B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
F
INANCIE
¨ N
EN DE
B
EGROTING
COMMISSION DES
F
INANCES
ET DU
B
UDGET
VAN
DU
22-02-2000
22-02-2000
HA 50
COM 125
HA 50
COM 125
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 125
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 22 februari 2000
COMMISSIE
VOOR
DE
FINANCIE
¨ N
EN
DE
BEGROTING
-
COM 125
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Financie¨n over
de openingsbelasting voor
slijterijen van gegiste dranken
(nr. 1034)
5
sprekers : Jo Vandeurzen, Didier Reynders, minister
van Financie¨n
Mondelinge vraag van de heer Karel Pinxten aan de
minister van Financie¨n over
de schuldsaldoverzekering
(nr. 1024)
6
sprekers : Karel Pinxten, Didier Reynders, minister
van Financie¨n
Samengevoegde interpellaties van :
- de heer Alfons Borginon tot de minister van Financie¨n
over
diens uitspraken over onder andere het verband
tussen fiscale autonomie en de aangekondigde belasting-
hervorming
(nr. 247)
- de heer Hagen Goyvaerts tot de minister van Financie¨n
over
zijn uitspraken over de fiscale autonomie en de
belastinghervorming
(nr. 267)
7
sprekers : Alfons Borginon, Hagen Goyvaerts, Didier
Reynders
, minister van Financie¨n
Moties
10
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren Yves
Leterme en Dirk Pieters aan de minister van Financie¨n
over
de carpooling (nrs. 1088 en 1131)
11
sprekers : Dirk Pieters, Didier Reynders, minister van
Financie¨n
Mondelinge vraag van de heer Jacques Chabot aan de
minister van Financie¨n over
de eventuele afschaffing van
de inhouding van 3% op het bedrag van de aan de
gemeenten
verschuldigde
aanvullende
belasting
(nr. 1095)
12
sprekers : Jacques Chabot, Didier Reynders, minister
van Financie¨n
Mondelinge vraag van de heer Olivier Chastel aan de
minister van Financie¨n over
de bestraffing van het on-
rechtmatig in Luxemburg inschrijven van Belgische voer-
tuigen
(nr. 1090)
14
sprekers : Olivier Chastel, Didier Reynders, minister
van Financie¨n, Jean-Pierre Viseur, Eric van Wed-
dingen
Sommaire
Mardi 22 fe´vrier 2000
COMMISSION
DES
FINANCES
ET
DU
BUDGET
COM 125
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre des
Finances sur
la taxe d'ouverture pour les de´bits de
boissons fermente´es
(n° 1034)
5
orateurs : Jo Vandeurzen, Didier Reynders, ministre
des Finances
Question orale de M. Karel Pinxten au ministre des
Finances sur
l'assurance du solde restant du^ (n° 1024)
6
orateurs : Karel Pinxten, Didier Reynders, ministre
des Finances
Interpellations jointes de :
- M. Alfons Borginon au ministre des Finances sur
ses
de´clarations concernant, entre autres, le lien entre
l'autonomie fiscale et la re´forme fiscale annonce´e
(n° 247)
- M. Hagen Goyvaerts au ministre des Finances sur
ses
de´clarations concernant l'autonomie fiscale et la re´forme
fiscale
(n° 267)
7
orateurs : Alfons Borginon, Hagen Goyvaerts, Didier
Reynders
, ministre des Finances
Motions
10
Questions orales jointes de MM. Yves Leterme et Dirk
Pieters au ministre des Finances sur
le carpooling
(n
os
1088 et 1131)
11
orateurs : Dirk Pieters, Didier Reynders, ministre des
Finances
Question orale de M. Jacques Chabot au ministre des
Finances sur
la suppression e´ventuelle de la remise de
3% pre´leve´e sur le montant des taxes additionnelles dues
aux communes
(n° 1095)
12
orateurs : Jacques Chabot, Didier Reynders, ministre
des Finances
Question orale de M. Olivier Chastel au ministre des
Finances sur
la re´pression de l'immatriculation ille´gale au
Luxembourg de ve´hicules belges
(n° 1090)
14
orateurs : Olivier Chastel, Didier Reynders, ministre
des Finances, Jean-Pierre Viseur, Eric van Wed-
dingen
HA 50
COM 125
3
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van mevrouw Leen Laenens aan de
eerste minister over
de opvolgingscommissie betreffende
de milieutaksen
(nr. 1097)
17
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van Finan-
cie¨n)
sprekers : Leen Laenens, Didier Reynders, minister
van Financie¨n
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan de
minister van Financie¨n over
de fiscale gunstmaatregelen
voor hoogtechnologische bedrijven
(nr. 1128)
18
sprekers : Trees Pieters, Didier Reynders, minister
van Financie¨n
Question orale de Mme Leen Laenens au premier ministre
sur
la commission de suivi relative aux e´cotaxes
(n° 1097)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre des Finances)
17
orateurs : Leen Laenens, Didier Reynders, ministre
des Finances
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre des
Finances
sur
des mesures fiscales en faveur
d'entreprises de haute technologie
(n° 1128)
18
orateurs : Trees Pieters, Didier Reynders, ministre
des Finances
4
HA 50
COM 125
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DES FINANCES
ET DU BUDGET
COMMISSIE VOOR DE FINANCIE¨N
EN DE BEGROTING
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 22 FE
´ VRIER 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 22 FEBRUARI 2000
De vergadering wordt geopend om 10.08 uur door de
heer Olivier Maingain, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 10.08 heures par M. Olivier
Maingain
, pre´sident.
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Financie¨n over
de openingsbelasting
voor slijterijen van gegiste dranken
(nr. 1034)
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre des
Finances sur
la taxe d'ouverture pour les de´bits de
boissons fermente´es
(n° 1034)</b>
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, vooraf wil ik mij veront-
schuldigen omdat ik bij de vorige bespreking niet aanwe-
zig was. Uw agenda was toen echter heel vlug afgewerkt
en ik was verhinderd in de commissie voor de Justitie.
Mijnheer de minister, mijn vraag, die ik al eens heb
gesteld, handelt over de aanpassingen die nodig zijn aan
een koninklijk besluit met betrekking tot de openingstak-
sen voor drankslijterijen. U weet dat voor drankslijterijen
een vergunning vereist is die door de burgemeester moet
worden afgeleverd. Het koninklijk besluit dat daarop
betrekking heeft vermeldt een aantal redenen die de
burgemeester ertoe kunnen brengen de opening van een
dergelijk cafe´ of drankslijterij te weigeren.
Reeds in de vorige legislatuur heeft de minister van
Binnenlandse Zaken bevestigd dat het koninklijk besluit
dringend zou moeten worden aangepast omdat een
aantal veroordelingen wegens bijvoorbeeld drugsdelicten
niet kan leiden tot een weigering van de vergunning door
de burgemeester.
Trouwens, de reden waarom collega Lenssen zich als
burgemeester bij mijn vraag wenste aan te sluiten was
precies dat dit voor de burgemeesters een heel groot
probleem vormt. Collega Lenssen heeft dit bevestigd. De
burgemeesters staan in voor de openbare orde en de
rust en zij zijn vaak verplicht vergunningen te verstrekken
aan mensen waarvan ze eigenlijk kunnen vermoeden dat
die vergunning problemen zal veroorzaken in de omge-
ving van bijvoorbeeld scholen, waar mensen met een
bepaald soort strafregister toch een cafe´ kunnen openen.
Kortom, in het kader van de veiligheidspolitiek denk ik dat
iedereen ervan overtuigd is dat dit koninklijk besluit met
enkele woorden zou moeten aangepast kunnen worden.
U hebt bij de vorige bespreking gezegd dat het koninklijk
besluit inderdaad moet worden aangepast maar dat u
daarover overleg moet plegen met de Gewesten.
Ik kom tot mijn vragen. Ten eerste, heeft dit overleg
plaatsgevonden ? Als de veiligheid een van de grote
prioriteiten is, zou men met een beperkte aanpassing van
het koninklijk besluit de burgemeesters toch wat meer
slagkracht geven om de orde en rust te kunnen handha-
ven. Ik denk niet dat dit een onoverkomelijk probleem kan
zijn.
Ten tweede, is een aanpassing van het koninklijk besluit
in verband met dit probleem op korte termijn mogelijk ?
De voorzitter : Aangezien de heer Georges Lenssen
afwezig is, verleen ik het woord aan de minister.
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter, mijn-
heer Vandeurzen, zoals ik u reeds heb meegedeeld in
mijn antwoord op uw vraag van 14 oktober 1999 zijn alle
bij de openingsbelasting betrokken instanties zich ervan
bewust dat de bepalingen van het koninklijk besluit van 3
april 1953 het voorwerp moeten uitmaken van wijziging
teneinde ze aan te passen aan de actuele situatie. Tot op
heden hebben informele onderhandelingen plaatsgevon-
den tussen de administratie van douane en accijnzen en
de Gewesten. Dit overleg heeft evenwel niet kunnen
leiden tot zelfs een begin van akkoord. Het is nochtans
nodig om de wetgeving aan te passen, tenminste wat de
verouderde en de voor de Gewesten gemeenschappe-
lijke bepalingen betreft. Ik zal nu dus een formeel overleg
vragen. Ik zal het punt op de agenda plaatsen van de
interministerie¨le conferentie over begroting en financie¨n.
Ik zal dus van een informeel naar een formeel overleg
gaan. Tot nu toe is er echter geen akkoord van de
Gewesten.
HA 50
COM 125
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de minister, ik
dank u voor dit kort maar duidelijk antwoord. Deze vraag
wordt door iedereen aangevoeld als een probleem dat
opgelost moet kunnen worden. Veel burgemeesters zijn
er echt door gefrustreerd dat zij moeten toelaten dat
zoiets gebeurt, terwijl een kleine wijziging van het konink-
lijk besluit dit kan verhelpen. Ik heb een informatieve
vraag. Kan de minister meedelen waarover er met de
Gewesten moeilijkheden kunnen zijn om aan het konink-
lijk besluit toe te voegen dat ook veroordelingen wegens
drugsdelicten aanleiding kunnen geven tot de weigering
van de vergunning. Waar zit de gevoeligheid bij de
Gewesten ? Ik zoek ernaar maar kan ze niet vinden.
Minister Didier Reynders : Ik denk dat het minder een
probleem is van moeilijkheden dan een probleem van
interesse. Ik zal nu een schriftelijke vraag sturen, en ik
hoop dat ik in een interministerie¨le conferentie antwoord
kan krijgen. Ik stel echter geen moeilijkheden was met de
Gewesten die met gevoeligheid te maken hebben. Vol-
gens mij heeft het alleen met interesse te maken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Karel Pinxten aan de
minister
van
Financie¨n
over
de schuldsaldo-
verzekering
(nr. 1024)
Question orale de M. Karel Pinxten au ministre des
Finances sur
l'assurance du solde restant du^
(n° 1024)</b>
De heer Karel Pinxten (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, ik heb een vraag die betrekking
heeft op artikel 145 van het WUB. Het gaat om een
situatie die nogal frequent voorkomt wanneer in het kader
van een woningkrediet een schuldsaldoverzekering
wordt afgesloten die, zoals u weet, vereist is indien men
de kapitaalaflossingen wil aftrekken. Er moet dan voor de
schuldsaldoverzekering een begunstigde worden aange-
duid, die maximaal tot de tweede graad bloedverwant is.
In vele gevallen gaat het concreet over een broer of een
zuster. Vaak gebeurt het ook dat die niet op de hoogte
zijn van het feit dat ze aangeduid zijn als begunstigde in
die schuldsaldoverzekering.
In geval van overlijden is het gevolg dat door contractuele
bepalingen de kredietgeefster - in casu de bank of de
financie¨le instelling - de rechten uitput. Vervolgens heeft
er een vererving plaats, en dan komt het probleem dat de
onwetende begunstigde, vaak dus de broer of zus die
van niets weet, getaxeerd wordt op een fictief inkomen.
Graag zou ik hierover uw standpunt kennen. Is daar een
oplossing mogelijk ? Is dat probleem bekend bij uw
administratie ? Ik vermoed toch dat dit het geval is.
In een aantal gevallen wordt de bal dan heen en weer
gespeeld tussen de financie¨le instelling aan de ene kant
en het departement van Financie¨n aan de andere kant.
Indien dit probleem u bekend is, hebt u dan een oplos-
sing in petto voor die vaak voorkomende situatie, of is er
enig ander initiatief aangewezen ?
Ik wijk wat af van de tekst die ik had ingediend, maar ik
denk daarmee kort de kern van dit probleem te hebben
aangegeven, dat intussen ongetwijfeld bij u en alleszins
bij uw administratie bekend is.
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter,
collega's, het probleem is bij mijn administratie bekend,
maar ik heb nog geen echte oplossing. Ik heb de eer u
mee te delen dat de kapitalen die voortkomen uit een
schuldsaldoverzekering die door de verzekeringsnemer
werd gesloten als waarborg voor een hypothecaire lening
om een in Belgie¨ gelegen woning te bouwen of te
verwerven, belastbaar zijn ten name van de begunstigde
van de schuldsaldoverzekering. De in de verzekerings-
overeenkomst aangeduide begunstigde heeft immers
juridisch een rechtstreeks recht op het verzekerde kapi-
taal. Dat recht op het kapitaal van de levensverzekerings-
overeenkomst maakt geen deel uit van de nalatenschap
van de overleden verzekeringnemer, zodat het juridisch
geen verschil uitmaakt of de begunstigde al dan niet
erfgenaam van de verzekeringnemer is.
Wat uw bijzondere interesse betreft voor de belastbaar-
heid van dergelijke kapitalen op naam van de begun-
stigde die geen erfgenaam is van de overleden
verzekeringnemer en die evenmin vooraf van zijn begun-
stiging in kennis werd gesteld, deel ik u mee dat de
administratie van Fiscale Zaken momenteel onderzoekt
of voor die problematiek een wettelijke oplossing kan
worden gevonden, hetzij door de begunstigde te informe-
ren of door een andere oplossing voor de belastbaarheid.
Ik heb echter nog geen echte oplossing. Het is misschien
een kwestie van overleg van mijn administratie en de
administratie van Economische Zaken over het informe-
ren van de begunstigde.
De heer Karel Pinxten (CVP) : Zoals u weet bestaat er
vandaag geen informatieplicht. Dat is dus een van de
problemen. Daaruit volgt ook dat de begunstigde geen
mogelijkheid van verzet heeft wat ook een deel van het
probleem vormt.
Heeft uw administratie een idee van het aantal gevallen
waarop dat probleem betrekking zou kunnen hebben.
Minister Didier Reynders : Mijn administratie beschikt
misschien over informatie inzake dit probleem maar ik
niet. Indien u het wenst kan ik u een schriftelijk antwoord
verstrekken. Ik herhaal dat de informatie van de begun-
6
HA 50
COM 125
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
stigde meer een probleem is van het departement van
Economische Zaken. Ik zal de vraag dus doorgeven aan
mijn collega van Economische Zaken. Misschien is het
mogelijk een informatieverplichting in te bouwen.
De heer Karel Pinxten (CVP) : Ik begrijp dat de minister
bereid is aan een oplossing te werken. Kan ik er ook een
tijdsperspectief voor krijgen ? Het is niet mijn bedoeling u
vast te pinnen op een datum want ik weet dat u dit zelf
niet in handen heeft.
Minister Didier Reynders : Ik zal mijn collega onmiddel-
lijk een brief sturen.
De heer Karel Pinxten (CVP) : Ik denk echter ook aan
het fiscale aspect.
Minister Didier Reynders : Wat de informatie betreft is
het mogelijk snel een oplossing te geven. In verband met
de fiscale problematiek zal ik mijn administratie een
verslag vragen. Ik heb tot nu toe geen echte oplossing,
maar het is een kwestie van weken, denk ik. Ik zal
trachten daarover opnieuw antwoord te geven. U krijgt
hierover een verslag.
De heer Karel Pinxten (CVP) : Ik krijg hierover dus een
bericht van u ?
Minister Reynders : Ja.
De heer Karel Pinxten (CVP) : Dat is zeer vriendelijk.
Dank u wel, mijnheer de minister.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Samengevoegde interpellaties van :
- de heer Alfons Borginon tot de minister van Finan-
cie¨n over
diens uitspraken over onder andere het
verband tussen fiscale autonomie en de aangekon-
digde belastinghervorming
(nr. 247)
- de heer Hagen Goyvaerts tot de minister van Finan-
cie¨n over
zijn uitspraken over de fiscale autonomie
en de belastinghervorming
(nr. 267)
Interpellations jointes de :
- M. Alfons Borginon au ministre des Finances sur
ses de´clarations concernant, entre autres, le lien
entre l'autonomie fiscale et la re´forme fiscale annon-
ce´e
(n° 247)b>
- M. Hagen Goyvaerts au ministre des Finances sur
ses de´clarations concernant l'autonomie fiscale et
la re´forme fiscale
(n° 267)b>
De heer Alfons Borginon (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, mijnheer de minister, collega's, ik ken de minister
als een man die zijn woorden wikt. Ik neem dus aan dat
hij niet om elf uur 's avonds in een of ander achterkamer-
tje van het ministerie bij een glas wijn een interview geeft.
Ik neem aan dat hij dit in goede omstandigheden doet, en
dat hij ieder woord dat hij zegt wikt en weegt. Ik neem ook
aan dat de zogenaamde kwaliteitskranten in hun schrif-
telijke weergave van dit interview in principe dicht bij de
waarheid blijven. Dus ga ik ervan uit dat de tekst die daar
verschenen is woord voor woord belangrijk is, en aanlei-
ding kan geven tot mogelijke interpretaties.
Sta mij toe vooraf de zaak even te situeren. Het gegeven
waarover ik hier vandaag interpelleer is niet altijd evident
in het kader van de grote communautaire onderhande-
lingen in de Costa. Ik ben er mij terdege van bewust dat
men daar soms achter, soms voor de schermen, werkt,
en dat het moeilijk is te oordelen hoever men er eigenlijk
staat. Ik denk toch dat dit geen afbreuk mag doen aan het
recht van dit parlement om over dergelijke belangrijke
vragen voor een deel een publiek debat te voeren.
Vandaar dat ik er expliciet wens over te interpelleren.
Het valt me op dat er enige terughoudendheid is in de
partij van de minister van Financie¨n in een aantal dos-
siers, niet in het minst over buitenlandse handel maar
zeker en vast in het dossier van de fiscale autonomie. Als
ik uw interview lees, zie ik duidelijk welke lijn u getrokken
hebt. U zegt dat als de federale belastingen worden
verlaagd de tendens van fiscale autonomie in Vlaande-
ren vanzelf zal wegebben. Dat is de stelling die u daar in
essentie verdedigt.
Wanneer men dit naast uitspraken van uw coalitiepart-
ners plaatst, dan is het nogal verschillend. Ik verwijs naar
de heer De Gucht, voorzitter van de grootste partij van de
meerderheid, die ik op de nieuwjaarsreceptie van zijn
partij stoere verklaringen hoor afleggen over fiscale au-
tonomie, die u in uw interview onmiddellijk nuanceert
door te zeggen dat er in de regeringsonderhandelingen al
over gesproken is. U zegt dat de heer De Gucht daar
zelfs niet aanwezig was en dus eigenlijk niet weet
waarover hij het heeft. Als ik naast uw interview ook een
aantal uitspraken leg van Vlaams minister-president De-
wael, in antwoord op vragen in het Vlaams parlement
naar aanleiding van uw interview, waar hij stelt dat hij zich
vanuit Vlaanderen niet wenst te beperken tot een fede-
rale lastenverlaging, dan mag ik daaruit toch afleiden dat
minstens een van uw coalitiepartners, met name de VLD,
het eigenlijk volkomen oneens is met de stelling die u in
dat interview verdedigt, namelijk dat een federale
belastingverlaging kan dienen als doekje tegen het bloe-
den in het dossier fiscale autonomie.
Ik wil er ook een andere regeringspartner bij betrekken,
met name de PS. Ik heb uitspraken van de heer Di Rupo
gelezen waarin hij zegt dat over het dossier van de
fiscale autonomie kan worden gesproken, dat dit geen
HA 50
COM 125
7
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Alfons Borginon
enkel probleem vormt, maar de essentie is dat Wallonie¨,
de Franse Gemeenschap, niet minder mag hebben dan
nu. Zij moeten in staat blijven om hun rekeningen te
betalen. Dat is de redenering die ik uit de interviews haal
aan de PS-zijde.
Ik vergelijk nu uw interview met deze gegevens. Ik zal
met het laatste beginnen. Helemaal op het einde van uw
interview verwijst u naar het totale plafond dat de belas-
tingen zouden kunnen zijn. U zegt dat 50% de maximale
aanslagvoet zou moeten zijn. Het valt mij dus heel erg op
dat u zegt dat het maximale tarief in de federale belas-
tingen 50% zou mogen zijn. Het kan zijn dat u hiermee
bedoelt dat er ook nog lokale opcentiemen mogelijk zijn.
Indien men echter de financieringswet goed leest, ziet
men dat de Gewesten de mogelijkheid hebben om op-
centiemen te heffen op de personenbelasting. De Ge-
meenschappen kunnen dat niet.
Denkend aan de uitspraak van de heer Di Rupo stel ik u
de volgende vraag. Zou het kunnen dat u speelt met de
gedachte om de federale belastingen te verlagen ? Om
dan de rekeningen in Wallonie¨ te laten kloppen, zou men
dan opcentiemen kunnen stimuleren hetzij door gebruik
te maken van de bestaande wettelijke mechanismen,
hetzij door die mechanismen uit te breiden. Omtrent deze
denkpiste zou ik graag uw precieze interpretatie kennen.
Een andere uitspraak die u daar doet roept de discussie
op of de heer De Gucht weet waar hij over spreekt. Wordt
de uitspraak in de zin van
uitstel van de fiscale autono-
mie door belastingverlaging
gedekt door de hele fede-
rale regering, inclusief de VLD ? Zijn er in het kader van
de regeringsonderhandelingen nog andere akkoorden
gesloten waar niemand iets van wist ? U weet dat er in
het verleden een aantal deelakkoorden werden gesloten
die een beetje pijnlijk waren. Misschien zijn er omtrent dit
dossier nog andere akkoorden gesloten waarvan ik dan
graag de inhoud zou vernemen.
In een derde uitspraak uit uw interview nuanceert u dat
kortingen die de Vlaamse regering zou toekennen op
belastingen de Economische en Monetaire Unie niet in
het gedrang zou brengen. Dat is toch al een vooruitgang,
want ik heb u hierover al eens gei¨nterpelleerd een aantal
maanden geleden. Toen was u er nog van overtuigd dat
2 of 3 miljard frank een schokkende aanval was op de
Economische en Monetaire Unie. Nu stel ik vast dat u het
bedrag toch al optrekt tot 20 a` 30 miljard frank. Hebt u
deze uitspraak enkel gedaan om er een getal op te
plakken of stelt dit getal concreet een limiet voor van wat
onder de mogelijke restricties tussen de deelgebieden
kan vallen ?
Ik kom tot een meer inhoudelijk punt. Los van het hele
communautaire luik vind ik uw uitspraak eigenlijk nogal
grof. Immers, uw boodschap bestaat erin dat het enige
doel van deze belastinghervorming, waarmee deze com-
missie waarschijnlijk de volgende jaren zal bezig zijn, de
blokkering is van de tendens naar de fiscale autonomie in
Vlaanderen. Dat is de ratio legis van de belasting-
hervorming. Ik vind deze uitspraak schokkend. Ik vraag
me af of uw regeringspartners, de groenen en de socia-
listen, het hiermee eens zijn. Ik bekijk dit niet vanuit een
communautair standpunt. Ik dacht, en zo had ik het toch
begrepen uit een aantal discussies in deze commissie,
dat de ware bedoeling van de belastinghervorming was
om ons fiscaal stelsel aan te passen aan de moderne
tijden, aan het concept van de actieve welvaartsstaat en
om de discriminaties tussen gehuwden, samenwonen-
den en niet-samenwonenden op te lossen. Ook om een
aantal andere problemen, waarvoor al wetsvoorstellen
werden ingediend, daaraan te koppelen. Vergis ik mij ? Is
dit alles ondergeschikt aan uw stellingname de Vlamin-
gen een snoepje te geven door ze iets minder belastin-
gen te laten betalen en hen op die manier de wind uit de
zeilen te halen bij de gesprekken rond de fiscale autono-
mie ?
De heer Hagen Goyvaerts (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, in aansluiting
met de interpellatie van de heer Borginon wens ik ook
enkele vragen te stellen over de uitspraken van de
minister in zijn recente interviews in De Standaard en Le
Soir in verband met de belastinghervorming en de fiscale
bevoegdheden.
Ik had graag enige toelichting gekregen over de politieke
inhoud van uw stelling die de heer Borginon in extenso
heeft toegelicht. Uw stelling dat de eis naar meer fiscale
autonomie van de Gewesten, die door de federale over-
heid kan worden afgezwakt via de invoering van een
omvangrijke belastinghervorming, vraagt toch enige ver-
duidelijking, niet vanuit een begrotingstechnisch maar
vanuit een politiek standpunt in het kader van de politieke
verhoudingen van deze regering, waarvan u als minister
van Financie¨n een spreekbuis bent.
Als Vlaams-Nationalisten zijn wij een groot voorstander
van meer fiscale autonomie, zowel voor Vlaanderen als
voor Wallonie¨. Dat is ongetwijfeld geen probleem. Op die
manier kunnen de beide deelstaten hun eigen sociaal en
economisch beleid voeren, aangepast aan eigen noden
en mogelijkheden. Uw interviews geven aan dat de
manier waarop u de belastinghervorming gaat invoeren
een rem zou moeten zijn voor de eis vanuit Vlaanderen
om meer fiscale bevoegdheid te krijgen.
Wij zijn het daarmee niet eens, maar u zult uw standpunt
straks wellicht toelichten. Wij zijn er wel van overtuigd
dat, wanneer beide deelstaten over meer fiscale be-
voegdheden zouden beschikken, er een einde zou ko-
men aan de jaarlijkse miljardentransfers van Vlaanderen
naar de rest van dit land. Deze transfers gebeuren zowel
via de financieringswet als via de federale begroting als
via de sociale zekerheid. Meer fiscale bevoegdheid voor
8
HA 50
COM 125
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Hagen Goyvaerts
de deelstaten zal ook tot een stopzetting van het
consumptiefederalisme leiden. Daarvan hebben wij trou-
wens bij de laatste onderhandelingen over het onderwijs-
dossier
nog
een
prachtig
staaltje
gezien.
Het
consumptiefederalisme ligt ook aan de basis van de
onduidelijkheid over de solidariteitsmechanismen tussen
Noord en Zuid.
In uw interviews geeft u de indruk dat Vlaanderen alleen
zou bezig zijn met belastingverlagingen. Fiscale be-
voegdheden reiken volgens mij iets verder. Zij hebben te
maken met een efficie¨nt beleid en verantwoordelijkheid.
Wie verantwoordelijk is voor zijn eigen centen, zal daar
waarschijnlijk ook iets voorzichtiger mee omspringen.
Persoonlijk ben ik van mening dat deze aangekondigde
belastinghervorming - die ons, zoals de heer Borginon
het heeft gezegd, ons vanaf het einde van dit jaar serieus
zal bezighouden - geen afbreuk doet aan de vraag van
de Vlamingen naar meer fiscale autonomie. In uw inter-
views geeft u, tussen de regels door of zeer expliciet, te
kennen dat u redeneert vanuit een Waals-unitaire stelling
die de ontwikkeling van Vlaanderen moet vertragen. Dit
verhaal is in de vorige legislaturen ook verscheidene
malen ter sprake gekomen en het is dus geen trendbreuk
met het verleden. Het geeft ons, als Vlamingen, wat dat
betreft weinig hoop. Bovendien werd het debat over de
bevoegdheden verwezen naar de Costa, of de zoge-
naamde diepvriescommissie waar materies zoals de
fiscale autonomie voor de deelstaten en meer bepaald
voor de Franstaligen geen prioriteit zijn. Zij worden dus
bijgevolg op de lange baan geschoven. Het zal nog
moeten blijken hoe, onder het mom van de nieuwe
communautaire sfeer, de gesprekken zullen verlopen.
Het is wel merkwaardig om vast te stellen dat tot op
heden enkel de Franstaligen in de Costa met succes hun
geldnood hebben afgehandeld.
Ik verwijs nog even naar het Vlaams regeerakkoord,
waarin de realisatie in het vooruitzicht wordt gesteld van
een overheveling van een aantal belangrijke bevoegdhe-
den, waaronder fiscale, tegen einde 2001. Het gaat om
hervormingen die kunnen worden doorgevoerd met be-
trekking tot selectieve toepassingen van kortingen op de
personenbelasting en de volledige autonomie over de
eigen belasting. De financieringswet, die al tien jaar oud
is, geeft aan de gewesten expliciet de mogelijkheid om
die kortingen toe te kennen. Vlaanderen heeft het recht
iets uit te voeren dat het wettelijk al tien jaar kan.
Mijnheer de voorzitter, ingevolge de diverse stellingna-
mes van de minister tijdens interviews, over de fiscale
bevoegdheden en de belastinghervorming, had ik graag
een nadere precisering gekregen met betrekking tot zijn
doelstellingen daaromtrent.
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter,
collega's, de interpellatie van de heer Borginon gaat over
de draagwijdte van hetgeen ik aan sommige journalisten
heb verklaard. Zij gaat ook over de commentaar die
daarvan het gevolg was.
Mijnheer Borginon, ik denk dat de teksten van de twee
goede kranten juist zijn. Ik feliciteer u voor uw lezing. U
weet nu dat een fiscale hervorming in oktober in het
parlement moet worden besproken.
Ik zal antwoorden op uw eerste vraag. Het spreekt voor
zich dat we eerst en vooral een vermindering van de
fiscale druk willen bereiken. Ik heb gewoon de aandacht
erop gevestigd dat sommige eisen die in Vlaanderen
inzake fiscale autonomie worden gesteld, ongetwijfeld
hun bestaansreden zullen verliezen zodra de federale
Staat de maatregelen realiseert die in de regeringsver-
klaring zijn opgenomen. Zo kan men bijvoorbeeld uiter-
aard niet genieten van een belastingvermindering wan-
neer men ingevolge het optrekken van het belastbaar
minimum geen belasting meer betaalt.
Wat het tweede punt betreft in verband met de voorzitter
van de VLD, heb ik mij ertoe beperkt te vermelden wie
heeft deelgenomen aan de onderhandelingen met het
oog op de vorming van de federale regering. Het was
alleen een kwestie van informatie voor de journalisten en
misschien ook voor u.
Inzake het derde punt heb ik inderdaad gezegd dat
inzake kortingen op belastingen een bedrag van 20 tot
30 miljard Belgische frank volgens mij de Economische
en Monetaire Unie niet in gevaar brengt. U weet dat de
federale regering een koninklijk besluit in verband met
deze problematiek kan uitvaardigen. Er is naar mijn
mening een limiet van 2 of 3% van het BBP. Het is
misschien mogelijk een verlaging van de personen-
belasting met 2 of 3% in te schrijven in het koninklijk
besluit.
Aangaande het laatste punt wil ik het volgende zeggen.
De heer Borginon heeft het over een precisering waar-
mee ik er alleen wou aan herinneren dat er, ongeacht de
bevoegdheden die de bijzondere fincancieringswet uit-
sluitend aan de gewesten toekent, rekening dient worden
gehouden met het feit dat, zoals u zelf zegt, de gemeen-
ten opcentiemen kunnen heffen op de personen-
belasting. Dat heeft tot gevolg dat de gezamenlijke
belastingdruk verzwaart.
Wat het Waalse Gewest betreft, moet u uw vraag naar de
heer Di Rupo sturen. Zoals u weet heb ik te veel respect
voor de gewestelijke autonomie om hier een antwoord te
geven in plaats van de heer Di Rupo of de heer Dewael.
De heer Alfons Borginon (VU&ID) : Mijnheer de minis-
ter, uw antwoord is erg
omstandig. Eerst en vooral stel
ik vast dat inzake de belastinghervorming u langzaam
HA 50
COM 125
9
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Alfons Borginon
maar zeker het geweer van schouder aan het veranderen
bent. In de eerste uitspraken die u terzake hebt gedaan
zei u dat u een belastinghervorming ging doorvoeren en
men daarvoor de ruimte ging zoeken. Nu zegt u dat het
eerste en belangrijkste doel van die belastinghervorming
een vermindering van de belastingdruk is. Ik neem
daarvan akte. Ik neem aan dat uw coalitiepartners het
daarmee eens zijn.
Ten tweede, ik denk dat u een totaal verkeerd beeld hebt
inzake de eisen naar fiscale autonomie van Vlaanderen.
U zegt dat door het verlagen van de federale belastingen
een aantal eisen zullen verminderen. De eis naar
belastingverlaging in Vlaanderen zal uiteraard dalen in
de mate dat er federale belastingverlagingen zijn. Dat is
evident. De echte reden waarom wij pleiten voor fiscale
autonomie heeft evenwel heel weinig te maken met
centen.
Wij
willen
beleidsautonomie
en
beleids-
verantwoordelijkheid. Als u denkt dat u enkel door de
centenkwestie op te lossen van het dossier inzake de
fiscale autonomie af bent, onderschat u onze fundamen-
tele democratische ingesteldheid en ons verlangen om
een evenwicht te hebben tussen enerzijds het inkomens-
en anderzijds het uitgavenbeleid van degene die beslis-
singen neemt.
Ik heb geen antwoord gekregen op mijn tweede vraag. Ik
dank u dat u mij hebt gei¨nformeerd over wie nu juist heeft
onderhandeld, maar ik had die informatie al. Ik had van u
graag het antwoord op de vraag gekregen of er tussen de
onderhandelaars nog andere afspraken werden gemaakt
omtrent fiscale dossiers, die blijkbaar de heer De Gucht
ook niet kent. Dat neem ik hem zelfs niet kwalijk, want ik
heb begrepen dat men bij de federale regerings-
onderhandelingen niet alles aan iedereen vertelde. Het
kan dus best zijn dat de heer Verhofstadt een en ander is
vergeten te vertellen aan de heer De Gucht. Ik heb nog
altijd de indruk dat u daarop zinspeelt in uw interview en
u dat nu niet ontkracht. Als u nu zegt dat er geen
afspraken werden gemaakt over die fiscale onderhande-
lingen, trek ik mijn woorden terug en neem ik akte van het
feit dat in het interview een zekere onduidelijkheid is
geslopen.
Ik noteer uw suggestie inzake een verlaging met 2 tot 3%
van het BBP. U mag niet verwonderd zijn dat ik een vraag
heb gesteld over de opcentiemen van de gewesten.
Indien iemand zoals u het woord
federaal in de mond
neemt, dan is dat tegengesteld aan het regionale niveau.
Als u datgene had bedoeld, wat u nu probeert naar voren
te brengen, dan zou u gezegd hebben dat men op
nationaal niveau slechts zoveel kan hebben en dat zou
dan in tegenstelling met het lokale zijn. Ik heb de indruk
dat die piste minstens in uw achterhoofd heeft meege-
speeld. U wilt daar echter niet verder op ingaan en ik
neem daar akte van.
Ik zal natuurlijk met heel veel plezier mijn vragen aan de
heer Di Rupo stellen, maar u begrijpt dat dat voor mij
onmogelijk is en dat ik mij daarom maar tot het mindere
alternatief wend. Ik probeer informatie te verzamelen
waar ik die kan verzamelen. Mijn vraag was niet wat het
Waalse Parlement of de Waalse regering gaat doen,
maar wel wat de stelling is van de verantwoordelijke
minister van Financie¨n, toevallig een PRL-politicus, die in
dit dossier een sleutelrol vervult. Daarop heb ik geen
antwoord gekregen.
De heer Hagen Goyvaerts (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, ik heb dezelfde repliek als de heer Borginon.
Het is inderdaad eigenaardig dat de invoering van deze
belastingverlaging begrepen wordt als het enige waar
Vlaanderen zich om bekommert. Zoals collega Borginon
heeft toegelicht, heeft dit ook te maken met efficie¨nt
beleid en verantwoordelijkheid. Daar ben ik in mijn tekst
al op teruggekomen. Van de andere kant zouden we het
ten zeerste betreuren mocht de grote begrotings-
hervorming, die voorbereid wordt, erop neer zou komen
dat er een vertraging zou zijn van de overdracht van de
fiscale bevoegdheden naar de gewesten.
Minister Didier Reynders : Ik wil alleen een precisering
geven bij de stelling van de heer Borginon. Er vonden
geen onderhandelingen plaats over de fiscale autonomie
tijdens de federale regeringsonderhandelingen. Er was
een verwijzing naar de Costa in verband met de techni-
sche aspecten de gewestelijke fiscaliteit. Ik heb de
federale verklaring hier niet bij mij, maar ik vermoed dat
het om het tweede of het derde punt ging. Het ging alleen
daarover. Het was een bespreking over het technische
aspect van de gewestelijke fiscaliteit. Wij spreken mis-
schien niet over hetzelfde overleg. Ik was aanwezig bij de
federale onderhandelingen.
De voorzitter : Tot besluit van deze bespreking werden
volgende moties ingediend :
En conclusion de cette discussion, des motions ont e´te´
de´pose´es.
Een eerste motie van aanbeveling werd ingediend door
de heer Alfons Borginon en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellaties van de heren
Alfons Borginon en Hagen Goyvaerts
en het antwoord van de minister van Financie¨n, vraagt de
regering :
- zelf creatief bij te dragen tot het realiseren van een zo
volledig mogelijke fiscale autonomie voor gewesten en
gemeenschappen;
- de belastinghervorming niet te misbruiken in de discus-
sie rond fiscale autonomie.
10
HA 50
COM 125
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
Une premie`re motion de recommandation a e´te´ de´pose´e
par M. Alfons Borginon et est libelle´e comme suit :
La Chambre, ayant entendu les interpellations de
MM. Alfons Borginon et Hagen Goyvaerts
et la re´ponse du ministre des Finances, demande au
gouvernement :
- de contribuer cre´ativement a` la re´alisation d'une auto-
nomie fiscale aussi comple`te que possible pour les
Re´gions et les Communaute´s;
- de ne pas invoquer abusivement la re´forme fiscale dans
le cadre de la discussion concernant l'autonomie fiscale.
Een tweede motie van aanbeveling werd ingediend door
de heer Hagen Goyvaerts en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellaties van de heren
Alfons Borginon en Hagen Goyvaerts
en het antwoord van de minister van Financie¨n, - dringt er
bij de minister op aan om de overdracht van de fiscale
bevoegdheden naar de gewesten op korte termijn voor te
bereiden;
- wijst iedere begrotingshervorming af die neerkomt op
een vertraging van de overdracht van de fiscale be-
voegdheden naar de gewesten en gemeenschappen.
Une seconde motion de recommandation a e´te´ de´pose´e
par M. Hagen Goyvaerts et est libelle´e comme suit :
La Chambre, ayant entendu les interpellations de
MM. Alfons Borginon et Hagen Goyvaerts
et la re´ponse du ministre des Finances, - demande
instamment au ministre de commencer a` pre´parer a` bref
de´lai le transfert des compe´tences fiscales vers les
Re´gions;
- re´cuse toute re´forme fiscale qui aurait pour objectif de
renvoyer aux calendes grecques le transfert des compe´-
tences fiscales aux Re´gions et aux Communaute´s.
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw
Fientje Moerman en de heren Jean-Pierre Viseur, Eric
van Weddingen en Jacques Chabot.
Une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par Mme
Fientje Moerman et MM. Jean-Pierre Viseur, Eric van
Weddingen et Jacques Chabot.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De mondelinge vraag nr. 1060 van mevrouw Greta
D'Hondt wordt ingetrokken.
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren
Yves Leterme en Dirk Pieters aan de minister van
Financie¨n over
de carpooling (nrs. 1088 en 1131)
Questions orales jointes de MM. Yves Leterme et Dirk
Pieters au ministre des Finances sur
le carpooling
(n
os
1088 et 1131)
De heer Dirk Pieters (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, ik heb de vraag van collega Lete-
rme inderdaad overgenomen omdat hij niet aanwezig
kon zijn in deze commissie, vermits hij ook in andere
commissies vragen wou stellen. Bovendien zagen wij er
het nut niet van in om deze vraag te verdagen.
De problematiek die we aankaarten betreft eigenlijk de
fiscale behandeling van carpooling en strekt ertoe te
vragen de fiscaliteit te herzien teneinde carpooling fiscaal
interessanter te maken. De werknemers die met een
bedrijfswagen rijden, dienen dit als een voordeel in
natura fiscaal aan te geven. Zowel het prive´-gebruik - met
een minimum van 5 000 kilometer per jaar, als het
woon-werkverkeer worden aan de belasting onderwor-
pen. Ook voor de kilometers afgelegd in het kader van
het woon-werkverkeer dient de werknemer belastingen
en rijkssocialezekerheidsbijdragen te betalen. De belas-
tingen betreffen het verschil tussen de fiscale PK van de
wagen en de forfaitaire 6 frank per kilometer. De chauf-
feur van de bedrijfswagen dient deze bijdrage te voldoen
ongeacht of hij alleen of met collega's naar het werk rijdt.
Deze wetgeving maakt het onmogelijk om als onderne-
ming een chauffeur fiscaal te stimuleren om carpoolend
naar het werk te komen of om de voorwaarden van
carpooling te koppelen aan het bekomen van een be-
drijfswagen. Er zijn ondernemingen die dat denkspoor
ontwikkelden. Ik wil even vermelden dat de groep Col-
ruyt, gevestigd in Halle, in de toekomst liever bedrijfswa-
gens zou reserveren voor degenen die zich ertoe verbin-
den een document te tekenen dat zij zich volledig
engageren in het carpoolplan dat door het bedrijf zal
worden uitgewerkt. Uit hun onderzoek, maar ook in het
algemeen, blijkt dat carpooling bij de meest efficie¨nte en
effectieve middelen hoort om het autosolisme terug te
dringen, wanneer de ondernemingen zich in industrie- of
ambachtelijke zones bevinden. Andere denksporen zijn
niet onbelangrijk, integendeel. Dit is echter toch een
belangrijk kanaal.
Graag hadden wij de minister gevraagd wat zijn stand-
punt hiertegenover is. Is het niet mogelijk om carpooling
fiscaal aantrekkelijker te maken door bijvoorbeeld enkel
het prive´-gebruik nog te belasten ?
HA 50
COM 125
11
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter,
collega's, de vragen van de heren Leterme en Pieters zijn
quasi identiek. Zoals u weet heeft de regering zich in het
regeerakkoord
gee¨ngageerd
om
een
gei¨ntegreerd
mobiliteitsbeleid uit te werken, waarbij zowel fiscale als
structurele hefbomen zullen gehanteerd worden. Wat de
personenbelasting betreft, wordt daarbij gedacht aan het
aftrekken of het toekennen van bepaalde voordelen. Het
regeerakkoord verduidelijkt verder ook dat het de bedoe-
ling van de regering is om naast de verbetering van het
openbaar vervoer ook het gemeenschappelijk prive´-
vervoer te stimuleren. Er wordt in gesteld dat onder meer
carpooling en auto-delen fiscaal zal worden aangemoe-
digd. De door de heren Leterme en Pieters aangehaalde
problematiek van het belastingstelsel met betrekking tot
het systeem van carpooling georganiseerd met een door
de werkgever ter beschikking gesteld voertuig moet
worden bekeken in het kader van dit gei¨ntegreerd
mobiliteitsbeleid. Ik heb in verband met andere vragen,
mijnheer Pieters, verwezen naar mijn overleg met mijn
collega, mevrouw Durant, die belast is met mobiliteit en
transport. Ik hoop dat het mogelijk zal zijn om een
preciezer beleid over enkele weken of maanden in het
parlement voor te stellen. Er is nu overleg tussen mijn
administratie en de administratie van Vervoer. Ik zal een
overleg met mevrouw Durant hebben en daarna kunnen
we een voorstel tot een meer globale aanpak in verband
met mobiliteit indienen.
De heer Dirk Pieters (CVP) : Mijnheer de voorzitter, ik
dank de minister voor zijn antwoord. In het kader van de
fiscale hervorming en van het gei¨ntegreerd mobiliteits-
beleid diende deze kwestie aan de orde te komen. Mijn
vraag had ook tot doel na te gaan wanneer wij het debat
daarover zouden kunnen voeren en meer bepaald wan-
neer de eerste voorstellen terzake zullen worden gefor-
muleerd.
Mag ik uit uw antwoord afleiden dat rond de mobiliteit en
meer bepaald de fiscale instrumenten in het mobiliteits-
beleid, reeds over enkele maanden een debat zal plaats-
vinden en dat dit niet integraal deel uitmaakt van de
aangekondigde hervorming van de personenbelasting ?
Dat document zou pas in oktober voorgesteld worden.
Minister Didier Reynders : Mijnheer Pieters, ik ben
bereid om in overleg met mevrouw Durant vo´o´r de fiscale
hervorming een debat te voeren. Dat zal misschien over
enkele maanden zijn. Er is geen link tussen de fiscale
hervorming en een globaal debat in verband met mobili-
teit. Wij kunnen een dergelijk debat vo´o´r de fiscale
hervorming voeren.
De heer Dirk Pieters (CVP) : Mijnheer de voorzitter, sta
mij toe in die zin nog even terug te grijpen naar onze
suggestie om in verband met de fiscale mogelijkheden
die men heeft om de mobiliteit te bei¨nvloeden, een studie
te maken. Daarin kan dan wellicht bijzondere aandacht
aan dit aspect van carpooling geschonken worden.
Minister Didier Reynders : Ik heb al een studie aan het
federaal planbureau van de Hoge Raad voor Financie¨n
gevraagd in verband met de BTW op nieuwe gebouwen.
Ik zal misschien nog een andere studie aanvragen. Ik
ben bereid om een derde studie aan de Hoge Raad voor
Financie¨n te vragen in verband met mobiliteit. Ik moet
eerst en vooral overleg met mevrouw Durant voeren.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de M. Jacques Chabot au ministre des
Finances sur
la suppression e´ventuelle de la remise
de 3% pre´leve´e sur le montant des taxes additionnel-
les dues aux communes
Mondelinge vraag van de heer Jacques Chabot aan
de minister van Financie¨n over
de eventuele af-
schaffing van de inhouding van 3% op het bedrag
van de aan de gemeenten verschuldigde aanvullende
belasting
(nr. 1095)
M. Jacques Chabot (PS) : Monsieur le pre´sident, mon-
sieur le ministre, chers colle`gues, l'article 470 du Code
des impo^ts sur les revenus dispose qu'il est pre´leve´ sur le
montant des taxes additionnelles dues aux communes
une remise de 3% visant a` rembourser les frais d'admi-
nistration du Tre´sor pour les services qu'il aurait rendus.
J'aimerais de`s lors vous poser les quelques questions
suivantes.
En son temps, vous aviez soutenu une proposition e´mise
par l'Union des villes et communes et favorable a` la
suppression de ladite remise. Qu'en est-il aujourd'hui ?
Ensuite, j'aimerais connai^tre le cou^t qui serait induit par
la suppression de ces 3% par le fe´de´ral ?
Par ailleurs, plusieurs communes se plaignent tant des
pre´visions budge´taires que des retards dans les re´tribu-
tions. Une suppression ou une re´duction ou bien encore
une suspension dudit article 470 ne seraient-elles pas
envisageables ?
En outre, relativement au recouvrement, il arrive assez
souvent que le ministe`re fe´de´ral des Finances admette
en de´charge certaines cotisations. Dans la mesure ou` les
communes se trouvent elles-me^mes implique´es par les
conse´quences de pareilles de´cisions, ne devraient-elles
pas y e^tre mieux associe´es ?
12
HA 50
COM 125
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jacques Chabot
Enfin, des mesures sont-elles prises afin que les trans-
ferts vers les communes soient effectue´s plus efficace-
ment et dans de meilleurs de´lais ? Et si oui, quels types
de mesures peuvent e^tre envisage´s ?
- Pre´sident : M. Jef Tavernier
M. Didier Reynders, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, j'ai de´ja` eu l'opportunite´ de mener ce
de´bat dans le cadre de la commission se´natoriale de
l'Economie et des Finances, puisqu'une proposition de
loi y avait e´te´ de´pose´e en vue de supprimer ce pre´le`ve-
ment de 3%.
Je m'attacherai donc ici a` vous faire part de l'e´tat actuel
de cette question.
Tout d'abord, je tiens a` vous affirmer que je reste
favorable - comme je l'e´tais du reste de´ja` au moment ou`
j'ai de´pose´ la proposition transmise par l'Union des villes
et communes - a` une acce´le´ration du remboursement
des arrie´re´s dus aux communes. A ce sujet, nous cons-
tations au mois de novembre - si je me souviens bien - un
arrie´re´ s'e´levant a` quatorze milliards de francs. Aussi
pre´voyons-nous que, pour la fin de l'exercice budge´taire
de l'anne´e 2000, l'arrie´re´ total soit redescendu a` dix
milliards de francs.
Par ailleurs, la suppression des 3% retenus par le fe´de´ral
repre´senterait pour l'Etat un cou^t budge´taire - c'est-a`-dire
une recette en moins - de l'ordre de deux milliards de
francs. Moi-me^me, j'ai eu l'occasion de pre´senter l'ide´e
d'une suppression temporaire, totale ou a` tout le moins
partielle, de ce pre´le`vement dans le dessein d'acce´le´rer
le remboursement du^ aux communes. Mais je dois vous
avouer que ma proposition rec¸ut un accueil pour le moins
ne´gatif au sein des diffe´rents groupes de la commission
se´natoriale, ces derniers pre´fe´rant ne pas coupler les
deux de´bats et envisageant l'acce´le´ration du rembourse-
ment des arrie´re´s inde´pendamment de la possibilite´
d'une suppression totale ou partielle de ce pre´le`vement.
En outre, ayant e´te´ interroge´ a` plusieurs reprises sur le
fait de savoir si ce pre´le`vement de 3% correspond a` une
activite´ re´elle, il faut savoir que ce pre´le`vement s'ope`re
exclusivement sur l'impo^t des personnes physiques. En
conse´quence, aucun pre´le`vement n'est pre´vu pour un
certain nombre d'autres activite´s de l'Etat en faveur des
pouvoirs locaux. Or, si l'on totalisait l'ensemble de ces
autres activite´s, le pre´le`vement ne serait plus de 3% mais
tomberait a` moins de la moitie´, entre 1 et 1,5% - ce qui,
malgre´ tout, ne me parai^t pas inacceptable dans le
comportement de l'Etat quant a` la gestion des sommes
concerne´es.
Bref, pour l'instant, la suppression totale ou me^me par-
tielle de ce pre´le`vement n'est pas du tout envisage´e. Par
contre, les mesures d'acce´le´ration du remboursement
des arrie´re´s dus aux communes figurent bel et bien a`
l'ordre du jour. Et comme j'ai de´ja` pu le communiquer au
Se´nat, de nouvelles pre´cisions sur cette question seront
expose´es en principe lors du contro^le budge´taire. Ainsi,
je profiterai de cette occasion pour pre´senter l'ensemble
de la situation des arrie´re´s et pour me rendre compte de
la volonte´ avec laquelle le gouvernement souhaitera
encore acce´le´rer les remboursements, dans le cadre soit
du budget pour l'an 2000 soit des budgets futurs.
Pour le reste, je peux vous dire que la concertation avec
les communes se de´veloppe. J'ai de´ja` rec¸u les de´le´ga-
tions de l'Union des villes et communes, et j'ai e´te´
particulie`rement attentif a` la mise en place d'un certain
nombre de groupes de travail ayant en charge d'assurer
le suivi des de´bats qui mettent en pre´sence les adminis-
trations fiscales et les pouvoirs locaux. Et dans ce cadre,
il est tout a` fait possible d'envisager des formules nou-
velles qui permettraient d'ame´liorer non seulement le
suivi des versements qui sont effectue´s par l'Etat vers les
pouvoirs locaux, mais aussi la re´gularite´ de ceux-ci. Ces
groupes de travail sont donc en place et associent
l'Union des villes et communes.
En re´sume´, la mesure de suppression des 3% n'est pas
retenue a` ce jour et la pre´fe´rence est donne´e a` une
acce´le´ration du remboursement des arrie´re´s, en de´cou-
plant de ce fait les deux mesures. Ce dossier sera a`
nouveau examine´ lors du contro^le budge´taire et lors de la
pre´paration du budget pour l'anne´e 2001. Il restera a`
rembourser a` la fin de cette anne´e dix milliards d'arrie´re´s.
Monsieur le pre´sident, je souhaiterais ajouter encore cet
e´le´ment, afin d'e´viter tout malentendu. Il est clair que -
comme dans toute bonne ne´gociation - si des acce´le´ra-
tions de remboursement d'arrie´re´s devaient intervenir, il
est probable que celles-ci se re´aliseraient d'autant plus
aise´ment si des recours n'e´taient pas toujours pendants
devant des juridictions a` l'initiative d'un certain nombre
de pouvoirs communaux. Comme j'ai re´torque´, en com-
mission du Se´nat, a` la se´natrice qui a non seulement
introduit la proposition de loi mais aussi un recours
devant une juridiction, on ne peut pas avoir le beurre,
l'argent du beurre et le sourire de la cre´mie`re, me^me
quand la cre´mie`re est un ministre des Finances !
M. Jacques Chabot (PS) : Monsieur le pre´sident, il ne
me reste qu'a` remercier le ministre pour la re´ponse qu'il
m'a fournie.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Ordre des travaux
Regeling van de werkzaamheden
La question orale n° 1094 de M. Maurice Dehu est
reporte´e a` une date ulte´rieure.
HA 50
COM 125
13
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Question orale de M. Olivier Chastel au ministre des
Finances sur
la re´pression de l'immatriculation ille´-
gale au Luxembourg de ve´hicules belges
Mondelinge vraag van de heer Olivier Chastel aan de
minister van Financie¨n over
de bestraffing van het
onrechtmatig in Luxemburg inschrijven van Bel-
gische voertuigen
(nr. 1090)
M. Olivier Chastel (PRL FDF MCC) : Monsieur le pre´si-
dent, monsieur le ministre, chers colle`gues, vous vou-
drez bien excuser mon retard, mais je me trouvais en
commission de l'Infrastructure.
La presse ainsi que les autorite´s publiques se sont
e´mues de la pre´sence de la socie´te´ de droit luxembour-
geois Locarent lors du dernier salon de l'automobile au
Heysel, laquelle propose des contrats de financement et
de location de ve´hicules automobiles sous immatricula-
tion luxembourgeoise a` des personnes re´sidant en Bel-
gique.
Votre re´action, monsieur le ministre, a e´te´ tre`s claire :
vous avez rappele´ les dispositions contenues dans l'ar-
re^te´ royal du 31 de´cembre 1953, selon lesquelles une
personne physique ou morale re´sidant en Belgique doit
rouler avec une plaque belge. Vous avez e´galement
de´clare´ que, de`s que les services de Mme la ministre des
Transports auront adopte´ un nouvel arre^te´ en la matie`re,
la re´pression de la fraude a` la plaque luxembourgeoise
serait impitoyable.
Toutefois, l'argumentation de la socie´te´ Locarent jette le
trouble dans le public. Cette socie´te´ s'abrite en effet
derrie`re le principe europe´en de la libre circulation des
biens et des services pour attester de la le´galite´ de son
offre commerciale.
M. le ministre pourrait-il de`s lors clarifier les relations
existant en la matie`re entre une le´gislation belge et une
le´gislation europe´enne ? Pourrait-il aider a` lever le trou-
ble qui a saisi la population confronte´e a` deux syste`mes
re´glementaires en compe´tition, en nous communiquant
e´ventuellement la hie´rarchie des normes a` respecter en
l'occurrence ?
M. Didier Reynders, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, la proble´matique des ve´hicules imma-
tricule´s a` l'e´tranger et utilise´s en Belgique par ses
re´sidents se fonde sur l'article 3, §1er, aline´as 1 et 2, de
l'arre^te´ royal du 31 de´cembre 1953 portant re´glementa-
tion de l'immatriculation des ve´hicules a` moteur et des
remorques.
De`s lors, monsieur Chastel, une bonne part du contenu
de votre question s'adresse plus particulie`rement a` ma
colle`gue en charge de la Mobilite´ et des Transports, pour
ce qui concerne la proble´matique de l'immatriculation
proprement dite.
Ce qui rele`ve des dispositions fiscales concernant la
soumission a` la TVA des ope´rations de location de
moyens
de
transport
m'est
plus
particulie`rement
adresse´. Je peux vous re´pondre sur ce point.
Ainsi, en matie`re de TVA, l'administration fiscale belge
respecte - et je pre´sume qu'il en va de me^me dans les
autres matie`res - les dispositions europe´ennes applica-
bles, et ce dans toutes leurs conse´quences. Le lieu de la
prestation de services, consistant en la location ou le
leasing transfrontalier de voitures a` l'inte´rieur du marche´
europe´en, est situe´ au sie`ge de l'entreprise qui donne en
location. De`s lors, ces prestations de services sont
cense´es e^tre taxables dans l'Etat membre, chaque fois
que le prestataire de services est e´tabli dans ce pays. La
re´fe´rence re´side donc bien dans le lieu ou` se situe le
sie`ge de l'entreprise qui donne en location.
Inde´pendamment du leasing transfrontalier caracte´rise´
comme
re´gulier, il a toutefois e´te´ constate´ une aug-
mentation importante du leasing transfrontalier qualifie´
d'irre´gulier de`s lors qu'il s'agit de firmes dont les sie`ges
e´trangers ne sont que de simples domiciliations et qu'il
existe de fortes indications que les moyens humains et
mate´riels pour prester ces services de location sont en
re´alite´ base´s sur le territoire belge. Les constatations et
enque^tes mene´es a` ce jour laissent entendre que certai-
nes firmes, e´tablies dans d'autres Etats membres, pour-
raient avoir de´place´ fictivement vers l'e´tranger leur acti-
vite´ e´conomique, et ce en violation des re`gles en matie`re
de localisation re´elle de leurs ope´rations taxables. Des
mesures concre`tes seront e´videmment adopte´es si de
telles pratiques devaient se confirmer.
Cela signifie qu'en conformite´ avec les accords conclus
de`s l'e´te´ dernier avec nos colle`gues luxembourgeois - et
en particulier avec le premier ministre en charge e´gale-
ment des Finances, M. Juncker -, toutes les dispositions
ont e´te´ prises pour limiter l'usage de plaques d'immatri-
culation luxembourgeoises en Belgique notamment. J'ai
communique´ de´ja` a` plusieurs reprises la liste des cas
dans lesquels cette utilisation pouvait voir le jour. Le
colle`ge des procureurs ge´ne´raux a diffuse´ une circulaire
en la matie`re. Il ne reste plus qu'a` attendre la publication
d'un nouvel arre^te´ par la ministre des Transports pour
finaliser l'ensemble du dossier sur cette utilisation de
plaques d'immatriculation.
Pour ce qui concerne les socie´te´s de leasing ou de
location, le proble`me est d'une autre nature et avait de´ja`
e´te´ e´voque´ l'e´te´ dernier : il s'agit de celui de l'implanta-
tion fictive de ces socie´te´s sur le territoire d'un autre Etat
membre, par exemple sur le territoire luxembourgeois. A
ce propos, une enque^te plus pre´cise doit e^tre mene´e, afin
de rendre compte de la mesure dans laquelle l'activite´
e´conomique est re´ellement implante´e en Belgique ou
re´ellement implante´e a` l'e´tranger. Si cette dernie`re se
14
HA 50
COM 125
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
trouve re´ellement implante´e en Belgique et fictivement
localise´e a` l'e´tranger, c'est la TVA belge qui devrait
s'appliquer. Par contre, il n'y a aucune contre-indication a`
voir des leasings ou des locations se re´aliser au de´part
d'autres Etats membres.
Partant, aucun proble`me de hie´rarchie ni aucun conflit ne
se posent a` proprement parler entre les normes euro-
pe´ennes et la le´gislation belge. Nous nous devons sim-
plement de ve´rifier la re´alite´ des ope´rations e´conomiques
preste´es par les socie´te´s concerne´es : si la re´alite´ e´co-
nomique se localise en Belgique, c'est la TVA belge qui
s'applique; si la re´alite´ e´conomique se situe a` l'e´tranger,
c'est la TVA d'un autre Etat membre qui est mise en
oeuvre.
Ce que nous avions constate´ de commun accord avec
nos colle`gues luxembourgeois par exemple, c'est l'exis-
tence de ve´ritables simples boi^tes aux lettres a` Luxem-
bourg, moyennant des appels a` travers des communica-
tions de presse ou d'autres re´seaux de distribution en
Belgique.
Ainsi l'enque^te porte-t-elle a` chaque fois sur la re´alite´ de
l'implantation de l'entreprise. Je le re´pe`te une fois en-
core : si l'activite´ est re´ellement installe´e en Belgique,
c'est la TVA belge qui doit s'appliquer; si l'activite´ est
re´ellement implante´e dans un autre Etat membre, c'est la
TVA de ce dernier qui sera mise en oeuvre. En conse´-
quence, aucune contradiction ne se fait jour entre liberte´
de prestation de services et ces dispositions TVA. Ce que
nous devons ve´rifier, c'est le lieu exact d'implantation des
activite´s e´conomiques.
M. Olivier Chastel (PRL FDF MCC) : Monsieur le pre´si-
dent, je remercie le ministre pour sa re´ponse particulie`-
rement claire sur le volet relatif a` la TVA. Il me reste a`
demander a` Mme la ministre des Transports qu'elle me
pre´cise quand elle compte adopter un nouvel arre^te´ en la
matie`re.
M. Jean-Pierre Viseur (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, monsieur le ministre, je souhaiterais intervenir
tre`s brie`vement sur ce sujet. Si j'ai bien compris, de`s le
moment ou` un Belge, e´tabli en Belgique, s'adresse a` une
socie´te´ re´ellement - et non fictivement - luxembour-
geoise, sa situation sera tout a` fait re´gulie`re du point de
vue de la TVA. Ne´anmoins, dans le cadre de cette
de´localisation de leasings de ve´hicules, ne se pose pas
seulement un proble`me en termes de TVA. De fait, il ne
faut pas perdre de vue qu'une telle pratique soule`ve
e´galement des difficulte´s relativement a` la taxe d'imma-
triculation - laquelle peut e^tre tre`s importante pour les
gros ve´hicules -, et a` la taxe de circulation. De`s lors, dans
l'hypothe`se ou` un Belge, e´tabli en Belgique, s'adresse a`
une ve´ritable socie´te´ luxembourgeoise, le ve´hicule sera-
t-il immatricule´ au Luxembourg ou en Belgique ? Car a`
mon sens, si le ve´hicule doit e^tre immatricule´ en Belgi-
que, l'inte´re^t de la manoeuvre disparai^t alors.
M. Didier Reynders, ministre : Monsieur Viseur, je vous
rappellerai qu'en cette matie`re, le gouvernement luxem-
bourgeois avait estime´ de`s le de´but de l'anne´e 1999 -
comme l'avait de´clare´ e´galement M. Juncker devant le
Parlement luxembourgeois en fe´vrier 1999 - qu'il s'agis-
sait, en cas d'immatriculation au Grand-Duche´, d'une
ve´ritable fraude fiscale. Ce sont ses termes.
Un groupe de travail devait e^tre installe´ entre les auto-
rite´s belges et luxembourgeoises. Lorsque nous avons
organise´ la premie`re rencontre a` Luxembourg pendant
l'e´te´, il nous a simplement e´te´ signale´ que les ministres
belges compe´tents a` l'e´poque n'avaient jamais de´signe´
leurs repre´sentants. Nous avons donc mis ce point a`
l'ordre du jour de cette rencontre entre les deux gouver-
nements et un accord de principe a e´te´ pris imme´diate-
ment a` l'e´chelon ministe´riel.
Et dans les quelques jours qui suivirent, les administra-
tions se sont e´galement entendues sur les re`gles appli-
cables notamment en matie`re d'immatriculation propre-
ment dite, et donc sur les hypothe`ses dans lesquelles
l'on peut maintenir une immatriculation luxembourgeoise.
Le cas le plus simple, que l'on e´voque rarement lorsque
l'on cite ces diffe´rentes hypothe`ses, est celui d'un
Luxembourgeois qui immatricule son ve´hicule au Luxem-
bourg, qui y vit et qui vient tre`s aimablement nous rendre
visite : il a toujours le droit de rouler avec une plaque
luxembourgeoise.
Se posent e´galement le proble`me des e´tudiants entrant
avec une carte d'e´tudiant en Belgique et pouvant conti-
nuer de disposer - s'ils sont d'origine luxembourgeoise -
d'une immatriculation au Luxembourg et celui des trans-
frontaliers utilisant des voitures d'entreprise ou des ve´hi-
cules industriels qu'ils rame`nent parfois chez eux.
Toutes ces proble´matiques ont fait l'objet de dispositions
pre´cises, suivies par le colle`ge des procureurs ge´ne´raux.
Nous sommes maintenant en attente de l'arre^te´ royal que
Mme Durant doit faire publier, pour que l'ensemble de
ces dispositions se traduisent dans la re´alite´. C'est la` le
seul e´le´ment qui fait encore de´faut a` l'ensemble du
processus, avant que l'on puisse appliquer clairement
l'ensemble de cette re´glementation.
Partant, le message peut e^tre clair a` l'e´gard des utilisa-
teurs. Je le re´pe`te encore, ils doivent se re´gulariser; a`
de´faut, il n'y aura aucune exception lorsque les sanctions
tomberont.
Cela e´tant, pour ce qui concerne le volet TVA, nous ne
sommes pas a` me^me d'envoyer un message aussi clair
a` l'ensemble des intervenants. Tout d'abord, il n'apparai^t
aucune contre-indication - mais je ne vais tout de me^me
pas en faire la publicite´ - a` aller acheter des biens ou des
services dans un autre Etat membre de la Communaute´
europe´enne : c'est une re`gle tout a` fait ge´ne´rale. Simple-
ment, des enque^tes doivent e^tre re´alise´es lorsque l'on
HA 50
COM 125
15
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
constate que cette vente dans un Etat membre de la
Communaute´ correspond a` une de´localisation fictive
d'activite´s re´ellement implante´es en Belgique. Bien su^r,
nous ne pouvons pas affirmer cela a priori et d'initiative
de`s qu'une activite´ intervient : il faut d'abord mener
l'enque^te a` son terme. Des plaintes ont en outre e´te´
de´pose´es par l'administration des Transports, la DIV,
lorsqu'un certain nombre de publicite´s ont e´te´ effectue´es
lors du dernier salon de l'auto. Voila` des situations
imaginables; mais les deux proble`mes sont malgre´ tout
distincts : l'achat de biens ou de services peut avoir lieu
dans n'importe quel Etat membre, l'immatriculation doit
e^tre enregistre´e sur le territoire de l'Etat dans lequel le
ve´hicule est utilise´.
Vous ayant re´pondu sur la partie fiscale du proble`me, je
vous invite pour le surplus a` interroger ma colle`gue des
Transports - comme je l'ai d'ailleurs fait moi-me^me a`
plusieurs reprises - afin qu'elle vous renseigne sur le
moment ou` son administration pourra produire l'arre^te´
incrimine´.
M. Eric van Weddingen (PRL FDF MCC) : Monsieur le
pre´sident, monsieur le ministre, si ce genre de proble`mes
se pose, c'est comme toujours en raison du fait que nos
taxes, notamment celle de circulation, sont extre^mement
e´leve´es. Je souhaiterais de`s lors savoir si monsieur le
ministre accepterait d'entamer e´ventuellement des dis-
cussions relativement a` des propositions d'alignement,
bien su^r pas par rapport au Luxembourg, mais par
rapport a` la France ou a` l'Allemagne.
En sus, l'on constate que pratiquement partout, la taxe
de circulation diminue proportionnellement a` l'a^ge du
ve´hicule - ce qui est tout de me^me tre`s logique. Pourtant,
chez nous, il arrive encore qu'une personne qui ache`te
un ve´hicule d'occasion de six ou sept ans paye annuel-
lement une taxe de circulation plus importante que celle
paye´e par quelqu'un qui ache`te, e´ventuellement me^me,
un ve´hicule de me^me cate´gorie neuf. Nous sommes
vraiment confronte´s a` des cas extraordinaires : par
exemple encore, il se peut chez nous qu'une personne
achetant un ve´hicule de deux millions de francs paye
vingt-cinq mille francs de taxe de circulation, alors que
celui qui ache`te un ve´hicule d'occasion de deux cent
cinquante mille francs soit oblige´ de s'acquitter d'une
taxe de circulation s'e´levant a` quarante ou cinquante
mille francs ! Je pourrais vous fournir d'autres exemples
tre`s concrets des disparite´s existant dans notre syste`me
de taxation automobile !
J'espe`re de`s lors, monsieur le ministre, que nous pour-
rons revenir prochainement sur cette proble´matique lie´e,
j'en conviens, au de´bat plus vaste sur la mobilite´.
De voorzitter : Ik heb daarnet genoteerd van de minister
in antwoord op de vraag van de heer Pieters dat we
inderdaad de gelegenheid zullen krijgen om over de
mobiliteitstaksen en het mobliteitsbeleid te spreken. Ik
denk dat een aantal van die elementen dan zullen ter
sprake komen.
M. Didier Reynders, ministre : Je confirme en effet que
ce de´bat devrait s'inte´grer dans une re´flexion plus glo-
bale sur la mobilite´, que nous avons du reste entame´e en
commission du Se´nat dans le cadre des rapports sur les
aspects climatiques - de fait, on m'a demande´ ce que je
pouvais faire pour influencer le climat.
Je rappellerai rapidement deux choses. D'une part, a`
propos de la remarque pre´cise de M. van Weddingen, il
ne faut pas oublier de prendre en compte le renouvelle-
ment du parc automobile, l'acquisition de ve´hicules neufs
permettant parfois de mettre sur le marche´ des ve´hicules
qui entrai^nent moins de rejets polluants, qui sont mieux
e´quipe´s, qui peuvent utiliser d'autres types d'e´nergies. Il
faut donc faire la part des choses entre l'inte´re^t de
diminuer la taxation sur des ve´hicules plus a^ge´s et celui
de favoriser l'acquisition de ve´hicules neufs.
D'autre part, la nouvelle orientation, de´ja` accepte´e par le
gouvernement, confirme´e par ce dernier lors du salon de
l'auto et faisant l'objet de demandes de la part des
constructeurs, consiste en une diminution de la charge
fiscale lors de l'acquisition des ve´hicules, compense´e -
c'est donc une ope´ration neutre en principe - par une
augmentation de la charge fiscale lors de l'utilisation. A
ce propos, j'ai de´ja` fait savoir a` mes colle`gues que l'on ne
peut raisonnablement envisager, vu la situation actuelle
en matie`re de prix de l'e´nergie, que des mesures tre`s
se´lectives. Je n'ai en tout cas pas du tout l'intention de
proposer des augmentations fiscales en matie`re de prix
de l'e´nergie; mais je projette par contre des mesures
incitatives pour certains types d'e´nergies. Nous revien-
drons sur cet aspect lors du de´bat ge´ne´ral sur la mobilite´.
Je vous signale encore - le paradoxe e´tant parfois la
re`gle - que, pendant que l'on m'interrogeait dans les
diffe´rentes commissions sur les intentions du gouverne-
ment d'augmenter e´ventuellement la charge fiscale sur
un certain nombre de carburants pour nous diriger dans
cette voie, la plupart des intervenants exte´rieurs cher-
chaient pluto^t a` savoir quand nous compterions diminuer
cette me^me charge fiscale sur les carburants, en utilisant
notamment une disposition europe´enne nous autorisant
a` re´duire les accises sur l'essence vu le prix des produits
pe´troliers. J'espe`re qu'apre`s la re´union de l'OPEP a` la fin
du mois de mars, le de´bat redeviendra possible et serein
en cette matie`re.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
16
HA 50
COM 125
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van mevrouw Leen Laenens aan
de eerste minister over
de opvolgingscommissie
betreffende de milieutaksen
(nr. 1097)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Financie¨n)
Question orale de Mme Leen Laenens au premier
ministre sur
la commission de suivi relative aux
e´cotaxes
(La re´ponse sera donne´e par le ministre des Finan-
ces)
Mevrouw Leen Laenens (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer
voorzitter, mijnheer de minister, de oorspronkelijke wet
van 16 juli 1993 omschrijft een ecotaks als een taks die
hoog genoeg is om het gebruik of verbruik van producten
die schadelijk zijn voor het leefmilieu op significante wijze
te verminderen en of om productie- en verbruikspatronen
te wijzigen in de richting van meer aanvaardbare produc-
ten op het vlak van milieu en het behoud van natuurlijke
rijkdommen. Diezelfde wet voorziet onder andere in de
oprichting van een opvolgingscommissie en stipuleert
ook de samenstelling en het huishoudelijk reglement van
deze opvolgingscommissie. Het is de bedoeling van
opvolgingscommissie om de doelstelling, die ik zonet heb
vernoemd, te helpen realiseren. Het is vooral de bedoe-
ling om onafhankelijke deskundigen hun technisch ad-
vies te laten uitbrengen over de uitvoering van die taks.
Eind 1998 liep het mandaat van die opvolgings-
commissie ten einde. Sedertdien is ze niet meer bijeen-
gekomen. De vorige regering is er blijkbaar niet meer toe
gekomen om de commissie samen te stellen.
Mijn concrete vragen zijn in eerste instantie gericht tot de
eerste minister, omdat hij de voogdij heeft over de
opvolgingscommissie. Is er een eventuele reactivatie van
deze commissie voorzien ? Zo ja, hoe zal zij worden
samengesteld en zal dit gebeuren na een evaluatie van
de werking of de werkzaamheden van de vorige
opvolgingscommissie ? Zal als gevolg van die evaluatie
de taakomschrijving van deze commissie eventueel ge-
herdefinierd worden ? Tenslotte, en een belangrijk punt -
het was een groot discussiepunt bij de vorige opvolgings-
commissie - hoe zal de noodzakelijke onafhankelijkheid
van de leden worden gewaarborgd ? Ik kreeg graag een
antwoord op die vragen, maar wel in de mate van het
mogelijke, want ik begrijp dat een aantal van deze vragen
pas in tweede orde concreet zullen kunnen worden
beantwoord.
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter, me-
vrouw Laenens, op basis van artikel 386 van de gewone
wet van 16 juli 1993 ter vervollediging van de federale
staatsstructuur, werd een opvolgingscommissie opge-
richt. Die commissie had onder meer tot doel de milieu- of
ecotaksen te evalueren, meer bepaald vanuit het oog-
punt van de micro- en macro-economische effecten
inzake tewerkstelling.
De commissie bestaat niet meer sinds november 1998
en zij heeft de haar toegewezen taken dus niet kunnen
afwerken. Toen ik de perverse gevolgen heb vastgesteld
die voortvloeien uit de toepassing van de wet, vooral
inzake
de
tarieven
voor
recyclage
van
drank-
verpakkingen en de weerslag hiervan op de leefbaarheid
van de ondernemingen, heb ik besloten een werkgroep
op te richten. Deze heeft tot opdracht de nog hangende
problemen uit het verleden op te lossen en tevens een
uitweg te zoeken voor de toekomst. De oplossing van
deze problemen zal slechts via een wijziging van de
huidige wet kunnen gebeuren.
Rekening houdend met de vooruitgang van de werk-
zaamheden en met de raadpleging van de verschillende
economische actoren, die allen betrokken partij zijn bij
het wetgevend werk, kan ik mij nog niet uitspreken over
de noodwendigheid om de opvolgingscommissie op-
nieuw op te richten noch over de rol die zij zou kunnen
spelen indien zij opnieuw wordt opgericht.
Ik zal het verslag van de werkgroep aan de verschillende
regeringen overmaken. Daarna kunnen wij eventueel tot
een wijziging komen van de milieu- of ecotaksenwetge-
ving.
Mevrouw Leen Laenens (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer
de minister, u hebt terecht gesteld dat u hiermee geen
concreet antwoord kunt geven op mijn vragen.
Hebt u een idee van de timing of van de vooruitgang van
de werkzaamheden van de werkgroep ? Kunnen wij een
voorstel terzake verwachten in de loop van het jaar
2000 ? Dit is toch niet onbelangrijk in het kader van het
algemeen debat over de fiscale hervorming ?
Minister Didier Reynders : Er bestaat geen verband
tussen de ecotaksen en de fiscale hervorming. Ik hoop
ook dat er geen link zal komen. De werkgroep werd
opgericht in december 1999. Het is mogelijk dat de
regering reeds over enkele maanden een verslag naar de
regeringen kan sturen. Ik hoop dat wij na het verslag de
wet zullen kunnen aanpassen. Ik kan hierop echter geen
vaste datum of termijn plakken, gegeven het overleg dat
dient gepleegd te worden tussen alle leden van de
regering, met de gewesten en met de verschillende
actoren van de sector. Ik hoop echter het verslag in april
of mei te ontvangen.
De voorzitter : Ik onthoud vooral dat niet alles op een
hoop wordt gegooid en dat er in afwachting een aantal
afzonderlijke debatten zullen worden gevoerd.
HA 50
COM 125
17
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
Aangezien de heer Karel Van Hoorebeke verontschul-
digd is, zal zijn mondelinge vraag nr. 1160 niet plaatsvin-
den.
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan de
minister
van
Financie¨n
over
de fiscale gunst-
maatregelen
voor
hoogtechnologische
bedrijven
(nr. 1128)
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre des
Finances
sur
Des mesures fiscales en faveur
d'entreprises de haute technologie
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, net zoals zo velen weet u dat de
informatisering zeer belangrijk wordt. Vooral in ons land,
waar de arbeidskosten zeer hoog zijn, zal het bijzonder
raadzaam zijn zich steeds meer toe te leggen op secto-
ren waar kennis en technologische knowhow een grote
prioriteit zijn. De e-commerce wordt van dag tot dag
belangrijker in een e-Europa. De economische basis-
vraag die wij ons hierbij kunnen stellen is hoe het gebruik
van deze nieuwe technologische activiteiten bij onze
Belgische bedrijven kan worden gestimuleerd. Uiteraard
hebben wij daarnaast nog andere opdrachten : de bur-
gers zullen echter ook toegang moeten krijgen tot de
moderne media en de onderwijswereld mag zeker niet
achterop blijven. Immers, de leerlingen en studenten
zullen een opleiding moeten krijgen die een antwoord
biedt aan de nieuwe uitdagingen. Zij zullen met andere
woorden voldoende gevormd moeten worden alvorens
hun eerste stappen te zetten op de arbeidsmarkt.
Ik zal mij vandaag echter beperken tot de maatregelen
voor de bedrijven omdat op dit ogenblik door de regering
op dat vlak een eerste aanzet is gegeven tot het nemen
van fiscale gunstmaatregelen voor die bedrijven die in
deze sectoren werkzaam zijn.
Ik had van u graag vernomen welke gunstmaatregelen u
zult nemen, wat de aard ervan zal zijn en wanneer zij
kunnen worden verwacht.
- Voorzitter : de heer Olivier Maingain
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter, me-
vrouw Pieters, ik ben het met u eens dat het aangewezen
is om grote aandacht te besteden aan het economisch en
fiscaal kader waarin onze ondernemingen evolueren en
dit geldt zeker voor de hoogtechnologische ondernemin-
gen, die steeds meer een belangrijke rol spelen in de
economische groei van ons land.
Deze hoogtechnologische ondernemingen, die een groot
ontwikkelingspotentieel hebben, ondervinden moeilijkhe-
den bij het vinden van financieringsbronnen, zeker als
men rekening houdt met het feit dat hun activiteiten een
belangrijke inspanning vergen op het gebied van onder-
zoek en ontwikkeling, waardoor zij een beroep moeten
doen op belangrijke kapitalen.
Ik herinner u eraan dat er reeds specifieke fiscale maat-
regelen bestaan met het oog op de ontwikkeling van het
wetenschappelijk onderzoek en de technologische ont-
wikkeling van de ondernemingen. De vrijstelling van
400 000 BEF per bijkomend personeelslid, tewerkgesteld
in onderzoek en ontwikkeling, werd op 800 000 BEF
gebracht voor elke hooggekwalificeerde vorser. De
investeringsaftrek bedraagt 13,5% voor investeringen in
octrooien en in vaste activa die het onderzoek en de
ontwikkeling van nieuwe producten en toekomstgerichte
technologiee¨n bevorderen.
Monsieur le pre´sident, je de´sirerais ajouter encore une
remarque ge´ne´rale. Il n'est pas exclu d'imaginer des
mesures particulie`res pour des cate´gories d'entreprises,
et c'est le cas dans des secteurs comme celui-ci.
Je rappellerais simplement que l'intention du gouverne-
ment est avant tout de re´duire le taux nominal d'imposi-
tion des socie´te´s, moyennant des compensations a` tra-
vers la diminution d'un certain nombre de de´penses
fiscales existantes. C'est l'engagement qui a e´te´ pris
dans l'accord de gouvernement; c'est la tendance
adopte´e dans la plupart des pays voisins. Nous prati-
quons pour l'instant des taux nominaux trop importants a`
l'e´gard des socie´te´s. Comme je l'ai de´ja` annonce´, nous
allons mener la concertation avec les repre´sentants des
entreprises pour tenter de diminuer le taux nominal
d'imposition, mais moyennant des compensations a` trou-
ver dans la suppression d'un certain nombre de de´pen-
ses fiscales.
Je comprends bien su^r que, de question en question et
de semaine en semaine, l'on me propose de nouvelles
de´penses fiscales pour des cate´gories d'entreprises ou
pour des socie´te´s de´termine´es. Le gouvernement lui-
me^me a adopte´ de nouvelles mesures spe´cifiques pour
certains secteurs comme ceux du dragage ou de la
marine marchande. Toutefois, j'attire l'attention sur le fait
qu'il est peut-e^tre plus utile - e´tant donne´ que des
mesures existent de´ja` dans ce secteur-ci - d'envisager
une diminution du taux nominal d'imposition des socie´-
te´s, pluto^t que de poursuivre dans la voie des mesures
spe´cifiques secteur par secteur. Toutefois, je comprends
la pre´occupation de Mme Pieters pour ce type d'entre-
prises en particulier.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mijnheer de minister, ik
dank u voor uw antwoord. Het is juist dat de toeganke-
lijkheid tot de financieringsbronnen voor vele van deze
18
HA 50
COM 125
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Trees Pieters
bedrijven bijzonder zwaar en moeilijk is. Het gaat hier om
onbekend gebied en deze nieuwe dossiers betekenen
voor
vele
starters
in
de
e-commerce
en
hoog-
technologische activiteiten een moeilijke hindernis.
Inderdaad, wij kunnen beamen dat de vorige regering - u
hebt de maatregelen opgesomd - op dat vlak enorme
inspanningen heeft geleverd. Dit verheugt ons want deze
maatregelen bevorderen nieuwe en zeer belangrijke
bedrijfsactiviteiten die in de plaats zullen moeten komen
van heel veel klassieke sectoren. De oplossing die u nu
voorstelt, namelijk het verlagen van het belastingtarief,
vind ik geen oplossing, omdat vele van die bedrijven de
eerste vijf tot tien jaar geen winst zullen maken, maar,
integendeel, met verlies zullen werken. Zij zullen er dus
eenvoudigweg niet kunnen van profiteren.
Ik geef eerlijk toe dat mijn nieuwsgierigheid werd geprik-
keld door een artikel dat in De Standaard is verschenen.
Daarin staat dat de regering fikse e-inspanningen zal
leveren. Zo wordt onder meer verklaard dat er op het vlak
van e-commerce en van hoogtechnologische activiteiten
belangrijke gunstmaatregelen op komst zijn. Welnu, als
dit het enige voorstel is, dan ben ik toch wel bijzonder
ontgoocheld, want de uitdaging voor die sectoren is heel
belangrijk.
Ik moet beamen wat gisteren in heel beperkte CVP-kring
werd gezegd, namelijk dat er niet met hetzelfde elan als
in het verleden inspanningen voor hoogtechnologische
sectoren worden geleverd, noch voor de burger, noch het
onderwijs en uiteindelijk ook niet voor de bedrijven.
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter, bij het
uitstippelen van een economisch beleid, spelen ook een
aantal specifieke, gewestelijke bevoegdheden mee. Ook
de gewesten kunnen in dit verband maatregelen nemen.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Dat is inderdaad juist.
De gewesten hebben een heel pakket bevoegdheden,
maar ook daar zijn de geleverde inspanningen minimaal.
Nu spreek ik heel uitdrukkelijk over de fiscale gunst-
maatregelen, waarvan melding wordt gemaakt in De
Standaard van 4 februari 2000.
Minister Didier Reynders : Was het een interview ?
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Neen, het gaat over een
algemeen artikel over de administratieve vereenvoudi-
ging en de digitale handtekening, maar iemand moet de
inspanningen en de intenties van de regering terzake
hebben uitgelegd.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 11.35 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 11.35 heures.
HA 50
COM 125
19
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000