B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
V
ERENIGDE
C
OMMISSIES
VOOR HET
B
EDRIJFSLEVEN
,
HET
W
ETENSCHAPSBELEID
,
HET
O
NDERWIJS
,
DE
N
ATIONALE
W
ETENSCHAPPELIJKE
EN
C
ULTURELE
I
NSTELLINGEN
,
DE
M
IDDENSTAND EN DE
L
ANBOUW
EN VOOR DE
V
OLKSGEZONDHEID
,
HET
L
EEFMILIEU
EN DE
M
AATSCHAPPELIJKE
H
ERNIEUWING
C
OMMISSIONS
R
ÉUNIES DE L
'E
CONOMIE
,
DE LA
P
OLITIQUE
S
CIENTIFIQUE
,
DE L
'E
DUCATION
,
DES
I
NSTITUTIONS
S
CIENTIFIQUES ET
C
ULTURELLES
N
ATIONALES
,
DES
C
LASSES
M
OYENNES
ET DE L
'A
GRICULTURE
ET DE LA
S
ANTÉ PUBLIQUE
,
DE L
'E
NVIRONNEMENT
ET DU
R
ENOUVEAU DE LA
S
OCIÉTÉ
VAN
DU
29-02-2000
29-02-2000
HA 50
COM 135
HA 50
COM 135
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 29 februari 2000
VERENIGDE COMMISSIES VOOR HET BEDRIJFSLE-
VEN, HET WETENSCHAPSBELEID, HET ONDERWIJS,
DE NATIONALE WETENSCHAPPELIJKE EN CULTU-
RELE INSTELLINGEN, DE MIDDENSTAND EN DE
LANDBOUW EN VOOR DE VOLKSGEZONDHEID, HET
LEEFMILIEU
EN
DE
MAATSCHAPPELIJKE
HERNIEUWING
-
COM 135
Interpellatie van de heer Hubert Brouns tot de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu en
tot de minister van Landbouw en Middenstand over
de
problematiek van de Duitse kaolinietklei
(nr. 279)
3
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van Land-
bouw en Middenstand)
sprekers : Hubert Brouns, Jaak Gabriels, minister van
Landbouw en Middenstand
Sommaire
Mardi 29 fe´vrier 2000
COMMISSIONS RE
´ UNIES DE L'E´CONOMIE, DE LA PO-
LITIQUE SCIENTIFIQUE, DE L'E
´ DUCATION, DES INSTI-
TUTIONS SCIENTIFIQUES ET CULTURELLES NATIO-
NALES,
DES
CLASSES
MOYENNES
ET
DE
L'AGRICULTURE ET DE LA SANTE
´ PUBLIQUE, DE
L'ENVIRONNEMENT ET DU RENOUVEAU DE LA
SOCIE
´ TE´ - COM 135
Interpellation de M. Hubert Brouns a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement et au ministre de l'Agriculture et des
Classes moyennes sur
le proble`me de l'argile kaolinite
allemande
(n° 279)
3
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre de l'Agriculture et
des Classes moyennes)
orateurs : Hubert Brouns, Jaak Gabriels, ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes
2
HA 50
COM 135
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSIONS RE´UNIES DE L'E´CONOMIE,
DE LA POLITIQUE SCIENTIFIQUE,
DE L'E´DUCATION, DES INSTITUTIONS
SCIENTIFIQUES ET CULTURELLES
NATIONALES, DES CLASSES MOYENNES
ET DE L'AGRICULTURE
ET DE LA SANTE´ PUBLIQUE,
DE L'ENVIRONNEMENT
ET DU RENOUVEAU DE LA SOCIE´TE´
VERENIGDE COMMISSIES
VOOR HET BEDRIJFSLEVEN,
HET WETENSCHAPSBELEID,
HET ONDERWIJS, DE NATIONALE
WETENSCHAPPELIJKE EN CULTURELE
INSTELLINGEN, DE MIDDENSTAND
EN DE LANDBOUW
EN VOOR DE VOLKSGEZONDHEID,
HET LEEFMILIEU
EN DE MAATSCHAPPELIJKE HERNIEUWING
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 29 FE
´ VRIER 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 29 FEBRUARI 2000
De vergadering wordt geopend om 13.55 uur door de
heer Jos Ansoms en mevrouw Yolande Avontroodt,
voorzitters.
La re´union est ouverte a` 13.55 heures par M. Jos
Ansoms et Mme Yolande Avontroodt, pre´sidents.
Interpellatie van de heer Hubert Brouns tot de minis-
ter van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu en tot de minister van Landbouw en Mid-
denstand over
de problematiek van de Duitse kaoli-
nietklei
(nr. 279)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Landbouw en Middenstand)
Interpellation de M. Hubert Brouns a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement et au ministre de l'Agriculture
et des Classes moyennes sur
le proble`me de l'argile
kaolinite allemande
(La re´ponse sera donne´e par le ministre de l'Agricul-
ture et des Classes moyennes)
De heer Hubert Brouns (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, ik houd mijn belofte. U weet dat wij
tijdens de hoorzitting in de dioxinecommissie de proble-
matiek van de Duitse kaolinietklei hebben aangekaart. U
vond dat het aangewezen was hierop verder in te gaan
via de normale parlementaire werkzaamheden. Dit punt
staat nu op de agenda. Toen wij de aandacht op deze
problematiek vestigden, rezen onmiddellijk heel wat con-
crete vragen. Wij willen deze vragen even herhalen en
zien in welke mate wij daaruit enige conclusies kunnen
trekken.
Deze problematiek kwam ter sprake op een ogenblik dat
de dioxinecrisis volop woedde. De Oostenrijkse overheid
was met een onderzoek gestart naar de veiligheid van de
eigen voedselketen en zij ontdekten de aanwezigheid
van dioxines. Zij meenden - wat wellicht het meest voor
de hand lag -, dat de oorzaak van de aanwezigheid van
dioxines diende te worden gezocht bij producten die
vanuit Belgie¨ werden ingevoerd. Snel bleek dat dit niet
het geval was en dat de oorzaak van de aanwezigheid
van dioxines diende te worden gezocht in de klei gebruikt
in de veevoeding.
Er werd een zeer grondig onderzoek gevoerd, waaruit
bleek dat niet iedere ton klei, verwerkt in het veevoeder,
besmet was. Het feit dat niet alle klei besmet was, had
blijkbaar te maken met de plaats waar deze klei werd
opgedolven. Niet alle kleiontginningen waren, bij wijze
van spreken, besmet met dioxine. De plaats van ontgin-
ning bleek sterk determinerend te zijn.
De Oostenrijkse en Duitse delegaties van het Permanent
Comite´ voor de Veevoeding hebben deze problematiek
voor het eerst aangekaart op 28 en 29 juni 1999. Op dat
HA 50
COM 135
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Hubert Brouns
ogenblik wist men nog niet of Belgie¨ ook een deel van
deze klei had ontvangen, maar twee weken later werd
Belgie¨ dan toch rechtstreeks geconfronteerd met de
problematiek van de Duitse klei. Op het Permanent
Comite´ van de Veevoeding van 15 juli 1999 werd de
Belgische delegatie ingelicht over leveringen van be-
smette klei aan Belgische bedrijven. Ongeveer de helft -
dus een twintigtal - van de Belgische voormengsel-
fabrikanten werden met de besmette klei bevoorraad of
hadden tijdens de periode daarvoor ladingen van kaoli-
nietklei ontvangen.
De dioxinebesmetting bleek zeker op Europees niveau
van zeer ernstige aard te zijn en diende als een zeer
ernstig incident te worden beschouwd, waarschijnlijk
ernstiger dan wat ons land te verduren kreeg bij de
zaak-Verkest-Fogra en wel om verschillende redenen.
Uiteindelijk kwam via de filie`re Verkest-Fogra slechts e´e´n
gram dioxine in de voedselketen terecht.
Welnu, via de Duitse klei is waarschijnlijk gedurende vele
jaren veel meer dioxine in de voedselketen terechtgeko-
men en dit niet alleen in ons land, maar in alle lidstaten
waar men ooit deze klei heeft gebruikt in de veevoeder-
industrie.
Uit verklaringen in de dioxinecommissie bleek dat zeer
hoge dioxinewaarden werden aangetroffen. Men sprak
van 1 miljoen picogram per ton klei.
Ten slotte bleek ook uit Franse analyses dat tevens in
eieren hoge dioxinewaarden werden gevonden : tot 40
picogram per gram vet, een overschrijding van de toe-
laatbare norm met acht. Deze gegevens zouden door
Frankrijk in september in het permanent comite´ zijn
meegedeeld. Het ligt dus voor de hand dat ook in dit
geval in Belgie¨ wellicht een aantal besmette partijen
vlees in de handel zijn gekomen.
We hebben het daarover in de dioxinecommissie niet
alleen met de ministers Gabriels en Aelvoet gehad. Dit
probleem werd op eigen initiatief door een van de getui-
gen te berde gebracht. Uit zijn betoog kwam naar voren
dat de Europese Commissie in dit dossier minstens een
andere houding heeft aangenomen dan in het Verkest-
Fogra-geval. Ook deze getuige had moeten vaststellen
dat Frankrijk acht maal meer dan de toegelaten waarde
in eieren had aangetroffen.
Ik heb de minister over dit dossier zeer exacte vragen
overhandigd. Om een volledig beeld te hebben van de
vragenlijst wil ik ze hier nog eens herhalen. Op basis van
de antwoorden zullen we wellicht kunnen inschatten hoe
men in ons land met dit fenomeen is omgegaan.
Vooreerst wou ik weten wanneer de Belgische overheid
op de hoogte was van een mogelijke zware contaminatie
door dioxine via de betrokken klei in de veevoeding.
Wanneer was men op de hoogte van de hoge dioxine-
waarde die in deze klei werd gevonden ? Heeft men in
Belgie¨ stalen genomen van deze klei voor mengsels en
mengvoeders om te bepalen in welke mate deze waren
besmet ? Wanneer werden deze stalen genomen en
wanneer werden de resultaten ontvangen ? Welke waar-
den werden bij ons vastgesteld en welke normen werden
hierbij gehanteerd ?
Mijn volgende vraag is of men in ons land stalen van
dieren heeft genomen om na te gaan in welke mate deze
besmet waren. Er is immers nog de hele discussie in
welk voormengsel deze klei is terecht gekomen, voor
welk veevoeder dit mengsel heeft gediend. Is het enkel
naar pluimvee of ook naar andere diersoorten gegaan ?
We weten immers dat niet alle diersoorten de dioxine op
dezelfde manier verwerken en in het vet opnemen.
Tijdens de discussie zal blijken welke dieren eventueel
van dit voeder hebben gegeten. Mijn vraag luidt dan ook
wanneer de stalen werden genomen van mogelijk be-
smette dieren, wanneer werden de resultaten ontvangen,
welke waarden werden vastgesteld en welke normen
werden gehanteerd ?
Een belangrijke vraag is hierbij welke voorzorgsmaate-
gelen intussen genomen werden. Is het ook mogelijk een
raming te maken van de hoeveelheid dioxines die in
Belgie¨ via deze klei in de voedselketen is terechtgeko-
men gedurende de voorbije jaren ? Het is inderdaad
geen fenomeen dat plots is opgedoken. Integendeel,
wellicht zijn deze kleigroeves al honderden of duizenden
jaren besmet door dioxines en niet door een recent
vuilnisbelt of iets dergelijks.
De dioxines zijn wellicht het resultaat van vroegere
bosbranden waardoor hogere dioxinegehaltes in de bo-
dem zijn terechtgekomen.
Vermits wij al vele jaren klei van deze groeve afnemen,
zou het best kunnen dat wij al gedurende jaren te maken
gehad hebben met op zijn minst een gedeeltelijke be-
smetting van de veevoeders.
Ten zevende, aan hoeveel Belgische voormengsel- en
mengvoederbedrijven werd deze klei in 1999 geleverd ?
Hoeveel voormengsel- en mengvoederbedrijven werden
eventueel in Belgie¨ geblokkeerd ?
Ten achtste, weet de minister hoeveel landbouwbedrijven
in 1999 gebruik hebben gemaakt van dit veevoeder ?
Hoeveel landbouwbedrijven werden eventueel uit voor-
zorg geblokkeerd ? Hoeveel landbouwbedrijven werden
geblokkeerd toen de analyseresultaten bekend werden ?
Werden de eventueel besmette dieren afgevoerd en
vernietigd ?
Ten negende, werden besmette producten uit de groot-
en kleinhandel genomen ?
Ten tiende, welke communicatie werd hierover door de
overheid gevoerd ?
4
HA 50
COM 135
29-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Hubert Brouns
Tot daar mijn vragen om een goed overzicht te krijgen
van het fenomeen dat op zeker ogenblik bekend werd en
waarover wij graag duidelijkheid zouden krijgen.
Minister Jaak Gabriels : Mijnheer de voorzitter, geachte
collega's, ik ben heel blij met de interpellatie van collega
Brouns om duidelijkheid te kunnen verschaffen over een
op het eerste zicht vrij technisch probleem dat ook ten
tijde van de dioxinecrisis een rol speelde. Het probleem is
al ouder, zoals collega Brouns eveneens opmerkte. Het
is niet alleen aan ons land gebonden, maar kende een
vrij grote verspreiding in Europa. Ik zal concreet antwoor-
den op de verschillende vragen.
Tijdens het permanent comite´ voor de dierenvoeding van
28 en 29 juni 1999 werd de Belgische delegatie voor het
eerst ingelicht over het feit dat in Oostenrijk meng-
voeders voor varkens en pluimvee zijn aangetroffen met
een verhoogd gehalte aan dioxines, meer bepaald 1 720
tot 5 900 picogram per kilogram. De Oostenrijkse dele-
gatie deelde deze resultaten reeds schriftelijk mee aan
de Europese Commissie op 15 juni 1999.
Na onderzoek bleek dat hoogstwaarschijnlijk de kaoliniet,
een kleimineraal, toegelaten als additief voor dieren-
voeding onder het nummer E559, aanwezig in deze
voeders, zwaar gecontamineerd is met dioxine. De eer-
ste analyses van de kaolinietklei waren beschikbaar op
28 juni 1999. Het betrof hier analyses uitgevoerd door
Duitse autoriteiten. De resultaten die volgden en waarbij
waarden tot 1 600 000 picogram WHO-TEQ per kilogram
werden vastgesteld, bevestigden de hypothese dat deze
klei inderdaad zwaar was verontreinigd met dioxine. De
gebruikte klei was afkomstig van twee mijnen uit Duits-
land. Op 30 juni 1999 werden Nederland, Frankrijk en
Zwitserland door de Duitse autoriteiten op de hoogte
gebracht van de mogelijke leveringen van gecontami-
neerde partijen kaoliniet, afkomstig van de twee ver-
noemde mijnen. Op 2 juli 1999 werd DG4 van het
departement door de Nederlandse autoriteiten op de
hoogte gebracht van de leveringen aan zeven Belgische
voormengselfabrikanten van mogelijk gecontamineerde
partijen kaoliniet vanuit Duitsland via Nederland. Op
20 juli 1999 meldden de Nederlandse en Duitse autori-
teiten aan Belgie¨ nog twee leveringen gemeld van mo-
gelijk gecontamineerde partijen kaoliniet. Op 15 juli 1999
heeft de Europese Commissie de lidstaten gevraagd om
alle partijen kaoliniet, ongeacht hun origine of producent
uit de handel te nemen en te laten analyseren alvorens
deze eventueel terug in het verkeer te brengen. Dit naar
aanleiding van de hypothese dat het zou gaan om een
natuurlijke contaminatie van geologische oorsprong en
omdat op basis van de Duitse analyses bleek dat er veel
meer dan de twee vernoemde mijnen zouden zijn betrok-
ken. Zodra DG4 ingelicht was over de leveringen van
gecontamineerde partijen aan Belgische voormengsel-
fabrikanten, werd onmiddellijk overgegaan tot het in
beslag nemen en bemonsteren van deze partijen kaoli-
niet, evenals de voormengsels waarin deze mogelijk
gecontamineerde partijen werden gemengd. Op verzoek
van de Europese Commissie werden alle mengvoeders
waarin meer dan 1% van deze verdachte voormengsels
of kaoliniet was ingemengd, in beslag genomen.
Deze monsters werden vanaf 5 juli 1999 genomen, na
het eerste bericht van de Nederlandse autoriteiten over
mogelijke verdachte leveringen. Naar aanleiding van de
oproep van de Europese Commissie van 15 juli 1999
werd overgegaan tot het in beslag nemen van alle
partijen kaoliniet die op dat ogenblik in de handel waren.
In totaal werd op die manier in Belgie¨ beslag gelegd op
230 ton kaoliniet, 260 ton voormengsels en 88 ton
mengvoeders, inclusief mineraalvoeders.
Er werden hierbij enkel mengvoeders voor varkens en
runderen in beslag genomen, aangezien er op basis van
de formules geen kippenvoeders op de markt bleken te
zijn met meer dan 1% kaoliniet. De resultaten van de
analyses, uitgevoerd door het Vito te Mol voor 11 mon-
sters kaoliniet, 4 monsters voormengsels en 3 monsters
mengvoeders, werden eind augustus ontvangen. Deze
resultaten bevestigden dat de kaoliniet zwaar met dioxine
was verontreinigd. De waarden varieerden van 51 000 tot
509 000 picogram WHO-TEQ per kilogram. De resulta-
ten voor de voormengsels schommelden tussen 980 en
94 000 picogram WHO-TEQ per kilogram. De betrokken
mengvoeders voor varkens bleken een dioxinegehalte
van gemiddeld 3 300 picogram WHO-TEQ per kilogram
voeder te hebben. De norm die hierbij door de Belgische
overheid werd gehanteerd, bedroeg 500 picogram WHO-
TEQ voor de kaoliniet en de voormengsels en 750
picogram voor de mengvoeders. Deze norm werd vast-
gelegd op basis van een voorstel van de Europese
Commissie.
Gevolg gevend aan deze analyseresultaten werd in
samenspraak met de veterinaire diensten begin septem-
ber besloten om eveneens een aantal varkens en runde-
ren te bemonsteren die de gecontamineerde voeders
hadden geconsumeerd. In totaal werden 11 monsters
genomen van varkens en rundvet.
Vanaf 5 oktober waren de eerste resultaten beschikbaar.
Hieruit bleek geen enkel monster een gehalte aan di-
oxine te bevatten dat boven de vastgestelde norm van
5 picogram WHO-TEQ per gram vet lag. Naar aanleiding
van analyseresultaten van Duitse en Franse autoriteiten
op eieren en pluimveevlees, waaronder ook producten
afkomstig van kalkoenen met een dioxinegehalte van
29 tot 40 picogram WHO-TEQ per gram vet, werd door
DG5 eveneens overgegaan tot het bemonsteren van
pluimveevet - 18 monsters in het totaal - en eieren -
5 monsters - afkomstig van dieren die voeders hebben
geconsumeerd met een kaolinietgehalte van minder dan
1%. Dit gebeurde op basis van leveringslijsten, door DG4
HA 50
COM 135
5
29-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jaak Gabriels
opgevraagd. Er bleken immers geen voeders voor pluim-
vee, zoals verondersteld vanaf het begin, geproduceerd
te zijn in Belgie¨, met een kaolinietgehalte van meer dan
1%. Op deze voeders werd dus ook geen beslag gelegd
in het begin van de crisis. De laatste resultaten werden
op 2 februari 2000 aan DG5 meegedeeld. Alle resultaten
blijken negatief te zijn. Dit betekent dat de waarde kleiner
is dan 5 picogram WHO-TEQ per gram vet.
Daarenboven werden alle toevoegingsmiddelen, beho-
rende tot de categorie L, met name de bindmiddelen, de
stollingsmiddelen en de verdunningsmiddelen van bijlage
II van het ministerieel besluit van 12 februari 1999
betreffende de handel en het gebruik van stoffen be-
stemd voor dierlijke voeding, opgenomen in de lijst van
kritische additieven. Om deze kritische toevoegingsmid-
delen in het verkeer te mogen brengen, moet men
beschikken over een toelating als operator en moet elke
partij vergezeld zijn van een dioxine-analysecertificaat,
zoals bepaald bij koninklijk besluit van 18 november 1999
tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 oktober
1998 betreffende de erkenning en de registratie van
fabrikanten en tussenpersonen in de sector diervoeding.
Het is een feit dat deze kaoliniet reeds gedurende jaren
door de verschillende Europese lidstaten werd gebruikt
als dragerstof of additief in voormengsels en meng-
voeders. De lage inmengingspercentages - in Belgie¨ tot
maximum 20% in voormengsels, die dan op zich aan
maximum 10% worden ingemengd in mengvoeders - van
deze kaolinietklei en de uitgevoerde analyses op dierlijke
producten tonen echter aan dat er op geen enkel ogen-
blik een potentieel gevaar is geweest voor de volksge-
zondheid in Belgie¨. Blijkbaar worden de dioxines aanwe-
zig in kaoliniet sterk gebonden in de kleimatrix en vrijwel
niet geabsorbeerd door het dier zodat er geen sporen
van terug te vinden zijn in de dierlijke producten.
De positieve resultaten op enkele eieren en pluimvee-
vlees in Frankrijk en Duitsland wijzen blijkbaar op een
hoger inmengingspercentage van deze kaoliniet in
mengvoeders en voormengsels dan in Belgie¨. In 1999
werden ongeveer 15 Belgische voormengselfabrikanten
toegeleverd met mogelijk gecontamineerde kaolinietklei.
Bij al deze voormengselfabrikanten werden vanaf begin
juli de nog aanwezige partijen kaoliniet en de daarmee
geproduceerde voormengsels in beslag genomen en
bemonsterd voor analyse. Bij een veertigtal mengvoeder-
fabrikanten werden de nog aanwezige voormengsels,
afkomstig van een van de vijftien verdachte voor-
mengselfabrikanten, en de daarmee geproduceerde
mengvoeders met meer dan 1% kaoliniet of voormengsel
in beslag genomen. Er werd in het kader van de kaoli-
nietcrisis geen enkel landbouwbedrijf uit voorzorg ge-
blokkeerd en dit op basis van de instructies van de
Europese Commissie. Uit de eerste analyseresultaten
van dierlijke producten bleek immers dat er geen onaan-
vaardbare gehalten aan dioxinen aanwezig waren, be-
halve dan enkele Franse resultaten met betrekking tot
reproductie-eieren en pluimveevlees. Geen enkele an-
dere lidstaat is overigens overgegaan tot het effectief
blokkeren van dieren of dierlijke producten. De analyse-
resultaten - 34 in totaal - van de in Belgie¨ genomen
monsters van dierlijk vet en eieren waren alle negatief. Er
werden in het kader van de kaolinietaffaire geen dierlijke
producten uit de handel genomen omdat er op geen
enkel ogenblik een ree¨el gevaar was voor de volksge-
zondheid, hetgeen de op dierlijke producten verrichte
analyses aantonen.
Wat de communicatie betreft werd de evolutie van dit
dossier besproken in de dioxinecrisiscel waarin vertegen-
woordigers van zowel Landbouw als Volksgezondheid
aanwezig waren. Gelet op de afwezigheid van gevaar
voor
de
volksgezondheid
werd
geen
bijzondere
informatiecampagne opgezet, ook al om elke bijkomende
verwarring in het toch al zo complexe dioxinedossier te
voorkomen.
Mijnheer Brouns, dat is het antwoord op uw verschillende
vragen. De onrust die wij van bij het begin hebben
gekend dateert gedeeltelijk nog van de vorige regering,
maar onze diensten hebben zich continu met deze
problematiek beziggehouden. Op basis van de analyse-
resultaten is deze onrust uiteindelijk ongegrond geble-
ken.
De heer Hubert Brouns (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik dank de minister voor zijn uitvoerig antwoord, waarbij
hij op alle vragen is ingegaan.
Mijnheer de minister, voor mij blijft in dit dossier echter
een nog steeds moeilijk in te schatten probleem over-
eind. U geeft zelf toe - en wetenschappelijke studies
zullen dit moeten bevestigen - dat met klei vermengde
dioxinen in het veevoeder een ander proces doorlopen
dan in andere stoffen. Trouwens, in de vetstalen die DG4
nam en liet analyseren bleek de dioxinewaarde niet te
zijn overschreden.
Moeilijker te verklaren is echter dat zowel in Oostenrijk
als in Frankrijk in bepaalde producten, zoals eieren, toch
een normoverschrijdend dioxinegehalte werd gevonden.
Terzake doet zich aldus een bijzonder fenomeen voor,
waarbij dioxine vermengd met klei wellicht niet wordt
opgenomen in het vet en niet wordt geabsorbeerd door
het dier, terwijl in Frankrijk en Oostenrijk werd vastge-
steld dat het dioxinegehalte in de eindproducten wel te
hoog was.
Hieruit kan ik het volgende besluiten. In de eerste plaats
moet terzake nog meer wetenschappelijk onderzoek
worden verricht. Vervolgens heeft de Europese Commis-
sie in deze zaak tegenover de twee landen waar de
analyses tot positieve resultaten leidden een andere
6
HA 50
COM 135
29-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Hubert Brouns
houding aangenomen en een andere strategie gevolgd
dan in de zaak-Verkest-Fogra. De Belgische delegatie
zal niet nalaten het Permanent Veterinair Comite´ mee te
delen dat het voor ons niet duidelijk is waarom uit
bepaalde stalen van dieren en vet blijkt dat het dioxine-
gehalte niet wordt overschreden, terwijl de stalen van
sommige eindproducten op het tegendeel wijzen. In het
ene geval wordt de norm niet overschreden maar in het
andere geval wel. In een dergelijke situatie zou Europa
het voorzorgsprincipe moeten hanteren, zeker ten op-
zichte van die landen waar normoverschrijdingen werden
vastgesteld. Dat is echter niet gebeurd en dat moet te
berde worden gebracht in het Permanent Veterinair Co-
mite´.
Ik kan slechts vaststellen dat men terzake niet altijd even
consequent handelt. Een dergelijke houding moet wor-
den verantwoord.
Hoewel in de literatuur die na de dioxinecrisis in ons land
werd verspreid het voorzorgsprincipe dat aan alle lidsta-
ten wordt opgedragen telkens als eerste ter sprake komt,
slaagt de Europese commissie erin het zelf te negeren.
Ongetwijfeld zorgde de dioxinecrisis in ons land voor heel
wat onrust, al weet ik niet waarop u alludeerde, mijnheer
de minister, toen u daarnet zei dat er al onrust heerste
tijdens de vorige legislatuur.
Minister Jaak Gabriels : De eerste onderzoeken dateren
van 29 juni van vorig jaar.
De heer Hubert Brouns (CVP) : Dat was de periode toen
de Duitse delegatie bij het Permanent Veterinair Comite´
het voor het eerst had over analyses van stalen die zij in
hun land hadden genomen en waaruit bleek dat de klei
was besmet. Toen was de huidige regering nog niet op
post.
Hoe dan ook, volgens mij had men het voozorgsprincipe
moeten hanteren.
De vraag blijft of wij voldoende zicht hebben op wie, ook
in de periode voor 28 en 29 juni, deze klei heeft afgeno-
men in de veevoederindustrie en wat daarmee is ge-
beurd. Wij weten ook nog altijd niet of bepaalde produc-
ten, zoals eieren, die in andere landen positief werden
bevonden, bij ons in de handel zijn gebleven.
Minister Jaak Gabriels : Collega Brouns, ik zal nog even
herhalen wat ik daarstraks heb gezegd. Uit de testen die
wij hebben gedaan blijkt dat in Belgie¨ geen voeders voor
pluimvee met een kaolinietgehalte van meer dan 1%
werden geproduceerd.
De heer Hubert Brouns (CVP) : Ik heb dat uiteraard
gehoord. De vraag is echter of wij voldoende zicht
hebben op de hoeveelheid producten die mogelijkerwijze
gecontamineerd zijn. Is er een volledige retracering ge-
beurd, zodat wij nu weten welke mengbedrijven die klei
hebben gekregen, welke veevoederbedrijven dat vee-
voeder eventueel hebben aangemaakt en waarheen het
is gegaan ? U weet dat het een enorm moeilijke opdracht
is om dat netwerk volledig te traceren en een totaalbeeld
te krijgen van alle mogelijke producten die afgeleid zijn
van de eventueel gecontamineerde veevoeders.
Minister Jaak Gabriels : Collega Brouns, ik zal nog eens
bevestigen wat ik in mijn omstandig antwoord heb aan-
gegeven. Het gaat inderdaad om een moeilijk te detec-
teren probleem want het is een bijzonder fenomeen. Men
leert echter altijd uit het verleden. Bijgevolg denk ik dat,
op basis van de monsters die in ons land werden
genomen, zich geen probleem heeft voorgedaan. Alle
nodige voorzorgsmaatregelen werden genomen. In ver-
band met uw vraag naar voorafgaande detectie wil ik
wijzen op het Contaminant Surveillance System dat werd
opgezet. Dit systeem gaat het Federaal Agentschap
vooraf en heeft de bedoeling 12 000 testen in de
landbouwsector uit te voeren, van de veevoeders tot de
eindfase. Het peilt naar alle mogelijke oorzaken, zowel
pcb, dioxine en eventuele andere contaminaties, om tot
een voorzorgsprogramma dat het totale gamma van
detectie omvat te komen. Wij zijn op dat vlak dus vrij
ambitieus.
Ik ben het met u eens dat Europa niet met twee maten
kan meten. Op de laatste bijeenkomst van de Europese
Landbouwraad heeft commissaris Byrnc ons het Euro-
pees witboek voor het Agentschap voor Voedsel-
veiligheid voorgesteld. Ik hoop dat het zo vlug mogelijk
werkelijkheid wordt. Uiteindelijk moeten wij immers op
Europees niveau tot dezelfde normen en gezamenlijke
voorschriften komen zodat wij allen weten waaraan ons
te houden. Het heeft geen enkele zin dat een land
duidelijke normen heeft die niet worden gerespecteerd in
de andere landen. Aangezien wij in Europa het vrije
verkeer van personen en goederen kennen, zou dit tot
problemen leiden.
Trouwens, ook de informatieplicht van de andere landen
laat, indien dit niet op Europees niveau is geregeld, soms
te wensen over. Vandaag werden wij geconfronteerd met
het bericht in de pers dat in Nederland sinds meer dan
een jaar, het vee in 350 melkveebedrijven lijdt aan een
eigenaardige ziekte, terwijl die producten nochtans op de
markt zijn gebracht en werden uitgevoerd. Wij werden
daarvan pas vorige week op de hoogte gesteld door de
Nederlandse administratie. Ik heb aan mijn Nederlandse
collega gevraagd waarom wij zo laat werden gei¨nfor-
meerd over een voor hen wellicht onverklaarbaar pro-
HA 50
COM 135
7
29-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jaak Gabriels
bleem. Een van de kritieken op Belgie¨ was dat wij de
Europese partners niet op tijd op de hoogte hadden
gebracht van onze problemen. Nu stel ik vast dat zich in
een buurland hetzelfde afspeelt. Dat roept ernstige vra-
gen op.
Ik hoop dat wij met het Europees Agentschap tot duide-
lijke afspraken zullen komen, niet alleen wat de normen,
maar ook wat de controle betreft, waaraan in het witboek
nog te weinig aandacht wordt besteed. Dit zal ook een
antwoord bieden op uw bezorgdheden, die ik volkomen
deel.
Natuurlijk moeten die controles gebeuren. In ons land
worden zij verricht door de prive´-sector die al haar
kritische grondstoffen moet controleren. De overheid
doet daarenboven nog 12 000 tests in het Consum-
programma. Zolang men nog geen definitief uitsluitsel
heeft, kan het zelfs geen kwaad dat men in de aanvangs-
fase bij wijze van steekproef in Europees verband con-
troles op de controles op de controles doet. Zo wordt ten
minste de uniformiteit van de controlesystemen in Eu-
ropa getest.
Dit wordt volgens mij een heel belangrijk gegeven. Ik
hoop dat we in deze zaak zo vlug mogelijk tot bindende
afspraken komen. Dat is het enig mogelijke antwoord op
de terechte zorg die ik met u deel. Onze administratie
heeft zich echter perfect van haar taak gekweten.
De heer Hubert Brouns (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
normaal zouden wij nu een motie van aanbeveling moe-
ten indienen, maar dat doen wij niet. Wij hebben deze
interpellatie immers nu georganiseerd omdat we op dit
ogenblik onze werkzaamheden in de dioxinecommissie
afhandelen.
Uit deze interpellatie en uit het antwoord van de minister
onthouden wij vooral dat Europa een slecht voorbeeld
geeft van wat wij in onze aanbevelingen hoog in het
vaandel voeren, namelijk het toepassen van het
voorzorgsprincipe. Europa vindt in twee lidstaten stalen
met een ontoelaatbaar hoog dioxinegehalte, maar onder-
neemt verder niets. Deze vaststelling moet in acht geno-
men worden bij de aanbevelingen van de dioxine-
commissie. Tot zover mijn commentaar.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 14.35 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 14.35 heures.
8
HA 50
COM 135
29-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000