B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
COMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
VAN
DU
29-02-2000
29-02-2000
HA 50
COM 132
HA 50
COM 132
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 132
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 29 februari 2000
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE ZAKEN
-
COM 132
Mondelinge vraag van de heer Guy D'haeseleer tot de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over
de achterstand bij de publicatie van CAO's op
jaarbasis
(nr. 1103)
4
sprekers : Guy D'haeseleer, Laurette Onkelinx, vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
Mondelinge vraag van de heer Paul Timmermans aan de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over
het door de onderneming 'Glaverbel' overwogen
beroep op brugpensioen en ontslag van werknemers die
meer dan 50 jaar oud zijn
(nr. 1110)
5
sprekers : Paul Timmermans, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
Mondelinge vraag van de heer Paul Timmermans aan de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over
het beroep op vrijwillige werknemers in het kader
van Euro 2000
(nr. 1111)
6
sprekers : Paul Timmermans, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
Mondelinge vraag van de heer Jef Valkeniers aan de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over
de overwogen herziening van de reglementering
inzake sociale zekerheid ten gunste van jongeren die aan
ontwikkelingssamenwerking doen
(nr. 1190)
7
sprekers : Jef Valkeniers, Laurette Onkelinx, vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
Interpellatie van de heer Koen Bultinck tot de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
mogelijke
misbruiken bij de fondsen voor bestaanszekerheid
(nr. 248)
8
sprekers : Koen Bultinck, Laurette Onkelinx, vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid, Hans
Bonte
, Joos Wauters, voorzitter, Filip Anthuenis,
Danny Pieters
Moties
13
Mondelinge vraag van de heer Filip Anthuenis aan de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over
de vastlegging van de arbeidsduur op jaarbasis
(nr. 1069)
13
sprekers : Filip Anthuenis, Laurette Onkelinx, vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
Sommaire
Mardi 29 fe´vrier 2000
COMMISSION DES AFFAIRES SOCIALES - COM 132
Question orale de M. Guy D'haeseleer a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
l'arrie´re´ en matie`re de
publication de conventions collectives de travail
(n° 1103)
4
orateurs : Guy D'haeseleer, Laurette Onkelinx, vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi
Question orale de M. Paul Timmermans a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
le recours envisage´
par l'entreprise Glaverbel a` la pre´pension ou au licencie-
ment des travailleurs a^ge´s de plus de 50 ans
(n° 1110)
5
orateurs : Paul Timmermans, Laurette Onkelinx, vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi
Question orale de M. Paul Timmermans a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
l'appel a` des travail-
leurs be´ne´voles dans le cadre de l'Euro 2000
(n° 1111)
6
orateurs : Paul Timmermans, Laurette Onkelinx, vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi
Question orale de M. Jef Valkeniers a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
la re´vision envisage´e
de la re´glementation en matie`re de se´curite´ sociale, en
faveur des jeunes engage´s dans la coope´ration au de´ve-
loppement
(n° 1190)
7
orateurs : Jef Valkeniers, Laurette Onkelinx, vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi
Interpellation de M. Koen Bultinck a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
les malversations qui
pourraient avoir e´te´ commises dans le cadre des fonds de
se´curite´ d'existence
(n° 248)
8
orateurs : Koen Bultinck, Laurette Onkelinx, vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi, Hans Bonte,
Joos Wauters, pre´sident, Filip Anthuenis, Danny Pie-
ters
Motions
13
Question orale de M. Filip Anthuenis a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
la fixation de la dure´e
du travail sur une base annuelle
(n° 1069)
13
orateurs : Filip Anthuenis, Laurette Onkelinx, vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi
HA 50
COM 132
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
4
HA 50
COM 132
29-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DES AFFAIRES SOCIALES
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE ZAKEN
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 29 FE
´ VRIER 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 29 FEBRUARI 2000
De vergadering wordt geopend om 9.35 uur door de heer
Joos Wauters, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 9.35 heures par M. Joos
Wauters
, pre´sident.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De voorzitter : Collega's, vooraf vestig ik er de aandacht
op dat ik bij de regeling van de werkzaamheden rekening
houdt met zowel de wensen van de commissieleden als
met de werkorganisatie van de minister. De commissie-
leden worden geacht 24 uur ter beschikking te zijn.
Dinsdag en woensdag, de volledige dag, zijn voorbehou-
den voor de commissievergaderingen; op donderdag
komt de Kamer in plenaire vergadering bijeen. Ik tracht
daarmee rekening te houden en de vergaderingen naar
goed vermogen te organiseren. Ik betreur dat sommigen
het nodig achten te zeggen dat de commissie voor de
Sociale Zaken nooit op dinsdagvoormiddag vergadert,
hoewel dit wel reeds dikwijls het geval is geweest. Omdat
er vanmiddag een vergadering van het kernkabinet
plaatsvindt, heb ik in samenspraak met de minister
beslist deze voormiddag te vergaderen. Dat is mijn
verantwoordelijkheid.
Als eerste punt aan de agenda zijn de samengevoegde
interpellaties van de heren Bultinck en Pieters. Aange-
zien de heer Pieters nog niet aanwezig is, stel ik voor dat
wij eerst de mondelinge vraag van de heer D'haeseleer
afhandelen.
Mondelinge vraag van de heer Guy D'haeseleer tot de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegen-
heid over
de achterstand bij de publicatie van CAO's
op jaarbasis
(nr. 1103)
Question orale de M. Guy D'haeseleer a` la vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi sur
l'ar-
rie´re´ en matie`re de publication de conventions col-
lectives de travail
(n° 1103)</b>
De heer Guy D'haeseleer (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, naar verluidt zou het
federaal ministerie van Arbeid en Tewerkstelling twee
jaar achterstand hebben bij de publicatie van CAO's. Er
zouden recent CAO's gepubliceerd zijn die meer dan
39 maanden geleden werden afgesloten. Dit zou onder
meer inhouden dat de arbeidsinspectie de toepassing
ervan in de praktijk moeilijk kan afdwingen, aangezien de
CAO's niet algemeen bindend zijn verklaard door ver-
schijning in het Belgisch Staatsblad.
Dit zou vooral problemen geven in de kleinere onderne-
mingen die de CAO's wel kennen, maar ze niet altijd
correct toepassen. Als gevolg hiervan ontstaat een on-
eerlijke concurrentie tussen bedrijven die de CAO's wel
en deze die ze niet toepassen. Dit kan uiteraard de
bedoeling niet zijn.
Vandaar mijn vraag aan de minister. Kloppen de persbe-
richten aangaande de achterstand van de publicatie ? Zo
ja, wat is de juiste achterstand, over hoeveel CAO's gaat
het en wat is de juiste reden van die achterstand ? Welke
maatregelen zal de minister nemen om deze problemen
in de toekomst te vermijden ?
Minister Laurette Onkelinx : Mijnheer de voorzitter, col-
lega D'haeseleer, er bestaat inderdaad een achterstand
van ongeveer 1 500 collectieve arbeidsovereenkomsten
inzake de publicatie van deze akkoorden in het Staats-
blad in de vorm van koninklijke besluiten.
De sociale inspectie mag inderdaad uitsluitend tussen-
beide komen wanneer de CAO via een koninklijk besluit
bekrachtigd is. Dit belet niet dat de individueel norma-
tieve bepalingen van toepassing zijn vanaf de neerleg-
ging en de registratie van de CAO's op de toepassings-
datum die in de tekst bepaald is. Dit betekent dat de
werknemers hun rechten kunnen doen gelden voor de
arbeidsrechtbanken en -hoven wat de lonen, de arbeids-
duur, de premies en de bijkomende verlofdagen betreft.
De tussenkomst van de sociale inspectie is wenselijk in
sommige gevallen, bijvoorbeeld in de ondernemingen
waar geen vakbondsafvaardiging bestaat. De verschij-
ning van het koninklijk besluit in het Staatsblad is nodig
om het optreden van de sociale inspectie mogelijk te
maken.
HA 50
COM 132
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Laurette Onkelinx
Dit probleem bestaat sinds geruime tijd. Ik ben van plan
om hiervoor een oplossing te vinden. Gelet op het feit dat
het aantal opdrachten van de paritaire comite´s steeds
groter wordt, zal men moeten voorzien in een uitbreiding
van het kader van de ambtenaren van de dienst van de
collectieve arbeidsbetrekkingen om deze taken te vervul-
len.
Ik heb hierover een verslag en voorstellen aan mijn
administratie gevraagd, rekening houdend met de nodige
maatregelen en raadplegingen van de ministeries van
Openbare Ambt en Begroting die een vermeerdering van
het betrokken staatspersoneel eisen.
Vanaf het ogenblik dat de Belgische regering ons model
van sociaal overleg wil bevorderen in het kader van een
meer sociaal Europa, wil ik deze zaak zeker behartigen.
De heer Guy D'haeseleer (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, ik stel vast dat het federale ministerie er niet in
slaagt de CAO's tijdig te publiceren. Als ik de minister
goed heb begrepen, bedraagt de achterstand 1 500
eenheden. De minister zegt dat er niet echt een probleem
is omdat de koninklijke besluiten de CAO's met terugwer-
kende kracht ingang doen vinden.
Dit is slechts gedeeltelijk waar, vermits de koninklijke
besluiten de CAO's met terugwerkende kracht ingang
kunnen doen vinden, doch slechts met een maximum
van 1 jaar voorafgaand aan de bekendmaking. Juridisch
is er wel degelijk een probleem. Ik stel ook vast dat deze
toestand de positie van de minister in de discussie over
de Vlaamse CAO's niet echt versterkt. Ik ben er echter
van overtuigd dat deze problemen vlug zullen worden
opgelost als de minister in dit dossier evenveel gedre-
venheid aan de dag legt als in haar strijd tegen het
Vlaams Blok. Dit is andermaal het bewijs van de priori-
teiten van de minister.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de M. Paul Timmermans a` la vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi sur
le
recours envisage´ par l'entreprise Glaverbel a` la pre´-
pension ou au licenciement des travailleurs a^ge´s de
plus de 50 ans
(n° 1110)</b>
Mondelinge vraag van de heer Paul Timmermans aan
de vice-eerste minister en minister van Werkgelegen-
heid over
het door de onderneming 'Glaverbel' over-
wogen beroep op brugpensioen en ontslag van werk-
nemers die meer dan 50 jaar oud zijn
(nr. 1110)
M. Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, madame la ministre, chers colle`gues, un des
sie`ges de Glaverbel, qui est une grosse entreprise de la
re´gion de Charleroi et qui fait d'ailleurs des be´ne´fices - ce
dont nous nous re´jouissons car cela n'a pas toujours e´te´
le cas -, a` savoir 1,8 milliard au dernier bilan, rencontre
des difficulte´s particulie`res. Il s'agit de Splintex, ou` la
direction ge´ne´rale envisage de licencier 345 personnes
sur un total de plus de 1000 travailleurs. La direction, qui
fait preuve de beaucoup d'imagination et de cre´ativite´,
envisage plusieurs possibilite´s pour faire face a` ce pro-
ble`me et particulie`rement pour rajeunir ses cadres. C'est
pourquoi elle envisage a` la fois le recours a` la pre´pension
et le licenciement de personnes de plus de 50 ans.
En ma qualite´ de parlementaire de la re´gion et de la
majorite´, j'ai e´te´ sollicite´ par une de´le´gation de tra-
vailleurs qui m'a fait le plaisir de me rendre visite a` mon
bureau. Je me suis engage´ a` poser la question et je
souhaiterais recevoir des e´claircissements de votre part
sur deux proble´matiques.
Tout d'abord, question d'ordre ge´ne´ral, quelle est la
position du gouvernement a` propos du recours re´gulier a`
la pre´pension, sachant que dans ce cas-ci, la direction
introduira vraisemblablement, si ce n'est de´ja` fait, une
demande de mise a` la pre´pension a` 50 ans de 30% du
personnel concerne´ ? Cette question pourrait peut-e^tre
s'inscrire dans le de´bat en cours sur l'ame´nagement des
fins de carrie`re.
La deuxie`me question me parai^t plus proble´matique.
Selon le journal de l'entreprise, il semble qu'une autre
possibilite´ que le recours traditionnel a` la pre´pension
serait envisage´e, a` savoir le licenciement des plus de 50
ans. C'est ainsi que cette entreprise envisage de licen-
cier tous les travailleurs de plus de 50 ans de son sie`ge
de Splintex et d'en re´embaucher une partie, les plus
productifs, via une entreprise inte´rimaire du nom
d'Adecco, en les faisant travailler trois mois au minimum.
Je me permets de citer cette firme sans faire de publicite´
parce qu'elle est aussi au centre de ma question sur les
be´ne´voles de l'Euro 2000.
La question que je me pose, tout comme nombre de
travailleurs et les organisations syndicales, est de savoir
s'il ne s'agit pas d'un de´tournement de la loi sur la mise
a` disposition de travailleurs. Je sais que cette loi est
aussi au coeur des ne´gociations sociales, au sein du
Conseil national du travail. Ne s'agit-il pas pour l'entre-
prise d'une fac¸on d'anticiper sur des dispositions qui
pourraient e^tre prises par votre cabinet ?
Mme Laurette Onkelinx, ministre : Monsieur le pre´si-
dent, cher colle`gue, l'entreprise verrie`re Glaverbel m'a
effectivement informe´e des difficulte´s qu'elle rencontrait
a` son sie`ge de Splintex. Je vous confirme que dans le
plan de ladite entreprise, l'emploi de 345 personnes est
en jeu.
6
HA 50
COM 132
29-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Laurette Onkelinx
A ce stade, je n'ai encore rec¸u aucune demande officielle
de reconnaissance de cette firme comme entreprise en
restructuration. En revanche, les responsables de Splin-
tex m'ont tenue informe´e de ne´gociations avec les repre´-
sentants syndicaux. Je n'ai pas encore connaissance
des re´sultats de ces ne´gociations.
Pour re´pondre a` votre question pre´cise, la demande
porte sur une formule alternative a` la pre´pension pour les
plus de 50 ans, moyennant le recours a` une firme
inte´rimaire. Cette formule du style pre´pension
Canada
Dry
pose un ve´ritable proble`me de principe. Il faut
effectivement augmenter le taux d'activite´ des plus de 50
ans et des de´cisions politiques devront e^tre prises en la
matie`re. Vous savez que dans le cadre de la politique
d'ame´nagement du temps de travail, je compte faire des
propositions pre´cises pour augmenter ce taux d'activite´.
Nous aurons certainement l'occasion d'en discuter au
sein de cette commission pour ce qui concerne le non-
marchand, notamment le non-marchand hospitalier ou`
des propositions pre´cises seront e´galement avance´es
pour augmenter le taux d'activite´, de´ja` a` partir des plus
de 45 ans qui sont malheureusement beaucoup trop peu
nombreux dans ce domaine.
La proposition en question ici est de permettre le licen-
ciement des plus de 50 ans et de les faire re´engager par
le biais de firmes inte´rimaires pour travailler, y compris
e´ventuellement a` Splintex. On peut donc se demander
s'il n'y a pas un de´tournement de la le´gislation.
J'ai demande´ a` mon administration de proce´der a` un
examen juridique de la situation et je me demande si des
solutions plus conformes a` l'esprit de la le´gislation sur les
pre´pensions ne serait pas la clef du proble`me.
Mon service de concertation sociale et moi-me^me som-
mes e´videmment toujours disponibles pour trouver les
meilleures de´cisions possibles en la matie`re.
M. Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO) : Madame la
ministre, je vous remercie pour votre re´ponse. Cela nous
renvoie peut-e^tre a` la ne´cessite´ de le´gife´rer rapidement
sur les groupements d'employeurs, qui sont une formule
de mise a` disposition faisant partie de la de´claration
gouvernementale.
J'insiste, dans le cas particulier de cette entreprise, sur le
fait que la formule avance´e par l'entreprise lui cou^terait
nettement moins cher que la mise a` la pre´pension. Il
s'agit a priori de faire travailler une partie des personnes
les plus productives quasi exclusivement dans l'entre-
prise. Elles seront d'ailleurs se´lectionne´es et be´ne´ficie-
ront d'un sursalaire plus important de l'entreprise en
comple´ment de leur cho^mage. Comme vous le signalez,
il importe d'e^tre tre`s attentif a` cette de´rive de le´gislation
sociale et du type de contrat.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Question orale de M. Paul Timmermans a` la vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi sur
l'appel
a` des travailleurs be´ne´voles dans le cadre de l'Euro
2000
(n° 1111)</b>
Mondelinge vraag van de heer Paul Timmermans aan
de vice-eerste minister en minister van Werkgelegen-
heid over
het beroep op vrijwillige werknemers in
het kader van Euro 2000
(nr. 1111)
M. Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, madame la ministre, chers colle`gues, je vous
parlerai de nouveau de la me^me entreprise inte´rimaire,
mais dans un autre cadre. Celle-ci fait preuve de beau-
coup de cre´ativite´, en faisant appel a` des be´ne´voles pour
l'Euro 2000. J'ai de´ja` pose´ cette question en se´ance
ple´nie`re, mais elle a e´te´ adresse´e a` M. Duquesne qui m'a
re´pondu que l'objet ne relevait pas de ses compe´tences.
Aussi, je vous la repose bien volontiers en commission
des Affaires sociales.
Il s'agit - comme je l'ai dit - du recrutement de plusieurs
centaines de be´ne´voles dans le cadre de l'Euro 2000
pour des prestations diverses, qui vont de la fonction de
steward a` la fonction de traduction, d'accueil, en passant
par le secre´tariat, etc... Je suis inquiet de ce recours a` du
personnel be´ne´vole, sachant que celui-ci fera l'objet
d'une candidature, d'un examen de recrutement, donc
d'une se´lection. Il recevra une formation. On pre´tend
me^me sur le site Adecco qu'il recevra une certification,
sera astreint a` des horaires, devra porter l'uniforme, aura
des frais de de´placement. Une assurance contre les
accidents de travail sera souscrite a` son intention. Cela
ressemble tre`s fort, en ce compris le lien de subordina-
tion, a` une ve´ritable relation de travail. Ne s'agit-il pas la`
de transgression a` la loi, en faisant fi de tous ces de´tails,
sous pre´texte que c'est un e´ve´nement sportif et commer-
cial de haut niveau ?
Mme Laurette Onkelinx, ministre : Monsieur le pre´si-
dent, cher colle`gue, tout d'abord, je n'ai pas eu officiel-
lement connaissance de l'appel lance´. Il faudra donc que
M. Timmermans me fournisse des informations comple´-
mentaires. Pour le reste, je tiens a` confirmer ses propos.
Le cas expose´ se situe soit dans le cadre d'une exception
aux dispositions le´gales sur les contrats de travail, soit
les dispositions le´gales, notamment celles de la loi de
1978, s'appliquent.
Une exception est pre´vue pour les stewards de football,
car c'est l'arre^te´ royal du 25 mai 1999 qui de´termine les
conditions d'engagement des stewards de football. Ce
texte est en application depuis le 16 juin 1999 et dans
l'arre^te´, il est pre´cise´ que l'engagement du steward peut
e^tre be´ne´vole ou effectue´ contre re´mune´ration. Dans ce
HA 50
COM 132
7
29-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Onkelinx
cadre-la`, l'appel au be´ne´volat est possible en respectant
le prescrit de l'arre^te´. Si cette matie`re ne figure pas a`
l'arre^te´ royal, l'ensemble des dispositions de la loi de
1978 devront, bien entendu, s'appliquer.
M. Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO) : Madame la
ministre, je vous remercie pour la clarte´ de votre re´ponse.
L'arre^te´ que vous e´voquez concerne, effectivement, des
prestations occasionnelles hebdomadaires ou bimen-
suelles.
Dans le cas qui nous pre´occupe, il s'agit tre`s clairement
d'une disponibilite´ requise d'un mois. C'est ainsi qu'est
libelle´e l'annonce d'Adecco par le site Euro 2000. Donc,
il me semble que c'est contrevenir a` cet arre^te´. J'en parle
d'autant plus que les re´gions concerne´es connaissent un
taux de cho^mage relativement e´leve´. Il aurait pu s'agir la`
de prestations sous de vrais contrats, voire de presta-
tions ALE. Il me semble que le cadre des ALE pouvait
convenir pour occuper ces travailleurs.
Mme Laurette Onkelinx, ministre : Dans le cadre juridi-
que, il existe une multitude de possibilite´s, allant du
contrat a` dure´e de´termine´e au recours a` des ALE. Je
demanderai a` mon service d'inspection sociale de ve´rifier
cela.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De voorzitter : Vermits de CVP-commissarissen veront-
schuldigd zijn omdat zij op dit moment andere afspraken
hebben, wordt de mondelinge vraag nr. 1180 van me-
vrouw Greta D'Hondt naar een latere datum verschoven.
Mondelinge vraag van de heer Jef Valkeniers aan de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegen-
heid over
de overwogen herziening van de regle-
mentering inzake sociale zekerheid ten gunste van
jongeren die aan ontwikkelingssamenwerking doen
(nr. 1190)
Question orale de M. Jef Valkeniers a` la vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi sur
la
re´vision envisage´e de la re´glementation en matie`re
de se´curite´ sociale, en faveur des jeunes engage´s
dans la coope´ration au de´veloppement
(n° 1190)</b>
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, jongeren die stempelen
kunnen drie maanden ontwikkelingswerk verrichten ter-
wijl hun stempelgeld verder wordt uitbetaald. Afgestu-
deerde jongeren, die nog geen stempelgeld krijgen,
worden geschorst gedurende de periode dat ze in het
buitenland aan ontwikkelingssamenwerking doen. Hun
ouders ontvangen ondertussen ook geen kinderbij-
slagen. Nochtans is dit voor jongeren een buitenkans om
ervaring op te doen en bovendien is het beter dan thuis
te zitten en niets te doen.
Ik heb deze zaak reeds besproken met uw collega van
Sociale Zaken, de heer Vandenbroucke, die ook vindt dat
er iets moet veranderen. Ik heb hem een vraag terzake
gesteld. Hij zal die een volgende keer beantwoorden.
Mevrouw de minister, zou het volgens u mogelijk zijn om
de betreffende reglementering te herzien ? Kan de pe-
riode die zij aan ontwikkelingswerk besteden niet als
wachttijd gelden ? Dat vergt geen meeruitgaven voor de
regering. Het is alleen een kans voor die jongeren om de
periode nuttig door te brengen en ondertussen ervaring
op te doen.
Minister Laurette Onkelinx : Mijnheer de voorzitter, col-
lega Valkeniers, de werkloosheidsverzekering, die wordt
geregeld volgens het koninklijk besluit van 25 november
1991, gaat gedeeltelijk in op uw betoog. Iemand die zijn
studies heeft bee¨indigd moet een wachtperiode van een
bepaalde duur volbrengen. Als hij gedurende deze pe-
riode in het buitenland verblijft maakt hij zichzelf onbe-
schikbaar voor de Belgische arbeidsmarkt. Daarom
wordt zijn stage onderbroken. Het verblijf in het buiten-
land vormt een hindernis.
Cependant, l'article 36, §2, 5° de l'arre^te´ royal du 25
novembre 1991 pre´voit que les journe´es situe´es pendant
les pe´riodes de se´jour a` l'e´tranger, en vue de suivre un
stage qui accroi^t les possibilite´s pour le cho^meur de
s'inse´rer sur le marche´ de l'emploi sont prises en consi-
de´ration pour autant que ce stage soit accepte´ par le
directeur du bureau du cho^mage.
Pour appre´cier le stage, le directeur doit prendre en
compte les crite`res fixe´s par l'article 94 de l'arre^te´ royal,
a` savoir l'a^ge, les e´tudes de´ja` suivies, l'aptitude, le passe´
professionnel, la nature de la formation et les possibilite´s
que la formation ouvre au cho^meur. Ainsi, la pe´riode
passe´e a` l'e´tranger peut e^tre valide´e comme stage
d'attente. Le jeune n'est donc pas pe´nalise´.
Une deuxie`me possibilite´ existe. Lorsque, a` l'issue du
stage, le jeune be´ne´ficie des allocations d'attente, il peut
aussi obtenir une dispense, conforme´ment a` l'article 97,
§2 de l'arre^te´ royal du 25 novembre 1991, s'il se rend
actif comme coope´rant, a` condition que l'activite´ be´ne´-
vole soit effectue´e dans le cadre d'un projet de coope´ra-
tion au de´veloppement reconnu.
Je pense de`s lors que la situation e´voque´e par M. Valk-
eniers est prise en compte positivement par les re´gle-
mentations du cho^mage et ne doit pas ne´cessairement
faire l'objet d'une modification.
8
HA 50
COM 132
29-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Mevrouw de minister, ik
ben blij dat deze mogelijkheid bestaat. Ik stel echter vast
dat voor wie als vrijwilliger werkt in het buitenland de
wachttijd wordt geschorst en dat ouders geen kinderbij-
slag meer krijgen. Ik zal uw antwoord op de vraag
doorgeven aan de betrokkenen zodat zij zich kunnen
wenden tot de arbeidsdienst. Natuurlijk moeten zij zich
vooraf tot de dienst wenden om vrijstelling te krijgen. In
dit geval is dat misschien niet gebeurd; zij dachten dat
hier automatisch rekening mee zou worden gehouden en
dat de kinderbijslagen automatisch zouden worden ge-
stort, maar dat is niet gebeurd. Kan dit nog retroactief
gebeuren ?
Mme Laurette Onkelinx, ministre : Puisque l'application
des dispositions de´pend en partie des directeurs des
bureaux de cho^mage, une initiative pourrait e^tre prise,
notamment par circulaire, afin d'obtenir une jurispru-
dence unanime.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Ik denk dat dit inderdaad
het beste voorstel is.
De voorzitter : Mijnheer Valkeniers, ik wil erop wijzen dat
de minister heeft geantwoord in naam van de regering en
van minister Vandenbroucke. Dus zal uw vraag aan de
heer Vandenbroucke niet meer geagendeerd worden.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Ik wou alleen nog graag
weten of de zaak niet retroactief kan geregeld worden.
Minister Laurette Onkelinx : Daarvoor moet u bij de heer
Vandenbroucke zijn.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Ik ben blij dat u met hem
gaat samenwerken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Interpellatie van de heer Koen Bultinck tot de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over
mogelijke misbruiken bij de fondsen voor
bestaanszekerheid
(nr. 248)
Interpellation de M. Koen Bultinck a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
les malversa-
tions qui pourraient avoir e´te´ commises dans le
cadre des fonds de se´curite´ d'existence
De voorzitter : De heer Danny Pieters, die een gelijk-
aardig interpellatieverzoek (nr. 251) had ingediend, is
afwezig.
De heer Koen Bultinck (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, onlangs ver-
schenen in de pers een aantal artikelen die erop wijzen
dat er mogelijk misbruiken zouden zijn bij de fondsen
voor bestaanszekerheid. Een deel van de financie¨le
middelen zou trouwens worden aangewend om de wer-
king van vakbonden en werkgeversorganisaties te beta-
len. In bijkomende orde viel uit persberichten zelfs af te
leiden dat op het ministerie van Arbeid een interne nota
bestaat die specifiek aan u is gericht, mevrouw de
minister. Uit die nota zou blijken dat het ministerie van
Arbeid zelfs niet is uitgerust om uit te vlooien wat
uiteindelijk de fondsen voor bestaanszekerheid vroeger
deden met hun gelden. Met andere woorden, het minis-
terie kan alleen het heden en de toekomst controleren.
Het verleden zal allicht door het gerecht moeten worden
blootgelegd.
In diezelfde nota staat ook dat de fondsen pas sinds 1999
verplicht zijn verslag uit te brengen over de geldstromen
en wel volgens duidelijke boekhoudkundige regels. Een
goede verstaander begrijpt direct dat de jaarverslagen
van de fondsen voor bestaanszekerheid in het verleden
een groot mistgordijn waren. Daar bovenop zou uit die
interne nota van het ministerie blijken dat nog maar de
helft van de fondsen een jaarverslag heeft ingediend.
De feiten op het terrein tonen aan dat de fondsen voor
bestaanszekerheid uiteindelijk een uitvinding zijn van het
Belgische sociaal overleg. Hierbij werd per bedrijfstak
een aantal aanvullende sociale verzekeringen ingesteld
voor risico's die typisch zijn voor een welbepaalde be-
drijfstak. De sociale partners sluiten daarover uiteraard
collectieve arbeidsovereenkomsten en doen de financie-
ring en uitbetaling ervan zelf. Die fondsen houden zich
dus bezig met het uitbetalen van allerlei extra premies of
zorgen voor de inning van bijdragen voor brug-
pensioenen of spelen een rol bij de opleiding van werk-
nemers of werklozen.
Het bestaan van die fondsen vertrekt inderdaad van de
terechte filosofie dat de overheid niet alles zelf moet doen
en dat die dus flink wat kan overlaten aan de actoren op
het veld. Een aantal woordvoerders - hier wordt het iets
pikanter - van werkgevers- en werknemerszijde durft wel
degelijk beweren dat de overheid niets te maken heeft
met wat sociale partners onderling en bij CAO afspreken.
Toch moeten wij vaststellen dat een aantal specialisten
op het terrein die deze materie goed kennen - ik denk
onder andere aan professor arbeidsrecht Roger Blan-
pain - over die fondsen zeggen dat zij op een aantal
vlakken wel goed werk leveren, maar dat zij uiteindelijk
een vorm van belasting op hun bedrijfstak heffen. In die
zin zijn zij totaal ondoorzichtig en in een democratische
maatschappij is ondoorzichtigheid onaanvaardbaar.
Mevrouw de minister, persberichten maakten gewag van
het feit dat binnen die fondsen zeker 40 miljard per jaar
circuleert. Die fondsen halen geld uit bijdragen die be-
drijven hen betalen, bovenop de gewone sociale bijdra-
HA 50
COM 132
9
29-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Koen Bultinck
gen. Het geld wordt per bedrijfstak beheerd door vakbon-
den en werkgevers. Voor de controle staat principieel het
paritair comite´ van elke bedrijfstak zelf in. In de praktijk
zitten er dus dezelfde mensen in als in de fondsen. Dit
betekent dat zij zowel rechter als partij zijn.
Vorig jaar werd een nieuwe regelgeving van kracht,
waarbij onder andere een uniform boekhoudplan werd
opgelegd en revisoren werden aangesteld. Men signa-
leert nu dat het ministerie van Arbeid wegens personeels-
gebrek onmogelijk de ingeleverde jaarverslagen grondig
kan nakijken. Dit maakt een aantal uitschuivers uiteraard
mogelijk die op dit moment al dan niet door het gerecht
worden onderzocht. Daarom konden wij in de pers de
laatste weken een aantal onfrisse verhalen lezen over
toestanden in onder andere de Centrale voor Vervoer en
Diamant of bij het Sociaal Waarborgfonds van de
Kledingnijverheid. De kern van de betwistingen gaat over
het feit of al dan niet dat geld rechtstreeks naar de
werknemers moet gaan en alleen hen ten goede moet
komen, of dat een deel van die geldstromen al dan niet
mag worden afgeleid naar werkgevers- en werknemers-
organisaties. Wij stellen in de praktijk vast dat veel van
die fondsen geld en personeel ter beschikking stellen van
een aantal sociale organisaties. Op die manier blijft een
groot gedeelte van die gelden circuleren in een grote
grijze zone. Er blijven verhalen circuleren als zouden
werkgeversorganisaties een deel van hun personeel
door die fondsen laten betalen, of, via deze fondsen hun
personeelsleden aan een bedrijfswagen helpen. Een
aantal werkgeversorganisaties slaagt erin hun leden-
bijdragen laag te houden door
kosten aan te rekenen
aan sociale fondsen, enzovoort. Het is de reden waarom
een groot aantal juristen op het terrein de financiering en
de organisatie van die fondsen voor bestaanszekerheid
als onwettig beschrijven.
De wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor
bestaanszekerheid is nochtans zeer duidelijk als het gaat
om de mogelijke doelstellingen van die fondsen. Men
omschrijft drie mogelijke doelstellingen : het toekennen
van uitkeringen en sociale voordelen aan bepaalde per-
sonen, het financieren en organiseren van de vakoplei-
ding van werknemers en jongeren en het financieren en
verzekeren van de veiligheid en de gezondheid van
werknemers in het algemeen. Uit dit artikel van de wet
van 7 januari 1958 kan men zeer duidelijk afleiden dat
deze fondsen vooral bedoeld waren voor de bestaans-
zekerheid van de werknemers en niet om de bestaans-
zekerheid van de sociale organisaties te verzekeren.
Mevrouw de minister, het is eveneens bedenkelijk dat
een aantal van die vakorganisaties in het verleden het
statuut van bedrijf in moeilijkheden kreeg toegekend. Een
aantal toekenningen gebeurde door toenmalig minister
van Arbeid, Miet Smet. Voor haar beslissingen uit 1995
baseerde zij zich op een koninklijk besluit uit 1992 dat de
steun aan bedrijven in moeilijkheden regelt. Dat het
koninklijk besluit hiervoor geen dekking biedt, bleek voor
de toenmalige minister van Arbeid blijkbaar geen pro-
bleem.
De reglementering met betrekking tot een bedrijf in
moeilijkheden is nochtans zeer duidelijk. Onder andere
de twee laatste jaarrekeningen moeten vo´o´r belastingen
een lopend verlies vertonen dat de immaterie¨le en ma-
terie¨le activa overschrijdt. Dit bewijs kunnen de vakorga-
nisaties uiteraard niet leveren vermits zij als vakorgani-
satie geen belastingen betalen, geen BTW-nummer
hebben en vermits ook hun bezittingen niet kunnen
worden gecontroleerd door de minister aangezien zij
geen rechtspersoonlijkheid hebben en niet beschikken
over een open boekhouding.
Alvorens u een aantal kritische vragen te stellen, me-
vrouw de minister, wil ik toch even het algemene politieke
kader schetsen waarin deze discussie volgens het
Vlaams Blok moet worden gevoerd. Ik wil voor alle
duidelijkheid zeggen dat deze interpellatie geenszins
betekent dat het Vlaams Blok het hele systeem van
sociaal overleg in vraag wil stellen, integendeel. Wij
vinden het systeem van afspraken tussen werkgevers en
werknemers via CAO's nog altijd een goede manier van
werken ook al zouden wij, net als Vlaams minister
Renaat Landuyt, liever Vlaamse CAO's tot stand zien
komen.
Wij willen heel uitdrukkelijk herbevestigen dat wij respect
hebben voor het geleverde werk van de vakorganisaties
in het verleden. Zij hebben een unieke sociale rol ge-
speeld in de ontvoogding van heel wat mensen in onze
samenleving. Wij gaan er ook vanuit dat zij op dat vlak
nog steeds een rol te spelen hebben. Jammer genoeg
moeten wij echter vaststellen dat veel van die vakorga-
nisaties zich te veel beperken tot het uitoefenen van
politieke druk of zich toeleggen op de strijd tegen een
bepaalde politieke partij. Mevrouw de minister, op die
manier maken zij net als u de fout om niet in eerste
instantie het thema arbeid voor ogen te houden. Zij
houden zich voornamelijk bezig met een strijd tegen de
enige oppositiepartij die dit land nog rijk is.
Het Vlaams Blok vindt nog altijd dat vakbonden een
sociale rol te vervullen hebben. In die zin zijn wij dan ook
absoluut voorstander van vakbondsvrijheid. Een aantal
bestaande belemmeringen voor het oprichten van
nieuwe vakbonden zou dan ook moeten worden opge-
geven. In die zin pleiten wij dan ook voor het bestaan van
onafhankelijke vakbonden die geen verlengstuk mogen
zijn van politieke partijen.
De voorzitter : Dat zijn ze ook niet.
10
HA 50
COM 132
29-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De heer Koen Bultinck (Vlaams Blok) : In de praktijk
moeten we toch vaststellen dat veel van die vakbonden
kleur bekennen en in het verlengde liggen van een aantal
traditionele politieke partijen.
De voorzitter : Ik heb altijd dezelfde kleur gehad.
De heer Koen Bultinck (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, blijkbaar is men in het LBC zeer toegeeflijk ten
opzichte van uw persoon.
Mevrouw de minister, ik zou een aantal kritische vragen
willen stellen in de hoop enige klaarheid te krijgen over
het dossier van de fondsen voor bestaanszekerheid.
Bent u als minister op de hoogte van eventuele misbrui-
ken in de sector van de fondsen voor bestaanszeke-
rheid ? Welke bedragen circuleren er in concreto per
bedrijfstak binnen deze fondsen ? Kloppen de klachten
van een aantal ambtenaren van uw eigen ministerie van
Arbeid dat er te weinig personeel voorhanden is om de
jaarverslagen van deze fondsen grondig na te kijken ?
Welke maatregelen overweegt u eventueel om dit te
verhelpen ?
Mevrouw de minister, kunt u het bestaan van een interne
nota met betrekking tot de fondsen voor bestaanszeke-
rheid op uw ministerie bevestigen ? Klopt het dat slechts
55 van de 110 fondsen voor bestaanszekerheid op dit
ogenblik reeds een jaarverslag hebben ingediend bij het
ministerie ? Een aantal andere pikante geruchten gaan
over bijzonder hoge zitpenningen waarbij bedragen tot
50 000 frank worden genoemd voor het bijwonen van
een zitting van het fonds voor bestaanszekerheid. Klop-
pen deze bedragen ?
Mevrouw de minister, ik heb ook een aantal principie¨le
vragen. Vindt u niet dat de gelden van deze fondsen
uiteindelijk rechtstreeks en alleen de werknemers te
goede mogen komen ? Of vindt u daarentegen misschien
dat het aanvaardbaar is dat de gelden van die fondsen
dienen als alternatieve financiering van werkgevers- en
werknemersorganisaties ? Bent u op de hoogte van het
feit dat deze fondsen ook zelf als werkgever optreden en
dus eigen personeel te werk stellen ?
Ik heb nog een iets pikantere vraag in een tijd waarin her
en der buitenlandse rekeningen opduiken. Hebt u enig
vermoeden of bewijs van het eventuele bestaan van
buitenlandse rekeningen van de fondsen voor bestaans-
zekerheid ? Welke maatregelen overweegt u om een
duidelijk zicht te krijgen op wat er zich echt afspeelt
binnen de fondsen voor bestaanszekerheid ? Bent u als
minister van plan om structurele regels met betrekking tot
de jaarverslagen op te leggen ? Denkt u er als minister
aan om deze fondsen te verplichten een echte rechts-
persoonlijkheid aan te nemen en hen te verplichten een
echte open boekhouding te gaan voeren ?
Mevrouw de minister, overweegt u tot slot om een aantal
vakorganisaties niet langer het statuut van bedrijf in
moeilijkheden toe te kennen ?
Minister Laurette Onkelinx : Mijnheer de voorzitter,
collega's, ik heb kennis genomen van de artikels in de
pers over het geschil dat binnen de ACV-textielcentrale is
gerezen. Ik kan mij niet uitspreken over de inhoud van
zaken die aan de rechtbank voorgelegd zijn. Ik herinner
dus gewoon aan de draagwijdte van de wet. Artikel 12
van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen
voor bestaanszekerheid bepaalt :
Onverminderd de toe-
passing van de artikelen 52 en 53 van de wet van
5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsover-
eenkomsten en de paritaire comite´s wordt op het beheer
van elk fonds een controle uitgeoefend door een revisor
of een accountant
.
Artikel 13 van deze wet legt volgende verplichtingen op :
De revisor of accountant brengt minstens eenmaal per
jaar verslag uit over zijn opdracht aan het bevoegd
paritair comite´ dat er een afschrift van overmaakt aan de
minister van Arbeid en Sociale Voorzorg. Dit verslag
wordt samen met het jaarverslag van het fonds openbaar
gemaakt
.
Artikel 14 bepaalt :
Bij verstoring van het financieel
evenwicht waardoor het bestaan van het fonds of het
uitkeren der prestaties in gevaar gebracht worden, ver-
zoekt de minister van Arbeid en Sociale Voorzorg na
verslag van de revisor of accountant het bevoegd paritair
comite´ de nodige maatregelen te treffen. Het verzoek van
de minister moet met redenen omkleed zijn
.
Dat betekent dat de wetgever van 1958 de vrijheid van
onderhandeling van de sociale partners volledig gee¨er-
biedigd heeft. De financiering van de fondsen voor
bestaanszekerheid wordt uitsluitend gestijfd door werk-
geversbijdragen. De bestemmelingen van de toege-
kende voordelen zijn de werknemers van de bedrijfstak.
In die zin kan men zeggen dat deze fondsen het geld van
de sociale partners beheren.
Er bestond slechts een mededelingsplicht aan de be-
voegde minister. De regering kon slechts ingrijpen in
geval van verstoring van het financieel evenwicht van de
instelling. De bedoeling was de uitbetaling van de voor-
delen te verzekeren in geval van gebrek aan middelen te
wijten aan een economische crisis. Er bestaan twee
precedenten : de diamantnijverheid en de scheeps-
herstellers. Behalve in geval van een tekort in de begro-
ting van het fonds - wat zeer zelden gebeurd is - was de
rol van de openbare overheid zeer beperkt. Er was geen
sprake van een toezicht op de inhoud van deze begro-
tingen. Het stelsel heeft zich ontwikkeld door de oprich-
ting van tientallen fondsen. Via deze organen hebben de
HA 50
COM 132
11
29-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Laurette Onkelinx
sociale partners een extra legaal systeem van sociale
zekerheid georganiseerd onder meer inzake premies,
brugpensioenen, bijkomende pensioenen en aanvul-
lende werkloosheidsuitkeringen.
Tot 1995 bestond er geen enkele betwisting inzake de
werking van de fondsen ten opzichte van de begunstig-
den. De enige kritiek kwam van sommige leden van het
academisch milieu. Zij hadden het in het weekblad
Trends over mogelijke onregelmatigheden. Om tegemoet
te komen aan deze kritiek heeft de vorige regering bij wet
van 13 februari 1998 een wijziging aan de oorspronke-
lijke wet doorgevoerd. Artikel 13bis bepaalt dat de Koning
bij een in Ministerraad overlegd besluit en na advies van
de NAR de maatregelen inzake controle op de fondsen
voor bestaanszekerheid kan vastleggen alsmede de
sancties in geval van niet-naleving van deze controle-
maatregelen. Het koninklijk besluit van 15 januari 1999
en het ministerieel besluit van 7 mei 1999 geven uitvoe-
ring aan deze wet.
Het koninklijk besluit bepaalt concrete voorschriften in-
zake een verplicht te volgen boekhoudingsplan en jaar-
rekening. De boekhouding bevat verplicht alle verrichtin-
gen, bezittingen, vorderingen, schulden, verplichtingen
en verbintenissen. Zij moet door middel van een stelsel
van boeken en rekeningen worden gevoerd volgens de
regels van het dubbel boekhouden. Elk fonds moet
jaarlijks een inventaris opstellen overeenkomstig het
rekeningstelsel van het fonds voor bestaanszekerheid.
Elk jaar moet een jaarrekening worden opgesteld die een
balans, een resultatenrekening en een toelichting bevat.
Uit deze jongste wijzigingen aan de wet kunnen twee
elementen worden afgeleid. Enerzijds heeft het nieuw
koninklijk besluit veel meer klaarheid en openbaarheid in
deze aangelegenheden gebracht, anderzijds blijft de
controlemacht van de minister en het paritair comite´
beperkt tot de externe wettelijkheid van begrotingen. De
accountant en de revisors zijn de juridisch verantwoor-
delijken voor een inhoudelijk toezicht op de begrotingen.
Dat
is
de
reden
waarom
de
heer
Rombout,
administrateur-generaal van de dienst van de collectieve
arbeidsbetrekkingen aan de pers heeft verklaard dat hij
niet over het bevoegd personeel beschikt. De diensten
van het ministerie zijn immers niet wettelijk gemachtigd
om interne ontledingen van de begrotingen te maken.
De bestemming van het geld in echter van wezenlijk
belang en is voor interpretatie vatbaar. Men kan zich de
vraag stellen of de regering verdere maatregelen terzake
moet nemen. Ik heb de administratie gevraagd een
verslag over deze problematiek op te stellen en zal te
gepasten tijd een beslissing nemen.
Ik voeg er nog aan toe dat de algemene fiscale wetgeving
inzake de beleggingen van toepassing is op de fondsen.
Wat deze maatregelen betreft, is mijn collega van Finan-
cie¨n bevoegd, alsmede mijn collega voor Sociale Zaken
in verband met de kruispuntbank.
De heer Koen Bultinck (Vlaams Blok) : Mevrouw de
minister, ik kan u moeilijk danken voor dit antwoord. Ik
heb immers 14 concrete vragen gesteld en eigenlijk zou
ik u moeten feliciteren, want u bent erin geslaagd om op
geen enkele daarvan een concreet antwoord te geven. Ik
heb als antwoord op mijn interpellatie grotendeels de
uitleg van de wetgeving gekregen. Ik kan ook een
wetboek openslaan en de wet lezen, maar zo helpt u een
interpellant geen stap verder. Uiteraard zal ik blijven
aandringen op concrete initiatieven vanuit de regering
om klaarheid te brengen inzake de financie¨le stromen
binnen de fondsen voor bestaanszekerheid. Op dat
terrein heb ik geen enkel concreet antwoord gekregen en
als parlementslid kan ik dat enkel betreuren. Uiteraard
zullen wij u hiermee te gelegener tijd terug rond de oren
slaan.
De heer Hans Bonte (SP) : Mevrouw de minister, ik
maak gebruik van de gelegenheid om het nog eens te
hebben over een heel punctueel punt. Tijdens de vorige
legislatuur bestonden daarrond nogal wat problemen en
was er wel wat aandacht voor. Ik heb het nu over de
verplichting volgens de wet van 3 april 1995 waardoor
sectoren evaluatieverslagen en financie¨le overzichten
moeten publiceren in verband met de toepassing van
CAO's inzake risicogroepen. U weet dat er in het verle-
den fondsen werden aangelegd ingevolge het sociaal
overleg op interprofessioneel niveau. In het jargon heten
die 0,18 en 0,25. Met die fondsen konden de sectoren
initiatieven nemen voor opleiding of tewerkstelling van
een aantal risicogroepen op onze arbeidsmarkt. Dit is
een zeer goed en ambitieus gegeven, maar in het
verleden kregen wij hierin zeer moeilijk inzage, niettegen-
staande het een wettelijke verplichting is voor de secto-
ren om die CAO's en de resultaten daarvan voor het
parlement te brengen. In de wet staat zeer duidelijk dat
het parlement die evaluatieverslagen moet krijgen. Vo-
rige keer hebben wij na veel problemen en dankzij
tussenkomsten van de Kamervoorzitter en van de minis-
ter van Tewerkstelling en Arbeid op een blauwe maandag
toch een kartonnen doos zien aankomen op het secre-
tariaat van de commissie voor de Sociale Zaken. Eigen-
lijk zat daar slechts onbruikbaar materiaal in. Nu dring ik
opnieuw aan om de bestaande wettelijke verplichting te
doen naleven. Met de uitdaging waarvoor wij staan en
met de door u geformuleerde beleidsintenties op het vlak
van hogere tewerkstellingskansen voor risicogroepen,
zou het bijzonder zinvol zijn die evaluatieverslagen als-
nog te zien. Dan kan ook worden nagegaan of daaruit
eventueel politieke conclusies kunnen worden getrokken.
De voorzitter : Mevrouw de minister, tijdens de vorige
legislatuur heb ik daar ook nog een interpellatie over
gehouden en vragen gesteld naar aanleiding van, onder
12
HA 50
COM 132
29-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
meer, wat in Trends verscheen en wat door u werd
aangehaald. Daarin werden cijfers genoemd en elders
bevestigd, onder meer door uw voorgangster, van 40 tot
50 miljard frank die in deze fondsen zouden rondgaan.
Dat is dus niet onaanzienlijk voor de fondsen voor
bestaanszekerheid en, daaraan gekoppeld, de fondsen
voor de risicogroepen. Ik ben duidelijk voorstander van
deze fondsen en van sociaal overleg. Ik heb dus inte-
resse in wat tussen werkgevers en werknemers wordt
overeengekomen om de in de wetgeving vooropgestelde
doelstellingen na te leven. Daarover interpelleerde ik
reeds in de vorige legislatuur, namelijk om te bekomen
dat de doelstellingen die door de wetgever worden
opgelegd, hier ook zouden worden nageleefd. Dat er
daarvoor een eigen organisatorisch kader moet komen,
is voor mij geen probleem : men moet zich kunnen
organiseren om de doelstellingen mogelijk te maken. Ik
ben voor sociaal overleg en ben voorstander van het
nemen van verschillende initiatieven om de verschillende
doelstellingen van deze fondsen te realiseren.
Vandaar, mevrouw de minister, mijn vraag. Kan er, ge-
zien er veel middelen circuleren en gezien de sociale
politiek die wij willen voeren inzake vorming en tewerk-
stelling, vanuit politieke hoek geen discussie op gang
komen waar zowel vanuit de overheid - we merken dat
deze regering bijzondere inspanningen doet - als vanuit
de sociale fondsen, inspanningen zouden worden ge-
daan om middelen in het circuit te brengen. Ik vroeg dit
ook aan de vroegere minister. Een van de bijzonder
goeie voorbeelden zijn de sociale fondsen wat de non-
profitsector betreft. Alle beschikbare middelen worden
daar, ook wat de risicogroepen betreft, integraal besteed
aan bijkomende vorming en tewerkstelling. Ik vind dat
deze doelstelling ook uit andere fondsen beter zou
moeten kunnen gerealiseerd worden. Vandaar mijn op-
roep aan u, minister, om dat inderdaad ook te activeren.
De heer Filip Anthuenis (VLD) : Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, ik heb mij daar de vorige
legislatuur ook een beetje mee bezig gehouden. De
vakbonden zijn momenteel niet verplicht om een wette-
lijke boekhouding bij te houden of om hun boekhouding
te laten controleren wat hun specifieke vakbondstaken
betreft, in tegenstelling tot wat de uitbetalingsinstellingen
betreft. De vakbonden vinden dit een goede zaak, want
zij beweren dat de overheid hen op die manier niet onder
druk kan zetten. Ik ben er tegen.
Wat mij het meest tegen de borst stuit is dat bepaalde
vakbonden in de mogelijkheid verkeren om erkend te
worden als onderneming of als bedrijf in moeilijkheden.
Het was de laatste vraag die de heer Bultinck stelde. Het
gaat onder andere over de vakbondsinstelling die ter
sprake kwam in het krantenartikel.
De voorzitter : Mijnheer Anthuenis, het ging over de
fondsen van bestaanszekerheid, niet over de onderne-
mingen in moeilijkheden.
De heer Filip Anthuenis (VLD) : Dit was de laatste vraag
van de heer Bultinck. Ik zou aan mevrouw de minister
willen vragen om toch een beetje beter toe te kijken op de
manier waarop bepaalde vakbondscentrales dat statuut
krijgen, als men niet verplicht is om een boekhouding in
te dienen. Bedrijven die erkend worden als onderneming
in moeilijkheden moeten twee jaar verlies geleden heb-
ben volgens bepaalde parameters. Voor die vakbonden
geldt dat dus niet en daar wringt volgens mij het schoen-
tje.
De voorzitter : Mevrouw de minister, ik wil daaraan
toevoegen dat ik blij ben dat ik dat thema toen vanuit de
oppositie heb aangesneden tijdens de vorige legislatuur
en dat daar inderdaad een verfijnde wetgeving op geko-
men is. In die zin zijn er positieve stappen gezet. Nu nog
aan u de stap om de discussie met de vakbonden op te
nemen, zoals ik ook al vroeg aan mevrouw Smet.
Mme Laurette Onkelinx, ministre : Comme je l'ai dit
dans ma re´ponse a` l'interpellation, des dispositions
avaient e´te´ prises sous la pre´ce´dente le´gislature, sous
l'impulsion de Mme Smet, pour rendre les comptes plus
transparents et faciliter les contro^les.
Par ailleurs, les fonds de se´curite´ d'existence, que vous
avez estime´s, monsieur le pre´sident, a` environ 45 ou
50 milliards, ont fait l'objet d'une e´tude afin de ve´rifier s'ils
ne pouvaient pas profiter aux groupes a` risques, comme
l'a sugge´re´ M. Bonte. Ces fonds ont aussi servi a`
consolider la dette des administrations publiques par
l'achat d'actions et d'obligations. Il faut rappeler cette
ope´ration qui nous a e´te´ favorable dans le cadre de
l'euro.
Comme cela a e´te´ dit dans les diffe´rents expose´s, je crois
qu'il faudrait encore ame´liorer la transparence et intensi-
fier les contro^les en ce qui concerne les de´penses
relatives a` ces fonds. J'attends a` cet effet un rapport de
mon administration. Comme vous le savez, le gouverne-
ment a constitue´ trois groupes de travail : l'un sur la
participation des travailleurs, le deuxie`me sur le
corpo-
rate management
et le troisie`me sur les fonds de
pension. Dans le cadre de cette re´flexion sur les fonds de
pension, on envisage e´videmment un examen des fonds
de se´curite´ d'existence. On poursuit donc l'e´tude en la
matie`re.
Quant a` votre question sur le statut syndical, elle sort
vraiment
du
sujet
d'aujourd'hui,
mais
si
vous
m'interrogez, nous pouvons en de´batre. Je ne suis pas
du tout favorable a` accorder la personnalite´ juridique aux
syndicats car cela diminuerait fort l'inde´pendance dont ils
ont besoin en tant que partenaire social, ainsi que dans
le cadre des travaux que l'on a entame´s pour la paix
sociale.
HA 50
COM 132
13
29-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De voorzitter : Mevrouw de minister, de heer Pieters is
intussen aangekomen. U hebt reeds geantwoord, maar ik
weet niet of u nog een bijkomende verklaring wenst af te
leggen tegenover hem. De discussie is net gesloten maar
de heer Pieters was waarschijnlijk door materie¨le om-
standigheden niet tijdig op de hoogte.
De heer Danny Pieters (VU&ID) : Mijnheer de voorzitter,
men heeft mij opgebeld om te vragen of ik niet wist dat de
vergadering van de commissie voor Sociale Zaken nu
zou doorgaan. Ik wist dat inderdaad niet. Blijkbaar is er
ergens een fout gemaakt, misschien bij ons.
De voorzitter : Mijnheer Pieters, wij hebben het admini-
stratief gecontroleerd en alles bleek in orde te zijn. De
postbode in het Leuvense was misschien wat laat.
De heer Danny Pieters (VU&ID) : Mijnheer de voorzitter,
de minister is zo vriendelijk geweest om mij het antwoord
te geven. Ik zal het nalezen en als er delen zouden
ontbreken omdat ze tot de bevoegdheden van andere
ministers behoren, zal ik die vragen aan de betrokkenen
stellen.
De voorzitter : Mijnheer Pieters, het staat u uiteraard
altijd vrij om hier verder op in te gaan.
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties
ingediend.
En conclusion de cette discussion, des motions ont e´te´
de´pose´es.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de
heren Koen Bultinck en Guy D'haeseleer en luidt als
volgt :
De Kamer, gehoord de interpellatie van de heer Koen
Bultinck
en het antwoord van de vice-eerste minister en minister
van Werkgelegenheid, vraagt de regering :
- snel werk te maken van een striktere regelgeving voor
de fondsen voor bestaanszekerheid, zodat de middelen
van die fondsen alleen nog de werknemers ten goede
kunnen komen en niet langer kunnen dienen als alterna-
tieve financiering voor werkgevers- en werknemersorga-
nisaties;
- de fondsen voor bestaanszekerheid te stimuleren een
echte rechtspersoonlijkheid aan te nemen en een echte
open boekhouding te voeren.
Une motion de recommandation a e´te´ de´pose´e par
MM. Koen Bultinck et Guy D'haeseleer et est libelle´e
comme suit :
La Chambre, ayant entendu l'interpellation de M. Koen
Bultinck
et la re´ponse de la vice-premie`re ministre et ministre de
l'Emploi, invite le gouvernement a` :
- arre^ter rapidement une re´glementation plus stricte pour
les fonds de se´curite´ d'existence, de sorte que les
moyens dont disposent ceux-ci be´ne´ficient aux seuls
travailleurs salarie´s et ne puissent plus servir de moyen
de financement de rechange au profit des organisations
patronales et syndicales;
- inciter les fonds de se´curite´ d'existence a` ve´ritablement
acque´rir la personnalite´ juridique et a` tenir une compta-
bilite´ re´ellement ouverte.
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw
Pierrette Cahay-Andre´ en de heren Filip Anthuenis, Hans
Bonte en Joos Wauters.
Une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par Mme
Pierrette Cahay-Andre´ et MM. Filip Anthuenis, Hans
Bonte et Joos Wauters.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
Mondelinge vraag van de heer Filip Anthuenis aan de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegen-
heid over
de vastlegging van de arbeidsduur op
jaarbasis
(nr. 1069)
Question orale de M. Filip Anthuenis a` la vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi sur
la
fixation de la dure´e du travail sur une base annuelle
De heer Filip Anthuenis (VLD) : Mijnheer de voorzitter,
ik wil mij verontschuldigen omdat ik niet bij de aanvang
van de vergadering aanwezig was. Het is echter niet
eenvoudig om als gewone burger tegen half tien naar
Brussel te komen. Ik weet trouwens niet waarom we om
half tien moesten vergaderen.
De voorzitter : Mijnheer Anthuenis, wij hebben het mid-
denveld tussen de politiek en de burger nodig om dit te
kunnen overbruggen.
De heer Filip Anthuenis (VLD) : Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, we hebben het zojuist
even gehad over de vorige legislatuur waarin wij allen
zeer actief geweest zijn. Wij hebben toen ook de kader-
wet tot bevordering van de werkgelegenheid en tot
preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen be-
handeld. Deze wet dateert van 26 juli 1996 en maakte het
vastleggen van de arbeidsduur op jaarbasis in onderne-
mingen met gemiddeld meer dan 50 werknemers moge-
lijk via een wijziging van het arbeidsreglement waar dat
14
HA 50
COM 132
29-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Filip Anthuenis
voordien alleen via een CAO kon. Deze regeling ging ten
laatste in op 1 november 1997 en behoefde naar verluidt
geen koninklijk besluit ter uitvoering. De toenmalige
minister van Tewerkstelling, mevrouw Smet, had destijds
de mogelijkheid om de nieuwe regeling bij koninklijk
besluit sneller te laten ingaan. Zij verkoos dat echter niet
te doen om de sociale partners de kans te geven een
eigen regeling uit te werken. Wie kan daar tegen zijn ?
Vandaag blijkt echter dat de toestand op het terrein niet
helemaal duidelijk is. Ondernemingen zouden de
an-
nualisering
van het arbeidstijd kunnen invoeren via een
wijziging van het arbeidsreglement indien er op sectoraal
niveau geen akkoord ter zake werd gesloten. Indien dat
wel is gebeurd, moeten zij zich houden aan de mogelijke
beperkingen die in het sectoraal akkoord werden bedon-
gen.
Mevrouw de minister, werden er op het vlak van het
sectoraal sociaal overleg initiatieven genomen inzake de
implementatie van het vastleggen van de arbeidsduur op
jaarbasis ? Zo ja, welke ? Klopt de interpretatie van de
wet inzake het vastleggen van de arbeidsduur op jaar-
basis die stelt dat ondernemingen initiatieven kunnen
nemen binnen de grenzen van het sectoraal akkoord zo
er ter zake een werd gesloten ?
Het u cijfermateriaal betreffende het aantal bedrijven dat
reeds gebruik heeft gemaakt van de wet ? Ontving u
reeds signalen van ondernemingen over een te stroeve
toepassing van de wet ?
Minister Laurette Onkelinx : Mijnheer de voorzitter, col-
lega Anthuenis, de wet van 16 maart 1971 op de arbeid
bepaalt dat de normale limieten van de arbeidsduur - 8
uren per dag, 39 uren per week - kunnen worden
overschreden op voorwaarde dat de arbeidsduur gemid-
deld wordt nageleefd over een referentieperiode. Deze
referentieperiode is in principe een trimester maar kan tot
maximum 1 jaar worden verlengd door een koninklijk
besluit dat na advies van het bevoegde paritair comite´
wordt opgesteld, door een sectorale of bedrijfscollectieve
arbeidsovereenkomst, of - sinds 1997 - bij gebrek aan
een koninklijk besluit en een collectieve arbeidsovereen-
komst door het arbeidsreglement. Een kopie van de
wijziging van dit arbeidsreglement moet worden meege-
deeld aan de voorzitter van het paritair comite´ waaronder
het bedrijf valt.
Ik zal ook antwoorden op uw precieze vragen.
Ten eerste, er bestaan inderdaad bepaalde collectieve
arbeidsovereenkomsten die op het niveau van de secto-
ren zijn gesloten met de bedoeling de referentieperiode
van een trimester te verlengen tot een vol jaar. Ik beschik
echter niet over de exhaustieve lijst van deze akkoorden.
Ten tweede, er kunnen inderdaad arbeidsreglementerin-
gen per bedrijf bestaan die zijn opgesteld, ofwel in het
raam van een sectorale collectieve arbeidsovereen-
komst, ofwel bij gebrek aan een dergelijke overeen-
komst.
Ten derde, er bestaan geen statistieken betreffende het
aantal bedrijven die beschikken over een bijzondere
arbeidsreglementering.
Ik heb geen enkele klacht ontvangen betreffende de
toepassing van deze wet. Ik wil er trouwens aan herin-
neren dat de wet zelf uurlimieten voor de overschrijding
van de arbeidsduur voorziet. De toegelaten flexibiliteit is
door de wet relatief omschreven.
De heer Filip Anthuenis (VLD) : Mijnheer de voorzitter,
ik dank de minister voor haar correct en volledig ant-
woord.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 10.40 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 10.40 heures.
HA 50
COM 132
15
29-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000