B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
F
INANCIE
¨ N
EN DE
B
EGROTING
COMMISSION DES
F
INANCES
ET DU
B
UDGET
VAN
DU
14-03-2000
14-03-2000
HA 50
COM 141
HA 50
COM 141
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 141
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 14 maart 2000
COMMISSIE
VOOR
DE
FINANCIE
¨ N
EN
DE
BEGROTING
-
COM 141
Mondelinge vraag van de heer Dirk Pieters aan de vice-
eerste minister en minister van Begroting, Maatschappe-
lijke Integratie en Sociale Economie over
het rapport en
het begrotingsbeleid van het Internationaal Monetair
Fonds
(nr. 1259)
5
sprekers : Dirk Pieters, Johan Vande Lanotte, vice-
eerste minister en minister van Begroting, Maatschap-
pelijke Integratie en Sociale Economie
Mondelinge vraag van de heer Jacques Chabot aan de
minister van Financie¨n over
onrustwekkende problemen
inzake de invordering van de belasting
(nr. 1211)
7
sprekers : Jacques Chabot, Didier Reynders, minister
van Financie¨n
Mondelinge vraag van de heer Servais Verherstraeten aan
de minister van Financie¨n over
de detachering van de
fiscale ambtenaren naar de parketten
(nr. 1220)
9
sprekers : Servais Verherstraeten, Didier Reynders,
minister van Financie¨n
Mondelinge vraag van de heer Danie¨l Vanpoucke aan de
minister van Financie¨n over
de achterstand in de door-
storting van de aanvullende gemeentelijke personen-
belasting
(nr. 1237)
10
sprekers : Danie¨l Vanpoucke, Didier Reynders, minis-
ter van Financie¨n
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Financie¨n over
de avenant aan het dubbel-
belastingverdrag Belgie¨-Frankrijk
(nr. 1250)
11
sprekers : Yves Leterme, Didier Reynders, minister
van Financie¨n
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Financie¨n over
de inhouding van bedrijfs-
voorheffing op de lonen uitbetaald aan Franse chauffeurs
voor internationaal vervoer tewerkgesteld door Belgische
transportbedrijven
(nr. 1251)
12
sprekers : Yves Leterme, Didier Reynders, minister
van Financie¨n
Mondelinge vraag van de heer Jean-Pierre Viseur aan de
minister van Financie¨n over
de fiscale behandeling van
de uittredingsvergoedingen van de parlementsleden
(nr. 1269)
14
sprekers : Jean-Pierre Viseur, Didier Reynders, mi-
nister van Financie¨n
Sommaire
Mardi 14 mars 2000
COMMISSION
DES
FINANCES
ET
DU
BUDGET
COM 141
Question orale de M. Dirk Pieters au vice-premier ministre
et ministre du Budget, de l'Inte´gration sociale et de
l'E
´ conomie sociale sur
le rapport du Fonds mone´taire
international et la politique budge´taire
(n° 1259)
5
orateurs : Dirk Pieters, Johan Vande Lanotte, vice-
premier ministre et ministre du Budget, de l'Inte´gration
sociale et de l'E
´ conomie sociale
Question orale de M. Jacques Chabot au ministre des
Finances sur
des proble`mes inquie´tants en matie`re de
recouvrement de l'impo^t
(n° 1211)
7
orateurs : Jacques Chabot, Didier Reynders, ministre
des Finances
Question orale de M. Servais Verherstraeten au ministre
des Finances sur
le de´tachement de fonctionnaires
fiscaux aupre`s des parquets
(n° 1220)
9
orateurs : Servais Verherstraeten, Didier Reynders,
ministre des Finances
Question orale de M. Danie¨l Vanpoucke au ministre des
Finances sur
les retards dans le versement aux commu-
nes des centimes additionnels a` l'impo^t des personnes
physiques
(n° 1237)
10
orateurs : Danie¨l Vanpoucke, Didier Reynders, mini-
stre des Finances
Question orale de M. Yves Leterme au ministre des
Finances sur
l'avenant a` la convention entre la Belgique
et la France tendant a` e´viter les doubles impositions
(n° 1250)
11
orateurs : Yves Leterme, Didier Reynders, ministre
des Finances
Question orale de M. Yves Leterme au ministre des
Finances sur
le pre´le`vement d'un pre´compte profession-
nel sur les salaires verse´s aux chauffeurs franc¸ais en-
gage´s pour le transport international par des firmes de
transport belges
(n° 1251)
12
orateurs : Yves Leterme, Didier Reynders, ministre
des Finances
Question orale de M. Jean-Pierre Viseur au ministre des
Finances sur
le re´gime fiscal applicable aux indemnite´s
de sortie des parlementaires
(n° 1269)
14
orateurs : Jean-Pierre Viseur, Didier Reynders, mini-
stre des Finances
HA 50
COM 141
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Financie¨n over
de stijgende olieprijzen en de
invloed van de fiscaliteit daarin
(nr. 1285)
15
sprekers : Yves Leterme, Didier Reynders, minister
van Financie¨n
Mondelinge vraag van de heer Hubert Brouns aan de
minister van Financie¨n over
het dubbelbelastingverdrag
met Nederland
(nr. 1288)
20
sprekers : Hubert Brouns, Didier Reynders, minister
van Financie¨n
Question orale de M. Yves Leterme au ministre des
Finances sur
l'augmentation des prix pe´troliers et de
l'influence de la fiscalite´ y affe´rente
(n° 1285)
15
orateurs : Yves Leterme, Didier Reynders, ministre
des Finances
Question orale de M. Hubert Brouns au ministre des
Finances sur
la re´vision de la convention entre la Belgi-
que et les Pays-Bas tendant a` e´viter la double imposition
(n° 1288)
20
orateurs : Hubert Brouns, Didier Reynders, ministre
des Finances
4
HA 50
COM 141
14-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DES FINANCES
ET DU BUDGET
COMMISSIE VOOR DE FINANCIE¨N
EN DE BEGROTING
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 14 MARS 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 14 MAART 2000
De vergadering wordt geopend om 10.10 uur door de
heer Jef Tavernier, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 10.10 heures par M. Jef
Tavernier
, pre´sident.
Mondelinge vraag van de heer Dirk Pieters aan de
vice-eerste minister en minister van Begroting, Maat-
schappelijke Integratie en Sociale Economie over
het rapport en het begrotingsbeleid van het Interna-
tionaal Monetair Fonds
(nr. 1259)
Question orale de M. Dirk Pieters au vice-premier
ministre et ministre du Budget, de l'Inte´gration so-
ciale et de l'E
´ conomie sociale sur
le rapport du
Fonds mone´taire international et la politique budge´-
taire
(n° 1259)</b>
De heer Dirk Pieters (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
vermits de destijds aangeduide voorzitter hier nog nau-
welijks het voorzitterschap komt waarnemen, ziet het
ernaar uit dat u steeds meer de echte voorzitter wordt
van deze commissie. U doet dat goed. Ook de eerste
ondervoorzitter is vaak afwezig, niettegenstaande het feit
dat men destijds zo op zijn aanduiding in deze functie
stond.
Mijnheer de minister, het is niet de bedoeling het
begrotingsdebat om de haverklap te voeren, maar de
publicatie van het IMF-rapport is een tussentijds moment
om even bij het begrotingsbeleid stil te blijven staan. Ik
kan dat bondig doen. Ik verwijs naar de begrotings-
bespreking die we hier hadden en waarbij wij de stelling
ontwikkelden dat het tekort daalt in het jaar 2000, maar
dat het structureel tekort tegelijk toeneemt.
Wij hebben toen een heel verhaal opgehangen, waarbij
we de vergelijking maakten met de periode tussen 1988
en 1992. In die periode konden wij ook gedurende enkele
jaren een dalend tekort vaststellen dat gepaard ging met
een structureel stijgend tekort. Ik heb uitgelegd wat het
verschil was. Het conjunctuurgezuiverde tekort neemt
toe in die periode.
We hebben de nefaste gevolgen daarvan gezien in de
periode die daarop volgde. Toen de laagconjunctuur de
hoogconjunctuur opgevolgde, was men verplicht - gecon-
fronteerd zijnde met dat sterk opgelopen structurele
tekort - om dan een budgettaire politiek te voeren die
eigenlijk anticyclisch was.
Het blijkt dat de Nationale Bank toch waarschuwde om
het structurele tekort niet uit het oog te verliezen. Ook het
IMF heeft in zijn aanbevelingen vastgesteld, en ik kan de
cijfers citeren, dat er een verdere daling is van het tekort,
maar een toename van het stijgende tekort. Zij komen tot
een structureel tekort van 0% in het jaar 1999 naar een
structureel tekort van 0,3% in 2000. Dat is een verslech-
tering van de situatie met 0,3 BNP-punten, dit terwijl
nochtans het tekort met 0,4% daalt. Op het eerste gezicht
ontstaat de indruk dat er niets aan de hand is, maar ook
deze cijfers tonen aan dat het de verkeerde kant zou
kunnen uitgaan en dat een zekere lakse houding tegen-
over de budgettaire ontwikkelingen op dit moment nie-
mand in paniek zal brengen omdat het tekort verder
daalt. U zult het 0-tekort ook wel heel binnenkort kunnen
halen, maar dat vertekent een situatie die onderliggend
slechter en gevaarlijk is, in een context waar Belgie¨ nog
minder risico's zou mogen nemen dan andere landen
omdat onze schuldratio zo hoog is. Wij zitten toch nog
aan een schuldratio van 115%. In de Financieel Econo-
mische Tijd van 8 maart lazen wij een artikel dat ging over
het begrotingsoverschot in Finland.
De minister van Financie¨n van Finland beweert dat er
een grote financie¨le buffer nodig is om over een aantal
jaren de snel intredende vergrijzing van de Finse bevol-
king te kunnen financieren. Hij zegt dat terwijl de schuld
van Finland 30% van het BNP bedraagt, tegen 115% bij
ons. Ook daar wordt gepleit voor begrotingsoverschotten
om de toenemende vergrijzing te kunnen opvangen.
Finland heeft een schuldratio van 30%; bij ons is die nog
altijd 115%. Bijgevolg is het absoluut noodzakelijk te
beletten dat het structureel tekort verder zou oplopen.
Integendeel, het zou moeten omgebogen worden naar
HA 50
COM 141
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Dirk Pieters
een structureel overschot, wat impliceert dat zodra de 0%
in de begroting gerealiseerd is, het ook nodig zou zijn om
gedurende enkele jaren een budgettair overschot op te
bouwen. Ik geloof dat het rapport van het IMF deze
stelling bevestigt.
Naar aanleiding daarvan, mijnheer de minister, willen wij
uw reactie op het rapport kennen. In welke mate onder-
schrijft u de concrete aanbevelingen van het IMF, meer
bepaald wat zij het explicit expenditure framework noe-
men, de strategie waarbij men de uitgaven beheerst als
de´ essentie¨le sleutel om tot een verdere daling van de
schuldgraad te komen en dus ook van het begrotings-
resultaat en van de fiscale druk.
Wat is uw stelling in verband met het beperkt structureel
overschot, waar u weliswaar voor pleit in uw stabiliteits-
pact, maar waarop u eigenlijk tot hier toe, voor zover mijn
informatie reikt, geen getallen heeft geplakt. Wat is met
andere woorden het primair surplus dat u zult nastreven
in de periode 2002-2004 ?
- Voorzitter : de heer Olivier Maingain
Minister Johan Vande Lanotte : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer Pieters, ik moet u een klein beetje teleurstellen.
U hebt het voortdurend over het IMF-rapport. Ik bewon-
der uw waakzaamheid, maar jammer genoeg voor u is er
geen IMF-rapport dat goedgekeurd is zoals u het begrijpt.
De stafleden van het IMF hadden een voorstel. Dat is wat
u citeert. Ondertussen heeft de executive board - tot
nader order het beslissingsorgaan van het IMF - van 25
februari net het omgekeerde gezegd. Ik lees een verkla-
ring voor die uw opmerkingen helemaal van tafel veegt.
Ik ben daar, samen met mijn collega van Financie¨n, zeer
trots op. De executive board van het IMF zegt :
The
directors did not share the staff's characterisation of the
2000 budget as a lost opportunity and noted ...
Dit wil
zeggen : wij gaan niet akkoord met onze stafleden dat
het een gemiste kans is. Ik lees verder :
... and noted
that a prudent pace of expenditure growth in that budget
permitted both deficit reduction and tax cuts, while insu-
ring that the goal of a balanced budget could be reached
sooner than 2002
. Ze hebben dus gewoon het voorstel
van hun staf aan de kant geveegd en gezegd dat ze het
er niet mee eens waren. Dat is heel positief. Dat is op dit
moment wellicht uniek in het IMF.
De norm betreffende de uitgavenstijging hebben we niet
aangehouden. We hebben erover gediscussieerd omdat
we een dubbele norm hanteren, namelijk het deficit,
enerzijds, en het primair saldo, anderzijds, die met elkaar
verbonden zijn.
In this context, zegt de executive
board,
a number of directors saw merit in developing an
explicit multi-year expenditure framework that could
strengthen the authorities' commitment to expenditure
restrain.
Men spreekt van a number of directors, dus
geen unanimiteit. Wij hebben dus een methode om een
dubbel gegeven aan te houden, namelijk het tekort als
dusdanig - binnenkort een overschot -, en een primair
saldo.
Wat het structureel overschot betreft, kan men natuurlijk
heel veel hypothesen aanbrengen. Ik denk dat het te
vroeg is om te spreken van overschot of tekort. Ik
herinner mij dat u mij in de begrotingsdiscussie gezegd
hebt dat die begroting aanvaardbaar zou zijn als er nu
0,2% minder tekort was.
Dat zei u toen. Ik ben niet zeker dat we dat bij de
begrotingscontrole bereiken, zonder de groeiprognose
aan te passen en op voorwaarde dat we de primaire
uitgaven voldoende onder controle houden. Dat zal nu
iets moeilijker zijn dan in september. Dat is logisch. Het
zou kunnen dat we die vermindering van het begrotings-
tekort halen. We zijn zo ver nog niet, maar het zou
kunnen. Er kunnen namelijk zowel meevallers als tegen-
vallers zijn.
Dat structurele overschot kan op dit moment niet beoor-
deeld worden omdat we werken met een budget waar
een voorzichtige groeihypothese aangehouden wordt.
Men zal dat pas op het einde kunnen vaststellen.
Ik ben bekommerd om het structureel overschot. Ik vind
dat belangrijk. Dat is ook de reden waarom we in het
stabiliteitspact benadrukt hebben dat we in 2003 zo'n
overschot moeten hebben. Vandaar dat we rekening
hebben gehouden met een overschot van 0,2% voor
2003.
Waarom we het overschot niet verder willen verhogen ?
We hebben in het nieuwe stabiliteitsprogramma vier jaar
van 2000 tot en met 2003 en we zullen het overschot
daarna elk jaar moeten verhogen. Er zijn een aantal
ideee¨n, maar ik zal eerst met de regering moeten over-
leggen hoever we daarin kunnen gaan. Ik zal voorstellen
doen, maar we zullen het collegiaal bespreken. Ik ben nu
eenmaal zo geboren en goed opgevoed, in tegenstelling
met wat de heer Goutry zegt. We zullen dat met de
regering bespreken. Het feit dat we gesproken hebben
over de opbouw van een structureel overschot wijst op
dezelfde bepaling.
Ik zou hieraan iets willen toevoegen dat weinig is opge-
vallen in de begroting. Wanneer we zeggen dat we naar
een tekort van 0,5% en 0% gaan is dat in de hypothese
dat de entiteit twee in 2002 op 0 staat. Dat is een
structureel gegeven. Het is wel berekend ten opzichte
van dit getal en dat van de voorbije jaren, toen er een vrij
groot overschot was. Als we op 0 komen, ondanks het feit
dat men entiteit twee op 0 houdt, betekent dat op federaal
niveau toch een primair saldo hoger dan 6%. Ik wil me
6
HA 50
COM 141
14-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Johan Vande Lanotte
daar niet op vastpinnen. We zullen in ieder geval meer
dan 6% moeten halen, anders kunnen we onmogelijk tot
0 komen. Er is namelijk entiteit twee die 0 bedraagt. Dat
zal op termijn een inspanning vereisen.
We hebben weliswaar ook een kleine marge. Entiteit
twee is dit jaar op 0,15 gezet. Enerzijds heeft men dit jaar
een negatief effect vermits de gemeenten meer zullen
uitgeven en geen groot overschot meer zullen hebben.
Gemeenschappen en gewesten zullen anderzijds hun
overschot nog niet volledig wegwerken. Volgend jaar
verwacht men een vermindering, maar zullen de ge-
meenten meer overhouden. Dan zijn nog gissingen.
Normaal gezien hebben de gemeenten in 2001 een klein
overschot. Dan zal dalen de volgende jaren.
Uw bezorgdheid voor het structureel overschot is belang-
rijk. Ik denk dat het te vroeg is om te zeggen waar men
precies staat, omdat men - bewust - voor het eerst geen
rekening houdt met een groeiprognose. Daardoor gaat
het om een fictieve prognose. Als de recessie zich in
Japan doorzet, wie zal dan zeggen of we dit jaar een
groei van 2,5 of 3,2% zullen hebben ? Dat is gokken.
De heer Dirk Pieters (CVP) : Zoals u aangeeft, mijnheer
de minister, is het rapport zoals het in de pers is
verschenen, positief. Ik heb ook niet gezegd dat alles
negatief was. Ik heb alleen verwezen naar tabellen
waaruit bleek dat het structureel tekort was toegenomen
van 0% naar -0,3%. Die cijfers zijn er nog steeds.
Minister Johan Vande Lanotte : We zijn daar niet zeker
van.
De heer Dirk Pieters (CVP) : We hebben in de pers over
het rapport van het IMF kunnen lezen. Het is goed om het
onderliggende initie¨le rapport onder de aandacht te bren-
gen. Dat gaf namelijk een minder gunstig beeld. In het
uiteindelijke rapport staan getallen die duidelijk verwijzen
naar dat structureel tekort. De waarschuwing die we geuit
hebben in het begrotingsdebat wordt hier toch bevestigd.
Dat is het eerste punt.
Wat u als tweede punt zegt is juist, mijnheer de minister.
Het structureel tekort kan ex ante bepaald worden aan de
hand van het plan dat ingediend wordt. Dat zal uiteraard
verschillen van de resultaten ex post. Dat is zeker.
Ondertussen doen zich een aantal feiten voor, onder
meer inzake de conjunctuur.
Een resultaatsverbetering onder invloed van de conjunc-
tuur heeft niet per definitie een invloed op het structureel
tekort. Dat is de evolutie van het structurele gegeven.
Als minister van Begroting wordt van u verwacht dat u
een relatief strikt beleid aanhoudt. Ik hoop dat de rege-
ring u hiervoor de nodige steun geeft, want ik heb toch
bedenkingen bij de vele beloften die door de diverse
ministers worden gelanceerd. Wij vinden dat de marge
die ter beschikking komt, primair moet worden aange-
wend voor de afbouw van de fiscale discriminaties. In ons
wetsvoorstel is er geen sprake van het verkleinen van de
budgettaire marge.
Dat is inderdaad, mijnheer Tavernier, een groot verschil
met de belastingsplannen van de minister van Financie¨n.
We zullen dat samen kritisch blijven volgen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de M. Jacques Chabot au ministre des
Finances sur
des proble`mes inquie´tants en matie`re
de recouvrement de l'impo
^ t
(n° 1211)</b>
Mondelinge vraag van de heer Jacques Chabot aan
de minister van Financie¨n over
onrustwekkende
problemen inzake de invordering van de belasting
(nr. 1211)
M. Jacques Chabot (PS) : Monsieur le pre´sident, mon-
sieur le ministre, il me revient que le recouvrement de
l'impo^t pose des proble`mes inquie´tants pour le Tre´sor.
Ceci m'ame`ne a` vous poser quelques questions.
Certaines organisations font e´tat de ce que fin 1998, il y
avait un arrie´re´ de TVA et d'impo^ts directs de plus de 556
milliards de francs. Cette affirmation est-elle exacte ?
Dans ces chiffres, a` combien s'e´le`ve le montant des
cre´ances irre´couvrables pour des raisons d'insolvabilite´
constate´e, par exemple en cas de faillite ?
Par ailleurs, quel est le de´ficit du personnel de fac¸on
globale pour l'ensemble des secteurs du recouvrement ?
Combien de personnes be´ne´ficient du syste`me des
prestations re´duites ? Le re´sultat est-il supe´rieur ou non
a` la moyenne de ce qui existe dans les autres secteurs
de votre de´partement ?
Des mesures sont-elles prises pour reme´dier a` ces
carences ?
Enfin, l'administration du recouvrement est encore
aujourd'hui sous tutelle. Quand sera-t-elle autonome ?
Dans quel de´lai disposera-t-elle d'un centre de formation
professionnelle spe´cifique et autonome ?
M. Didier Reynders, ministre : Monsieur le pre´sident, je
vais tenter d'e^tre pre´cis quant aux chiffres que M. Chabot
me demande. Vous voudrez donc bien excuser le carac-
te`re de´taille´ de la re´ponse, que je vais formuler dans
l'ordre des questions pose´es.
HA 50
COM 141
7
14-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
Tout d'abord, les droits a` recouvrer au 31 de´cembre 1998
s'e´levaient a` 783 milliards de francs, soit 508 milliards en
matie`re de contributions directes et 275 milliards en
matie`re de TVA.
En ce qui concerne les contributions directes, 352 mil-
liards de francs ont trait a` des impositions qui, a` cette
me^me date du 31 de´cembre 1998, e´taient e´chues depuis
plus d'un an, mais le montant total de 508 milliards de
francs contient e´galement les impositions qui n'e´taient
pas encore venues a` e´che´ance, le de´lai de paiement
le´gal n'e´tant pas expire´. En ce qui concerne la TVA, 65
milliards de francs ont trait a` des impositions qui e´taient
e´chues depuis plus d'un an.
Depuis quelques anne´es, les montants que je viens de
citer sont en perpe´tuelle augmentation.
En ce qui concerne les contributions directes, 272 mil-
liards de francs d'impositions e´chues depuis plus d'un an
sont provisoirement non recouvrables. Ces montants font
l'objet de litiges fiscaux, de faillites, de liquidations ou de
successions. Les montants irre´couvrables pour cause
d'insolvabilite´ ou de redevable radie´ du registre national
s'e´le`vent a` 39 milliards de francs.
En ce qui concerne la TVA, 81 milliards de francs, sur les
275 que j'ai e´voque´s au total, sont conteste´s, dont entre
autres 4,6 milliards imputables a` des faillites.
J'en viens maintenant a` la question du personnel. Le
de´ficit du personnel de l'administration du recouvrement,
a` la date du 31 de´cembre 1999 cette fois, s'e´le`ve a` 362
unite´s compte tenu du cadre de 3 447 emplois mis
actuellement a` la disposition de cette administration.
Je reviendrai sur les mesures que nous prenons pour
comple´ter le cadre et embaucher des agents.
Quant a` votre question sur les prestations re´duites, je
puis vous dire que le nombre d'agents be´ne´ficiant de ce
syste`me s'e´le`ve a` 1 144, ce qui repre´sente en fait une
perte de 567 unite´s physiques dans le de´partement.
Actuellement, la perte n'est compense´e qu'a` concur-
rence de 295 personnes : 183 contractuels a` dure´e
inde´termine´e et 112 agents contractuels subventionne´s.
Je ne dispose pas de comparaison avec la situation des
autres administrations du de´partement. Ce travail pour-
rait e^tre re´alise´ en re´ponse a` une question e´crite, car il
exigera davantage de temps pour la re´colte de l'ensem-
ble des informations.
Quant aux mesures prises pour trouver une solution,
nous mettons tout en oeuvre pour re´sorber le manque de
personnel dans cette administration a` travers le comble-
ment des cadres et le lancement d'une proce´dure de
recrutement d'agents contractuels; je l'ai de´ja` e´voque´ a`
plusieurs reprises. En outre, une demande d'extension
de cadres est en pre´paration que j'ai confirme´e aupre`s
de mon administration. Je souhaite que l'on puisse
justifier cette augmentation des cadres.
Cette demande de recrutement de contractuels est ac-
tuellement soumise a` la proce´dure budge´taire. Je dois
vous dire avoir rec¸u, en date du 22 fe´vrier, un avis mitige´
de l'inspection des finances sur la demande de recrute-
ment d'agents contractuels pour le de´partement du re-
couvrement. La critique porte non sur la technique de
recrutement, mais sur la non ne´cessite´ d'autant de
personnels dans cette administration. Il s'agit donc bien
d'un de´bat de fond que j'ai souhaite´ soumettre au minis-
tre du Budget. Pour l'instant, le dossier en est la`. Si
ne´cessaire, il en sera question au conseil des ministres
afin d'avancer dans ce dossier de recrutement.
A ce propos, je dois ajouter que le conseil des ministres
avait de´ja` marque´ un accord de principe. Dans un
premier temps, nous avions souhaite´ recruter des agents
contractuels pour faire face a` des besoins exceptionnels.
Le conseil a choisi de ne pas inscrire cette demande
dans la logique des besoins exceptionnels parce que le
recouvrement est un besoin permanent; c'est aussi mon
avis. Mais cela sous-entend que nous avons du^ intro-
duire un nouveau dossier sur une autre proce´dure qui,
pour l'instant, fait l'objet d'un avis sinon ne´gatif au moins
mitige´ de la part de l'inspection des finances. Il est a`
pre´sent soumis a` mon colle`gue du Budget. J'espe`re que
nous pourrons proce´der assez rapidement au lancement
des ope´rations de recrutement pour le recouvrement.
Contrairement a` ce que vous utilisez comme formule, il
ne convient pas de dire que l'administration du recouvre-
ment est
sous tutelle. D'abord, je vous rappellerai
qu'elle fait partie d'un de´partement ministe´riel; comme
toutes les autres administrations, elle de´pend donc du
ministre. Cette pre´cision vaut e´galement pour toutes les
autres administrations, me^me si des re`gles d'organisa-
tion se mettent en place.
Cette nouvelle administration est constitue´e, pour l'ins-
tant, uniquement par l'apport de services propres au
recouvrement des administrations des contributions di-
rectes et de la TVA. Elle ne comprend pas encore de
centre de formation spe´cifique et autonome. La volonte´
de cre´ation de ce centre existe bien; elle figure en bonne
place dans la structure propose´e par le comite´ de gestion
de cette administration. J'ignore encore dans quel de´lai il
sera mis en place. Pour l'instant, je travaille surtout a` la
composition comple`te de l'administration du recouvre-
ment.
Sans aller jusqu'au terme de
tutelle, vous avez raison
de penser qu'il faudra donner a` cette administration la
me^me autonomie dans sa capacite´ de gestion interne
qu'aux autres administrations; le me^me de´bat a lieu a`
8
HA 50
COM 141
14-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
propos de l'ISI. Dans le cadre de la restructuration des
administrations fiscales, cet e´le´ment devra intervenir, car
il n'y a pas de raison qu'une administration constitue´e
officiellement ne dispose pas, au fur et a` mesure de sa
mise en place, de la me^me autonomie que les autres.
C'est dans cette direction que je m'oriente.
Monsieur le pre´sident, mon intervention a e´te´ un peu
longue mais certaines questions e´voquaient des e´le´-
ments chiffre´s ne´cessaires a` la re´ponse.
Si M. Chabot le souhaite, je peux lui fournir imme´diate-
ment une copie de la re´ponse.
M. Jacques Chabot (PS) : Je vous remercie, monsieur
le ministre.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van de heer Servais Verherstrae-
ten aan de minister van Financie¨n over
de detache-
ring van de fiscale ambtenaren naar de parketten
(nr. 1220)
Question orale de M. Servais Verherstraeten au mi-
nistre des Finances sur
le de´tachement de fonction-
naires fiscaux aupre`s des parquets
(n° 1220)</b>
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het koninklijk
besluit van 17 juni 1994 voorzag in een detachering van
fiscale ambtenaren naar Justitie om de strijd tegen de
fiscale fraude aan te gaan. Als we nu dit koninklijk besluit
herbekijken alsook de memorie van toelichting en de
diverse parlementaire vragen die sedert de publicatie van
het koninklijk besluit verschenen zijn, is het duidelijk dat
de ambtenaren logischerwijze alleen zouden worden
ingeschakeld om hun fiscale specialisatie aan te wenden
ten behoeve van de parketten in de bestrijding van de
fiscale fraude. Men moet toegeven dat de aanvangsfase
relatief stroef gestart is. In hoorzittingen van de vorige
legislatuur bleek onder meer dat de samenwerking tus-
sen Justitie en Financie¨n hieromtrent mank liep. Menig
ambtenaar wilde terug. De ambtenaren zijn bijgevolg niet
meer toeschietelijk. Toch komt er geen verbetering in
deze situatie, niettegenstaande de uitbreiding in de vo-
rige legislatuur, van de bevoegdheden van de ambtena-
ren tot de bevoegdheden van officier van de gerechtelijke
politie. In de Gazet van Antwerpen verscheen einde 1999
een artikel over de dramatische situatie in het ressort
Antwerpen. Dit is een belangrijk gebied met betrekking
tot de economische criminaliteit, de witteboorden-
criminaliteit en de fiscale fraude in het bijzonder.
In het licht van het regeerakkoord - waarin duidelijk werd
opgenomen dat men de witteboordencriminaliteit wenste
te bestrijden - zou de situatie actief worden gevolgd
teneinde de goede intenties om te zetten in een verbe-
tering op het terrein. Ik denk dat dit tot op heden
onvoldoende gebeurt. Dit leidt niet alleen tot een malaise
en de demotivatie van de gedetacheerden, maar ook tot
een gebrek aan interesse bij de ambtenarij. Ik denk dat er
ook statutaire beperkingen zijn om gemotiveerde en
gekwalificeerde ambtenaren, waarover u ongetwijfeld
beschikt, in die strijd in te schakelen.
Mijnheer de minister, vanuit dit standpunt wil ik u enkele
concrete vragen stellen. Hoeveel ambtenaren zijn er op
dit moment op de verschillende parketten ter beschikking
gesteld ? Er zijn ongetwijfeld tekorten. Hoe groot zijn
deze tekorten en hebt u de intentie om deze in te vullen ?
Wat wenst u daarmee terzake te doen ? Ik hoor op het
terrein dat sommige fiscale ambtenaren, in strijd met de
bedoeling van de wetgever, met het uitvoeringsbesluit en
met antwoorden op parlementaire vragen aan uw voor-
gangers, niet louter met fiscaliteit bezig zijn. Zo is er
bijvoorbeeld een plaats waar men de fiscale ambtenaren
ecologisten noemt. Nu ben ik de laatste om te zeggen dat
de milieudelinqentie niet dient vervolgd te worden, maar
het is toch aangewezen dat deze ambtenaren fiscalisten
worden genoemd en niet ecologisten. Daarmee wil ik de
vakkundigheid van de gedetacheerden niet onderschat-
ten. Het heeft niets te maken met de politieke overtuiging
van deze mensen, maar met hun specialisatie. Gaat u
hieromtrent ook overleg plegen met de minister van
Justitie ? Zo ja, wanneer ? Wat gaat u doen met betrek-
king tot de bevoegdheden die zij sinds de wet van 17 juni
hebben gekregen en die de mogelijkheid moest bieden
om het functioneren van deze mensen te optimaliseren
en meer succes te boeken bij fiscale fraudebestrijding ?
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter, mijn-
heer Verherstraeten, ik ga akkoord met uw eerste rede-
nering. Sinds enkele jaren zijn er veel problemen tussen
Justitie en Financie¨n, meer bepaald in verband met
personeel dat van Financie¨n naar Justitie moet gaan
werken.
Ik kom tot uw vier vragen. Van de 16 betrekkingen waarin
werd voorzien zijn er tot nu toe 8 ingenomen. Om dit
tekort aan te vullen zijn er momenteel onderhandelingen
aan de gang tussen de betrokken departementen, Justi-
tie en Financie¨n. De bedoelde onderhandelingen hebben
onder meer tot doel de voorwaarden van de terbeschik-
kingstelling correct te omschrijven. Er is een probleem
met het statuut van deze mensen. Tot nu toe hebben de
mensen van mijn departement weinig interesse om naar
Justitie te gaan. We moeten dus een oplossing vinden.
Het is niet alleen een systeem van detachering, maar
misschien ook van premies. Er is echter bijna geen
interesse van de mensen van de douane of van andere
administraties om naar Justitie te gaan. We moeten een
oplossing zoeken samen met de minister van Justitie.
HA 50
COM 141
9
14-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
Bij uw derde vraag wil ik zeggen dat er overleg is tussen
de twee departementen over het koninklijk besluit van 17
juli 1994. Er is echter meer dan dat. We hebben nu
tussen Financie¨n en Justitie een nota in voorbereiding.
We hadden vanmorgen een kernkabinet in verband met
het veiligheidsplan. Samen met mijn collega van Justitie
heb ik een nota op de Ministerraad ingediend in verband
met de samenwerking tussen Justitie en Financie¨n.
Daarbij gaat het niet alleen over fiscale fraude, maar ook
over andere problemen tussen de twee departementen.
Het antwoord op uw vierde vraag is nee, de regering is
niet van plan om de samenwerking te laten doodbloeden.
Integendeel, het is immers niet alleen de bedoeling van
deze regering om de 16 gecree¨erde betrekkingen daad-
werkelijk in te vullen. Ze wil daarenboven 12 fiscale
ambtenaren ter beschikking stellen van de CDGEFID, de
centrale dienst voor de bestrijding van de georgani-
seerde economische en financie¨le delinquentie.
We willen dus niet alleen 16 mensen naar de parketten
sturen, maar ook 12 fiscale ambtenaren naar de CDGE-
FID. Ik wil ook een gezamenlijke nota met mijn collega
van Justitie naar de Ministerraad sturen. Dit zal waar-
schijnlijk in de maand april mogelijk zijn.
Dans la note d'orientation, j'avais pre´cise´ que ce dossier
serait probablement de´pose´ dans le courant du mois de
janvier, le plan de se´curite´ devant e^tre adopte´ pour la fin
de l'anne´e dernie`re. Nous de´battons pour l'instant du
plan de se´curite´. J'ai demande´ et obtenu du gouverne-
ment de ne pas attendre la fin de ce de´bat pour introduire
ce document. Comme annonce´, nous le soumettrons
aussi, bien entendu, a` la commission des Finances.
Vo´o´r het einde van de bespreking van het Veiligheidsplan
zal een nota Justitie-Financie¨n aan de Ministerraad wor-
den voorgelegd.
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mijnheer de
minister, u hebt een aantal nieuwe elementen aange-
kaart. Wat de fiscale fraude en de bestrijding ervan
betreft, valt het ontwerp van Veiligheidsplan van de
minister van Justitie zeer povertjes uit. Dit steekt schril af
tegen de goede voornemens terzake van het regeerak-
koord. We zullen de door de Ministerraad goedgekeurde
teksten onder de loep nemen.
Mijnheer de minister, u haalt terecht de problematiek van
het statuut aan. Een fiscaal ambtenaar moet voordelen
zien in een detachering naar een parket waar hij in vele
gevallen in het ijle moet werken en een aantal carrie`re-
kansen aan zich ziet voorbijgaan.
De minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van
de Openbare Besturen werkt aan een hervorming van de
openbare diensten en wenst competente ambtenaren
betere carrie`remogelijkheden en secundaire verlonings-
componenten te bieden. Ik steun dit initiatief. Als u een
statuut uitwerkt, is de kans niet ongering dat minister Van
den Bossche uw plan doorkruist. Ik dring erop aan dat dit
punt uitgeklaard is op het ogenblik dat u samen met de
minister van Justitie de gezamenlijke nota aan de Minis-
terraad zult voorleggen. Op die manier kan men proactief
optreden. Ik neem akte van uw antwoord inzake de 12
fiscale ambtenaren.
Mijnheer de minister, wanneer zullen de tekorten inzake
detachering van fiscale ambtenaren naar de parketten
effectief zijn weggewerkt ?
Minister Didier Reynders : Onze gezamenlijke nota zal
in april aan de Ministerraad worden voorgelegd. Ik hoop
dat ze tegen mei zal zijn goedgekeurd. Ik beklemtoon dat
deze problematiek voor mij een prioriteit is. Specifieke
maatregelen inzake het tekort kunnen slechts worden
genomen na de goedkeuring van de gezamenlijke nota
Justitie-Financie¨n door de Ministerraad. De ministers van
Begroting en Ambtenarenzaken moeten hun standpunt
inzake het statuut meedelen. Het probleem beperkt zich
niet tot de carrie`re; het heeft eveneens vandoen met de
bezoldiging.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Danie¨l Vanpoucke aan
de minister van Financie¨n over
de achterstand in de
doorstorting
van
de
aanvullende
gemeentelijke
personenbelasting
(nr. 1237)
Question orale de M. Danie¨l Vanpoucke au ministre
des Finances sur
les retards dans le versement aux
communes des centimes additionnels a` l'impo
^ t des
personnes physiques
(n° 1237)</b>
De heer Danie¨l Vanpoucke (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, mijnheer de minister, op 19 oktober 1999 stelde de
heer Dirk Pieters reeds een vraag over de achterstand in
de doorstorting van de aanvullende gemeentelijke
personenbelasting. Op deze specifieke vraag werd reeds
voldoende ingegaan onder meer via de lijst van recente
gegevens van de achterstanden per gemeente. Mijn
verontschuldigingen voor de schriftelijke vraag daarover.
Enerzijds, worden de individuele gemeenten in staat
gesteld de evolutie nauwkeurig te volgen, wat een grote
verbetering is. De maandelijkse opvolging door middel
van het document nr. 173-X werd op een goede manier
gerealiseerd. Dat document vermeldt alle cijfers met
betrekking tot de inhaalbeweging.
Anderzijds, is het nog steeds niet mogelijk om als indivi-
dueel parlementslid een zicht op de evolutie van de
inhaalbeweging te krijgen. Mijnheer de minister, ik wens
u dan ook de volgende vragen te stellen.
10
HA 50
COM 141
14-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Danie¨l Vanpoucke
Ten eerste, hoe snel of hoe traag wordt de achterstand
ingelopen ?
Ten tweede, wordt die achterstand sneller ingelopen bij
die gewestelijke directies waarin de gemeenten een
grotere procentuele achterstand hebben ? Ik denk aan
Antwerpen en Brussel.
Ten derde, hoever staat het met het overleg dat een
snelle wegwerking van die achterstand en een vergoe-
ding van de geleden schade beoogt ?
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter, mijn-
heer Vanpoucke, in mei 1999 is de administratie gestart
met een nieuw systeem om de bestaande achterstand in
te halen. Dit nieuwe systeem leidde tot volgende cijfers :
16,4 miljard op 30 april 1999, 14 miljard op 31 januari
2000. Dat is een vermindering van bijna 14,5% in een
tijdsspanne van 9 maanden. Een eenvoudige extrapola-
tie leert ons dat aan dit tempo de achterstand pas binnen
3 tot 4 jaar volledig kan zijn ingelopen.
De evolutie van de achterstand wordt niet per geweste-
lijke directie gevolgd. De inhaalbeweging gebeurt overi-
gens niet overeenkomstig de relatieve belangrijkheid van
de achterstand voor iedere gemeente, maar op basis van
werkelijk verwezenlijkte ontvangsten.
Op uw vierde vraag kan ik het volgende antwoorden. De
Ministerraad
zal
in
het
kader
van
de
komende
begrotingscontrole onderzoeken of er andere mogelijk-
heden zijn om deze achterstand binnen een redelijke
termijn in te lopen. Met het oog op een definitieve
oplossing van het probleem zal de kwestie van de
vergoeding van de geleden schade daarbij ongetwijfeld
in overweging worden genomen. De heer Pieters had
een vraag gesteld over het tekort. Het is echter veeleer
een
thesaurieprobleem
dan
een
probleem
inzake
begrotingstekort. Het is misschien mogelijk de achter-
stand binnen de twee jaar te regulariseren. Dit zal
worden bekeken naar aanleiding van de begrotings-
controle. Er is nog een andere oplossing in verband met
de 3% voor administratieve voorheffing. Een eerste de-
bat daarover vond plaats in de commissie voor de
Financie¨n van de Senaat. De commissie heeft met
betrekking tot deze problematiek een ongunstig advies
uitgebracht. Ook bestaat terzake onenigheid met som-
mige gemeenten. Met die betrokken gemeenten moet
worden onderhandeld.
We moeten misschien een signaal krijgen van de ge-
meenten, een signaal met misschien een oplossing voor
de geschillen. Ik denk dat het mogelijk is om in twee jaar
de achterstand te regulariseren.
De heer Danie¨l Vanpoucke (CVP) : Mijnheer de minis-
ter, wij zullen dit verder opvolgen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Financie¨n over
de avenant aan het
dubbelbelastingverdrag Belgie¨-Frankrijk
(nr. 1250)
Question orale de M. Yves Leterme au ministre des
Finances sur
l'avenant a` la convention entre la
Belgique et la France tendant a` e´viter les doubles
impositions
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, mijn vraag betreft inder-
daad het dubbelbelastingverdrag met Frankrijk. Tenge-
volge van het arrest-Verast tijdens de vorige legislatuur,
waar de optiemogelijkheid tot en met Cassatie werd
erkend, is er op een bepaald moment een bijkomende
bepaling toegevoegd aan het belastingverdrag van 1964.
Deze avenant werd correct aan de ratificatie onderwor-
pen, volgens de geldende procedure. Ze werd ook inge-
diend, maar wegens de aard van sommige bepalingen
waren er twee ontwerpen. Er was een ontwerp volgens
artikel 77 en e´e´n volgens artikel 78 van de Grondwet.
Het wetsontwerp in verband met de jurisdictionele en
andere materies, artikel 77, werd in de Senaat goedge-
keurd op 22 april 1999 en in de Kamer op 29 april. Voor
het eind van de legislatuur dus. Het andere ontwerp
moest in principe nog door de Kamer worden goedge-
keurd, maar het werd pas ingediend op 20 april 1999. Het
werd niet meer besproken en werd automatisch verwor-
pen. Sindsdien hebben we van deze bijkomende bepa-
ling en zovele andere zaken niets meer gehoord, door de
coalitiewissel en dergelijke.
Mijn vraag is wat de precieze stand van zaken is voor de
parlementaire ratificatie ervan. Voor bedrijven en mensen
in de grensstreek, gaande van Adinkerke tot beneden
Aarlen, is dat van belang.
Wat is er gebeurd, of wat moet er nog gebeuren om die
procedure te versnellen, en de inwerkingtreding van de
avenant te garanderen ? Wat is de reden van de grote
vertraging, die nu al tien, elf maanden duurt, meer dan de
normale periode van een zwangerschap. Wat is de reden
van die immense vertraging ? De enige variabele die ik
zie is de coalitiewissel.
Heel belangrijk voor de betrokkenen is ook : hoe is de
retroactieve werking van de avenant geregeld ? Dat is
uiteraard van belang voor de betrokkenen en het zou
trouwens eventueel nog een invloed kunnen hebben op
de rechtsmiddelen waarop zij zich kunnen baseren om
hun belangen te verdedigen.
HA 50
COM 141
11
14-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter, mijn-
heer Leterme, eerst en vooral geef ik de stand van zaken.
Er is geen vertraging in Belgie¨. Op 8 februari 1999 werd
de avenant bij de Belgisch-Franse overeenkomst van 10
maart 1964 tot het vermijden van dubbele belasting
ondertekend.
De avenant werd door het Belgisch Parlement goedge-
keurd op het einde van de vorige legislatuur. De Franse
autoriteiten werden in kennis gesteld van de voltooiing
van de procedure die door de Belgische wetgeving
vereist is voor de inwerkingtreding van de avenant. De
Franse autoriteiten hebben de goede ontvangst van de
kennisgeving bevestigd op 12 oktober 1999.
Aan Franse zijde werd de avenant goedgekeurd door het
Franse Parlement op 29 februari 2000. Het einde van de
procedure in Belgie¨ was dus op 12 oktober 1999, maar
de goedkeuring in Frankrijk gebeurde pas op 29 februari
2000. De avenant zal in werking treden op de datum
waarop de officie¨le kennisgeving door Frankrijk van de
voltooiing van de Franse procedure wordt ontvangen. We
moeten alleen wachten op die officie¨le kennisgeving.
De avenant past onder andere de bepalingen aan die
betrekking hebben op de non-discriminatie. De inwoners
van Frankrijk die in Belgie¨ belastbaar zijn op hun
beroepsinkomsten
genieten
bij
de
belastingheffing
aftrekkingen, tegemoetkomingen en verminderingen uit
hoofde van hun persoonlijke toestand en hun gezinsla-
sten. Deze bepalingen zijn met terugwerkende kracht
van toepassing op de inkomsten verkregen vanaf 1
januari 1996.
Het wetsontwerp houdende goedkeuring ging gepaard
met een wetsontwerp houdende afwijkende bepalingen
van het WIB 1992. Dit ontwerp voorzag onder andere in
een bijkomende ontheffingstermijn, teneinde de retroac-
tieve toepassing van de bepalingen van de avenant
mogelijk te maken. Dit wetsontwerp kon niet worden
goedgekeurd door de Kamer van volksvertegenwoordi-
gers voor het einde van de vorige legislatuur. Een
wetsontwerp dat hetzelfde doel beoogt, zal heel binnen-
kort worden ingediend bij de Kamer van volksvertegen-
woordigers.
De betrokken belastingplichtigen zullen voortaan in elk
geval beschikken over een termijn van e´e´n jaar vanaf de
publicatie in het Belgisch Staatsblad van de avenant of
van de wet die afwijkt van het WIB 1992 om te vragen dat
de vroeger ingekohierde aanslagen zouden worden her-
zien teneinde rekening te houden met hun persoonlijke
toestand en hun gezinslasten en ten belope van dat
bedrag zouden worden ontheven. Er zal rekening worden
gehouden met de datum van de laatste publicatie.
De avenant bepaalt eveneens dat de grensarbeiders in
hun woonststaat belastbaar zijn zonder keuzemogelijk-
heid. Deze bepalingen zijn van toepassing op de belo-
ningen verkregen vanaf 1 januari 1999. De belastingen
die betrekking hebben op deze beloningen zullen worden
ingekohierd binnen de termijn van het interne recht. Het
wetsontwerp houdende afwijkende bepalingen van het
WIB 1992 voorziet niet in een bijzondere inkohieringster-
mijn. Als u wil kan ik u een kopie bezorgen, mijnheer
Leterme.
De heer Yves Leterme (CVP) : Er ontgaat mij e´e´n
element, maar dit is misschien omdat ik de zaak niet
goed begrijp. Ik begrijp niet waarom het ontwerp volgens
artikel 78 van de Grondwet zo lang op zich laat wachten
vooraleer het opnieuw wordt ingediend.
Minister Didier Reynders : Ik begrijp dit ook niet. Ik denk
niet dat hiervoor een specifieke reden is.
De heer Yves Leterme (CVP) : De laattijdigheid van het
ontwerp
artikel 78, in het geval Frankrijk zou notificeren
in de komende dagen, zou tot gevolg hebben dat de
inwerkingtreding toch vertraagt wordt.
Minister Didier Reynders : Ik zal vragen aan mijn admi-
nistratie om zo vlug mogelijk een ontwerp in te dienen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Financie¨n over
de inhouding van
bedrijfsvoorheffing op de lonen uitbetaald aan
Franse chauffeurs voor internationaal vervoer te-
werkgesteld
door
Belgische
transportbedrijven
(nr. 1251)
Question orale de M. Yves Leterme au ministre des
Finances sur
le pre´le`vement d'un pre´compte profes-
sionnel sur les salaires verse´s aux chauffeurs fran-
c¸ais engage´s pour le transport international par des
firmes de transport belges
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, mijn vraag heeft betrekking op de
groeiende spanning op de zuid-West-Vlaamse arbeids-
markt. West-Vlaamse transportbedrijven komen niet al-
leen in de problemen door de dieselprijzen, zij ondervin-
den ook problemen bij het aantrekken van nieuwe
werknemers. Eigenlijk bestaat voor heel wat van die
bedrijven, en trouwens ook voor een aantal Henegouwse
bedrijven, de enige oplossing erin een beroep te doen op
de nog aanwezige arbeidsreserve in Noord-Frankrijk.
Een aantal elementen van fiscale aard belemmeren dat
echter in de praktijk, niet juridisch. Ten gronde biedt de
non-discriminatiebepaling die in de avenant van 9 fe-
bruari 1999 is opgenomen een oplossing voor de belas-
tingheffing, met inachtneming van onder andere de per-
12
HA 50
COM 141
14-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Yves Leterme
soonlijke aftrekken en tegemoetkomingen, op lonen
uitbetaald aan Franse internationale chauffeurs door
Belgische transportbedrijven voor prestaties geleverd in
een van de twee verdragsluitende landen, in casu Belgie¨
of Frankrijk.
Dat is positief en het probleem heeft dan ook veeleer te
maken met het interne Belgische fiscale recht en vooral
met de uitvoeringsmodaliteiten ervan. De bijlage bij het
WIB van 1992 bepaalt dat schaal drie die bij de bron-
heffing geen rekening houdt met zaken zoals onder
andere de belastingvrije som en de huwelijkscoe¨fficient
van toepassing is als de verkrijger van de belastbare
inkomsten een niet-inwoner is die niet gedurende het
volledige belastbare tijdperk een tehuis heeft behouden
in ons land. Dat is dus het geval waarin de eventueel
nieuw aan te werven Franse internationale chauffeurs
verkeren. Hierbij wordt trouwens conform de non-
discriminatieregeling in de avenant geen rekening ge-
houden met het feit of de chauffeur al dan niet een
beroep kan doen op de klassieke 75%-regel. Voor de
chauffeur wiens in Belgie¨ te belasten inkomsten minimaal
75% bedragen van zijn wereldwijde inkomsten, ook door
activiteiten in andere dan de twee verdragsluitende lan-
den, betekent dit een zeer zware inhouding op zijn
maandelijks loon. Uiteraard komt er een verrekening.
Aan het einde van de rit wordt de inhouding terugbetaald
omdat men dan rekening houdt met de aftrekken, de
belastingvrije som en de huwelijksquotie¨nt. De zuid-
West-Vlaamse werkgever die de chauffeur aantrekt en
hem vertelt hoeveel hij zal verdienen - wat toch een
belangrijk element is om daar als Franse chauffeur te
gaan werken - wordt geconfronteerd met de ontgooche-
ling van zijn personeel op het ogenblik dat het voor de
eerste keer zijn maandloon krijgt. Het uiteindelijke loon
dat maandelijks wordt uitbetaald ligt immers zeer laag.
Dit deel van de arbeidsmarkt dat men wil aanboren
reageert niet altijd rationeel, dit zonder denigrerend te
willen klinken. Deze mensen kennen het Belgische fis-
cale systeem onvoldoende en dit leidt tot abrupte ontsla-
gen. Deze mensen gaan terug naar Frankrijk werken en
hierbij speelt natuurlijk ook de mondelinge reclame een
rol. Het resultaat is dat Belgische bedrijven er niet meer
in slagen om Franse internationale chauffeurs aan te
trekken. Dit is de oorzaak van de noodkreet van de sector
tegenover de minister van Financie¨n. Het betreft hier een
praktische uitvoeringsmodaliteit en ik geef toe dat het
zeer complex is om dit te verhelpen. De sector vraagt
echter of het toch niet mogelijk is om in het geval dat ik
geschetst heb en dat in de laatste jaren steeds meer
voorkwam een andere schaal dan schaal drie toe te
passen voor de inhouding van de bedrijfsvoorheffing.
Men vraagt dus geen belastingvoordeel maar gewoon
een verandering van de implementatie van de wetgeving.
Ik wil het probleem niet dramatiseren maar voor een
aantal
grote
zuid-West-Vlaamse
en
Henegouwse
transportbedrijven vormt dit naast de grondprijzen in
Noord-Frankrijk
en
de
belastingvoordelen
en
de
investeringssteun die men daar kan krijgen een zeer
belangrijk element in de beslissing om al dan niet te
delocaliseren. Met mijn traditionele hooggestemde ver-
wachtingen luister ik dan ook naar de oplossing die u
voorstelt.
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter, mijn-
heer Leterme, in feite is ons land bijzonder aantrekkelijk
voor enkele Franse belastingplichtigen. U hebt gelijk. Er
zijn verschillende categoriee¨n van niet-inwoners. Er is
een probleem van voorheffing, niet alleen voor niet-
inwoners maar ook voor sommige inwoners. Het gaat om
een probleem van informatie voor de werkgevers. Ze
moeten alle informatie krijgen om tot een juiste bereke-
ning te komen. Ik ben bereid om een specifieke bespre-
king te voeren met de transporteurs. Ik wil iets doen,
maar het is niet eenvoudig. Men moet informatie hebben
over alle mogelijkheden in verband met aftrekbaarheid.
Het is inderdaad zo dat niet-inwoners, die niet gedurende
de volledig belastbare termijn een woning in Belgie¨
behouden hebben, maar die in de belastbare periode in
de belasting van niet-inwoners-natuurlijke personen be-
lastbare en regulariseerbare nettoberoepsinkomsten
hebben verkregen die ten minste 75% bedragen van het
geheel van hun binnenlandse en buitenlandse netto-
beroepsinkomsten, op grond van artikel 244, 2° van het
Wetboek van Inkomstenbelasting van 1992 voor de
berekening
van
de
belasting
van
niet-inwoners-
natuurlijke personen, worden gelijkgesteld met inwoners
met een woning. Deze gelijkstelling geldt echter niet
inzake bedrijfsvoorheffing. De 75%-voorwaarde kan im-
mers slechts na het einde van de belastbare periode
worden beoordeeld. Voor deze categorie van niet-
inwoners wordt de bedrijfsvoorheffing vastgesteld vol-
gens schaal 3 van bijlage 3 van het koninklijk besluit tot
uitvoering van het Wetboek van de Inkomstenbelastin-
gen 1992, zoals laatst vervangen door het koninklijk
besluit van 15 december 1999.
Hetzelfde geldt voor de Franse niet-inwoners die niet
gedurende de volledig belastbare termijn een woning in
Belgie¨ behouden hebben en die niet onder de 75%-
regeling vallen en voor wie bijgevolg de bepalingen van
de avenant van 8 februari 1999 van toepassing zijn. Met
deze avenant wordt onder andere artikel 25 van het met
Frankrijk gesloten dubbel belastingverdrag uitgebreid
met een non-discriminatiebepaling. Bijzonder aan die
clausule is evenwel dat de persoonlijke aftrekken, tege-
moetkomingen en verminderingen uit hoofde van de
gezinstoestand of de gezinslasten die in de belastingen
van niet-inwoners natuurlijke personen worden toege-
staan, verminderd worden naar rata van de bezoldigin-
gen die uit Belgie¨ afkomstig zijn in verhouding tot de
totale beroepsinkomsten ongeacht de herkomst ervan.
Vermits dergelijke verhouding pas kan worden vastge-
HA 50
COM 141
13
14-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
steld na het verstrijken van de belastbare periode en
gelet op de complexiteit van de bepalingen van de
avenant, is het voor de werkgevers onmogelijk om bij de
berekening van de bedrijfsvoorheffing rekening te hou-
den met die bepalingen. Derhalve is schaal 3 eveneens
van toepassing op deze bijkomende categorie van niet-
inwoners.
Het gaat dus om een technisch probleem in de bereke-
ning van de voorheffing, maar ik ben bereid om bespre-
kingen te voeren tussen mijn administratie en sommige
werkgevers in de transportsector om een oplossing te
vinden in verband met de voorheffing. Het is niet een-
voudig.
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de minister, de
e´change de lettres maakt het eenvoudiger. Namens de
sector en de bedrijven neem ik met genoegen nota van
uw bereidheid om daaromtrent overleg te plegen met de
sector. Ik onderken uiteraard de praktische moeilijkheid.
Het zou eventueel niet onmogelijk zijn om voor een
aantal zeer traditionele aftrekmogelijkheden of vrijstellin-
gen een vorm van automatisme of een bijzondere schaal
in het leven te roepen, terwijl men verder de zaken laat
zoals ze zijn. Dan kan men bij de verrekening de tege-
moetkomingen en aftrekmogelijkheden laten spelen. U
hebt wel kennis van het probleem, denk ik. Ik wil u maar
zeggen dat dit voor de bedrijfssector en voor de regionale
economie een bijzonder belangrijk probleem is. Als dit
niet wordt opgelost, zullen een aantal bedrijven ook hierin
argumenten vinden om zich te hervestigen over de
landsgrenzen die onder meer omwille van de fiscaliteit
nog altijd enig belang hebben.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de M. Jean-Pierre Viseur au ministre
des Finances sur
le re´gime fiscal applicable aux
indemnite´s de sortie des parlementaires
Mondelinge vraag van de heer Jean-Pierre Viseur aan
de minister van Financie¨n over
de fiscale behande-
ling van de uittredingsvergoedingen van de parle-
mentsleden
(nr. 1269)
M. Jean-Pierre Viseur (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, monsieur le ministre, chers colle`gues, cette
question nous inte´ressera tous un jour. Elle m'a e´te´
pose´e par certains colle`gues de la le´gislature pre´ce´dente
et je n'ai pas pu leur donner toutes les informations
pre´cises qu'ils attendaient. Je vous interroge donc, mon-
sieur le ministre, au sujet des indemnite´s de sortie des
parlementaires. Sont-elles conside´re´es comme des re-
venus professionnels ou sont-elles assimile´es a` une
indemnite´ de de´dit imposable au taux moyen ? Etant
donne´ que l'activite´ professionnelle n'est plus exerce´e,
l'indemnite´ de de´dit est soumise au taux moyen d'impo-
sition de l'anne´e pre´ce´dente. Cet e´le´ment est surtout
important pour ceux qui touchent un revenu profession-
nel en plus de leur indemnite´ parlementaire car le cumul
n'interviendrait pas de la me^me fac¸on.
Autre question a` propos des charges professionnelles : si
les prestations parlementaires ne sont plus exerce´es,
est-il possible que des charges de´coulent encore en tant
qu'ancien parlementaire ? Le Colle`ge des Questeurs
vient en effet de de´cider que les anciens pre´sidents
be´ne´ficieront de deux collaborateurs attitre´s durant toute
la le´gislature suivant leur pre´sidence. On part en effet du
principe qu'apre`s avoir quitte´ sa charge, certains devoirs
doivent encore e^tre exe´cute´s. Dans ce cas, les parle-
mentaires peuvent-ils encore de´duire des frais profes-
sionnels des impo^ts a` payer sur les indemnite´s de sortie
soit comme forfait ou en frais re´els s'ils peuvent les
prouver ?
Les parlementaires sortis de charge verront-ils encore
leur de´claration contro^le´e au bureau centralise´ ? Les
de´clarations des anciens parlementaires, ou du moins de
ceux be´ne´ficiant d'une indemnite´ de sortie, seront-elles
encore contro^le´es par le service pre´vu a` cet effet ? Je
sais que cette question ne figurait pas parmi celles que je
vous ai adresse´es par e´crit. De`s lors, il est possible que
vous ne puissiez y re´pondre imme´diatement. En tout cas,
si votre re´ponse est ne´gative, les re`gles applique´es
devraient de toute manie`re e^tre les me^mes dans tous les
services de contro^le afin d'e´viter des impositions diffe´-
rentes. Je ne me pre´sente pas comme e´tant le de´le´gue´
syndical en matie`re fiscale de mes anciens colle`gues,
mais j'estime qu'il y a lieu de clarifier la situation en cette
matie`re qui nous concerne tous.
M. Didier Reynders, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, depuis quelques mois, je constate qu'un
certain nombre de parlementaires sont beaucoup plus
soucieux que je ne le pensais de la situation fiscale dans
notre pays. Le nombre des questions concernant les
contro^les fiscaux qui sont organise´s, le statut fiscal de
diverses indemnite´s te´moigne d'une prise de conscience
du niveau de la pression fiscale dans notre pays et
parfois aussi des techniques de contro^le. Il est parfois
utile de vivre certaines situations a` titre personnel pour se
rendre compte des proble`mes que peuvent rencontrer
certaines cate´gories de la population. Je pensais n'e^tre
interroge´ que par des responsables de PME ou d'inde´-
pendants ayant fait l'objet de contro^les. Je constate que
parmi les membres de la Chambre, du Se´nat ou encore
des assemble´es re´gionales, les questions sont tre`s nom-
breuses. Cela montre qu'il y a une sensibilite´ assez forte
en la matie`re.
14
HA 50
COM 141
14-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
Comme vous avez l'amabilite´ de poser une question que
les personnes concerne´es ne peuvent plus poser elles-
me^mes a` travers l'Assemble´e, je vais tenter de re´pondre
aux diffe´rents points souleve´s.
Tout d'abord, les indemnite´s de de´part paye´es aux
parlementaires sortants sont a` ranger parmi les profits
qui sont obtenus ou constate´s poste´rieurement a` la
cessation et qui proviennent de l'activite´ professionnelle
ante´rieure vise´e a` l'article 28, aline´as premier et secundo
du Code des impo^ts sur les revenus 1992 (CIR 1992).
Ces indemnite´s sont imposables distinctement au taux
moyen affe´rent a` l'ensemble des revenus imposables de
la dernie`re anne´e ante´rieure pendant laquelle le contri-
buable a eu une activite´ professionnelle normale, sauf,
comme nous l'avons rappele´ dans un de´bat pre´ce´dent au
sein de cette commission, si la globalisation avec les
autres revenus est plus favorable pour le contribuable,
conforme´ment a` l'article 171, 5°, c) du me^me CIR 1992.
C'est donc le taux moyen de la dernie`re anne´e d'activite´
qui est applicable, sauf si la globalisation pour l'anne´e de
l'exercice concerne´ est plus favorable. Ceci peut arriver
si quelqu'un ne retrouve pas e´ventuellement une activite´
et disposait d'une activite´ professionnelle comple´men-
taire par le passe´. Dans ce cas, il faut faire la comparai-
son des taux.
Sont seuls de´ductibles des revenus qui proviennent
d'une activite´ professionnelle exerce´e ante´rieurement les
frais effectivement faits ou supporte´s - il n'y a donc pas
de frais forfaitaires - lors de la cessation ou ulte´rieure-
ment en vue d'acque´rir ou de conserver les revenus
imposables en cause et qui n'ont pas e´te´ de´duits ante´-
rieurement des revenus professionnels imposables. Il
faudra donc faire la de´monstration qu'il existe des frais
lie´s a` l'acquisition ou la conservation de ces revenus
imposables.
Monsieur le pre´sident, je n'e´mets pas d'appre´ciation sur
la capacite´ d'apporter cette preuve.
Ensuite, j'ai pris bonne note de la remarque de M. Viseur
concernant les nouvelles de´cisions de la Questure. Et
pour e^tre agre´able a` M. Leterme, je ne manquerai pas de
faire examiner s'il s'agit la` d'avantages en nature ou non
et de quelle manie`re on doit traiter cette nouvelle de´ci-
sion de l'assemble´e parlementaire. M. Leterme a pose´ un
certain nombre de questions sur ce genre de pratiques
gouvernementales ou parlementaires. Je constate que la
pratique est manifestement parlementaire e´galement.
Mais la re´ponse que l'on a donne´e jusqu'a` pre´sent est
qu'il ne s'agissait pas d'avantages en nature. Je main-
tiens donc la position de mes pre´de´cesseurs en la
matie`re.
Enfin, pour ce qui concerne la taxation, je vous avouerai
que je n'ai pas de re´ponse de´finitive en la matie`re. Je ne
suis d'ailleurs pas su^r que le proble`me ait e´te´ traite´ dans
le cadre du protocole entre les de´partements et les
assemble´es. A priori, il ne devrait pas y avoir de contro^le
centralise´ puisque l'activite´ a cesse´ et que normalement
une autre activite´ professionnelle intervient.
Si cette re´ponse ne devait pas correspondre a` la re´alite´
du protocole conclu avec les assemble´es - qu'il n'est pas
toujours facile de recevoir dans un premier temps, puis
de de´crypter -, je ne manquerai pas de vous en faire part.
Mais il me semble que le traitement devrait e^tre re´orga-
nise´ a` l'e´chelon des contro^les locaux, et non pas d'un
contro^le centralise´, lorsque l'activite´ s'est termine´e.
Je tiens e´galement a` pre´ciser que tout de´pend de la date
de cessation d'activite´. Vous savez que les assemble´es
parlementaires, et en particulier les assemble´es qui
peuvent encore e^tre dissoutes, ne tiennent pas ne´ces-
sairement compte de l'exercice fiscal pour de´cider de la
fin des mandats. Je trouve que ce serait une bonne ide´e
de les faire coi¨ncider.
Donc, il n'est pas exclu que si une partie de l'indemnite´
de sortie devait e^tre verse´e pendant l'exercice fiscal
correspondant aussi a` une partie d'activite´ parlemen-
taire, le contro^le soit toujours centralise´. Mais si le
versement s'effectue sur un autre exercice fiscal, le
contro^le redeviendra local.
Ce sera probablement d'autant plus le cas que la Cham-
bre - je ne pense pas que les autres assemble´es l'aient
fait - a de´cide´ de permettre le versement sur plusieurs
exercices si la personne en fait la demande. A fortiori,
dans ce cas, le contro^le sera renvoye´ vers les services
locaux.
M. Jean-Pierre Viseur (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, je remercie le ministre de nous avoir apporte´
ces clarifications. Je n'en demandais pas plus.
Le pre´sident : Quant a` moi, monsieur le ministre, je vous
remercie pour cet exercice de transparence.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Financie¨n over
de stijgende olieprijzen
en de invloed van de fiscaliteit daarin
(nr. 1285)
Question orale de M. Yves Leterme au ministre des
Finances sur
l'augmentation des prix pe´troliers et
de l'influence de la fiscalite´ y affe´rente
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, ik ga de vraagstelling en
de inleiding ervan aanpassen omdat er de laatste dagen
HA 50
COM 141
15
14-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Yves Leterme
enkele indiscreties zijn geweest omtrent deze vraag en
haar inhoud. Mijnheer Tavernier, ik weet dat het u stoort
als de oppositie spreekt, maar er is vrijheid van menings-
uiting. U moet daarmee leren leven.
Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om in het debat
dat gisteren en eergisteren is gevoerd enige rationaliteit
en juistheid van gegevens openbaar te maken, ook ten
gunste van de transparantie. Met dit doel heb ik fotoko-
piee¨n laten nemen van het ontwerp van wetsvoorstel en
twee andere documenten, die ik wil met uw toestemming
wil ronddelen, mijnheer de voorzitter. Hiermee wil ik de
cijfermatige gegevens en de inhoud van ons wetsvoorstel
duidelijk maken. Dat lijkt mij nodig als ik de reacties zie
die de minister en anderen de jongste dagen hebben
geformuleerd. Ik geef toe dat ik u het document had
moeten faxen, mijnheer de minister, maar ik was niet in
het bezit van uw faxnummer. Het zou toch goed zijn om
in de toekomst een voorstel eerst grondig na te kijken,
alvorens te reageren.
Terzake is het voorgestelde systeem een structureel
systeem, dit in tegenstelling tot een van uw kritieken,
mijnheer Tavernier. Ik vat even samen waar het op neer
komt. Er zijn twee categoriee¨n, met name de BTW en de
accijns, dat een lineaire volumetax is. Door korting op de
volumetax kan men de meeropbrengsten van de propor-
tionele, of de relatieve tax, wegzuiveren waardoor het
groei-effect van de eindprijs een stukje wordt afgetopt.
Hiermee komt men ook Agalev tegemoet. Het is wel zo
dat de stijging van de olieprijs wordt doorgetrokken in de
consumentenprijs. Men moet dus trachten de prijs struc-
tureel af te toppen, zodat de gehaalde pieken worden
afgezwakt en zij een minder nadelige invloed hebben,
zowel op individueel als op economisch vlak.
Men kan van diverse mogelijkheden vertrekken, maar wij
hebben 14 dollar als basis aangenomen omdat dit tot in
april, mei 1999 een zelfs iets te hoog ingeschatte trend-
prijs was. Ik wil geen verband leggen met het einde van
de vorige coalitie, maar in april, mei 1999 zijn de prijzen
gestegen op de wereldmarkt.
Bij het wetsvoorstel dat ik heb laten ronddelen zitten ook
twee kleine nota's. Een nota gaat over de budgettaire
neutraliteit, met name een berekening van de meerop-
brengst ten aanzien van de ontvangsten in 1998 en een
verklaring voor de totstandkoming van de budgettair
neutrale mogelijkheid om een verlaging van 2,25 frank
door te voeren. Dit is een cijfermatig onderbouwd getal,
dat ook een minimum is. We houden hier dus geen
rekening met een aantal moeilijker te berekenen facto-
ren, zoals prijselasticiteit, spill-overs aan de grens, het
feit dat de accijns aan de BTW onderworpen is, enzo-
voort.
Degenen die in dit weekend en gisteren nog zeer uitvoe-
rig, zoals de minister, spraken over bedragen gaande van
zes miljard frank tot dertig of veertig miljard frank aan
minderinkomsten, daag ik uit om het budgettair neutrale
karakter van dit voorstel tegen te spreken. Dat moet dan
wel cijfermatig onderbouwd zijn, met bewijzen. Wij zullen
misschien de gelegenheid hiertoe krijgen bij de behan-
deling ten gronde van het voorstel. Na de tegenargumen-
tatie gisteren te hebben beluisterd en geanalyseerd,
zullen wij dit meer dan ooit aanhouden. Trouwens, nog
iets over de budgettaire neutraliteit. Als gewezen minister
Van Rompuy dit voorstel mee steunt, vormt dit inzake
geloofwaardigheid op het vlak van budgettaire neutraliteit
een argument dat niet alleen bij de CVP-fractie, maar ook
in dit land wat gezagsvoller klinkt dan wat wij horen aan
verklaringen van zowel de regering als de coalitiepartijen.
Tot daar wat de toelichting bij de inhoud betreft. Het
document werd verdeeld en in de nabije toekomst zullen
wij allicht nog de kans krijgen om daarop ten gronde in te
gaan.
Alvorens mijn vragen te stellen, wil ik nog ingaan op
enkele argumenten die gisteren werden vermeld in pers-
verklaringen van collega's en die op televisie en in de
kranten werden verwoord.
Ten eerste is er het sociale karakter. Dat is heel belangrijk
en ik vind het jammer dat geen enkele socialistische
collega de moeite doet om deze korte gedachtewisseling
bij te wonen. Het sociale karakter van wat wij voorstellen
is belangrijk, omdat er bij de eindprijs sprake is van een
lineaire taxatie, dus voor iedereen en niet gemoduleerd
volgens inkomen. Van alle taksen zijn de lineaire taksen
uiteraard en per definitie de minst sociale. Ik hoor ook
zeggen dat het interessanter is om te werken aan de
personenbelasting. Wat het sociale karakter betreft, valt
er echter ook wel iets te zeggen voor het werken aan het
drukken van die plotse groei. Trouwens, wat de Agalev-
fractie betreft, werd dit gisteren niet weerlegd. Het siert u,
mijnheer Tavernier, dat minstens gedeeltelijk in de pers-
mededeling van de heer Geysels en uzelf werd erkend
dat ons voorstel sociaal is. In feite is dit zeker sociaal,
omdat de huidige prijsstijging de gewone man, wedde-
trekkende of genieter van een vervangingsinkomen, ei-
genlijk tweemaal treft : de eerste keer wegens het li-
neaire karakter van de taks en de tweede keer omdat - dit
was een verstandige maatregel - de gezondheidsindex
geen rekening houdt met prijsverhogingen in de sectoren
tabak, alcohol en olieprijzen. Een belangrijk argument
wordt hiermee door de regering van de tafel geveegd.
Men kiest er nu voor om de inkomens van de mensen af
te romen, om de coalitie toe te laten verder te gaan met
het uitdelen van een aantal dingen. Zo wil men de
brandstofnood van deze coalitie lenigen, de nood aan
extra miljarden om de onbestaande cohesie tot stand
brengen tussen de uiteenlopende meningen in de coali-
tie. Dat is de keuze die men maakt : een asociale, lineaire
taks voluit laten werken om inkomsten te genereren, ook
ten nadele van de zwaksten op het vlak van inkomens in
onze samenleving, en dit om een beleid van uitdelen en
verteren voort te zetten.
16
HA 50
COM 141
14-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Yves Leterme
Een tweede belangrijk argument dat ik heb gehoord en
waarvoor een en ander te zeggen valt, behelst de
evolutie inzake mobiliteit. Er is verkeerscongestie en bij
de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel wordt
vermeld dat dit een probleem is en blijft. Men kan dan
natuurlijk de kritiek ventileren dat het aftoppen of samen-
drukken van de prijsverhoging wat zou ingaan tegen het
internaliseren van de externe kosten van de mobiliteit.
Dat werd gisteren voor een deel terecht verwoord door
Agalev, maar veel minder door de liberale familie uiter-
aard. Dit geldt dan niet voor de minister, die volgens de
kranten ook deze ochtend nog aankondigt dat heel
binnenkort op zijn initiatief en in samenspraak met zijn
Europese collega's er lastenverhogingen op de brand-
stoffen te verwachten zijn, dit in het kader van een
bewuste politiek inzake variabilisering van de kosten van
het autogebruik.
Ik geef even twee elementen. Ten eerste, het kan toch
niet dat een tijdelijke opstoot van de aardolieprijs de
aanzet moet vormen om op oneigenlijke wijze een beleid
tot stand te laten komen dat door hoogstens e´e´n coali-
tiepartner gewild wordt, hoewel hier een en ander voor te
zeggen valt. Ik heb het hier over een tijdelijke opstoot
omdat Karel De Gucht er gisteren zo over sprak.
Ten tweede, wat de concurrentiepositie van het auto-
verkeer tegenover het openbaar vervoer betreft, valt er
met het oog op de verkeerscongestie wel iets voor te
zeggen om hieraan te werken. Mijnheer Tavernier, dat
moet echter gebeuren op het ogenblik dat het openbaar
vervoer voor iedereen bereikbaar is. Dat is vandaag niet
het geval. Dit is slechts gedeeltelijk een federale materie
maar wij stellen vast dit vandaag nog onvoldoende het
geval is om voor iedereen, ook voor de zwaksten, een
volwaardig alternatief te vormen. De opmerking dat ons
voorstel niet structureel zou werken was een van de
minst adequate tussenkomsten maar ze kwam van de
Vlaamse liberalen. Gisteren hoorde ik de heer De Gucht
zeggen dat dit gewoon een populistische reactie was op
de prijsstijgingen en dat het geen structureel voorstel is.
Ik herhaal dat ons voorstel structureel is zodra we weer
aan de prijs komen die normaal op de aardoliemarkt
heerst. Zodra we weer aan de gangbare prijs komen voor
een vat ruwe olie, krijgt het systeem van accijnsheffing
zijn volle werking. Slechts bij een - hopelijk tijdelijke -
overschrijding van de trendprijs werkt ons voorstel van
compenserende accijnsverlaging.
Tot slot heeft de minister gisteren een paar keer het
Europese argument naar voren geschoven. Het was
trouwens handig voor de minister dat hij zijn Europese
bijeenkomst van gisterenochtend in verband met de
benoeming kon aangrijpen om in een colloque singulier
ons voorstel met wat Europese hulp van tafel te vegen.
Ik geef een paar elementen in dit verband. Ten eerste
klopt het dat onze accijnsheffing iets lager is dan de
huidige accijnsheffing in andere landen. Dat ontkracht
trouwens ook een van de argumenten die de heer De
Gucht gisteren gebruikte. Gelet op het feit dat wij eigenlijk
een volledig grensland zijn is dat ook een noodzaak.
Anders loopt men het risico dat er nog weinig mensen in
eigen land tanken. Ten tweede is de minimale accijns-
heffing cijfermatig vastgelegd in de richtlijn 1992/82 van
de Europese Unie. Als men die minimale heffing vergelijkt
met de Belgische, bestaat er nog een marge van 10.6 tot
1.8, naargelang het gaat om ongelode benzine of diesel.
Er bestaat dus hoe dan ook een marge, ook binnen de
bepalingen van de richtlijn 1992/82, om door te voeren
wat wij voorstellen. Met andere woorden, ook dit is geen
argument. Een gentlemen's agreement van een blauwe
maandagmorgen in Brussel kan dat niet ontkrachten. U
hebt de volle mogelijkheid om in te voeren wat wij
voorstellen.
Mijnheer de minister, als ik nota's lees van Agence
Europe en andere, dan stel ik vast dat de denkpatronen
inzake het bestrijden van de plotse opstoot van de
olieprijs als die in de komende maanden structureel zou
worden, hetzij sectoraal, hetzij voor de hele economie,
ook het overwegen van een voorstel als het onze inhou-
den. Het zou kunnen dat als er op 27 maart tot een
onvoldoende stijging van de productie wordt besloten om
de economische groei bij te benen, dit voorstel als een
boemerang terugkeert naar de regering en dat u het hier
binnen enkele maanden mag komen bepleiten.
Mijnheer de voorzitter, ik verontschuldig mij omdat ik mij
aanpas aan de actualiteit. Tot daar wat toelichting bij de
inhoud van ons voorstel en een eerste reactie op een
aantal tegenargumenten.
Onze voorlopige conclusie is dat men het probleem niet
aanpakt. Men verschuilt zich achter Europa, deels om
verdeeldheid in de coalitie te maskeren. U verwijst naar
27 maart, net als een aantal coalitiepartners. Laten wij
hopen dat er dan een goed akkoord uit de bus komt. Het
is spijtig dat u, op een ogenblik dat u de bevoegdheid en
de budgettaire mogelijkheid hebt om onze economie
concurrentieel te houden, die kans laat liggen en wordt
lamgelegd door interne verdeeldheid. U neemt een groot
risico. De kern van een goed economisch beleid is een
vrij goede groei met een lage inflatie. Ook op dat punt is
het jammer dat u geen voorzorgsmaatregelen neemt. U
kiest ervoor om niets te doen en ondertussen de zwaar-
dere belasting die op de bevolking weegt, te incasseren
om als brandstof te dienen voor de spilzucht van uw
moeizaam samenhangende coalitie. Wij blijven het voor-
stel met veel overtuiging verdedigen en vragen de spoed-
behandeling ervan. Ik ben ervan overtuigd dat, indien
een dergelijke historische opstoot van de olieprijzen in
deze context en met deze mogelijkheden zou zijn voor-
gevallen onder de vorige regering, zij, onder impuls van
de christen-democraten, de maatregelen zou hebben
genomen die zich opdringen. Wij betreuren het dat dit
niet uw keuze is.
HA 50
COM 141
17
14-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter, mijn-
heer Leterme, ik heb een aantal bedenkingen bij uw
voorstel. U hebt enkele vragen gesteld in verband met de
meeropbrengsten van de BTW en de evolutie op fiscaal
vlak inzake de brandstofprijzen. Ik kom eerst tot de
meeropbrengsten van de BTW. In 1998 bedroeg de
brandstofprijs 33 frank en momenteel bedraagt hij 42,80
frank. Dat maakt een verschil van 9,80 frank. Daarin zit
8,10 frank voor de producent en 1,70 frank voor de Staat.
Op een prijsverhoging van 10 frank is er dus minder dan
2 frank voor de Staat bestemd en meer dan 8 frank voor
de producent. De totale meeropbrengst van BTW, op
basis van een prijs van 42,80 frank, bedraagt 5,750
miljard frank, terwijl er 27 miljard frank naar de producent
gaat.
Ik heb nog een andere berekening in verband met de
prijsevolutie. Op basis van een brandstofprijs van 33
frank in 1998 en een actuele prijs van 42,80 frank was er
een globale fiscale last - BTW en accijnzen - van
ongeveer 80% in 1998 en van 65% nu, wat een daling
betekent met 15%. Er is alleen een meeropbrengst wat
de BTW betreft. Sinds 2 jaar daalt evenwel het totale
aandeel van de belastingen in de prijs.
Dat was een eerste bedenking in verband met de meer-
opbrengst, de fiscale lasten en de verdeling tussen de
producenten en de Staat.
Ik kom thans tot de aangehaalde cijfers, en in dat
verband verwijs ik naar een communique´ van Belga met
een ontwerp van uw voorstel, alsook naar een faxbericht
met uw voorstel, dat ik verzond naar de pers.
De normale prijs bedraagt 14 dollar. Voorheen was dat 12
dollars, maar dat is praktisch hetzelfde. In uw voorstel
echter zegt u dat wanneer de prijs 34 dollar zou bedra-
gen, dit zou kunnen leiden tot het doorvoeren van een
accijnsverlaging van 2,5 tot 3 frank, zonder daling van de
ontvangsten omdat de minderopbrengsten, bij een gelijk
verbruik, zullen worden gecompenseerd door de geste-
gen BTW-opbrengsten. U voegt eraan toe dat u hiermee
geen enkel begrotingsdoelstelling in vraag stelt.
In 1998 bedroeg de prijs 12 dollar. Daarna daalde hij en
in maart of april 1999 steeg hij opnieuw tot 14 dollar.
Thans situeert de normale prijs zich rond 31 dollar.
Volgens u kan een accijnsverlaging van 2,5 tot 3 frank
worden doorgevoerd. Welnu, uit de berekening die ik
terzake maakte, blijkt het volgende.
Jaarlijks verbruiken wij ongeveer 3 miljard 300 miljoen
liter benzine, 5 miljard 900 miljoen liter diesel en onge-
veer 6 miljard 500 miljoen liters huisbrandolie. Nemen wij
alleen in aanmerking het totaal van 9 miljard 200 miljoen
liter benzine en diesel en een accijnsverlaging van
1 frank, dan houdt zulks een daling in voor de Staat van
1,21 frank per liter, vermits zowel de inkomsten uit
accijnzen als uit BTW dalen. Op 9 miljard 200 miljoen liter
houdt een daling met 1,21 frank een minderopbrengst
voor de Staat in van 11 miljard 100 miljoen. Per 1 frank
accijnsverlaging is er aldus een minderopbrengst van
meer dan 11 miljard. Uw voorstel om een accijns-
verlaging van 2,5 tot 3 frank door te voeren zou aldus
neerkomen op een minderopbrengst van 30 miljard frank
of zelfs meer.
Uiteraard zal ik uw voorstel nader bestuderen. Ik hield
slechts rekening met uw eerste nota waarin u een
accijnsverlaging van 2,5 tot 3 frank suggereert en maakte
de berekening alleen op het totaal verbruik van benzine
en diesel.
De heer Tavernier stelde ook een verlaging voor op
andere producten, bij voorbeeld huisbrandolie.
Dat is 6,5 miljard liter meer. Daar gaat het over 1 frank
BTW en niet over 1 frank accijnzen - dat gaat dan om
55 centimes of 0,55 frank. Ik moet dus misschien iets
doen inzake BTW. Bij 1 frank betekent dat een totaal van
6,5 miljard frank. Het gaat dan om een globaal bedrag
van 17 tot 18 miljard frank voor een verlaging met 1 frank.
U zegt dus 2,5 of 3 miljard frank en ik heb gesproken van
30 miljard of misschien zelfs 40 miljard frank. Dat was
een eerste reactie op uw cijfers. Er zijn wel een paar
grenzen aan uw verlagingen en daarmee kan ik een
andere berekening uitvoeren. Ik heb mij echter gehouden
aan uw eerste nota en daarin gelezen over een normale
prijs van, bijvoorbeeld, 12 dollar en een prijs per vat nu
van 34 dollar, dus een verlaging met 2,5 tot 3 frank. De
berekening is eenvoudig : 1 frank verlaging van accijnzen
betekent 11 miljard frank. 2,5 of 3 frank per liter betekent
dus meer dan 30 miljard frank. Dat was echter een eerste
berekening.
U hebt een paar ideee¨n geleverd inzake het mobiliteits-
beleid. Een eerste vraag - op elke bank, denk ik - is de
vraag tot variabilisering van de kosten. Men moet een
verlaging van de aankoopprijs voor een wagen doorvoe-
ren en een verhoging voor benzine of andere lasten voor
gebruik van de wagen. Dergelijke verlaging van de
accijnzen is een verkeerde optie. U vraagt een verlaging
van de accijnzen, maar dat op zich is geen variabilisering
van de kosten, tenzij dan als variabilisering ten voordele
van het gebruik van de wagen. Om meer precies te zijn,
dit is een kwestie van concreet beleid inzake mobiliteit.
Wat willen wij daaraan doen ? Er is een trend tot varia-
bilisering van de kosten, maar u vraagt integendeel een
verlaging van lasten voor het gebruik. Het is inderdaad
een kwestie van keuze. Ik heb gehoord dat uw partij-
bureau hierover unaniem was. Ik herinner mij echter de
begrotingsbesprekingen en begrijp iets niet meer. Een
eerste kritiek toen was immers dat wij 30 miljard frank te
veel uitgaven aan vermindering van lasten : wij moesten
voorzichtiger zijn. Daarna hebt u gezegd dat er misschien
toch een verlaging van accijnzen op sommige producten
als mineraalwater mogelijk was. Een collega uit uw
18
HA 50
COM 141
14-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
fractie heeft ook andere verlagingen gevraagd, bijvoor-
beeld voor nieuwbouw. Ik heb daarover een studie be-
steld bij het Planbureau en de Hoge Raad voor Finan-
cie¨n. Nu is mijn eerste reactie dat een vermindering met
30 tot 40 miljard frank onmogelijk te realiseren is in onze
begroting.
Het is ook een kwestie van opties in het begrotingsbeleid.
Ik wil met de regering en de meerderheid een verlaging
van de lasten op arbeid.
Op 1 april 2000 volgt een verlaging van de sociale lasten
ten bedrage van 32 000 frank voor elke werknemer,
alsook een verlaging van de fiscale lasten voor de
belastingplichtige. In oktober volgt een fiscale hervor-
ming.
Wij staan voor de keuze tussen een verlaging van de
lasten op arbeid, een verlaging van de sociale lasten en
een vermindering van de bijdragen van werknemers.
Mijnheer Leterme, u vraagt een verlaging van de accijn-
zen op benzine. Ik wil geen hulp aan Koeweit of Saoedi-
Arabie¨ geven. Welk signaal wordt met uw voorstel aan de
producenten gegeven ? U kunt uw prijs verhogen, de
Staat betaalt wel het verschil. Dit is misschien een goed
idee voor sommige arme landen, zoals bijvoorbeeld
Nigeria, maar dan doe ik liever een ingreep inzake de
schuld van deze landen. Welke reden kan worden inge-
roepen om de landen van de Golf hulp te geven ?
Voor de consumenten is een verlaging van de lasten op
arbeid - sociale last voor de bedrijven, fiscale last voor de
particulieren - toch meer aangewezen dan een verlaging
van de fiscale lasten op benzine, met een prijsstijging tot
gevolg.
Mijnheer Leterme, u stelt een accijnsverlaging voor van
bijvoorbeeld 1 frank met een compensatie in BTW. U wilt
de prijsverhogingen van de laatste twee jaar ombuigen
door een verlaging van de accijnzen, maar gecompen-
seerd door de verhoging van de BTW. Hier telt alleen de
BTW-regeling van 21%. Met uw voorstel wordt een
meeropbrengst in BTW gerealiseerd, met dezelfde tarie-
ven. Het gaat alleen over 21% van de verhoging. Veron-
derstellen wij even dat de prijs een verhoging kent van
10 frank. U kunt een accijnsverlaging toestaan voor 1,7 of
1,8 frank. Er is dus een prijsverhoging van 8 frank, te
wijten aan de vatprijs en de wisselkoers. Nu is de vatprijs
meer dan 30 dollar. Op de prijsverhoging krijgt de Staat
slechts een meeropbrengst in BTW, dus een deel van
de verhoging, minder dan 20%. Op een verhoging van
10 frank kunt u maximaal 2 frank accijnzen winnen door
een compensatie in de BTW. U krijgt dan toch een
prijsverhoging van 8 frank.
Uw voorstel behelst meer dan 20 miljard. De prijs aan de
pomp wordt misschien 41 frank in plaats van 43 frank.
Het heeft slechts een klein impact voor de consument,
met een kostprijs voor de Staat van meer dan 20 miljard
frank, en toch is er sprake van een verhoging van de prijs
sinds 1998 met ongeveer 8 frank. U kunt opmerken dat
we rekening moeten houden met een normale prijs van
12 tot 14 dollar, maar dan moeten we ook de impact op
de begroting durven bekijken.
De budgettaire impact is misschien niet hetzelfde en
hetzelfde geldt dan ook voor de invloed op de consu-
ment. Een verlaging van de accijnzen met minder dan
1 of 2 frank heeft niet veel invloed op de consument.
Mijnheer de voorzitter, ik kom dan bij mijn laatste beden-
king. Ik heb het probleem van de verhoging van de
prijzen gisteren op de tafel gelegd van de Ecofinraad. We
willen evenwel wachten op de besprekingen tussen de
producerende landen die plaatsvindt op 27 maart.
Daarna volgt op 7 april in Lissabon een bespreking in de
Ecofinraad.
Eerst en vooral moet worden bekeken wat de invloed is
van eventuele maatregelen op de consument. De beste
oplossing bestaat er volgens mij in te komen tot een
grotere productie, wat zal leiden tot een daling van de
olieprijzen zoals we vandaag reeds kunnen vaststellen.
Een daling van de accijnzen met 70 centiem betekent
voor de Staat 7 miljard frank minder inkomsten. Met
andere woorden, om dezelfde impact te krijgen als de
prijsdaling van vandaag zou dit ons 7 miljard frank
kosten.
Mijnheer de voorzitter, mijn voorstellen voor de Ecofin-
raad gaan uit van een verlaging van de lasten op arbeid
en niet van een verlaging van de accijnzen op benzine.
De verlaging van de lasten op arbeid is voor ons een
prioriteit en bovendien willen wij een ander mobiliteits-
beleid stimuleren door middel van een variabilisering van
de kosten. Ik ben evenwel bereid een specifieke maat-
regel te treffen voor specifieke sectoren zoals de
transportsector. In andere landen werden ook reeds
dergelijke specifieke maatregelen getroffen. Misschien
kan op Europees vlak een specifieke oplossing worden
gevonden als de olieprijs nog stijgt. Ik denk daarbij dan
wel aan specifieke sectoren en niet de consument in het
algemeen.
Ik zal uw voorstel verder bestuderen, maar in een eerste
reactie heb ik toch een aantal bedenkingen in verband
met de evolutie van de prijzen, de meeropbrengst voor
de Staat en het deel van de fiscale lasten in de prijs. De
laatste twee jaar stellen we immers een daling van de
fiscale lasten vast. Uit een eerste berekening van uw
voorstel blijkt dat een verlaging van de accijnzen met
1 frank de Staat 11 miljard frank zal kosten. Bovendien
hebben wij andere prioriteiten als het gaat om de lasten-
verlaging op arbeid, het mobiliteitsbeleid en het probleem
van de prijzen. Ik sluit evenwel specifieke maatregelen
voor specifieke sectoren niet uit.
HA 50
COM 141
19
14-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
Mijnheer de voorzitter, ik excuseer mij voor dit lange
antwoord, maar ik hoop dat het voorstel van de heer
Leterme op een andere keer nog eens aan bod kan
komen.
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de voorzitter, ik
zal het kort houden om de collega's geen onrecht aan te
doen.
Mijnheer de minister, ten eerste denk ik dat u het
rondgedeelde voorstel eens goed moet bekijken. Het is
uiteraard niet evident om te moeten reageren op flarden
die men hier en daar opvangt. Jammer genoeg had ik uw
faxnummer niet, anders had ik u het voorstel zondag
overgemaakt.
Ten tweede garandeert het dispositief van ons wetsvoor-
stel budgettaire neutraliteit. Littera B van ons wetsvoor-
stel
betonneert de budgettaire neutraliteit.
Ten
derde
gaat
het
om
compenserende
accijns-
verlagende maatregelen, uitsluitend gefinancierd door
meeropbrengsten van de BTW die per definitie niet
gebudgetteerd zijn. Deze meeropbrengsten vloeien voort
uit de toevallige opstoot van de aardolieprijzen. U zegt
dat wij vooral moeten werken aan de prijs en aan een
hogere productie bij de OPEC. Ik ben het daar volledig
mee eens, maar het wordt lachwekkend als u zegt dat
Belgie¨ de OPEC inzake Koeweit het verkeerde signaal
geeft als wij hier een accijnsverlaging met 2 frank invoe-
ren. Volgens u zou de OPEC hieruit concluderen dat zij
hun prijzen kunnen handhaven omdat een wereldmacht
als Belgie¨ zijn accijnzen verlaagt. Dat zou een bres in de
prijszetting op wereldschaal betekenen.
Een ander element in deze redenering is dat wij de
volledige meeropbrengst van de BTW in de gehele sector
aanwenden voor het prijseffect op de brandstoffen dat wij
beogen. In mijn inleiding heb ik gesteld dat het argument
van de heer Tavernier zeer terecht is. De effecten op de
huisbrandolie komen sociaal waarschijnlijk zwaarder
aan, maar de marge is daar met 55 centiem zeer gering.
Wij moeten immers de bodemkoers van 21 handhaven.
Daar bestaat dus een veel kleinere marge om iets te
doen dan bij de andere brandstoffen. Het element van de
budgettaire neutraliteit plaatst dit echter in een heel
ander perspectief.
Mijnheer de voorzitter, ik wil niet te zeer uitweiden, maar
wij vragen dat ons voorstel beoordeeld wordt naar zijn
verdiensten. Wij vragen hier trouwens de spoedbehan-
deling voor. Het is een structureel voorstel dat geen
negatieve budgettaire impact heeft en dat slechts werkt
als een bepaalde basiskoers wordt overschreden. Zelfs
de bewuste beleidskeuze inzake het variabiliseren van
de kosten van autogebruik en wegvervoer kan hier ten
volle spelen. Wij willen hier de plotse conjuncturele
opstoten alleen temperen en ze zelfs niet wegwerken.
Deze opstoten hebben immers niets te maken met het
beleid, ze zijn louter het gevolg van de evolutie en de
fricties op de wereldmarkt voor olie.
Minister Didier Reynders : Mijnheer Leterme, het gaat,
ten eerste, niet alleen om Belgie¨. Ook in andere Euro-
pese landen, bijvoorbeeld Frankrijk, is er een debat over
deze problematiek gaande. Als een dergelijk signaal op
het hele Europese vlak wordt gegeven, is dat een be-
langrijk gegeven voor de producenten.
Ten tweede hebben we nu actuele prijzen voor de staat.
Een verlaging van de accijnzen met 1 frank betekent een
kost van 11 miljard frank. Als u de prijzen van 1998 of
begin 1999 neemt, ziet u een verschil. Dat is echter een
historisch gegeven. Die prijs werd niet gebruikt tijdens de
laatste begrotingscontrole. Als u een nieuw systeem
neemt waarbij u de olieprijs op bijvoorbeeld 30 dollar per
vat bepaalt, dan betekent dat misschien een verlaging
van de accijns met 1 frank wanneer de prijs van een liter
benzine 46 of 47 frank zou bedragen. U moet dus een
onderscheid maken tussen een nieuwe beslissing in
verband met het verlagen van de accijns en een beslis-
sing in verband met de prijs van een jaar geleden.
Dit is niet hetzelfde op budgettair vlak.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Hubert Brouns aan de
minister van Financie¨n over
het dubbelbelasting-
verdrag met Nederland
(nr. 1288)
Question orale de M. Hubert Brouns au ministre des
Finances sur
la re´vision de la convention entre la
Belgique et les Pays-Bas tendant a` e´viter la double
imposition
De heer Hubert Brouns (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, wij komen nog eens terug op het
dossier dat wij ook in november onder uw aandacht
gebracht hebben via berichten in de media. U had toen
bevestigd dat er een akkoord is tussen Belgie¨ en Neder-
land om het dubbelbelastingverdrag te herzien. In de
Nederlandse pers krijgt dit dossier de laatste tijd veel
aandacht. Daar worden initiatieven genomen. Ik vermeld
bijvoorbeeld het oprichten van een commissie die na-
denkt over de compensatie van de mogelijke fiscale
nadelen voor grensarbeiders. Dat initiatief wordt geno-
men door de Nederlandse staatssecretaris van Financie¨n
en dit naar aanleiding van de herziening van het
belastingverdrag. Deze commissie zal dus nagaan in
welke mate men die compensatie eventueel vorm kan
geven.
20
HA 50
COM 141
14-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Hubert Brouns
Een ander initiatief dat men neemt in Nederland is het feit
dat men al een Steunpunt Grensstreekbelastingdienst
heeft aangeduid in Heerlen. Dat zijn initiatieven die
uiteraard ook niet voorbijgaan aan onze grensarbeiders.
Zij lezen dat en stellen vragen of men in ons land ook van
plan is om een commissie op te richten, ons voor te
bereiden op de concrete uitvoering van het dubbel-
belastingverdrag en in die commissie na te gaan wat dit
betekent voor de individuele grensarbeider. Is men zin-
nens om naast een commissie ook een aantal kantoren
in de grensstreek aan te duiden die als een open
steunpunt kunnen functioneren en waar de grensarbei-
der informatie kan halen op het moment dat het nodig is ?
Men kan de indruk hebben dat men in Nederland te sterk
op de feiten vooruitloopt, want in hetzelfde artikel meldt
men ook dat het ingaan van het belastingverdrag nog
minstens 3 jaar duurt. De vraag rijst dan waarom er nu al
een commissie en een aantal steunpunten moet worden
opgericht als men pas over 3 jaar over de juiste informa-
tie beschikt. Tegelijkertijd roept dit toch ook de vraag op
of het nuttig is gelijkaardige initiatieven te nemen aan
deze kant van de grens.
Vandaar ook mijn vragen. Hoever staat het dossier ?
Moeten wij ons inderdaad inhoudelijk voorbereiden om te
weten wat dit gaat betekenen voor de individuele grens-
arbeiders ? Wat is de timing ? Wanneer zal de ratificering
in het parlement plaatsvinden ?
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter, mijn-
heer Brouns, zoals ik in mijn brief van 23 november 1999
aan de voorzitters van Kamer en Senaat reeds heb
gemeld, werden de technische besprekingen tussen
Belgie¨ en Nederland terzake op 10 november 1999
bee¨indigd door de parafering van een ontwerp van
verdrag tot het vermijden van dubbele belasting tussen
Belgie¨ en Nederland.
Ik kan u het volgende meedelen met betrekking tot de
huidige stand van zaken van het dossier en van de
verdere procedure. De volgende stap die moet worden
gezet, is de ondertekening van het nieuw dubbel-
belastingverdrag in een Nederlandstalige en een Fran-
stalige versie. De ondertekening en de procedure van
wetgevende goedkeuring vallen principieel onder de be-
voegdheid van mijn collega, de minister van Buiten-
landse Zaken. De administratie van Fiscale Zaken van
mijn departement stelt echter de daartoe noodzakelijke
documenten op. Die administratie is momenteel volop
bezig met de vertaling van het ontwerpverdrag naar het
Frans. Het is een ontwerp in het Nederlands. Na de
ondertekening zal de administratie van Fiscale Zaken
nog de goedkeuring vragen van de inspectie van Finan-
cie¨n en de minister van Begroting en eveneens zorgen
voor de redactie van de documenten in verband met het
wetsontwerp dat in voorbereiding is en aan het parlement
zal worden voorgelegd. Dan pas kan in een volgende
fase
het
ministerie
van
Buitenlandse
Zaken
de
goedkeuringsprocedure effectief opstarten.
Het is moeilijk om bij benadering te zeggen wanneer de
bespreking in het parlement zal kunnen aanvangen,
aangezien de procedure over verschillende diensten en
departementen loopt. Ik zal vragen om zo vlug mogelijk
de vertaling te maken en het wetsontwerp daarna voor
goedkeuring bij het parlement indienen.
Wat het instellen van een commissie voor informatie
betreft, ben ik bereid om een bespreking te voeren met
enkele diensten, waaronder misschien ook lokale dien-
sten zoals gemeenten. Momenteel is het nog een beetje
vroeg, maar we kunnen misschien wel al plannen om een
commissie voor informatie op te richten wanneer het
wetsontwerp voor goedkeuring van het verdrag in het
parlement ingediend is. Binnen 1 jaar moet het mogelijk
zijn om goede informatie te verstrekken. Dit initiatief kan
worden genomen tijdens de parlementaire bespreking
van dit wetsontwerp.
De heer Hubert Brouns (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik dank de minister voor zijn antwoord en voor zijn
positieve houding ten aanzien van het initiatief voor de
oprichting van de commissie. Het is echter wel belangrijk
om een onderscheid te maken tussen een commissie die
informatie geeft en een commissie die onderzoekt of er
inderdaad nog hiaten zijn in het toepassen van de
wetgeving. Dat is eigenlijk de bedoeling van uw Neder-
landse collega Vermeent, die ten eerste moet zorgen
voor compensaties in een aantal gevallen en, ten
tweede, moet nagaan in welke mate het gelijkheids-
principe correspondeert met het grondbeginsel. Hier gaat
het zeer concreet over het mogen toepassen van de
hypotheekaftrekbaarheid en hoe dat kan toegepast wor-
den voor elke inwoner van het land.
Minister Didier Reynders : Het betreft hier een commis-
sie belast met informatie enerzijds en onderzoek ander-
zijds.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 12.15 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 12.15 heures.
HA 50
COM 141
21
14-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000