B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
COMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
VAN
DU
29-02-2000
29-02-2000
HA 50
COM 134
HA 50
COM 134
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 134
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 29 februari 2000
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE ZAKEN
-
COM 134
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren Marcel
Hendrickx en Jan Mortelmans aan de minister van Bin-
nenlandse Zaken over
de toekomstmogelijkheden van de
houders van het brevet van officier van gemeentelijke
politie en de huidige cursisten in de officierenopleiding in
de politieopleidingscentra
(nrs. 1093 en 1184)
4
sprekers : Marcel Hendrickx, Jan Mortelmans, An-
toine Duquesne
, minister van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de gevolgen van
de wijzigingen aan de nationaliteitswetgeving voor het
migratiebeleid
(nr. 1127)
7
sprekers : Jo Vandeurzen, Antoine Duquesne, minis-
ter van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Joos Wauters aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
het nucleair trans-
port uit La Hague
(nr. 1146)
9
sprekers : Joos Wauters, Antoine Duquesne, minister
van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Joos Wauters aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de veiligheids-
principes bij Mox-splijtstoffen
(nr. 1154)
11
sprekers : Joos Wauters, Antoine Duquesne, minister
van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de aangekon-
digde evaluatie en bijsturing van de veiligheids- en
samenlevingscontracten
(nr. 1171)
13
sprekers : Jo Vandeurzen, Antoine Duquesne, minis-
ter van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Marc Van Peel aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de uitvoering van
de wet tot invoering van gemeentelijke administratieve
sancties
(nr. 1183)
16
sprekers : Marc Van Peel, voorzitter van de CVP-
fractie, Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse
Zaken
Mondelinge vraag van de heer Servais Verherstraeten aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
de preventie
van fietsdiefstallen
(nr. 1186)
17
sprekers : Servais Verherstraeten, Antoine Duque-
sne
, minister van Binnenlandse Zaken
Sommaire
Mardi 29 fe´vrier 2000
COMMISSION DES AFFAIRES SOCIALES - COM 134
Questions orales jointes de MM. Marcel Hendrickx et Jan
Mortelmans au ministre de l'Inte´rieur sur
les perspectives
d'avenir des de´tenteurs du brevet d'officier de police
communale et des policiers qui suivent actuellement une
formation d'officier dans les centres de formation de la
police
(n
os
1093 et 1184)
4
orateurs : Marcel Hendrickx, Jan Mortelmans, An-
toine Duquesne
, ministre de l'Inte´rieur
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre de
l'Inte´rieur sur
les conse´quences des modifications du
Code de la nationalite´ belge pour la politique de migration
(n° 1127)
7
orateurs : Jo Vandeurzen, Antoine Duquesne, mini-
stre de l'Inte´rieur
Question orale de M. Joos Wauters au ministre de
l'Inte´rieur sur
le transport de matie`res nucle´aires prove-
nant de la Hague
(n° 1146)
9
orateurs : Joos Wauters, Antoine Duquesne, ministre
de l'Inte´rieur
Question orale de M. Joos Wauters au ministre de
l'Inte´rieur sur
les principes de se´curite´ lors de la produc-
tion des matie`res fissibles de Mox
(n° 1154)
11
orateurs : Joos Wauters, Antoine Duquesne, ministre
de l'Inte´rieur
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre de
l'Inte´rieur sur
l'e´valuation et l'adaptation des contrats de
se´curite´ et de socie´te´
(n° 1171)
13
orateurs : Jo Vandeurzen, Antoine Duquesne, mini-
stre de l'Inte´rieur
Question orale de M. Marc Van Peel au ministre de
l'Inte´rieur sur
l'exe´cution de la loi instaurant des sanctions
administratives communales
(n° 1183)
16
orateurs : Marc Van Peel, pre´sident du groupe CVP,
Antoine Duquesne, ministre de l'Inte´rieur
Question orale de M. Servais Verherstraeten au ministre
de l'Inte´rieur sur
la pre´vention en matie`re de vols de
bicyclettes
(n° 1186)
17
orateurs : Servais Verherstraeten, Antoine Duque-
sne
, ministre de l'Inte´rieur
HA 50
COM 134
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
4
HA 50
COM 134
29-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE L'INTE´RIEUR,
DES AFFAIRES GE´NE´RALES
ET DE LA FONCTION PUBLIQUE
COMMISSIE VOOR DE BINNENLANDSE
ZAKEN, DE ALGEMENE ZAKEN
EN HET OPENBAAR AMBT
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 29 FE
´ VRIER 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 29 FEBRUARI 2000
De vergadering wordt geopend om 10.15 uur door de
heer Paul Tant, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 10.15 heures par M. Paul Tant,
pre´sident.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
Collega's, de staatssecretaris heeft ons laten weten dat
hij met 15 minuten vertraging zou toekomen. Om 10.20
uur echter heeft hij nog steeds zijn kabinet niet verlaten.
De commissie kan niet langer wachten. De heer Van den
Eynde is het ermee eens dat zijn interpellatie nr. 243
wordt uitgesteld.
De vergadering is geschorst.
La se´ance est suspendue.
- De vergadering wordt geschorst om 10.17 uur.
- La se´ance est suspendue a` 10.17 heures.
- De vergadering wordt hervat om 14.30 uur.
- La se´ance est reprise a` 14.30 heures.
De vergadering is hervat.
La se´ance est reprise.
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren
Marcel Hendrickx en Jan Mortelmans aan de minister
van Binnenlandse Zaken over
de toekomstmogeli-
jkheden van de houders van het brevet van officier
van gemeentelijke politie en de huidige cursisten in
de officierenopleiding in de politieopleidingscentra
(nrs. 1093 en 1184)
Questions orales jointes de MM. Marcel Hendrickx et
Jan Mortelmans au ministre de l'Inte´rieur sur
les
perspectives d'avenir des de´tenteurs du brevet d'of-
ficier de police communale et des policiers qui sui-
vent actuellement une formation d'officier dans les
centres de formation de la police
(n
os
1093 et 1184)
De heer Marcel Hendrickx (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, mijnheer de minister, u hebt onlangs aan de verte-
genwoordigers van het personeel van de politiediensten
een aantal voorstellen ter discussie gelegd. Deze voor-
stellen gingen over enerzijds loopbaan en graden en
anderzijds het geldelijk statuut en tenslotte over de
integratie van het personeel. De voorstellen wijken af van
wat de vorige regering had voorgelegd. Zoals waarschijn-
lijk te verwachten was, heeft dit ondertussen geleid tot
heel wat beroering bij het personeel. Er hebben al een
aantal acties plaatsgevonden en mogelijk zijn er nog te
verwachten.
Wij hebben alle begrip voor de moeilijkheidsgraad van
het samenbrengen van de verschillende korpsen die
ieder hun eigen cultuur en statuut hebben. Aan de basis
van het denkwerk zou echter het gelijkheidsbeginsel
moeten liggen. In uw voorstel is dit duidelijk niet het
geval. Bij de gemeentepolitie interpreteert men dit als
zouden zij daardoor eens te meer benadeeld worden ten
overstaan van de andere korpsen.
Deze benadeling geldt enerzijds zeer specifiek voor die
leden van de gemeentelijke korpsen die het brevet van
officier van gemeentelijke politie al hebben maar nog niet
tot het middenkader behoren. Anderzijds geldt de bena-
deling voor die leden van de gemeentelijke politie die
thans de cursus officier in opleiding volgen in de diverse
politieopleidingscentra.
Voor deze beide categoriee¨n van mensen worden voor
de nabije toekomst alle kansen tot promotie voor een
stuk ontnomen als de huidige voorstellen werkelijkheid
HA 50
COM 134
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marcel Hendrickx
worden. In deel C, het hoofdstuk integratie van het
personeel, wordt bepaald wie toegelaten wordt tot het
toelatingsexamen ter aanduiding van de 400 betrekkin-
gen van officieren die voor 2001 en 2002 voorzien zijn.
Het toelatingsexamen staat enkel open voor de inspec-
teurs, hoofdinspecteurs, hoofdinspecteurs eerste klasse
en politieassistenten van de gemeentelijke politie die
houder zijn van het brevet van politieofficier. De proef
staat dus niet open voor de anderen, die enerzijds niet tot
het middenkader behoren en anderzijds laatstejaars-
student van de opleiding zijn.
Voor de gemeentebesturen die zware financie¨le investe-
ringen doen in de opleiding van hun personeel om over
kwaliteitsvolle mensen te kunnen beschikken, betekent
dit dat de investeringen door deze maatregel gedeeltelijk
ongedaan worden gemaakt. We spreken vooral over de
inspanningen die de betrokkenen zelf geleverd hebben
om de cursus te volgen en om financieel bij te dragen.
Immers, in de meeste gemeenten wordt een persoonlijke
financie¨le bijdrage gevraagd.
Mijnheer de minister, ik wens u dan ook een aantal
specifieke vragen te stellen. Ten eerste, is mijn interpre-
tatie van de teksten uit de voorstellen correct ? Ten
tweede, welk onderscheid wordt er gemaakt tussen
opleidingen bij de rijkswacht en de gemeentelijke politie
enerzijds en de gerechtelijke politie anderzijds ? Ten
derde, waarom wordt het bovenvermelde toelatingsexa-
men niet opengesteld voor de houders van het brevet
van officier van gemeentepolitie zoals dit nu in de statu-
ten van de gemeentelijke politie het geval is ?
Ten derde, waarom wordt er nu niet meer voorzien in een
hogere weddeschaal B5 voor de houders van het brevet
van officier zoals dit voordien het geval was ?
Graag kreeg ik een duidelijk antwoord op die vragen.
Heel wat mensen die de cursus volgen kijken met
belangstelling uit naar uw verklaringen terzake.
De heer Jan Mortelmans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, uit de voorstel-
len die nu op de onderhandelingstafel liggen, kan ik
afleiden dat geen rekening wordt gehouden met wat ik
noem
de niet-verzilverde officierenbrevetten.
Door de hervorming van het plan-Kelchtermans werd
reeds afbreuk gedaan aan de waarde van bepaalde
diploma's en het lijkt erop dat dit zich zou kunnen
voortzetten bij de politiehervormingen. In die zin beves-
tigt het voorstel dat nu ter tafel ligt mijn vermoeden.
Bij de huidige gemeentepolitie zijn er honderden perso-
neelsleden die over een officierenbrevet beschikken,
behaald in de politiescholen.
Langzaam maar zeker komen zij echter niet meer in
aanmerking omdat de toegang bemoeilijkt wordt door
allerhande toelatingsvoorwaarden zoals het behalen van
een licentiaatsdiploma.
Ik stel vast dat in het toekomstige politiestatuut de
houders van het officierenbrevet gelijkgeschakeld wor-
den met alle andere OGP-ers. Voor een aantal catego-
riee¨n van politiemensen zou nu blijkbaar een toelatings-
proef
worden
georganiseerd,
waarbij
een
400-tal
betrekkingen zouden worden ingevuld voor inspecteurs,
hoofdinspecteurs,
hoofdinspecteurs
eerste
klas
en
politieassistent. Die betrekkingen zouden worden toege-
wezen op basis van een enig vergelijkend examen.
Zowel voor deze categorie, personeelsleden van het
middenkader, en zeker voor die leden van het basiskader
die houder zijn van een officierenbrevet rijzen er mijn
inziens dan ook problemen.
Enerzijds hebben steden en gemeenten gei¨nvesteerd in
mensen, zowel op materieel als op het financie¨le vlak. De
politiemensen zelf hebben hiervoor naast hun eigenlijke
politietaak zware studies gedaan en in vele gevallen
kwam het gezinsleven een tijd in het gedrang.
Als deze plannen inderdaad worden aanvaard en goed-
gekeurd, zouden wij moeten vaststellen dat dit allemaal
weggegooide inspanningen zijn geweest.
Ik wens de minister dan ook vier vragen te stellen.
Ten eerste, welke garanties biedt de minister voor die
houders van het officierenbrevet die niet zullen worden
weerhouden na de toelatingsproef ?
Ten tweede, bestaat de mogelijkheid onderscheid te
maken in de nieuwe graden, zodat hun brevet toch wordt
gehonoreerd ?
Ten derde, vindt de minister het geoorloofd dat van de
ene dag op de andere een personeelslid niet meer
bekwaam wordt geacht om bijvoorbeeld officier te zijn bij
de gemeentepolitie omdat de voorwaarden worden ver-
anderd ?
Ten vierde, vindt de minister het normaal dat deze
politiemensen opnieuw een opleiding moeten volgen om
te beantwoorden aan de nieuwe criteria ?
Minister Antoine Duquesne : Mijnheer de voorzitter,
collega's, vooraf wou ik enkele algemene opmerkingen
formuleren. In deze materie moet men immers proberen
precies te zijn.
Actuellement, dans le re´gime applicable aux membres de
la police communale, la de´tention d'un brevet s'obtient de
manie`re libre, c'est-a`-dire en dehors du cadre d'une
proce´dure de nomination a` un grade d'officier. De plus, et
contrairement a` ce qui se passe dans d'autres corps, il
6
HA 50
COM 134
29-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
est possible pour des agents de police nouvellement
nomme´s d'entamer imme´diatement une formation d'offi-
cier et de se retrouver de´tenteur de ce titre sans presque
posse´der d'expe´rience de terrain.
Cela signifie d'une part que la de´tention d'un brevet
d'officier n'emporte aucune conse´quence directe quant a`
la nomination dans un de ces grades - il faut qu'une place
soit vacante et que le candidat postule, re´ussisse une
se´lection au niveau communal et soit ensuite choisi
parmi deux candidats - et, d'autre part, qu'un de´tenteur
de brevet d'officier peut e^tre amene´ a` attendre des
anne´es avant de
valoriser son brevet; la question se
pose alors de savoir si les be´ne´fices de la formation
d'officiers sont encore pre´sents quand ils ne peuvent e^tre
mis en pratique que de longues anne´es plus tard.
Pour me´moire, quelque 1 003 personnes sont actuelle-
ment de´tentrices d'un brevet d'officier sans pour autant
occuper un emploi dans ce cadre. Ce brevet est bien une
condition ne´cessaire pour devenir officier de la police
communale, mais n'est pas une condition suffisante.
Ces remarques permettent de mieux comprendre pour-
quoi, dans le syste`me actuellement propose´, il n'est pas
envisage´ d'accorder automatiquement la
valorisation
des brevets d'officier a` des membres du cadre de base
ou du cadre moyen.
Ten eerste, zou ik u erop willen wijzen dat het betreffende
document aan de vakbondsorganisatie werd overhan-
digd als ondersteuning van de onderhandelingen over
het toekomststatuut van de leden van de gei¨ntegreerde
politiedienst, die op 23 februari zullen beginnen. Het gaat
niet over een definitieve tekst, maar wel over een uit-
gangspunt voor besprekingen. De onderhandelingen zul-
len plaatsvinden met de vakbondsorganisaties van de
diverse politiediensten.
D'ailleurs, je me re´jouis vraiment du climat dans lequel
tout cela se de´roule : sans trop de difficulte´s, nous
sommes arrive´s a` un pre´accord en ce qui concerne le
statut syndical des polices, ce qui ne constituait certai-
nement pas un sujet tre`s facile.
J'en arrive aux questions de M. Mortelmans. Le nouveau
statut offrira aux de´tenteurs d'un brevet d'officier plus de
garanties que ce n'est le cas maintenant, en vertu de la
re´glementation sur la police communale, d'obtenir une
nomination dans un grade d'officier. En effet, j'ai pre´vu de
proposer, dans le cadre des dispositions transitoires, que
les brevete´s qui ne seraient pas inte´gre´s au cadre
officier - ou qui ne seraient pas retenus dans l'ope´ration
one-shot visant 400 emplois d'officiers supple´mentai-
res - puissent valoriser leur brevet en vue d'une nomina-
tion en qualite´ de commissaire principal.
L'ide´e est, sche´matiquement, la suivante : durant dix ans
environ, on re´servera chaque anne´e une filie`re d'acce`s
en formation d'officier (dont on sait que, dans le nouveau
syste`me propose´, elle de´bouche sur une nomination
automatique comme officier en cas de re´ussite) aux
de´tenteurs des anciens brevets, apre`s une se´lection
entre eux chaque anne´e, sur base d'un
assessment
center
, e´tant entendu qu'en fonction de la formation
suivie (brevet de 91 ou brevet de 65), ils seraient
dispense´s de tout ou partie de la formation scolaire.
Ik kom dan tot uw tweede vraag. Cette piste n'a pas e´te´
retenue; rappelons qu'actuellement, un agent ou un
inspecteur brevete´ n'est ni plus ni moins qu'un agent ou
un inspecteur non brevete´. Il n'y a pas de raison objective
de valoriser lors de l'inte´gration la de´tention d'un brevet
de`s lors que cela pourra se faire par le biais du syste`me
que je viens de vous exposer.
Het antwoord op uw derde vraag is neen. En effet, ce
n'est pas le cas de figure ! Actuellement, le brevet ne
de´bouche pas en tant que tel sur une nomination comme
officier; encore faut-il re´pondre a` des crite`res particuliers
e´dicte´s par l'autorite´ communale qui recrute et re´ussir
une e´preuve de se´lection objective. En tant que tel, le
brevet d'officier sera valorise´ dans le syste`me futur -
attestant d'une formation suivie, il donnera lieu a` une
dispense de formation e´galement - e´tant entendu qu'en
fin de formation - qui sera re´duite a` sa portion plus que
congrue pour les brevete´s - on est nomme´ directement a`
un grade d'officier a` part entie`re. Il est normal que la
se´lection s'ope`re pour acce´der a` cette formation. Je
dirais donc que le syste`me est, en termes d'exigences,
relativement e´quivalent, tout en offrant, je le rappelle,
plus de garanties d'e^tre nomme´ aux candidats que ce
n'est le cas actuellement.
Ik kom thans tot uw vierde vraag. Dans ma proposition,
les brevete´s de 1991 ne devront pre´senter que les
stages. Rien que de normal puisque dans le syste`me
propose´, la formation de´bouche sur une nomination
imme´diate et parce que, de plus, dans le programme
actuel de la formation au brevet de 1991, les stages ne
sont pas vraiment organise´s. Quant aux brevete´s de
1965, j'estime en effet qu'ils devraient be´ne´ficier d'un
comple´ment de formation. Pourquoi ? Dans le meilleur
des cas, ils ont suivi leur formation il y a neuf ans; le
programme de la formation d'officier a e´te´ fondamenta-
lement revu, en 1991, justement pour re´agir face aux
lacunes constate´es dans la formation de 1965 par rap-
port aux nouvelles exigences de la fonction d'officier a` la
police communale.
La re´forme poursuivant un objectif de re´organisation des
services de police pour un meilleur fonctionnement au
be´ne´fice de la population, il me parai^t de´fendable de ne
nommer en qualite´ d'officiers que des personnes dispo-
sant d'une solide formation les pre´parant efficacement a`
relever les de´fis de leur nouvelle fonction.
HA 50
COM 134
7
29-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
Op de vragen van de heer Hendrickx kan ik het volgende
antwoorden. U interpreteert de tekst correct maar het
verbaast mij dat u tien maanden hebt gewacht alvorens
uiting te geven aan uw verbazing. De door u aange-
haalde grieven betreffen hoofdzakelijk twee principes die
de vorige regering reeds in diezelfde tekst had opgeno-
men.
Het gaat hierbij om de volgende principes. Ten eerste, de
interne bevordering in het officierenkader veronderstelt
dat men deel uitmaakt van het middenkader en niet van
het basiskader.
Ten tweede, de overgang naar de gei¨ntegreerde politie-
dienst biedt op zich niet meer bevorderingsmogelijk-
heden - laat staan een onmiddellijke bevordering - in
verhouding tot de vooruitzichten die betrokkene had in
zijn vroeger statuut.
De redenering voor de gemeentepolitie gaat op dezelfde
manier op voor de rijkswacht en de gerechtelijke politie.
De overgang naar de gei¨ntegreerde politiedienst bete-
kent geenszins een automatische valorisatie van een
brevet of een gevolgde opleiding.
De toelatingsvoorwaarden tot de proef waardoor 400
leden van het middenkader toegang kunnen krijgen tot
het officierenkader en die voorkomen in het document
dat ik aan de representatieve vakbonden heb overhan-
digd, komen integraal voor in het vorige document van
april 1999. Ze leven de principes na die ik hiervoor heb
aangehaald.
Le document actuel permet a` un bien plus grand nombre
de policiers communaux d'acce´der imme´diatement a`
l'e´chelle bare´mique B5, puisqu'il suffit d'avoir, au moment
de l'insertion et a` titre de mesure transitoire unique,
vingt-quatre ans d'anciennete´ dans le cadre de base de
la police communale.
J'insiste encore une fois sur le fait que ce document est
un document de travail, qui doit e^tre discute´ en comite´ de
ne´gociation syndicale et est donc susceptible d'e^tre
amende´.
On aurait pu utiliser une autre me´thode de travail, mais
les syndicats m'ont demande´ de mettre un document sur
la table reprenant les lignes de force qui avaient e´te´
ne´gocie´es par le pre´ce´dent gouvernement et en y ajou-
tant spe´cialement ce que je souhaite inte´grer en ce qui
concerne plus spe´cialement les proble`mes de l'insertion.
Je dois vous dire que je n'ai pas du^ fournir un tre`s gros
effort d'imagination pour l'e´laboration de mes proposi-
tions. J'ai lu attentivement celles faites par les organisa-
tions syndicales, dans lesquelles j'ai trouve´ beaucoup de
choses se´rieuses et raisonnables que je n'avais aucune
raison de ne pas reprendre dans ce document de travail.
De heer Marcel Hendrickx (CVP) : Mijnheer de minister,
u hoeft niet verbaasd te zijn omdat ik de vraag 10
maanden geleden niet heb gesteld, want toen zat ik hier
nog niet.
Het is niet helemaal juist, mijnheer de minister, als u zegt
dat u alles hebt overgenomen van de vorige regering. De
vorige regering had voor de mensen, die in de
overgangssituatie zitten, de weddeschaal B-5 voorzien
en dit is in de huidige voorstellen niet hernomen. De
mensen die niet konden worden bevorderd kregen in de
voorstellen van de vorige regering een compensatie en
deze valt in de huidige voorstellen helemaal weg.
De heer Jan Mortelmans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
minister, ik stel vast dat de voorstellen enkele wijzigingen
hebben ondergaan, aangezien er verschillen bestaan
tussen de voorstellen die u aan de vakbonden hebt
gegeven en deze waarover ik hier nu beschik. Ik stel vast
dat het ook niet om een eenmalige operatie zou gaan,
maar dat deze zich verschillende keren zou herhalen. Wij
zullen de voorstellen herbekijken en wij zullen alleszins
op deze zaak terugkomen, omdat het Vlaams Blok
verstoken bleef van de meest elementaire informatie. Wij
zullen hier regelmatig, elke veertien dagen of elke drie
weken, op terugkomen en deze voorstellen opnieuw
bespreken.
M. Antoine Duquesne, ministre : Les choses vont sans
doute bouger tous les jours. Pour e^tre su^r de ne pas se
tromper, il vaut peut-e^tre mieux attendre la fin de la
ne´gociation.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de gevolgen
van de wijzigingen aan de nationaliteitswetgeving
voor het migratiebeleid
(nr. 1127)
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre de
l'Inte´rieur sur
les conse´quences des modifications
du Code de la nationalite´ belge pour la politique de
migration
(n° 1127)</b>
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, mijn vraag is gei¨nspireerd
door een brief van 30 september 1999 van de minister
van Binnenlandse Zaken aan de voorzitter van de com-
missie voor de Naturalisaties. De commissie heeft de
brief ontvangen in de loop van januari 2000, een respec-
tabel aantal maanden later !
In de brief drukt de minister zijn bezorgdheid uit over het
gebruik van de naturalisatieprocedure om een verblijf dat
niet permanent is te regulariseren. De minister stelt, ik
8
HA 50
COM 134
29-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jo Vandeurzen
citeer :
Er is een onmiskenbaar gebrek aan coherentie
tussen enerzijds de bepalingen van de wet van 5 decem-
ber 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelin-
gen en, anderzijds, de bepalingen van het wetboek van
de Belgische nationaliteit
.
De minister baseert zijn conclusie op de door de dienst
Vreemdelingenzaken gemelde evolutie in het statuut van
de personen die de naturalisatieaanvraag indienen. De
dienst heeft immers vastgesteld dat tot voor een paar
jaren die aanvragen voornamelijk betrekking hadden op
personen die in ons land waren gevestigd. Op dit ogen-
blik is dit niet langer het geval. Ongeveer de helft van de
in het Frans ingediende aanvragen en 10% van de in het
Nederlands ingediende aanvragen hebben betrekking op
personen die over een voorlopige toelating beschikken
zoals studenten, stagiairs, op personen die sinds minder
dan 5 jaar in ons land verblijven en op illegalen.
De commissie heeft de brief ontvangen nadat het debat
over de nationaliteitswetgeving in de plenaire vergade-
ring was bee¨indigd. Dit is jammer. De waarschuwing van
de minister van Binnenlandse Zaken aan de commissie
dat de wet op de nationaliteitsverwerving de wet van
1980 doorkruist, had immers een interessant element in
het debat over de nationaliteitswetgeving kunnen zijn.
De dienst Vreemdelingenzaken stelt, mijn inziens, te-
recht een evolutie in de rechtspraak van de commissie
vast. Ik voeg er onmiddellijk aan toe dat deze evolutie in
de vorige legislatuur altijd in grote eensgezindheid is tot
stand gekomen. In het debat over de nationaliteits-
wetgeving heb ik beklemtoond dat in de vorige legislatuur
ook via de naturalisatie, de integratiebereidheid een
voorwaarde voor de nationaliteitsverwerving was die
door de groenen en al de democratische partijen werd
gesteund. Deze voorwaarde werd consequent toegepast
in de rechtspraak van de commissie. Het is correct dat de
rechtspraak gee¨volueerd is. Op een bepaald ogenblik
heeft de commissie beslist dat een langdurig tijdelijk
verblijf met verankering in onze samenleving, zoals een
huwelijk, een uitzondering kon zijn op het principe dat
een tijdelijke verblijfsvergunning geen wil tot integratie
kon veronderstellen wat op zijn beurt tot gevolg had dat
de grondvoorwaarden niet voldaan waren. Men kon de
naturalisatie niet bekomen op basis van een tijdelijk
statuut dat in strijd is met het begrip integratiebereidheid.
Deze aanvragen werden geweigerd. De voorbije jaren
heeft de commissie haar koers echter gewijzigd en werd
de nationaliteit toegekend ondanks het tijdelijk statuut.
Men moest wel meer dan 10 jaar tijdelijk in ons land
verblijven en aan andere voorwaarden voldoen.
Ook bij de Raad van State tekent zich een dergelijke
evolutie af. Volgens de Raad van State kan zelfs een
illegaal verblijf in ons land worden gelijkgesteld met een
verblijf in het buitenland met een werkelijke band met
Belgie¨ wat, op basis van de wet, als periode kan worden
toegevoegd aan de periode van hoofdverblijf die men
moet kunnen bewijzen om via een van de procedures
van de wet de nationaliteit te verwerven.
Mijnheer de minister, u waarschuwt de commissie voor
de Naturalisaties dat zij met haar rechtspraak de wet van
1980 doorkruist. U moet echter weten dat de wijzigingen
die werden aangebracht aan de nationaliteitswet de
interferentie nog veel groter maken.
De integratiebereidheid is niet langer vereist. Het tijde-
lijke verblijfsstatuut, dat als basis gold en in strijd werd
geacht met het integratiebegrip, bestaat dus niet meer.
Personen die op diplomatieke posten werken en studen-
ten zullen dus na een verblijf van drie jaar de Belgische
nationaliteit kunnen verwerven. De termijn, die vroeger
vijf jaar bedroeg, is nu teruggebracht naar drie jaar.
Door de combinatie van de wet van 1980 met de nieuwe
nationaliteitswet is het bovendien zo dat elk kind, ouder
dan 18 jaar, van iemand die de Belgische nationaliteit
heeft verworven door de nationaliteitsverklaring even-
eens de Belgische nationaliteit kan bekomen en in toe-
passing van de wet van 1980 ook toegang heeft tot het
grondgebied. Hetzelfde geldt voor de echtgenote. Eens
men hier is, kan men de nationaliteit eisen via een
nationaliteitsverklaring. Dit heeft op zijn beurt tot gevolg
dat minderjarige kinderen ook de Belgische nationaliteit
verwerven. Deze nationaliteitswet heeft dus een uitdijend
effect en speelt rechtstreeks in op bepalingen uit de wet
van 1980.
U weet ook dat de geboorteakte nu kan worden vervan-
gen door andere documenten. De Raad van State had
ons gevraagd dit te regelen in het kader van een globale
regeling van het internationaal privaatrecht. De meerder-
heid heeft hierop niet willen wachten. U weet dat het
illegaal verblijf gelijk kan worden gesteld met een verblijf
in het buitenland.
Ik inspireer mij voor mijn vragen op de brief van de
minister. Mijnheer de minister, kunt u bevestigen dat de
nieuwe nationaliteitswetgeving het beleid met betrekking
tot de toegang tot het grondgebied ernstig bei¨nvloedt ?
Dringen zich hiervoor maatregelen op ? Hoe kan worden
vermeden dat die twee wetgevingen mekaar doorkruisen
zodat het beleid daardoor wordt bemoeilijkt ?
Minister Antoine Duquesne : Mijnheer de voorzitter,
collega's, het verbaast mij niet dat de heer Vandeurzen
mijn brieven aandachtig leest.
Ik weet dat de problemen omtrent vreemdelingen moeilijk
liggen, maar terzake moet ernst en coherentie worden
opgebracht.
HA 50
COM 134
9
29-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
Ten eerste, de nieuwe nationaliteitswetgeving bei¨nvloedt
inderdaad het beleid inzake het verblijf van vreemdelin-
gen op het grondgebied.
Ten tweede, de vreemdelingenwet zal moeten worden
aangepast,
in
het
bijzonder
wat
de
vestigings-
voorwaarden betreft. Heden is zulks slechts mogelijk na
vijf jaar. Na het indienen van het wetsontwerp tot wijzi-
ging van de asielprocedure, na Pasen 2000, zal ik werk
maken van een grondige herziening van de bestaande
vreemdelingenwet van 1980. Ook het afstemmen van de
nieuwe wet op de nationaliteit staat aan de agenda.
Ten derde, de Kamer is en blijft soeverein inzake de
toekenning van de Belgische nationaliteit na drie jaar. Ik
hoop dat de commissie voor de Naturalisatie de nodige
wijsheid aan de dag legt. Volgens mij moet worden
vermeden om via naturalisatie, het verblijf te regularise-
ren van personen aan wie, op basis van de vreemdelin-
genwet, geen onbeperkt verblijf wordt toegestaan. Het
komt in de eerste plaats de Kamer toe om hierover te
waken. Eventuele verdere discussies in dat verband
moeten worden gevoerd met de minister van Justitie die
bevoegd is inzake naturalisatie.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik ben weinig verbaasd over de informatie die wij beko-
men. De minister zegt dat wij die zaken serieus moeten
aanpakken. Zo ken ik ook de minister. Bijgevolg wil ik
hem graag geloven. Ik vind het evenwel niet correct dat
de Kamer de nationaliteitswet wijzigt, terwijl de meerder-
heid perfect weet dat de minister van Binnenlandse
Zaken alarm slaat wegens de interferentie van de be-
staande wet met de wet inzake de toegang van de
vreemdelingen. U weet - en de minister heeft het beves-
tigd - dat die wet zal moeten worden aangepast teneinde
aan te sluiten op de nieuwe nationaliteitswet die nog
ruimer is. In deze zaal heeft hij ooit tot laat in de nacht
ontkend dat dit een probleem is, terwijl wij nu moeten
horen dat de wet wordt gewijzigd op een later tijdstip.
Ondertussen treedt de nationaliteitswet in werking. Ik
zoek nog altijd naar het behoorlijk bestuur, nu wij al weten
dat de parketten geen advies kunnen geven binnen een
termijn van een maand en wij van de minister van
Binnenlandse Zaken hebben vernomen dat de dienst
Vreemdelingenzaken absoluut niet in staat is om dat
advies binnen een maand te geven. Dat is niet ernstig
vanwege de meerderheid.
De minister weet ook dat door de wet die nu de nationa-
liteit regelt en die door de regering is ingediend, aan de
Kamer elk instrument is ontnomen om op basis van een
tijdelijke verblijfsvergunning te zeggen dat men de natio-
naliteit niet kan verwerven. De Kamer zou soeverein
kunnen oordelen over de naturalisaties, maar door ge-
brek aan onderzoeksmiddelen kan ze dat niet meer
doen. Ook bij de andere vormen van nationaliteitsvragen,
die een recht zijn, zal de interferentie met de wet inzake
de toegang van vreemdelingen zeer groot zijn. Ik vraag
mij af waarom wij deze twee wetten niet op elkaar
hebben afgestemd. Ik wil ervoor pleiten - en ik zal
daarover een gesprek vragen in de commissie voor de
Naturalisaties - dat de ministers van Binnenlandse Zaken
en Justitie in openbare vergadering, elk voor een van de
wetten bevoegd, komen toelichten hoe de combinatie
van deze wetgeving op een gestroomlijnde manier kan
worden georganiseerd. Ik betreur dat men er geen oren
naar had op het moment dat het hier werd gezegd.
M. Antoine Duquesne, ministre : Pour moi, les choses
sont tout a` fait claires. M. Vandeurzen sait que je n'ai pas
l'habitude de cacher la ve´rite´ et les difficulte´s. C'est ce qui
figure dans ma lettre. Pour respecter ce qui e´tait propose´
au parlement, les moyens de mon administration de-
vraient e^tre renforce´s, ce qui est en cours et je perse´ve`re
dans cette voie. Il est trop tard pour que je cesse d'e^tre
se´rieux...
La modification de la loi sur la naturalisation entrai^ne
ne´cessairement une re´vision de la le´gislation sur les
e´trangers, ce a` quoi je m'emploie. C'est une re´vision
ge´ne´rale et il n'est plus question, monsieur Vandeurzen,
de proposer des morceaux de loi au parlement. C'est ce
qui a e´te´ fait dans le passe´ pour re´pondre, sous la
pression, a` des proble`mes ponctuels. C'est ainsi que
nous en sommes arrive´s a` une le´gislation largement
incohe´rente. Aujourd'hui, il faut remettre tout a` plat pour
essayer de reconstruire quelque chose de se´rieux.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van de heer Joos Wauters aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
het nucleair
transport uit La Hague
(nr. 1146)
Question orale de M. Joos Wauters au ministre de
l'Inte´rieur sur
le transport de matie`res nucle´aires
provenant de la Hague
(n° 1146)</b>
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, vorige donderdag heb-
ben we het proeftransport uit La Hague kunnen gade-
slaan. In Mol heeft een oude kraan, die op een diesel-
motor werkt, op twee uur tijd de container moeten
afladen. Ik vraag mij af of dat wel veilig is. Arbeiders
moesten gedurende twee uur in de nabijheid van die
container vertoeven. De werknemers worden daar aan
grote veiligheidsrisico's blootgesteld.
De bekommernis omtrent de veiligheid van zo'n transport
is niet nieuw voor ons. Vanaf de oorsprong van Agalev
houden wij ons er al mee bezig. Daarom denken we dat
er zeker veiligheidsrapporten zijn opgemaakt. De vorige
regering had geen vergunning afgeleverd omwille van,
10
HA 50
COM 134
29-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Joos Wauters
vermoedelijk, de hoge veiligheidsrisico's. Deze regering
heeft die vergunning wel afgeleverd. Er moeten dus
verbeteringen zijn aangebracht. We durven ook aanne-
men dat de uitgevoerde testen in optimale omstandighe-
den, accuraat en met geavanceerde technologie plaats-
vonden.
Het transport doorkruist de gemeente Mol. Het is daarom
zeer belangrijk dat de veiligheid van bevolking en werk-
nemers wordt gegarandeerd. Voor ons moeten alle mo-
gelijke preventiemiddelen worden ingezet om deze men-
sen te beschermen. Noodsituaties moeten worden
voorkomen.
Het nucleair afval komt van ons. Daarom moeten wij het
opslaan. Daarover bestaat geen discussie. We vragen
ons alleen af onder welke omstandigheden dit moet
gebeuren. Er bestaan acceptatiecriteria om dat afval te
aanvaarden. Volgens mij moet dat gebeuren op basis
van een koninklijk besluit. Tenzij ik mij vergis, heb ik dat
koninklijk besluit nog niet gezien.
Mijnheer de minister, dit alles vormt dan ook de aanlei-
ding tot een reeks vragen.
Ten eerste, welke resultaten hebben de onderzoeken en
het evaluatierapport met betrekking tot het proeftransport
opgeleverd ? De vorige keer zei u dat u bij het kleinste
mankement de werkelijke transporten zou opschorten.
Ten tweede, bevatten de recentste veiligheidsrapporten
een ree¨le verbetering ten opzichte van vroegere rappor-
ten ? Zo ja, op welke punten ?
Ten derde, welke organismen of instanties hebben deze
rapporten opgemaakt ? Welk soort testen werden met de
container uitgevoerd ? Welke veiligheidsplannen zijn er
opgesteld bij een noodscenario ? Op welk niveau ? Ik
heb het hier vooral over de bescherming van de werkne-
mers. Gedurende twee uurj moeten zij in de onmiddellijke
buurt van de container blijven. In geen enkel land wordt
dat aan die voorwaarden gedaan. Wat doet u ten aanzien
van hen ?
Ten slotte, zijn de acceptatiecriteria in een koninklijk
besluit opgenomen ? Dat is toch belangrijk. We moeten
dat hebben alvorens het afval kan worden aanvaard.
Minister Antoine Duquesne : Mijnheer de voorzitter,
collega Wauters, op 24 februari 2000 werd een kopie van
de transportverpakking, die voor het transport van hoog-
radioactief afval zal worden gebruikt, met hetzelfde ge-
wicht en dezelfde afmetingen, maar zonder radioactieve
inhoud, naar de site van Belgoprocess in Dessel ge-
bracht. Deze kopie zal de komende weken gebruikt
worden voor een laatste nazicht van de procedures in het
opslaggebouw op de site van Belgoprocess en ook om
de nieuwe operatoren vertrouwd te maken met de mani-
pulatie.
Het vervoer en het overladen van deze kopie van de
treinwagon op een oplegger is perfect verlopen. Terzake
is er geen enkele reden om de vergunde transporten niet
te laten plaatsvinden.
Het model van het collo dat voor het transport van het
verglaasde afval zal worden gebruikt, werd goedgekeurd
op basis van een veiligheidsrapport. Hierin werd aange-
toond dat het model voldoet aan de voorschriften van de
internationale reglementeringen terzake. In Belgie¨ en
Frankrijk hebben de bevoegde diensten het veiligheids-
rapport van 3 november 1995 onderzocht. Hieraan zullen
waarschijnlijk meerdere ontwerpen voorafgegaan zijn. Zij
hebben besloten dat het model kon worden goedge-
keurd.
Het veiligheidsrapport werd opgesteld onder verantwoor-
delijkheid van de ontwerper, met name de firma Trans-
nucle´aire uit Parijs.
Schaalmodellen van het collo werden onderworpen aan
de valtesten die worden voorgeschreven door de inter-
nationale reglementering. De resultaten van deze testen
en de interpretatie ervan worden opgenomen in het
veiligheidsrapport.
In het algemeen reglement op de bescherming van de
bevolking en van werknemers tegen het gevaar van
ioniserende straling en in de nucleaire noodplannen, die
in het Belgisch Staatsblad werden gepubliceerd, wordt
voorgeschreven wat er moet gebeuren bij een ongeval
tijdens het vervoer van radioactieve stoffen.
De vorige minister van Binnenlandse Zaken heeft tijdens
het voorjaar van 1999 bij toepassing van de bepalingen
van het koninklijk besluit betreffende de opdrachten van
het NIRAS, de openbare instelling voor het beheer van
radioactief afval en verrijkte splijtstoffen, de algemene
regels over de acceptatie van geconditioneerd radioactief
afval goedgekeurd.
Deze algemene regels zijn hier van toepassing. Hoewel
dit niet wettelijk verplicht is, werden zij opgenomen in een
ontwerp van koninklijk besluit, om niemand in het onge-
wisse te laten. Dit ontwerp werd voor advies aan de Raad
van State toegestuurd.
Ik kan hieraan toevoegen dat vroeger reeds specifieke
acceptatiecriteria voor verglaasd afval werden goedge-
keurd door de veiligheidsverantwoordelijken bij het ver-
lenen van de uitbatingsvergunning voor de opslag van dit
afval op de site van Belgoprocess.
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
minister, ik hoop dat het transport perfect is verlopen en
er geen fouten gebeurd zijn. Als mijn zoon 60% haalt
maar zijn best heeft gedaan, is dat voor mij perfect. Hij
heeft nochtans een aantal fouten gemaakt.
HA 50
COM 134
11
29-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Joos Wauters
Als u me de garantie kunt geven dat er nergens een fout
is gebeurd, ben ik daarover tevreden. Ik heb gewezen op
het risico van de kraan. Ik blijf aandacht vragen voor de
werknemers en de bevolking. Het is, mijn inziens, niet
aanvaardbaar dat zij gedurende twee uren in de buurt
van de container blijven.
Wat de veiligheidsrapporten en de testen betreft, wens ik
niet alleen het standpunt van Transnuklear te kennen
maar ook dat van onafhankelijke instanties. Men contro-
leert immers zichzelf. Het FANK moet dringend operatio-
neel worden.
Mijnheer de minister, op dit ogenblik is er alleen het
ontwerp van koninklijk besluit. Zolang het definitief ko-
ninklijk besluit niet is goedgekeurd en gepubliceerd, dring
ik aan op uitstel van het transport. De bevolking moet
zekerheid hebben.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
je voudrais dire a` M. Wauters que nous prenons toutes
les pre´cautions qui peuvent et doivent e^tre prises sur
base des re´glementations.
On m'a fait savoir qu'aucun incident ne justifie de reporter
les transports.
J'ai fait part de vos inquie´tudes et on m'a re´pondu qu'il
n'y avait aucun risque, me^me faible, de radiation et ce,
me^me a` proximite´ du conteneur. C'est un e´le´ment impor-
tant, notamment pour les forces de police qui accompa-
gneront. Il est vrai qu'une certaine chaleur est de´gage´e
mais je re´pe`te qu'il n'y a pas de risque de radiation.
Comme je l'ai de´ja` dit, je mets tout en oeuvre pour
consacrer dans un arre^te´ les re`gles fixe´es par mon
pre´de´cesseur. Mais il faut parfois attendre l'avis du
Conseil d'Etat. C'est la raison pour laquelle il faudra
proce´der rapidement a` un renforcement de ses effectifs.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van de heer Joos Wauters aan de
minister
van
Binnenlandse
Zaken
over
de
veiligheidsprincipes bij Mox-splijtstoffen
(nr. 1154)
Question orale de M. Joos Wauters au ministre de
l'Inte´rieur sur
les principes de se´curite´ lors de la
production des matie`res fissibles de Mox
(n° 1154)</b>
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, wij blijven heel alert
omdat de nucleaire veiligheid een zeer teer punt is in de
energiesector en omdat we, zoals uit mijn vorige vraag
ook blijkt, geen honderd procent sluitende maatregelen
hebben om de veiligheid te garanderen. We hebben ze
nu niet en die zullen we ook wat het hoogradioactief afval
betreft in de toekomst ook niet hebben.
Die veiligheid kan voor ons niet gegarandeerd worden.
Het is goed dat we met de opwerking gestopt zijn en dat
er scenario's zullen ontwikkeld worden om uit de kerne-
nergie te stappen. Dat verheugt ons ten zeerste.
Eens te meer worden we toch geconfronteerd, deze keer
opnieuw in Shellafield, met het feit dat de veiligheid niet
altijd gegarandeerd is en dat de veiligheid op spel staat.
Hier is het duidelijk dat met de testresultaten in Shella-
field rond de Mox-brandstof is geknoeid. Dat wordt
trouwens toegegeven. We hoeven niet ver te zoeken
naar de reden daarvan. Men wil de resultaten mooier
voorstellen dan ze in werkelijkheid zijn.
Wij durven veronderstellen, mijnheer de minister, dat dit
in ons land niet gebeurt. Wij hopen uit de grond van ons
hart dat deze veronderstelling juist is. Wij weten dat in
Belgie¨, in de fabriek van Belgonucle´aire, Mox geprodu-
ceerd wordt. Ik stel deze vragen dus om zeker te zijn dat
zoiets bij ons niet kan gebeuren.
Welke zijn de veiligheidsvoorschriften, -principes, en
-procedures in Belgonucle´aire ? Welke zijn de resultaten
van de evaluatie- en veiligheidsrapporten ? Hebben zich
hier de jongste jaren incidenten voorgedaan ? Wat is de
juistheid van deze rapporten ? Welke interne controle op
betrouwbaarheid is er van deze rapporten ? Welke aan-
passingen waren er inzake veiligheidsprocedures, gedu-
rende de jongste vijf jaar ? Op basis van welke vaststel-
lingen is een dergelijke zware fout als in Shellafield ook
mogelijk in ons land, en waarom niet ?
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
monsieur Wauters, il s'agit la` d'une question technique
importante qui demande qu'on lui re´ponde comple`te-
ment. C'est pourquoi je me permettrai de sortir quelque
peu de l'esprit des questions en commission en formulant
une re´ponse plus longue.
L'usine Belgonucle´aire a` Dessel est un e´tablissement de
classe 1 au titre du chapitre 2 du re`glement ge´ne´ral pour
la protection de la population et des travailleurs contre le
danger des rayonnements ionisants, auquel plusieurs
autorisations d'exploitation ont e´te´ de´livre´es par arre^te´s
royaux. Le re`glement ge´ne´ral qui vient d'e^tre cite´ contient
e´videmment les principes ge´ne´raux de se´curite´. Les
prescriptions plus spe´cifiques de se´curite´ et les proce´du-
res ade´quates sont reprises dans les conditions d'exploi-
tation et les rapports de su^rete´ auxquels ces arre^te´s
renvoient et qui en font partie inte´grante. Ces conditions
12
HA 50
COM 134
29-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
d'exploitation sont impose´es par les arre^te´s royaux
d'autorisation, sur proposition de la commission spe´ciale
des radiations ionisantes, cre´e´e par l'article 6 du re`gle-
ment pre´cite´, qui a e´galement e´tudie´ les rapports de
su^rete´.
La surveillance du respect de ces prescriptions est
exerce´e en premier lieu par le service de contro^le physi-
que de l'entreprise et ensuite par l'organisme agre´e´.
Rappelons d'ailleurs a` ce sujet que le service de contro^le
physique de l'entreprise est obligatoirement dirige´ par un
expert agre´e´ par arre^te´ ministe´riel. Leurs constatations
sont enregistre´es dans un registre qui est tenu en
permanence a` la disposition des fonctionnaires charge´s
de cette surveillance, c'est-a`-dire les inge´nieurs de l'ins-
pection du travail et les me´decins inspecteurs de l'admi-
nistration de l'hygie`ne et de la me´decine du travail
appartenant au ministe`re de l'Emploi et du Travail, ainsi
qu'aux fonctionnaires du service de protection contre les
radiations ionisantes, qui agissent sous mon autorite´.
De veiligheidsrapporten, waarnaar in de uitbatingsver-
gunning wordt verwezen, moeten worden nageleefd. De
rapporten van de Dienst voor fysische controle worden in
een register bijgehouden. Het erkend organisme heeft
als algemene opdracht toe te zien op de goede werking
van de Dienst voor fysische controle.
En application de l'article 23 du re`glement pre´cite´, les
proce´dures de se´curite´ sont ame´liore´es sur la base de
ces rapports. Belgonucle´aire re´pond a` la norme euro-
pe´enne de qualite´ ISO 9001 pour ce qui concerne son
bureau d'e´tudes et a` la norme ISO 9002 pour ce qui
concerne la production des matie`res fissiles. A priori, les
erreurs humaines lors du contro^le de la qualite´ du produit
final ne sont jamais a` exclure totalement. Le syste`me de
gestion de la qualite´ de l'entreprise doit ne´anmoins
fonctionner de manie`re a` re´duire aussi la survenance de
pareilles erreurs.
La comptabilite´ des matie`res fissiles, du plutonium
comme de l'uranium, est contro^le´e de manie`re stricte par
les inspecteurs des garanties internationales et de l'Eura-
tom, qui sont quotidiennement pre´sents dans l'usine de
la Belgonucle´aire.
L'application correcte du syste`me de qualite´ tombe e´ga-
lement sous le contro^le de l'organisme agre´e´. Cela est le
cas pour tout aspect qui a trait a` la se´curite´ et a` la
protection des travailleurs et de la population contre le
danger des radiations ionisantes.
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
minister, ik dank u voor uw uitgebrerid en technisch
antwoord.
Het is goed dat u heel de veiligheidsprocedure hebt
overlopen. U hebt ook gezegd dat er veiligheidsrapporten
bestaan. Toch wens ik nog enkele concrete vragen te
herhalen. Hebben er zich al dan niet incidenten voorge-
daan ? Werden aan het evaluatierapport verbeteringen
aangebracht ? Zo ja, op welke basis werden die aange-
bracht ? Heeft men iets kunnen vaststellen ?
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
je voudrais faire une remarque ge´ne´rale : la technique
des questions fait que, bien souvent, nous les recevons
tre`s tard et il n'est pas toujours tre`s facile d'obtenir des
re´ponses pre´cises des diffe´rentes administrations. Si
l'intervenant veut que je rentre dans les de´tails, il vaudrait
mieux qu'il me fasse parvenir la question plus to^t pour
que j'aie le temps de pre´parer la re´ponse ou, encore
mieux, de passer par mon cabinet pour avoir une conver-
sation avec mes collaborateurs, ce qui permettrait d'aller
au fond des choses. Je l'ai souvent dit en commission :
ils sont disponibles pour re´pondre a` toutes les questions
des parlementaires.
De voorzitter : Het is een nuttige suggestie. Geachte
collega's, als het gaat om een vrij technische vraag, dan
is er nog altijd de mogelijkheid om een schriftelijke vraag
te stellen. Men moet dan wel wat meer geduld opbrengen
met de minister, maar meestal wordt het geduld ook
beloond.
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
voorzitter, dit is geen technische vraag.
Het is een vraag in het belang van ons allen. Ik heb mijn
vraag gesteld naar aanleiding van incidenten die zich
voordeden in een andere centrale die eenzelfde produc-
tiewijze
hanteert.
Het
gaat
over
een
belangrijk
veiligheidsaspect.
Mijnheer de minister, het is niet altijd mogelijk binnen een
kort tijdsbestek steeds accurate antwoorden te geven. Ik
zal deze vraag schriftelijk herhalen zodat u de mogelijk-
heid krijgt deze zaak verder uit te pluizen. Ik wil best
overleggen op het kabinet, maar het zou de openbaar-
heid ten goede komen mochten wij vernemen op welke
wijze met deze productie en de veiligheid van deze
productie wordt omgesprongen.
M. Antoine Duquesne, ministre : Les incidents auxquels
vous faites allusion se sont produits a` l'e´tranger. J'ai de´ja`
donne´, il y a pre`s d'un mois, certains e´le´ments de
re´ponse a` cette question au Se´nat. Si mon souvenir est
bon, les cas qui se sont produits a` l'e´tranger ne peuvent
pas se pre´senter en Belgique, pour diffe´rentes raisons.
C'est avec plaisir que j'approfondirai ce the`me avec
vous, monsieur Wauters.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
HA 50
COM 134
13
29-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de aange-
kondigde evaluatie en bijsturing van de veiligheids-
en samenlevingscontracten
(nr. 1171)
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre de
l'Inte´rieur sur
l'e´valuation et l'adaptation des con-
trats de se´curite´ et de socie´te´
(n° 1171)</b>
Deze vraag sluit aan bij een vraag gesteld in de plenaire
vergadering van vorige week. Daar werd de afspraak
gemaakt om er nu nog even op terug te komen.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de voorzitter, u
schetst de context correct. Ik was verbaasd omdat we
toch met enkele collega's in de openbare vergadering
waren om deze vragen te stellen. De heer Fre´de´ric
kondigde aan dat hij hierover opnieuw vragen zou stel-
len. Daarom heb ik mij aangesloten bij dit initiatief. Dit is
een vraag waarover men lang kan discussie¨ren.
Ik bouw verder op wat we al tijdens de plenaire zitting van
24 februari 2000 vernomen hebben. Ik heb geen bezwaar
tegen de evaluatie. Als de minister zegt dat hij de
effectiviteit van de ingezette middelen wil controleren,
dan kunnen wij dit alleen als behoorlijk bestuur beschou-
wen en we de steunen de minister daar dan ook in. Ik had
toch een aantal punctuele vragen.
Men kan niet voorbij aan het feit dat het initiatief van de
veiligheids- en de samenlevingscontracten, dat al enkele
jaren bestaat, op het terrein een enorme dynamiek heeft
veroorzaakt. Ik volg de minister wel als hij zegt dat er in
termen van bevoegdheidsverdeling daar zeker wat over
te zeggen is. Bij wie hoort bijvoorbeeld preventie ? Is dit
een onderdeel van het veiligheidsbeleid of een taak van
de gemeenschap ?
Ik zou echter graag een aantal zaken vernemen. Ten
eerste, toen de minister zijn intenties rond de evaluatie
bekendmaakte, was dit dan vanuit een inzicht in de luiken
die onder de bevoegdheid van Binnenlandse Zaken
ressorteren ? Wij hadden een beeld van een eerder
negatieve evaluatie. Als men zich dan zo kritisch uit-
spreekt, heeft de minister het dan ook gehad over die
stukken van de samenleving- en veiligheidscontracten
die bijvoorbeeld betrekking hadden op de alternatieve
gerechtelijke maatregelen, drugspreventie, stadswach-
ten en stedelijke vernieuwing ? Dit zijn allemaal elemen-
ten die aan de orde zijn bij deze instrumenten van de
overheid.
Als de minister zich kritisch heeft uitgelaten, heeft hij het
dan ook gehad over deze luiken die gedeeltelijk ressor-
teren onder de bevoegdheid van zijn collega de minister
van Justitie ?
Ten tweede, de Ministerraad heeft op 23 december de
contracten voor het jaar 2000 goedgekeurd. Op dat
moment is de evaluatiediscussie niet in de media en de
publieke opinie aan de orde geweest. Wat was de
aanleiding om dit recent via een persbriefing van de
minister wel te doen ? Waarom is dit niet gekoppeld aan
de negotiatie van de contracten zelf ?
Ten derde, uit het antwoord in de openbare vergadering
heb ik begrepen dat de evaluatie ook gebeurt in overleg
met de universiteiten. U weet dat er toch vragen zijn over
hoe men de evaluatiecriteria kan opstellen. Het gaat niet
alleen over de criminaliteitscijfers, maar ook over het
subjectieve veiligheidsgevoel en de leefkwaliteit. Dat zijn
toch een aantal complexe zaken. Hoe gaan deze criteria
opgesteld worden, binnen welke termijn en wie gaat
daarvan de redactie waarnemen ?
Ten vierde, is er voorafgaand aan de aankondiging van
de evaluatie overleg geweest met de betrokken steden
en gemeenten, ook in Vlaanderen ? Ik heb moeten
vaststellen dat voornamelijk aan Vlaamse zijde de steden
en gemeenten nogal verbolgen gereageerd hebben. Dit
is misschien gedeeltelijk zo door de manier waarop het in
de media is gekomen. Zijn de steden en gemeenten in
Vlaanderen betrokken geworden in de voorbereiding tot
beslissing van de evaluatie ?
U spreekt over niet efficie¨nt. Welke verschuivingen en
trends zou u dan in de contracten willen onderbrengen ?
Kunt u mij bevestigen dat het instrument zelf niet in vraag
wordt gesteld ?. Kunnen we dus blijven beschikken over
veiligheidscontracten als instrument ? We kunnen aan de
gemeenten en steden toch interessante incentives geven
om op deze terreinen initiatieven te ontwikkelen.
De minister is ook burgemeester geweest. Ik moet hem
er dus niet van overtuigen dat er een belangrijk timings-
probleem is. Men is bevreesd dat er een soort van
discontinui¨teit zal ontstaan omdat u nog moet evalueren.
Bovendien komen er daarna nog gemeenteraads-
verkiezingen en negotiaties. Zo zijn we vlug aan het jaar
2001.
Dan krijgen wij het scenario dat zich helaas nogal eens
voordoet met de hogere overheid : op de lokale niveaus
heerst dan totale onzekerheid of men verder doet of niet,
of iedereen moet worden opgezegd ten vrijwarenden
titel. Dit laatste moet dan weer bijna gebeuren in septem-
ber of oktober als men ernstig wil zijn. Dat leidt dan weer
tot alle nare gevolgen op het terrein, die men eigenlijk bij
dergelijke thema's best kan missen. Ik wens u dan ook
een aantal vragen te stellen.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, monsieur Vandeurzen, je suis e´tonne´ de
l'indignation de certains de`s lors que l'autorite´ se pose
des questions. Le ministre de l'Inte´rieur sait que les
moyens consacre´s a` la se´curite´ sont compte´s et qu'il faut
donc les utiliser de manie`re optimale.
14
HA 50
COM 134
29-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
Les contrats de se´curite´ existent depuis 1992. On pro-
ce`de chaque anne´e a` des e´valuations limite´es. Je n'ai
jamais dit qu'il fallait supprimer ces contrats de se´curite´,
j'ai dit qu'il fallait ve´rifier si les objectifs de de´part e´taient
toujours bien respecte´s, a` savoir garantir plus de se´curite´
pour les citoyens avec des mesures de pre´vention ou de
re´pression - il faut les deux - qui permettent de re´duire la
de´linquance.
Je ne remets pas non plus en question les trois volets : le
volet pre´ventif, le volet re´pressif et le volet de suivi. Je
prends comme exemple le volet de suivi, qui concerne
tout ce qui a trait aux victimes. Des re´sultats importants
et positifs ont e´te´ obtenus. Ils ont permis e´galement un
meilleur de´veloppement de la re´pression car la qualite´ de
l'accueil des victimes a permis de de´couvrir un type de
de´linquance qui e´tait jusqu'alors cache´, a` savoir la vio-
lence intrafamiliale.
Beaucoup de contrats sont excellents. Il en est quelques
uns qui pourraient e^tre ame´liore´s. Certains sont fort
e´loigne´s des objectifs initiaux. Quand on nous dit par
exemple qu'on fait de la
me´diation-pigeons - ce n'est
pas une blague, cela se trouve dans les rapports officiels
de mon administration - pour lutter contre les de´jections
de pigeons sur les ba^timents publics ou sur les bancs
dans les parcs, ce n'est pas tout a` fait inutile du point de
vue de la proprete´, mais est-ce une ve´ritable priorite´ pour
la se´curite´ des citoyens ? Autre exemple : lorsque des
agents de pre´vention et de se´curite´ sont utilise´s comme
concierges dans des ba^timents communaux, on doit se
poser des questions.
Apre`s huit ans, on peut voir quels sont les re´sultats
obtenus par rapport aux objectifs initiaux et le cas
e´che´ant proce´der a` des e´valuations.
J'ajoute que l'on constate - c'est un phe´nome`ne tre`s
humain - que plus les choses se re´pe`tent plus la routine
s'installe. Il y a peu de remises en question de ce qui se
fait. On a tendance a` proposer au ministre de l'Inte´rieur
de reconduire purement et simplement le contrat de
l'anne´e pre´ce´dente malgre´ toutes les e´valuations aux-
quelles on a proce´de´.
Je voudrais aussi vous dire que je suis conscient que tout
cela ne concerne pas seulement le ministre de l'Inte´rieur.
Lorsque je proce´derai a` une e´valuation, je re´unirai donc
les collaborateurs des ministres des Affaires sociales, de
la Sante´ publique, plus spe´cialement pour le volet dro-
gue, ou encore du ministre de l'Emploi pour le volet
emploi. Si je me re´jouis que ces contrats de se´curite´ ont
un impact positif sur l'emploi - on a en effet recrute´ 3000
personnes, ce qui n'est pas ne´gligeable -, il faut faire
coi¨ncider l'objectif d'engagement avec l'exigence quali-
tative. Il faut donc recruter les personnes qui ont le
meilleur profil compte tenu de l'objectif poursuivi.
J'aurai e´galement des contacts avec le commissaire a` la
politique de la ville qui disposera de moyens supple´men-
taires (1,5 milliard) dont une partie sera consacre´e a` un
volet se´curite´.
J'ajoute que tout cela doit e´galement s'inscrire dans cette
re´forme des polices. En effet, quand on parle de pre´ven-
tion, il ne s'agit pas uniquement des personnes qui
viennent de l'exte´rieur et qui sont sous contrat. Pour ma
part, je fais partie de ceux qui pensent que la police doit
de´velopper personnellement un volet extre^mement im-
portant de pre´vention en e´tant pre´sente sur le terrain et
en e´tablissant un dialogue avec le citoyen, devenant
ainsi consciente des difficulte´s que ce dernier rencontre,
qu'elles soient objectives ou subjectives.
Le sentiment d'inse´curite´ est un proble`me tre`s se´rieux. A
mon avis, me^me lorsque la criminalite´ augmente faible-
ment, le sentiment d'inse´curite´ augmente de fac¸on expo-
nentiel. Si on ne rencontre pas ce sentiment d'inse´curite´,
on sera confronte´ a` des risques de tentation de de´rive
se´curitaire, ce qui re´jouirait certaines formations extre´-
mistes.
Dans tous les de´bats auxquels je participe actuellement,
on pourrait discuter de l'utilisation des statistiques qui
constituent, en fait, un des moyens de ne pas dire la
ve´rite´. Je reconnais qu'en Belgique on ne dispose pas
encore des instruments d'analyse pour aller au fond des
choses et que nous devons encore apporter des ame´lio-
rations en la matie`re.
Cependant, il existe des chiffres tre`s clairs relatifs aux
vols, aux vols avec circonstances aggravantes, aux
nouvelles techniques de vol comme le car-jacking ou les
agressions avec violences dans les centres urbains. Des
analyses universitaires tre`s pousse´es ne sont pas ne´ces-
saires pour constater que ce phe´nome`ne est malheureu-
sement en augmentation. Et si nous devions dire que
nous n'en sommes pas informe´s ou que nous n'en
sommes pas conscients, ce serait discre´diter l'ensemble
des responsables politiques aux yeux de la population.
L'e´valuation que je souhaite mener doit e^tre fonde´e sur
des crite`res objectifs. Ils seront de deux ordres.
Il y a d'abord des crite`res quantitatifs. Il faudra donc
mesurer l'impact des contrats de se´curite´ et de socie´te´
sur les chiffres de la criminalite´.
Il y a ensuite les crite`res qualitatifs. Cette e´valuation sera
mene´e au moyen d'une grille d'e´valuation, outil statisti-
que, qui a e´te´ e´labore´e par l'universite´ de Gand et
adapte´e par le ministe`re de l'Inte´rieur en fonction des
contrats et des priorite´s gouvernementales en matie`re de
se´curite´ et de pre´vention.
Les principes qui serviront de base a` l'e´valuation quali-
tative 2000 sont les suivants :
HA 50
COM 134
15
29-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
- L'augmentation de la pre´sence policie`re sur le terrain.
Je dois dire que cela a e´te´ possible gra^ce a` certains
contrats qui ont permis de mettre du personnel civil a`
disposition.
- L'ame´lioration des contacts avec la population. Il est
vrai que les bureaux d'accueil, l'aide aux victimes, etc.
ont tre`s bien fonctionne´. On peut donc e´galement se
poser la question de la ge´ne´ralisation de certaines me-
sures.
- L'ame´lioration de l'organisation des services de police
et des moyens utilise´s. Je pense a` ce qui s'est fait a`
Koekelberg avec le te´le´police qui permet un contact tre`s
efficace avec certains commerces spe´cialement me-
nace´s d'agression (libraires, pharmaciens).
- L'ame´lioration de la qualite´ des services de police. La
rencontre de certains proble`mes de de´linquance qui
trouvent leur origine dans des raisons sociales. Des
expe´riences tre`s utiles ont e´te´ faites dans le domaine du
de´crochage scolaire et doivent e^tre poursuivies. Des
initiatives doivent e^tre prises pour re´pondre au proble`me
de la drogue. Je ne pense pas que cela soit une
caracte´ristique de faits de de´linquance. Il s'agit, a` mon
avis, de tout autre chose.
- La rencontre de certaines proble´matiques de quartiers
dont on n'a peut-e^tre pas suffisamment conscience et qui
ge´ne`rent de la de´linquance.
Mais on ne peut demander au ministre de l'Inte´rieur de
remplacer tout le monde. Il ne peut remplacer la famille,
ni l'e´cole, ni les institutions culturelles, ni sociales. Son
me´tier, c'est d'assurer la se´curite´. Il faut donc que le lien
entre le contrat et la se´curite´ soit bien e´tabli.
Par la de´cision du gouvernement au mois de de´cembre,
il n'y a pas eu de nouvelle concertation pre´alable avec les
communes ou` existent les contrats : pour les contrats de
se´curite´ et de socie´te´ de 29 communes, le lien est
permanent et l'e´valuation est en principe annuelle. La
de´cision d'e´valuation globale re´sulte simplement du
constat d'un certain nombre d'e´le´ments ne´gatifs qui
affectent certains contrats et de la ne´cessite´ de remettre
cette politique en perspective.
Par contre, de`s la mi-novembre 1999, nous avons averti
les communes du souhait du gouvernement de proce´der
a` une e´valuation en profondeur de leur contrat. Il est clair
que cette e´valuation globale se fera en concertation avec
les villes et communes concerne´es, flamandes, wallon-
nes et bruxelloises. D'ailleurs, j'enverrai une circulaire
leur de´taillant la proce´dure qui sera mise en oeuvre.
En ce qui concerne les conditions d'octroi de ces
contrats, je ne me pose pas trop de questions. Les
crite`res n'ont pas toujours e´te´ uniquement tout a` fait
objectifs. Depuis 1992, on a vu de nouvelles pre´occupa-
tions apparai^tre, qui ont permis d'octroyer des contrats a`
des communes qui ne re´pondaient pas aux premie`res
conditions. Voila` qui fait partie de notre quotidien politi-
que.
Dans ces contrats de socie´te´, il convient aussi de se
me´fier d'un phe´nome`ne qui risquerait de se produire :
qu'on atteigne un certain niveau d'efficacite´, ce qui n'est
pas toujours de´montre´ par les chiffres de la criminalite´.
Le risque de de´placement de la de´linquance du lieu ou`
les moyens de pre´vention et de re´pression sont meilleurs
vers les endroits moins surveille´s. Si le moyen contrac-
tuel est satisfaisant par ce qu'il permet un dialogue avec
les autorite´s locales et les autorite´s fe´de´rales ou re´gio-
nales - en tout cas, pour la Wallonie et Bruxelles vu que
la Flandre intervient d'une autre manie`re pour l'instant -,
on peut mieux prendre en compte la diversite´ des pro-
ble`mes en matie`re de se´curite´ gra^ce a` ce biais contrac-
tuel.
Ce qui se passe a` Anvers ou a` Bruxelles n'est pas
identique a` ce qui se passe a` Ostende ou a` Namur,
encore moins a` Saint-Trond ou a` Manhay dans la pro-
vince de Luxembourg. Il s'agit donc en cette matie`re de
coller aussi pre`s que possible avec la nature des proble`-
mes pose´s.
Enfin, je vous confirme m'occuper de ces contrats de
se´curite´, hormis le cas particulier des sanctions alterna-
tives, confie´es a` mon colle`gue, le ministre de la Justice :
il est charge´ de proce´der a` l'e´valuation du volet
sanc-
tions alternatives
des contrats de se´curite´.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de minister, ik
dank u voor dit antwoord. Zoals reeds gezegd heb ik
geen probleem met een evaluatie. Mij lijkt dat niet meer
dan normaal. Als het correct en sereen gebeurt en binnen
de tijd, zodat er op het terrein geen problemen ontstaan,
is er daar geen enkel probleem. Ik wil nog even aan een
element herinneren. Naar aanleiding van de discussie
over onder meer de programmawet hebben wij ook het
probleem aangekaart van de detachering van personeel
van een gemeentebestuur naar derden. U vraagt zich
natuurlijk af wat dat daarmee heeft te maken. Het pro-
bleem is natuurlijk ontstaan door de samenlevings-
contracten, gefinancierd met middelen uit de RSZ-PPO.
Daarbij heeft men altijd gevraagd dat personeel dat in
dienst werd genomen, door het gemeentebestuur in
dienst werd genomen. Vaak is er dan een uitbesteding
van personeel, een detachering naar initiatiefnemers in
het kader van de samenlevings- en preventiecontracten.
Ik hoop in u een bondgenoot te vinden om een wettelijke
basis te vinden voor de detachering van personeelsleden
die in het kader van deze contracten te werk worden
gesteld bij andere initiatiefnemers. Op dit ogenblik is dat
immers in strijd met de wet op de uitzendarbeid. Dat is
een van de elementen die wij naar aanleiding van de
evaluatie toch ook eens onder ogen moeten nemen.
16
HA 50
COM 134
29-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
M. Antoine Duquesne, ministre : Il est ne´cessaire
d'aborder ces questions tout comme il faut, a` la lumie`re
des expe´riences, tirer un certain nombre d'enseigne-
ments ge´ne´raux. Pour l'instant, il n'existe aucune direc-
tive quant a` la manie`re dont tous ces agents contractuels
doivent travailler. On constate que, pour des me^mes
ta^ches et selon l'endroit, les choses sont tre`s diffe´rentes,
avec des taux de re´ussite e´galement tre`s diffe´rents. Il
faut tirer les enseignements de ce qui est positif afin de
de´finir un standard qui serait applique´ partout. Je pense
par exemple aux contacts avec des populations immi-
gre´es dans certaines communes. A certains endroits le
dialogue existe vraiment et de manie`re syste´matique; a`
d'autres, on rele`ve deux ou trois conversations ponctuel-
les avec l'un ou l'autre. Ce n'est pas l'objectif poursuivi.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van de heer Marc Van Peel aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de uitvoering
van de wet tot invoering van gemeentelijke admini-
stratieve sancties
(nr. 1183)
Question orale de M. Marc Van Peel au ministre de
l'Inte´rieur sur
l'exe´cution de la loi instaurant des
sanctions administratives communales
De heer Marc Van Peel (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, we zijn intussen bijna negen maan-
den na de publicatie van de wet van 13 mei 1999 tot
invoering van gemeentelijke administratieve sancties. De
gemeenten wachten echter nog steeds op de geboorte
van het koninklijk besluit dat nodig is om deze wet te
kunnen uitvoeren. Deze wet is belangrijk omdat ze de
gemeenten in staat stelt een administratieve afhandeling
van gemeentelijke reglementen en verordeningen moge-
lijk te maken door onder meer administratieve geldboetes
te innen. We kennen allemaal het probleem. Op dit
ogenblik worden deze overtredingen meestal niet ver-
volgd door het parket. Dit leidt tot de feitelijke onafdwing-
baarheid van een aantal ontsporingen in onze samenle-
ving die nochtans heel veel onvrede cree¨ren bij de
burgers. We kennen ze allemaal : geluidsoverlast,
hondenpoep, vuilniszakken buiten zetten op verkeerde
uren van de dag of een dag te vroeg, autoalarmen die
minutenlang afgaan, etensresten, wangedrag op pu-
blieke plaatsen enzovoort. Inzake dit soort klein wange-
drag dat echter bijzonder veel irritatie veroorzaakt be-
schikt de overheid in feite niet over een afdoend
beteugelend middel.
Een ander belangrijk voordeel van de wet van 13 mei is
dat de administratieve boetes in tegenstelling tot de
politionele boetes in de stadskas terechtkomen. Hiermee
kan dan onder meer de politie worden gefinancierd of
men kan er andere nuttige dingen mee doen. Met Euro
2000 en de gemeenteraadsverkiezingen voor de deur is
het de wens van de steden en gemeenten om zo snel
mogelijk van start te kunnen gaan met het uitvoeren van
deze nieuwe wet. Artikel 119bis §13 bepaalt dat de
Koning bij een in de Ministerraad overlegd koninklijk
besluit moet beslissen over de procedure tot aanwijzing
door de gemeente van de ambtenaar gelast met het
opleggen van de administratieve geldboetes alsmede
over de wijze van inning van de administratieve geldboe-
tes.
Mijnheer de minister, uw partijgenoot Claude Desmedt
heeft u op 14 december dezelfde vraag gesteld. U hebt
toen geantwoord dat het ontwerp van koninklijk besluit en
de rondzendbrief binnen enkele weken klaar zouden zijn
waarna het koninklijk besluit aan de Ministerraad zou
worden voorgelegd. U concludeerde dus dat het waar-
schijnlijk begin 2000 geregeld zou zijn. Ik veroorloof het
mij dan ook om u twaalf weken na de vorige vraag en een
goed half jaar voor de gemeenteraadsverkiezingen aan
uw belofte te herinneren.
Verder wil ik u vragen wat de stand van zaken is met
betrekking tot dit koninklijk besluit. Is het reeds goedge-
keurd door de Ministerraad ? Als dat niet het geval is,
waarom werd het dan nog niet aan de agenda ge-
plaatst ? Wanneer zal het in het Belgisch Staatsblad
worden gepubliceerd ? Wat zijn de grote lijnen van de
inhoud ? Zullen de gemeenten nog veel werk hebben om
tot de uiteindelijke uitvoering van de wet te kunnen
overgaan ? Het zou in ieders belang zijn als dit zo snel
mogelijk zou kunnen verlopen.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
monsieur Van Peel, vous ne me reprocherez pas de me
concerter avec les villes et communes. J'ai e´te´ bourg-
mestre d'une petite commune et bien souvent, je repro-
chais a` l'autorite´ re´gionale ou fe´de´rale de ne pas avoir
suffisamment e´gard aux proble`mes qui peuvent se poser
sur le terrain.
De teksten waren inderdaad reeds klaar in de maand
december maar werden ter studie voorgelegd aan de drie
verenigingen voor steden en gemeenten. Zij dienden een
antwoord te formuleren vo´o´r 20 februari.
Aangezien zij reeds een aantal opmerkingen hebben
geformuleerd, dient de inhoud opnieuw te worden beke-
ken. Mijn administratie zal mij dan ook eerstdaags een
nieuw ontwerp van koninklijk besluit voorleggen. Na mijn
goedkeuring kan ik dit voorstel voorleggen aan de Minis-
terraad en nadien kan het voor dringend advies worden
overgezonden aan de Raad van State. De publicatie in
het Belgisch Staatsblad zal zo vlug mogelijk, na de
ondertekening door het Staatshoofd, gebeuren.
HA 50
COM 134
17
29-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
La loi sur les sanctions administratives communales est
cependant de´ja` d'application. L'arre^te´ royal vise unique-
ment a` fixer la proce´dure de de´signation du fonctionnaire
qui infligera l'amende administrative, ainsi que la manie`re
de percevoir celle-ci. Les autres articles peuvent e^tre
applique´s de`s a` pre´sent.
Le projet devant encore e^tre adapte´ aux remarques des
associations de villes et communes, cet aspect des
choses entrai^ne un peu de retard.
La circulaire est surtout explicative et est destine´e a`
aviser les bourgmestres qu'il leur appartient d'adapter
leur re`glement communal. Le conseil communal peut
d'ores et de´ja`, c'est-a`-dire avant l'entre´e en vigueur de
l'arre^te´ royal, adapter le re`glement communal a` l'article
119bis, paragraphe 1er, de la nouvelle loi communale.
Si tous les pre´paratifs sont ainsi mis en place au niveau
communal, il existe une chance re´elle que le fonction-
naire puisse infliger les sanctions administratives avant
les prochaines e´lections communales.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van de heer Servais Verherstrae-
ten aan de minister van Binnenlandse Zaken over
de
preventie van fietsdiefstallen
(nr. 1186)
Question orale de M. Servais Verherstraeten au mi-
nistre de l'Inte´rieur sur
la pre´vention en matie`re de
vols de bicyclettes
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, de wetgever besteedt de
jongste jaren steeds meer aandacht aan de fiets, aan de
toekenning van fietsvergoedingen en aan de fiscale
aftrekbaarheid van dergelijke vergoedingen.
Daartegenover staat dat we bij een grotere promotie van
het fietsgebruik ook meer met fietsdiefstallen worden
geconfronteerd. De cijfers zullen wel van regio tot regio
verschillen. In seizoengebonden regio's zoals de kust en
de Ardennen zullen die cijfers waarschijnlijk hoger liggen
tijdens het hoogseizoen. In de studentencentra zal het
fenomeen zich wellicht ook meer voordoen. Ik heb hier-
over de volgende vragen.
Kunt u, met betrekking tot de geregistreerde fiets-
diefstallen, een cijfermatige evolutie van de jongste jaren
geven ? Zijn er verschillen tussen stedelijke en landelijke
gebieden en tussen volwassenen en kinderen ? Ik meen
dat er terzake op federaal vlak enkele initiatieven met
betrekking tot preventiemaatregelen - zoals de fiets-
registratie - zijn genomen via richtlijnen van uw voorgan-
gers. Diverse gouverneurs hebben die maatregelen ge-
deeltelijk overgenomen. Meer gemeenten beginnen erop
in te gaan. Hebt u enig zicht op cijfers met betrekking tot
de mate waarin gestolen fietsen terugkeren naar de
rechtmatige eigenaars ?
Ten slotte, ik heb, tot mijn ontsteltenis, vastgesteld dat in
het veiligheidsplan van de minister van Justitie niets over
diefstalpreventie is opgenomen. Dit plan maakt het voor-
werp uit van een discussie in de regering. Vorige week
vrijdag zou het op de kabinetsraad nog zijn besproken.
Heeft men in het veiligheidsplan reeds iets opgenomen
terzake of heeft men de intentie om dit te doen ? Zo nee,
waarom niet ? Zo ja, wat zijn de intenties ?
Minister Antoine Duquesne : Mijnheer de voorzitter,
collega Verherstraeten, de vragen zijn inderdaad kort,
maar het is wel moeilijk daarop kort te antwoorden.
Quelle est l'e´volution du nombre de vols entre 1995 et
1999 ? Le SGAP enregistre environ 30 000 vols de ve´los,
mais ce service pense que ce nombre est tre`s en dec¸a` de
la re´alite´. Selon une analyse a` laquelle a proce´de´ le
secre´tariat permanent a` la politique de pre´vention, ce
chiffre avoisinerait annuellement pluto^t 150 000. La prin-
cipale raison de cette diffe´rence est le tre`s faible taux de
de´claration de la part des victimes et l'absence ou la tre`s
faible prise en compte de ce type de de´lits par les polices
communales. Nombreux sont en effet les commissariats
ou` l'on ne dresse aucun proce`s-verbal pour un vol de
ve´lo ou dans lesquels on ne les inte`gre pas dans les
statistiques criminelles.
Quelle est la diffe´rence constate´e entre les zones ur-
baine et rurale ? La seule chose que l'on puisse affirmer
avec un certain degre´ de pre´cision est que la majeure
partie des vols de ve´los se produit dans la re´gion
flamande du pays. Selon nos estimations, ceux-ci y
repre´sentent environ 90%. Une explication re´side dans le
fait que le pays y est plus plat. Cette affirmation est
d'ailleurs corrobore´e par les statistiques dont nous dis-
posons, selon lesquelles la Flandre posse`de environ
85% des ve´los de notre pays.
La loi de l'offre et la demande vaut e´galement en matie`re
de vols de ve´los; ce qui explique les chiffres plus que
proportionnels du vol des ve´los a` la co^te et dans les
communes dote´es d'aires de re´cre´ation a` ciel ouvert en
e´te´. Le mois d'octobre correspond e´galement a` une
pe´riode intense en matie`re de vols de ve´los pour les
villes estudiantines comme Gand et Louvain.
Y a-t-il des diffe´rences dans les vols de ve´los pour
adultes et pour enfants ? Le plus grand groupe de
victimes concernerait la cate´gorie d'a^ge des 15-25 ans,
qui sont aussi ceux qui utilisent le plus la bicyclette. En
effet, plus le temps passe, plus la pratique du ve´lo
devient difficile.
18
HA 50
COM 134
29-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
Quel est le nombre de restitutions ? Les sondages indi-
quent que 90% des ve´los sur lesquels le nume´ro de
registre national a e´te´ grave´ et qui ont e´te´ retrouve´s par
les services de police sont restitue´s a` leurs proprie´taires
le´gitimes. Tous les autres syste`mes connaissent en
moyenne un taux de restitution d'a` peine 12,5%. L'uni-
formisation de l'enregistrement des ve´los a` partir de la
gravure du nume´ro de registre national est de`s lors
e´galement fortement encourage´e par le ministe`re de
l'Inte´rieur.
Quant au plan de se´curite´, je puis vous dire que la
pre´vention du vol de ve´los est une de mes priorite´s. Le
secre´tariat permanent a` la politique de pre´vention a
e´labore´ en 1997 un programme d'action reprenant dix
points. En 1998, ce programme fut renforce´ par un
deuxie`me, contenant cette fois trente-deux points d'ac-
tion. Ces points sont actuellement en cours d'e´laboration,
de pre´cision ou d'exe´cution et toutes ces actions concer-
nent principalement trois the`mes.
Een eerste thema is
gesloten waarbij verbetering van
het gebruik en de kwaliteit van de fietssloten en de
parkeervoorzieningen voor fietsen beoogd wordt. Een
tweede thema betreft de registratie. Het gaat hier om een
actie waarbij de problematiek van de fietsenregistratie
uitvoerig ter sprake komt.
Een derde thema betreft het melden. Het gaat hier om
een actie waarbij de lage aangiftebereidheid en de
sociale aanvaarding aangepakt worden. Het spreekt dan
ook voor zich dat de problematiek van de fietsendief-
stallen door mij zal worden aangekaart in de verdere
besprekingen over het veiligheidsplan.
Bien entendu, on retrouvera cela dans le plan national de
se´curite´ sur lequel planche actuellement le ministre Ve-
rwilghen, mais e´galement dans les plans locaux de
se´curite´.
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mijnheer de
minister, ik dank u voor uw antwoord. Mag ik u nog
verzoeken om een schriftelijke draft van de cijfer-
gegevens die u daarnet hebt aangehaald ?
Ik juich het toe dat het voor u een prioriteit blijft. Dat wordt
bevestigd door de cijfers die u hebt aangehaald. Het
heeft ook als consequentie dat het zal worden opgeno-
men in het veiligheidsplan, dat in die zin zal worden
geamendeerd. Ik dank u daarvoor.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 16.01 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 16.01 heures.
HA 50
COM 134
19
29-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000