niet. Wanneer een schuldenaar geen bedrijfs-
voorheffing inhoudt op vergoedingen die achteraf toch
door de administratie als belastbaar beschouwd worden,
zal de rechthebbende mogelijk een hoog bijkomend
bedrag aan belastingen dienen te betalen. Dat is uiter-
aard sociaal onaanvaardbaar. De vraag is of de minister
het al uitgeklaard heeft en wat de vooruitzichten zijn voor
een goede implementatie van de maatregelen op het
terrein.
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter, col-
lega De Meyer, de centrale diensten van de administratie
van ondernemings- en inkomensfiscaliteit hebben con-
tact opgenomen met de schuldenaars van de in de vraag
bedoelde vergoedingen met het oog op het uitwerken
van een zo praktisch mogelijke oplossing en dit zowel
voor de gerechtigden, de schuldenaars als de admini-
HA 50
COM 150
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
stratie. Die oplossing heeft betrekking op de afhandeling
van de eventuele bezwaarschriften, het al dan niet aan-
geven van de vergoedingen in de personenbelasting
voor het aanslagjaar 2000, de recuperatie van de
bedrijfsvoorheffing van het jaar 1999, het al dan niet
verschuldigd zijn van de bedrijfsvoorheffing en het onder-
worpen zijn aan de personenbelastingen in de toekomst.
Deze oplossing komt er in afwachting van een eventuele
wetswijziging. Ik wil een wetswijziging doorvoeren. De
administratie heeft mij daarover een omstandige nota
met haar voorstel toegezonden.
Ik zal hierover zo spoedig mogelijk een standpunt inne-
men, rekening houdend met de budgettaire implicaties.
De begrotingscontrole is nu bezig. Het is voor mij een
kwestie van weken om een ontwerp aan de Ministerraad
voor te stellen. Ik moet een definitieve oplossing voor het
jaar 2000 en de volgende jaren vinden. Het is mogelijk
om dit jaar deze definitieve oplossing te krijgen.
Mevrouw Magda De Meyer (SP) : Dit betekent dus dat er
een oplossing komt vanaf het jaar 2000. Wat betekent dit
dan voor de voorgaande jaren toen door de mensen
bezwaarschriften moesten worden ingediend ?
Minister Didier Reynders : Er zijn tot nu toe een aantal
contacten geweest tussen de centrale diensten en men-
sen die bezwaarschriften hebben ingediend. Ik moet aan
de Ministerraad een voorstel doen. Het is een voorstel
voor de toekomst. Dit geldt ook voor de bezwaarschrif-
ten. De vraag of er voor de nieuwe bezwaarschriften een
nieuwe termijn zal worden ingevoerd, zal aan de Minis-
terraad worden voorgelegd.
Mevrouw Magda De Meyer (SP) : Is er een handboek,
een leidraad, aan de administratie bezorgd in verband
met de behandeling van deze bezwaarschriften ?
Minister Didier Reynders : Tot dusver is dit niet gebeurd.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De voorzitter : Aan de orde was nu de mondelinge vraag
nr. 1335 van de heer Dirk Pieters over de toekomst van
de Belgische beurs.
De heer Dirk Pieters (CVP) : Mijnheer de voorzitter, mijn
vraag heeft onder meer als doel om de minister de
gelegenheid te geven enige toelichting te geven bij de
ontwikkelingen van de laatste dagen. Ik dacht dat iemand
van de meerderheid dit initiatief zou nemen, maar ik heb
vastgesteld dat dit niet is gebeurd. Het initiatief komt dus
uit deze richting, ook met de bedoeling om enige kritische
vragen te stellen. Ik heb vastgesteld dat u hierover deze
namiddag in de commissie een expose´ zult geven. Ik stel
dan ook voor mijn vragen deze namiddag te hernemen.
De voorzitter : De leden zullen deze namiddag in de
commissie de gelegenheid hebben een uiteenzetting te
houden.
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren
Peter Vanvelthoven en Georges Lenssen aan de
minister van Financie¨n over
de fiscale behandeling
van meerwaarden op aandelen in de vennootschaps-
belasting
(nrs. 1313 en 1351)
Questions orales jointes de MM. Peter Vanvelthoven
et Georges Lenssen au ministre des Finances sur
le
re´gime fiscal des plus-values re´alise´es sur des ac-
tions ou parts a` l'impo
^ t des socie´te´s
(n
os
1313 et
1351)
De heer Peter Vanvelthoven (SP) : Mijnheer de voorzit-
ter, mijnheer de minister, het zal u geruststellen dat het
niet gaat om een politieke vraag naar aanleiding van een
aantal uitspraken van de minister van Begroting inzake
meerwaarden op aandelen.
Mijnheer de minister, mijn vraag is louter technisch. U
weet dat meerwaarden op aandelen, gerealiseerd door
vennootschappen, onder bepaalde voorwaarden van
vennootschapsbelasting worden vrijgesteld. In de praktijk
wordt deze vrijstelling verkregen door in de aangifte
vennootschapsbelasting de begintoestand van de reser-
ves te vermeerderen met het bedrag van de meer-
waarde. Over de toekenning van de reserve zelf bestaat
weinig onduidelijkheid. Meer onduidelijkheid bestaat er
omtrent de wijze waarop deze meerwaarde, die wordt
vrijgesteld, wordt vastgesteld. De verkoop van aandelen
gaat dikwijls gepaard met een aantal kosten, commis-
sies, enzovoort. Vandaar mijn vraag of het vrijstelbare
bedrag van de meerwaarden al dan niet moet worden
verminderd met de kosten bij verkoop ? Wat is uw
standpunt dienaangaande en waarop is het gebaseerd ?
De heer Georges Lenssen (VLD) : Mijnheer de voorzit-
ter, mijnheer de minister, ook mijn vraag handelt over de
meerwaarden in de vennootschapbelasting. Ik heb in het
verleden al een vraag gesteld over de meerwaarden in
de personenbelasting, maar ik wil het nu specifiek heb-
ben over de vennootschapsbelasting. Volgens het artikel
192 van het Wetboek zijn inkomsten vrijgesteld van
meerwaardebelasting wanneer de eventuele inkomsten
daaruit ook vrijgesteld zijn, volgens DBI's. Sommige
meerwaarden op aandelen zijn vrijgesteld en andere niet.
Graag vernam ik welke effecten in aanmerking komen
om een vrijstelling te verkrijgen en welke uitgesloten zijn.
4
HA 50
COM 150
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Georges Lenssen
Hoe wordt het bedrag dat voor vrijstelling in aanmerking
komt, bepaald ? Wordt ook rekening gehouden met de
kosten en commissies die inherent zijn aan de verhan-
deling van de aandelen ? Werden terzake strikte richtlij-
nen gegeven door de administratie om willekeur uit te
sluiten ?
De voorzitter : Zoals u het hoort, mijnheer de minister,
zijn er heel wat vragen over de vrijstellingen.
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter, het
zijn vragen in de goede richting. Ik zal eerst de tweede
vraag van de heer Lenssen beantwoorden en vervolgens
die van de heer Vanvelthoven.
Luidens artikel 43 van het Wetboek van de Inkomsten-
belastingen 1992 is de verwezenlijkte meerwaarde gelijk
aan het positieve verschil tussen enerzijds de ontvangen
vergoeding of de verkoopwaarde van het goed en ander-
zijds zijn afschaffings-of beleggingswaarde, verminderd
met de voorheen aangenomen waardeverminderingen of
-afschrijvingen.
Overeenkomstig de uitdrukkelijk administratieve onder-
richtingen die zijn opgenomen onder het nummer 44 en
58 van de commentaar op het Wetboek van de Inkom-
stenbelastingen 1992 is voor de berekeningswijze van
onder meer meerwaarden verwezenlijkt op aandelen, de
verkoopwaarde gelijk aan de nettoprijs na aftrek van de
aan de verkoop inherente bijzondere kosten zoals make-
laarslonen, commissielonen en belastingen. Het is dus
de nettoprijs, na aftrek van de aan de verkoop inherente
bijzondere kosten, die in aanmerking wordt genomen.
Wat uw eerste vraag betreft, mijnheer Lenssen, kan ik het
volgende antwoorden. Artikel 192, paragraaf 1, 1° van
het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 ver-
meldt dat onder het begrip aandelen niet alleen het
eigenlijke kapitaal in aandelen moet worden verstaan,
aandelen die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoor-
digen, maar ook alle andere aandelen waarvan de in-
komsten als dividenden moeten worden beschouwd.
Deze bepaling is niet bedoeld voor de meerwaarden die
worden verwezenlijkt op inschrijvingsrechten zoals war-
rants, converteerbare obligaties en aandelenopties en
evenmin voor de meerwaarden die worden verwezenlijkt
op certificaten van een gemeenschappelijk beleggings-
fonds die door een genootschap worden gehouden. Ik
verwijs u hiervoor naar de administratieve commentaar
op het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992,
nummer 192 van punt vier tot punt zes.
In antwoord op de derde vraag kan ik meedelen dat ter
zake geen andere bijzondere instructies werden ver-
strekt. Het komt in eerste instantie toe aan de bevoegde
belastingambtenaar om de fiscale bepalingen toe te
passen op grond van de gegevens waarover hij beschikt.
Het is een kwestie van interpretatie door de belasting-
ambtenaar. Ik kan u de tekst van mijn antwoord overhan-
digen indien u dat wenst, mijnheer Lenssen. Dit geldt ook
voor de heer Vanvelthoven.
De heer Georges Lenssen (VLD) : Mijnheer de minister,
het lijkt mij toch aangewezen om in deze zaak strikte
richtlijnen te geven. Het is immers zo dat mensen vaak
afhankelijk zijn van de willekeur van de belasting-
controleur. Zo houden we een rechtsonzekerheid in
stand. Ik pleit dus voor meer rechtszekerheid voor de
betrokkenen.
Minister Didier Reynders : Het is niet altijd mogelijk om
strikte richtlijnen te geven. De concrete situaties zijn erg
verschillend en moeten door de belastingambtenaar wor-
den beoordeeld. Ik is dus niet eenvoudig om strikte
richtlijnen te geven, maar ik zal de vraag overmaken aan
mijn administratie.
De heer Peter Vanvelthoven (SP) : Mijnheer de voorzit-
ter, ik dank de minister voor zijn duidelijk antwoord. Er
was, volgens onze informatie, wat discussie naar aanlei-
ding van een aantal bezwaarschriften. Die zal dan ook
terecht zijn.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de M. Jean-Pierre Viseur au ministre
des Finances sur
les dettes fiscales des conjoints
se´pare´s non encore divorce´s
(n° 1361)</b>
Mondelinge vraag van de heer Jean-Pierre Viseur aan
de minister van Financie¨n over
de belasting-
schulden van feitelijk gescheiden echtgenoten
(nr. 1361)
M. Jean-Pierre Viseur (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, monsieur le ministre, cette question des dettes
fiscales des conjoints se´pare´s a de´ja` e´te´ e´voque´e a`
plusieurs reprises, y compris sous la le´gislature pre´ce´-
dente, car elle provoque parfois des drames familiaux et
personnels. Un de´but de solution est apparu dans la loi
du 4 mai 1999 sur les proce´dures fiscales. Un article du
dernier nume´ro de
Test-Budget & Droits fait notamment
le point sur les modifications apporte´es par cette loi.
L'article spe´cifie bien que, si le couple est se´pare´ mais
pas encore divorce´, le fisc ne peut plus recouvrer les
impo^ts de votre conjoint sur vos biens propres - encore
s'agit-il de savoir ce que constituent ces biens propres,
HA 50
COM 150
5
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Pierre Viseur
particulie`rement pour les personnes marie´es sous le
re´gime de la communaute´ de biens. Pour les gens de´ja`
divorce´s, l'article note que
tous les revenus acquis a`
partir du divorce deviennent des biens propres et ne
peuvent plus e^tre saisis
.
Ces textes ne me´ritaient certainement pas de faire l'objet
d'une question si un encadre´ intitule´
Quoique ne spe´-
cifiait que
certains conside`rent cependant que vos reve-
nus pourraient encore et toujours e^tre saisis par le fisc
pour apurer les dettes vise´es. Nous ne sommes pas du
tout d'accord avec cette interpre´tation de la loi...
Des diffe´rences d'interpre´tation semblent donc apparai^-
tre. Ma question vise a` clarifier la situation afin d'obtenir
une re´ponse claire sur la porte´e des nouvelles mesures.
Je profite de l'occasion pour demander s'il n'est pas
envisageable d'anticiper la mesure. En effet, la loi pre´voit
qu'elle sera applicable aux revenus de 1999, exercice
2000, non encore de´clare´s, alors que ne parviennent
actuellement aux contribuables que les avertissements-
extraits de ro^le des revenus 1998, exercice 1999, qui
doivent e^tre paye´s durant cette pe´riode, et pour lesquels
il n'y a donc pas encore de dettes et d'arrie´re´s a`
proprement parler.
L'anticipation d'une anne´e ne serait-elle pas possible,
non dans l'inte´re^t du fisc, bien su^r, mais dans l'inte´re^t des
personnes qui vivent ce genre de situations qui consti-
tuent de ve´ritables drames ? Je n'ai pas d'exemple a`
vous proposer qui n'aurait de´ja` e´te´ cite´ dans des inter-
pellations ante´rieures. Nous savons qu'il s'agit d'une
situation particulie`rement difficile a` traverser quand des
dettes sont contracte´es par un des conjoints alors que le
couple est de´ja` se´pare´.
J'aimerais donc avoir votre opinion quant a` la clarifica-
tion, d'une part, et a` l'anticipation, d'autre part.
M. Didier Reynders, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, je tenterai de faire le point sur les trois
volets, en commenc¸ant par le texte tel qu'il existe,
l'implication dans le temps et une re´flexion sur l'e´volution
en fonction des nouvelles proce´dures en matie`re de
divorce, qui viennent d'e^tre propose´es par le parlement.
Aux termes de l'article 394, § 2 du CIR 92,
apre`s
dissolution du mariage, les impo^ts et pre´comptes im-
paye´s affe´rents a` la pe´riode du mariage peuvent e^tre
recouvre´s sur les biens des deux conjoints
, dans la
mesure indique´e au §1er du me^me article.
Toutefois,
chacun des conjoints peut alors soustraire ces biens qui,
en vertu du §1er, aline´a 2, auraient aussi pu e^tre sous-
traits pendant le mariage.
Donc, la situation ne change pas et la capacite´ de
soustraire certains biens demeure la me^me que celle qui
existait pendant le mariage. A ce sujet, l'expose´ des
motifs de cette disposition pre´cise :
Bien que le salaire
du conjoint non concerne´, en vertu de l'article 1405,1° du
Code civil, soit un revenu de la communaute´ et n'est pas
vise´ par la modification de l'article 394, §1er, aline´a 2, on
peut e´mettre de tre`s se´rieux doutes quant a` la possibilite´
d'encore appliquer l'article 1440 du Code civil
.
A ce sujet, il n'e´chappera a` personne qu'apre`s la disso-
lution du mariage, par divorce ou par la mort d'un des
conjoints, le salaire de l'autre conjoint devient un revenu
propre puisque l'article 1405,1° du Code civil pre´cite´ ne
trouve plus a` s'appliquer.
Toujours d'apre`s l'expose´ des motifs,
(...) pour que le
receveur, dont les possibilite´s de recouvrement sont de´ja`
tre`s se´rieusement limite´es, ne soit encore dans une
disposition pire apre`s la dissolution du mariage, il est
expresse´ment pre´vu que chacun des conjoints est alors
tenu sur tous ses biens au paiement des impo^ts et
pre´comptes impaye´s, affe´rents a` la pe´riode du mariage,
mais il va de soi que la possibilite´ de soustraire les
me^mes biens qu'il e´tait possible de soustraire pendant le
mariage subsiste (...)
.
L'expose´ des motifs me semble assez clair, comme le
texte d'ailleurs. Il s'agit de recouvrer sur les ex-conjoints
les dettes fiscales existant pendant la dure´e du mariage,
exactement selon les me^mes re`gles sur les me^mes
biens, avec les possibilite´s d'exclusion de´ja` d'application
pendant la dure´e du mariage. Il n'y a aucune diffe´rence
quant aux droits du fisc en matie`re de recouvrement de
dettes fiscales affe´rentes a` la pe´riode du mariage, que
les conjoints soient ou non divorce´s. Sur cette pe´riode
donc, pas d'he´sitation en la matie`re, me^me si je sais qu'il
n'est pas ne´cessairement simple, de´ja` pendant la pe´-
riode du mariage, de de´montrer le caracte`re propre d'un
certain nombre de biens, notamment comme vous l'avez
e´voque´, dans le cas de la communaute´ de biens. Il s'agit
la` d'un de´bat sur le caracte`re propre ou commun des
biens, essentiellement dans le cadre du Code civil.
J'en arrive au deuxie`me e´le´ment de votre question. Il
n'est pas possible d'appliquer les nouvelles dispositions,
articles 393bis et 394, a` partir de l'exercice d'exercice
d'imposition 1999. En effet, de`s lors que l'article 393bis
pre´voit des de´lais a` respecter sous peine de de´che´ance
du droit de recouvrer l'imposition, il e´tait imposible de
confe´rer a` celle-ci un effet re´troactif. S'agissant de l'arti-
cle 394, c'est un choix qui a e´te´ fait au moment du vote
de la disposition. On a pre´fe´re´ opter, pour des raisons
d'e´quite´, pour une application lie´e a` l'exercice d'imposi-
tion 2000. De la sorte, toutes les cotisations e´tablies sur
les revenus recueillis au cours d'un me^me exerce d'im-
position sont recouvre´es selon les me^mes re`gles. Opter
pour une autre solution risquait d'engendrer des situa-
tions ine´quitables, voire de´licates au regard des articles
10 et 11 de la Constitution.
6
HA 50
COM 150
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
Sur ces deux premiers points, je vous confirme donc ce
qui suit :
1) la situation est la me^me a` l'e´gard de conjoints, qu'ils
soient ou non divorce´s, lorsqu'il s'agit de re´cupe´rer
l'impo^t du^ pour la pe´riode du mariage;
2) les nouvelles dispositions s'appliqueront a` partir de
l'exercice d'imposition 2000, revenus 1999, sans effet
re´troactif;
3) un proble`me se pose plus particulie`rement, auquel il a
bien souvent e´te´ fait allusion par le passe´, celui des
dettes encore contracte´es a` l'issue du mariage, lorsque
le divorce est prononce´ mais non encore transcrit, no-
tamment dans le cas de divorces pour se´paration de cinq
ans. Cela signifiait qu'il fallait attendre, non seulement le
de´lai de cinq ans apre`s la se´paration pour pouvoir obtenir
le divorce, mais encore le de´lai ne´cessaire pour obtenir la
transcription de ce divorce. Il existe effectivement un
certain nombre de cas ou`, parfois dix ou douze ans apre`s
la se´paration, des recouvrements fiscaux interviennent
encore a` l'e´gard d'un des conjoints se´pare´s. L'e´volution
qui intervient dans le Code civil devrait de´ja` atte´nuer cet
impact, en permettant un divorce pour se´paration pour un
de´lai beaucoup moins long que les cinq ans.
On peut aussi imaginer, et le de´bat reste ouvert, de
trouver des formules qui rame`nent la capacite´ de recou-
vrement du de´lai fiscal a` la date du divorce proprement
dit. C'est un proble`me de publicite´ a` l'e´gard des tiers.
Jusqu'a` pre´sent, la date de re´fe´rence reste toujours la
transcription du divorce. Un grand pas en avant est fait
avec la possibilite´ de divorce pour une se´paration plus
courte que le de´lai de cinq ans. Aller au-dela` et dire que
de`s la se´paration, il y aurait aussi une se´paration sur le
plan fiscal, c'est a` double tranchant. Je vous invite a` y
re´fle´chir en commission. En effet, si on veut aller plus loin
que ce qui est pre´vu aujourd'hui, il faut e´viter que des
personnes organisent leur insolvabilite´ par des se´para-
tions de fait. Il me semble qu'avec le raccourcissement
de la pe´riode de se´paration ne´cessaire pour obtenir un
divorce, on aboutit a` une solution assez e´quitable.
En re´sume´, les choses se pre´sentent donc ainsi : pre-
mie`rement, la situation ne change pas, que les conjoints
soient divorce´s ou non, en ce qui concerne le recouvre-
ment des dettes fiscales contracte´es pendant le mariage.
Deuxie`mement, l'application se fera a` partir de l'exercice
d'imposition 2000, me^me si je comprends certains sou-
haits de re´troactivite´, mais cela pose des proble`mes
pratiques et d'e´quite´.
Troisie`mement, en ce qui concerne les situations les plus
dramatiques souvent pre´sente´es, la re´duction du de´lai de
se´paration ne´cessaire pour obtenir un divorce permet de
re´pondre pour l'essentiel aux pre´occupations avance´es.
M. Jean-Pierre Viseur (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, je remercie le ministre pour tous ces e´claircis-
sements. C'e´tait le but principal de la question.
J'ajouterai une re´flexion : vous avez dit a` juste titre qu'il
faut faire attention a` ceux qui organiseraient leur insol-
vabilite´. Je pense que certains l'organisent de toute
manie`re en ne se mariant pas. Il s'agit d'un proble`me
d'e´quite´, surtout par rapport au principe de la neutralite´
fiscale des choix de vie que nous partageons les uns et
les autres dans cette commission.
Lorsqu'on discutera de cette neutralite´ des choix de vie,
cet aspect du recouvrement des dettes fiscales pourra
aussi e^tre e´voque´. Je reconnais que cette question est
difficile et qu'on ne peut la traiter aujourd'hui au pied leve´.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 10.40 heures.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 10.40 uur.
HA 50
COM 150
7
21-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000