B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
J
USTITIE
COMMISSION DE LA
J
USTICE
VAN
DU
08-02-2000
08-02-2000
HA 50
COM 110
HA 50
COM 110
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 110
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 8 februari 2000
COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
-
COM 110
Mondelinge vraag van de heer Peter Vanvelthoven aan de
minister van Justitie over
de evaluatie van het onderzoek
naar de Bende van Nijvel
(nr. 978)
5
sprekers : Peter Vanvelthoven, Marc Verwilghen, mi-
nister van Justitie
Mondelinge vraag van de heer Peter Vanhoutte aan de
minister van Justitie over
de verspreiding van revisionisti-
sche lectuur
(nr. 1002)
6
sprekers : Peter Vanhoutte, Marc Verwilghen, minister
van Justitie
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Justitie over
de verdere functionering van
het Raadgevend Comite´ voor Bio-Ethiek
(nr. 972)
7
sprekers : Jo Vandeurzen, Marc Verwilghen, minister
van Justitie
Mondelinge vraag van de heer Francis Van den Eynde
aan de minister van Justitie over
de huiszoeking bij de
Noorse journalist Stein Viksveen
(nr. 980)
8
sprekers : Francis Van den Eynde, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Sommaire
Mardi 8 fe´vrier 2000
COMMISSION DE LA JUSTICE
-
COM 110
Question orale de M. Peter Vanvelthoven au ministre de la
Justice sur
l'e´valuation de l'enque^te sur les tueurs du
Brabant wallon
(n° 978)
5
orateurs : Peter Vanvelthoven, Marc Verwilghen, mi-
nistre de la Justice
Question orale de M. Peter Vanhoutte au ministre de la
Justice sur
la diffusion d'e´crits re´visionnistes (n° 1002)
6
orateurs : Peter Vanhoutte, Marc Verwilghen, ministre
de la Justice
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre de la
Justice sur
le fonctionnement ulte´rieur du Comite´ consul-
tatif de Bioe´thique
(n° 972)
7
orateurs : Jo Vandeurzen, Marc Verwilghen, ministre
de la Justice
Question orale de M. Francis Van den Eynde au ministre
de la Justice sur
la perquisition effectue´e chez un jour-
naliste norve´gien, M. Stein Viksveen
(n° 980)
8
orateurs : Francis Van den Eynde, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
HA 50
COM 110
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
4
HA 50
COM 110
08-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE LA JUSTICE
COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 8 FE
´ VRIER 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 8 FEBRUARI 2000
De vergadering wordt geopend om 10.25 uur door de
heer Fred Erdman, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 10.25 heures par M. Fred
Erdman, pre´sident.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De mondelinge vraag nr. 971 en de interpellatie nr. 233
van de heer Tony Van Parys worden naar een latere
datum verschoven.
Mondelinge vraag van de heer Peter Vanvelthoven
aan de minister van Justitie over
de evaluatie van
het onderzoek naar de Bende van Nijvel
(nr. 978)
Question orale de M. Peter Vanvelthoven au ministre
de la Justice sur
l'e´valuation de l'enque^te sur les
tueurs du Brabant wallon
De heer Peter Vanvelthoven (SP) : Mijnheer de voorzit-
ter, mijnheer de minister, collega's, deze vraag kwam tot
stand naar aanleiding van een artikel dat ik in oktober
1999 in de krant las. U heeft toen gezegd dat u in ieder
geval voorlopig extra middelen zou handhaven voor de
cel-Jumet, om te trachten na zoveel jaren alsnog heel het
raadsel rond de Bende van Nijvel op te lossen. U nam die
beslissing aan de hand van een dossier dat de cel-Jumet
op dat ogenblik had opgesteld op basis van de toenma-
lige stand van zaken. Sedertdien blijven een vijftigtal
personen voltijds werken aan dat dossier dat zij hopelijk
tot een goed einde zullen brengen. De cel-Jumet heeft u
toen beloofd, zo vertelde u de pers, dat er in januari 2000
een evaluatie zou worden gehouden van de afgelopen
twee jaar, van al het speurwerk dat daarin is gebeurd. Ik
heb die maand laten verstrijken en wil u met deze
mondelinge vraag de kans bieden ons daarover te infor-
meren. Is die evaluatie ondertussen afgerond ? Hebt u al
bepaalde conclusies uit die evaluatie ? Zou dat eventueel
kunnen leiden tot het bijsturen van de werking van die
onderzoekscel ?
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter, col-
lega Vanvelthoven, om u op deze vraag te kunnen
antwoorden, was ik verplicht contact op te nemen met het
parket van het hof van beroep in Bergen. Ik heb een brief
ontvangen van de advocaat-generaal, de heer Michaux,
waaruit ik zal citeren. Het antwoord is eigenlijk omge-
keerd evenredig met de omvang van de zaak. Het is een
uiterst kort antwoord. Hij schrijft :
Me re´fe´rant a` votre
lettre de ce jour relative a` l'e´valuation de l'enque^te sur les
tueries du Brabant, j'ai l'honneur de porter a` votre
connaissance les e´le´ments de re´ponse suivants : les
magistrats instructeurs en charge de cette affaire e´va-
luent pe´riodiquement les axes d'enque^te et les moyens
humains ne´cessaires par des rapports dont le dernier
date du 6 octobre 1999. Une nouvelle e´valuation est en
cours et on m'annonce qu'elle tend au maintien des
effectifs actuellement engage´s, soit une soixantaine de
personnes. Ces effectifs seront re´duits au fur et a` mesure
que les pistes s'e´puisent, maintenus tant que cela
s'ave`re ne´cessaire, voire augmente´s si l'e´volution de
l'enque^te le justifie.
Dit is dus een uiterst kort antwoord. Ik leid daaruit ten
eerste af dat er een rapport is. Dit laatste dateert van 6
oktober 1999 en dat is al een behoorlijke tijd geleden. Ten
tweede leid ik daaruit af dat men wellicht in het vooruit-
zicht stelt dat er een tweede evaluatie komt. Wij hebben
geprobeerd hierover duidelijkheid te krijgen en dat
evaluatieverslag zou er einde februari of begin maart
2000 komen. Dat is toch ook vrij laattijdig. Het spreekt
voor zich dat ik slechts beslissingen zal nemen overeen-
komstig de afspraken die gemaakt zijn en die duidelijk
behouden blijven. Er zijn nog zowat zestig mensen met
de zaak bezig, een aantal dat kan worden verminderd als
er pistes worden afgesloten en kan worden verhoogd als
er nieuwe pistes moeten worden betreden.
Wat uw vraag inzake de conclusies tot op heden betreft,
zult u willen begrijpen dat ik in het raam van het geheim
van het onderzoek u deze niet kan meedelen momenteel.
Ik denk trouwens niet dat ze echt up to date zouden zijn,
als men zich moet baseren op een verslag van 6 oktober.
In ieder geval dring ik er bij de heer Michaux op aan dat
hij zo spoedig mogelijk de stukken zou overmaken, zodat
HA 50
COM 110
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
de opvolging van dit dossier verder kan gebeuren. Ik
hoop u hiervan op de hoogte te kunnen brengen, zo
gauw ik het verlangde antwoord krijg.
De heer Peter Vanvelthoven (SP) : Mijnheer de minister,
ik dank u voor dit - eveneens summiere - antwoord. Dat
is echter niet aan u te wijten. Ik zal mijn vraag herhalen
medio maart 2000.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Peter Vanhoutte aan
de minister van Justitie over
de verspreiding van
revisionistische lectuur
(nr. 1002)
Question orale de M. Peter Vanhoutte au ministre de
la Justice sur
la diffusion d'e´crits re´visionnistes
De heer Peter Vanhoutte (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, in afwachting van het
tot stand komen van de tot nu toe ontbrekende wetge-
ving, wens ik u een proactieve vraag te stellen want
misschien bevat de bestaande wetgeving toch nog een
aantal mogelijkheden. We hebben namelijk vastgesteld
dat Belgie¨ blijkbaar een centrale rol speelt in het aanbod
van websites die revisionistische lectuur verspreiden en
verhandelen. De handel gebeurt vanuit ons land. De wet
waarin rekening wordt gehouden met de risico's van dit
soort lectuur, is de wet van 23 maart 1995.
Mijn vragen zijn tweee¨rlei.
Ten eerste is er de concrete handel waarvan Belgie¨
blijkbaar de draaischijf is of een sleutelrol inneemt. Is de
verspreiding van revisionistische lectuur via internet van-
uit ons land de afgelopen jaren in kaart gebracht ?
Ten tweede werden er specifieke maatregelen genomen
of voorgesteld om deze handel een halt toe te roepen ?
Wat het internationale gedeelte betreft hebben we vast-
gesteld dat de servers die men gebruikt om die dingen te
verspreiden, gesitueerd zijn in Milford ergens in de
Verenigde Staten. De vraag is of u bepaalde maatregelen
overweegt om het aanbieden van dit soort informatie en
het verhandelen ervan via de server vanuit de Verenigde
Staten, aan banden te leggen ?
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter, mijn-
heer Vanhoutte, u stelt een proactieve vraag waarop ik
voor een deel zal pogen proactief te antwoorden. Wij
werken aan instrumenten met betrekking tot informatica-
criminaliteit om ons performanter te kunnen opstellen.
Het is echter duidelijk dat men niet bij de pakken kan
blijven zitten tot op het ogenblik dat deze wetgeving is
voltooid. Vandaar dat er toch reeds een aantal maatre-
gelen werden genomen om het hoofd te kunnen bieden
aan het probleem dat u opwerpt.
In eerste instantie verwijs ik naar de artikelen 7 en 8 van
de wet van 30 november 1998, houdende de regeling
van de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten, in werking
getreden op 1 februari 1999. Deze wet vermeldt toch als
een van de opdrachten van de diensten van de Veiligheid
van de Staat het opvolgen van extremisme waaronder
het revisionisme. De Veiligheid van de Staat is sindsdien
begonnen met het opsporen en het in kaart brengen van
die revisionistische lectuur via het internet. De Veiligheid
van de Staat heeft zich tevens voorgenomen om, telkens
een
overtreding
wordt
vastgesteld
van
de
anti-
negationistische wet van 23 maart 1995, deze overtre-
ding stelselmatig ter kennis te brengen van de nationale
magistraat.
In tweede instantie, wat de maatregelen betreft tegen de
handel in revisionistische lectuur is er om te beginnen het
wetsontwerp met betrekking tot informatica en criminali-
teit dat per 3 november 1999 door de minister van
Telecommunicatie, de minister van Economie en mezelf
werd ingediend bij de Kamer van Volksvertegenwoordi-
gers. Dit ontwerp beoogt het scheppen van een juridisch
kader voor de bestrijding van de criminaliteit op de
informatiesnelweg en zal met name het opsporen en
bestraffen ervan vergemakkelijken. Dat zijn echter de
werkzaamheden waar u trouwens reeds actief hebt aan
deelgenomen. In dit verband kan tevens gewezen wor-
den op een samenwerkingsakkoord dat mijn voorganger,
samen met de voorganger op telecommunicatie, op 28
mei 1999 heeft ondertekend met IPSA Belgium, met
name de vereniging van de internetproviders ter bestrij-
ding van ongeoorloofd gedrag op het internet. Door dit
protocol bestaat er nu een centraal gerechtelijk meldpunt
waar internetgebruikers die geconfronteerd worden met
misdrijven die gepleegd worden op of via het internet,
daarvan kennis kunnen geven aan het meldpunt. Ik moet
mededelen dat sinds 28 mei 1999 dit meldpunt tweemaal
in kennis is gesteld geweest van het te koop aanbieden
op internet van revisionistische lectuur door een Belgisch
bedrijf of organisatie. In beide gevallen leidde het tech-
nisch onderzoek tot een positief resultaat en werd telkens
een aanvankelijk proces-verbaal opgesteld ter bestem-
ming van de bevoegde procureur des Konings.
Een andere maatregel die op komst is, is de reglemen-
tering rond de e-commerce. Binnenkort zal de regering
hierover een orie¨ntatienota voorleggen. In dit verband
kan ik u bovendien meedelen dat Belgie¨ zich als enig
land heeft onthouden bij de stemming over de Europese
6
HA 50
COM 110
08-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
richtlijnen inzake e-commerce, precies omdat de voor-
ziene bepalingen met betrekking tot de aansprakelijkheid
van de providers onvoldoende garanties bieden voor een
effectief optreden tegen sites waar een illegale inhoud
wordt aangeboden.
Belgie¨ eist niet dat elke provider zijn sites zou controleren
maar wel dat de provider die op de hoogte is van de
illegale inhoud, die inhoud verwijdert. De verantwoorde-
lijkheid ligt bij de provider. Belgie¨ staat met dit standpunt
alleen op het Europese forum.
Wat de ongeoorloofde informatie op het internet betreft
die wordt aangeboden of verhandeld via buitenlandse
servers, wordt met de bevoegde instanties van het land
waar de servers opgesteld staan onderhandeld om dit
fenomeen te kunnen bestrijden. De verwijdering van het
materiaal van de server en de eventuele vervolging is
afhankelijk van de mogelijkheden van het wetgevend
instrumentarium van de betrokken landen.
Op Europees niveau lopen onderhandelingen met de
Verenigde Staten om inzake deze problematiek bepaalde
afspraken te maken. Dit is, mijns inziens, een mondiaal
probleem dat een brede aanpak vereist.
De heer Peter Vanhoutte (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer
de voorzitter, ik dank de minister voor zijn duidelijk
antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Justitie over
de verdere functionering
van
het
Raadgevend
Comite´
voor
Bio-Ethiek
(nr. 972)
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre de la
Justice sur
le fonctionnement ulte´rieur du Comite´
consultatif de Bioe´thique
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, mijn vraag gaat over het
artikel 4 van het samenwerkingsakkoord over de oprich-
ting van het Raadgevend Comite´ voor Bio-ethiek. Dit
akkoord werd op 15 januari 1993 gesloten tussen de
Belgische Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse
Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap en de Ge-
meenschappelijke Gemeenschapscommissie.
Het artikel bepaalt dat zowel de effectieve als de plaats-
vervangende leden van het Comite´ benoemd zijn voor
een termijn van vier jaar. De termijn van de benoeming is
verstreken op 14 januari 2000. Niemand kan betwisten
dat het Raadgevend Comite´ tijdens deze vier jaar een
aantal belangrijke adviezen heeft uitgebracht. Momen-
teel vinden er bijvoorbeeld belangrijke gesprekken plaats
in de Senaat met betrekking tot de al dan niet invoering
van een euthanasiewetgeving. Ook over andere onder-
werpen heeft het Raadgevend Comite´ zijn advies gege-
ven.
Kan de minister bevestigen dat de leden van het Raad-
gevend Comite´ sinds vorige maand geen mandaat meer
hebben bij gebrek aan een nieuw benoemingsbesluit ?
Waarom is er geen nieuw besluit opgesteld ? Kan het
Comite´ momenteel nog samenkomen zonder dat er een
nieuwe rechtsgrond voor de mandaten voorhanden is ?
Is de minister van plan om een beroep te blijven doen op
het Raadgevend Comite´ ?
Ondertussen heb ik wel kennis kunnen nemen van een
antwoord van mevrouw Aelvoet in de Senaat. Ik heb daar
enkel een beknopte samenvatting van gelezen. Ik ben
dus benieuwd naar de juridische rechtsgrond waarop het
Comite´ op dit moment nog kan functioneren.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter, col-
lega Vandeurzen, ik heb met verbazing kennis genomen
van de beslissing van het Raadgevend Comite´ voor de
Bio-ethiek om met ingang van 13 januari een einde te
stellen aan zijn werking.
Ik ben om verschillende redenen verbaasd. De meerder-
heid van de leden werd voor een termijn van 4 jaar
benoemd. Die benoeming is gebeurd door een koninklijk
besluit van 10 april 1995 dat op 15 juni 1995 in werking is
getreden bij de publicatie in het Belgisch Staatsblad. Als
de leden van het Comite´ een strikte juridische redenering
gevolgd hadden, dan zou hun mandaat op 15 juni 1999
gee¨indigd zijn.
De effectieve installatie van het Comite´ heeft echter tot
13 januari 1996 aangesleept. De werking voorziet in een
afwisselend voorzitterschap van de vier ondervoorzitters
en dit gedurende een jaar. Daarom is de einddatum van
het Comite´ op 13 januari 2000 geplaatst. Zo kon ook de
laatste
ondervoorzitter,
professor
Vermeersch,
zijn
voorzitterstermijn volbrengen.
De installatie heeft tijdens de vorige regering heel wat
voeten in de aarde gehad. Daar wil ik mij echter niet
achter verschuilen. Ik heb op mijn kabinet een onderhoud
gehad met de mensen van het Comite´. Toen is er
meegedeeld dat het Comite´ kon blijven werken totdat de
nieuwe Raad zou zijn gei¨nstalleerd.
Er is nog geen nieuw benoemingsbesluit opgesteld om-
dat verschillende instanties, buiten mijn kabinet, en over-
heden die een kandidaat voor het Comite´ moeten aan-
duiden, dit tot op heden nog niet allemaal hebben
HA 50
COM 110
7
08-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
gedaan. Alle betrokken instanties en overheden hebben
van mij nochtans op 5 november een brief gekregen om
hun kandidaat aan te duiden. Van de meeste instanties
heb ik echter geen reactie gekregen en daarom heb ik
begin januari een rappelbrief gestuurd. Ik heb ook aan de
regering gevraagd welke kandidaten zij wil aanduiden.
Het verbaast mij dan ook om in de pers te lezen dat
professor Vermeersch mij aanvalt omdat de Vlaamse
Universitaire Raad, de instelling die professor Ver-
meersch heeft afgevaardigd, e´e´n van de instanties is die
tot nu toe in gebreke is gebleven.
Zoals ik u al heb gezegd, was het mandaat van het
Comite´, strikt genomen, afgelopen in juni van vorig jaar.
Toen al werd de rechtspraak van het Hof van Cassatie
ingeroepen, die bepaalt dat het Raadgevend Comite´ voor
Bio-Ethiek in zijn huidige samenstelling kan blijven sa-
menkomen, op grond van het beginsel van de continui¨teit
van het openbaar bestuur, tot zolang het nieuwe comite´
niet is samengesteld. Dat heb ik trouwens ook meege-
deeld aan de leden van het Comite´ en daarover was
geen discussie. Ook in het verleden gebeurde dit reeds,
meer bepaald in een zaak met betrekking tot de samen-
stelling van de raad van beroep van de Orde van
Geneesheren, die in dezelfde problematiek verzeild was
geraakt. Bijgevolg zie ik geen enkele reden waarom deze
redenering nu niet zou gelden.
Wat uw derde vraag betreft, bewijzen de reeds door mij
ondernomen acties gedurende de jongste maanden dat
ik nooit van plan ben geweest het Raadgevend Comite´
voor Bio-Ethiek op te doeken of er geen beroep meer op
te doen. Zodra alle betrokken actoren mij de namen van
hun kandidaten zullen hebben bezorgd kan de installatie-
procedure van het nieuw Comite´ worden voltooid en zal
het probleem - voor zover het zich stelt - meteen van de
baan zijn.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de minister, ik
dank u voor uw antwoord. Het is goed dat de puntjes op
de i's worden gezegd. Is er reeds een koninklijk besluit in
voorbereiding ? Ik begrijp dat de Interuniversitaire Raad
van de Nederlandstalige Gemeenschap blijkbaar nog
geen advies heeft uitgebracht. Zijn er nog andere advie-
zen die op dit moment ontbreken ?
Minister Marc Verwilghen : Ik durf niet uit het hoofd
zeggen op hoeveel adviezen wij nog wachten. Ik kan
bijvoorbeeld meedelen dat de Orde van Advocaten pas
vorige week haar voorstellen heeft ingediend. Ik weet dat
een paar departementen nog een persoon moeten af-
vaardigen, maar wellicht is dit ondertussen gebeurd.
Het koninklijk besluit is klaar. Het moet alleen nog worden
aangevuld met de namen van de personen die in aan-
merking worden genomen. Uiteraard zal de publicatie
dan ten spoedigste plaatsvinden.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Francis Van den
Eynde aan de minister van Justitie over
de huiszoe-
king bij de Noorse journalist Stein Viksveen
(nr. 980)
Question orale de M. Francis Van den Eynde au
ministre de la Justice sur
la perquisition effectue´e
chez un journaliste norve´gien, M. Stein Viksveen
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, op 4
november 1999 vond er huiszoeking plaats in het Brus-
sels kantoor van de belangrijke Noorse krant Stavanger
Aftenblad. Ook de woning van de Brusselse correspon-
dent van die krant, Stein Viksveen, werd doorzocht.
Stein Viksveen was ooit de voorzitter van de Noorse
afdeling van Amnesty International. Hij zat ook in het
bestuur van e´e´n van de belangrijkste Noorse NGO's, de
NOAS. Hij heeft ooit een biografie geschreven van de
stichter van die NGO. De man is dus sterk ingewijd in de
zachte sector. In Noorwegen loopt tegen hem een onder-
zoek wegens beschuldiging van spionage. Men verdenkt
hem ervan, van 1962 tot 1989 voor de Oostduitse Stasi te
hebben gewerkt, meer bepaald met betrekking tot de
NAVO.
Er waren wel problemen met betrekking tot de inbeslag-
genomen stukken, documenten en GSM's. Het was niet
duidelijk of ze in Noorwegen waren aangekomen. Zijn ze
door onze politiemensen aan Noorwegen overgemaakt ?
Voor zover ik er een zicht op heb, zou dat wel het geval
zijn, maar onze eigen militaire veiligheidsdiensten zou-
den ook belangstelling voor de zaak en het materiaal
hebben getoond.
Ik heb enkele vragen voor u die betrekking hebben op dit
dossier. Sinds wanneer bevindt de heer Viksveen zich op
ons grondgebied ? Was hij ooit het onderwerp van een
onderzoek door de Belgische inlichtingendiensten ?
Wanneer werd Belgie¨ gei¨nformeerd over de verdenkin-
gen die tegen hem bestonden in zijn vaderland ?
Waarom werd de huiszoeking in het appartement van de
journalist door leden van een gewapende Belgische
antiterreureenheid uitgevoerd ? Werd hij verdacht van
banden met terroristen ? Kan de minister meedelen wat
er in beslag werd genomen ? Werd dat materiaal al
overgedragen aan de Noorse instanties ? Die vraag heb
ik ook schriftelijk gesteld, maar ik heb niet de indruk dat
8
HA 50
COM 110
08-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Francis Van den Eynde
men daarop zonder meer affirmatief kan antwoorden. Ik
had graag geweten of u eventueel de originelen hebt
overgemaakt en de kopiee¨n hier hebt gehouden, of
omgekeerd. Hebt u al het materiaal overgedragen ? Kunt
u ons de chronologie van de overdracht meedelen ? Op
basis van welke procedure en werkwijze is de overdracht
gebeurd ?
Ik wil nog een bijkomende vraag stellen die niet in mijn
document wordt vermeld. Ik heb gisteren in de Noorse
pers vernomen dat de Noorse rechtbank in eerste instan-
tie heeft beslist dat de inbeslagname illegaal is gebeurd.
Het Openbaar ministerie heeft beroep aangetekend. Stel
u voor dat de rechtbank de inbeslagname ook in beroep
als illegaal beschouwt, welke implicaties heeft dat dan
voor ons ? In dat geval zouden wij immers hand- en
spandiensten hebben verleend aan een illegale operatie
van de Noorse politie.
De heer Viksveen was in Noorwegen zeer actief bij
Amnesty International en verscheidene NGO's. Is dat
ook bij ons het geval ? Had hij contacten met de vredes-
beweging, de zogenaamde mensenrechtenorganisaties,
verenigingen die al dan niet aan ecoterrorisme doen of
met verenigingen die beweren het antiracisme hoog in
hun vaandel te dragen ? Kortom, had hij bij ons ook
contacten met extreem-links ?
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter, col-
lega Van den Eynde, eerst moet ik u zeggen dat het
gevoerde onderzoek eigenlijk een onderzoek is vanuit
Noorwegen en dat het gericht is op een strafzaak.
Daarom werd geopteerd om een Noorse rogatoire com-
missie naar Belgie¨ te zenden en in ons land een onder-
zoeksrechter bij deze zaak te betrekken. Op deze wijze
verleent men, op internationaal vlak, rechtshulp in straf-
zaken.
Vermits de Veiligheid van de Staat geen politie bevoegd-
heid bezit en de Noorse inlichtingendienst wel, is er een
rechtstreekse samenwerking tussen onze politiediensten
en de Noorse gekomen. De Veiligheid van de Staat werd
door de rijkswacht en Noorse inlichtingendienst over de
actie zelf gei¨nformeerd. Over deze informatie beschikken
we en die laat mij toe om op bepaalde van uw vragen te
antwoorden. De vragen die u stelt zijn ook al voor een
stuk voorbijgestreefd, al was het maar door de uitspraak
die u citeert van de Noorse rechtsmachten.
De Noorse onderdaan bevond zich met officie¨le inschrij-
ving te Brussel sedert 28 augustus 1989 op het Belgisch
grondgebied. De betrokkene maakte nooit het onderwerp
uit van een onderzoek van de Veiligheid van de Staat of
van een onderzoek door de gerechtelijke autoriteiten in
ons land.
De Veiligheid van de Staat werd op 5 november 1999
ingelicht over de gezamenlijke actie van de Noorse politie
en de rijkswacht. De huiszoeking zelf werd op 4 novem-
ber 1999 gehouden met een mandaat van de onder-
zoeksrechter en in uitvoering van een Noorse rogatoire
commissie. Voordien werd besloten dat de Veiligheid van
de Staat hierbij geen actieve rol zou spelen aangezien
het een zuiver gerechtelijk onderzoek betreft in het kader
van een strafzaak.
Het Parket van Brussel ontving op 28 november 1999, in
de late namiddag, een internationaal rechtshulpverzoek
uitgaande van de Noorse autoriteiten. De gebeurlijke
machtiging, overeenkomstig artikel 873 van het gerech-
telijk wetboek, werd verleend door de diensten van het
ministerie van Justitie.
Gelet op de hoogdringendheid werd op de eerst nuttige
datum, 23 november 1999, de Raadkamer gevorderd
conform artikel 11 van de uitleveringswet van 15 mei
1874. Dezelfde dag heeft de aangestelde onderzoeks-
rechter de nodige onderzoeksdaden gesteld. De huis-
zoeking werd op 4 november 1999 uitgevoerd, waarna
verschillende documenten in beslag werden genomen en
neergelegd ter correctionele griffie zoals onze wet het
voorschrijft. Na afsluiting van het gerechtelijk onderzoek
heeft de Raadkamer, op vordering van het Parket, beslist
tot overmaking van de in beslag genomen stukken aan
de Noorse regering.
Op 3 februari 2000 werd het volledige dossier en de in
beslag genomen voorwerpen via de diensten van het
ministerie van Justitie teruggestuurd aan de Noorse
autoriteiten.
Het huiszoekingsbevel, uitgereikt door de Brusselse on-
derzoeksrechter, werd uitgevoerd door de rijkswachters
van de BOB van Brussel. Hierbij waren 3 agenten van de
Norwegian Police Security Service aanwezig, maar leden
van de ESI niet.
Uit het rapport van de internationale rogatoire commissie
kan niet vastgesteld worden of de betrokkene vervolgd
wordt voor samenspanning met terroristen.
Talrijke documenten, agenda's en diskettes zijn in beslag
genomen. Deze werden meegenomen voor analyse en
het in beslag genomen materiaal werd volledig en in
originele vorm overgedragen aan de Noorse autoriteiten
zoals dat gebruikelijk is.
Ik gaf geen antwoord op uw zevende vraag, omdat dit
strijdig zou zijn met het geheim karakter van het gerech-
telijk onderzoek van de Noorse autoriteiten. Ik neem nota
van de opmerking die u maakt over de Noorse rechtban-
ken, maar ik deel u toch mede dat deze autonoom
HA 50
COM 110
9
08-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
handelen naar Noors recht en dat men, in geval men aan
een rogatoire commissie deelneemt, men verantwoorde-
lijkheid draagt voor het stuk van de rogatoire commissie
dat men uitvoert. Op dat vlak zijn er kennelijk geen
problemen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De mondelinge vraag nr. 999 van mevrouw Kathleen van
der Hooft wordt naar een latere datum verschoven.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 10.48 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 10.48 heures.
10
HA 50
COM 110
08-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000