B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
I
NFRASTRUCTUUR
,
HET
V
ERKEER
EN DE
O
VERHEIDSBEDRIJVEN
COMMISSION DE L
'I
NFRASTRUCTURE
,
DES
C
OMMUNICATIONS
ET DES
E
NTREPRISES PUBLIQUES
VAN
DU
22-02-2000
22-02-2000
HA 50
COM 124
HA 50
COM 124
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 124
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 22 februari 2000
COMMISSIE VOOR DE INFRASTRUCTUUR, HET VER-
KEER EN DE OVERHEIDSBEDRIJVEN
-
COM 124
Mondelinge vraag van de heer Jacques Chabot aan de
minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en
Participaties over
de tarieven voor de speciale telefoon-
nummers
(nr. 993)
7
sprekers : Jacques Chabot, Rik Daems, minister van
Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participa-
ties
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en
Participaties over
de omzetting van de R&TTE-richtlijn
betreffende
radio-
en
telecommunicatieapparatuur
(nr. 1046)
8
sprekers : Yves Leterme, Rik Daems, minister van
Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participa-
ties
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en
Participaties over
de onmogelijkheid om elektronisch te
betalen bij De Post
(nr. 1061)
8
sprekers : Yves Leterme, Rik Daems, minister van
Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participa-
ties
Mondelinge vraag van mevrouw Frieda Brepoels aan de
minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en
Participaties over
de herstructurering van De Post
(nr. 1075)
9
sprekers : Frieda Brepoels, Rik Daems, minister
van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Parti-
cipaties
Mondelinge vraag van de heer Olivier Chastel aan de
minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en
Participaties over
de verontrustende onreinheid in het
Financie¨ngebouw te Charleroi
(nr. 1091)
11
sprekers : Olivier Chastel, Rik Daems, minister van
Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participa-
ties
Mondelinge vraag van de heer Olivier Chastel aan de
minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en
Participaties over
het gebrek aan respect voor de klant
vanwege De Post
(nr. 1098)
12
sprekers : Olivier Chastel, Rik Daems, minister van
Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participa-
ties
Sommaire
Mardi 22 fe´vrier 2000
COMMISSION DE L'INFRASTRUCTURE, DES COMMU-
NICATIONS
ET
DES
ENTREPRISES
PUBLIQUES
COM 124
Question orale de M. Jacques Chabot au ministre des
Te´le´communications et des Entreprises et Participations
publiques sur
les tarifs des nume´ros te´le´phoniques spe´-
ciaux
(n° 993)
7
orateurs : Jacques Chabot, Rik Daems, ministre des
Te´le´communications et des Entreprises et Participations
publiques
Question orale de M. Yves Leterme au ministre des
Te´le´communications et des Entreprises et Participations
publiques sur
la transcription de la directive R&TTE
(concernant les e´quipements de radio- et de te´le´commu-
nication
(n° 1046)
8
orateurs : Yves Leterme, Rik Daems, ministre des
Te´le´communications et des Entreprises et Participations
publiques
Question orale de M. Yves Leterme au ministre des
Te´le´communications et des Entreprises et Participations
publiques sur
l'impossibilite´ de payer par voie te´le´mati-
que a` La Poste
(n° 1061)
8
orateurs : Yves Leterme, Rik Daems, ministre des
Te´le´communications et des Entreprises et Participations
publiques
Question orale de Mme Frieda Brepoels au ministre des
Te´le´communications et des Entreprises et Participations
publiques sur
la restructuration de La Poste (n° 1075)
9
orateurs : Frieda Brepoels, Rik Daems, ministre des
Te´le´communications et des Entreprises et Participations
publiques
Question orale de M. Olivier Chastel au ministre des
Te´le´communications et des Entreprises et Participations
publiques sur
l'insalubrite´ inquie´tante dans le Ba^timent
des Finances
a` Charleroi (n° 1091)
11
orateurs : Olivier Chastel, Rik Daems, ministre des
Te´le´communications et des Entreprises et Participations
publiques
Question orale de M. Olivier Chastel au ministre des
Te´le´communications et des Entreprises et Participations
publiques sur
les manquements, par La Poste, au res-
pect du client
(n° 1098)
12
orateurs : Olivier Chastel, Rik Daems, ministre des
Te´le´communications et des Entreprises et Participations
publiques
HA 50
COM 124
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van de heer Ludo Van Campenhout aan
de minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven
en Participaties over
de niet-overdraagbaarheid van te-
lefoonnummers ingeval van verandering van telefoon-
maatschappij
(nr. 1112)
14
sprekers : Ludo Van Campenhout, Rik Daems, minis-
ter van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en
Participaties
Mondelinge vraag van de heer Guido Tastenhoye aan de
minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en
Participaties over
de kostprijs voor de opleiding tot ste-
wardess bij Sabena en de financie¨le discriminatie terzake
van de Vlaamse kandidaten
(nr. 1113)
14
sprekers : Guido Tastenhoye, Rik Daems, minister
van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Parti-
cipaties
Mondelinge vraag van de heer Ludo Van Campenhout aan
de minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven
en Participaties over
de verdeling van Lotto-gelden
(nr. 1134)
15
sprekers : Ludo Van Campenhout, Rik Daems, minis-
ter van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en
Participaties
Mondelinge vraag van de heer Jean-Marc Delize´e aan de
minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en
Participaties over
de voortgang der werken van het
Financie¨ncentrum te Philippeville
(nr. 1135)
16
sprekers : Jean-Marc Delize´e, Rik Daems, minister
van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Parti-
cipaties
schorsing
17
Samengevoegde interpellatie en mondelinge vraag van de
heren Jos Ansoms en Jan Mortelmans tot de vice-eerste
minister en minister van Mobiliteit en Vervoer over
het federale beleid inzake onbemande camera's
(nrs. 237 en 1085)
17
sprekers : Jos Ansoms, Jan Mortelmans, Isabelle
Durant
, vice-eerste minister en minister van Mobiliteit
en Vervoer
Moties
23
Mondelinge vraag van de heer Jan Mortelmans aan de
vice-eerste minister en minister van Mobiliteit en Vervoer
over
de eerste Europese autovrije dag (nr. 1032)
24
sprekers : Jan Mortelmans, Isabelle Durant, vice-
eerste minister en minister van Mobiliteit en Vervoer
Mondelinge vraag van mevrouw Frieda Brepoels aan de
vice-eerste minister en minister van Mobiliteit en Vervoer
over
de moeizame besluitvorming aangaande het weg-
vervoer in de Europese Raad voor Vervoer en het stand-
punt van de minister inzake het inhaalverbod voor vracht-
wagens
(nr. 1054)
25
sprekers : Frieda Brepoels, Isabelle Durant, vice-
eerste minister en minister van Mobiliteit en Vervoer
Question orale de M. Ludo Van Campenhout au ministre
des Te´le´communications et des Entreprises et Participa-
tions publiques sur
le caracte`re non transfe´rable des
nume´ros de te´le´phone en cas de changement de socie´te´
de te´le´phonie
(n° 1112)
14
orateurs : Ludo Van Campenhout, Rik Daems, mini-
stre des Te´le´communications et des Entreprises et
Participations publiques
Question orale de M. Guido Tastenhoye au ministre des
Te´le´communications et des Entreprises et Participations
publiques sur
le cou^t de formation d'ho^tesse de l'air a` la
Sabena et la discrimination financie`re de candidats fla-
mands
(n° 1113)
14
orateurs : Guido Tastenhoye, Rik Daems, ministre des
Te´le´communications et des Entreprises et Participations
publiques
Question orale de M. Ludo Van Campenhout au ministre
des Te´le´communications et des Entreprises et Participa-
tions publiques sur
la distribution de la cagnotte du Lotto
(n° 1134)
15
orateurs : Ludo Van Campenhout, Rik Daems, mini-
stre des Te´le´communications et des Entreprises et
Participations publiques
Question orale de M. Jean-Marc Delize´e au ministre des
Te´le´communications et des Entreprises et Participations
publiques sur
l'e´tat d'avancement du projet de construc-
tion d'un Centre des Finances a` Philippeville
(n° 1135)
16
orateurs : Jean-Marc Delize´e, Rik Daems, ministre des
Te´le´communications et des Entreprises et Participations
publiques
suspension
17
Interpellation et question orale jointes de MM. Jos Ansoms
et Jan Mortelmans a` la vice-premie`re ministre et ministre
de la Mobilite´ et des Transports sur
la politique fe´de´rale
en ce qui concerne les came´ras fonctionnant sans la
pre´sence d'agents qualifie´s
(n
os
237 et 1085)
17
orateurs : Jos Ansoms, Jan Mortelmans, Isabelle
Durant
, vice-premie`re ministre et ministre de la Mobilite´
et des Transports
Motions
23
Question orale de M. Jan Mortelmans a` la vice-premie`re
ministre et ministre de la Mobilite´ et des Transports sur
la
premie`re 'journe´e sans auto' europe´enne
(n° 1032)
24
orateurs : Jan Mortelmans, Isabelle Durant, vice-
premie`re ministre et ministre de la Mobilite´ et des
Transports
Question orale de Mme Frieda Brepoels a` la vice-premie`re
ministre et ministre de la Mobilite´ et des Transports sur
la
prise de de´cision laborieuse en matie`re de transport par
route au sein du Conseil europe´en des Transports et le
point de vue de la ministre en matie`re d'interdiction de
de´passer pour les poids-lourds
(n° 1054)
25
orateurs : Frieda Brepoels, Isabelle Durant, vice-
premie`re ministre et ministre de la Mobilite´ et des
Transports
4
HA 50
COM 124
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van de heer Jos Ansoms aan de
vice-eerste minister en minister van Mobiliteit en Vervoer
over
de rechtstreekse spoorverbinding Antwerpen-
Zaventem en Leuven-Zaventem
(nr. 1055)
27
sprekers : Jos Ansoms, Isabelle Durant, vice-eerste
minister en minister van Mobiliteit en Vervoer
Mondelinge vraag van de heer Georges Lenssen aan de
vice-eerste minister en minister van Mobiliteit en Vervoer
over
de erkenning van aannemers (nr. 1063)
28
sprekers : Georges Lenssen, Isabelle Durant, vice-
eerste minister en minister van Mobiliteit en Vervoer
Mondelinge vraag van de heer Jos Ansoms aan de
vice-eerste minister en minister van Mobiliteit en Vervoer
over
de veiligheidsgordels in autocars (nr. 1070)
28
sprekers : Jos Ansoms, Isabelle Durant, vice-eerste
minister en minister van Mobiliteit en Vervoer
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren Daan
Schalck en Jan Mortelmans en mevrouw Frieda Brepoels
en de heer Jos Ansoms aan de vice-eerste minister en
minister van Mobiliteit en Vervoer over
de voorrang op
oversteekplaatsen voor voetgangers
(nrs. 1116, 1120,
1122 en 1132)
30
sprekers : Daan Schalck, Jan Mortelmans, Frieda
Brepoels
, Jos Ansoms, Isabelle Durant, vice-eerste
minister en minister van Mobiliteit en Vervoer
Samengevoegde mondelinge vraag en interpellaties van
mevrouw Simonne Creyf en de heer Jean-Pierre Grafe´ en
mevrouw Frieda Brepoels en de heren Lode Vanoost en
Bart Laeremans aan de vice-eerste minister en minister
van Mobiliteit en Vervoer over
het akkoord met betrekking
tot de luchthaven van Zaventem
(nrs. 1082, 258, 270,
271 en 274)
35
sprekers : Simonne Creyf, Jean-Pierre Grafe´, Frieda
Brepoels
, Lode Vanoost, Bart Laeremans, Isabelle
Durant
, vice-eerste minister en minister van Mobiliteit
en Vervoer
- moties
46
Mondelinge vraag van mevrouw Frieda Brepoels aan de
vice-eerste minister en minister van Mobiliteit en Vervoer
over
de afschaffing van gratis spoorvervoer voor de
politiediensten
(nr. 1123)
47
sprekers : Frieda Brepoels, Isabelle Durant, vice-
eerste minister en minister van Mobiliteit en Vervoer
Question orale de M. Jos Ansoms a` la vice-premie`re
ministre et ministre de la Mobilite´ et des Transports sur
la
liaison ferroviaire directe Anvers-Bruxelles-National et
Louvain-Bruxelles-National
(n° 1055)
27
orateurs : Jos Ansoms, Isabelle Durant, vice-premie`re
ministre et ministre de la Mobilite´ et des Transports
Question orale de M. Georges Lenssen a` la vice-premie`re
ministre et ministre de la Mobilite´ et des Transports sur
l'agre´ment d'entreprises (n° 1063)
28
orateurs : Georges Lenssen, Isabelle Durant, vice-
premie`re ministre et ministre de la Mobilite´ et des
Transports
Question orale de M. Jos Ansoms a` la vice-premie`re
ministre et ministre de la Mobilite´ et des Transports sur
les ceintures de se´curite´ dans les autocars (n° 1070)
28
orateurs : Jos Ansoms, Isabelle Durant, vice-premie`re
ministre et ministre de la Mobilite´ et des Transports
Questions orales jointes de MM. Daan Schalck et Jan
Mortelmans et Mme Frieda Brepoels et M. Jos Ansoms a`
la vice-premie`re ministre et ministre de la Mobilite´ et des
Transports sur
la priorite´ sur les passages pour pie´tons
(n
os
1116, 1120, 1122 et 1132)
30
orateurs : Daan Schalck, Jan Mortelmans, Frieda
Brepoels
,
Jos Ansoms,
Isabelle
Durant,
vice-
premie`re ministre et ministre de la Mobilite´ et des
Transports
Question orale et interpellations jointes de Mme Simonne
Creyf et M. Jean-Pierre Grafe´ et Mme Frieda Brepoels et
MM. Lode Vanoost et Bart Laeremans a` la vice-premie`re
ministre et ministre de la Mobilite´ et des Transports sur
l'accord portant sur l'ae´roport de Bruxelles-National
(n
os
1082, 258, 270, 271 et 274)
35
orateurs : Simonne Creyf, Jean-Pierre Grafe´, Frieda
Brepoels
, Lode Vanoost, Bart Laeremans, Isabelle
Durant
, vice-premie`re ministre et ministre de la Mobilite´
et des Transports
Motions
46
Question orale de Mme Frieda Brepoels a` la vice-premie`re
ministre et ministre de la Mobilite´ et des Transports sur
la
suppression de la gratuite´ des trains pour les services de
police
(n° 1123)
47
orateurs : Frieda Brepoels, Isabelle Durant, vice-
premie`re ministre et ministre de la Mobilite´ et des
Transports
HA 50
COM 124
5
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
6
HA 50
COM 124
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE L'INFRASTRUCTURE,
DES COMMUNICATIONS
ET DES ENTREPRISES PUBLIQUES
COMMISSIE VOOR DE INFRASTRUCTUUR,
HET VERKEER
EN DE OVERHEIDSBEDRIJVEN
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 22 FE
´ VRIER 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 22 FEBRUARI 2000
De vergadering wordt geopend om 10.20 uur door de
heer Francis Van den Eynde, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 10.20 heures par M. Francis
Van den Eynde
, pre´sident.
Question orale de M. Jacques Chabot au ministre des
Te´le´communications et des Entreprises et Participa-
tions publiques sur
les tarifs des nume´ros te´le´pho-
niques spe´ciaux
(n° 993)b>
Mondelinge vraag van de heer Jacques Chabot aan
de minister van Telecommunicatie en Overheidsbe-
drijven en Participaties over
de tarieven voor de
speciale telefoonnummers
(nr. 993)
M. Jacques Chabot (PS) : Monsieur le pre´sident, mon-
sieur le ministre, la revue Test-Achats de fe´vrier de´nonce
la grande confusion qui existe dans le secteur des
nume´ros te´le´phoniques spe´ciaux : les tarifs varient tre`s
fort selon le service offert, mais aussi selon l'ope´rateur
qui achemine la communication. Or, les possibilite´s d'e^tre
correctement informe´ sont, pour le consommateur, bien
trop re´duites. Par ailleurs, le contenu me^me de ces
services pose proble`me dans la mesure ou` les abonne´s
n'ont pas toujours les moyens d'empe^cher l'acce`s des
enfants a` des nume´ros a` caracte`re racoleur, pornogra-
phique ou ultracommercial.
Re´dige´ dans le prolongement d'un code e´thique applique´
par Belgacom - et par lui seul -, un arre^te´ royal pre´vu a` ce
sujet est actuellement bloque´ au Conseil d'Etat. Cet
arre^te´ est de toute fac¸on insuffisant et il devrait ajouter
des dispositions telles que l'annonce plus fre´quente du
prix de la communication en cours, l'interdiction d'acce`s
aux moins de douze ans, une de´finition pre´cise des
services propose´s via les n°s 0902, 0903, 0908 et 0909,
ainsi que l'interdiction de facturer la mise en attente.
Partageant les pre´occupations du magazine Test-Achats,
nous aimerions en outre savoir s'il serait envisageable de
garantir au consommateur la possibilite´ de verrouiller son
te´le´phone fixe ou mobile, via son ope´rateur et sans
aucun frais, de fac¸on a` ce qu'aucune communication
vers ces nume´ros commerciaux ne puisse jamais e^tre
e´tablie ?
Monsieur le ministre pourrait-il veiller a` ce qu'une base
le´gale, solide et cohe´rente mette les usagers du te´le´-
phone a` l'abri des difficulte´s et des abus expose´s ?
Le pre´sident : Monsieur Chabot, je vous remercie de
vous e^tre tenu de manie`re parfaite au temps qui vous
e´tait imparti. Je le souligne car le pre´sident de la Cham-
bre nous a demande´, une fois de plus, de re´duire le
temps des questions et des re´ponses a` un total de cinq
minutes.
M. Rik Daems, ministre : Monsieur le pre´sident, chers
colle`gues, je serai donc tre`s bref. Il est exact que
Belgacom offre aujourd'hui l'opportunite´ de rendre im-
possibles les appels vers les 077, les lignes porno, etc.,
ou les services consultel, les
090x et toutes les diffe´-
rentes formes que cela peut prendre. Il faut dire que pour
l'instant, il y a beaucoup de postes te´le´phoniques qui, en
eux-me^mes, font de sorte qu'il y a des restrictions
possibles ne provoquant aucune facturation. Il y a de´ja`
des postes modernes de ce type. Belgacom me dit aussi
qu'il est d'accord avec la ne´cessite´ de renforcer le ro^le de
la commission d'e´thique et d'assurer par ce biais le
respect du code e´thique, c'est logique. Et je dois dire que
j'ai demande´ a` Belgacom, bien que ce ne soit pas
possible pour le moment, d'essayer d'avoir un service ou`
l'on peut avoir une communication de la tarification
on-line. Ce ne sera pas pour demain, mais peut-e^tre
pour apre`s-demain. Aujourd'hui, il y a de´ja` une annonce
plus fre´quente des tarifs mais il serait bien d'avoir un
syste`me qui vous signale on-line sur quel tarif vous vous
situez. Il n'y aurait donc plus d'e´quivoque.
HA 50
COM 124
7
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Rik Daems
Pour ce qui est de la dernie`re question, je trouve effec-
tivement qu'il ne serait pas mauvais d'avoir un projet de
loi qui re`gle les proble`mes d'e´thique et j'ai donc demande´
a` l'IBPT de me le pre´parer.
M. Jacques Chabot (PS) : Je ne peux que remercier le
ministre pour la clarte´ de la re´ponse.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge
vraag
van
de
heer Yves
Leterme
aan de minister van Telecommunicatie en Overheids-
bedrijven
en
Participaties
over
de omzetting
van
de
R&TTE-richtlijn
betreffende
radio-
en
telecommunicatieapparatuur
(nr. 1046)
Question orale de M. Yves Leterme au ministre des
Te´le´communications et des Entreprises et Participa-
tions publiques sur
la transcription de la directive
R&TTE (concernant les e´quipements de radio- et de
te´le´communication
(n° 1046)</b>
De voorzitter : Mijnheer Leterme, ik hoop dat u de heer
Chabot naar de kroon zult steken wat het tijdsgebruik
aangaat.
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, mijn vraag gaat over de
Europese richtlijn 99.5 van het parlement en de Raad van
9 maart 1999, die betrekking heeft op het veranderen van
het systeem van conformiteitsgaranties voor de eind-
apparatuur voor radiocommunicatie. Het is namelijk zo
dat met het nieuwe systeem de fabrikant de volle verant-
woordelijkheid zal dragen voor deze conformiteit.
Artikel 19 van de richtlijn bepaalt dat de omzetting in
nationale wetgeving, de implementatie, rond moet zijn
vo´o´r 7 april 2000. Dat betekent dus een termijn van
veertig tot vijftig dagen vanaf vandaag. De nieuwe bepa-
lingen moeten worden toegepast vanaf 8 april 2000.
Zoals gebruikelijk kan het niet tijdig omzetten van de
richtlijn uiteraard aanleiding geven tot een procedure van
ingebrekestelling.
Ons land heeft de voorbije maanden een inhaalbeweging
gedaan op het vlak van de omzetting van de Europese
richtlijnen. Daarom heb ik de vrijheid genomen van na te
gaan wat er nog rest. Tot voor enkele weken was dit een
richtlijn waarvoor nog geen omzetting is gebeurd. Van-
daar luiden mijn concrete vragen als volgt.
Is men reeds begonnen met de omzetting van de richt-
lijn ?
Zo ja, hoe ver staat men met die omzetting ? Zo neen,
wanneer gaat men dan werk maken van die omzetting ?
De tijd begint immers te dringen.
Ten slotte, indien niet, waarom is die omzetting dan nog
niet gebeurd ? Wat zijn de problemen die zich voor-
doen ?
Minister Rik Daems : Mijnheer de voorzitter, collega's, op
de eerste vraag of men reeds is begonnen met de
omzetting van de richtlijn is het antwoord ja. De derde
vraag is dan ook zonder voorwerp.
Er werd bovendien gevraagd naar een stand van zaken.
Ik heb vorig jaar reeds - meer bepaald op 26 november -
een voorstel van koninklijk besluit ingediend om deze
richtlijn om te zetten.
De voorzitter : Collega's, mag ik u vragen een beetje
respect te hebben voor het antwoord van de regering op
de vraag van mijnheer Leterme.
Minister Rik Daems : Dit voorstel werd goedgekeurd
door de Ministerraad en vervolgens voorgelegd aan de
Raad van State. Op 10 december heeft de Raad van
State een ongunstig advies uitgebracht omdat de omzet-
ting van de richtlijn op basis van artikel 122 van de wet
van 1991 te ruim zou zijn gei¨nterpreteerd. Ik deel deze
mening niet maar ik zal het oordeel van de Raad van
State respecteren. Om die reden zal ik terzake een
wetsontwerp indienen.
In dit wetsontwerp wordt de wet van 1979 op de radio-
communicatie gewijzigd en wordt een aanpassing van de
wet van 1991 doorgevoerd. De Inspectie van Financie¨n
en de minister van Begroting hebben dit wetsontwerp
kunnen inkijken en het zou in principe op de Ministerraad
van aanstaande vrijdag moeten worden goedgekeurd.
Ik ben alvast van plan de urgentie te vragen voor de
behandeling van dit wetsontwerp in het parlement. Het is
een technische aangelegenheid die met een beetje geluk
en op voorwaarde dat het ontwerp niet door de Senaat
wordt gee¨voceerd vo´o´r 8 april kan worden afgehandeld.
De heer Yves Leterme (CVP) : Ik dank de minister voor
zijn zeer concreet antwoord. Ik kan uiteraard zeggen dat
wij vanuit de oppositie fel zullen meewerken om die
omzetting te realiseren. Het is een niet-ideologische
materie. Het gaat om een bij uitstek technische materie
die niet onbelangrijk is voor de hele sector.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrij-
ven en Participaties over
de onmogelijkheid om
elektronisch te betalen bij De Post
(nr. 1061)
8
HA 50
COM 124
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Question orale de M. Yves Leterme au ministre des
Te´le´communications et des Entreprises et Participa-
tions publiques sur
l'impossibilite´ de payer par voie
te´le´matique a` La Poste
(n° 1061)</b>
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, bij de bespreking van uw beleids-
nota hebt u het gehad over de modernisering van het
productengamma dat De Post biedt en over het aanbo-
ren van nieuwe markten. De Post beschikt over een
aantal heel geavanceerde, gesofistikeerde producten,
maar als we die toetsen aan de huidige realiteit, stellen
we in alle bescheidenheid vast dat het bedrijf op een
aantal voor de hand liggende terreinen nog niet echt de
mogelijkheden van de bestaande ICT-middelen uitput om
zijn werking optimaal te organiseren.
Concreet gaat het bijvoorbeeld om elektronisch betalen,
via Bancontact of Proton. Dat kan op dit moment niet, wat
eigenlijk toch afsteekt tegen de dynamiek van andere
vormen van detailhandel. Daarom stel ik u vandaag, ten
eerste, de vraag of er plannen bestaan om - naar ik hoop
- elektronisch betalen mogelijk te maken aan de loketten
van De Post via Bancontact en vooral via Proton.
Ten tweede, wil ik vragen hoever het met die plannen
staat - want ik vermoed dat er toch plannen zijn. Zijn er
reeds concrete vooruitzichten op realisatie ? Moeten er
eventueel nog bepaalde beleidsbeslissingen genomen
worden, of is het gewoon een kwestie van uitvoering ?
Indien er geen plannen bestaan, zou ik u willen vragen of
er terzake geen initiatieven genomen kunnen worden. Tot
daar mijn poging om de heer Chabot te evenaren of te
verbeteren in de beknoptheid van vraagstelling.
Minister Rik Daems : Mijnheer de voorzitter, collega's,
wat Proton aangaat, zagen wij bij het begin van deze
legislatuur - dat was in juli 1999 - een overeenkomst tot
stand komen om aan alle loketten van de 1 400 postkan-
toren Protonbetaalterminals te installeren. Bovendien
wordt in de publiekszaal van elk kantoor een Protonlader
gei¨nstalleerd.
Men volgde de logica om mensen met minder baar geld
te laten rondlopen en een aantal verrichtingen van be-
perkte aard te kunnen laten doen via het Protonsysteem.
Eind maart 2000 zou normaal gezien een eerste fase
operationeel moeten worden gemaakt en eind 2000 zou
dit volledig moeten zijn.
Op dit ogenblik is er geen concrete overeenkomst wat
Bancontact/Mister Cash betreft. Dienaangaande heb ik
reeds met de nieuwe afgevaardigd bestuurder van de
Post contact gehad over een hele resem ideee¨n. Uitein-
delijk kan ik als aandeelhouder moeilijk meer doen dan
mijn visie geven op een aantal zaken, zonder een richting
te willen opleggen inzake het beleid van de Post. Een van
de elementen die ik aanhaalde, was de werking van de
bank van de Post. Het lijkt mij logisch om verder te gaan
inzake automatische betaalmogelijkheden, maar het is
aan het bedrijf zelf om dit te bekijken.
De heer Yves Leterme (CVP) : Ik dank de minister voor
zijn concreet en positief antwoord en ik neem aan dat
men de komende maanden zal overgaan tot de ont-
plooiing van de Protonbetaalmogelijkheid in alle 1 400
loketten van De Post. We zullen de implementatie van
deze beslissing opvolgen. Het is alleszins een stap
vooruit in de modernisering van dit bedrijf.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Frieda Brepoels aan
de minister van Telecommunicatie en Overheidsbe-
drijven en Participaties over
de herstructurering van
De Post
(nr. 1075)
Question orale de Mme Frieda Brepoels au ministre
des Te´le´communications et des Entreprises et Parti-
cipations publiques sur
la restructuration de La
Poste
(n° 1075)</b>
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, mijnheer de minister, ik kan kort zijn omdat ik in de
plenaire vergadering van vorige week reeds een aantal
actuele vragen over de problematiek heb kunnen stellen.
Mijnheer de voorzitter, ik hoop dat u bereid bent de
minister ruimschoots de tijd te geven om de stand van
zaken met betrekking tot de herstructurering van De Post
omstandig toe te lichten. Zo niet zou de minister met ons
misschien een afspraak kunnen maken om op een ander
moment dieper op dit onderwerp in te gaan.
Eind november heeft hij ons een toelichting gegeven over
de zeer belangrijke herstructurering bij De Post. Onder-
tussen zijn er bepaalde beslissingen genomen door de
Ministerraad, vooral in verband met het beheer en de
nieuwe raad van bestuur van De Post. Vorige week is via
de pers het Mc Kinsey-plan uitgelekt. Daarin wordt
bekendgemaakt dat 11 000 tot 12 000 mensen zouden
moeten verdwijnen bij De Post.
Mijnheer de minister, wat is de stand van zaken met
betrekking tot de diverse plannen die u hebt toegelicht in
november jongstleden ? Welke rol speelt de nieuwe raad
van bestuur hierin, vermits alle plannen werden opge-
steld onder leiding van de vorige gedelegeerd bestuur-
der ? Wordt de vooropgestelde timing gehaald om op 1
maart de omzetting tot een n.v. van publiek recht te
realiseren ? Wanneer starten de onderhandelingen met
de vakbonden over de maatregelen die werden voorge-
steld ? Welke maatregelen zullen dat uiteindelijk zijn ?
HA 50
COM 124
9
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frieda Brepoels
Op welke termijn zullen zij worden uitgevoerd ? Gezien
de zware erfenis uit het verleden had ik ook graag
vernomen op basis van welke objectieve criteria de
inperking van het personeelsbestand zal worden doorge-
voerd, in de diverse landsgedeelten en personeels-
categoriee¨n. Zal dat niet leiden tot een sociaal conflict
tussen de diverse categoriee¨n ? Hoeveel banen zullen er
uiteindelijk moeten verdwijnen bij de herstructurering ?
U had ons in november beloofd dat hier een debat zou
worden gevoerd over de definitie van universele dienst-
verlening. Wanneer zal dat debat plaatsvinden ?
Ten slotte had u aangegeven dat de omzetting van de
Europese richtlijn door de vorige regering was gebeurd
via een koninklijk besluit. Dat koninklijk besluit werd
gepubliceerd in volle vakantieperiode. De vraag die wordt
gesteld door heel wat sectoren is of, ter vervanging van
het koninklijk besluit van 9 juni 1999, de huidige regering
hieromtrent geen wetsontwerp gaat indienen dat meer in
overeenstemming is met zowel de geleidelijke als de
volledige liberalisering van de postdienst.
Minister Rik Daems : Mijnheer de voorzitter, collega's,
soms lukt het aan het parlement een primeur te geven.
Op de Ministerraad van vorige vrijdag hebben wij inzake
De Post een aantal belangrijke beslissingen genomen. Er
is besloten tot de omvorming van het autonome over-
heidsbedrijf De Post in een n.v. van publiek recht. De
vooropgestelde datum van 1 maart werd behouden.
Mijnheer de voorzitter, soms moet men vooraf wat minder
publiciteit maken, zodat men nadien over de souplesse
beschikt om belangrijke beslissingen met professiona-
lisme en in volle sereniteit te kunnen nemen. De mensen
die vandaag aan het roer van De Post staan, en die we in
de tussenperiode hadden aangesteld, de gedelegeerd
bestuurder en de nieuwe raad van bestuur, worden
overgenomen in de structuur van de n.v. van publiek
recht. Het belangrijke verschil is dat er een aantal nieuwe
statuten worden ingevoerd. Ik wil hierop graag meer
uitgebreid terugkomen op een later ogenblik. Deze sta-
tuten maken het de gedelegeerd bestuurder mogelijk op
een veel efficie¨ntere en professionele manier, met een
directieraad of -comite´, het bedrijf te kunnen besturen. Er
zullen trouwens ook nieuwe mensen worden aangewor-
ven.
Het human-resourcesplan is nog niet klaar. Ik heb u
destijds gezegd dat de regering de omvorming in principe
daaraan had gekoppeld. Ik heb van de regering bekomen
dat dit proces enigszins wordt omgekeerd. Een human-
resourcesplan is noodzakelijk, maar het zal pas kunnen
worden uitgewerkt vanaf september 2000. Bij de onder-
handelingen tussen de gedelegeerd bestuurder en de
vakbonden is overeengekomen de kleine bestaande
CAO uit te breiden en de problemen inzake het nemen
van vakantie op te lossen. In september gaan de grote
onderhandelingen
van
start
en
zal
het
human-
resourcesplan worden uitgewerkt, waarbij ook een ti-
ming, en een financie¨le repercussie voor de volgende
jaren zullen worden bepaald. Voor dit plan is een bedrag
van 12 miljard frank ingeschreven.
Wat het aantal mensen betreft die bij de herstructurering
zijn betrokken en de criteria die zullen worden gehan-
teerd moet ik u verwijzen naar de onderhandelingen. In
mijn antwoord in de plenaire vergadering heb ik trouwens
aangegeven dat het hier een theoretische oefening be-
trof, die het gevolg was van het Masterplan. Het is
evenwel duidelijk dat het personeelsbestand van De Post
op een behoorlijke manier zal moeten worden ingekrom-
pen over een aantal jaren, teneinde het bedrijf concur-
rentieel te maken. Ik wens mij als aandeelhouder niet te
mengen in die onderhandelingen.
De omvorming van dit bedrijf, dat een enorme operatie is
geweest, heeft in alle sereniteit en met veel professiona-
lisme kunnen plaatsvinden. Dat stemt mij tot fierheid.
Bovendien heb ik het geluk gehad de juiste mensen te
kunnen vinden, zowel voor de functie van gedelegeerd
bestuurder als voor de hele raad van bestuur van De
Post. Het werk dat bij De Post momenteel wordt geleverd
is mijns inziens van zeer goede kwaliteit. Ik heb overi-
gens in een Franstalige krant mogen lezen dat de baas
van de Franstalige socialistische vakbond De Post en
haar directie feliciteert met de wijze waarop heel deze
hervorming is gebeurd. Ik vind dat zeer hoopgevend,
rekening houdend met het feit de omvorming van dit
bedrijf ertoe strekt zich te kunnen positioneren in de
markt.
Ten slotte, wat uw opmerking inzake de omzetting van de
richtlijn betreft, kan ik u meedelen dat de Ministerraad mij
heeft gemachtigd om het bestaande koninklijk besluit, dat
een aantal minder goede punten bevat, te wijzigen. Er zal
rekening worden gehouden met de opmerkingen van de
Raad van State en van de Europese Commissie, zonder
afbreuk te doen aan de vooropgestelde timing, die door
de Europese Commissie is opgelegd, met het oog op de
liberalisering van de markt. Het is evenwel mijn intentie
om hoe dan ook een Postwet uit te werken. Dat zal
waarschijnlijk in twee fasen gebeuren. Er zal een eerste
kleine wijziging komen om de grootste problemen die met
de omvormingsprocedure kunnen gepaard gaan, weg te
werken. Nadien zal ik een ontwerp van wet aan de Kamer
voorleggen ter bespreking.
Het is mijn intentie de gedelegeerd bestuurder van De
Post hier een uiteenzetting te laten geven over de
toekomst van De Post, wat wellicht interessant is voor de
leden van deze commissie. Deze vergadering kan, net
zoals de vorige keer, achter gesloten deuren plaatsvin-
den, aangezien de concurrentie over onze schouder
meekijkt.
De voorzitter : Mijnheer de minister, u zult welkom zijn.
10
HA 50
COM 124
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Minister Rik Daems : Ik wil nog even de commissie, het
gehele parlement, mijn collega's in de regering en de
vakbonden danken voor de wijze waarop wij deze trans-
formatie hebben kunnen doorvoeren. U mag niet verge-
ten dat het hier om een bedrijf gaat met meer dan 40 000
mensen en een omzet van meer dan 80 miljard frank, in
een zeer moeilijke marktsituatie. Ik denk dat iedereen
heeft begrepen dat het een zaak van algemeen belang
was. Daarom vind ik het belangrijk dat deze woorden van
dank in de annalen van de Kamer terug te vinden is.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de minis-
ter, ik wil graag op uw voorstel ingaan. Wanneer zal die
toelichting plaatsvinden ?
Minister Rik Daems : Binnen enkele weken.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, kunt u dat reeds opnemen in de agenda ? De
minister zegt wel dat wij als aandeelhouder niet zoveel te
maken hebben met de herstructurering van De Post,
maar het is belangrijk dat wij worden gei¨nformeerd over
de serviceverlening in de toekomst. Mijnheer de minister,
u hebt niet gezegd wanneer het debat over de universele
dienstverlening zal plaatsvinden.
Minister Rik Daems : Op het ogenblik dat de wet in het
parlement wordt besproken, kan de hele discussie inzake
De Post eventueel worden uitgebreid tot andere domei-
nen.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Ik wil het nog even
hebben over de wijziging van de timing inzake het
HRM-plan. In uw uiteenzetting van november had u
gezegd dat dit plan eind februari klaar zou zijn. Ik heb via
de pers begrepen dat de heer Rombouts heeft beslist om
die onderhandelingen pas in september aan te vatten.
Betekent dat dan dat de nieuwe raad van bestuur een
eigen visie ontwikkelt over de herstructurering ? De keu-
zes die men voor de toekomst zal maken zijn zeer
belangrijk. In het buitenland, vooral in Nederland, zijn er
een aantal voorbeelden die op dit ogenblik te weinig ter
sprake komen. Het zou goed zijn mocht men de tijd
daarvoor nemen, teneinde tot goede beslissingen te
komen.
Minister Rik Daems : Het is evident dat het feit dat er een
nieuwe raad van bestuur en een nieuwe directie is, tot
een nieuwe dynamiek met de vakbonden heeft geleid. In
overleg tussen werkgever en werknemer is besloten dat
de werkwijze wordt aangepast. Men wil eerst een aantal
kleine problemen oplossen en nadien een groter geheel
aanpakken.
De
implementatie
van
een
human-
resourcesplan zal pas begin volgend jaar gebeuren. Op
het
terrein
zal
er
niets
veranderen,
enkel
de
onderhandelingsdynamiek is gewijzigd. Wat de inhoud
betreft, zal de raad van bestuur ongetwijfeld een eigen
mening formuleren, gezien de kwaliteit van de leden
ervan.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de M. Olivier Chastel au ministre des
Te´le´communications et des Entreprises et Participa-
tions publiques sur
l'insalubrite´ inquie´tante dans le
Ba^timent des Finances a` Charleroi (n° 1091)</b>
Mondelinge vraag van de heer Olivier Chastel aan de
minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrij-
ven en Participaties over
de verontrustende onrein-
heid in het Financie¨ngebouw te Charleroi
(nr. 1091)
M. Olivier Chastel (PRL FDF MCC) : Monsieur le pre´si-
dent, monsieur le ministre, il semble que soient apparus
diffe´rents cas troublants d'e´pide´mies inexplicables, de
troubles de sante´ d'origine virale ou microbienne, qui se
seraient solde´s a` l'une ou l'autre reprise par des de´ce`s
au sein du personnel des premier et deuxie`me bureaux
des hypothe`ques situe´s au rez-de-chausse´e du ba^timent
des Finances a` Charleroi. Cette concentration particu-
lie`re de maladies, voire de de´ce`s, plonge naturellement
la cinquantaine de personnes he´berge´es dans ce ba^ti-
ment dans le de´sarroi. Il semble que l'origine de ces
phe´nome`nes se situe dans de tre`s mauvaises conditions
de salubrite´ de ces lieux de travail. Le service me´dical du
ministe`re de la Sante´ publique n'aurait rien trouve´ d'anor-
mal. Les services de pre´vention et de protection du
travail sont pre´venus depuis plusieurs mois sans qu'ils
semblent avoir re´agi. Le conservateur des hypothe`ques
s'est lui-me^me indigne´ de travailler dans des conditions
pe´nibles et dangereuses. Le personnel concerne´ est
donc effraye´. Il semble qu'une enque^te approfondie
s'impose, tout comme des analyses de laine de roche et
de l'air ambiant des lieux concerne´s.
L'absence de re´action de la hie´rarchie et des services
spe´cialise´s interloque l'ensemble des personnes concer-
ne´es.
Il aura fallu qu'un article de presse e´voque la question
pour que des responsables de l'e´conomat et de la Re´gie
des ba^timents prennent quelques mesures partielles.
Toutefois, sur le fond, rien ne semble re´solu.
Par ailleurs, il semble que des pathologies inquie´tantes
soient e´galement signale´es dans les e´tages de cet
immeuble, notamment aux cinquie`me et sixie`me ni-
veaux.
Evidemment, chacun garde a` l'esprit les ravages qu'a
cause´s l'amiante dans les bureaux. Dans ce cas-la`, il a
fallu des anne´es et de nombreux de´ce`s suspects ou
ave´re´s avant que ce proble`me soit pris en conside´ration
par les autorite´s de l'e´poque.
HA 50
COM 124
11
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Olivier Chastel
Le ministre peut-il me dire si ses services ont porte´ a` sa
connaissance le proble`me de sante´ en question ? Et
peut-il me dire si des analyses ont e´te´ faites ou d'autres
mesures prises ?
M. Rik Daems, ministre : Monsieur le pre´sident, chers
colle`gues, la Re´gie des ba^timents est responsable de
l'he´bergement des agents publics. Mais une fois qu'ils
sont loge´s, c'est le de´partement responsable qui doit
veiller a` ce que les conditions de travail soient correctes.
Dans ce cas-ci, la proble´matique de l'usage des locaux,
de leur entretien, de l'hygie`ne du personnel et de tous les
appareils utilise´s est de la compe´tence de mon colle`gue
des Finances. Je l'ai interroge´, mais il n'a pas pu, a` ce
stade, me fournir d'e´le´ments nouveaux par rapport a`
ceux que je vais vous exposer.
J'ai envoye´ des agents de la Re´gie des ba^timents sur
place afin de s'enque´rir de la situation. Il a pu e^tre
constate´ qu'il s'agit d'un local de 300 m
2
occupe´ par un
nombre e´leve´ d'agents, dont une partie importante de
fumeurs. Il y a effectivement un manque d'entretien. J'ai
transmis cette remarque a` mon colle`gue des Finances
car il lui revient de re´soudre ce proble`me.
Le ba^timent en tant que tel date de 1990 - il est donc
assez re´cent - et les mate´riaux utilise´s ne peuvent
normalement pas provoquer de proble`mes de sante´. En
effet, il y a des milliers de ba^timents de ce type.
Par ailleurs, nous n'avons pas e´te´ informe´s d'un pro-
ble`me de sante´ dans les niveaux supe´rieurs du ba^timent.
Par conse´quent, on ne peut donc incriminer la qualite´ du
ba^timent me^me. Ce n'est pas de la` que pourrait surgir un
proble`me de sante´.
En outre, le ba^timent n'est pas e´quipe´ d'un syste`me de
conditionnement d'air. Donc, me^me s'il y a eu un pro-
ble`me de bacte´ries ou de virus, il n'y a pas eu de courant
d'air qui aurait pu les diffuser.
Les e´le´ments que j'ai en mains aujourd'hui ne me
laissent a` aucun moment penser qu'il y a une corre´lation
entre les proble`mes de sante´ des agents et la situation
effective dans le ba^timent.
Cela dit, les inquie´tudes des agents publics ne me
laissent pas de marbre. J'ai donc demande´ a` la Re´gie
des ba^timents de se rendre une nouvelle fois sur place
pour e´tudier les mate´riaux de construction.
A ce stade de mon information, je pense qu'il s'agit d'une
coi¨ncidence. Mais je ne classe pas ce dossier. Je ne
voudrais en effet pas cre´er un mouvement de panique au
sein du service concerne´.
M. Olivier Chastel (PRL FDF MCC) : Monsieur le pre´si-
dent, je remercie le ministre pour l'inte´re^t qu'il porte a` ce
proble`me. Pourrais-je lui demander de me tenir informe´
par e´crit des re´sultats des contro^les effectue´s par les
agents de la Re´gie des ba^timents ?
Par ailleurs, je poserai la me^me question au ministre des
Finances afin de m'enque´rir de ses intentions quant a`
l'entretien du ba^timent.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Question orale de M. Olivier Chastel au ministre des
Te´le´communications et des Entreprises et Participa-
tions publiques sur
les manquements, par La Poste,
au respect du client
Mondelinge vraag van de heer Olivier Chastel aan de
minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrij-
ven en Participaties over
het gebrek aan respect
voor de klant vanwege De Post
(nr. 1098)
M. Olivier Chastel (PRL FDF MCC) : Monsieur le pre´si-
dent, monsieur le ministre, l'activite´ principale de La
Poste reste la distribution du courrier. En 2003, le marche´
sera libe´ralise´. Dans cette optique, La Poste proce`de a`
diverses restructurations, qui ne sont d'ailleurs pas ter-
mine´es. Une nouvelle philosophie prend corps.
Toutefois, il semble qu'un cocktail de´tonnant, compose´
d'anciennes pratiques bureaucratiques et des effets des
restructurations, a pour conse´quence que l'on de´laisse
re´gulie`rement le client usager, qui ne fait en l'occurrence
pas partie d'un groupe commercial inte´ressant pour La
Poste. Ainsi, a` la lecture du rapport annuel du service de
me´diation de La Poste, nous avons pu relever un nombre
significatif de dysfonctionnements.
Le premier que je voudrais aborder est le fait que La
Poste semble e^tre de tre`s mauvaise volonte´ pour infor-
mer pre´alablement le public des diverses modifications
qui interviennent. Cette pratique est contraire aux dispo-
sitions de l'article 144 de la loi du 21 mars 1991 portant
re´forme de certaines entreprises publiques et de l'article
4 du contrat de gestion de La Poste conclu en 1997.
Il en va de me^me pour les modifications a` la charte des
consommateurs. Malgre´ les nombreuses modifications
intervenues depuis son adoption, ce texte, publie´ en
1996, n'a, a` ma connaissance, toujours pas fait l'objet de
mises a` jour.
12
HA 50
COM 124
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Olivier Chastel
Le deuxie`me proble`me apparaissant dans le rapport du
service de me´diation de La Poste vise le respect insuffi-
sant des consignes de se´curite´ lors du paiement des
titres. Sont vise´s ici les encaissements frauduleux sou-
vent conse´cutifs au vol des sacs postaux en surcharge
laisse´s en de´po^t dans des endroits non se´curise´s.
Le troisie`me aspect que je voudrais aborder est la
suppression de l'assurance couvrant la perte d'envois
contre remboursement. Cette mesure risque de peser
lourdement dans la balance en 2003, lorsque les servi-
ces seront libe´ralise´s. De plus, La Poste n'a pas averti les
usagers de cette mesure avant son entre´e en application
comme l'y oblige le contrat de gestion.
En fait, la confusion la plus totale re`gne. En 1998, La
Poste a publie´ ses modifications tarifaires avec un mois
de retard par rapport a` leur mise en application, et sans
mentionner la suppression de l'assurance. Pour sa part,
la charte des consommateurs n'a pas e´te´ mise a` jour et
contient toujours une disposition qui dit que La Poste
indemnise les de´posants d'envois contre remboursement
e´gare´s au service inte´rieur dont le montant est de
maximum 20 000 francs. Quant aux bureaux de poste
eux-me^mes, ils ont rec¸u une bre`ve information dans une
circulaire de janvier 1998 sous le titre
tarifs postaux, ou`
figure la mention de ce que l'assurance est supprime´e,
mais dans un paragraphe qui ne concerne que les
encaissements supe´rieurs a` 100 000 francs. Cela porte
donc a` confusion.
Le quatrie`me point vise des plaintes souvent enregis-
tre´es au sujet des pertes, spoliations, avaries, aussi bien
d'envois recommande´s que d'envois ordinaires, et plus
particulie`rement de paquet ordinaires, me^me quand ils
sont de grande dimension. Rappelons que la distribution
est le me´tier de base de La Poste. Dans la perspective de
la libe´ralisation de 2003, il est impe´ratif que la confiance
du client ne s'e´rode pas. La qualite´ du service est
pourtant souvent de´faillante a` cet e´gard.
Le dernier point que je voudrais aborder est le fait que de
nombreux dysfonctionnements seraient progressivement
re´duits a` ne´ant si La Poste respectait un point de son
contrat de gestion qui pre´voit qu'elle doit disposer d'une
proce´dure transparente, simple et peu one´reuse pour le
traitement des re´clamations des clients. Elle doit publier
annuellement le nombre de re´clamations et la fac¸on dont
elles sont traite´es. Dans la pratique, il n'en est rien. La
Poste n'a publie´ aucun re´sultat pour 1997 et 1998. Et
me^me si elle le faisait, il semble qu'il existe une culture
d'entreprise qui empe^che la re´colte et le traitement
correct des re´clamations. On e´voque des re´clamations
non re´pertorie´es ou volontairement soustraites a` la
connaissance de la direction.
Il s'agit la` d'un dysfonctionnement important. Le service
de me´diation est lui-me^me parfois mis dans l'incapacite´
d'agir. Je pense plus particulie`rement a` une circulaire
interne de 1997, toujours en vigueur, qui permet de ne
pas fournir au me´diateur les pie`ces de dossiers qualifie´es
de confidentielles ou qui n'engendreraient pas la respon-
sabilite´ de La Poste.
Le ministre peut-il de`s lors expliquer pourquoi il est tole´re´
que La Poste ne respecte pas ses obligations le´gales et
contractuelles en matie`re d'information, ainsi qu'en ma-
tie`re de gestion des plaintes ? De plus, les recomman-
dations du service de me´diation en matie`re d'envois
contre remboursement et en matie`re d'indemnisation des
clients le´se´s par la faute de La Poste elle-me^me ont-elles
e´te´ suivies d'effets ?
M. Rik Daems, ministre : Monsieur le pre´sident, chers
colle`gues, La Poste connai^t en ce moment un processus
profond de transformation. D'entreprise autonome publi-
que, elle devient peu a` peu une entreprise normale
oriente´e vers les clients.
En re´ponse a` vos questions, je puis d'ores et de´ja` vous
dire qu'il est intole´rable que les contrats et les obligations
le´gales - notamment l'article 144 de la loi du 21 mars
1991 qui pre´voit la publication des modifications aux
contrats ou aux re´glementations qui concernent le client
- ne soient pas respecte´s.
J'avoue avoir demande´ des explications a` La Poste.
Celles que j'ai rec¸ues a` ce jour ne me satisfont pas. Je
vais donc a` nouveau prendre contact avec La Poste afin
d'obtenir plus de de´tails, et surtout des re´ponses claires
en ce qui concerne sa responsabilite´ pour les envois
clos, etc. En effet, j'avoue e^tre actuellement dans l'inca-
pacite´ de re´pondre pre´cise´ment a` vos questions.
Par ailleurs, lorsque nous avons discute´ de la loi de 1991,
il me paraissait important de scinder la me´diation de
l'entreprise elle-me^me. J'entamerai donc prochainement
ce de´bat, qui concernera tant Belgacom que La Poste. Je
vous propose donc de reporter tous les arguments de
principe a` ce de´bat.
J'espe`re qu'entre-temps, j'aurais rec¸u de plus amples
informations de La Poste afin de donner la re´ponse
ade´quate a` vos questions.
Enfin, e´tant le ministre de tutelle de La Poste, je dois
vous pre´senter mes excuses de ne pas e^tre a` me^me de
re´pondre clairement a` toutes vos questions.
M. Olivier Chastel (PRL FDF MCC) : Monsieur le pre´si-
dent, le moins que je puisse dire, c'est que je remercie le
ministre pour sa franchise.
Puisque le rapport des me´diateurs de La Poste date de´ja`
de quelques mois, nous n'en sommes plus a` quelques
semaines pre`s. J'attendrai donc les re´ponses.
HA 50
COM 124
13
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Olivier Chastel
Et comme le ministre a e´voque´ cet aspect-la` des choses,
je voudrais dire qu'il y a effectivement beaucoup de
choses a` faire dans le domaine des services de me´dia-
tion, que ce soit pour La Poste ou pour Belgacom, dans
la mesure ou` ces services manquent totalement d'inde´-
pendance et de moyens. Il est important de revoir la
conside´ration a` apporter a` un tel service de seconde
ligne qui traite les plaintes vis-a`-vis de ce type d'institu-
tions.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van de heer Ludo Van Campen-
hout aan de minister van Telecommunicatie en Over-
heidsbedrijven
en
Participaties
over
de niet-
overdraagbaarheid van telefoonnummers ingeval
van verandering van telefoonmaatschappij
(nr. 1112)
Question orale de M. Ludo Van Campenhout au
ministre des Te´le´communications et des Entreprises
et Participations publiques sur
le caracte`re non
transfe´rable des nume´ros de te´le´phone en cas de
changement de socie´te´ de te´le´phonie
De heer Ludo Van Campenhout (VLD) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, zoals u weet
komt er gelukkig concurrentie in het telecomlandschap.
Voorlopig is die concurrentie nog enigszins gehinderd
door het feit dat men een telefoonnummer niet kan
meenemen naar een nieuwe operator. Dat is voor vele
mensen vervelend. Daardoor wordt vooral de vroegere
monopolist Belgacom sterk bevoordeeld. Om concurren-
tie mogelijk te maken zou dus dringend de overdraag-
baarheid van telefoonnummers moeten worden gereali-
seerd, wat trouwens door Europese regelgeving is
opgelegd. De vorige regering had beloofd dit te regelen
tegen 31 juli 2000. Mijnheer de voorzitter, wat is de stand
van zaken in dit dossier ? Wie zal de kosten dragen met
betrekking tot de overdraagbaarheid ?
Minister Rik Daems : Mijnheer de voorzitter, collega's, ik
zal een kort en duidelijk antwoord geven op een korte en
duidelijke vraag. De oorspronkelijke wet bepaalde dat dit
zou worden geregeld tegen 31 juli 2000. Ik heb dat
gewijzigd in 1 januari 2000, waarbij wij nu weliswaar in
een startfase zitten. Momenteel gebeurt de overdraag-
baarheid manueel, aan een tempo van 90 nummers per
dag. Deze operaties zullen volledig automatisch gebeu-
ren - zonder enige restrictie inzake volume - op 1 mei. Op
dit ogenblik wijst niets erop dat deze datum niet haalbaar
zou zijn.
In voorbereiding van de verdeling van de kosten zal ik
binnenkort een koninklijk besluit publiceren. Er zijn ver-
schillende soorten kosten : de installatiekosten van het
systeem, waarbij iedereen zijn eigen kosten draagt, de
installatiekosten per lijn, die gedragen worden door de
ontvanger, de kosten van de referentiedatabank, die door
de operatoren op proportionele basis zullen worden
gedeeld en de kosten per oproep - het raadplegen van de
databank en de transit -die worden gedragen door de
operator op wiens net het verkeer wordt gegenereerd.
Zoals u merkt gaat het hier om zeer duidelijke gegevens.
Ik zal ze u overhandigen zodat er geen misverstanden
terzake kunnen ontstaan. Het is belangrijk dat deze
elementen ook worden opgenomen in het koninklijk
besluit, omdat ze praktische repercussies op de markt
hebben.
De voorzitter : Wij zullen deze informatie onmiddellijk
overmaken aan alle leden van deze commissie.
De heer Ludo Van Campenhout (VLD) : Mijnheer de
minister, ik dank u omdat u de overdraagbaarheid van de
nummers vervroegd hebt willen invoeren, zodat de bur-
gers van dit land sneller zullen kunnen genieten van de
verhoogde concurrentie op de telecommarkt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Guido Tastenhoye aan
de minister van Telecommunicatie en Overheidsbe-
drijven en Participaties over
de kostprijs voor de
opleiding tot stewardess bij Sabena en de financie¨le
discriminatie terzake van de Vlaamse kandidaten
(nr. 1113)
Question orale de M. Guido Tastenhoye au ministre
des Te´le´communications et des Entreprises et Parti-
cipations publiques sur
le cou^t de formation d'ho^-
tesse de l'air a` la Sabena et la discrimination finan-
cie`re de candidats flamands
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, uit goede bron heb ik
vernomen dat de opleiding tot airhostess bij Sabena aan
de kandidaten de ronde som van 80 000 frank kost. Dat
blijkt trouwens ook uit een interview met een kandidaat-
airhostess, dat is verschenen op 9 februari 2000 in de
Gazet van Antwerpen. De Vlaamse kandidaten moeten
deze som uit eigen zak betalen, wat meestal betekent dat
de ouders deze som moeten ophoesten. De Franstalige
kandidaten daarentegen, zouden dit bedrag terugbetaald
krijgen via een soort van studiebeurs, betaald door de
Franstalige dienst voor arbeidsbemiddeling FOREM.
Mijnheer de minister, welke maatregelen hebt u genomen
om deze onaanvaardbare financie¨le discriminatie tussen
Vlaamse kandidaat-airhostessen en hun Franstalige
collega's tegen te gaan ? Daarenboven heb ik vernomen
14
HA 50
COM 124
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Guido Tastenhoye
dat de kinderbijslag tijdens de stageperiode bij Sabena
zou worden ingehouden en zelfs achteraf zou worden
teruggevorderd, hoewel de kandidaten tijdens hun sta-
geperiode geen loon ontvangen. Integendeel, ze moeten
80 000 frank betalen, althans de Vlamingen, wat een
zware financie¨le aderlating is. Hebt u maatregelen geno-
men, eventueel in samenspraak met uw collega van
Sociale Zaken, om deze inhouding van de kinderbijslag
tijdens de stageperiode bij Sabena ongedaan te maken ?
Minister Rik Daems : Mijnheer de voorzitter, collega's,
uw eerste vraag was of ik maatregelen heb genomen om
dit verschil in financie¨le tussenkomst weg te werken. Het
antwoord is neen. Dat behoort immers niet tot mijn
bevoegdheden. Als men aanvaardt een land te zijn waar
een aantal bevoegdheden worden geregionaliseerd, leidt
dit uiteraard tot verschillende situaties in de beide lands-
gedeelten. Men kan ze vervelend vinden of ze betreuren,
maar het is een beleidsoptie van de bevoegde instanties.
U kunt van mij niet verlangen dat ik de Grondwet
overtreed, mijnheer Tastenhoye. Ik heb, net zoals u,
getrouwheid aan de Grondwet - en aan al zijn rechten en
vrijheden - gezworen.
Ik heb mij uiteraard wel gei¨nformeerd over deze zaak. Elk
jaar richt Sabena een verzoek terzake tot FOREM en de
VDAB. De VDAB heeft daarop nooit gereageerd en
FOREM een aantal keren wel, vandaar de situatie die u
hebt geschetst. Men heeft mij evenwel gemeld dat vanaf
1 januari 2000 ook FOREM dit bedrag niet meer zou
terugbetalen. Het verschil in behandeling zou dus op dit
ogenblik niet meer bestaan. Wenst u toch bijkomende
stappen te ondernemen, dan suggereer ik u dat u uw
collega's in de desbetreffende parlementen contacteert
om de zaak daar aan te kaarten. Het is hoe dan ook niet
gezond om over de bevoegdheidsgrenzen heen hierover
een debat te starten.
Wat de tweede zaak betreft, heb ik gevraagd hierover
een gesprek te hebben met mijn collega van Sociale
Zaken. Als uw stelling correct is - wat mij vandaag niet
duidelijk is - moet een oplossing worden gevonden. Het
lijkt mij vrij bizar dat er inhoudingen op de kinderbijslag
zouden gebeuren als men bijvoorbeeld stage doet.
Mocht dat inderdaad zo zijn, dan gaat het om een besluit
van de Rijksdienst voor Kinderbijslag, dat bepaalde wet-
telijke grondslagen heeft. Zodra ik over de juiste informa-
tie beschik zal ik ze overmaken aan de voorzitter, die ze
op zijn beurt zonder enige twijfel aan u en andere leden
van de commissie kan overmaken.
De voorzitter : Mijnheer de minister, ik doe dat altijd
zonder enige twijfel en zonder enige terughoudendheid.
Zonder mij te mengen in het debat, u hebt terzake
inderdaad geen bevoegdheid, maar de regering kan altijd
stappen doen. Het Arbitragehof is er een van. Ik herinner
mij dat in bepaalde materies, in een niet zo ver verleden,
de regering dienaangaande niet heeft geaarzeld.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Ik verneem
tot mijn vreugde dat die discriminatie zou zijn wegge-
werkt en FOREM het bedrag van 80 000 frank ook niet
meer zou terugbetalen. Mij lijkt het toch aangewezen dat
men maatregelen zou nemen. Ik kan mij voorstellen dat
het voor een arbeidersgezin, waar verscheidene kinde-
ren zijn, niet zo vanzelfsprekend is om 80 000 frank op te
hoesten. Mijnheer de minister, ik ken uw positieve inge-
steldheid. Misschien kunt u bij uw Vlaamse en Fransta-
lige collega aandringen opdat voor de twee lands-
gedeelten dat bedrag van 80 000 frank door de VDAB en
door FOREM zou worden terugbetaald. Dat lijkt mij billijk.
Minister Rik Daems : Ten eerste, mijn bijdrage zou erin
kunnen bestaan dat ik een initiatief neem om deze
aangelegenheid terug federaal te maken. Aangezien ik
evenwel op een aantal vlakken een vrij overtuigd Vlaming
ben lijkt mij dat niet de juiste weg te zijn.
Ten tweede, als men hierover een debat aangaat, kan
men voortdurend op federaal niveau allerhande vergelij-
kingen maken, die men als terecht of onterecht kan
aanwijzen. Als wij het lijstje zouden afgaan van de
belastingen die regionaal worden geheven en de premies
die worden toegekend, zou het een zeer lang debat
worden en zouden wij eigenlijk de regionalisering van
een aantal bevoegdheden as such in vraag stellen. Ik kan
mij niet indenken dat dat de bedoeling is.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Ludo Van Campen-
hout aan de minister van Telecommunicatie en Over-
heidsbedrijven en Participaties over
de verdeling
van Lotto-gelden
(nr. 1134)
Question orale de M. Ludo Van Campenhout au
ministre des Te´le´communications et des Entreprises
et Participations publiques sur
la distribution de la
cagnotte du Lotto
De heer Ludo Van Campenhout (VLD) : Mijnheer de
minister, collega's, dit weekend hebben de kranten nogal
uitgebreid bericht over de toekenning van 75 miljoen
frank Lotto-gelden aan de stad Antwerpen voor de reno-
vatie van het Olympisch stadion van het Kiel. Het betreft
een dossier van de vorige regering. Ook andere steden
hebben 75 miljoen frank Lotto-gelden gekregen in het
verleden, voor Euro 2000, een zogenaamd publiek be-
lang. De stad Antwerpen heeft beslist niet aan Euro 2000
deel te nemen. Van het publiek belang is dus geen
sprake. Deze gelden komen ten goede aan een club.
Mijnheer de minister, vooropgesteld dat de kranten-
berichten in overeenstemming zijn met de genomen
beslissingen, wat waren de criteria voor het toekennen
HA 50
COM 124
15
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Ludo Van Campenhout
van die middelen aan deze club ? Wordt er gestreefd
naar een zeker evenwicht in het toekennen van de
Lotto-middelen ? Meent u niet dat de toekenning van
dergelijke bedragen aan clubs de concurrentie met be-
trekking tot de exploitatie van die clubs zou kunnen
schaden ?
Minister Rik Daems : Mijnheer de voorzitter, collega's,
vorige vrijdag heb ik aan de Ministerraad een vooront-
werp van winstverdeling van de Nationale Loterij voorge-
legd. De procedure bestaat erin dat het regionale deel
van dit voorontwerp wordt besproken met de regio's.
Daarna wordt het voorgelegd aan de Ministerraad. In de
praktijk betekent dit dat het federale luik effectief verwor-
ven is.
In dit voorontwerp is een bedrag van 18 750 000 frank
ingeschreven voor een Olympisch museum, een project
dat door de stad Antwerpen aan de Loterij was voorge-
legd en betrekking heeft op
den Beerschot. Er is ook
een bedrag van 75 miljoen frank ingeschreven voor de
veiligheid van sportmanifestaties. Terwijl men vroeger de
algemene terminologie
veiligheid hanteerde, is nu het
aspect
veiligheid sportmanifestaties ingebouwd. An-
dere clubs van diverse pluimage kunnen hierop ook
aanspraak maken door projecten in te dienen. Dit sys-
teem maakt het mogelijk bepaalde evenwichten die mis-
schien in het Antwerpse nodig zijn, tot stand te brengen.
Uiteraard moeten de projecten van goede kwaliteit zijn en
een aantal algemene belangen dienen.
Een ander element dat meespeelt in dit dossier is dat wij
de engagementen die de vorige regering heeft aange-
gaan niet zomaar naast ons kunnen neerleggen.
De heer Ludo Van Campenhout (VLD) : Mijnheer de
minister, ik dank u voor uw antwoord. Toch vraagt het nog
enige toelichting. U hebt het over 18 miljoen frank, terwijl
de kranten spreken over 75 miljoen frank voor de reno-
vatie van een Olympisch museum.
Minister Rik Daems : Als men het bedrag dat ik heb
geciteerd vermenigvuldigt met 4, komt men tot 75 miljoen
frank. Het is immers een project dat verscheidene jaren
bestrijkt. Het is mijn intentie - uiteraard onder voorbehoud
van het goedkeuren door de Ministerraad van het ont-
werp van winstverdeling - dat het budget dat nu wordt
ingeschreven voor de veiligheid van sportmanifestaties
ook op jaarbasis zou kunnen bestaan. Mijns inziens is het
een project waaraan de Loterijmiddelen goed zouden zijn
besteed, gezien de grote concentratie van mensen bij
sportmanifestaties en het feit dat veiligheid een federale
materie is, waaraan wij de nodige aandacht moeten
besteden.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de M. Jean-Marc Delize´e au ministre
des Te´le´communications et des Entreprises et Parti-
cipations publiques sur
l'e´tat d'avancement du pro-
jet de construction d'un Centre des Finances a` Phi-
lippeville
Mondelinge vraag van de heer Jean-Marc Delize´e aan
de minister van Telecommunicatie en Overheidsbe-
drijven en Participaties over
de voortgang der wer-
ken van het Financie¨ncentrum te Philippeville
(nr. 1135)
M. Jean-Marc Delize´e (PS) : Monsieur le pre´sident,
monsieur le ministre, chers colle`gues, il y a de´ja` quatre
ans, le ministre des Finances de´cidait, dans le cadre de
la restructuration de l'administration des Finances, de
cre´er un Centre de contro^le des Finances a` Philippeville.
Par la me^me occasion, il e´tait de´cide´ de rassembler
diffe´rents services qui e´taient disse´mine´s dans la re´gion
environnante. L'intention e´tait donc de construire un
nouvel immeuble sur l'ancien site des casernes militai-
res, qui constitue aujourd'hui un chancre dans la ville de
Philippeville.
Ce dossier n'a e´volue´ que tre`s lentement parce que le
ministe`re des Finances a tarde´ a` communiquer a` la
Re´gie des ba^timents les besoins spe´cifiques en fonction-
naires et en superficie utile. Cela a e´te´ fait de´but 1998 et,
en mai 1999, le ministre Flahaut s'est rendu a` Philippe-
ville afin de pre´senter une premie`re esquisse du futur
Centre de contro^le des Finances. Depuis lors, le dossier
n'a plus progresse´ et les mandataires de la ville de
Philippeville ne rec¸oivent plus d'informations a` ce sujet.
Je crois savoir que des contacts avaient e´te´ pris avec le
service de l'Urbanisme de Namur pour ve´rifier si aucun
proble`me ne se posait vu l'importance de cet immeuble
au centre de Philippeville.
A pre´sent, la crainte existe que ce projet soit remis en
cause e´tant donne´ qu'aucune information ne nous par-
vient plus a` son e´gard. De`s lors, pourriez-vous nous
confirmer le maintien de ce projet ? Cela serait de nature
a` rassurer les forces vives de la re´gion. Avez-vous
connaissance de l'e´tat des ne´gociations entreprises en-
tre la Re´gie des ba^timents et les services de l'Urbanisme
de la Re´gion wallonne ? Pouvez-vous nous communi-
quer le calendrier actualise´ relatif a` la construction de cet
immeuble ? Votre pre´de´cesseur avait estime´ que l'adju-
dication aurait lieu dans le courant du second semestre
de l'anne´e 2000. Ce de´lai est-il toujours d'actualite´ ? S'il
existe des divergences importantes entre vos services et
ceux de l'Urbanisme, seraient-elles de nature a` remettre
en cause la construction de l'immeuble ?
M. Rik Daems, ministre : Monsieur le pre´sident, chers
colle`gues, en mai 1999, mon pre´de´cesseur a effective-
ment pre´sente´ au colle`ge e´chevinal de Philippeville une
premie`re esquisse. L'urbanisme a e´mis certaines remar-
16
HA 50
COM 124
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Rik Daems
ques -il s'agissait entre autres du traitement de l'angle du
ba^timent, du maintien d'un ba^timent dans l'i^lot, de l'ab-
sence de prise en compte du trace´ d'une ruelle existant
au Moyen-Age, de la non-implication de logements so-
ciaux, etc. Le 16 aou^t 1999, la Re´gie a demande´ la
de´livrance d'un certificat d'urbanisme 2, un CU2, que l'on
attend toujours aujourd'hui. On ne peut donc rien faire en
ce moment parce que, quand on le rec¸oit, il se peut que
l'on doive rene´gocier, en fonction des remarques e´ven-
tuelles. Il faudra donc attendre de voir ce qui passe. Si
besoin en est, on pourrait envisager d'introduire un
recours aupre`s de la Re´gion wallonne. Le temps perdu -a`
cause du moulin administratif- pour l'obtention du certifi-
cat d'urbanisme se refle`te malheureusement sur le ca-
lendrier initial, que je compte garder malgre´ tout. Le seul
proble`me qui pourrait effectivement se poser, c'est que
les remarques de l'urbanisme aient un effet
exube´rant
sur le prix du projet. Dans ce cas-la` uniquement, j'envi-
sagerai de modifier le projet. Aucune autre hypothe`se ne
me semble suffisamment importante pour ne pas pouvoir
garder le projet tel qu'il est.
Donc, si les forces vives, comme on peut les appeler,
pouvaient re´percuter leur voeu aupre`s de ces gens qui
doivent l'entendre, cela m'aiderait beaucoup pour pou-
voir mener la politique que je me`ne de´ja` depuis le de´but
en ce qui concerne la Re´gie des ba^timents. Je veux
achever les projets commence´s. Cela ne sert a` rien de
vouloir modifier tout a` tout moment et de penser qu'on va
mener une autre politique parce qu'un ba^timent qui a par
exemple 10 vitres maintenant en aura 12. Donc, je
compte terminer les projets commence´s dans les limites
du possible... et dans les limites du budget.
J'espe`re que l'e´le´ment pre´sent des forces vives, ayant
e´coute´ et entendu le message, le transmettra la` ou` il doit
arriver.
M. Jean- Marc Delize´e (PS) : Monsieur le pre´sident, je
note qu'il n'y a pas de remise en cause du fond du projet.
Vous avez indique´, monsieur le ministre, votre volonte´ de
poursuivre les dossiers entame´s, ce qui est une bonne
chose, dans des enveloppes budge´taires similaires, cela
va de soi. En ce qui concerne les forces vives, je peux
vous dire qu'elles se sont de´ja` exprime´es la` ou` elles
doivent le faire. Je voudrais donc simplement demander
que les services de la Re´gie poursuivent une ne´gociation
directe et de manie`re tre`s active avec les responsables
de l'urbanisme pour se mettre d'accord sur le meilleur
parti urbanistique et permettre effectivement d'obtenir ce
certificat d'urbanisme 2 et donc l'enclenchement de la
suite du dossier. Je vous remercie en tout cas pour vos
re´ponses.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De voorzitter : De vergadering is geschorst.
La re´union est suspendue.
- La re´union est suspendue a` 11.25 heures.
- De vergadering wordt geschorst om 11.25 uur.
- De vergadering wordt hervat om 14.05 uur.
- La se´ance est reprise a` 14.05 heures.
De voorzitter : De vergadering is hervat.
La se´ance est reprise.
- Pre´sident : M. Jacques Chabot
Samengevoegde interpellatie en mondelinge vraag
van de heren Jos Ansoms en Jan Mortelmans tot de
vice-eerste minister en minister van Mobiliteit en
Vervoer over
het federale beleid inzake onbemande
camera's
(nrs. 237 en 1085)
Interpellation et question orale jointes de MM. Jos
Ansoms et Jan Mortelmans a` la vice-premie`re minis-
tre et ministre de la Mobilite´ et des Transports sur
la
politique fe´de´rale en ce qui concerne les came´ras
fonctionnant sans la pre´sence d'agents qualifie´s
(n
os
237 et 1085)
De heer Jos Ansoms (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, een wet goedkeuren in deze Ka-
mer is e´e´n zaak, maar ze uitvoeren en optimaal toepas-
sen is een andere zaak. Het een is niet altijd het logisch
gevolg van het andere. Dat hebben wij tijdens al die jaren
dat we hier werkzaam zijn, genoeg ondervonden. De
vraag waarover ik u wens te interpelleren is daarvan een
illustratie.
Gedurende 7 jaar hebben wij in dit parlement over
onbemande camera's gediscussieerd. Dat was in feite
een detail in de verkeerswetgeving, maar toch heeft het 7
jaar geduurd vooraleer we met de meerderheid een
akkoord konden sluiten. Toch ben ik ervan overtuigd dat
dit juridische detail essentieel is als men een gei¨nte-
greerd en ernstig verkeersbeleid wenst te voeren.
Maar, zoals ik u al zei, de wet goedkeuren is e´e´n zaak, ze
uitvoeren is een andere. Niettegenstaande de lange
discussies in de Kamer, de discussies bij de publieke
opinie en de uiteindelijke goedkeuring van deze wet, zien
we dat de toepassing van deze wet - de plaatsing van
camera's en de gevolgtrekking uit opgestelde processen
verbaal - zeer gebrekkig verloopt. Men heeft op allerlei
terreinen de mond vol over integrale kwaliteitszorg.
Welnu, ook ten aanzien van de verkeersveiligheid en de
strijd tegen de verkeersongevallen, dient men een
kwaliteitszorg na te streven.
HA 50
COM 124
17
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jos Ansoms
Met de onbemande camera's kan men niet alleen
processen-verbaal maken voor personen die door het
rood licht rijden of te snel rijden. Wij zijn ervan overtuigd
dat er ook een zeer belangrijke preventieve werking van
kan uitgaan. De camera's kunnen preventief werken voor
potentie¨le overtreders. We weten allemaal dat de plaat-
sing van de onbemande camera's in Vlaanderen stilaan
op kruissnelheid komt. In Wallonie¨ lust men deze
camera's nog altijd niet.
In ieder geval, door de plaatsing van onbemande
camera's evolueert de snelheid in Vlaanderen meer naar
kruissnelheid in de plaats van naar overdreven snelheid.
In Wallonie¨ wenst men deze camera's vooralsnog niet of
nauwelijks te gebruiken. In een of andere gemeente vindt
men ze misschien wel, maar het Waals Gewest wenst ze
nog niet te gebruiken.
Tot nu toe heb ik geen enkel signaal ontvangen dat er
vanuit het federale niveau een degelijk beleid wordt
gevoerd ten aanzien van onbemande camera's. Ik heb
eerder de indruk dat het tegenovergestelde gebeurt.
Vandaar dat ik enkele vragen wens te stellen om een
evaluatie te kunnen maken van het federaal beleid dat er
misschien toch zou zijn.
Mevrouw de minister, graag vernam ik hoeveel vaststel-
lingen van overdreven snelheid en door het rood licht
rijden de Rijkswacht in 1999 registreerde door middel van
onbemande camera's ? U weet dat in die wet ook de
automatische toestellen voor overdreven gewicht een
plaats vonden. Misschien hebt u ook statistieken inzake
de overschrijding van het toegelaten gewicht, maar ik
wens mij vooral op de overdreven snelheid en het door
het rood licht rijden te focussen.
Ten tweede, sinds enkele tijd bestaat er een richtlijn van
het college van procureurs-generaal inzake de automa-
tische intrekking - zonder raadpleging van het parket -
van het rijbewijs bij zeer zware snelheidsovertredingen.
Hoeveel overtredingen, die werden vastgesteld met on-
bemande camera's, vielen binnen de extreme snelheids-
overtredingen die, indien ze zouden worden vastgesteld
door een rijkswachtpatrouille, zouden leiden tot een
onmiddellijke intrekking van het rijbewijs ?
Een derde aspect gaat over de homologatie van de
camera's. Momenteel bestaan er op de markt camera's
met digitale overbrenging van de gegevens. Dergelijke
camera's zijn uiteraard zeer arbeidsbesparend. In verge-
lijking met de aftandse toestellen die in ons land gebruikt
worden, zouden deze camera's heel wat meer mogelijk-
heden bieden.
In het jaar 2000, in de nieuwe eeuw, moet een politieman
of rijkswachter in de toestellen die in het vogelkastje
staan een filmrolletje plaatsen. Hij moet dit rolletje er na
zoveel tijd uithalen, ontwikkelen en verder manueel af-
handelen. In het buitenland bestaan er camera's die
volledig de beelden met de nummerplaat van de overtre-
der digitaal overbrengen naar een centrale computer in
een dispatchingcenter. Daar worden de gegevens opge-
slagen. Zonder dat er een agent aan te pas komt, kan
deze overtreding volledig gedigitaliseerd afgewerkt wor-
den. Bij ons is het dus nog altijd zoals in de goede oude
tijd met filmrolletjes, handmatig ontwikkelen en manueel
afronden.
Bestaan er al koninklijke besluiten of ontwerpen van
koninklijk besluit ter voorbereiding van het gebruiken van
de camera's met digitale overbrenging waarvoor de
homologatie nodig is ?
Een vierde aspect gaat over het systeem van automati-
sche trajectcontrole waarmee in Nederland en andere
westerse landen druk wordt gee¨xperimenteerd. Dit sys-
teem bestaat erin dat men een volledig traject van een
wagen op de autosnelweg volgt. Aan de hand van
gedigitaliseerde camera's wordt met de computer de
gemiddelde snelheid van de wagens gecontroleerd. Bij
het bee¨indigen van het traject kan men bijvoorbeeld de
automobilist staande houden en hem confronteren met
de vastgestelde feiten.
Denkt men in ons land aan dergelijke zaken en kan er op
termijn ook voor deze controletoestellen een homologatie
gebeuren ?
Mijn vijfde vraag over de veiligheidscontracten is zeer
actueel gezien de uitspraken van minister Duquesne.
Kunnen steden en gemeenten in het kader van deze
veiligheidscontracten deze subsidies ook gebruiken voor
de aankoop van dergelijke onbemande toestellen ? Als
dit zo is, hoeveel camera's werden er dan op basis van
deze veiligheidscontracten aangekocht ? Als dit niet zo
is, waarom gebeurt het dan niet en bent u voorstander
om er verandering in te brengen ?
Als men de veiligheidsmonitor van elke stad en ge-
meente nakijkt, staat het gevoel van verkeersonveiligheid
bovenaan. Dat komt uit elke veiligheidsmonitor naar
boven als eerste prioriteit. Het zou dus logisch zijn dat in
het kader van de veiligheidscontracten men dergelijke
aankopen zou kunnen doen.
Een zesde punt is de vraag of er bij de federale regering
onderzoek gebeurt naar het preventief effect van deze
toestellen. Gaat men na in hoeverre door het plaatsen
van deze onbemande camera's er een gedrags-
bei¨nvloeding van de bestuurders plaatsvindt. In het bui-
tenland heeft men hierover prachtige rapporten en stu-
dies. Men heeft proefondervindelijk vastgesteld dat er
een zeer groot preventief effect uitgaat van het plaatsen
van deze toestellen. Het is onder meer onderzocht in
Nederland en Groot-Brittannie¨. Het zou heel interessant
zijn om dit ook in Belgie¨ te onderzoeken.
18
HA 50
COM 124
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jos Ansoms
Mijn volgende vraag is of deze onbemande toestellen
opgenomen worden in ruimere toezichtsprojecten. Men
kan bijvoorbeeld onbemande camera's combineren met
elektronische waarschuwingstoestellen zoals
u rijdt te
snel, u wordt gecontroleerd
en dergelijke. Gebeurt dit in
ons land op een wijze die door de federale overheid
geleid wordt ?
Het volgende punt gaat over de videocamera's.
Het is inderdaad zo dat de wet die wij na 7 jaar
hebben goedgekeurd de mogelijkheid biedt om ook
videocamera's onbemand te gebruiken in de verkeers-
controle.
Een videocamera heeft als voordeel dat men verschei-
dene zware overtredingen kan vaststellen. Met de hui-
dige camera's kan men enkel overdreven snelheid vast-
stellen en door het rood licht rijden. Het voorbijsteken in
een haakse bocht, vlak voor een heuvelrug of over een
doorlopende witte lijn, zijn bijvoorbeeld overtredingen die
niet kunnen worden vastgesteld, maar die zeer ernstige
gevolgen kunnen hebben. Daarvoor zijn videocamera's
nodig. De wet laat deze toe, en in het buitenland worden
ze ook gebruikt.
Mevrouw de minister, wat is uw idee daarover ? Denkt u
dat deze videocamera's kunnen worden gebruikt in de
verkeerscontrole en hebt u daarvoor reeds voorstellen
van homologatie uitgewerkt ?
Ik heb nog een laatste vraag over een steeds wederke-
rend probleem. Er gebeuren veel wegenwerken aan
onze autostrades. Dit brengt risico's met zich zoals
kop-staart botsingen. Is er een systematisch beleid ten
aanzien van het plaatsen van mobiele onbemande
camera's ? Worden deze mobiele onbemande camera's
ingezet op de controle bij dergelijke belangrijke wegen-
werken, ter voorkoming van kop-staart botsingen ?
Ik denk dat mijn vragen duidelijk zijn. Het zijn er heel wat,
maar dit is dan ook een interpellatie en ik dacht dat we
daarvoor een spreektijd van 10 minuten hadden. Ik heb
deze tijdspanne niet overschreden, denk ik.
De heer Jan Mortelmans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, uit antwoorden van
schriftelijke vragen van onder meer collega Laeremans
en mevrouw Brepoels, komen we tot de vaststelling dat in
1998 alleen het Vlaams Gewest over onbemande
camera's kon beschikken. Als ik mij niet vergis, werden
toen 14 000 processen-verbaal opgesteld, waarvan
12 000 voor overdreven snelheid, 2 000 voor het nege-
ren van een rood verkeerslicht en 232 voor de gecombi-
neerde overtreding rood licht en snelheid.
Dit gaat dus over het jaar 1998. We zijn nu half februari
2000. Misschien kan de minister ons een stand van
zaken geven met betrekking tot het aantal overtredingen
vorig jaar en inzake de opbrengsten van deze overtre-
dingen.
Ik sluit mij trouwens aan bij de opmerking van collega
Ansoms, die terecht opmerkt dat er inzake onbemande
camera's geen sprake is van een federaal beleid. Het
klinkt misschien vreemd uit de mond van een Vlaams
Blokker, maar mijn bezorgdheid gaat in de eerste plaats
uit naar de verkeersveiligheid. Als de trend zich echter
doorzet, en als u bevestigt dat Wallonie¨ ook in 1999 geen
inspanningen heeft gedaan op dit vlak, zou ik dit voor
rekening van de Walen kunnen laten, ware het niet dat de
geldboetes die nu alleen in Vlaanderen worden gei¨nd
voor rekening zijn van de Staat.
Ik weet dat u zult onderstrepen dat het de wil van de
wetgever was om de installatie van die onbemande
camera's over te laten aan de bevoegdheid van de
gewesten, maar dan zou ik het niet meer dan logisch
vinden dat die gewesten die een daadwerkelijke inspan-
ning leveren voor de verkeersveiligheid een return zou-
den hebben van de geleverde inspanningen. Dit wil
zeggen dat de boetes die hoofdzakelijk of misschien zelfs
geheel voor rekening van Vlaanderen worden gei¨nd,
opnieuw in Vlaanderen gei¨nvesteerd moeten kunnen
worden. Ik had daarover graag het standpunt van de
minister gehoord.
Minister
Isabelle
Durant :
Mijnheer
de
voorzitter,
collega's, ik zal het eerst hebben over de vraag van de
heer Ansoms. Ik zal proberen zo volledig mogelijk te zijn
in een antwoord van 5 of 10 minuten na een debat van 7
jaar. Het is moeilijk om dan helemaal volledig te zijn,
maar ik zal het toch proberen. Als eerste zal ik uw vraag
in verband met de vaststellingen die gedaan werden met
de onbemande camera's beantwoorden. Dat is ook een
antwoord op de vraag van de heer Mortelmans.
De rijkswacht deed in 1999 door middel van onbemande
camera's de volgende vaststellingen. Er werden 26 708
snelheidsovertredingen vastgesteld. Er waren 3 361
roodlichtnegaties. Er waren 186 snelheidsovertredingen
en roodlichtnegaties. Dat geeft een totaal van 30 255.
Overtredingen inzake toegelaten gewicht worden nog
niet vastgesteld door middel van onbemande camera's,
maar vooral in de vlucht zonder interceptie van de
overtreder omdat er tot op heden nog geen dergelijke
installaties zijn. Bovendien hebben de wegbeheerders
vooral in Vlaanderen, maar in mindere mate ook in
Wallonie¨
een
programma
opgezet
waarbij
het
autosnelwegnet met vaste weegbruggen wordt uitgerust.
Bovendien is het voor de veiligheid beter het overladen te
doen ophouden. De interceptie geniet dus de voorkeur
boven vaststellingen in de vlucht.
HA 50
COM 124
19
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Isabelle Durant
Het volgende betreft de automatische intrekking van het
rijbewijs, dus zonder raadpleging van het parket. Voor-
eerst wens ik u en de leden van deze commissie erop te
wijzen dat vaststellingen met onbemande camera's er in
essentie op gericht zijn zowel de objectieve als de
subjectieve pakkans in belangrijke mate te vergroten. De
opmaak en de verzending van de processen-verbaal
gebeurt achteraf in de burelen van de politiediensten. De
overtreder ontvangt een afschrift van het proces-verbaal
binnen de 8 dagen.
De heer Ansoms verwijst in zijn vraagstelling naar een
richtlijn van het college van procureurs-generaal inzake
de automatische intrekking van het rijbewijs, zonder
raadpleging van het parket. Persoonlijk heb ik geen
kennis van een dergelijke richtlijn. Ik heb wel kennis van
rondzendbrief nr. 1798 van het college van procureurs-
generaal over een eenvormig strafrechtelijk beleid inzake
onmiddellijke intrekking van het rijbewijs op bevel van het
parket in toepassing van artikel 55 van de wegverkeers-
wet. De wijziging van 7 december 1998 voorzag over het
algemeen in een verhoogde strengheid tegenover de
bestuurders van zware voertuigen - zoals vrachtwagens
en bussen - en ook in de gevallen waarin de snelheids-
overtreding de kwetsbare weggebruikers in gevaar
brengt. Dat is onder andere het geval in de bebouwde
kom en in de zones 30. De toepassing van de rondzend-
brief vergt wel een aanhouding op staande voet en
interpellatie van de overtreder.
Ik vermoed dus dat de vraagstelling van de heer Ansoms
berust op een misverstand, misvatting, verkeerd begrij-
pen of mogelijk op een rooskleurige voorstelling van de
maatregelen door de minister van Justitie uit de vorige
legislatuur.
Met mijn kennis van de situatie is de vraag zinloos gezien
een bevel van het parket tot onmiddellijke intrekking van
het rijbewijs voor een extreme snelheidsovertreding ver-
eist is, wat een aanhouding op staande voet van de
overtreder veronderstelt. Dat is in principe niet de regel
bij onbemand verbaliseren.
Er wordt werk gemaakt van de homologatie van de
camera's met digitale overbrenging van de gegevens. De
voorwaarde voor een dergelijke homologatie is de uit-
vaardiging van het ontwerp van koninklijk besluit betref-
fende de beveiliging van de opslag, de verwerking en de
verzending van elektronische gegevens van meet-
werktuigen van de minister van Economie. Voor zover ik
ben ingelicht is het betreffende ontwerp van koninklijk
besluit reeds genotificeerd aan de Europese Commissie
en verloopt de standstill-periode op 25 april 2000. Nadien
moet de procedure van advies Raad van State, onderte-
kening en publicatie in het Belgisch Staatsblad, verder
worden gevoerd. Voor een juiste stand van zaken in deze
materie verwijs ik het geachte lid door naar de bevoegde
minister van Economie, de heer Demotte.
Daarnaast wens ik nog op te merken dat men toch
voorzichtig moet zijn met het stellen dat bepaalde tech-
nieken of toestellen aftands zouden zijn. Wat de identifi-
catie van een nummerplaat betreft is de resolutie van het
beeld zeer belangrijk. Specialisten zeggen mij dat op dat
vlak fotobeelden na een bepaalde tijd beter zullen scoren
dan videobeelden.
Met betrekking tot de systemen van automatische traject-
controle moeten de gewesten, de beheerders van het
autosnelwegnet, volgens de wet op het wegverkeer hun
uitdrukkelijke toestemming verlenen voor de plaatsing
van onbemande toestellen op de openbare weg. Er zijn
geen grootse plannen bekend in het buitenland zoals het
geachte lid aanhaalt. Wel heb ik kennis van een aantal
gelijksoortige, maar kleinschalige projecten, waarop ik
later zal terugkomen.
Inzake de vraag naar het gebruik van subsidies door
steden en gemeenten in het kader van de veiligheids-
contracten vestig ik er de aandacht op dat de politiek
verantwoordelijke voor de veiligheidscontracten de mi-
nister van Binnenlandse Zaken is, die over het Vast
Secretariaat voor het Preventiebeleid beschikt voor de
verwezenlijking en opvolging van die contracten. Giste-
ren heeft hij daarover gesproken op een persconferentie
over de algemene problematiek van de veiligheids-
contracten. In het verleden werden door steden en
gemeenten met een veiligheids- of preventiecontract tot
op heden 72 subsidies aangevraagd voor camera's met
het oog op preventief toezicht, dus niet in het kader van
het vaststellen van verkeersovertredingen. Dergelijke
aanvragen werden steeds negatief beantwoord. De re-
geringsverklaring
in
het
onderdeel
gei¨ntegreerd
mobiliteitsbeleid
bepaalt
dat
het
gei¨ntegreerd
veiligheidsbeleid nagestreefd in de veiligheids- en
preventiecontracten moet worden uitgebreid tot de ver-
keersveiligheid. Mijn kabinetsmedewerkers hebben eind
vorig jaar reeds een eerste contact gehad met het VSPP.
Verdere gesprekken om een concrete invulling na te
streven moeten nog plaatsvinden met eerbied voor de
bevoegdheden terzake van iedereen.
Wat deze vraag betreft wens ik de heer Ansoms er ook op
te wijzen dat onbemande camera's vermeld staan in de
nomenclatuur van de uitrusting en het materieel van de
gemeentepolitie. Hierdoor kan elke gemeente trekkings-
rechten verkrijgen in geval zij overgaat tot de aankoop
ervan.
Inzake het onderzoek naar het preventieve effect van
deze toestellen wijs ik erop dat in 1998 door de Rijks-
wacht 14 404 overtredingen werden vastgelegd met on-
bemande camera's tegenover 30 255 in 1999.
Het is echter niet eenvoudig een vergelijking te maken
tussen 1998 en 1999, aangezien ermee rekening moet
worden gehouden dat niet alle camera's op hetzelfde
20
HA 50
COM 124
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Isabelle Durant
moment werden geplaatst en/of in werking werden ge-
steld. Bovendien kan het aantal controle-uren per ca-
mera sterk verschillen van plaats tot plaats, afhankelijk
van de afspraken die werden gemaakt tijdens het lokaal
wettelijk voorgeschreven overleg tussen gerechtelijke,
politionele en administratieve overheden. Tenslotte mo-
gen de kinderziektes tijdens de opstartfase van de onbe-
mande camera's evenmin uit het oog worden verloren.
Het BIVV verrichtte nog geen onderzoek naar het pre-
ventieve effect van de onbemande camera's, aangezien
men eerst moet beschikken over een nulmeting inzake
de plaatsing van de camera's. In dat verband zou men
ook een werkingsjaar, bijvoorbeeld 1999, als referentie-
meting kunnen hanteren.
Wat het onderzoek naar het preventieve effect van
onbemande camera's betreft, zal het niet volstaan het
aantal overtredingen vo´o´r en na de plaatsing te vergelij-
ken. Immers, er moet ook rekening worden gehouden
met eventuele andere maatregelen die werden geno-
men, met de gevoerde publiciteit en dergelijke.
Gezien het voorgaande, meen ik dat het thans het
geschikte moment is voor het BIVV om, in nauw overleg
met de betrokken wegbeheerders, namelijk de politie-
diensten, de gemeenten, de rijkswacht en de gerechte-
lijke overheden, over te gaan tot een degelijk onderzoek
van het effect van onbemande camera's op het gedrag
van de weggebruikers. Het onderzoek zou tevens moe-
ten aangeven welke bijkomende en/of nieuwe maatrege-
len de efficie¨ntie van de bestaande toestellen kan verbe-
teren en welke de kritische succesfactoren zijn voor
toekomstige nieuwe installaties.
Afgezien van het feit dat de onbemande toestellen
slechts in werking werden gesteld in de loop van 1998, is
het toch nog te vroeg om besluiten te trekken omtrent de
invloed op het aantal letselongevallen. Bovendien zal het
niet volstaan het aantal ongevallen op de kruispunten
uitgerust met onbemande camera's, te vergelijken. Ook
de aard en de oorzaken van de ongevallen en eventueel
andere maatregelen genomen op de betreffende kruis-
punten, zullen in kaart moeten worden gebracht om de
eventuele daling van het aantal ongevallen te kunnen
toeschrijven aan de plaatsing van onbemande camera's.
Een eerste vergelijking wordt pas mogelijk indien blijkt
dat het BIVV over voldoende locatiegebonden gegevens
beschikt. Het verzamelen van die gegevens kon tot op
heden echter nog niet gebeuren, maar dit zal mede
worden opgenomen in het onderzoek.
Voorts wens ik erop te wijzen dat de vaststellingen naar
het effect op het fenomeen van letselongevallen, vol-
doende relevant zijn en ernstig moeten worden geno-
men. Het is aangewezen de evolutie van de letsel-
ongevallen over verschillende jaren na de plaatsing en
de inwerkingtreding van onbemande camera's te bestu-
deren.
Inzake de elektronische waarschuwingstoestellen, de
mobiele onbemande toestellen en de afspraken met de
parketten, verwijs ik naar artikel 62, 7de lid van de wet op
het wegverkeer en naar het uitvoeringsbesluit van
11 oktober 1997 betreffende de bijzondere modaliteiten
van het overleg voor de bepaling van de plaatsing en de
gebruiksomstandigheden van vaste automatisch wer-
kende toestellen in afwezigheid van een bevoegd per-
soon. Concreet betekent dit dat voor elke locatie waar
een onbemand toestel functioneert, afspraken worden
gemaakt tussen politiediensten en parketten, over de
afhandeling van de processen-verbaal. Momenteel staan
twee snelheidshandhavingsprojecten op stapel, waarbij
onbemande camera's worden gei¨ntegreerd binnen een
geheel van maatregelen gericht op het verhogen van de
objectieve en de subjectieve pakkans.
Dit betekent niet dat het aantal controles - bemand en
onbemand - wordt opgevoerd maar dat via handhavings-
signalen - snelheidsborden - wordt gecontroleerd en dat
handhavingsvoorlichting over de subjectieve pakkans
wordt gegeven. Dit moet bij de weggebruiker het gevoel
cree¨ren dat men eender waar op eender welk moment
riskeert om gecontroleerd te worden.
In beide projecten zal gebruik worden gemaakt van
roulerende camera's. Dit wil zeggen dat er naast de
onbemande camera's op een aantal kruispunten ook
cameralichtkasten worden geplaatst over een traject. In
deze lichtkasten zullen een of verscheidene snelheids-
camera's afwisselend worden ingezet. De bedoeling hier-
van is het afschrikkend effect van de camera's over een
heel traject uit te breiden zodat men niet opnieuw te snel
gaat rijden nadat men een camerakast is gepasseerd.
Beide projecten zullen ook worden gee¨valueerd. Het
eerste project
Veilig door Tienen wordt gecoo¨rdineerd
door de provinciegouverneur van Vlaams-Brabant. Daar-
naast is er ook het
Arrondissementeel Verkeershandha-
vingsproject Gent
.
Wat de erkenning betreft van onbemande videocamera's
voor het verkeerstoezicht kan ik u meedelen dat deze
erkenning verbonden is aan de vordering van het ont-
werp van koninklijk besluit van de minister van Economi-
sche Zaken waarnaar ik daarstraks in mijn antwoord heb
verwezen. Bovendien zal ik de evolutie opvolgen van de
aanpak van de mogelijke snelheidsproblematiek in de
tunnel van de Pointe te Luik in het Waalse Gewest. Men
moet er zich ook voor hoeden niet in een
cameratitis te
verzeilen. Ik nodig de geachte leden van deze commissie
uit om bij gelegenheid eens na te denken over het
mogelijke risico van uitholling van de bepaling van artikel
62, eerste lid van de wegverkeerswet bij een wildgroei of
explosie van vast te stellen overtredingen door middel
van onbemande camera's. Dit artikel bepaalt dat de
bevoegde agenten de overtreding vaststellen door
processen-verbaal die bewijskracht hebben zolang het
tegendeel niet is bewezen.
HA 50
COM 124
21
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Isabelle Durant
Tenslotte kan ik nog zeggen dat de rijkswacht tot op
heden niet beschikt over mobiele onbemande camera's
en terzake is op budgettair vlak ook niets gepland. In
dergelijke gevallen verkiest de rijkswacht de inzet van
mobiele bemande controles omwille van een grotere
flexibiliteit overeenkomstig de evolutie van het einde van
een file aan wegenwerken en omwille van de veiligheid.
Ik wijs ook op de laatste ontwikkeling van verschillende
daden van vandalisme waarmee het Vlaams Gewest
wordt geconfronteerd in het dossier van de onbemande
camera's.
Tot zover een stand van zaken in dit dossier. Ik zal deze
problematiek echter op de voet volgen zonder evenwel te
vervallen in een zekere
cameramanie.
Il faut employer la came´ra a` bon escient et faire valoir les
expe´riences ou les e´valuer, tout en veillant a` ne pas
utiliser la came´ra comme seul outil en matie`re de con-
tro^le des infractions routie`res.
De heer Jos Ansoms (CVP) : Mevrouw de minister, ik
dank u voor dit antwoord. Het geeft ons een inzicht in de
stand van zaken na anderhalf jaargebruik van onbe-
mande camera's. Bovendien geeft het inzicht in uw
appreciatie van dit zeer belangrijk instrument om te
komen tot een grotere verkeersveiligheid.
Het lijkt mij enigszins overtrokken om reeds na anderhalf
jaar en na het plaatsen van tientallen onbemande
camera's vooral in Vlaanderen, nu reeds schrik te heb-
ben voor de nieuwe ziekte
cameratitis of camera-
manie
. Ik vind opmerkingen op dat vlak vrij voorbarig.
Binnen vijf of tien jaar kunnen we misschien tot dat inzicht
komen maar op het vlak van het gebruik van onbemande
camera's staan we in Belgie¨ nog in de kinderschoenen,
zeker in vergelijking met landen als Nederland, Groot-
Brittannie¨, Denemarken, Frankrijk, Duitsland,... In deze
landen wordt dit instrument reeds tientallen jaren gebruikt
voor het voorkomen van ongevallen. De cijfers zijn er
trouwens duidelijk. Wij tellen nog steeds 14 verkeersdo-
den op 100 000 inwoners terwijl dit cijfer in Nederland en
Groot-Brittannie¨ slechts 6 bedraagt. Als minister van
Verkeerswezen moet u volgens mij echt niet de eerste
zijn om nu reeds te waarschuwen voor
cameratitis of
cameramanie. Integendeel, ik vind het de taak en de
plicht van een minister van Verkeerswezen om te vech-
ten voor meer verkeersveiligheid. Volgens mij zult u al
werk genoeg hebben om uw collega's ministers die
andere invalshoeken hebben, zoals die van Economi-
sche Zaken, te overtuigen.
Ik apprecieer ten zeerste dat u ook positieve zaken heeft
gezegd. U vindt dat de verkeersveiligheid meer aan bod
moet komen in het kader van de veiligheidscontracten. Ik
ben daarvan ook overtuigd. Ik hoor u ook zeer graag
zeggen dat er eindelijk meer wetenschappelijk onder-
zoek zal gebeuren naar de eventuele preventie-effecten
en naar de gevolgen van het plaatsen van camera's, en
dit u daar bepaalde projecten voor op stapel hebt staan.
Ik vind dat positief en het is de hoogste tijd dat dit
eindelijk gebeurt.
Ik kan u echter minder goed volgen als het gaat om een
zekere vorm van terughoudendheid inzake het in gebruik
nemen van de meest geavanceerde instrumenten. U
zegt dat er inzake de digitalisering een ontwerp voor
homologatie aan Europa werd overgelegd. Dit is uiter-
aard positief maar het is slechts een heel kleine stap
voorwaarts. Ik heb ook over trajectbegeleiding en onbe-
mande videocamera's specifieke vragen gesteld. Uit uw
antwoord heb ik begrepen dat u eerder terughoudend
bent om ook deze toestellen te gebruiken. U heeft niet
gezegd dat er een ontwerp van koninklijk besluit wordt
voorbereid om de homologatie van dergelijke toestellen
mogelijk te maken. Inzake trajectbegeleiding heeft u naar
eigen zeggen nog geen voorstellen ontvangen van de
Gewesten. Op dit ogenblik kunnen zij dat ook niet want er
bestaan nog geen gehomologeerde toestellen om aan
trajectbegeleiding te doen. Dit is een vicieuze cirkel.
Beide partijen kunnen de schuld doorschuiven naar de
ander. Ik zou u als federaal minister en als groen minister
willen vragen om op dat vlak een doorbraak te forceren
en als eerste stappen te zetten om dergelijke geavan-
ceerde toestellen mogelijk te maken.
Ten slotte, ik heb die vraag over het automatisch intrek-
ken van het rijbewijs niet per vergissing gesteld. Ik had
ook uw antwoord verwacht. Nu kan ik aantonen dat er
iets fundamenteel verkeerd loopt op dit vlak. Volgens mij
bestaat er een vrij groot maatschappelijk akkoord over
het feit dat heel streng moet worden opgetreden tegen
echt harde vormen van verkeersagressie. Tegen iemand
die tegen 100 per uur door een dorpsstraat rijdt waarin
een schooluitgang gelegen is, moet heel streng opgetre-
den worden. Trouwens, de kranten staan vol van ver-
keersagressie. Welnu, dergelijke vormen van verkeersa-
gressie moeten keihard worden aangepakt.
Ik geef toe dat ik fout was toen ik het over een richtlijn van
de vorige minister van Justitie had. Het ging inderdaad
over een rondzendbrief. De bedoeling was om automa-
tisch mensen die dergelijke agressieve verkeersdaden
stellen, onmiddellijk hun rijbewijs te ontnemen op basis
van artikel 55. Nu komen wij in een situatie waarbij de
vaststelling van dergelijke overtreding door een politie-
agent aan de hand van een bemande camera mogelijk is.
Met het blote oog kan men immers niet vaststellen dat
iemand honderd per uur rijdt door de dorpsstraat. Hij
moet dat doen aan de hand van een zelfde toestel, maar
is daarbij wel aanwezig. Hij zal de chauffeur tegenhou-
den en op basis van de rondzendbrief onmiddellijk het
rijbewijs intrekken. Daarover gaat iedereen akkoord.
22
HA 50
COM 124
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jos Ansoms
Als het gaat over een onbemande camera met dezelfde
vaststelling op dezelfde plaats, dan gebeurt dat niet. U
zegt dat het staande moet gebeuren en dat de interpre-
tatie van artikel 55 inhoudt dat onmiddellijk betekent
onmiddellijk na de overtreding. Dat is een interpretatie,
maar ik zou deze interpretatie van onmiddellijk eveneens
kunnen toepassen. Als een politieagent een filmpje uit
een camera neemt en onmiddellijk vaststelt dat iemand
op die plaats aan de schooluitgang met een welbepaalde
nummerplaat honderd per uur heeft gereden, dan is dat
voor mij ook een onmiddellijke vaststelling van die over-
treding. Op basis van artikel 55 kan men dan perfect
dezelfde straf toepassen. Waarom pleit ik daarvoor ? Om
inhoudelijke redenen. Als agressieve chauffeurs zouden
weten dat ook bij vaststelling door een onbemande
camera dezelfde boete - het intrekken van het rijbewijs -
geldt, dan zal daar een zeer sterk preventief signaal
worden gegeven. Iemand die bemiddeld is, vindt het
absoluut niet erg 20 000 of 25 000 frank te betalen voor
die overtreding, als hij daarna kan doorrijden. Ik vind het
dus essentieel dat het dezelfde boete is.
Als men toch de mond vol heeft van optredens tegen
verkeersagressie, vind ik dit een ideaal middel. Ik heb
nog een derde reden voor mijn interpretatie en wel een
juridische. Het kan niet - volgens mij is het zelfs nonsens
- dat men voor dezelfde overtreding, vastgesteld op twee
verschillende manieren, met een verschillend gevolg te
maken krijgt. De verschillende vaststelling is dan wel
theoretisch, want de vaststellingen gebeurden op de-
zelfde manier, namelijk met een automatische machine;
bij de ene was er echter een agent bij, bij de andere niet.
Men krijgt dus een vaststelling door een camera met een
agent bij en het rijbewijs wordt ingetrokken, bij de andere
is er geen agent en komt er slechts een financie¨le boete
van.
Niettegenstaande een paar positieve punten, zie ik mij
toch genoodzaakt een aanbeveling te doen en dus een
motie in te dienen. Ik vraag de regering drie dingen,
waarmee de meeste collega's wel akkoord kunnen gaan.
Ik vraag de regering zo vlug mogelijk de technologisch
geavanceerde types van controletoestellen te homologe-
ren om ze te kunnen gebruiken. Verder vraag ik zeer
specifiek zo vlug mogelijk videocamera's toe te laten voor
het onbemande verkeerstoezicht. Tevens vraag ik om in
principe alle verkeersinbreuken in aanmerking te doen
komen voor vaststelling door onbemande verkeerstoe-
stellen. Ik heb u het voorbeeld gegeven van het over-
schrijden van de ononderbroken witte lijn juist voor een
heuvelrug. Tot slot vraag ik ook om de onmiddellijke
intrekking van het rijbewijs ook van toepassing te maken
op ernstige overtredingen die worden vastgesteld met
onbemande toestellen, zoals de rondzendbrief van de
procureurs-generaal bepaalt. Dat wil ik graag meegeven
op het einde van deze interpellatie.
De heer Jan Mortelmans (Vlaams Blok) : Ik dank de
minister voor haar antwoord. Een positieve vaststelling is
inderdaad dat er in Vlaanderen blijkbaar werk wordt
gemaakt van de toepassing van die maatregel. Wij
moeten onze inspanningen op dat vlak voortzetten. Ne-
gatief is dat wij op basis van deze cijfers voorlopig geen
hoop mogen koesteren dat de bestuurders lessen trek-
ken uit deze verbaliseringen. Vermoedelijk zullen deze
cijfers dan nog stijgen de volgende jaren.
De voorzitter : Tot besluit van deze bespreking werden
volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion, des motions ont e´te´
de´pose´es.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer
Jos Ansoms en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellatie van de heer Jos
Ansoms
en het antwoord van de vice-eerste minister en minister
van Mobiliteit en Vervoer, - vaststellende dat er geen
daadwerkelijk beleid bestaat om de onbemande controle-
toestellen in het verkeer optimaal te gebruiken voor de
verkeershandhaving;
- vaststellende dat een aantal belangrijke inbreuken op
het verkeersreglement niet in aanmerking komen voor
vaststelling met onbemande controletoestellen en dat
ook videobeelden niet toegestaan zijn;
- vaststellende dat de onmiddellijke intrekking van het
rijbewijs niet van toepassing is op vaststellingen die
gedaan worden met onbemande controletoestellen, in
tegenstelling tot vaststelling met bemande toestellen;
vraagt de regering :
- steeds zo vlug mogelijk de technologisch geavanceerde
types van controletoestellen te homologeren;
- zo vlug mogelijk videocamera's toe te laten voor het
onbemande verkeerstoezicht en tevens ook in principe
alle verkeersinbreuken in aanmerking te doen komen
voor vaststelling met onbemande controletoestellen;
- de onmiddellijke intrekking van het rijbewijs ook van
toepassing te maken voor ernstige overtredingen die
worden vastgesteld met onbemande toestellen.
Une motion de recommandation a e´te´ de´pose´e par
M. Jos Ansoms et est libelle´e comme suit :
La Chambre, ayant entendu l'interpellation de M. Jos
Ansoms
HA 50
COM 124
23
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
et la re´ponse de la vice-premie`re ministre et ministre de
la Mobilite´ et des Transports, - constatant l'absence
d'une ve´ritable politique en vue de l'utilisation optimale
des came´ras fonctionnant sans la pre´sence d'agents
qualifie´s en vue du contro^le de la circulation;
- constatant que certaines infractions graves au code de
la route ne peuvent pas e^tre constate´es au moyen de
came´ras fonctionnant sans la pre´sence d'agents quali-
fie´s, que l'utilisation de vide´ogrammes est e´galement
interdite;
- constatant que le retrait imme´diat du permis de
conduire ne peut e^tre ope´re´ en cas de constatations
faites a` l'aide de came´ras fonctionnant sans la pre´sence
d'agents qualifie´s, alors qu'il peut l'e^tre en cas de cons-
tatations faites a` l'aide de came´ra fonctionnant en pre´-
sence d'agents qualifie´s;
invite le gouvernement a` :
- toujours homologuer dans les meilleurs de´lais les types
d'appareils de contro^le de pointe sur le plan technologi-
que;
- autoriser le plus rapidement possible l'utilisation de
came´ras vide´o pour le contro^le de la circulation sans la
pre´sence d'agents qualifie´s et a` permettre e´galement
que toutes les infractions au code de la route puissent en
principe e^tre constate´es a` l'aide de came´ras fonctionnant
sans la pre´sence d'agents qualifie´s;
- rendre le retrait imme´diat du permis de conduire e´ga-
lement applicable aux infractions graves constate´es a`
l'aide de came´ras fonctionnant sans la pre´sence
d'agents qualifie´s.
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw
Marie-The´re`se Coenen en de heren Bart Somers, Daan
Schalck, Lode Vanoost, Michel Wauthier en Jean Depre-
ter.
Une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par Mme
Marie-The´re`se Coenen et MM. Bart Somers, Daan
Schalck, Lode Vanoost, Michel Wauthier et Jean Depre-
ter.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
Mondelinge vraag van de heer Jan Mortelmans aan
de vice-eerste minister en minister van Mobiliteit en
Vervoer over
de eerste Europese autovrije dag
(nr. 1032)
Question orale de M. Jan Mortelmans a` la vice-
premie`re ministre et ministre de la Mobilite´ et des
Transports sur
la premie`re 'journe´e sans auto' eu-
rope´enne
De heer Jan Mortelmans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, wij zijn allemaal getuige
geweest via televisie en kranten van het initiatief dat in
Italie¨ werd genomen inzake een autovrije dag. In ver-
schillende steden werden blijkbaar maatregelen getrof-
fen die varieerden van het vrijwillig thuis laten van de
auto tot een echt verbod in sommige binnensteden. In de
marge daarvan werd enkele weken geleden in Brussel
blijkbaar een verklaring ondertekend door vertegenwoor-
digers van ons land, van Frankrijk, Italie¨, Portugal, De-
nemarken en andere, om 22 september uit te roepen tot
een Europese autovrije dag. Dit initiatief bestond reeds
op kleine schaal en wordt nu blijkbaar uitgebreid tot de
EU.
Mevrouw de minister, welke initiatieven hebt u ontwikkeld
inzake deze eerste Europese autovrije dag ? Zal dit
gebaseerd zijn op vrijwilligheid, of zullen er verbodsbe-
palingen worden uitgevaardigd ? Wordt het initiatief be-
perkt tot enkele grote steden of is het de bedoeling dit uit
te breiden tot heel het grondgebied van de Gewesten ?
Werd er op dit vlak ook overleg gepleegd met de Gewes-
ten ? Het zal immers noodzakelijk zijn om op dat vlak
afspraken te maken met, bij voorbeeld, de Lijn. Is het de
bedoeling dit initiatief te beperken tot een dag per jaar, of
wil men dit uitbreiden tot verschillende zondagen per
jaar ?
Minister
Isabelle
Durant :
Mijnheer
de
voorzitter,
collega's, de lanceringsconferentie voor de derde editie
van deze Europese dag vond plaats op 4 februari 2000.
In 1999 namen drie landen deel aan de actie, voor 2000
hebben negen landen de uitnodiging aanvaard. In perfect
overleg met mijn ambtgenoten van de drie Gewesten heb
ik deze oproep beantwoord in naam van Belgie¨. Het is
nog te vroeg voor details over de initiatieven die zullen
worden genomen. Wij bevinden ons nog in het stadium
van verkennende contacten met de steden. Vele steden
hebben zich kandidaat gesteld. Het zal natuurlijk onmo-
gelijk zijn om een zo breedschalige actie te voeren in alle
steden. In permanent overleg met de Gewesten hebben
wij een federaal lastenkohier opgesteld naar het Euro-
pese model. Ook de selectie van de kandidaat-steden zal
in overleg met de Gewesten gebeuren. Zij vormen na-
tuurlijk de bevoorrechte gesprekspartners van steden en
gemeenten volgens de criteria van dit lastenkohier. Er zal
ook rekening worden gehouden met de kwaliteit van de
specifieke projecten die de kandidaat-steden voorleggen.
Ten slotte vinden wij het ook erg belangrijk dat de keuze
van de steden niet alleen zal afhangen van de inspan-
ningen die op 22 september worden gedaan, maar wel
24
HA 50
COM 124
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Isabelle Durant
van het feit dat zij begonnen zijn met de uitwerking van
een duurzaam mobiliteitsbeleid op middellange en lange
termijn. De noodzaak dringt zich op om op het plaatse-
lijke vlak acties uit te werken in overleg met alle plaatse-
lijke betrokkenen.
De noodzaak om op plaatselijk vlak acties uit te werken in
overleg met alle plaatselijke betrokkenen zoals vereni-
gingen, beroepssectoren, vervoermaatschappijen maakt
wezenlijk deel uit van het lastenkohier. Natuurlijk vormt
dit ook een heel belangrijke voorwaarde voor het succes
van de actie. Dat is tenminste de ervaring van de andere
landen. Overleg en motivatie van de steden vormen de
sleutel voor het succes van een dergelijke operatie.
De heer Jan Mortelmans (Vlaams Blok) : Ik dank de
minister voor haar antwoord. Als het nu nog te vroeg is
om dieper op de zaak in te gaan, zal ik daar later zeker op
terugkomen. Weet de minister nu al of de kwestie op
basis van vrijwilligheid dan wel met verbodsbepalingen
zal worden geregeld ?
Minister Isabelle Durant : Vermits de steden hun kandi-
datuur stellen, neem ik aan dat zij gemotiveerd zijn voor
deelname aan een dergelijke operatie.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Frieda Brepoels aan
de vice-eerste minister en minister van Mobiliteit en
Vervoer over
de moeizame besluitvorming aan-
gaande het wegvervoer in de Europese Raad voor
Vervoer en het standpunt van de minister inzake het
inhaalverbod voor vrachtwagens
(nr. 1054)
Question orale de Mme Frieda Brepoels a` la vice-
premie`re ministre et ministre de la Mobilite´ et des
Transports sur
la prise de de´cision laborieuse en
matie`re de transport par route au sein du Conseil
europe´en des Transports et le point de vue de la
ministre en matie`re d'interdiction de de´passer pour
les poids-lourds
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, mevrouw de minister, collega's, ik wil enkele dis-
cussiepunten voorleggen die ook tijdens de laatste twee
Europese Raden van vervoer ter sprake kwamen. Het
gaat om het vrachtwagentransport en het standpunt van
de minister inzake het inhaalverbod voor vrachtwagens
zoals dat in het Vlaamse Gewest op dit ogenblik wordt
toegepast.
Vooreerst wil ik het hebben over de twee ontwerpen van
richtlijn. Onlangs heeft u ons het verslag van de bespre-
king bezorgd en ik heb begrepen dat noch over de
nieuwe arbeidstijden noch over de rijbeperkingen voor
zware vrachtwagens overeenstemming werd bereikt. De
vraag blijft of de regeling geldt voor de zelfstandige
chauffeurs en ook inzake rijverboden blijft de vraag of op
sommige hoofdwegen gedurende een bepaalde periode
verkeer mag worden toegelaten.
U heeft zelf al te kennen gegeven dat u de invoering van
een rijverbod in ons land niet uitsluit. In uw beleidsnota
wordt daarnaar verwezen onder het thema
milieu. Ik
vertel echter niets nieuws als ik zeg dat vanuit de sector
sterk wordt aangedrongen op een regeling voor beide
problemen. Uit het verslag blijkt evenwel dat onder het
Portugese voorzitterschap niet zo veel zal gebeuren. Uw
collega gaf immers te kennen dat de bespreking van
deze twee heikele thema's niet tot de prioriteiten zal
behoren. Ze zouden
te gelegener tijd worden aange-
kaart.
In dat verband wil ik u graag enkele vragen stellen.
Ten eerste, welk standpunt hebt u tijdens die Europese
Raadsvergaderingen zelf ingenomen aangaande de
arbeidstijden ? Steunt u het voorstel van de commissie ?
Vindt u dat de zelfstandige chauffeurs onder deze rege-
ling ressorteren ?
Ten tweede, welk standpunt heeft u ingenomen aan-
gaande de rijverboden ? Zal u binnen de regering overleg
plegen om in ons land een rijverbod in te voeren, ook
indien op het Europese vlak geen overeenstemming
wordt bereikt ? Is dat punt al besproken in de Minister-
raad ? Zo ja, wat waren de resultaten van deze bespre-
king ? Zal de minister stappen ondernemen om de richt-
lijnen op de agenda van de volgende Raad te krijgen ?
Een ander aspect is de problematiek van het inhaalver-
bod dat de Vlaamse minister van Mobiliteit Stevaert vorig
jaar als experiment op bepaalde plaatsen heeft inge-
voerd en dat hij nu wenst uit te breiden. De resultaten van
een onderzoek hebben immers de deugdelijkheid van het
systeem bewezen.
Voor mij blijft het onduidelijk hoe u, als federaal minister,
staat tegenover deze maatregel. Dit is niet onbelangrijk
gezien de definitieve invoering van het systeem op
federaal niveau moet worden geregeld omdat het ver-
keersreglement moet worden gewijzigd.
Ik heb begrepen dat u hebt aangedrongen op een
spoedig overleg met het Vlaamse Gewest, de rijkswacht
en de transportfederaties.
Hoe staat u tegenover het inhaalverbod ? Overweegt u
een aanpassing van het verkeersreglement ? Zo ja,
binnen welke termijn en heeft er al overleg plaatsgehad ?
Zo neen, wanneer plant u dit ?
Minister
Isabelle
Durant :
Mijnheer
de
voorzitter,
collega's, Belgie¨ heeft het voorstel van de Commissie
gesteund om de arbeidstijd van de vrachtwagen-
HA 50
COM 124
25
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Isabelle Durant
bestuurders - inbegrepen de zelfstandige chauffeurs - te
regelen. De doelstellingen van de richtlijnen waren de
volgende : ten eerste, verzekeren van veiligheid, gezond-
heid en algemeen welzijn van de chauffeurs; ten tweede
de verbetering van de verkeersveiligheid; ten derde
garanderen van een eerlijke concurrentie; ten vierde, de
bescherming van het leefmilieu.
Om deze doelstellingen te bereiken mag geen onder-
scheid worden gemaakt tussen loontrekkende en zelf-
standige vrachtwagenchauffeurs. Als de zelfstandige
chauffeurs zouden worden onttrokken aan het systeem,
dan zouden vele ondernemingen het statuut van de
loontrekkende veranderen in dit van zelfstandige en dat
zou tot bepaalde misbruiken leiden. De toepassing van
het systeem in Belgie¨ verandert weinig voor de loont-
rekkenden omdat de bestaande overeenkomsten van de
paritaire comite´s compatibel zijn met de richtlijn.
Uitbreiding van de maatregel voor de zelfstandige chauf-
feurs vereist een aantal specifieke maatregelen die deels
door andere departementen moeten worden genomen.
Zodra de Commissie een definitief voorstel heeft voorge-
legd, moet overleg daarover worden opgestart.
Mevrouw Brepoels, ik ben het eens met uw opmerking
dat het Portugese voorzitterschap niet erg gemotiveerd
lijkt, maar ik weet dat de Fransen - die na Portugal
voorzitter worden - zeer gemotiveerd zijn. In Frankrijk ligt
de sector immers zeer gevoelig en de Franse minister wil
zeker vooruitgang boeken.
De komende zes maanden zullen in de Europese Minis-
terraad weinig debatten worden gehouden, maar Frank-
rijk zal de discussie over loontrekkende en zelfstandigen
zeker voorbereiden.
Ikzelf ben voorstander van een harmonisering van het
rijverbod op Europees vlak voor vrachtwagens voor
internationaal vervoer op bepaalde wegen. De standpun-
ten van de verschillende landen lopen echter sterk uiteen
zodat de goedkeuring van een definitief voorstel niet voor
morgen is. Ik pleit ook voor de mogelijkheid dat indivi-
duele landen het minimale Europese rijverbod kunnen
uitbreiden om daarmee tegemoet te komen aan sociale
doelstellingen, het leefmilieu, de verkeersveiligheid of het
toeristisch verkeer.
Er zal uiteraard overleg komen met de betrokken secto-
ren om te voorkomen dat tegengestelde resultaten wor-
den bereikt. Dit overleg is absoluut noodzakelijk, zelfs
alvorens te discussie¨ren in de Ministerraad. Wij weten
bijvoorbeeld dat de ondernemers en de chauffeurs een
verschillende kijk hebben op de zaak. Na dit overleg
zullen wij op de Europese Ministerraad een precies
standpunt kunnen bepalen.
Momenteel kan men de situatie rond beide dossiers het
best als een patstelling omschrijven. De uiteenlopende
standpunten blokkeren de dossiers. In een dergelijke
situatie heeft het geen zin de richtlijnen opnieuw op de
agenda te plaatsen. Misschien kan de Europese Com-
missie een doorbraak cree¨ren door de voorstellen aan te
passen.
Als er opnieuw uitzicht komt op een oplossing, zal ik niet
nalaten te vragen om beide dossiers aan de agenda te
plaatsen van de Europese Ministerraad.
Wat het inhaalverbod voor vrachtwagens betreft, lijkt een
algemene regelgeving inzake dit inhaalverbod op rijba-
nen met twee rijstroken of op een autosnelweg mij niet
echt opportuun te zijn. Overigens is dat in die context niet
in overeenstemming te brengen met het internationaal
verdrag inzake het wegverkeer. Ik geef er de voorkeur
aan de wegbeheerder in elk geval afzonderlijk te laten
beslissen op welke plaatsen en wanneer hij het volgen
van een andere dan de rechterrijstrook wil verbieden.
Ik ben dus niet van plan om in de huidige situatie de
voorgestelde maatregel definitief in te voeren via een
aanpassing van het verkeersreglement. Indien de weg-
beheerders van de autosnelwegen, in casu de Gewes-
ten, dat zouden vragen op basis van de resultaten van de
huidige lokale beperkingen, dan kan ik de problematiek
opnieuw bekijken. Overleg met de Gewesten daarover
zal binnenkort worden opgestart. Wij hebben daarover al
gesproken in de CIMIT. Ik wens echter eerst de resulta-
ten van de beperkte ervaring die men hiermee heeft te
kennen om een goede visie te krijgen voor de toekomst.
Dan kunnen we nagaan of het nodig is om het verkeers-
reglement te wijzigen.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mevrouw de minis-
ter, ik heb uw standpunten in verband met de twee
Europese richtlijnen duidelijk begrepen. Ik meen dat u ze
correct naar voren hebt gebracht. Deze morgen werden
we nog geconfronteerd met de nieuwe cijfers inzake
overtredingen op de arbeidstijd. Hieruit blijkt dat de
zelfstandige rijders 20% van de overtredingen voor hun
rekening nemen. Dit duidt op een belangrijk aspect
waarin we jammer genoeg door een aantal andere
landen niet gesteund worden en waarvan we min of meer
de dupe zijn. U hebt verwezen naar het Franse voorzit-
terschap van de Europese Unie. Ik meen dat dit nog niet
begonnen is ?
Minister Isabelle Durant : Neen, momenteel is Portugal
voorzitter, daarna krijgen we Zweden en vervolgens
Frankrijk in het tweede deel van 2001.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Wat de problema-
tiek van het inhaalverbod betreft, meen ik dat het
Vlaamse Gewest al heel gunstige resultaten kan voor-
leggen. Ik hoop dat u op basis daarvan op korte termijn
tot een voorstel tot wijziging van het verkeersreglement
zult kunnen komen.
26
HA 50
COM 124
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Jos Ansoms aan de
vice-eerste minister en minister van Mobiliteit en
Vervoer over
de rechtstreekse spoorverbinding
Antwerpen-Zaventem
en
Leuven-Zaventem
(nr. 1055)
Question orale de M. Jos Ansoms a` la vice-premie`re
ministre et ministre de la Mobilite´ et des Transports
sur
la liaison ferroviaire directe Anvers-Bruxelles-
National et Louvain-Bruxelles-National
De heer Jos Ansoms (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, enerzijds kon deze vraag mis-
schien beter morgen worden gesteld omdat we dan weer
de hele dag een gedachtewisseling over de NMBS zullen
hebben. Anderzijds is het misschien beter om vragen
onmiddellijk in te dienen aangezien de agenda aan de
lopende band gewijzigd wordt zodat het moeilijk is om
zich nog te orie¨nteren. De ene keer is er een hoorzitting
gepland en mogen er geen vragen worden gesteld. De
andere keer wordt er dan weer een hoorzitting voorge-
steld met de minister en gedelegeerd bestuurder samen.
Achteraf wordt ook dat weer veranderd. Voortaan stel ik
dus gewoon mijn vragen zoals het Reglement het voor-
schrijft. Dat is ook het gemakkelijkst.
Mevrouw de minister, mijn vraag zal zeer kort zijn. Ze
gaat over de rechtstreekse spoorverbinding Antwerpen-
Zaventem en Leuven-Zaventem. Zoals het meestal gaat
hoorden wij over deze projecten via de media. Zo verna-
men wij bijvoorbeeld op 7 februari via de
Gazet van
Antwerpen
dat er in 2004 een ontsluiting van Zaventem
richting Leuven zal komen. Hetzelfde geldt voor Antwer-
pen in 2008. Dat betekent dat de reistijd tussen Leuven
en Zaventem tot een kwartier herleid zal worden en
tussen Antwerpen en Zaventem tot een half uur. Vooral
die laatste invalshoek, richting Antwerpen, interesseert
mij. Dat is immers niet onbelangrijk voor een ander heikel
dossier in Vlaanderen, namelijk de toekomst van de
luchthaven van Deurne. Het zou zeer interessant zijn om
te weten of de treinen in 2008 daadwerkelijk rechtstreeks
van Zaventem naar Antwerpen kunnen rijden en het is
nog veel belangrijker om te weten of ze dat ook zullen
doen. Dat zou immers een belangrijk element kunnen zijn
in de discussie over de toekomst van de luchthaven van
Deurne.
Mevrouw de minister, mijn vraag is zeer concreet. Ten
eerste, kunt u als minister formeel bevestigen en garan-
deren dat de werken richting Leuven in 2004 en de
werken richting Antwerpen in 2008 voldoende ver gevor-
derd zullen zijn om rechtstreeks vanuit beide plaatsen
naar de luchthaven te kunnen sporen ?
Ten tweede, is dat ook de visie van de NMBS ? Ik zal
deze vraag morgen ook stellen aan de gedelegeerd
bestuurder. Zal de NMBS ervoor zorgen dat er in respec-
tievelijk 2004 en 2008 treinen vanuit Leuven en Antwer-
pen naar de luchthaven zullen rijden ? Zal het niet bij
kunnen blijven ?
Minister Isabelle Durant : Mijnheer de voorzitter, mijn-
heer Ansoms, ik heb twee korte antwoorden op uw korte
vragen. De infrastructuur voor de rechtstreekse verbin-
ding van de luchthaven met Leuven, de vertakking Nos-
segem, zal samen met de afwerking van de viersporige
lijn Brussel-Leuven eind 2005 in gebruik kunnen worden
genomen voor zover de nodige vergunningen en ontei-
geningen vlot verlopen. De nieuwe lijn van de luchthaven
naar Antwerpen kan in 2008 klaar zijn als de procedures
voor de herziening van de gewestplannen, het milieu-
effectenrapport, de onteigeningen en de bouwvergun-
ning een normaal verloop kennen en als in het najaar van
2000 gestart wordt met het in herziening stellen van de
gewestplannen. De NMBS heeft ons laten weten dat
zodra het geheel van de nodige infrastructuur aanwezig
is die de snelle verbindingen tussen Leuven en Antwer-
pen en de luchthaven mogelijk maakt, zij zeker de
intentie heeft om op deze verbindingen een klokvaste
treinverbinding te organiseren. Ik hoop dat dit waar zal
zijn.
De heer Jos Ansoms (CVP) : Mevrouw de minister, wij
weten nu dus concreet dat de verbinding met Leuven er
niet in 2004 maar eind 2005 zal komen. U stelt echter wel
dat het mogelijk is dat er in 2008 rechtstreekse treinen
tussen Antwerpen en Zaventem rijden als aan alle ge-
noemde voorwaarden voldaan is. Het is dus nog bepaald
niet zeker dat dit het geval zal zijn in 2008. Dat is zeer
belangrijk voor het andere dossier.
Mijn bijkomende vraag is : hoe zit dat met de financiering
van die projecten ? Er moet nog een gewestplanwijziging
worden doorgevoerd. Zijn er in het investeringsplan van
de NMBS middelen uitgetrokken om die rechtstreekse lijn
naar Zaventem aan te leggen ?
Zitten die middelen in de 60-40-verdeelsleutel vervat ?
Het zijn twee projecten die op het grondgebied van
Vlaanderen dienen te worden uitgevoerd. Als zij in het
gedeelte van 60% van het totale pakket dienen te worden
gefinancierd, dan vrees ik dat dit ten koste zal zijn van
andere belangrijke projecten, die ook belangrijk zijn. Ik
denk bijvoorbeeld aan de ontsluiting van de Antwerpse
haven met de tweede spoortoegang. Dan staan wij weer
even ver, want dan kan men een dossier maken, maar
dan zal het niet gaan bij gebrek aan financie¨le middelen.
Kunt u daar iet meer over zeggen ?
HA 50
COM 124
27
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Minister Isabelle Durant : Mijnheer de voorzitter, de
middelen voor dit project zijn opgenomen in het
investeringsplan. De discussie daarover is nog niet be-
gonnen. U citeert andere data. U moet goede contacten
hebben met de NMBS. Ik neem akte van uw data.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Georges Lenssen aan
de vice-eerste minister en minister van Mobiliteit en
Vervoer
over
de erkenning van aannemers
(nr. 1063)
Question orale de M. Georges Lenssen a` la vice-
premie`re ministre et ministre de la Mobilite´ et des
Transports sur
l'agre´ment d'entreprises (n° 1063)</b>
De heer Georges Lenssen (VLD) : Mijnheer de voorzit-
ter, mevrouw de minister, als een aannemer overheid-
sopdrachten wil uitvoeren, dan kunnen die slechts wor-
den gegund aan een erkende aannemer. Om erkend te
zijn, dient men aan bepaalde voorwaarden te voldoen.
De gewestregering waar de aannemer woont of waar de
maatschappelijke zetel is gevestigd, is daarvoor verant-
woordelijk. Zij schrijft de erkenning uit. Een erkenning
kan enkel worden verleend wanneer er een advies is van
de commissie voor Erkenning. Deze commissie en haar
secretariaat ressorteren dus onder de minister, bevoegd
voor de erkenning van aannemers.
Aangezien deze commissie een onmisbare schakel is
voor de erkenning van aannemers, is een vlotte werking
een noodzaak. De erkenningsregeling staat op dit mo-
ment zwaar onder druk omdat het secretariaat dat dos-
siers voor de commissie voorbereidt, op dit moment met
een personeelstekort kampt. Jaarlijks daalt het perso-
neelsbestand. Nochtans kent het personeel om het dos-
sier van de vijfjaarlijkse herzieningen toch te blijven
volgen, een aantal problemen.
Mevrouw de minister, ten eerste, hoe precair is op dit
ogenblik de toestand van de commissie voor Erkenning
en zijn secretariaat ? Is men nog in staat om dossiers op
tijd af te handelen ?
Ten tweede, wat is de reden van het dalend persone-
elstekort bij de commissie ?
Ten derde, welke stappen zal de minister zetten om de
werking van de commissie en de erkenningsprocedure
opnieuw vlot te laten werken ?
Minister
Isabelle
Durant :
Mijnheer
de
voorzitter,
collega's, ondanks de gestadige personeelsvermindering
van het secretariaat van de erkenningscommissie, is dit
secretariaat dankzij een onverdroten inzet, er tot op
heden in geslaagd de dossiers binnen een redelijke
termijn af te handelen. Deze situatie is evenwel op
termijn onhoudbaar. De betrokken directie dient dan ook
dringend versterkt te worden, zodat een vlotte en effi-
cie¨nte werking opnieuw kan worden gegarandeerd.
De daling van het personeelsbestand bij de commissie
volgt de algemene trend binnen het ministerie van Ver-
keer en Infrastructuur, maar is thans op een punt geko-
men dat de goede werking van de commissie in het
gedrang komt. Er wordt op dit moment met de admini-
stratie nagegaan op welke manier snel een oplossing kan
worden geboden aan dit dringend probleem. Het spreekt
voor zich dat dit op korte termijn dient te gebeuren. Ik heb
de voorzitter van de commissie daarover gesproken. Hij
heeft een oproep gedaan voor zijn commissie. Ik ben
ervan overtuigd dat het noodzakelijk is dit secretariaat en
haar taken te waarborgen. Vandaag is dat niet het geval,
want zij hebben te weinig middelen om te kunnen wer-
ken.
Ik zal met de administratie contact opnemen om voor de
commissie oplossingen te vinden.
De heer Georges Lenssen (VLD) : Mevrouw de minister,
ik hoop dat naar aanleiding van uw antwoord er daad-
werkelijk iets zal gebeuren.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Jos Ansoms aan de
vice-eerste minister en minister van Mobiliteit en
Vervoer over
de veiligheidsgordels in autocars
(nr. 1070)
Question orale de M. Jos Ansoms a` la vice-premie`re
ministre et ministre de la Mobilite´ et des Transports
sur
les ceintures de se´curite´ dans les autocars
De heer Jos Ansoms (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, de aanleiding van deze vraag is het
ongeval met een autocar in Bikschote in West-
Vlaanderen. Er werd duidelijk vastgesteld dat de ernst
van de lichamelijke letsels beperkt hadden gebleven
indien de autocar was uitgerust met veiligheidsgordels en
indien uiteraard de inzittenden de veiligheidsgordel had-
den gedragen. Het is immers zo dat bij een botsing, en
zeker aan een vrij hoge snelheid, alle inzittenden van een
auto en dus nog meer van een autocar, naar voor worden
gekatapulteerd, met alle zware letsels als gevolg. Het is
een typisch gekend verschijnsel. Dit geldt dus ook voor
reizigers in een autocar.
28
HA 50
COM 124
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jos Ansoms
Een Europese richtlijn maakt de installatie van veilig-
heidsgordels verplichtend voor de nieuwe types van
autocars vanaf 1 januari 1997 en voor de nieuwe auto-
cars van de bestaande types vanaf 1 oktober 1999.
Mevrouw de minister, ten eerste, voor zover ik weet werd
deze richtlijn niet omgezet in Belgisch recht. Kunt u dat
bevestigen ? Wanneer mag die omzetting worden ver-
wacht ?
Ten tweede, kunt u mij een overzicht geven van het
aantal autocars dat in ons land valt onder deze verplich-
ting, vervat in de Europese richtlijn ? Welk percentage
maakt dat uit ten aanzien van het totaal ingeschreven
aantal autocars ?
Mevrouw de minister, hebt u een beeld van het percen-
tage autocars dat onder de eventuele verplichting inzake
veiligheidsgordels vallen, doch in werkelijkheid niet uit-
gerust zijn met deze gordels ?
Ten derde, verdient het geen aanbeveling om - de
autocar te Bikschote was ingeschreven in 1989 - ook de
autocars die strikt genomen volgens de richtlijn niet met
een gordel moeten zijn uitgerust - de oudere autocars -,
eventueel met een stimulans vanuit de federale overheid
ook met veiligheidsgordels uit te rusten ?
Ten vierde, kunt ons een overzicht geven van de Euro-
pese richtlijnen en/of reglementen die betrekking hebben
op de verkeersveiligheid en die nog niet zijn omgezet in
Belgisch recht ?
Minister Isabelle Durant : Mijnheer de voorzitter, mijn-
heer Ansoms, in 1996 werd door de administratie een
koninklijk besluit voorbereid met het oog op het verplicht
maken van een aantal Europese richtlijnen. De richtlijnen
96/36 inzake de veiligheidsgordels van autocars en
96/38 inzake de verankeringspunten van de veiligheids-
gordels behoorden tot dit pakket. Hierbij werd telkens
verwezen naar de tekst van de diverse richtlijnen, zoals
die was verschenen in het officie¨le publicatieblad van de
Europese Unie. Deze manier van verwijzing werd juri-
disch echter niet aanvaard. Men eiste de integrale publi-
catie van de tekst van elke richtlijn in beide landstalen.
Wij zullen overleggen met de regeringscommissaris, de
heer Willockx, om een oplossing te vinden voor de
vertraging. Hij heeft van de regering de opdracht gekre-
gen, niet alleen voor de sector infrastructuur en commu-
nicatie, alle Europese richtlijnen in Belgische teksten om
te zetten.
Sedert 1 januari 1997 kunnen geen voertuigen meer
worden geweigerd die aan de richtlijnen voldoen. Sedert
1 oktober 1999 kunnen, mits opname in het technische
reglement, voertuigen worden geweigerd die niet vol-
doen. Nieuwe voertuigen met een Europese goedkeuring
voldoen sowieso aan deze richtlijnen. Momenteel is
ongeveer 2% van het betrokken voertuigenpark, onge-
veer 17 000 voertuigen, met veiligheidsgordels uitgerust.
Reeds in dienst zijnde voertuigen kunnen slechts met
veiligheidsgordels worden uitgerust voor zover reeds
verankeringspunten aanwezig zijn. Het naderhand aan-
brengen van verankeringspunten wordt technisch onmo-
gelijk geacht.
De lijst van Europese richtlijnen moet zo snel mogelijk in
Belgisch recht worden omgezet. Dienaangaande zal
contact worden opgenomen met de heer Willockx.
De heer Jos Ansoms (CVP) : Mevrouw de minister, ik
dank u voor deze informatie. Als ik het goed voorheb,
verschuilt men zich een beetje achter een juridische
uitleg. Men zou er ook een andere kunnen geven. Deze
uitleg is betwistbaar, namelijk dat de Europese richtlijn
moet verschijnen in beide landstalen alvorens ze uit te
voeren. Niettemin heeft de administratie reeds in 1996
een ontwerp van koninklijk besluit voorbereid om de
omzetting naar Belgisch recht te realiseren. Ik vind het
spijtig dat dit op dergelijke punten achteruit wordt gesteld.
Daarnaast verneem ik ook dat slechts 2% van de 17 000
voertuigen aan de richtlijn voldoet.
Vervolgens, mevrouw de minister, begrijp ik dat de heer
Willockx wordt gevraagd, naast zijn andere drukke be-
zigheden zoals onder andere de nieuwe opdracht om
asielzoekers terug te brengen, de omzetting van de
Europese richtlijn zo snel mogelijk tot stand te brengen.
Mag ik daaruit besluiten - dat is eigenlijk het belangrijkste
- dat u voor 100% achter de Europese richtlijn staat en
dat u alles in het werk zult stellen om deze Europese
richtlijn zo spoedig mogelijk in Belgisch recht om te
zetten ?
Tot slot, mevrouw de minister, denkt u eraan om stimuli te
geven voor de toepassing van deze richtlijnen naar
bestaande autocars ? De kostprijs voor e´e´n autocar zou
150 000 frank bedragen. Wat is de prijs van een men-
senleven ? Daarover moet iedereen maar oordelen. Ik
geef u de katalysator als voorbeeld uit het verleden. Dat
was ook een Europese richtlijn voor nieuwe wagens. De
vroegere minister, mevrouw Miet Smet, heeft van over-
heidswege een stimulans gegeven in de vorm van een
tegemoetkoming om ook in bestaande wagens die niet
aan de richtlijn moesten voldoen de katalysator versneld
in te bouwen. Het zou dus perfect mogelijk zijn, als de
minister dit wenst, om een dergelijke financie¨le stimulans
te geven om de toepassing van de richtlijn versneld te
kunnen invoeren. Bent u dat van plan ?
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
HA 50
COM 124
29
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren
Daan Schalck en Jan Mortelmans en mevrouw Frieda
Brepoels en de heer Jos Ansoms aan de vice-eerste
minister en minister van Mobiliteit en Vervoer over
de voorrang op oversteekplaatsen voor voetgan-
gers
(nrs. 1116, 1120, 1122 en 1132)
Questions orales jointes de MM. Daan Schalck et Jan
Mortelmans et Mme Frieda Brepoels et M. Jos An-
soms a` la vice-premie`re ministre et ministre de la
Mobilite´ et des Transports sur
la priorite´ sur les
passages pour pie´tons
(n
os
1116, 1120, 1122 et 1132)
De heer Daan Schalck (SP) : Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, uw uitspraken omtrent de verkeers-
veiligheid of verkeersonveiligheid op zebrapaden hebben
blijkbaar de aandacht van verschillende leden van de
commissie getrokken. Sinds 1 april 1996 hebben voet-
gangers op zebrapaden absolute voorrang. Wij hebben
samen met u vastgesteld dat er sindsdien een stijging is
geweest van het aantal letselongevallen op zebrapaden
met ongeveer 5%, hoewel het totaal aantal ongevallen
met voetgangers met ongeveer 3% afgenomen is.
Ik heb daarover een belangrijke opmerking. Die maatre-
gel is vooral genomen om de voetgangers ook een
juridische zekerheid te geven, om de betwisting bij het
oversteken op zebrapaden weg te nemen. Daarnaast
vermoed ik dat meer voetgangers door die voorrangs-
maatregel gebruik maken van het zebrapad. Ik weet niet
of daarover cijfers bestaan. Misschien is daardoor het
aantal ongevallen op zebrapaden licht gestegen.
Wat mij zeer belangrijk lijkt, is dat de wegbeheerders een
zeer grote verantwoordelijkheid dragen. Op 21 maart
1996 is er een ministerie¨le rondzendbrief geweest om die
maatregel te begeleiden en om aan de wegbeheerders
tal van suggesties te doen hoe dat op een veilige manier
zou kunnen gebeuren.
Ik vraag mij dan ook af wat de wegbeheerders - voorna-
melijk steden en gemeenten, maar ook de gewesten -
daarmee gedaan hebben. Is er een systematische scr-
eening geweest van die oversteekplaatsen ? Zijn u daar-
over gegevens bekend ? Het is niet alleen van belang om
de statistieken te bekijken, maar ook om op federaal
niveau na te gaan hoe men verder een beroep kan doen
op de verantwoordelijkheidszin van die wegbeheerders
en om eventueel een aantal wettelijke normen te stellen.
Het verheugt me dat u zelf al een aantal maatregelen wilt
nemen om het stijgend aantal ongevallen op oversteek-
plaatsen voor voetgangers te doen terugnemen. Een van
de ideee¨n dat in de pers uitgebreid is weergegeven, is
het opnieuw invoeren van een teken. Daardoor zouden
de voetgangers de automobilisten kenbaar kunnen ma-
ken dat zij wensen over te steken. Mijn vrees is dat wij
dan een stapje terug zullen zetten in verband met de
juridische zekerheid voor voetgangers. Ik hoop dat dit
niet het geval zal zijn.
Mevrouw de minister, vandaar dat ik een aantal speci-
fieke vragen heb. Ten eerste, beschikt u over de gege-
vens van de evolutie van het aantal juridische betwistin-
gen over de aansprakelijkheid tussen bestuurders en
overstekende voetgangers bij ongevallen ? Ten tweede,
beschikt u over gegevens van eventuele wijzigingen in
het oversteekgedrag van voetgangers sinds 1 april 1996
wanneer de huidige voorrangsregeling van kracht gewor-
den is ? Ten derde, in hoeverre hebben wegbeheerders
gevolg gegeven aan de aanbevelingen uit de ministerie¨le
omzendbrief van 16 maart 1996 ? Welke maatregelen
wilt u eventueel nemen opdat de wegbeheerders de
oversteekplaatsen op een oordeelkundige en veilige
wijze zouden inrichten ?
Bent u in dat verband van oordeel dat op bepaalde
plaatsen oversteekplaatsen alleen kunnen worden aan-
gebracht mits een veilige inrichting, eventueel binnen en
buiten de bebouwde kom. Collega Ansoms heeft in het
verleden al een vraag gesteld, meer specifiek over
oversteekplaatsen buiten de bebouwde kom. Ten slotte,
wilt u de huidige voorrangsregeling zoals omschreven in
de tweede alinea van artikel 40 van het koninklijk besluit
van 1 december 1975 formeel wijzigen ? Dat zijn mijn
specifieke vragen in dat verband.
De voorzitter : Aangezien de heer Hugo Philtjens afwe-
zig is, verleen ik het woord aan de heer Jan Mortelmans.
De heer Jan Mortelmans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, enkele maanden gele-
den hebben we reeds over deze problematiek gedebat-
teerd naar aanleiding van de alarmerende berichten over
het aantal ongevallen op de oversteekplaatsen. De cijfers
worden nu bevestigd door het BIVV. De minister maakte
toen nog geen gewag van het eenvormig teken dat de
voetgangers zouden moeten maken.
Wat de voorrangsregel voor de voetgangers zelf betreft,
blijf ik erbij dat dit een goede maatregel is. Die maatregel
kan de zwakke weggebruikers ten goede komen. Er zijn
in de discussie toch wel enkele elementen belangrijk. In
de eerste plaats denk ik dat het absoluut noodzakelijk is
dat een versneld overleg moet worden gepleegd met de
verschillende wegbeheerders. Er moet mijns inziens ver-
sneld werk worden gemaakt van maatregelen die de
oversteekplaatsen veiliger maken. In die zin denk ik dat
een aantal zaken die hier vandaag worden voorgesteld
- onder andere door collega Ansoms - ernstig en snel
bekeken moeten worden. Dat is een eerste punt.
Wat de maatregel van het handopsteken zelf betreft, kan
ik mij niet van de indruk ontdoen dat u de verantwoorde-
lijkheid opnieuw bij de zwakke weggebruiker - in casu de
voetganger - legt. Het is volgens u de voetganger die
ervoor moet zorgen dat hij veilig kan oversteken. Dat
30
HA 50
COM 124
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jan Mortelmans
signaal mogen we mijns inziens niet geven. Als we op de
oversteekplaatsen voorrang geven aan de voetganger,
moeten we de verantwoordelijkheid bij de autobestuurder
leggen.
U vermeldde zelf in uw antwoord enkele maanden gele-
den dat de ongevallen vaak het gevolg zijn van een niet
correcte naleving van verkeersvoorschriften door be-
stuurders, bijvoorbeeld het niet matigen van de snelheid
bij het inhalen van een voertuig of het negeren van het
inhaalverbod wanneer de in te halen bestuurder een
voetganger in gevaar brengt.
Ik mis in uw antwoord aan ons en in de Senaat, de
bijkomende maatregelen die kunnen worden genomen,
onder meer op het strafrechtelijke vlak. In een interview
suggereert u zelf dat controles onmisbaar zijn omdat
verkeersovertredingen vaak het leven van andere weg-
gebruikers in gevaar brengen. U zegt dan zelf dat er te
weinig controles zijn. U suggereert verder dat er te veel
processen-verbaal zonder gevolg geklasseerd worden.
Het lijkt mij noodzakelijk dat op dat vlak ook overleg wordt
gepleegd met uw collega van Justitie.
Ik had dan ook graag vernomen of u bij deze maatregel
blijft en of u andere begeleidende maatregelen voorstelt
om de veiligheid op de oversteekplaatsen te verhogen.
Wordt er rekening gehouden met de aanbevelingen voor
de wegbeheerders en hoe wordt dat gecontroleerd en
bestraft ? Heeft de minister tenslotte een zicht op het
aantal ingetrokken rijbewijzen in toepassing van de arti-
kelen 55 en 56 van het verkeersreglement ? Ik dank u bij
voorbaat voor uw antwoord.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, mevrouw de minister, collega's, naar aanleiding
van een publicatie van cijfers door het BIVV, waarin wordt
aangetoond dat het aantal letselongevallen op niet-
geregelde oversteekplaatsen met niet minder dan 20% is
gestegen, en naar aanleiding van een bespreking in de
Senaat rond deze problematiek, wil ik de minister enkele
vragen stellen. Zij heeft immers in de bespreking reeds
aangetoond of gezegd dat er dringend maatregelen
moeten worden genomen om de snelheid van het auto-
verkeer te matigen en de zichtbaarheid van de over-
steekplaatsen te vergroten. Misschien zou er ook een
afspraak kunnen worden gemaakt over een eenvormig
teken tussen bestuurders en voetgangers.
Mevrouw de minister, u hebt waarschijnlijk de reactie
hierop gelezen van de gilde van de voetganger, die om
verscheidene redenen bijzonder kritisch is. De vereniging
stelt zich bijvoorbeeld de vraag welke de rechtszekerheid
is van een dergelijk signaal of oogcontact dat u voorstelt.
Ik heb begrepen dat de minister veel heil ziet in het
nemen van maatregelen door de wegbeheerders in ver-
band met de inrichting en inplanting van oversteekplaat-
sen. Dat zal sowieso bijdragen tot een grotere veiligheid.
De vereniging dringt er tevens op aan dat de minister
vanuit haar bevoegdheid een beslissing zou nemen om
alle zebrapaden, ook de niet-beveiligde, verplicht te
voorzien van het blauwe verkeersbord. Ook wordt geop-
teerd voor het aanbrengen van een volle witte lijn of
haaientanden voor een zebrapad, zoals dat reeds in een
aantal andere landen het geval is.
Mevrouw de minister, ik wens u dienaangaande enkele
vragen te stellen. Kunt u de relatie bevestigen tussen de
stijging van het aantal ongevallen op niet-beveiligde
oversteekplaatsen met 20% en de gewijzigde voorrangs-
regeling sinds april 1996 ? Ik heb begrepen dat u hier-
over nog bijkomend onderzoek wilt doen. Binnen welke
termijn plant u dat ?
Bent u ook bereid zoals voorgesteld dringend een aantal
maatregelen te nemen via het verkeersreglement, en zo
ja, welke ?
Ten slotte wil ik u vragen of u over de door u vooropge-
stelde maatregelen over de verschillende wegbeheer-
ders reeds een overleg hebt gepland met de gewesten ?
De heer Jos Ansoms (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, uiteraard wens ik nog enkele
vragen te stellen over deze problematiek. Ik verwijs naar
een discussie die we maanden geleden in deze commis-
sie over hetzelfde onderwerp hadden. In de eerste plaats
wil ik het hebben over uw suggestie van de opgestoken
hand. De geschiedenis herhaalt zich. Dat te zien is
natuurlijk een voordeel van wie reeds lang in dit Huis
werkt.
Vanaf 1981 werden wetsvoorstellen ingediend door
collega's om dit gebaar op te nemen in het verkeersre-
glement. Mevrouw, het idee dat u hebt gelanceerd is dus
niet zo origineel of zo nieuw. Collega Cardoen bijvoor-
beeld heeft destijds reeds een dergelijk wetsvoorstel
ingediend. Uiteraard is het niet in het verkeersreglement
opgenomen, en wel om verschillende redenen.
Eerst en vooral is er de problematiek van de verantwoor-
delijkheid, de aansprakelijkheid. Ik zie het al gebeuren.
Een moeder heeft bij regenweer in de ene hand een
regenscherm, in de andere hand een kleuter. Wie of wat
moet de moeder opofferen om haar hand te kunnen
opsteken ? Het regenscherm, met als gevolg dat ze
opnieuw naar de kapper moet ? Of laat zij haar kleuter
los ? Groot probleem dus voor dames die bij regenweer
hun hand moeten opsteken.
In elk geval, ik wens slechts te illustreren dat er immens
grote problemen kunnen zijn wanneer u dit gebaar ver-
plicht zou opleggen in het verkeer. Alle gekheid op een
stokje, dit was uiteraard niet het belangrijkste.
HA 50
COM 124
31
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jos Ansoms
Ik ben blij dat twee jongere collega's reeds hebben
verwezen naar standpunten die ik reeds vroeger innam.
Ik denk dat het enige waardevolle is dat de minister
bevoegdheid voor Verkeer normen vastlegt over waar en
hoe er zebrapaden moeten worden aangelegd. Niet meer
en niet minder. Dat is het essentie¨le.
Ik wens - aangezien twee collega's er reeds naar hebben
verwezen - heel kort ons standpunt te herhalen. Naar
aanleiding van het invoeren van de reglementering in
1996 hebben wij dit ook reeds gezegd. Het is dus niet
nieuw.
Heel kort komt het hierop neer. Wij vinden dat onbe-
schermde zebrapaden in principe alleen kunnen op twee-
baanswegen met een maximum toegelaten snelheid van
50 kilometer per uur. Want, mevrouw de minister, kent u
de remafstand van een wagen die 70 kilometer per uur
rijdt bij droog weer ? Als minister van Verkeer zou u dat
kunnen weten. Hoeveel meter heeft die wagen nodig om
stil te staan ?
Minister Isabelle Durant : Ik ben er zeker van dat u het
juiste antwoord kent.
De heer Jos Ansoms (CVP) : Ik ken het juiste antwoord.
Ik zei dit maar ter illustratie. Ik heb u horen zeggen dat
het zou kunnen dat er op wegen buiten de bebouwde
kom, waar 70 kilometer per uur wordt gereden, onbe-
schermde zebrapaden zouden worden geschilderd. Van-
daar dat ik deze vraag stel. U moet zich voorstellen dat u
als voetganger door oogcontact, of door aanstalten te
maken, moet oversteken. Bij droog weer, en als de
remmen van de wagen in perfecte staat zijn, is de
remafstand 56 meter. Bij regenweer, wat in ons land
nogal vaak voorkomt, is dat een eind boven de 60 meter.
Kunt u zich voorstellen dat u bij regenweer en op een
weg waar wagens 70 km per uur mogen rijden op
oogafstand teken doet dat u gaat oversteken ? Negen
kansen op tien wordt u omver gereden, want de chauf-
feur heeft 60 meter of meer nodig om stil te staan.
Het is dus duidelijk dat alleen op tweebaanswegen met
een maximum toegelaten snelheid van 50 kilometer per
uur het verantwoord is om onbeschermde zebrapaden
aan te leggen, omdat dan de remafstand 30 meter is.
Op vierbaanswegen in de bebouwde kom kan dit enkel
met verkeerslichten.
U weet net zo goed als ik dat er heel wat ongevallen
gebeuren op vierbaanswegen. De auto op het rechter-
baanvak stopt, de voetganger steekt over, maar de auto
op het linkerbaanvak steekt voorbij en rijdt de voetganger
dood. Ook voor vierbaanswegen in de bebouwde kom
mag men geen uitzondering maken. Alle zebrapaden
moeten er beschermd worden.
Voor tweebaanswegen buiten de bebouwde kom stel ik
zebrapaden met verkeerslichten voor en voor vierbaans-
wegen buiten de bebouwde kom, oversteekplaatsen met
minstens verkeerslichten, maar bij voorkeur onder-
grondse of bovengrondse verbindingen. U weet dat de
mens zwak is en op een vierbaansweg met verkeerslich-
ten toch nog door het rood licht durft te lopen. Ik denk dat
het
daarom
beter
is
dat
men
op
termijn
naar
voetgangerstunnels of -bruggen gaat. Ook voetpaden
aan onbeschermde oversteekplaatsen moeten dusdanig
aangelegd zijn dat de automobilist de voetganger zeer
goed kan zien. Ik denk aan een soort uitstulping in het
voetpad, waar het kan.
Dat zou moeten worden ingeschreven in het verkeersre-
glement. Het mag niet gebeuren via een rondzendbrief of
een aanbeveling aan de wegbeheerders. Ik vind dat de
tijd gekomen is dat de minister van Verkeer dit inschrijft in
een reglement van de wegbeheerder, zodat er geen
discussie meer mogelijk is. Dat is het meest essentie¨le.
Alle andere zaken van hand opsteken en dergelijke zijn
maar zaken in de rand van het fenomeen. Ik vraag dus
zeer expliciet aan de minister of zij akkoord gaat met
deze visie.
Minister
Isabelle
Durant :
Mijnheer
de
voorzitter,
collega's, dat zijn vier vragen over hetzelfde thema. Ik zal
een algemeen antwoord geven met verschillende pun-
ten.
Mijnheer Schalck, de gegevens over het aantal juridische
betwistingen over de aansprakelijkheid van ongevallen
op oversteekplaatsen zijn momenteel nog niet ter be-
schikking van mijn diensten. Deze gegevens zijn mogelijk
wel beschikbaar bij het departement van Justitie. Ik heb
het in ieder geval gevraagd. Het is een belangrijk punt in
dit dossier. We moeten nagaan welke de goede maatre-
gelen zijn ter bescherming van de personen op de
zebrapaden.
Tot op heden heeft er nog geen gericht onderzoek
plaatsgevonden over het zogeheten oversteekgedrag,
behoudens lokale observaties door de gemeentepolitie in
enkele steden en gemeenten. Ik heb daarom het Bel-
gisch Instituut voor Verkeersveiligheid de opdracht gege-
ven om een onderzoek te verrichten naar het gedrag van
de bestuurders bij het naderen van de zebrapaden en het
gedrag van de voetgangers bij het oversteken. Uit dit
onderzoek zou onder meer moeten blijken of de nieuwe
voorrangsregeling de oorzaak is van het stijgend aantal
ongevallen op niet-geregelde oversteekplaatsen.
Op algemene wijze kan worden onderstreept dat de
gemeente bij de aanleg van nieuwe oversteekplaatsen
voor voetgangers rekening houdt met de criteria opge-
nomen in de rondzendbrief. De directie D1 toetst de
nieuwe aanleg aan deze criteria in het kader van de
voogdijprocedure. Bij voorafgaande adviesaanvragen
32
HA 50
COM 124
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Isabelle Durant
wordt op deze criteria gewezen. De gemeenteraads-
beslissingen die niettemin een onoordeelkundige over-
steekplaats plannen, worden met voorstel tot niet-
goedkeuring aan mij voorgelegd. Ik moet echter zeggen
dat dit zelden gebeurt.
Weinig gemeenten daarentegen hebben een systema-
tisch onderzoek gedaan naar de bestaande oversteek-
plaatsen. Ik betreur dit want de gemeenten hebben ook
op dit vlak een grote verantwoordelijkheid en ervaring. Ik
ben ervan overtuigd dat begeleidende maatregelen moe-
ten worden genomen door de wegbeheerders om tege-
moet te komen aan de voorwaarden die moeten worden
gesteld aan de inplanting en inrichting van oversteek-
plaatsen voor voetgangers. Zo kan de voorrangsregel
zonder gevaar worden toegepast. Het BIVV heeft hier-
over aan de wegbeheerders aanbevelingen verspreid.
In een aantal concrete situaties doen zich duidelijk geen
problemen voor met de nieuwe voorrangsregel. In an-
dere gevallen moeten er dringend maatregelen worden
genomen om de snelheid van het autoverkeer te matigen
en de oversteekplaats veilig in te richten. De publicatie
van het BIVV bevat hierover de nodige informatie. Ik sluit
mij verder aan bij de besluiten van het onderzoek van het
BIVV. De resultaten hiervan zijn bekendgemaakt in het
laatste nummer van Via Secura.
Uit het onderzoek blijkt dat bijkomend onderzoek naar
het gedrag van bestuurders en voetgangers noodzakelijk
is. Ik zal het BIVV hiermee belasten. Daarnaast moeten
de aanbevelingen van het BIVV met betrekking tot de
inplanting en inrichting van oversteekplaatsen op ruimere
schaal worden toegepast. De sensibilisering en handha-
ving moeten tenslotte worden voortgezet. Begin mei zal
er een BIVV-campagne lopen in de periode dat de
Verenigde Naties een week van zwakke weggebruikers
organiseren en dat het Vlaams Gewest zijn week van de
zachte weggebruiker heeft. Deze campagne zal onder
meer handelen over de oversteekproblematiek.
Verdere maatregelen met een dwingend karakter lijken
niet aangewezen.
Ten slotte ben ik niet van mening dat de huidige
voorrangsregeling, opgenomen in artikel 40, 4, 2 moet
worden gewijzigd. De heer Schalk denkt waarschijnlijk
aan een teken waarmee de voetganger zijn intentie om
over te steken moet geven. De problematiek van dat
teken werd uitvoerig besproken naar aanleiding van de
voorrangsregel van 1 april 1996. Het verplicht maken van
een teken zou een belangrijke uitholling van het
voorrangsprincipe inhouden. Bovendien zou het bij on-
gevallen discussies kunnen veroorzaken. Deze verplich-
ting zou ook moeilijk op te leggen zijn aan kinderen, aan
mensen met een kleine gestalte of aan vrouwen die een
tas, een GSM en een kind moeten dragen. Het teken van
kleine kinderen bijvoorbeeld, zou onvoldoende opvallen
in de hoge voertuigen. Daarom ben ik er niet van
overtuigd dat dergelijke verplichting moet worden opge-
legd. Een verplicht teken kan zware discussies na een
ongeval veroorzaken. Kon de voetganger een teken
maken of niet ? Die discussies zouden een gevaar voor
de waarborg van de voetgangers kunnen betekenen.
Mijnheer Mortelmans, het geven van een teken door een
voetganger die op een zebrapad wenst over te steken,
werd reeds aanbevolen in de ministerie¨le rondzendbrief
die bij de invoering van de gewijzigde voorrangsregeling
werd verspreid. Een duidelijk gebaar kan de naderende
automobilist aanzetten tot het verlenen van voorrang. Net
zoals het oogcontact kan dat voor minder assertieve
voetgangers een goed hulpmiddel zijn. Ik heb het gebaar
nooit
verplicht
willen
maken,
omdat
hierdoor
de
voorrangsregeling zou worden uitgehold. Verschillende
commissieleden hebben dat reeds opgemerkt.
Er was een vraag over het aantal ingetrokken rijbewijzen
na toepassing van de artikelen 55 en 56 van het ver-
keersreglement. Die artikelen hebben betrekking op het
in gevaar brengen van voetgangers. U moet dit aan de
minister van Justitie vragen. Naast de sensibilisering en
de infrastructurele maatregelen, is de handhaving van
gedragsregels een noodzakelijk sluitstuk voor de aanpak
van de verkeersonveiligheid. Gericht verkeerstoezicht op
verkeersovertredingen, een snelle vervolging en een
gepaste bestraffing van de overtreders zijn belangrijke
signalen om de burgers te tonen dat de overheid veel
belang hecht aan het respect voor de verkeersregels. In
de rondzendbrief 17/98 heeft het college van procureurs-
generaal richtlijnen gegeven voor de onmiddellijke intrek-
king van het rijbewijs. Het ernstig in gevaar brengen van
voetgangers bij het oversteken op een zebrapad, kan
volgens deze richtlijn een reden zijn om het rijbewijs
onmiddellijk in te trekken. U moet aan de minister van
Justitie vragen hoe deze richtlijnen in de praktijk worden
toegepast. Ik ben niet bevoegd voor de interpretatie van
de richtlijnen. Volgens mij is de strafmaat voldoende. Het
is belangrijk dat men de bestaande richtlijnen toepast
alvorens drastischer in te grijpen.
De verhoging van de subjectieve pakkans zal ongetwij-
feld meer effect hebben dan een verhoging van de
boetes of een snellere intrekking van het rijbewijs.
Mijnheer Ansoms, ik wil nog even iets preciseren. Ik heb
geen moeite met de door u gemaakte vaststelling noch
met de voorgestelde oplossing. Het oordeelkundig aan-
leggen van zebrapaden en deze aanbevelingen worden
trouwens vermeld in twee publicaties van het BIVV. De
vorm is ongeveer dezelfde. Deze publicaties werden bij
de wegbeheerders verspreid. Het gaat om de publicatie
Niet door verkeerslichten beschermde zebrapaden,
uitgegeven
in
oktober
1998
en
Oversteek-
voorzieningen :
aanbevelingen
voor
voetganger-
vriendelijke
oversteekvoorzieningen
, uitgegeven in
HA 50
COM 124
33
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Isabelle Durant
maart 1999. Deze beide publicaties vormen ook voor de
inspectiediensten van mijn administratie heden reeds het
referentiekader voor zowel het individueel adviseren van
gemeenten bij het voorbereiden van de aanleg van
zebrapaden als voor het beoordelen van de door de
gemeenten ingediende aanvullende reglementen nopens
aangelegde zebrapaden.
Het punt waar ik op korte termijn mogelijk afwijk van de
houding aangenomen door het geachte lid, is het in die
materie onmiddellijk regulerend optreden via het regle-
ment van de wegbeheerder. Gelijkaardige initiatieven uit
het verleden, bijvoorbeeld de reglementering inzake ver-
hoogde inrichtingen, hebben aangetoond dat vooraf-
gaand overleg met de actoren absoluut noodzakelijk is.
Ik sluit mij dan ook aan bij de besluiten van het statistisch
onderzoek van het BIVV, bekendgemaakt in het nr. 49
van het tijdschrift
Via Secura, met name dat bijkomend
onderzoek naar het gedrag van voetgangers en bestuur-
ders op en naast niet-geregelde oversteekplaatsen nood-
zakelijk is. Die opdracht heb ik het BIVV gegeven. De
aanbevelingen van het BIVV inzake inplanting, vormge-
ving en signalisatie van oversteekplaatsen moeten op
ruimere schaal worden toegepast om het draagvlak te
vergroten. Om dit op een gerichte wijze te verwezenlij-
ken, heb ik het BIVV opgedragen het statistisch onder-
zoek uit te breiden tot een ruimtelijk onderzoek van de
ongevallen met letsels en vervolgens de wegbeheerders
te confronteren met deze vaststellingen en hen te sensi-
biliseren voor het nemen van maatregelen die overeen-
stemmen met de aanbevelingen van het BIVV. Ik zal dan
overeenkomstig de resultaten van beide onderzoeken
van het BIVV met mijn administratie van de verkeersre-
glementering nagaan welke minimale reglementaire aan-
vullingen inzake verkeersveiligheid en de inplanting van
zebrapaden gewenst zijn om vervolgens hierover te
overleggen met de gewesten, provincies en gemeenten.
Ik werk dus met stappen. Eerst komt er een onderzoek
door het BIVV en daarna zal de administratie nagaan
welke minimale of maximale reglementaire aanvullingen
noodzakelijk zijn in verband met de inplanting van zebra-
paden met het oog op de veiligheid van de mensen op de
zebrapaden. Daarna komt er overleg met de gewesten,
provincies en gemeenten. Dat zijn de drie stappen in
verband met de veiligheid op de zebrapaden.
De heer Daan Schalck (SP) : Mevrouw de minister, ik
dank u voor uw uitvoerige antwoord. Het verheugt mij dat
de absolute voorrangsregel voor voetgangers zal behou-
den blijven. Een krachtig signaal op dit vlak lijkt mij
aangewezen want automobilisten zouden wel eens kun-
nen denken dat het geven van een teken reeds verplicht
is. Volgens mij is het belangrijk dat we allemaal hetzelfde
signaal geven. De voorrangsregel en de juridische con-
sequenties blijven gelden zoals vroeger.
Inzake verkeersveiligheid hebben wij mijns inziens nood
aan zowel beleidsvoorbereidend als beleidsopvolgend
studiemateriaal. Wij blijken wel over statistieken te be-
schikken maar de interpretatie daarvan en de diepgang
van de cijfers ontbreekt meestal. Wij worden overdon-
derd met cijfers over ongevallen maar over de oorzaken
en de verschuivingen komen wij niets te weten. Het
verheugt mij dan ook dat u op dit vlak de nodige stappen
onderneemt om meer diepgang te brengen in de cijfers.
Wat de oplossingen betreft, denk ik net als u dat er nood
is aan een combinatie van verschillende maatregelen.
Het lijkt mij dan ook zinvol om na het studiewerk na te
gaan of de reglementering zelf niet moet worden gewij-
zigd zodat de wegbeheerders in gebreke kunnen worden
gesteld. Ook het herhalen van de controles lijkt mij zinvol.
In die steden en gemeenten waar dit gebeurde via een
gerichte actie van de politie - onder andere in Gent - heeft
dit toch enig effect gehad. Als hieraan ook een campagne
wordt gekoppeld, kan dit volgens mij bij de automobilis-
ten voor een mentaliteitswijziging zorgen.
De heer Jan Mortelmans (Vlaams Blok) : Mevrouw de
minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik hoop dat u het
strafrechtelijke aspect van deze problematiek voorlegt
aan de minister van Justitie.
U zegt zelf dat er te weinig controles worden uitgevoerd.
Het lijkt mij dan ook noodzakelijk dat u overleg pleegt met
uw collega. Ik hoop dat er naast de sensibiliseringscam-
pagne die in mei van start zal gaan, nog andere bege-
leidende maatregelen zullen worden genomen inzake de
infrastructuur en het strafrechtelijke aspect van dit dos-
sier.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, ik kan mij aansluiten bij de conclusies van collega
Schalck. Ik vind het echter jammer te moeten vaststellen
dat ook het BIVV ongeveer vier jaar na het invoeren van
deze regeling nog geen gericht onderzoek heeft gedaan.
Collega Schalck wees er reeds op dat dit onderzoek niet
lang mag duren. Op korte termijn moeten beslissingen
worden genomen over eventuele aanpassingen van de
regelgeving.
De heer Jos Ansoms (CVP) : Mevrouw de minister, in
wat voor land leven wij eigenlijk. Een staatssecretaris
voor Verkeersveiligheid heeft op 1 april 1996 een nieuwe
voorrangsregel ingevoerd waarbij de voetganger voor-
rang heeft op het zebrapad. Op dat ogenblik voldeden
nochtans tientallen zebrapaden niet aan minimale
veiligheidsvereisten. Kort daarop werd een sensibilise-
ringsactie opgestart. Het BIVV gaf vervolgens twee
prachtige brochures uit met aanbevelingen. De volgende
minister stelt evenwel vast dat er abnormaal veel onge-
vallen gebeuren met voetgangers.
34
HA 50
COM 124
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jos Ansoms
Op basis daarvan stuurt men bepaalde ideee¨n de wereld
in. Op vraag van verschillende collega's antwoordt men
dan dat er bijkomend onderzoek dient te gebeuren, dat
de aanbevelingen nog meer moeten worden aanbevolen
en dat er nog meer sensibilisering moet gebeuren. Als
dat allemaal voorbij is, zou het eventueel kunnen dat men
het reglement van de wegbeheerder aanpast. Ik vind dat
men te veel tijd verliest en dat er te veel ongevallen
gebeuren die niet hadden moeten gebeuren, als men het
noodzakelijke zou doen. Ik denk dus dat de echte tijd
voor aanbevelingen, sensibilisering en bijkomend onder-
zoek voorbij is. In elk normaal land had men dat eerst
gedaan en dan een voorrangsregel gegeven. Hier be-
staat de voorrangsregel al vier jaar en praat men nog
altijd over sensibilisering, bijkomend onderzoek en aan-
bevelingen. Dat kan niet. De minister van verkeerswezen
en van verkeersveiligheid moet optreden en de regelge-
ving dienaangaande aanpassen.
Mme Isabelle Durant, ministre : Je veux tout simplement
signifier que pour moi, les re`glements sont extre^mement
importants. Mais je pense qu'on ne re´glera pas le pro-
ble`me de la circulation routie`re uniquement avec des
re`glements et que, paralle`lement, la sensibilisation res-
tera permanente, d'autant plus qu'on ne peut pas placer
un
flic derrie`re chaque automobiliste. Les re`gles sont
ne´cessaires, elles doivent e^tre bonnes et pre´cises et bien
cibler le proble`me. Mais cela ne doit pas empe^cher de
poursuivre en permanence la sensibilisation. Ce matin,
j'ai lance´ la campagne de l'IBSR pour la ceinture de
se´curite´. Cette le´gislation date depuis plus de 10 ans et
malgre´ tout, 40% des automobilistes ne portent pas leur
ceinture. Cela signifie qu'en clair, il ne suffit pas d'avoir
une bonne re`gle, il faut continuer a` sensibiliser les
automobilistes pour s'assurer que le port de la ceinture
devienne un re´flexe et un comportement ade´quat.
De heer Jos Ansoms (CVP) : Mevrouw de minister, ik
ben niet tegen sensibilisering. Wat men kan voorkomen
door betere en veiligere infrastructuur, spaart energie en
middelen voor sensibilisering uit. Dat is de kern van het
probleem. Kan men bepaalde zebrapaden beveiligen,
dan moet men minder middelen en energie en tijd
besteden aan sensibilisering. Dat is de kern van de
zaak : de infrastructuur zo veilig mogelijk maken.
De heer Lode Vanoost (AGALEV-ECOLO) : Collega's,
er wordt mij gevraagd, in mijn hoedanigheid van tweede
ondervoorzitter van deze commissie, de debatten te
leiden. Gezien de omstandigheden zal ik handelen naar
best vermogen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- Pre´sident : M. Jean Depreter
Samengevoegde mondelinge vraag en interpellaties
van mevrouw Simonne Creyf en de heer Jean-Pierre
Grafe´ en mevrouw Frieda Brepoels en de heren Lode
Vanoost en Bart Laeremans aan de vice-eerste mi-
nister en minister van Mobiliteit en Vervoer over
het
akkoord met betrekking tot de luchthaven van Zaven-
tem
(nrs. 1082, 258, 270, 271 en 274)
Question orale et interpellations jointes de Mme
Simonne Creyf et M. Jean-Pierre Grafe´ et Mme Frieda
Brepoels et MM. Lode Vanoost et Bart Laeremans a` la
vice-premie`re ministre et ministre de la Mobilite´ et
des Transports sur
l'accord portant sur l'ae´roport
de Bruxelles-National
(n
os
1082, 258, 270, 271 et 274)
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, het werd erg stil, niet in Zaventem,
maar wel rond het dossier inzake de luchthaven van
Zaventem. Met andere woorden, het is geen nieuws
meer.
Sta mij toe, mevrouw de minister, even terug te komen op
een aantal maatregelen die de regering nam op 11
februari 2000. Het akkoord dat tot stand kwam geldt als
een compromis tussen de economische groei van de
luchthaven en de lawaaihinder. In de commentaren om-
trent het compromis wordt benadrukt dat de economi-
sche groeifunctie van Zaventem inderdaad werd be-
waard en zelfs nog werd gestimuleerd en dat tevens de
lawaaihinder wordt aangepakt.
De voorbije turbulenties rond de luchthaven illustreren
duidelijk dat dit dossier niet alleen van technische aard is,
maar ook een politiek karakter heeft. Dat werd niet in het
minst aangetoond door de wijze van besluitvorming
terzake.
De huidige regering beweerde nogal snel dat in het
verleden niets gebeurde omtrent dit probleem; gedu-
rende twintig jaar zou er terzake niets zijn ondernomen !
Ondanks de beweringen van deze regering, is het toch
de PS - die deel ervan uitmaakt - die drie opeenvolgende
ministers leverde, bevoegd voor Infrastructuur.
Dergelijke uitspraken zijn gemakkelijk te doen, maar zij
zijn niet helemaal juist. Wel is er in het verleden mis-
schien onvoldoende gebeurd.
Ook ditmaal worden wij geconfronteerd met een plan,
maar er moet worden gewacht op de realisatie ervan.
Hopelijk zullen de resultaten ervan binnen afzienbare tijd
merkbaar zijn op het terrein.
Terecht worden klachten geformuleerd omtrent lawaai-
hinder te Zaventem, want nachtrust is een elementair
recht voor iedereen. De lawaaihinder kwam echter niet
HA 50
COM 124
35
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Simonne Creyf
plots tot stand en is niet het gevolg van kwaad opzet. Het
is onder meer het gevolg van een economische expansie
zonder weerga, waarvan de eerste begunstigden overi-
gens de inwoners zelf zijn van de onmiddellijke omgeving
van de luchthaven.
Het zal niet mogelijk zijn lawaaihinder plots weg te
werken. Het dossier, dat zowel van technische als van
juridische aard is, is te complex om in een handomdraai
te worden afgehandeld. Deze aangelegenheid vergt ge-
duld en vreedzaam overleg en zal op verschillende
vlakken moeten worden opgelost.
De luchthaven van Zaventem speelt een belangrijke rol in
de economie van de streek en dat mag in de toekomst
niet afnemen. In heel Europa trouwens stijgt de conjunc-
tuur van het vliegwezen en zijn de luchthavens in volle
expansie. Ook voor ons zijn groei en groeimogelijkheden
belangrijk, al moeten zij wel worden onderworpen aan
controle, in die zin dat rekening moet worden gehouden
met de omgeving, het milieu en de omwoners.
De CVP had in maart 1999 al een plan opgesteld. Wij
stellen vast dat een aantal heel belangrijke maatregelen
uit het plan van de regering ook reeds in ons plan waren
opgenomen. De betere ontsluiting van de luchthaven via
het openbaar vervoer en de vervanging van de lawaaie-
rige vliegtuigen door geluidsarme vliegtuigen zijn er
voorbeelden van. Een van de belangrijke factoren die de
lawaaihinder zullen doen verminderen, zijn meer inves-
teringen in meer geluidsarme vliegtuigen. Dat proces is
trouwens reeds aan de gang. Ik denk ook aan de
verhoging van taksen, opstijgings- en landingstaksen,
voor de meest lawaaierige vliegtuigen, en hogere taksen
voor 's nachts.
Met het plan als dusdanig hebben wij niet zoveel moeite.
Onze vragen betreffen de uitvoering en de financiering.
Mevrouw de minister, hoe ziet u de concrete uitvoering
van de diverse maatregelen die in het plan werden
opgenomen ? Hebt u al een zicht op de totale kostprijs ?
Is dit plan budgettair haalbaar ? Hoe zal de financiering
van het NMBS-project gebeuren ? Hoe ziet u de verhuis
van de militaire luchthaven van Melsbroek in het kader
van het bevroren defensiebudget ? Er werden al ramin-
gen gemaakt over de te verwachten uitgaven. Moet het
defensiebudget voorzien in de investeringen voor de
verhuis van de militaire luchthaven van Melsbroek ? De
verhuis van Melsbroek, die amper 2% van de bewegin-
gen voor zijn rekening neemt, zal allicht worden vervan-
gen door veel intensere vliegactiviteiten, aangezien dat
plan past in de economische uitbouw van de luchthaven.
Vreest u niet dat op termijn juist meer lawaai en drukte zal
ontstaan, precies door de verhuis van de militaire lucht-
haven ?
Er is sprake van een isolatie- en onteigeningspremie.
Zullen dergelijke premies via een fonds worden gefinan-
cierd ? Wij hebben in het verleden reeds gesuggereerd
dat alle extra taksen die men oplegt om te investeren in
de strijd tegen lawaaihinder, ook effectief zouden worden
aangewend in de strijd tegen de lawaaihinder en niet
zouden verdwijnen in de algemene middelen van de
luchthaven. Overweegt u een fonds te installeren dat
gestijfd wordt door extra heffingen op lawaaihinder ?
M. Jean-Pierre Grafe´ (PSC) : Monsieur le pre´sident,
permettez-moi d'abord de remercier la commission
d'avoir accepte´ de modifier l'ordre de ses travaux. J'e´tais
retenu par une interpellation que j'adressais au vice-
premier ministre Michel en commission des Relations
exte´rieures.
Madame la ministre, je suis content de vous voir vous
substituer au premier ministre que j'interpellais parce
que, pour une fois, c'est vous qui le de´pouillez de ses
compe´tences, fait assez rare et me^me exceptionnel qui
me´rite d'e^tre souligne´ !
Je regrette cependant que le premier ministre ne soit pas
pre´sent aujourd'hui pour re´pondre a` mon interpellation
car il s'agit d'une question de gouvernement. En effet,
l'accord conclu le 11 fe´vrier concerne plusieurs ministres
et suscite de´ja` d'importantes divergences au sein de la
majorite´. Cet accord me donne a` penser que le premier
ministre a de´cide´ de vous de´charger du ro^le de copilote
de ce dossier pour vous confier la charge d'ho^tesse de
l'air, que vous assumez d'ailleurs avec tout le charme
que l'on vous connai^t... Je reste toutefois sur ma faim.
Je ne vous cache pas que nous avons de plus en plus
l'impression que nous sommes dans une proce´dure
d'approche d'atterrissage en plein brouillard et sans
visibilite´. Vous avez certainement du^ signer l'accord en
pleine nuit, une nuit ou` le ciel de Bruxelles e´tait sans
doute tre`s bruyant car les cosignataires ne semblent pas
avoir compris les me^mes choses et les me^mes termes.
Madame la ministre, je commencerai par vous dire que
j'ai appre´cie´ votre attitude qui visait a` ouvrir le de´bat sur
un proble`me de sante´ et de respect des personnes
touche´es par les nuisances des vols de nuit. Ces dernie`-
res doivent sans doute regretter ame`rement avec
M. Vandenhaute que la proposition que vous aviez
formule´e n'ait pas e´te´ retenue par le gouvernement
actuel.
Pour qu'un ministre puisse poser un proble`me au sein de
votre nouveau gouvernement arc-en-ciel, fallait-il qu'il
soit oblige´ de prendre un arre^te´ ministe´riel pour se le voir
retirer ensuite ? Nous prenons acte de cette nouvelle
me´thode originale du travail gouvernemental que j'aurais
souhaite´ entendre confirmer aujourd'hui par le premier
ministre en personne.
36
HA 50
COM 124
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Pierre Grafe´
Madame la ministre, je vais reprendre les diffe´rents
points de l'accord intervenu le 11 fe´vrier dernier, mettant
a` mal l'arre^te´ ministe´riel que vous proposiez, tellement
concret pour les riverains mais tellement perturbant pour
vos partenaires du gouvernement.
Si je souscris a` l'objectif global du gouvernement de
diminuer les nuisances sonores re´sultant des vols de nuit
a` Zaventem, je regrette que l'accord conclu consiste
davantage en un plan de de´veloppement e´conomique de
l'ae´roport pluto^t qu'en un ve´ritable plan de lutte contre les
nuisances que doivent supporter les riverains.
Certes, l'accord reconnai^t l'existence de nuisances pour
les riverains, mais de quels riverains s'agit-il ? Au PRL
FDF ou` l'on n'a pourtant pas l'habitude de contester le
travail gouvernemental, le pre´sident Daniel Ducarme a
fait siennes les critiques formule´es le week-end dernier
par le ministre bruxellois de l'environnement, Didier Go-
suin. A son tour, le PRL FDF s'interroge sur, je cite,
la
fiabilite´ du mode`le acoustique a` partir duquel le groupe
d'experts est appele´ a` se prononcer sur les meilleures
techniques de moindre bruit
.
M. Ducarme, quant a` lui avec grand bruit, vous invitait a`
re´unir sans de´lai un groupe d'experts des communes et
des re´gions directement touche´es. Alors, s'agit-il de
33 000 personnes selon l'expertise du gouvernement ou
de 200 000 personnes, chiffre avance´ par M. Gosuin et il
peut en parler avec expe´rience puisqu'il en est a` son
troisie`me mandat a` l'Environnement au gouvernement
bruxellois ? Il y a une marge e´norme entre les deux
chiffres. S'il s'agissait du nombre de participants a` une
manifestation, nous pourrions penser que le premier
chiffre est l'estimation donne´e par la gendarmerie et le
second celui cite´ par les organisateurs. Mais le proble`me
de sante´ qui se pose est trop grave pour e^tre traite´ a` la
le´ge`re et ne pas l'e^tre rigoureusement. Finalement, quel
est le nombre re´el de riverains concerne´s par les nuisan-
ces re´sultant des vols de nuit a` Zaventem ?
Par ailleurs, estimez-vous, comme le ministre Kubla au
gouvernement wallon actuel et le ministre Lebrun dans le
gouvernement wallon pre´ce´dent, que la meilleure solu-
tion pour les riverains imme´diats, proches ou tout pro-
ches, est la vente volontaire de gre´ a` gre´ de leurs
immeubles ? Je crois que le premier ministre a cite´ cette
formule dans l'accord, alors qu'elle avait e´te´ formelle-
ment condamne´e par le groupe Ecolo au Parlement
wallon lors des propositions faites par le ministre Lebrun,
en disant qu'il e´tait immoral de proce´der par des acqui-
sitions de gre´ a` gre´ pour les immeubles imme´diats.
Madame la ministre, avez-vous change´ d'opinion a` ce
sujet ? Cela m'inte´resserait de le savoir. Quelles sont
donc les re´ponses que vous apportez a` ces questions,
pose´es par vos partenaires PRL-FDF et j'allais oublier le
MCC ?
Par ailleurs, l'accord induit la ne´cessite´ pour le de´velop-
pement de l'emploi, d'une intensification du trafic ae´rien
et l'extension des terrains de l'ae´roport de Zaventem par
le de´me´nagement de l'ae´roport militaire de Melsbroek.
Au me^me moment ou` le premier ministre a avance´ le
chiffre de 500 000 mouvements a` l'horizon 2010, j'aurais
e´te´ heureux de l'entendre s'exprimer de fac¸on plus
explicite, non pas sur le chiffre mais sur la manie`re dont
il entendait concilier a` la fois une meilleure qualite´ de vie
pour les riverains et le de´veloppement e´conomique an-
nonce´ de l'ae´roport de Bruxelles-National.
Faudra-t-il e´galement, comme le de´clare M. Pierre Cleys,
administrateur de´le´gue´ de BIAC, allonger la piste sud de
1 300 me`tres ? A charge de qui ? Qui peut donner cette
autorisation ? Mais la question qui revient sur toutes les
le`vres et tout le monde vous la pose, est celle-ci :
comment une intensification du trafic a` Zaventem - par
l'extension des terrains civils en adoptant la formule des
terrains militaires que l'on de´me´nage et par l'arrive´e d'un
terminal TGV qui ne feront qu'amener du trafic et du
monde - pourra-t-elle se concilier avec une diminution
des nuisances ? A ma connaissance, on n'a pas encore
de´couvert l'avion qui de´colle et atterrit sans bruit.
Dans le me^me esprit et dans le prolongement de mes
propos, l'accord du gouvernement pre´voit le de´me´nage-
ment de l'ae´roport militaire de Melsbroek.
Le VLD de la Re´gion, qui est majoritaire a` Zaventem et a`
Vilvorde, plaidait depuis longtemps pour le de´me´nage-
ment des militaires. En avril dernier - ce n'est donc pas si
lointain -, M. Verhofstadt, a` l'e´poque pre´sident des libe´-
raux flamands, e´tait d'ailleurs venu appuyer ce point de
vue et ces the`ses a` Zaventem.
Madame la ministre, n'est-ce pas la` l'hypothe`se qui
sous-tend l'accord conclu le 11 fe´vrier dernier, a` savoir la
priorite´ donne´e au de´veloppement e´conomique de l'ae´-
roport de Zaventem au profit d'une re´gion particulie`re de
notre pays, profit au niveau de l'emploi par l'extension au
terrain militaire, profit avec divers avantages et e´conomi-
ques et fiscaux qui, ine´vitablement, vont re´sulter de
l'accord intervenu, s'il devait un jour e^tre exe´cute´ ?
Votre partenaire socialiste francophone, par la bouche de
M. Elio Di Rupo, a estime´ qu'il jugerait inacceptable que
le de´me´nagement de la Force ae´rienne puisse cou^ter 7
milliards. Le ministre de la De´fense nationale a quant a`
lui de´clare´ :
Il ne revient pas a` la De´fense nationale de
payer ce genre de chose
. Il estimait me^me qu'il lui
paraissait paradoxal que le prive´ exproprie le public.
Quelles sont vos re´actions face a` ces deux de´clara-
tions ? Pouvez-vous me dire aujourd'hui qui paiera le
de´me´nagement des forces ae´riennes militaires de Mels-
HA 50
COM 124
37
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Pierre Grafe´
broek ? Je suppose que, quand vous avez signe´ un
accord, vous aviez e´value´ ce que repre´sentaient les
engagements et vous aviez pre´vu les moyens financiers
indispensables pour le re´aliser.
Si le de´me´nagement devait se re´aliser, pourquoi le choix
de Brustem, si ce n'est parce que le bourgmestre de la
commune est membre du SP et qu'il s'est de´clare´ tre`s
inte´resse´ par ce transfert ? Cela me parai^t paradoxal. Le
site de Brustem est comple`tement abandonne´, de´saffec-
te´depuis dix ans, sur lequel il n'y a plus aucun e´quipe-
ment. La te´le´vision a me^me montre´ a` la population que
les hangars ne pouvaient pas abriter, la hauteur e´tant
insuffisante, les avions qu'on voulait de´localiser de Mel-
sbroek et qu'il serait donc indispensable de re´aliser des
travaux faramineux pour le rendre ope´rationnel. Pourquoi
de`s lors n'avoir pas envisage´ une de´localisation de
Melsbroek vers d'autres sites d'activite´s militaires qui
fonctionnent, qui sont e´quipe´s et qui sont encore en
partie disponibles comme Kleine Brogel, Florenne ou
Bauvechain ?
Enfin, le gouvernement a-t-il pese´ l'impact social de cette
de´localisation pour le personnel ? M. Flahaut, ministre de
la De´fense, n'a pas sous-estime´ cet impact, tant sur le
plan social qu'en cou^t direct ou indirect pour l'avenir. Il
de´clarait :
Je veux partir sans solde et je n'ai pas
demande´ a` quitter
.
Mme la ministre peut-elle me donner une re´ponse sur
ces diffe´rents points qui ont du^ e^tre examine´s attentive-
ment par elle-me^me et par ses colle`gues avant d'e^tre
inte´gre´s dans un accord annonce´
con amore, urbi et
orbi
, sans toutefois avoir eu le temps, ou donne´ le temps
au ministre de la De´fense nationale, de s'informer de ce
que repre´sentait la de´localisation et d'avoir la moindre
ide´e de son cou^t. Si ce n'est pas agir dans la pre´cipitation
et l'incohe´rence, je ne sais pas comment il faut appeler
ce qui a pre´side´ a` semblable accord.
Monsieur le pre´sident, je terminerai mes questions a`
Mme Durant sur le point de l'accord qui pre´voit e´gale-
ment une plus grande accessibilite´ a` l'ae´roport national :
un terminal TGV a` Schaerbeek, une ligne TGV jusqu'a`
Zaventem. C'est extraordinaire tout ce qu'il y a d'e´cono-
mique et de financier dans cet accord, qui, en principe,
avait pour but de diminuer la pollution sonore dans la
re´gion de Zaventem-Bruxelles.
Permettez-moi, madame la ministre, de me montrer
quelque peu songeur sur ce point.
Il y a peu de temps, en commission, vous nous avez
de´clare´ que vous n'e´tiez gue`re favorable a` l'implantation
d'un terminal TGV a` Schaerbeek. Je m'en souviens
d'autant plus que j'avais e´te´ heureux de votre de´clara-
tion. Sur ce point, je vous rejoignais ainsi que de nom-
breux Bruxellois, ainsi d'ailleurs que le gouvernement de
la Re´gion de Bruxelles.
Aujourd'hui, je me dois de constater que le gouverne-
ment ne vous a pas suivie dans la politique que vous
entendiez de´velopper. En effet, l'implantation de ce ter-
minal TGV est pre´vu dans l'accord, selon les dires de
M. Verhofstadt. J'aurais aime´ l'interroger sur les diver-
gences et les discordances entre vos propos et les siens.
Ce dernier a, en effet, de´clare´ que
la de´cision d'un
nouveau terminal TGV a` Schaerbeek, en plus de celui
de´ja` en activite´ a` Bruxelles-Midi a e´te´ prise
. Il ne dit
malheureusement pas que celui de Bruxelles-midi est
encore en chantier et qu'il vaudrait peut-e^tre mieux le
terminer avant d'en commencer un autre.
Madame la ministre, pouvez-vous nous confirmer au
nom du gouvernement unanime qu'il y aura bien un
terminal TGV a` Schaerbeek. La question est claire et
pre´cise.
- Pre´sident : M. Jacques Chabot
Pouvez-vous me confirmer que ce choix est devenu le
vo^tre, au moment ou` la SNCB de´finit ses priorite´s : la
ponctualite´, la se´curite´, le RER qui doit amener l'acces-
sibilite´ ame´liore´e a` Bruxelles, tous les investissements
que vous nous avez annonce´s pour les lignes inte´rieures;
cela devient exorbitant quand j'additionne tous les be-
soins financiers dus aux mesures annonce´es par le
gouvernement. Pouvez-vous me confirmer que, si ce
choix se re´alise, il ne se fera pas au de´triment des
priorite´s du plan de´cennal 2001-2010 de la SNCB, que
tous ces frais TGV supple´mentaires ne se feront pas en
pre´levant dans ce plan de´cennal ou en pre´levant sur les
fonds de la
financie`re TGV qui sont de´ja` insuffisants
pour achever le programme en cours de frontie`re a`
frontie`re.
Je tiens simplement a` souligner que je ne partage pas le
choix fait par le gouvernement parce qu'il m'apparai^t
comme un simple e´le´ment d'un accord politique, qui se
fait tant au de´triment des inte´re^ts des riverains de Zaven-
tem ainsi qu'au de´triment des usagers de la SNCB.
Enfin, dans notre pays, quand on parle de milliards tanto^t
dans les infrastructures ferroviaires, tanto^t dans des
de´localisations de personnel, tanto^t en emplois cre´e´s,
tanto^t en espaces a` acque´rir, je ne doute pas que le
gouvernement avec sagesse et re´alisme n'ait pas envi-
sage´ tous les effets directs et indirects tant sur le plan
e´conomique, sur les plans social et financier que cette
accord repre´sente pour chacune de nos re´gions.
Je serais heureux que vous nous en pre´cisiez les effets
pour chacune des composantes de notre Etat. Et j'espe`re
qu'a` ce propos e´galement vous allez nous parler au nom
du gouvernement fe´de´ral unanime.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, mevrouw de minister, collega's, het is allemaal
begonnen met een verbod op nachtvluchten dat u had
uitgevaardigd, maar waarop u later, na veel kritiek van uw
collega's en van de economische sector, moest terugko-
38
HA 50
COM 124
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frieda Brepoels
men. Uiteindelijk stelde de regering een pakket van
maatregelen voor waarin de geluidsoverlast in drie jaar
met 30% zou worden teruggedrongen. Deze maatrege-
len werden de dag voordien opgenomen in een exploita-
tievergunning die de provincie Vlaams-Brabant aan de
luchthaven van Zaventem afleverde. Dit betekent dat de
regering in feite weinig of niets heeft beslist op het vlak
van geluidsproblemen. Een vermindering van 30% is
trouwens erg relatief vermits de gebruikte metingen
gemiddelden zijn. De mensen met geluidsoverlast wor-
den vooral wakker van de piekmomenten, die bij deze
metingen worden uitgesloten. Dit is een schoolvoorbeeld
van een milieudossier dat uitmondt in een voorstel tot
verdere expansie, ten koste van het milieu. In het verle-
den werd al genoeg aangetoond dat slaapverstoring door
nachtvluchten schade berokkent aan de gezondheid.
Toch werd beslist dat het globale nachtlawaai tegen 2003
slechts stapsgewijs met 30% wordt verminderd. Op deze
regeling zullen zelfs nog uitzonderingen mogelijk zijn. Het
globaal aantal vliegbewegingen wordt niet beperkt. Het
aantal nachtvluchten wordt niet stelselmatig afgebouwd
tot een uiteindelijk verbod. Ik zal niet ingaan op een
aantal andere maatregelen, zoals de geluidswallen en de
proefdraaiplaats, die ook in de vorige jaren werden
opgelegd op het ogenblik dat er een milieueffecten-
rapport werd opgemaakt. Tot op dit ogenblik werden die
nog niet uitgevoerd. Daarnaast stelt men voor om een
industrie¨le lintbebouwing op de militaire luchthaven in te
planten. Dit behoort, net zoals de mogelijke uitbouw van
nieuwe industriegebieden in een woonzone, niet tot de
bevoegdheid van de federale regering. Alle maatregelen
op het vlak van milieu en ruimtelijke ordening behoren
eigenlijk uitdrukkelijk tot de bevoegdheid van het Vlaams
Gewest. Ten slotte zijn er nog beslissingen over bijko-
mende spoorverbindingen, parkeerplaatsen en de ver-
huizing van de militaire luchthaven van Melsbroek. Dit
heeft niets te maken met de problematiek van de geluids-
overlast.
Ik zou een zestal vragen aan de minister willen stellen.
Ten eerste, welke totaalvisie heeft men in de regering
ontwikkeld rond de verdere uitbreiding van Zaventem ?
Het is duidelijk dat de 25 hectare van Melsbroek verge-
leken bij de totale oppervlakte van 1000 hectare maar
een druppel op een hete plaat zijn. Volgens mij zullen wij
over minder dan 10 jaar met dezelfde problemen worden
geconfronteerd, misschien zelfs op een nog sterkere
wijze. Ik denk aan de verkeersellende en de onbewoon-
baarheid van de omgeving. Wat zal er dan gebeuren ?
Ten tweede, inzake geluidshinder heeft men een inge-
wikkeld systeem met quota uitgewerkt. Dit is niet hoop-
gevend. Een aantal nieuwe procedures, die men voorop-
stelt bij het stijgen en landen, doen vrezen dat men de
problemen verschuift naar gebieden die nu minder wor-
den belast. Mevrouw de minister, langs welke zijde en in
welke richting zal men de geluidswallen aanleggen ? Wat
gaat men doen als de quota voor het einde van het jaar
zouden worden overschreden ? Hoe gaat men de con-
trole op de naleving en de afdwingbaarheid van de quota
organiseren ?
Ten derde, de verhuizing van de militaire luchthaven van
Melsbroek valt uiteraard niet onder uw bevoegdheid.
Toch wil ik u het volgende vragen. Werd deze beslissing
op basis van een kosten-batenanalyse gemaakt ? Weegt
die uitbreiding in oppervlakte op tegen de totale kostprijs
van de verhuizing ? Mijnheer Grafe´, wij hebben gehoord
dat het plan 7 miljard frank zou kosten.
Welke kosten zijn hierin opgenomen ? Van minister Fla-
haut heb ik vorige week in de commissie begrepen dat
men niet de bedoeling heeft om dit in het budget van
Landsverdediging op te nemen. Het is duidelijk dat die
beslissing nu ineens uit de lucht komt vallen aangezien
de minister een maand geleden nog in zijn beleidsnota
aangaf dat het behoud van de vijftiende Wing in Mels-
broek als essentieel moest worden aangegeven.
Ten vierde, wil ik het nog eens hebben over de inplanting
van nieuwe bedrijven op Melsbroek. Met betrekking tot
de bereikbaarheid van de site Zaventem heeft u een
aantal plannen inzake verbetering van het openbaar
vervoer
aangegeven.
Dit
zijn
duidelijk
principe-
beslissingen. Zullen deze investeringen ingeschreven
worden in het nieuwe investeringsplan ? Over welke
voorstellen gaat het precies ? Ik merk dat er nog heel wat
discussie is over de ontsluiting van de luchthaven, al dan
niet met volwaardige HST-lijnen. In de uiteenzetting van
collega Ansoms hebben we dat ook al gehoord. Zullen
deze middelen opnieuw op de 60/40-enveloppe aange-
rekend worden wat de Vlaamse bijdrage betreft ?
Ten vijfde, zijn de onteigenings- en isolatiemaatregelen
duidelijk zwak. De woonzone zal op die manier industri-
eel ingebed worden. Onteigening betekent op die manier
een flinke waardevermindering. In welke tegemoetko-
ming voorziet men voor de isolatievoorstellen ? Zal dit
beperkt zijn of volledig ?
Werd, wat de bevoegdheidsproblemen betreft, al overleg
gepleegd met de Vlaamse regering en met de Vlaamse
minister van Milieu ? Zo ja, wat waren de resultaten ?
Wat zijn de standpunten van de Vlaamse regering in
verband met de geluidsnormen en de gewestplan-
wijzigingen ?
Mevrouw de minister, ziet u geen rol weggelegd voor de
federale minister van Mobiliteit en Vervoer om de dialoog
met de Gewesten op gang te brengen op het vlak van
geluidsnormering. Op die manier kan u tot gezamenlijke
standpunten komen. Wij horen allerlei geruchten dat men
bijvoorbeeld een aantal activiteiten naar de luchthaven
van Bierset zou willen afwikkelen. Op die manier zijn er
natuurlijk weer een heel aantal inwoners in de provincie
HA 50
COM 124
39
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frieda Brepoels
Limburg die bijkomende hinder zullen ondervinden. Het
heeft geen zin om de activiteiten zomaar losweg te
verplaatsen van de ene luchthaven naar de andere. U
kan misschien een heel nuttige rol spelen om de dialoog
op gang te trekken.
De heer Lode Vanoost (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, na het bijwijlen
magistrale discours van bepaalde van mijn collega's zie
ik echt niet wat ik daar kan aan toevoegen. Ik ben net
zoals mijn collega's heel benieuwd naar de antwoorden
van de minister. Ik zal mijn energie sparen voor de
repliek.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, we hebben zojuist kennis gemaakt met de
nieuwe politieke cultuur. De meerderheid maakt het
zichzelf op die manier heel gemakkelijk.
Mevrouw de minister, ik ga over het nachtlawaai niet veel
meer vragen en zeggen. Ik denk dat daar een aantal
redelijke stappen zijn ondernomen zowel naar de bewo-
ners als naar de bedrijven. De reductie van 30%, de
hogere taksen en dergelijke meer zijn onmiskenbaar een
vooruitgang. Het kan echter niet het einddoel zijn. Na
2003 moet men ook nog een perspectief scheppen en
moet men het geluid lager krijgen. Dit wil niet zeggen dat
de nachtvluchten moeten verminderd worden. Op lan-
gere termijn zal vliegen zeker geluidsarmer worden. Men
zal daar van overheidswege toch een handje bij moeten
helpen.
Heel anders is natuurlijk de verhuis van Melsbroek. Ik
ben nog altijd niet overtuigd van de opportuniteit. Het is
een enorme extra-kostprijs. Men spreekt niet alleen van 7
miljard Belgische frank, maar ook van 10 miljard Bel-
gische frank. Daarbij komt nog een sociaal passief dat
daar in het leger mee samenhangt. Ik heb het dan over
integratiekosten, mensen die vertrekken uit het leger en
dergelijke. Het is helemaal niet duidelijk wie dit zal
betalen.
Als men die 25 hectare zou verkopen aan de waarde van
10 000 Belgische frank per vierkante meter, komt men
aan 2,5 miljard Belgische frank.
Dat is nog altijd een tekort van 7,5 miljard frank. Het is
niet duidelijk wie dat verschil gaat bijpassen. U zal daar
zeker eens duidelijkheid over moeten verschaffen.
Hoe weegt het voordeel van het verkopen van die 25
hectare aan de luchtvaartdiensten op tegenover de na-
delen van de verhuis ? Het leger had tot voor kort een
heel andere visie. De minister van Defensie zat er
gedurende heel dit debat voor spek en bonen bij. Uitein-
delijk moest hij maar kennis nemen van wat door de
andere leden van de regering werd voorgesteld. Het is
merkwaardig dat de visie van het leger hier helemaal niet
meer in meespeelde.
De geluidshinder vanwege Melsbroek is op dit moment
zeer beperkt in verhouding tot de andere geluidshinder.
Mede door het vertrekken van Melsbroek zal er veel
andere geluidshinder in de plaats komen.
Dan komen we tot mijn tweede vraag, die ik u ook had
overgemaakt. 's Nachts zal men gaan naar een reductie
van de geluidsoverlast, maar overdag lijkt me dat hele-
maal niet zo duidelijk. Er zal een enorme toename van
bewegingen op de luchthaven zijn. Heeft u zicht op de
toename van geluidshinder overdag voor de komende
jaren, of heeft men zich daar nog helemaal geen reken-
schap van gegeven ?
Zal men de luidruchtige toestellen die 's nachts zullen
verboden worden, zoals de 747 en 727, overdag wel
toelaten of gaat men daar op termijn ook paal en perk
aan stellen ? Wat zal u doen betreffende de geluidshin-
der overdag en het opbod daaromtrent tussen, enerzijds,
het Brussels Gewest en, anderzijds, Halle-Vilvoorde ? Ik
heb u daarover reeds ondervraagd, samen met collega
Vanoost. Hoe zal men verhinderen dat alle geluidsover-
last overdag wordt afgewenteld op Halle-Vilvoorde ?
Een volgende vraag betreft de merkwaardige uitlating
van eerste minister Guy Verhofstadt dat Zaventem nu de
snelst groeiende luchthaven is van Europa en dat hij dat
ook moet blijven. Dat was een van zijn grote uitspraken
toen hij het compromis verdedigde voor de verzamelde
pers. Blijkbaar moeten wij absoluut de snelst groeiende
luchthaven van Europa blijven. Ik heb daar bedenkingen
bij, zeker wanneer ik mij tegenover een Ecolo-minister
bevind. Is dat het grote objectief dat we moeten nastre-
ven ? Inzake het beheer van luchthavens spelen toch
nog een aantal andere criteria dan louter economische
wetmatigheden. Groei moet in elk geval kunnen voor een
luchthaven, maar dan wel naarmate de techniek ervoor
kan zorgen dat die groei beheersbaar is en verzoenbaar
is met de geluidsproblematiek. Naarmate men nieuwe
technieken aanwendt om die geluidsoverlast te tempe-
ren, kan men verder groeien. Het aan de top staan van
de groei mag niet als wetmatigheid en doel worden
vooropgesteld. Ik denk dat er heel andere criteria moeten
kunnen gelden.
Wanneer men er daadwerkelijk naar streeft om van
Zaventem een mainport te maken, waar ik bedenkingen
bij heb, dan moet men de consequenties inzake bedrijfs-
ruimte, extra bedrijvenparken enzovoort ook incalcule-
ren. Er is niet meer zoveel ruimte voorhanden. Er is al
zeer veel terecht protest gerezen tegen de omzetting in
bedrijfszone van een heel groot veld tussen Sint-
Stevens-Woluwe en de rest van Zaventem. Als men
Zaventem gaat omvormen tot een mainport denk ik dat
we nog veel meer landbouwgrond zullen moeten opoffe-
ren.
40
HA 50
COM 124
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
Als men ernaar streeft om op het terrein van de luchtha-
ven op korte termijn 15 000 nieuwe arbeidsplaatsen te
scheppen, dan vraag ik mij af waar die allemaal vandaan
gaan komen. Men spreekt dan nog niet over de bijko-
mende arbeidsplaatsen in de sectoren die onrecht-
streeks verbonden zijn met de luchthaven. Momenteel is
er in Halle-Vilvoorde al geen groot overschot aan werk-
zoekenden. Zal dit niet leiden tot een nieuwe immigratie-
golf en internationalisering ? Is dat allemaal wel wense-
lijk ? Gaan wij op die manier ook niet evolueren naar een
totale verstikking van de hele omgeving ?
Wat mij ten zeerste verontrust is de aankondiging dat we
op termijn naar een totale verzadiging zullen gaan van
Zaventem. Ook dat is voor ons voldoende reden om alles
niet te snel laten groeien. Laten we eerder naar een
gecontroleerde groei gaan. Als we te snel groeien, zal er
inderdaad vlug een volledige verzadiging zijn.
Blijkbaar moet dit leiden tot een nieuwe internationale
luchthaven die vooral zou moeten dienen voor vrachtver-
voer en dergelijke. Ook daar heb ik enkele bedenkingen
bij. Een aantal jaren geleden pakte Le Soir reeds uit met
dergelijke ideee¨n. Men heeft dit toen afgedaan als puur
futuristisch, als iets voor de heel lange termijn. Nu wordt
dat ineens zeer realistisch. Ik vind dit ook een zeer
merkwaardig standpunt van een groene minister. Het
komt immers eigenlijk neer op het bouwen van een
nieuwe stad. Een nieuwe luchthaven wil zeggen een
nieuwe stad, met grote aanvoerroutes, met nieuwe
bedrijvenparken, en dergelijke meer. Ook daar stel ik me
heel wat vragen bij, zeker wanneer het geponeerd wordt
door een regering met groenen.
Ook is er de vraag of de Gewesten dit wel willen. In het
kader van het ruimtelijk structuurplan voor Vlaanderen
zie ik dit helemaal niet meer zitten. Hoe ziet men een heel
groot, nieuw, stedelijk terrein in Vlaanderen, of zelfs in
Wallonie¨ nog zitten ? Is er daarover trouwens reeds
enige samenspraak geweest met de Gewesten ?
Hoe gaat men de site rond Melsbroek ontwikkelen ? Ook
daar denk ik dat men niet zomaar kan overgaan tot
allerlei standpunten van de federale regering zonder dat
er met de Gewesten gesproken wordt. Men spreekt van
lintbebouwing. Ook dat is een federaal compromis zon-
der dat erover gesproken is met de Gewesten. Heeft men
ondertussen overleg gepland ? Wat is het standpunt van
de Gewesten daaromtrent ? Daarover had ik graag een
bijkomende toelichting van de regering gewild.
Mme Isabelle Durant, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, je suis e´tonne´e par l'ampleur des ques-
tions pose´es, en particulier par l'opposition, dans la
mesure ou`, lors de ma de´claration de politique ge´ne´rale,
qui comportait un chapitre relativement important sur la
politique ae´roportuaire, annonc¸ant entre autres, le re`gle-
ment de la question sur les
hushkits et toute une se´rie
de questions lie´es aux nuisances sonores, la seule
personne a` m'avoir interpelle´e a` ce sujet e´tait M. Grafe´,
surtout attentif a` examiner si on n'avait pas empie´te´ sur
les compe´tences re´gionales.
Peu de questions m'ont e´te´ pose´es sur les nuisances
sonores, le confort des riverains et la qualite´ de leur
sommeil. Je prends bonne note de l'inte´re^t que suscite
aujourd'hui la question. Je suis convaincue que l'arre^te´
que j'ai pris, me^me s'il a e´te´ modifie´, a acce´le´re´ de fac¸on
notoire les choix qui ont e´te´ faits en matie`re de politique
ae´roportuaire.
D'aucuns disent aussi qu'on a entendu beaucoup de bruit
sur cet arre^te´ au cours des trois premie`res semaines de
janvier, mais qu'a` pre´sent, on n'entend plus rien a` ce
sujet. Quand il y a du bruit, on dit qu'il y en a trop, mais
quand on se tait, on trouve que l'on se tait trop long-
temps ! En fait, les de´cisions qui ont e´te´ prises le
11 fe´vrier dernier ne´cessitent une mise en application. Je
reviendrai, point par point, sur cette mise en application
qui prend un peu de temps.
L'accord conclu le 11 fe´vrier aura un impact significatif
sur les nuisances sonores engendre´es la nuit a` l'ae´ro-
port. Il comporte une se´rie de mesures ou de de´cisions,
formelles ou de principe, a` court et a` moyen terme.
C'e´tait la` tout l'inte´re^t de l'e´largissement du dossier par
rapport a` la proble´matique du quota de bruit, que j'avais
traite´ au travers du contrat de gestion de BIAC, m'obli-
geant a` prendre un arre^te´ pour le 1er janvier qui ne
portait que sur une partie du proble`me, a` savoir le quota
de bruit nocturne a` Bruxelles-National.
Ou` en est l'arre^te´ a` pre´sent ? On me dit que les riverains
sont tre`s de´c¸us. A mon avis, une interdiction des vols,
me^me durant quelques heures, avait le me´rite d'e^tre
claire et mettait tous les riverains sur un me^me pied.
Dore´navant, l'interdiction n'est pas de mise. Toutefois,
l'arre^te´, qui est en voie de re´daction, va plus loin que mon
arre^te´ puisqu'il porte sur l'ensemble de la nuit : la re´duc-
tion de bruit sera de 30% au lieu de 20%. Par ailleurs, un
quota sera instaure´ en matie`re de mouvements. Comme
le soulignait Mme Brepoels, les riverains se plaignent
moins du bruit de fond que des pics sonores qui re´veillent
les gens de fac¸on brutale. Ce sont principalement les
avions de types 727 et 747 qui sont concerne´s ici. Le
nouvel arre^te´ envisage donc une re´duction de bruit sur
l'ensemble de la nuit et instaurera un quota de mouve-
ments. Cela permettra de re´duire le bruit de 30% d'ici
trois ans.
En outre, le nouvel arre^te´ pre´voit la modernisation de la
flotte. Le mien ne faisait que conseiller la modernisation
des flottes, en particulier celle de DHL qui est le gros
ope´rateur nocturne. Cette modernisation des flottes ne
sera plus compense´e, comme par le passe´, par une
augmentation proportionnelle du trafic mais permettra
HA 50
COM 124
41
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Isabelle Durant
une ame´lioration de la situation des riverains. Le rempla-
cement des avions sera progressif. Il en e´tait de me^me
dans mon arre^te´, qui ne pre´voyait l'interdiction de vols
que durant 4 heures et seulement a` partir de 2003. Il y
aura donc renouvellement des flottes de fac¸on a` permet-
tre l'e´limination des avions les plus bruyants. Les avions
de types 727 et 747 disparai^tront de`s l'e´te´ 2001.
Par ailleurs, il faut aussi tenir compte des
huschkits. Ma
note de politique ge´ne´rale en parle et cela fera aussi
l'objet d'une re´glementation.
Quant a` la question des zones, cette approche devrait
permettre de diminuer de moitie´ le nombre de personnes
expose´es a` un niveau de bruit moyen pendant la nuit.
Certains disent que les libe´raux, en particulier M. Gosuin,
ne sont pas contents. Sachez que j'entretiens des
contacts re´guliers avec le cabinet de M. Gosuin au sujet
de cette affaire. Je connais e´galement les chiffres utilise´s
par l'IBGE. On de´limite une zone, ou` l'on constate que le
bruit est le plus fort. Mais des gens souffrent aussi du
bruit a` l'exte´rieur de la zone. Nous parlerons de ces
chiffres avec M. Gosuin et avec les repre´sentants de la
Re´gion wallonne dans le cadre d'une confe´rence inter-
ministe´rielle qui se re´unira ce vendredi, comme pre´vu
dans l'accord. La concertation avec les Re´gions de´butera
en premier lieu par un expose´ pre´cis des mesures prises
et de leurs re´sultats en termes d'applications; en second
lieu, par une discussion en cas de contestation ou de
de´bat sur les modes de mesure.
Bien su^r que tout cela doit e^tre traite´, bien su^r qu'une
concertation avec les Re´gions est indispensable et bien
su^r qu'il faudra tenter d'arriver a` une harmonisation des
re`gles entre le fe´de´ral et les Re´gions. En cette matie`re,
les Re´gions sont compe´tentes et ont la pre´rogative de
prendre des mesures, comme en a pris M. Gosuin et
comme s'engage a` en prendre Mme Dua en Flandre. La
Re´gion wallonne pourrait aussi le faire sous certaines
formes a` de´terminer puisque le de´bat sur les ae´roports
est entame´ au Parlement wallon.
M. Jean-Pierre Grafe´ (PSC) : Les de´cisions de la Re´-
gion wallonne se situent bien au-dela` des mesures que le
gouvernement fe´de´ral pre´voit dans son accord.
Mme Isabelle Durant, ministre : Elle n'est pas bien
au-dela` puisqu'elle se calque sur le renouvellement des
flottes de TNT. C'est le contrat de TNT qui de´termine les
diminutions de bruit.
M. Jean-Pierre Grafe´ (PSC) : Les mesures du gouver-
nement wallon vont bien au-dela` et cependant les e´colos
wallons les estiment insuffisantes et c'est un ministre
e´colo fe´de´ral qui nous propose des mesures nettement
infe´rieures a` celles qui ont e´te´ de´cide´es et sont en voie
de re´alisation en Wallonie.
Mme Isabelle Durant, ministre : Monsieur Grafe´, la
coalition au niveau wallon porte les propositions qui s'y
trouvent; point, c'est tout. Les e´cologistes wallons les
assument entie`rement avec le gouvernement wallon. Ne
faites pas croire ici que certains tirent a` vue a` l'exte´rieur :
il y a une ne´gociation, il y a eu un accord au niveau
wallon sur un certain nombre de mesures que les e´colos
wallons assument comme les autres.
M. Jean-Pierre Grafe´ (PSC) : Le gouvernement pre´ce´-
dent de M. Collignon avait de´ja` enclenche´ et de´cide´ un
certain nombre de mesures d'environnement qui sont
exactement...
Mme Isabelle Durant, ministre : Elles sont les me^mes
que celles-ci. Nous sommes donc tre`s contents de voir
que nous nous inscrivons dans la continuite´. Je croyais
que mon arre^te´ allait e^tre un pave´ dans la mare, mais je
vois qu'il s'agit pluto^t d'une continuite´.
Le pre´sident : Monsieur Grafe´, je vous propose de
re´pliquer tout a` l'heure.
M. Jean-Pierre Grafe´ (PSC) : Le gouvernement wallon
continue actuellement un plan de mesures qui va bien
au-dela` des mesures que vous pre´conisez aujourd'hui et
qui n'ont pas tout l'aspect e´cologiste que vous y ajoutez
dans vos commentaires.
Mme Isabelle Durant, ministre : Je parlais donc des
zones. La de´finition des zones et la de´termination de
leurs contours seront discute´es avec les Re´gions de`s
apre`s-demain de manie`re a` pouvoir remplir au mieux cet
objectif, dont l'application re´elle d'une diminution du bruit
et d'exposition des gens prendra un peu de temps. Les
mesures ont besoin de temps pour se voir mises en
application; c'est normal. D'ailleurs, le plan CVP du
22 mars 1999 pre´voyait aussi du temps pour sa mise en
place et, comme vous le disiez, il s'inspirait sur le fond de
choses assez semblables en de´finitive.
Un e´le´ment de ma note de politique ge´ne´rale qui ne se
trouvait su^rement pas sur le table du gouvernement s'y
retrouve aujourd'hui, extre^mement important : les conflits
d'inte´re^ts flagrants au sein de Biac qui assume a` la fois le
ro^le de re´glementation, le ro^le de coordinateur sur le
terrain de l'ae´roport et le ro^le d'encaisseur des redevan-
ces. Cela sera modifie´. En effet, la re´glementation et les
questions d'environnement seront traite´es ailleurs qu'au
sein de la coordination ou de la gestion de l'ae´roport. Je
m'en re´jouis, car il est important de pouvoir se´parer les
exploitants de ceux qui de´terminent les re`gles.
Quant a` la suite des ope´rations, les prochaines e´tapes
sont les suivantes : premie`rement, a` tre`s court terme, la
re´union de vendredi avec les Re´gions. Cette confe´rence
interministe´rielle fait le point sur l'accord et les e´che´an-
ces sur chacun des points; elle le`ve les ambigui¨te´s
e´ventuelles sur la de´finition des zones - point important a`
discuter.
42
HA 50
COM 124
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Isabelle Durant
Ensuite, nous re´glerons la question de la re´daction et de
la publication du nouvel arre^te´ qui remplacera celui qui
n'a pas e´te´ pris, sur base de la diminution de 30% du
quota par mouvement, de manie`re a` pouvoir entrer en
application de`s la nouvelle saison ae´ronautique, c'est-a`-
dire en e´te´.
Troisie`mement, nous installerons le groupe d'experts sur
les proce´dures : atterrissages, de´collages, couloirs ae´-
riens, inversion des pousse´es, allongement de pistes et
toutes ces questions seront traite´es par des experts, dont
des pilotes, afin d'identifier les meilleures proce´dures a`
prendre pour diminuer sensiblement les nuisances sono-
res, de jour comme de nuit. En effet, les proce´dures
d'atterrissage et de de´collage a` de´terminer ne valent pas
uniquement pour la nuit.
Quatrie`mement, nous constituerons un fonds. Il s'agira
de de´terminer le statut juridique et le mode de gestion de
ce fonds et se servir peut-e^tre de la jurisprudence
wallonne en matie`re d'expropriation ou d'indemnisation
selon les zones pour aboutir a` un syste`me qui aujourd'hui
est de´fini sur papier par principe, sur lequel il y a l'accord
politique, mais qu'il faut ensuite mettre en oeuvre en
cre´ant ce fonds, en de´finissant son statut juridique, son
alimentation en fonction de l'augmentation des redevan-
ces, et la manie`re - la plus inde´pendante possible - dont
il sera ge´re´ pour organiser l'indemnisation des personnes
les plus expose´es. Il y aura toujours des gens expose´s
au bruit : l'ae´roport est la`, et il ne disparai^tra pas, et mon
arre^te´ n'avait d'ailleurs pas pour but de faire disparai^tre
l'ae´roport, ou la totalite´ des nuisances sonores - c'est
impossible.
En ce qui concerne la rede´finition des redevances per-
c¸ues aupre`s des compagnies ae´riennes, nous travaillons
sur un texte qui doit aboutir a` une premie`re concertation
puis a` une de´cision quant a` la cre´ation du de´partement
Environnement et Re´glementation au sein de l'admi-
nistration pour ge´rer ce volet re´glementation et sanc-
tions, ainsi que la cre´ation du service du traitement des
plaintes, et de communication des donne´es recueillies
sur l'environnement. Il est clair que c'est en concertation
avec les re´gions, et en particulier la re´gion bruxelloise,
sur base de l'ensemble des sonome`tres place´s sur le
terrain de l'ae´roport et alentours, que la re´colte des
donne´es doit pouvoir se faire.
Pour ce qui concerne le dossier SNCB et le lien avec
l'ae´roport, soyons clairs : la question de Schaerbeek-
formation et d'un deuxie`me terminal est e´crite dans le
texte, mais ce qui est aussi e´crit dans le texte, monsieur
Grafe´, c'est que les modalite´s de choix en matie`re
d'infrastructures d'un deuxie`me terminal TGV sur Bruxel-
les seront lie´es a` la de´cision sur le plan de´cennal
d'investissements.
Trois
pistes
sont
de´finies :
Schaerbeek-formation, people-movers, et arre^t - et non
terminal - a` l'ae´roport de Bruxelles-National. Il faudra
donc, dans le cadre du plan de´cennal, arbitrer pour la
re´alisation de ces priorite´s.
Autrement dit, pour moi, il y a une de´cision de principe,
mais il y a aussi un plan de´cennal dont la discussion ne
commence qu'au deuxie`me semestre de l'anne´e 2000.
Et si le PSC n'aime pas trop...
M. Jean-Pierre Grafe´ (PSC) : Vous vous ralliez a` la
position de M. Schouppe. Ce sera de´ja` un point en moins
a` re´gler demain.
Mme Isabelle Durant, ministre : Laissez-moi terminer !
Si le PSC n'aime pas ce projet de Schaerbeek-formation,
je trouve que la famille sociale-chre´tienne pourrait se
faire entendre un peu plus au sein de la SNCB quand il
s'agit de faire le fameux
Master-plan a` et autour de
Bruxelles. C'est encore le moment !
M. Jean-Pierre Grafe´ (PSC) : Jean-Louis Thys e´tait la`
pour faire entendre notre voix !
Mme Isabelle Durant, ministre : Il faudrait lui trouver une
succession pour que ses propos ne restent pas lettre
morte. Si cela de´range un certain nombre de gens au
PSC, ou dans la famile sociale-chre´tienne, qu'ils se
fassent entendre quand la SCNB sort un plan qui n'a pas
encore d'autre statut que d'e^tre une e´tude que la SNCB,
comme elle en a le droit, met sur la table, et qui fera
l'objet d'une discussion serre´e. D'autant que dans le
cadre
du
plan
de´cennal
s'annonce
une
se´rie
d'investissements extre^mement importants et deman-
de´s. Vous en avez cite´ quelques-uns sur lesquels je suis
interpelle´e ici re´gulie`rement : le deuxie`me acce`s au port
d'Anvers, la question de la ligne Bruxelles-Luxembourg,
la finalisation du TGV de frontie`re a` frontie`re, ou tous les
re´investissements demande´s par vous tous ici en fonc-
tion de la re´gion que vous habitez et de l'inte´re^t que vous
avez de voir une ligne rouverte.
Tout cela e´videmment fera partie d'un paquet de discus-
sions qui seront assez serre´es pour voir dans quel ordre
et comment on proce`de a` l'investissement.
Sur la question de l'extension...
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Sta mij toe u
even te onderbreken, mevrouw de minister. In verband
met de HST spreekt u van een people-mover. Betekent
dit dat er in Zaventem helemaal geen HST komt, maar
dat alleen vanuit Schaarbeek een people-mover wordt
ingezet naar de luchthaven van Zaventem ?
Le pre´sident : Je propose que chacun re´plique dans
l'ordre lorsque Mme la ministre aura re´pondu.
HA 50
COM 124
43
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mme Isabelle Durant, ministre : Je vous remercie, mon-
sieur le pre´sident, de me laisser poursuivre. Sur la
question de l'extension de l'ae´roport, mais aussi de sa
saturation annonce´e, in fine, me^me si on lui laisse un jeu
d'une centaine de milliers de mouvements, la saturation
de l'ae´roport de Bruxelles-National est pre´visible a` un
terme de dix ans.
Et cela veut dire aussi que l'accord pre´voit clairement
d'e´tudier la question d'un de´me´nagement e´ventuel de
tout ou partie des activite´s de
Cargo, de manie`re a` e^tre
un peu pre´visionniste. L'augmentation du trafic ae´rien,
me^me si on lui a laisse´ une soupape de se´curite´ dans le
cadre de cet accord, doit e^tre prise en compte de`s
maintenant, dans la mesure ou le choix e´ventuel d'un lieu
d'implantation pour un nouvel ae´roport, de me^me que sa
re´alisation le jour ou` le choix serait fait, prend un certain
temps si on veut pouvoir le faire de manie`re prospective.
Enfin, a` propos de la de´localisation des militaires, il est
clair qu'aujourd'hui, dans la mesure ou` ce de´me´nage-
ment n'a e´te´ envisage´ que comme un moyen d'augmen-
ter les capacite´s de´volues au trafic commercial a`
Bruxelles-National, cela veut dire que cette ope´ration n'a
de sens que si elle peut e^tre finance´e avec entre autres
les recettes commerciales supple´mentaires qui seraient
ainsi de´gage´es. Cela reste a` voir, dans la mesure ou`,
contrairement a` ce qu'on pense, il n'y a pas eu de
chiffrage pre´cis. Le ministre de la De´fense est en charge
de chiffrer le cou^t de ce de´me´nagement; BIAC a de´ja` e´te´
interpelle´ sur la manie`re dont il pourrait y contribuer
notamment par le prix des terrains.
Une de´cison de principe a e´te´ prise en ce qui concerne
ce de´me´nagement mais pas encore de de´cision pratique
qui de´termine a` quel endroit, a` quel prix, quand et
comment.
Les possibilite´s de localisations alternatives pour les
militaires ne font pas partie non plus de l'accord du
11 fe´vrier. Et ce n'est pas a` moi mais bien au ministre de
la De´fense d'examiner les endroits possibles et de faire
rapport au gouvernement a` ce sujet. C'est ce qu'il a e´te´
charge´ de faire pour revenir avec des propositions a` la
fois financie`res et de localisation.
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik heb allereerst een kleine opmerking. Mevrouw de
minister zegt verrast te zijn door een aantal reacties
vanuit de oppositie.
Mevrouw de minister, u hebt natuurlijk een aantal reac-
ties zelf uitgelokt. U verklaart eerst dat u de nachtrust van
de mensen rondom de luchthaven wil vrijwaren door de
nachtvluchten te verbieden. Nadien gaat dat niet door. Ik
denk dat het evident is dat er dan een aantal vragen
gesteld worden, ook in verband met de haalbaarheid en
de uitvoerbaarheid van de alternatieven, die u inzake
nachtrust voorgesteld hebt. Ik heb dezelfde twijfels als
collega Brepoels in verband met de maatregelen voor de
nachtrust. Dat wil niet zeggen dat er in het geheel van de
voorstellen geen maatregelen zijn waarover we het wel
eens zijn.
Wat mij nog meer verbaast, is dat op mijn vraag over de
berekening van de kostprijs geen antwoord gekomen is.
Ik deel terzake de mening van de heer Grafe´. Op het
ogenblik dat men dergelijke belangrijke principes vastlegt
en men beslist over de verhuis van een militaire luchtha-
ven, moeten er toch financie¨le simulaties en kostprijs-
berekeningen gemaakt zijn. Dat men op dit ogenblik -
buiten een paar principes - niets kan vertellen over de
uitvoering en nog minder over de financiering, verrast mij
eerlijk gezegd.
M. Jean-Pierre Grafe´ (PSC) : Monsieur le pre´sident, ma
re´plique sera bre`ve. En effet, nous ne disposons pas des
e´le´ments nous permettant d'entamer un de´bat se´rieux
aujourd'hui. Nous ne disposons d'aucun chiffre, ni
d'aucune e´valuation. Il est donc tre`s difficile de discuter
d'un proble`me se´rieux, quand le dossier qui nous est
pre´sente´ ne l'est pas.
Je constate globalement que vous avez e´change´ du vent
contre des e´le´ments sonnants et tre´buchants. Vous
promettez 20% de tranquillite´ en plus a` terme, mais vous
avez accepte´ l'installation de la gare TGV a` Schaerbeek
ainsi que le de´me´nagement de l'ae´roport militaire. Voila`
des choses concre`tes, tangibles ! Dore´navant, vous se-
rez, prisonnie`re des accords que vous avez conclus sur
des investissements qu'au fond, vous regrettez et en
e´change, vous n'avez rien obtenu de concret et aucun
moyen de financement pour assurer les avances que
vous espe´riez.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, collega's, ik zal mijn kritiek van daarnet niet herha-
len, te meer daar de minister heel uitdrukkelijk heeft
gesteld dat haar uitgangspunt - verbod op nachtvluchten
voor enkele uren - heel duidelijk zou zijn geweest voor de
bevolking. Het feit dat dit verbod er niet is gekomen heeft
de bevolking ongerust gemaakt en teleurgesteld. Er is nu
immers geen enkele duidelijkheid inzake de voorgestelde
maatregelen.
Ik heb van de minister ook niets gehoord over de
voorwaarden in de exploitatievergunning van de provin-
cie Vlaams-Brabant, die - op enkele details na - precies
dezelfde maatregelen inhouden. Vandaar mijn vraag wat
de regering, als uitvoerder via BIAC, bijkomend heeft
beslist om de geluidsoverlast te beperken.
Ik ben zeer teleurgesteld te moeten vernemen dat de
minister hier nog eens uitdrukkelijk bevestigt dat er geen
volwaardige HST-lijnen naar Zaventem zullen gaan. Men
heeft namelijk het ingewikkelde compromis van een
44
HA 50
COM 124
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frieda Brepoels
nieuwe terminal in Schaarbeek aanvaard, met een halte
in Zaventem. Ik denk dat geen enkele luchthaven die in
Europa aan de top wil staan dit van haar regering zou
aanvaarden. In het kader van het investeringsplan zullen
wij hierover zeker nog een discussie moeten voeren.
Tot slot stel ik vast dat de minister geen concreet
antwoord heeft gegeven op mijn vraag naar de uitvoering
van de isolatiemaatregelen voor de omwonenden. Bo-
vendien heeft de minister ook niet gerept over haar
coo¨rdinatierol met betrekking tot de Gewesten en dit op
het vlak van geluidsnormering conform andere Europese
luchthavens.
De heer Lode Vanoost (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik verheug er
mij over dat alle oppositiepartijen het erover eens zijn dat
er nu eindelijk iets gebeurt rond deze problematiek.
Vanuit de oppositie was ik vier jaar met deze problema-
tiek begaan en ik vraag, vooral aan de collega's christen-
democraten, om nog eens naar de wetsvoorstellen 46,
47 en 48 van 1995 te kijken, die ik toen heb geamen-
deerd. Zij gaan minder ver dan wat wij nu hebben bereikt.
Desondanks werden zij door de toenmalige meerderheid
weggestemd. Dit terzijde.
Het is evident dat dit akkoord niet aan al onze eisen
tegemoetkomt. Wij zitten nu eenmaal in een coalitie en
wij aanvaarden de verantwoordelijkheid van regerings-
deelname.
Om te besluiten herhaal ik dat dit akkoord meer oplevert
dan ooit en als men stelt dat 30% vermindering te weinig
is, dan zeg ik dat het de voorbije vijftien jaar elk jaar
zoveel procent me´e´r is geweest. Voor de eerste keer zal
het nu minder zijn. Misschien is dat nog niet voldoende;
het is in ieder geval stukken beter dan onder om het even
welke andere coalitie van de vorige vijftien jaar.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, ik heb enkele opmerkingen.
Ten eerste, stel ik vast dat een aantal personen nog altijd
voorstander is van een effectief vliegverbod tijdens de
nacht. De voorstellen van de minister zouden nochtans
erg inefficie¨nt zijn geweest, aangezien ze zouden hebben
geleid tot extra hoge pieken vlak voor het ingaan van het
verbod rond middernacht en vlak na het nachtelijk verbod
rond 06.00 's morgens. Dit zou geen oplossing zijn
geweest. Ik meen dat die stelling definitief achterhaald is.
Ten tweede, er komt geen TGV in Zaventem. Ik vind dat
merkwaardig. Men had nochtans aan de pers gemeld dat
de TGV tot Zaventem zou kunnen doorrijden. Nu hoor ik
opnieuw het verhaal van de people-mover, zoals het door
uw voorganger Daerden tijdens de vorige legislatuur is
gelanceerd. Ik herinner mij interpellaties hierover van
mevrouw Van de Casteele en mijzelf. Ik dacht dat men
dat plan had geschrapt en dat de TGV wel tot Zaventem
zou kunnen doorrijden. Blijkbaar is dat niet het geval. Dit
verwondert mij.
Ten derde, als groene minister zou u toch moeten weten
dat een nieuwe luchthaven nieuwe spoorverbindingen,
nieuwe wegverbindingen, autostrades, industrieterreinen
en enorm grote oppervlakten aan startbanen en derge-
lijke met zich brengt. Het gaat over vele vierkante kilo-
meters nieuwe industrie¨le oppervlakte, in feite een
nieuwe stad. Ik vraag mij af of u zoiets als groene kunt
verdedigen. Ik heb daarbij veel vraagtekens. U voorziet
zelfs in een mogelijke verhuis van alle cargo-activiteiten
op Zaventem. Wilt u die naar Wallonie¨ verhuizen ? Ik vind
dat u een zeer merkwaardig standpunt inneemt. Het zou
bovendien enorme implicaties hebben voor de werkge-
legenheid in Halle-Vilvoorde. Talloze bedrijven uit deze
regio zijn op de luchthaven aangewezen. Indien u voor
die verhuis kiest, laat u in Halle-Vilvoorde een woestenij
achter. Ik hoop dat u dit in elk geval niet plant, maar als
groenen aan de macht zijn, zijn wij natuurlijk op alles
voorbereid.
Ten derde, het is niet duidelijk wat er aan de toename van
de geluidsoverlast overdag zal worden gedaan. Als er
meer mensen worden tewerkgesteld, zal dat ook een
enorme toename van het lawaai teweegbrengen. U bent
daarover niet duidelijk geweest. Uw nachtbeleid is dui-
delijk : min 30%. De maatregelen in verband met lawaai
overdag zijn ons niet bekend. Het is ook niet duidelijk of
nu, na de bepaling van de Brusselse geluidsnormen,
alles zal worden afgewimpeld op Halle-Vilvoorde.
Ten vierde, u hebt ook niet geantwoord op mijn kritiek dat
Zaventem volgens u per definitie de snelst groeiende
luchthaven van Europa moet worden. Dat vinden wij een
eigenaardige stellingname voor een regering waarvan
groenen deel uitmaken. Bovendien vinden wij het stand-
punt moeilijk verdedigbaar. Is het de bedoeling om zo
snel mogelijk een absolute verzadiging van Zaventem te
bereiken, zodat men vervolgens zoveel mogelijk uit Za-
ventem kan wegtrekken ? Wil men op die manier Zaven-
tem, en zeker de vrachtvluchten, zo snel mogelijk elimi-
neren ? Ik heb de indruk dat men zo snel mogelijk naar
de saturatie van Zaventem wil gaan, terwijl wij voorstan-
der zijn van een geleidelijke groei en een beheerste
toename, zodat we nog lang kunnen genieten van de
voordelen van die luchthaven. Volgens mij werken som-
migen met een verborgen agenda. Wij zullen dit dossier
zeker blijven opvolgen.
Le pre´sident : Beaucoup de choses ont e´te´ dites
aujourd'hui mais je suis de l'avis de Mme la ministre, elle
avait annonce´ une grande partie de tout cela lors de sa
de´claration de politique ge´ne´rale.
HA 50
COM 124
45
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
pre´sident
En conclusion de cette discussion, des motions ont e´te´
de´pose´es.
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties
ingediend.
Een eerste motie van aanbeveling werd ingediend door
de heer Jean-Pierre Grafe´ en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellaties van de heer Jean-
Pierre Grafe´, mevrouw Frieda Brepoels, de heren Lode
Vanoost en Bart Laeremans
en het antwoord van de vice-eerste minister en minister
van Mobiliteit en Vervoer, verzoekt de regering :
1. het aantal omwonenden dat minder last moet hebben
van de geluidshinder, opnieuw te ramen;
2. in een begroting te voorzien voor elke maatregel van
het akkoord van 11 februari en de financiering ervan te
preciseren;
3. in het tienjarenplan voor investering en voorrang te
geven aan de stiptheid, de regelmaat en de veiligheid;
4. de luchthaven van Melsbroek niet te verhuizen en te
bestuderen in welke mate de economische bedrijvigheid
op Brussel-Nationaal, dat tegen 2010 verzadigd dreigt te
zijn, en het behoud van een militaire zone in Melsbroek
met elkaar kunnen worden verzoend;
5. de terminal van Brussel-Zuid snel te voltooien alvorens
te beslissen of er in het Brussels Gewest een tweede
terminal moet komen, en waar.
Une premie`re motion de recommandation a e´te´ de´pose´e
par M. Jean-Pierre Grafe´ et est libelle´e comme suit :
La Chambre, ayant entendu les interpellations de
M. Jean-Pierre Grafe´, Mme Frieda Brepoels, MM. Lode
Vanoost et Bart Laeremans
et la re´ponse de la vice-premie`re ministre et ministre de
la Mobilite´ et des Transports, demande au gouverne-
ment :
- de re´appre´cier le nombre de riverains qui doivent
be´ne´ficier des re´ductions des nuisances sonores;
- de budge´tiser chacune des mesures de l'accord du 11
fe´vrier et la provenance de leurs financements;
- d'accorder la priorite´, dans le plan de´cennal d'investis-
sement, a` la ponctualite´, la re´gularite´, la se´curite´ sur
l'ensemble;
- de renoncer au de´me´nagement de l'ae´roport de Mels-
broek et de mettre en e´tude un projet de coexistence
entre les activite´s e´conomiques de Bruxelles-National
dont la saturation est pre´vue pour 2010 et le maintien
d'une zone militaire sur le site de Melsbroek;
- de proce´der rapidement a` l'ache`vement du terminal de
Bruxelles-Midi avant de de´cider de l'opportunite´ d'en
cre´er un second en Re´gion bruxelloise et d'en de´terminer
la localisation.
Een tweede motie van aanbeveling werd ingediend door
mevrouw Frieda Brepoels en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellaties van de heer Jean-
Pierre Grafe´, mevrouw Frieda Brepoels, de heren Lode
Vanoost en Bart Laeremans
en het antwoord van de vice-eerste minister en minister
van Mobiliteit en Vervoer, vraagt de regering :
1. een concreet schema uit te werken op korte termijn
waarin nachtelijk lawaai teruggedrongen wordt, niet al-
leen op basis van gemiddelde metingen, maar ook
rekening houdend met piekverstoringen;
2. de luchthaven volwaardig te laten ontsluiten met
HST-lijnen;
3. isolatiemaatregelen naar de bewoners, die nog ge-
plaagd blijven door een overdreven nachtlawaai, volledig
te vergoeden;
4. af te zien van inmenging in gewestelijke bevoegdhe-
den, onder andere op vlak van ruimtelijke ordening en
milieu;
5. dringend dialoog op te starten met de Gewesten om op
vlak van geluidsnormering tot gezamenlijke standpunten
te komen.
Une seconde motion de recommandation a e´te´ de´pose´e
par Mme Frieda Brepoels et est libelle´e comme suit :
La Chambre, ayant entendu les interpellations de
M. Jean-Pierre Grafe´, Mme Frieda Brepoels, MM. Lode
Vanoost et Bart Laeremans
et la re´ponse de la vice-premie`re ministre et ministre de
la Mobilite´ et des Transports, invite le gouvernement a` :
1. concevoir un sche´ma a` court terme dans le cadre
duquel les nuisances sonores nocturnes seraient re´dui-
tes sur la base non seulement des moyennes enregis-
tre´es mais aussi des pointes;
2. re´aliser le de´senclavement effectif de l'ae´roport par
des lignes TGV;
3. indemniser inte´gralement les travaux d'isolation effec-
tue´s par les habitants qui restent incommode´s par les
nuisances sonores nocturnes;
4. renoncer a` s'immiscer dans des domaines relevant
des compe´tences re´gionales, notamment sur le plan de
l'ame´nagement du territoire de l'environnement;
46
HA 50
COM 124
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
pre´sident
5. engager d'urgence le dialogue avec les Re´gions en
vue de de´finir des positions communes en matie`re de
normes sonores.
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw
Marie-The´re`se Coenen en de heren Bruno Van Grooten-
brulle, Jean Depreter, Michel Wauthier, Hans Bonte en
Lode Vanoost.
Une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par Mme
Marie-The´re`se Coenen et MM. Bruno Van Grootenbrulle,
Jean Depreter, Michel Wauthier, Hans Bonte et Lode
Vanoost.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
Mondelinge vraag van mevrouw Frieda Brepoels aan
de vice-eerste minister en minister van Mobiliteit en
Vervoer over
de afschaffing van gratis spoorvervoer
voor de politiediensten
(nr. 1123)
Question orale de Mme Frieda Brepoels a` la vice-
premie`re ministre et ministre de la Mobilite´ et des
Transports sur
la suppression de la gratuite´ des
trains pour les services de police
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, mevrouw de minister, ik heb mijn vraag schriftelijk
ingediend omdat de heer Cortois in oktober reeds twee
vragen over deze problematiek heeft gesteld. Ik kan mij
dan ook beperken tot de bijkomende vragen.
Ik heb de indruk dat men in de maand oktober niet
voldoende gei¨nformeerd was over de problematiek en
meer bepaald over de volgende vragen. Het is mij nog
altijd niet duidelijk op basis van welke overeenkomst de
NMBS die beslissing eenzijdig heeft kunnen nemen en of
deze overeenkomst past in het beheerscontract met de
federale overheid. Zo niet, of er vroeger een compensatie
werd betaald aan de NMBS ? Zo ja, hoeveel bedroeg
deze compensatie ? En ten laste van welk departement
werd ze aangerekend ?
Ik begrijp dat er op dit ogenblik onderhandelingen worden
gevoerd door de NMBS met de gemeentebesturen. Zijn
er reeds gemeentebesturen die hierop ingetekend heb-
ben ? Volgens welke criteria gebeurt de prijsberekening
van die kaarten ? Men noemt dit blijkbaar de
pas-
politionele
activiteiten. Het gaat om tienrittenkaarten.
Hoe lang is die kaart geldig ? Welke procedure werd
hiervoor afgelegd ?
Tot zover een aantal concrete vragen, mevrouw de
minister. Ik meen begrepen te hebben dat de gemeente-
besturen en de korpschefs van de politiediensten op dit
ogenblik nog steeds geen duidelijkheid hebben over de
wijze waarop dit gratis gebruik van de trein door
politiemensen-in-opdracht werd afgeschaft op 31 decem-
ber 1999. Ik vind het ook jammer dat men een dergelijke
maatregel neemt op een ogenblik dat bijna alle mensen
in overheidsdienst gratis gebruik kunnen maken van de
trein. Die afschaffing zal niet alleen het gebruik van de
trein ontmoedigen maar zal ook het fileprobleem nog-
maals vergroten.
Minister
Isabelle
Durant :
Mijnheer
de
voorzitter,
collega's, het huidige beheerscontract bepaalt in bijlage
12 dat een aantal ministeries en instellingen voor eigen
rekening een overeenkomst of akkoord hebben aange-
gaan met de NMBS voor de toekenning van bepaalde
financie¨le voordelen. Het ministerie van Binnenlandse
Zaken heeft een overeenkomst met de NMBS die rijks-
wachter in uniform of in burger een reductie van 50%
toestaat. De voorwaarde is dat zij houder zijn van de
tussen beide partijen overeengekomen reductiekaart of
een verlof- en vergunningskaart voorleggen. Verder zijn
er in het beheerscontract geen extra voordelen opgeno-
men.
Vanaf 1995 werd het systeem van zendingsorders in zijn
meest recente vorm ingevoerd voor een reeks politie-
diensten. Op vraag van het Hoog Comite´ van Toezicht
werd daarnaast een meer discrete formule ingevoerd die
meer in overeenstemming was met haar taken. Dit werd
de tienrittenkaart. Er bestonden bovendien nog speci-
fieke afspraken. Het ging daarbij om een bijstands-
akkoord tussen de toenmalige spoorwegpolitie en de
rijkswacht. Met de herstructurering van de NMBS en de
integratie van de spoorwegpolitie in de rijkswacht werd
de situatie aangepast en moest de facturering extern
worden vereffend. Momenteel is een nieuw akkoord in
bespreking tussen de NMBS en de rijkswacht dat reke-
ning moet houden met de verwachtingen van beide
partijen. Dit akkoord zal ook openstaan voor de andere
gei¨nteresseerde politiediensten als ze hiervoor een
vraag richten aan de NMBS.
Ik wens te vermelden dat het oude systeem van
zendingsorders in principe alleen van toepassing was
voor dienstverplaatsingen in verband met politietaken en
niet voor het woon-werkverkeer.
Het nieuwe akkoord dat in de maak is zou die mogelijk-
heid wel kunnen bieden, mits het respecteren van een
aantal voorwaarden. De tienrittenkaart blijft wel de basis
van de overeenkomst. Al deze elementen liggen nu ter
bespreking op tafel.
De prijs van de tienrittenkaart bedraagt 18 000 frank in
eerste klas en 12 000 frank in tweede klas. Deze prijzen
houden rekening met de gemiddelde afstand van de
verplaatsingen en met het positief effect van de moge-
lijkheid van bijstand in geval van incidenten. De tienrit-
HA 50
COM 124
47
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Isabelle Durant
tenkaarten zijn een jaar geldig. Het volstaat deze kaart
correct in te vullen voor het opstappen om er geldig
gebruik van te kunnen maken. In presentatie en
gebruiksmodaliteit benadert deze formule zeer sterk be-
staande commercie¨le formules zodat het anonieme ka-
rakter gewaarborgd is. Dat is de stand van zaken in
verband met het vervoer van de politiediensten.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mevrouw de minis-
ter, ter informatie wil ik vragen of de regeling die in 1995
werd uitgewerkt gratis was. In het begin van uw antwoord
wees u er immers op dat de bijlage bij het beheers-
contract in een reductie van 50% voorzag als resultaat
van een overeenkomst met Binnenlandse Zaken. Vanaf
1995 spoorde men echter gratis. Misschien heeft minister
Duquesne verkeerde informatie doorgegeven. Ik heb hier
zijn brief aan de gemeentebesturen. Daarin wordt niet
gesproken over een overeenkomst met Binnenlandse
Zaken, wel over het feit dat de NMBS de overeenkomst
heeft opgezegd op basis van het misbruik dat sommige
politiemensen
hiervan
maakten
voor
het
woon-
werkverkeer. Nu moet men dus op een tienrittenkaart
overgaan. Mevrouw de minister, is de bijlage bij het
beheerscontract in 1995 overgaan in een gratis rege-
ling ?
Minister Isabelle Durant : Mevrouw Brepoels, er is een
verschil tussen de rijkswacht en de politie. Ik zal u
schriftelijk antwoorden op deze concrete vraag. Ik heb nu
geen nieuwe elementen ter beschikking.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 17.25 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 17.25 heures.
48
HA 50
COM 124
22-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000