B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR HET
B
EDRIJFSLEVEN
,
HET
W
ETENSCHAPSBELEID
,
HET
O
NDERWIJS
,
DE
N
ATIONALE WETENSCHAPPELIJKE
EN CULTURELE INSTELLINGEN
,
DE
M
IDDENSTAND
EN DE
L
ANDBOUW
COMMISSION DE L
'E
CONOMIE
,
DE LA
P
OLITIQUE SCIENTIFIQUE
,
DE L
'E
DUCATION
,
DES
I
NSTITUTIONS SCIENTIFIQUES
ET CULTURELLES NATIONALES
,
DES
C
LASSES MOYENNES
ET DE L
'A
GRICULTURE
VAN
DU
22-02-2000
22-02-2000
HA 50
COM 127
HA 50
COM 127
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 127
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 22 februari 2000
COMMISSIE
VOOR
HET
BEDRIJFSLEVEN,
HET
WETENSCHAPSBELEID,
HET
ONDERWIJS,
DE
NATIONALE WETENSCHAPPELIJKE EN CULTURELE
INSTELLINGEN,
DE
MIDDENSTAND
EN
DE
LANDBOUW
-
COM 127
Mondelinge vraag van de heer Ludo Van Campenhout aan
de minister van Economie en Wetenschappelijk Onder-
zoek over
de nomenclatuur van de in het handelsregister
te vermelden activiteiten
(nr. 1064)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van Land-
bouw en Middenstand)
5
sprekers : Ludo Van Campenhout, Jaak Gabriels,
minister van Landbouw en Middenstand
Mondelinge vraag van de heer Ludo Van Campenhout aan
de minister van Landbouw en Middenstand over
de
inning van de vennootschapsbijdrage
(nr. 1066)
6
sprekers : Ludo Van Campenhout, Jaak Gabriels,
minister van Landbouw en Middenstand
Mondelinge vraag van de heer Ludo Van Campenhout aan
de minister van Landbouw en Middenstand over
de
vestigingsreglementering met betrekking tot de bouwsec-
tor
(nr. 1065)
7
sprekers : Ludo Van Campenhout, Jaak Gabriels,
minister van Landbouw en Middenstand
schorsing
8
Mondelinge vraag van mevrouw Magda De Meyer aan de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek
over
de preventie van kredietproblemen bij jongeren
(nr. 990)
8
sprekers : Magda De Meyer, Rudy Demotte, minister
van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek
Mondelinge vraag van de heer Jacques Chabot aan de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek
over
de elektronische handel en de bescherming van de
consumenten
(nr. 1096)
10
sprekers : Jacques Chabot, Rudy Demotte, minister
van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek
Sommaire
Mardi 22 fe´vrier 2000
COMMISSION DE L'E
´ CONOMIE, DE LA POLITIQUE
SCIENTIFIQUE, DE L'E
´ DUCATION, DES INSTITUTIONS
SCIENTIFIQUES ET CULTURELLES NATIONALES, DES
CLASSES
MOYENNES
ET
DE
L'AGRICULTURE
COM 127
Question orale de M. Ludo Van Campenhout au ministre
de l'Economie et de la Recherche scientifique sur
la
nomenclature des activite´s a` mentionner dans le registre
de commerce
(n° 1064)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre de l'Agriculture et
des Classes moyennes)
5
orateurs : Ludo Van Campenhout, Jaak Gabriels,
ministre de l'Agriculture et des Classes moyennes
Question orale de M. Ludo Van Campenhout au ministre
de l'Agriculture et des Classes moyennes sur
le recou-
vrement des cotisations sociales
(n° 1066)
6
orateurs : Ludo Van Campenhout, Jaak Gabriels,
ministre de l'Agriculture et des Classes moyennes
Question orale de M. Ludo Van Campenhout au ministre
de l'Agriculture et des Classes moyennes sur
la re´gle-
mentation relative aux implantations commerciales et re´-
gissant le secteur de la construction
(n° 1065)
7
orateurs : Ludo Van Campenhout, Jaak Gabriels,
ministre de l'Agriculture et des Classes moyennes
suspension
8
Question orale de Mme Magda De Meyer au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique sur
la pre´ven-
tion des proble`mes en matie`re de cre´dit chez les jeunes
(n° 990)
8
orateurs : Magda De Meyer, Rudy Demotte, ministre
de l'Economie et de la Recherche scientifique
Question orale de M. Jacques Chabot au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique sur
le com-
merce e´lectronique et la protection du consommateur
(n° 1096)
10
orateurs : Jacques Chabot, Rudy Demotte, ministre
de l'Economie et de la Recherche scientifique
HA 50
COM 127
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
4
HA 50
COM 127
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE L'E´CONOMIE,
DE LA POLITIQUE SCIENTIFIQUE,
DE L'E´DUCATION, DES INSTITUTIONS
SCIENTIFIQUES ET CULTURELLES
NATIONALES, DES CLASSES MOYENNES
ET DE L'AGRICULTURE
COMMISSIE VOOR HET BEDRIJFSLEVEN,
HET WETENSCHAPSBELEID,
HET ONDERWIJS, DE NATIONALE
WETENSCHAPPELIJKE EN CULTURELE
INSTELLINGEN, DE MIDDENSTAND
EN DE LANDBOUW
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 22 FE
´ VRIER 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 22 FEBRUARI 2000
De vergadering wordt geopend om 14.24 uur door de
heer Roger Bouteca, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 14.24 heures par M. Roger
Bouteca
, pre´sident.
Mondelinge vraag van de heer Ludo Van Campen-
hout aan de minister van Economie en Wetenschap-
pelijk
Onderzoek
over
de nomenclatuur van
de in het handelsregister te vermelden activiteiten
(nr. 1064)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Landbouw en Middenstand)
Question orale de M. Ludo Van Campenhout au
ministre de l'Economie et de la Recherche scientifi-
que sur
la nomenclature des activite´s a` mentionner
dans le registre de commerce
(n° 1064)</b>
(La re´ponse sera donne´e par le ministre de l'Agricul-
ture et des Classes moyennes)
De heer Ludo Van Campenhout (VLD) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het koninklijk
besluit van 8 juli 1999 bepaalt dat de commercie¨le
activiteiten in het handelsregister moeten worden ver-
meld op basis van de Nace-bel-nomenclatuur. In het
koninklijk besluit wordt daarbij uitdrukkelijk verwezen
naar de programmawet van 10 februari 1998 tot bevor-
dering van het zelfstandig ondernemerschap en naar de
doelstelling om tot een daadwerkelijke vereenvoudiging
van de reglementering voor de KMO's te komen.
In de praktijk blijkt het koninklijk besluit evenwel tot een
aantal toepassingsmoeilijkheden te leiden, met name
voor de bouwsector. Zo is de activiteit van algemeen
aannemer weggevallen en de activiteit van algemene
coo¨rdinatie op de bouwplaats ervoor in de plaats geko-
men. Het betreft hier echter twee zeer verschillende
opdrachten : de algemene aannemer is de enige verant-
woordelijke voor alle werken, terwijl de coo¨rdinator op
geen enkele manier de verschillende tussenpersonen
van hun verantwoordelijkheid bevrijdt.
Een ander probleem is dat men zich niet aan de inge-
voerde nomenclatuur houdt en nog bijkomende onder-
verdelingen maakt. Dat kan uiteraard alleen tot verwar-
ring leiden en de reglementering, in tegenstelling tot de
beoogde doelstelling, nog moeilijker maken. Door dat
koninklijk besluit zijn we dus verder dan ooit verwijderd
van een uniforme benadering in de verschillende wettek-
sten over het handelsregister, de registratie en de erken-
ning van de benaming en omschrijving van de verschil-
lende activiteiten. Dit koninklijk besluit dateert natuurlijk
uit de vorige regering. Het doel was de administratieve
vereenvoudiging. Ik meen dat dit doel niet wordt bereikt,
maar het tegendeel.
Mijnheer de minister, graag vernam ik waarom de activi-
teit
algemeen aannemer niet werd behouden en
waarom de activiteit
algemene coo¨rdinatie op de bouw-
plaats
daarentegen wel in de tekst werd opgenomen.
Waarom werd hiervan afgeweken, als de Nace-Bel-
nomenclatuur toch werd gebruikt om tot een vereenvou-
diging te komen ? Waarom werden bovendien bijko-
mende
onderverdelingen
gemaakt ?
Mijnheer
de
minister, welke stappen zult u ondernemen om tot een
uniforme benadering in de omschrijving en benaming van
de verschillende activiteiten in de diverse wetgevingen te
HA 50
COM 127
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Ludo Van Campenhout
komen. Denkt u eraan om dit koninklijk besluit van 8 juli
1999 aan te passen om bovenvermelde problemen op te
ruimen met het oog op een efficie¨nte en daadwerkelijke
vereenvoudiging van de reglementering.
Minister
Jaak
Gabriels :
Mijnheer
de
voorzitter,
collega's, in antwoord op de vragen van de heer Van
Campenhout kan ik u meedelen dat het koninklijk besluit
van 8 juli 1999 een gezamenlijk project is van de toen-
malige ministers van Justitie, Economische Zaken en
Landbouw en KMO.
Ten tweede, de bestaande nomenclatuur van het han-
delsregister werd laatst aangepast in 1981 en was dus
voorbijgestreefd. Wij hebben omwille van de uniformiteit
op Europees niveau voor de Nace-bel-nomenclatuur
gekozen, wat staat voor
Nomenclature statistique des
activite´s e´conomiques dans la communaute´ euro-
pe´enne
. Deze Nace-bel is immers de Belgische versie
van de Europese activiteitennomenclatuur en vergemak-
kelijkt dus de statistische verwerking van de Belgische
gegevens in de Europese Unie. Bovendien wijs ik erop
dat ook voor de verwerking van de BTW- en RSZ-
gegevens een aangepaste Nace-bel wordt gebruikt en
vooral dat de centralisatie van de gegevens van de
handelsregisters al sedert jaren aan de hand van de
Nace-nomenclatuur gebeurt.
In de Nace-bel-nomenclatuur komt de benaming
alge-
mene aannemer
niet voor. Bijgevolg staat die benaming
ook niet in het koninklijk besluit van 8 juli 1999. Het niet
gebruiken van een benaming, die overigens zonder
wettelijke inhoud is, betekent niet dat de activiteit niet
wordt geviseerd. Hij of zij die een inschrijving in het
handelsregister wenst voor een activiteit die overeen-
komt met wat moet worden verstaan onder
algemeen
aannemer
moet hiervoor de benaming gebruiken die het
best met de bedoelde activiteiten overeenkomt.
De enkele bijkomende onderverdelingen die voorkomen
in de lijst van het koninklijk besluit van 8 juli 1999, waren
nodig omdat de definities van de activiteiten waarvoor
een machtiging is vereist niet altijd overeenkomen met de
benamingen van Nace-bel.
Mijnheer Van Campenhout, u weet even goed als ik dat
geen enkele nomenclatuur volmaakt is. De economische
werkelijkheid evolueert voortdurend en is daarvoor te
complex. De doelstellingen van om het even welke
nomenclatuur beantwoorden nooit helemaal aan de doel-
stellingen van de verschillende departementen. Indien
daarvoor gegronde redenen worden aangehaald, kan
een nieuwe lijst worden aangepast in samenspraak met
alle betrokken departementen.
Om op uw laatste vraag inzake verdere uniformisering te
antwoorden, verwijs ik naar het koninklijk besluit van 27
april 1999 tot reglementering van de intersectorale cate-
gorie van de bouw. De definitie van deze intersectorale
categorie van de bouw is in nauwe samenwerking met de
sector opgesteld en rechtstreeks afgeleid van de Nace-
bel-nomenclatuur.
De heer Ludo Van Campenhout (VLD) : Mijnheer de
minister, ik dank u voor uw antwoord. Toch zou ik willen
vragen of de algemene aannemer op bouwwerken - toch
een veel voorkomende hoedanigheid - in de Nace-bel-
nomenclatuur zou kunnen worden opgenomen en of het
koninklijk besluit in die zin zou kunnen worden aange-
past.
Minister Jaak Gabriels : Wij zullen dat bekijken. Het gaat
om een sector die snel evolueert. Ik neem hiervan nota
en indien dit nodig is voor de duidelijkheid zullen wij die
term zeker opnemen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Ludo Van Campen-
hout aan de minister van Landbouw en Middenstand
over
de inning van de vennootschapsbijdrage
(nr. 1066)
Question orale de M. Ludo Van Campenhout au
ministre de l'Agriculture et des Classes moyennes
sur
le recouvrement des cotisations sociales
(n° 1066)</b>
De heer Ludo Van Campenhout (VLD) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, mijn vraag
handelt
over
de
gebrekkige
inning
van
de
vennootschapsbijdrage. Volgens onze informatie zou in
1999 slechts 74% van deze vennootschapsbijdragen zijn
gei¨nd. Ook tijdens de voorbije jaren heeft de inning van
deze bijdragen heel wat problemen opgeleverd. Het is
duidelijk een structureel probleem.
Mijnheer de minister, waaraan is de achterstand van
deze inningen te wijten ? Wat is het absolute bedrag aan
achterstallige vennootschapsbijdragen, die in 1999 zijn
gei¨nd ? Welke maatregelen wil de minister nemen om de
structurele, jaarlijkse achterstand te verhelpen ? Wat is
de administratieve kostprijs van de inning van die
vennootschapsbijdragen, wat is de jaarlijkse opbrengst
en hoe verhouden die twee zich tegenover elkaar ?
Minister
Jaak
Gabriels :
Mijnheer
de
voorzitter,
collega's, ik zal een precies antwoord verstrekken op de
vier vragen van de heer Van Campenhout.
Wat
de
achterstand
inzake
de
inning
van
de
vennootschapsbijdrage betreft, wens ik op te merken dat
de problemen reeds voor 1999 waren begonnen. Er
werden reeds structurele problemen gemeld vanaf het
6
HA 50
COM 127
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jaak Gabriels
begin van de inning van de bijdragen in 1992. De
maatregel was oorspronkelijk aangekondigd voor 1 jaar.
Daarom werd het personeelskader van het RSVZ niet
uitgebreid om de inning van de bijdragen te verzekeren.
Op het ogenblik dat de vennootschapsbijdrage recurrent
werd, heeft het RSVZ zich beholpen met 11 bijkomende
contractuele personeelsleden. Zij moeten het algemeen
repertorium vennootschappen bijhouden, de nieuwe aan-
sluitingen - ongeveer 23 000 per jaar - verwerken, de
bijdragen innen van de ongeveer 66 000 vennootschap-
pen die bij de hulpkas zijn aangesloten, de ingebrekestel-
lingen en rappels versturen en de boekhouding en de
briefwisseling bijhouden. Dankzij de inspanningen van
het beperkt aantal personeelsleden is reeds een grote
vooruitgang geboekt inzake de inning van de bijdragen.
Het is echter correct dat het globaal resultaat nog onvol-
doende is. Het grote probleem is een manifest gebrek
aan personeel. Op dit ogenblik moet men zich noodge-
dwongen beperken tot het in gebreke stellen van achter-
stallige vennootschappen om de verjaring na 5 jaar te
stuiten. Er is onvoldoende personeel om actief en tijdig
rappels te versturen. We doen er alles aan om dit
vacuu¨m op te vullen.
Op de tweede vraag inzake het nominaal bedrag van
1999, kan ik u meedelen dat het gecumuleerd totaal van
de niet gei¨nde bijdragen en verhogingen 1,8 miljard frank
bedraagt. We moeten realist zijn en ermee rekening
houden dat een deel van deze bijdragen oninbaar zijn
geworden, onder meer bij vennootschappen die onder-
tussen failliet zijn gegaan.
Wat de derde vraag betreft, kan ik bevestigen dat mijn
kabinet actieve gesprekken voert met de departementen
van Openbaar Ambt en Begroting om de aanvraag van
het RSVZ te steunen met betrekking tot de toename van
het aantal toegestane contractuele personeelsleden tot
minstens 20. Dit betekent dat er 9 extra personeelsleden
worden gevraagd. Een gelijkaardige aanvraag van het
RSVZ werd de voorbije jaren altijd geweigerd, ondanks
het feit dat de inzet van 9 extra personeelsleden een
gevoelige toename van de ontvangsten voor het sociaal
statuut van de zelfstandigen zou genereren.
Wat de vierde vraag inzake de jaarlijkse opbrengst
betreft, kan ik de volgende cijfers meedelen. In 1992
bedroegen de opbrengsten 1,282 miljard frank, in 1993
1,507 miljard, in 1944 1,364 miljard, in 1995 1,396
miljard, in 1996 1,496 miljard, in 1997 2,667 miljard, in,
1998 3,208 miljard en in 1999 3,411 miljard frank. Op
voorwaarde dat de 9 extra personeelsleden worden
toegestaan, worden de ontvangsten voor 2000 op 3,9
miljard frank geraamd. De jaarlijkse kostprijs voor de
RSVZ-administratie beperkt zich op dit ogenblik tot de
personeels- en werkingskosten voor 3 statutairen en
11 contractuele personeelsleden. Ik herhaal dat ik pro-
beer het euvel van het personeelstekort te verhelpen.
Een kleine bijkomende uitgave voor meer personeel zou
tot gevolg hebben dat meer bijdragen kunnen worden
gei¨nd. We moeten deze personeelsuitbreiding verkrijgen.
Ik heb reeds gezegd dat de vraag van het RSVZ inzake
bijkomend personeel door mijn voorgangers steeds werd
geweigerd. Op die manier zijn we in een bijzonder dwaze
situatie terechtgekomen en laten we veel heel veel geld
liggen omdat er een te beperkt aantal middelen wordt
ingeschakeld.
De heer Ludo Van Campenhout (VLD) : Mijnheer de
minister, ik dank u voor de inspanningen die worden
geleverd om deze aanzienlijke bedragen beter te innen.
Ik ga met u akkoord dat de kosten die hiermee gepaard
gaan, zoals het aanwerven van de negen extra contrac-
tuele personeelsleden, alleszins verantwoord zijn.
Minister Jaak Gabriels : Ik denk dat ik met cijfers heb
bewezen dat het innen van dit geld veel belangrijker is
dan de kostprijs die ertegenover staat.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Ludo Van Campen-
hout aan de minister van Landbouw en Middenstand
over
de vestigingsreglementering met betrekking
tot de bouwsector
(nr. 1065)
Question orale de M. Ludo Van Campenhout au
ministre de l'Agriculture et des Classes moyennes
sur
la re´glementation relative aux implantations
commerciales et re´gissant le secteur de la construc-
tion
(n° 1065)</b>
De heer Ludo Van Campenhout (VLD) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ten gevolge
van de programmawet tot bevordering van het zelfstan-
dig ondernemerschap was de bouwsector de eerste
sector die werd onderworpen aan een evaluatie van de
vestigingsreglementering. Dit heeft geleid tot het konink-
lijk besluit van 27 april 1999 betreffende de uitoefening
van zelfstandige beroepsbekwaamheden die tot de inter-
sectorale categorie van de bouw behoren. Volgens de
procedure waarin is voorzien in deze programmawet,
stelt de minister een evaluatierapport op en vraagt hij het
advies van de Hoge Raad voor Zelfstandigen en KMO's.
Bij de vraag om advies voegt de minister het evaluatie-
rapport en het ontwerp van koninklijk besluit.
Het koninklijk besluit van 27 april 1999 houdt echter geen
rekening met de opmerkingen en het advies van deze
Hoge Raad. De Hoge Raad onderstreepte immers in
haar advies dat het niet zinvol was om het beroep van
aannemer van metsel- en betonwerken, enerzijds en dat
van aannemer van sloopwerken, anderzijds onder e´e´n
HA 50
COM 127
7
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Ludo Van Campenhout
beroepswerkzaamheid onder te brengen. Het gaat om
risicovolle beroepen die specifieke, totaal verschillende
vakbekwaamheden vereisen. In tegenstelling tot het ad-
vies van de Hoge Raad heeft de vorige minister van
Middenstand echter anders geoordeeld.
Verder is er het probleem van de reglementering van het
beroep van algemeen aannemer. Een verzoekschrift tot
reglementering van dit beroep werd reeds op 15 januari
1999 ingediend. Ook hierop heeft de vorige minister niet
gereageerd.
Mijnheer de minister, wat waren de redenen om het
advies van de Hoge Raad niet te volgen en de beroepen
van aannemer van metsel- en betonwerken en aannemer
van sloopwerken onder e´e´n activiteit te groeperen ?
Bent u van plan een en ander te evalueren en eventueel
het advies van de Hoge Raad toch te volgen ?
Zult u gevolg geven aan de vraag om reglementering van
de activiteit van algemeen aannemer van bouwwerken ?
Minister
Jaak
Gabriels :
Mijnheer
de
voorzitter,
collega's, in zijn vraag over de vestigingsreglementering
met betrekking tot de bouwsector heeft de heer Van
Campenhout terecht gesteld dat mijn voorganger heeft
beslist geen rekening te houden met het advies van de
Hoge Raad voor zelfstandigen en KMO's inzake de
splitsing van de beroepen van aannemer voor metsel- en
betonwerken, enerzijds en van aannemer van sloop-
werken, anderzijds.
De redenen die hiertoe aanleiding zouden hebben gege-
ven, zijn mij onbekend. Ze kunnen door mijn diensten niet
meer worden achterhaald.
Wat uw tweede vraag betreft, mijnheer Van Campenhout,
deel ik u mee dat een herevaluatie van het koninklijk
besluit van 27 april 1999 betreffende de categorie van de
bouwberoepen zo goed als bee¨indigd is. Deze reglemen-
tering zal worden herzien in de zin van een verregaande
vereenvoudiging. Dit werd trouwens bepaald in het re-
geerakkoord.
Inzake uw derde vraag verwijs ik eveneens naar de
intenties van de regering om een einde te stellen aan de
escalatie van de reglementeringen. Dit betekent niet dat
er geen enkele regelgeving meer mogelijk is. Elke
nieuwe aanvraag tot reglementering in het kader van de
administratieve vereenvoudiging moet echter nauwkeu-
rig worden gewikt en gewogen. Dat is toch een bezorgd-
heid van ons allemaal.
De heer Ludo Van Campenhout (VLD) : Mijnheer de
voorzitter, de maatregelen die de regering neemt om de
reglementering te vereenvoudigen en het advies van de
Hoge Raad te volgen, kunnen in de sector alleen maar
worden toegejuicht.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De mondelinge vraag nr. 1083 van de heer Richard
Fournaux, die deze week niet kan aanwezig zijn, wordt
naar een latere datum verschoven.
Minister Jaak Gabriels : Mijnheer de voorzitter, ik wil er
de collega's op attent maken dat dierenwelzijn niet meer
tot de bevoegdheid van de minister van Landbouw
behoort, maar tot deze van de minister van Volksgezond-
heid. Ik kan niet in haar plaats antwoorden.
De voorzitter : De vergadering is geschorst.
La se´ance est suspendue.
- De vergadering wordt geschorst om 14.42 uur.
- La se´ance est suspendue a` 14.42 heures.
- De vergadering wordt hervat om 16.05 uur.
- La se´ance est reprise a` 16.05 heures.
- Voorzitter : de heer Jos Ansoms
De voorzitter : De vergadering is hervat.
La se´ance est reprise.
Collega's, er is een foutje geslopen in de gele agenda
van de commissievergaderingen. De vraag van mevrouw
De Meyer handelt niet over het publicatierecht en het
recht op meningsuiting van de consumentenvereniging.
Mevrouw De Meyer wenst minister Demotte te ondervra-
gen over de preventie van kredietproblemen bij jongeren.
Mondelinge vraag van mevrouw Magda De Meyer aan
de minister van Economie en Wetenschappelijk On-
derzoek over
de preventie van kredietproblemen bij
jongeren
(nr. 990)
Question orale de Mme Magda De Meyer au ministre
de l'Economie et de la Recherche scientifique sur
la
pre´vention des proble`mes en matie`re de cre´dit chez
les jeunes
(n° 990)b>
Mevrouw Magda De Meyer (SP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, een onderzoek van de
Coo¨peratieve Verbruikersvereniging naar de houding van
jongeren tegenover krediet heeft aangetoond dat jonge-
ren een grote behoefte hebben aan financie¨le onafhan-
kelijkheid. Het aangaan van krediet speelt terzake een
belangrijke rol. Het onderzoek heeft uitgewezen dat veel
8
HA 50
COM 127
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda De Meyer
jongeren weinig op de hoogte zijn van krediet en de
daaraan verbonden risico's. Voor de banken zijn jonge-
ren een interessant doelpubliek. Dit blijkt uit de talrijke
advertentiecampagnes van de banksector.
De onderzoeksresultaten tonen aan dat vele jongeren
het onder nul gaan op hun zichtrekening of het gebruik
van een kredietkaart niet als een vorm van krediet
beschouwen. Onder nul gaan op een zichtrekening is
nochtans behoorlijk kostelijk. Er worden debetrentes van
13,25% tot 18,50% aangerekend. Men moet zich dan ook
dringend de vraag stellen in welke mate krediet-
instellingen zich de moeite getroosten om jongeren erop
te wijzen dat bepaalde producten wel degelijk een vorm
van krediet zijn met daaraan verbonden risico's.
Een andere vaststelling is dat jongeren ondanks hun
grote behoefte aan financie¨le onafhankelijkheid, gemak-
kelijk op hun ouders en andere familieleden terugvallen
als de nood het hoogst is, onder meer als er geld moet
worden geleend, als de kredietgever een borgstelling eist
of wanneer de jongeren financie¨le problemen hebben.
Vraag is of de jongeren in die omstandigheden de risico's
van het krediet correct leren inschatten. Een ander
delicaat punt dat aandacht verdient, heeft betrekking op
de mate waarin de banken er rekening mee houden dat,
in geval van nood, de brave ouders wel zullen inspringen.
Mijnheer de minister, ik wens een aantal vragen te
stellen. Heeft het beleid maatregelen uitgewerkt om de
jongeren bewust te maken van geld en krediet zodat
schuldproblemen kunnen worden voorkomen ? Moet de
banksector, uw inziens, eveneens zijn verantwoordelijk-
heid opnemen ? Advertenties voor krediet blijken veelal
niet de wettelijke bepalingen terzake na te leven. Worden
deze advertenties gecontroleerd door de inspecteurs van
Economische Zaken ? Zo ja, hoeveel inbreuken werden
vorig jaar vastgesteld ? Welk gevolg werd eraan gege-
ven ? Het is onaanvaardbaar dat ondanks de bestaande
wetgeving de advertenties terzake welig blijven tieren.
Een volgende vraag heeft betrekking op de verantwoor-
delijkheid van de sector. Wat is de stand van zaken met
betrekking tot de doorvoering van de positieve krediet-
centrale ? Als ik goed ben ingelicht, is niet alleen u maar
eveneens de sector voorstander van de invoering van
een dergelijke kredietcentrale ? Ten slotte, plant u een
initiatief inzake de dikwijls buitensporige nalatigheidsint-
resten en schadebedingen die de kredietgever de con-
sument aanrekent ?
Minister Rudy Demotte : Mijnheer de voorzitter, me-
vrouw De Meyer, de maatschappij waarin we leven zet
aan tot verbruik. De behoeften die worden gecree¨erd
schreeuwen om directe inwilliging. Het verbruik, het
succes en de schone schijn werden essentie¨le waarden.
De jongeren zijn het uitverkoren doelwit van de adver-
teerders. De commercie¨le druk is zeer groot, denken we
maar aan de reclame op de televisie, in de groot-
warenhuizen, de reclamebladen in de brievenbus en de
nieuwe communicatietechnieken zoals internet. Toch kan
slechts een minderheid van de bevolking het zich veroor-
loven zomaar geld weg te smijten. Voor al de anderen is
een streng beheer van hun budget noodzakelijk. Zij
moeten hun behoeften rangschikken en aan het beschik-
bare budget aanpassen. Jongeren moeten bijgevolg
voorbereid worden op het beheren van hun budget. Waar
leren zij de spelregels om met geld en krediet om te
gaan ? Sommige ouders zijn niet bekwaam om hun
kinderen daarin op te voeden. Daardoor is hier een
belangrijke taak weggelegd voor de scholen en de vere-
nigingen die zich permanent met opvoeding bezighouden
evenals voor de verbruikersorganisaties. Mijn departe-
ment financierde voor die vorming trouwens eerder al het
nodige pedagogische materieel.
Ik kom dan bij u concrete vragen. Ten eerste, heb ik geen
kennis van regels die specifiek op jongeren van toepas-
sing zijn en die hen bewust moeten maken van de risico's
die gepaard gaan met krediet en schuldoverlast. Opvoe-
ding tot een goed beheer van hun budget en hun verbruik
moet zoals ik reeds zei voorrang krijgen. De financie¨le
organismen kunnen eveneens een belangrijk rol spelen.
Ten tweede, bevat de wet op het verbruikskrediet weinig
bepalingen over reclame voor het nemen van een kre-
diet. Het wetsontwerp dat momenteel bij de Raad van
State ligt en dat ik eerlang aan het parlement zal voor-
leggen zal duidelijker regels inhouden. Zo zullen adver-
tenties worden verboden die reeds in moeilijkheden
verkerende verbruikers ertoe aanzetten om opnieuw hun
toevlucht te nemen tot krediet. Op grond van de huidige
wetgeving worden vanzelfsprekend door de economi-
sche inspectie geregeld controles uitgevoerd. De onder-
zoeken gebeuren zowel op eigen initiatief als ingevolge
klachten. Zo werden er het afgelopen jaar 272 onderzoe-
ken ingesteld die aanleiding hebben gegeven tot 85
officie¨le processen-verbaal van waarschuwing. In dit
verband dient wel te worden opgemerkt dat de wet
terzake niet voorziet in sancties. Alleen de administra-
tieve sanctie van intrekking of opschorting van de erken-
ning of de inschrijving is mogelijk. In 1999 diende echter
in geen enkel geval tot dergelijke maatregelen te worden
overgegaan waar het louter inbreuken inzake publiciteit
betrof.
Inderdaad verklaarden de personen die het voorwerp
hadden uitgemaakt van een proces-verbaal van waar-
schuwing zich er telkenmale toe bereid om binnen de
gestelde termijn aan alle voorschriften te voldoen.
Ik moet u tevens meedelen dat binnen het bestuur
Economische Inspectie een speciale cel Consumenten-
krediet werd opgericht. In nauwe samenwerking met de
regionale directies verzekert deze cel de coo¨rdinatie van
alle onderzoeken inzake de naleving van de wet op het
consumentenkrediet. Ik heb het bestuur Economische
HA 50
COM 127
9
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Rudy Demotte
Inspectie verzocht om bij de programmatie van zijn
onderzoeken met betrekking tot deze wetgeving extra
aandacht te besteden aan het toezicht op de wettelijke
bepalingen inzake publiciteit.
Verscheidene malen reeds gaf ik mijn vaste wil te kennen
om een positieve kredietcentrale op te richten. De twee
beroepsverenigingen van de sector lieten mij onlangs
weten dat zij akkoord gingen met een samenwerking om
dergelijke centrale op te richten. Ik heb morgen een
ontmoeting met vertegenwoordigers van deze verenigin-
gen. Een werkgroep zal in de komende dagen samenko-
men om het geheel van de problematiek te onderzoeken.
Dit krijgt voorrang.
Zo kom ik tot een antwoord op de vraag over de
strafwetgeving en de nalatigheidsintresten die over het
algemeen worden gee¨ist van de kredietnemer in het
geval van niet-naleving van de kredietovereenkomst.
Over een parlementair voorstel dat deze kwestie regelt
werd in de Senaat tijdens de vorige legislatuur uitvoerig
gediscussieerd. Dit druk geamendeerde voorstel werd
opnieuw ingediend. Die tekst werd een uitstekend werk-
document die, naar ik hoop, zo spoedig mogelijk zal
worden aangenomen.
Mevrouw Magda De Meyer (SP) : Mijnheer de minister,
in die advertentie is uitdrukkelijk vermeld
Ook al staat
men op een zwarte lijst, toch kunt u bij ons nog krediet
verkrijgen.
Kunt u op dit ogenblik tegen dit soort uitingen
niets ondernemen ?
Minister Rudy Demotte : Nee. Deze materie moet in
parallel verband met de kredietcentrale worden bespro-
ken. Het is de reden waarom ik voorzichtig ben in mijn
antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de M. Jacques Chabot au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique sur
le
commerce e´lectronique et la protection du consom-
mateur
Mondelinge vraag van de heer Jacques Chabot aan
de minister van Economie en Wetenschappelijk On-
derzoek over
de elektronische handel en de be-
scherming van de consumenten
(nr. 1096)
M. Jacques Chabot (PS) : Monsieur le pre´sident, mon-
sieur le ministre, chers colle`gues, le commerce e´lectro-
nique connai^t un de´veloppement fulgurant aux Etats-
unis, ce dernier pre´figurant ce qui va biento^t se passer en
Europe. On assiste e´galement a` des regroupements
dans le secteur des te´le´communications et des me´dias,
lesquels donnent naissance a` de nouveaux ge´ants de
l'e´conomie mondiale. Le rythme est tel qu'il faudrait
pouvoir le´gife´rer quotidiennement pour que le cadre le´gal
e´volue de la me^me fac¸on que la technologie.
La Commission europe´enne s'applique d'ailleurs a` de´finir
les re`gles du jeu dans ce domaine, ce dont nous ne
pouvons que nous re´jouir. Cela e´tant, un article figurant
dans la proposition de directive de la Commission nous
inquie`te plus particulie`rement. Il dispose en effet que les
services en ligne pourront circuler librement dans tous
les pays de l'Union, pour autant qu'ils respectent le droit
de l'Etat dans lequel le prestataire est e´tabli.
Cela reviendrait a` permettre a` une socie´te´ d'exercer son
activite´ dans un pays de l'Union en se conformant au
droit du pays dont elle est originaire. On imagine que
nombre d'entreprises seraient tente´es de s'installer dans
le pays dont la le´gislation est la moins contraignante pour
de´velopper ses activite´s. En outre, les consommateurs
seraient contraints de connai^tre les le´gislations en vi-
gueur dans les quinze Etats de l'Union pour faire valoir
leurs droits en cas de litige.
De`s lors, ne serait-il pas opportun d'insister aupre`s de la
Commission europe´enne pour que la directive pre´cise
que le droit du pays de re´sidence du consommateur
s'appliquera syste´matiquement dans le cas d'un achat en
ligne, quel que soit le pays a` partir duquel le bien est
vendu ? La Commission ne ferait d'ailleurs en cela que
suivre les pratiques re´gissant le commerce traditionnel.
M. Rudy Demotte, ministre : Monsieur le pre´sident,
monsieur Chabot, a` titre pre´liminaire, je voudrais rappe-
ler que le commerce e´lectronique ne se de´veloppe pas
dans un cadre juridique inexistant.
En effet, il existe de´ja` un grand nombre de dispositions
qui re´gissent le commerce en ge´ne´ral et les ventes a`
distance en particulier, applicables telles quelles au com-
merce e´lectronique. De me^me, le droit commun des
contrats, des obligations ou de la preuve ne peut e^tre
modifie´ que de fac¸on minime pour ne pas freiner son
e´volution.
C'est notamment en ce sens qu'a` mon initiative, un projet
de loi sur la signature e´lectronique a e´te´ de´pose´ au
parlement.
En ce qui concerne le projet de directive europe´enne, il
est exact que son article 3 aura pour conse´quence de
permettre la libre circulation des services en ligne pourvu
qu'ils respectent le droit de l'Etat dans lequel le presta-
taire est e´tabli.
Toutes les craintes que vous exprimez en sont la conse´-
quence logique et je les comprends parfaitement. C'est la
raison pour laquelle la Belgique s'est battue pour e´viter
que ce principe de reconnaissance mutuelle soit repris.
10
HA 50
COM 127
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Rudy Demotte
Lors du Conseil des ministres europe´ens du 7 de´cembre
1999, a` l'occasion duquel la position commune a e´te´
adopte´e, la Belgique s'est abstenue de voter le texte,
notamment pour cette raison-la`.
Force est donc de constater qu'une position commune
existe aujourd'hui sur ce the`me. A l'inverse, l'Europe a
tranche´ pour l'autre branche alternative. Il appartient
de´sormais aux parlementaires europe´ens de se pronon-
cer sur ce texte qui sera soumis au Parlement europe´en
en deuxie`me lecture.
De nouvelles discussions ne seront possibles au niveau
du Conseil des ministres que si ce dernier propose des
amendements substantiels.
Au contraire, si le Parlement europe´en adopte le texte qui
lui est soumis en l'e´tat, la position commune´ment de´fen-
due, a` l'exception de la Belgique, deviendra alors une
directive a` part entie`re et nous serons tenus de la
transposer en droit belge.
Il faut ne´anmoins insister sur le fait que la proposition de
directive sur le commerce e´lectronique n'entend pas se
substituer aux directives existant dans le domaine des
relations commerciales, singulie`rement les relations en-
tre vendeurs et consommateurs.
Il existe de´ja` un socle commun pour ce qui concerne, par
exemple, la vente a` distance, les clauses abusives, la
publicite´ trompeuse et comparative, le cre´dit a` la
consommation, l'indication du prix et bien d'autres do-
maines.
Ces acquis communautaires restent pleinement applica-
bles aux services de la socie´te´ de l'information. A ce
stade, la proposition de directive ne va pas a` l'encontre
des Conventions de Rome et de Bruxelles qui fixent les
re`gles de droit international prive´ en matie`re de droit
applicable aux contrats et de tribunal compe´tent.
De me^me, l'annexe a` la proposition de directive pre´voit
que le principe de la loi du pays d'origine n'est pas
applicable
aux obligations contractuelles concernant les
contrats conclus par les consommateurs
.
Mais le droit de la consommation ne comprend pas que
les relations contractuelles. Des pans entiers de la le´gis-
lation belge pourraient ne pas e^tre respecte´s dans le
cadre d'offres en ligne e´manant de vendeurs situe´s dans
d'autres Etats membres.
On cre´erait ainsi une diffe´rence de traitement entre le
commerce traditionnel et le commerce e´lectronique,
voire entre la vente a` distance transfrontalie`re tradition-
nelle et la vente par commerce e´lectronique.
Cela pourrait avoir des conse´quences dommageables
tant sur le plan de la protection du consommateur que sur
les re`gles de concurrence.
La Commission s'est toutefois engage´e, dans le dernier
conside´rant, a` examiner dans quelle mesure des lacunes
existent dans la protection des consommateurs au re-
gard de la socie´te´ de l'information et a` proposer, le cas
e´che´ant, les mesures spe´cifiques additionnelles visant a`
combler les lacunes.
Je termine en disant que tout le de´bat qui se fait autour
de cette matie`re reve^t un caracte`re cynique. Parce que si
on e´coute les diffe´rents protagonistes, d'aucuns disent
qu'il est inutile de compliquer les choses en faisant en
sorte que le droit du pays ou` habite le consommateur soit
applicable, puisque cela contraindrait les entreprises a`
comprendre et mai^triser le droit de tous les pays sur
lesquels elles proposent un produit. Par le biais du
commerce e´lectronique, c'est tre`s complique´. Et je dis
que c'est cynique car, a` l'inverse, comment imaginer
qu'un consommateur qui va acheter quelque chose par le
commerce e´lectronique puisse mai^triser le droit de l'en-
semble des pays dans lesquels peuvent se trouver les
prestataires ?
M. Jacques Chabot (PS) : Monsieur le ministre, je vous
remercie pour cette re´ponse qui me parai^t claire et
comple`te.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 16.23 heures.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 16.23 uur.
HA 50
COM 127
11
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000