KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 COM 1043
CRIV 50 COM 1043
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET
VERTAALD BEKNOPT VERSLAG
VAN DE TOESPRAKEN
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC
COMPTE RENDU ANALYTIQUE TRADUIT
DES INTERVENTIONS
C
OMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
C
OMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
dinsdag
mardi
01-04-2003
01-04-2003
10:00 uur
10:00 heures
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE

































AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CD&V
Christen-Democratisch en Vlaams
FN
Front National
MR
Mouvement réformateur
PS
Parti socialiste
cdH
centre démocrate Humaniste
SP.A
Socialistische Partij Anders
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode +
basisnummer en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° de
base et du n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag,met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaald beknopt verslag van de toespraken (op wit
papier, bevat ook de bijlagen)
CRIV
Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu
intégral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit
des interventions (sur papier blanc, avec les annexes)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV
Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV
Compte Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail :
publicaties@deKamer.be
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes
:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail :
publications@laChambre.be
CRIV 50
COM 1043
01/04/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de veiligheidsinspecties in bedrijven"
(nr. B042)
1
Question de M. Jo Vandeurzen à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur "les
inspections de sécurité dans les entreprises"
(n° B042)
1
Sprekers:
Jo
Vandeurzen, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs:
Jo Vandeurzen, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de werkgelegenheidscijfers en
werkgelegenheidsgraad" (nr. B233)
3
Question de Mme Greta D'hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
statistiques en matière d'emploi et de taux
d'emploi" (n° B233)
3
Sprekers: Greta D'hondt, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Greta D'hondt, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Vraag van de heer Bernard Baille aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de PWA's" (nr. B272)
7
Question de M. Bernard Baille à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur "les ALE"
(n° B272)
7
Sprekers:
Bernard Baille, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs:
Bernard Baille, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de stand van zaken inzake de
tenuitvoerlegging van de antidiscriminatiewet"
(nr. B314)
11
Question de Mme Zoé Genot à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur "la loi anti-
discrimination, état des lieux de la mise en
oeuvre" (n° B314)
11
Sprekers: Zoé Genot, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid, Bernard Baille
Orateurs: Zoé Genot, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi,
Bernard Baille
Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de arbeidsduurvermindering voor deeltijdse
werknemers" (nr. B334)
15
Question de Mme Greta D'hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "la
réduction du temps de travail pour les travailleurs
à temps partiel" (n° B334)
15
Sprekers: Greta D'hondt, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Greta D'hondt, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Vraag van mevrouw Claudine Drion aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"het oproepnummer 107 in het kader van de
campagne tegen geweld" (nr. B486)
20
Question de Mme Claudine Drion au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "le numéro
d'appel 107 dans le cadre de la campagne contre
la violence" (n° B486)
20
Sprekers:
Claudine Drion, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs:
Claudine Drion, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Vraag van de heer Karel Van Hoorebeke aan de
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de feestdag van 11 juli"
(nr. B510)
22
Question de M. Karel Van Hoorebeke à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
jour férié du 11 juillet" (n° B510)
22
Sprekers: Karel Van Hoorebeke, Laurette
Onkelinx
, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Karel Van Hoorebeke, Laurette
Onkelinx
, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
CRIV 50
COM 1043
01/04/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE
ZAKEN
COMMISSION DES AFFAIRES
SOCIALES
van
DINSDAG
1
APRIL
2003
10:00 uur
______
du
MARDI
1
AVRIL
2003
10:00 heures
______

La séance est ouverte à 10.12 heures par Mme Pierrette Cahay-André, présidente.
De vergadering wordt geopend om 10.12 uur door mevrouw Pierrette Cahay-André, voorzitter.
01 Vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de veiligheidsinspecties in bedrijven" (nr. B042)
01 Question de M. Jo Vandeurzen à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
inspections de sécurité dans les entreprises" (n° B042)
01.01 Jo Vandeurzen (CD&V) Mevrouw de voorzitter, mevrouw de
minister, mijn vraag is al enige tijd hangende in deze commissie. Ze
is geïnspireerd op een actie, die ook in Limburg is gevoerd, met
betrekking tot de veiligheidsinspecties in de bedrijven. Ik heb me
laten vertellen dat de gemiddelde leeftijd van de inspecteurs met een
diploma industrieel ingenieur in 2001 57 jaar was en dat er in 2003
15 inspecteurs op pensioen gaan, waarvan er 12 zouden worden
vervangen in de provincie Limburg. Als ik de cijfers goed
interpreteer, dan spreken we op dit moment van een tweetal
inspecteurs eind 2003. Men zegt mij dat het aantal processen-
verbaal dat gemaakt wordt sterk zou gedaald zijn, terwijl het aantal
klachten in verband met veiligheidsproblemen in bedrijven
toegenomen zou zijn. Vandaar dus mijn vragen.

Kan de minister een situatieschets geven van het aantal inspecteurs
dat in België voor de veiligheidsinspectie in bedrijven beschikbaar is?
Wat is de evolutie van het aantal processen-verbaal die opgesteld en
van het aantal sancties die uitgesproken werden? Kan de minister de
activiteit van de inspecteurs per provincie situeren? Kan men
conclusies trekken uit deze feitelijke informatie?
01.01 Jo Vandeurzen (CD&V): Il
me revient que l'âge moyen des
ingénieurs industriels chargés de
l'inspection de sécurité dans les
entreprises est de 57 ans. A la fin
de cette année, le Limbourg ne
disposerait plus que de deux
ingénieurs. Le nombre de procès-
verbaux aurait fortement diminué
alors que le nombre de plaintes
ayant trait à des problèmes de
sécurité aurait augmenté.
Combien d'inspecteurs sont-ils
actuellement disponibles? Quelle
évolution a connu le nombre de
procès-verbaux et de sanctions au
cours de ces dernières années?
Comment se répartit le volume de
travail des inspecteurs entre nos
différentes provinces et quelle
conclusion la ministre tire-t-elle de
ces chiffres?
01.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer Vandeurzen, de situatie
die u beschrijft, komt voort uit de uitbreiding van het kader van mijn
administratie aan het einde van de jaren `70. De inspecteurs die
destijds aangeworven werden, komen nu aan het einde van hun
carrière. Deze normale gang van zaken valt samen met de
reorganisatie van de federale overheidsinstelling. Daaruit volgt een
herverdeling van het personeel, wat niet noodzakelijk betekent dat
een ambtenaar die met rust gaat, vervangen wordt door een
ambtenaar met dezelfde opleiding en dezelfde functie. In de nabije
toekomst zal er binnen mijn departement een algemene directie van
welzijn op het werk bestaan. Deze directie zal bestaan uit ongeveer
300 ambtenaren van diverse disciplines. Zij zullen waken over de
arbeidsvoorwaarden onder al hun vormen en in alle ondernemingen.
01.02
Laurette Onkelinx,
ministre: A la fin des années
septante, les cadres de mon
administration ont été étendus.
Les inspecteurs qui ont été
recrutés à l'époque sont
aujourd'hui arrivés au terme de
leur carrière. Leur remplacement
coïncide avec la réorganisation du
SPF et avec la nouvelle
répartition de son personnel. Une
nouvelle direction générale Bien-
être au Travail va être créée.
01/04/2003
CRIV 50
COM 1043
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
Op 1 januari 2003 werd de Inspectie van de Arbeidsveiligheid
verzekerd door 125 ambtenaren, onder wie 33 burgerlijke en 34
industrieel ingenieurs.
Trois cents fonctionnaires ayant
suivi diverses formations
exerceront un contrôle sur les
conditions de travail dans toutes
les entreprises. Le 1
er
janvier
2003, l'inspection de la sécurité au
travail était assurée par 125
fonctionnaires dont 23 ingénieurs
civils et 34 ingénieurs industriels.
Ces inspecteurs ont établi en 2002, 205 procès-verbaux. Leur
nombre a été de 279 en 1999, de 218 en 2000 et de 254 en 2001.
Vous voyez donc que celui-ci fluctue d'une année à l'autre. Ces pro-
justitia ont donné lieu, en 2001, à 11 condamnations judiciaires et 5
amendes administratives. Les chiffres de 2002 ne sont pas encore
disponibles car les instructions sont toujours en cours. En 1999 et
2000, ces chiffres étaient respectivement de 20 condamnations et 19
amendes et de 15 condamnations et 18 amendes. Les variations
d'une année sur l'autre n'ont pas de valeur statistique sur d'aussi
courtes périodes.

Les services d'inspection sont répartis en directions provinciales qui
établissent chacune un rapport annuel, communiqué à
l'administration centrale, qui l'intègre à son propre rapport annuel et
en publie les éléments suivants, par province: omvang aan aangiften
van arbeidsongevallen, arbeidsongevallen die in onderzoek zijn,
aantal inspectiebezoeken die gedaan werden, stopzetten van
activiteiten en ontvangen klachten.
Deze inspecteurs hebben in 2002
205 processen-verbaal
opgemaakt. In 1999 waren het er
279, in 2000, 218 en in 2001, 254.
Deze pro justitia hebben in 2001
geleid tot 11 gerechtelijke
veroordelingen en 5
administratieve boetes; in 1999,
tot 20 veroordelingen en 19
boetes en in 2000, tot 15
veroordelingen en 18 boetes. De
cijfers voor 2002 liggen nog niet
voor. De verschillen tussen de
jaren zijn statistisch niet
significant.

De inspectiediensten zijn
verspreid over provinciale
directies die elk een jaarverslag
opstellen. Deze verslagen worden
doorgegeven aan het
hoofdbestuur dat ze op zijn beurt
opneemt in zijn eigen jaarverslag.
Deze gegevens laten toe om de activiteiten per provincie effectief op
te volgen. Rekening houdend met het groot aantal cijfergegevens is
het niet mogelijk hier de gedetailleerde inhoud van al die verslagen
weer te geven. Deze kunnen gemakkelijk en volledig geraadpleegd
worden op de website van het departement.

Tot besluit het volgende. De arbeidsinspectie wordt momenteel
geherstructureerd met als doelstelling een efficiënte en
multidisciplinaire bewaking van de arbeidsvoorwaarden en van de
toepassing van de wetten en de reglementen over het welzijn op het
werk. De huidige fase van het vertrek van meerdere personen die op
rust gaan, is een natuurlijk en tijdelijk fenomeen dat gecompenseerd
zal worden in het algemeen perspectief van de nieuwe organisatie.
Ces données permettront de
suivre l'évolution réelle des
activités par province. Elles
pourront être consultées sur le site
web du département.

L'Inspection du travail sera donc
restructurée afin de garantir un
contrôle efficace et
multidisciplinaire des conditions
de travail et de l'application des
lois régissant le travail. Le
problème que vous évoquez sera
résolu au sein de la nouvelle
organisation du département.
01.03 Jo Vandeurzen (CD&V): Mevrouw de voorzitter, ik dank de
minister voor het antwoord. Ik ben geen specialist in de organisatie
van onze ministeries, maar ik hoop uiteraard dat dit probleem
voldoende aandacht blijft krijgen. Het gaat niet zozeer om de vraag
hoeveel processen-verbaal er opgesteld zijn. De vraag is hoe veilig
en gezond de arbeidsvoorwaarden zijn. Ik hoop dat de minister ook in
de hervorming deze doelstelling steeds voor ogen kan houden.
01.03 Jo Vandeurzen (CD&V):
L'objectif que l'on doit s'efforcer
d'atteindre est effectivement de
faire en sorte que les conditions
de travail soient à la fois sûres et
saines.
CRIV 50
COM 1043
01/04/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de werkgelegenheidscijfers en werkgelegenheidsgraad" (nr. B233)
02 Question de Mme Greta D'hondt à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
statistiques en matière d'emploi et de taux d'emploi" (n° B233)
02.01 Greta D'hondt (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de
minister, vorig jaar heb ik over deze aangelegenheid in deze
commissie en ook in de plenaire vergadering gesproken. Ik denk dat
nu, ongeveer een jaar later, het ogenblik is gekomen om te bekijken
hoe de bekommernis om de werkgelegenheid cijfermatig kan worden
uitgedrukt.

Het gaat over het volgende. Vorig jaar werd aangekondigd dat er in
2001 bijna 170.000 meer werkende Belgen waren. Op dat ogenblik
ontlokte de aankondiging bij mij een cynische opmerking: "Als we zo
doorgaan, zullen we nog eens met elf miljoen Belgen zijn". De
stijging van de werkgelegenheid en bijgevolg ook van de
werkgelegenheidsgraad was in niet geringe mate toe te schrijven aan
de gewijzigde tellingmethoden van het aantal werkenden in ons land.

Mevrouw de minister, over deze zaak hebt u gezegd dat het correct
was. Ook in de voorbije jaren heb ik steeds gezegd dat het wenselijk
zou zijn, indien wij op een min of meer correcte manier internationale
vergelijkingen willen maken, om minstens op Europees vlak gelijke
tellingmethoden te hanteren. Het feit dat men ook in ons land een
aantal tellingmethoden heeft gewijzigd, bracht mee dat er voor het
aantal werkende Belgen andere cijfers als resultaat naar voren
kwamen.

Voor ons gingen de wijzigingen in 2001 dus vooral over het feit dat
wij de beroepsbevolking niet langer meer uitdrukken in
arbeidsplaatsen. We drukken ze nu uit in personen. Iedereen weet
natuurlijk dat het geen neutrale operatie is om het aantal werkenden
of de beroepsbevolking uit te drukken in personen in plaats van in
arbeidsplaatsen.

Er was nog een tweede gebeurtenis vorig jaar. Ik geef grif toe dat het
ook reeds in andere landen gebeurde. Studentenarbeid, die in de
zomer werd gepresteerd, rekenden wij in ons land tot vorig jaar niet
mee voor de werkgelegenheidscijfers. Sinds vorig jaar wordt ook de
studentenarbeid meegeteld bij de werkgelegenheidscijfers en bij de
berekening van de werkgelegenheidsgraad.

Een derde niet onbelangrijke categorie, gezien het succesverhaal in
ons land, waren de loopbaanonderbrekers die tot vorig jaar tijdens de
periode van loopbaanonderbreking als niet-actieven werden geteld.
Sinds vorig jaar worden zij ook als actieven meegeteld en verhogen
zij in aanzienlijke mate het aantal werkenden.

Een vierde element waren een aantal dubbeltellingen die gebeurden
en ook daar is sinds vorig jaar een correctie op doorgevoerd. Tot slot
van de elementen die mij bekend zijn, is er het feit dat vorig jaar de
definitie van werkloosheid werd herzien. Die herziening van de
definitie bracht ook een niet onaardige verschuiving mee in de
02.01 Greta D'hondt (CD&V):
L'an passé, le gouvernement avait
annoncé qu'en 2001, on avait
comptabilisé près de 170.000
Belges actifs de plus mais
l'augmentation du taux d'emploi
était due essentiellement à un
nouveau système de comptage, la
population active n'étant plus
exprimée en emplois mais en
personnes. De plus, les jobs
d'étudiants ont été totalement
inclus dans les statistiques, les
travailleurs en interruption de
carrière n'ont plus été considérés
comme des non-actifs et la
correction des doubles comptages
ainsi que la définition du chômage
ont été revues.

Combien d'actifs supplémentaires
y a-t-il en Belgique du simple fait
que la population active n'est plus
exprimée en emplois mais en
personnes? Combien d'actifs
supplémentaires a produit
l'inclusion dans le nombre des
actifs des étudiants exerçant un
job et des travailleurs en
interruption de carrière? Combien
d'actifs supplémentaires a
engendré la correction des
doubles comptages et la révision
de la définition du chômage?
Combien d'actifs supplémentaires
avez-vous dénichés en apportant
d'autres modifications au système
de comptage? Quelle est
l'incidence de votre nouvelle
méthode de calcul sur le taux
d'emploi? A combien ce taux
d'emploi se serait-il élevé sans
votre nouveau système de
comptage?
01/04/2003
CRIV 50
COM 1043
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
werkloosheidscijfers. Als men de vroegere definitie hanteerde, gaven
de Belgische werkloosheidscijfers voor 2001 ons een cijfer van ruim
385.000 en als men de werkloosheidsdefinitie van de IAO gebruikt,
komen wij eigenlijk op 300.000 werklozen. Dit waren vijf elementen
die ik uit de gesprekken en de vraagstelling van vorig jaar had
onthouden en die niet in onbelangrijke mate aan de basis lagen van
een stijging van het aantal te tellen werkenden in ons land. Misschien
zijn er ook andere, vandaar dat ik een vraagteken heb gezet achter
mijn vraagstelling. Ik weet het niet, ik ken enkel die vijf. Ik veroorloof
mij vandaag die vragen te stellen omdat wij nu toch al wel een klein
jaar verder zijn en wij dus wellicht al een evaluatie kunnen maken.
Vandaar, mevrouw de minister, dat ik graag zou vernemen over de
vijf net vernoemde items, wat de gewijzigde wijze van telling heeft
meegebracht in plus en min in aantal werkenden.

Hoeveel extra werkenden leverde het tellen van de beroepsbevolking
in personen, in plaats van arbeidsplaatsen, op? Hoeveel werkenden
leverde het volledig meetellen van studentenarbeid in de zomer extra
op? Hoeveel extra werkenden leverde het tellen van de
loopbaanonderbrekers als actieven in plaats van niet-actieven zoals
vroeger, op? Hoeveel bijkomende werkenden leverde de correctie
van de dubbeltellingen op? Hoeveel minder werklozen werden er
geteld door het herzien van de definitie en het ons aliniëren op
internationaal gebruikte definities in plaats van op de tot dan toe in
België gehanteerde definitie van werkloosheid? Hoeveel bijkomende
werkenden werden eventueel nog door andere wijzigingen in
tellingmethoden ontdekt? Tot slot is mijn vraag wat dan de impact is
van deze gewijzigde methode van telling van het aantal werkenden
op de werkgelegenheidsgraad. Mochten wij zijn blijven tellen zoals
voor de aangehaalde wijzigingen, hoeveel werkenden hadden wij dan
gehad? Wat was onze werkloosheidsgraad dan geweest, vergeleken
met het aantal werkenden en de werkgelegenheidsgraad in de
nieuwe vorm van telling?
02.02 Minister Laurette Onkelinx: Mevrouw de voorzitter, collega's,
de nieuwe raming van de werkgelegenheidscijfers is het resultaat
van een samenwerking tussen de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en
Sociaal Overleg, de Nationale Bank, de KUL en de ULB. Het is het
resultaat van werkzaamheden die reeds sedert jaren bezig zijn. De
methodologie waarop de raming gebaseerd is, kreeg de goedkeuring
van de deskundigen die aangesteld worden door het Instituut der
Nationale Rekeningen. Dat laatste besloot op 6 november 2002 om
de cijfers van de FOD Werkgelegenheid over te nemen als basis
voor de werkgelegenheidscijfers voor de nationale rekeningen. De
methodologie was bovendien het voorwerp van opgevolgd overleg
met de Gewesten.

De nieuwe raming van de werkgelegenheidscijfers, die nu naar het
einde loopt, is voornamelijk gebaseerd op administratieve gegevens.
De statistische bronnen werden echter veranderd. Nu gelden als bron
voornamelijk de loon- en arbeidstijdgegevens (LATG) van de RMZ
die voornamelijk gebruikt worden voor de loontrekkende
werknemers. Die bron stelt ons in staat om een compleet overzicht te
krijgen van de totaliteit van de personen die als loontrekkende in de
ondernemingen werken.

Het voornaamste voordeel is de eliminatie van dubbeltellingen. Toch
worden daarna nog bepaalde correcties aangebracht om
02.02
Laurette Onkelinx,
ministre: La nouvelle estimation
est le fruit d'une collaboration
entre le SPF Emploi, la Banque
nationale, la KUL et l'ULB. La
méthodologie utilisée a été
approuvée par les
experts
désignés par l'Institut des
Comptes nationaux. Une
concertation a également été
organisée avec les Régions.

La nouvelle estimation se fonde
principalement sur des données
administratives. Les données
relatives à la rémunération et au
temps de travail de l'ONSS
permettent de dresser un aperçu
de tous les salariés et d'éviter les
doubles comptages. Il est possible
d'apporter des corrections grâce à
la centralisation des données au
sein de la Banque carrefour de la
sécurité sociale. Il a également
CRIV 50
COM 1043
01/04/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
dubbeltellingen te vermijden met andere registers, zoals die van de
RSVZ of de RSZ-PPO. Die correcties steunen op de centralisatie van
de gegevens in de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid.
Daarnaast werd rekening gehouden met bepaalde categorieën van
werknemers, waarvoor vroeger geen of een slechte inschatting werd
gemaakt. Het gaat voornamelijk over studenten die werken tijdens de
schoolvakanties. Die opneming is onvermijdelijk omdat er
driemaandelijks een raming wordt gemaakt van de
werkgelegenheidscijfers en men een jaarlijks gemiddelde gebruikt, dit
in tegenstelling met vroeger toen de situatie in verhouding was tot 30
juli.

In het kader van die statistiek zijn het de personen en niet de
arbeidsplaatsen die geteld worden. Zij kunnen elders verkregen
worden. Het gaat er inderdaad om een raming te hebben van de
actieve bevolking.
été tenu compte de certaines
catégories de travailleurs, tels que
les étudiants, qui n'étaient
précédemment pas prises en
compte ou l'étaient de façon
erronée. Il était indispensable de
les intégrer dans l'estimation des
chiffres de l'emploi étant donné
que cette estimation est
désormais trimestrielle alors que
par le passé, on se basait sur une
moyenne annuelle. Auparavant,
l'estimation était faite le 30 juin.

On comptait le nombre de
personnes et non le nombre
d'emplois. L'objectif est en effet
d'évaluer la population active.
Par rapport à l'ancienne estimation de 1999, l'augmentation du
nombre de salariés serait de 192.000 personnes, alors que le nombre
d'indépendants et d'aidants serait revu à la baisse de 22.000 unités,
ce qui porterait la population active occupée à un niveau supérieur
de 170.000 unités par rapport à la précédente estimation.

Il n'est pas possible de donner une décomposition exhaustive des
corrections qui sont apportées aux données de base, mais les
principes qui les ont guidés sont très clairs: il faut éviter à tout prix de
compter plusieurs fois la même personne, tout en respectant le
caractère extensif de la définition de l'emploi tel que préconisé par le
Bureau international du Travail qui fait autorité en la matière.

Une adéquation globale par rapport aux autres sources de données
comme les enquêtes sur les forces de travail ou encore l'enquête
socio-économique est également recherchée.

En ce qui concerne le travail des étudiants, le nombre estimé est
égal à la moyenne journalière des étudiants occupés durant le
troisième trimestre de l'année, ce qui diffère de la base LATG qui ne
tient compte que des personnes actives durant le dernier jour du
trimestre.

Quant au chômage, il convient de distinguer entre l'estimation du
chômage BIT, qui est obtenue par le canal des enquêtes
harmonisées sur les forces de travail et le nombre de demandeurs
d'emplois inoccupés, sur une base administrative.

Dans une perspective de respect strict des définitions BIT, c'est le
chômage harmonisé qui est utilisé dans la décomposition de la
population active; d'où la différence de niveau qui apparaît par
rapport au passé.

Conformément aux définitions internationales, ont été classées dans
l'inactivité les personnes en interruption complète de carrière pour
plus de trois mois, ce que je trouve aberrant.

Enfin, étant donné la modification du niveau de l'emploi, le taux
d'emploi s'est également modifié pour passer de 58,1% dans
In vergelijking met de eerdere
schatting van 1999 zouden het
aantal loontrekkenden met
192.000 gestegen en het aantal
zelfstandigen en helpenden met
22.000 gedaald zijn. Daarmee zou
de tewerkgestelde
beroepsbevolking met 170.000
personen toegenomen zijn.

Een exhaustieve analyse van de
correcties die aangebracht werden
aan de basisgegevens is niet
mogelijk, maar de principes laten
alvast aan duidelijkheid niets te
wensen over : er moet hoe dan
ook voorkomen worden dat
eenzelfde persoon meer dan eens
meegeteld wordt, en tegelijk moet
de rekbaarheid van de definitie
van werkgelegenheid zoals
voorgestaan door het IAB
gerespecteerd worden. Een
globale overeenstemming met de
andere informatiebronnen wordt
eveneens nagestreefd.

Het aantal jobstudenten komt naar
schatting overeen met het
gemiddeld aantal jobstudenten dat
tijdens het derde kwartaal van het
jaar per dag aan de slag was.

Inzake werkloosheid dient een
onderscheid gemaakt te worden
tussen de schatting van het IAB,
dat zijn werkloosheidscijfers
baseert op de geharmoniseerde
enquêtes over de arbeidskrachten
01/04/2003
CRIV 50
COM 1043
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
l'ancienne estimation à 60,6% dans la nouvelle, pour l'année 1999.
En respectant cette méthode, je pourrais encore préciser à propos de
ce taux d'emploi que s'il était de 60.6% en 1999, il est passé à 61.7%
en 2000, à 62.2% en 2001 et il est estimé à 61.8% en 2002.

Pour ce qui concerne la définition BIT-Eurostat du chômage, je
précise que sont comprises dans la définition les personnes sans
emploi qui sont à la recherche active d'un travail et qui sont
disponibles dans les deux semaines.
enerzijds, en het aantal niet-
tewerkgestelde werkzoekenden op
administratieve basis anderzijds.
Conform de IAB-definities wordt
uitgegaan van de
geharmoniseerde
werkloosheidsgraad bij de analyse
van de beroepsbevolking, vandaar
het niveauverschil ten opzichte
van het verleden.
Overeenkomstig de internationale
definities worden personen met
volledige loopbaanonderbreking
gedurende meer dan drie
maanden als niet-werkend
beschouwd, wat ik aberrant vind.

Gezien het gewijzigde
werkgelegenheidsniveau is de
werkgelegenheidsgraad gestegen
van 58,1% volgens de vroegere
schattingen naar 60,6% volgens
de nieuwe schattingen voor het
jaar 1999. Volgens die methode
bedroeg de
werkgelegenheidsgraad 60,6% in
1999, 61,7% in 2000, 62,2% in
2001 en naar schatting 61,8% in
2002.

Volgens de definitie van het IAB-
Eurostat omvat het begrip
werkloosheid de personen zonder
werk die actief werk zoeken en die
binnen de twee weken
beschikbaar zijn.
02.03 Greta D'hondt (CD&V): Mevrouw de minister, ik beschik niet
over cijfermateriaal, opgesplitst per categorie. Ik had bijvoorbeeld
graag geweten hoeveel de stijging was, uitgedrukt in duizendtallen,
bij studenten. En wat is de stijging bij beroepsloopbaanonderbrekers,
uitgedrukt in duizendtallen?

Ik kan niet genoeg herhalen dat ik een groot voorstander ben van
harmonisering inzake het tellen van tewerkgestelden en
werkzoekenden in de landen van de Europese Gemeenschap. Ik
denk dat wij tot nu toe niet in het bezit waren van die instrumenten. Ik
heb er in de vorige legislatuur en ook ten aanzien van u geregeld op
een positieve manier op aangedrongen dat wij ons daarin zouden
inschrijven. Doen we dat niet, dan vergelijken we op Europees vlak
appels met peren. Dat is dikwijls in het nadeel van de
werkgelegenheidsgraad in ons land, omdat wij onder andere
studentenarbeid of deeltijds werken, deeltijds leren niet meetelden. In
andere landen telde dit wel mee.

Dit gezegd zijnde vind ik dat we er correct in moeten blijven.
Wanneer we zeggen dat de werkgelegenheid in ons land met een
bepaald aantal is gestegen, dan moeten we een onderscheid maken
02.03 Greta D'hondt (CD&V):
Ces données chiffrées n'ont pas
été ventilées par catégorie
demandée. Je le regrette. J'insiste
depuis longtemps sur un
décompte uniforme dans les
divers pays de l'UE, permettant
une comparaison effective des
chiffres.

Il n'apparaît pas toujours
clairement dans quelle mesure la
nouvelle méthode a renforcé le
taux d'emploi. S'il y a
effectivement 170.000 travailleurs
de plus, combien sont-ils
simplement inclus dans les
chiffres dans le cadre de la
nouvelle méthode de comptage et
combien ont-ils vraiment accédé à
un nouvel emploi?
CRIV 50
COM 1043
01/04/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
tussen enerzijds, een stijging te wijten aan de wijziging van de
telmethodes en anderzijds, een effectieve stijging van de
werkgelegenheid.

De bedoeling van mijn vraag was dat we aan het einde van deze
legislatuur op een min of meer duidelijke manier zouden weten dat
wanneer er wordt gezegd dat er 170.000 meer werkende Belgen zijn,
hoeveel daarvan aan de andere telmethode te wijten zijn ­ wat op
zich niet negatief is ­ en hoeveel werkelijk bijkomende
arbeidsplaatsen er zijn. Ik denk dat het politiek gezien enorm
belangrijk is dat te weten. Mochten er van die 170.000 100.000,
120.000 of zelfs 150.000 te wijten zijn aan de andere telmethode,
dan vind ik dat nog geen negatief punt. Het zou dan op zijn minst
duidelijk zijn hoeveel bijkomende tewerkstellingen er zijn. Dat zou ik
toch graag weten.
02.04 Laurette Onkelinx, ministre: Je n'ai pas toutes les données
complémentaires ici.

En ce qui concerne les étudiants, comme on photographiait la
situation au 30 juin, il n'y avait pratiquement aucun étudiant. Avec la
nouvelle méthode, on me dit que cela fait 80.000.

Si on n'avait pas changé la méthode, c'est-à-dire que si on n'avait
pas débusqué des personnes qui étaient déjà au travail et qui y sont
restées, combien y aurait-il eu d'augmentation sous cette législature?
Mon estimation, selon des chiffres que j'ai lus dernièrement, serait de
l'ordre de 118.000. Mais je vous cite cela de mémoire et je voudrais
vous le confirmer plus tard.

Quand on me demande l'augmentation effective du nombre
d'emplois en Belgique, je ne parle pas du changement de statistique,
elle est importante car, comme vous l'avez dit, au niveau européen,
pour le moment on compare des pommes et des poires. On se fait
avoir vis-à-vis des autres pays. Et encore, avec la nouvelle méthode,
nous sommes bien plus sévères que d'autres pays européens, mais il
y a une évolution.

Dans le contexte belgo-belge, j'essaye toujours de comparer avec
l'ancienne méthode, mais je pense que le chiffre est de 118.000,
d'après les chiffres trimestriels de l'ONSS.

La présidente: Madame D'hondt, je pense que vous connaissiez
déjà la réponse.
02.04
Minister
Laurette
Onkelinx: Ik heb niet alle
aanvullende gegevens bij de
hand.

Omdat de toestand op 30 juni in
beeld werd gebracht, was er bijna
geen enkele student. Volgens de
nieuwe methode zijn het er
80.000. Als de methode niet was
veranderd, zou de toename
tijdens deze regeerperiode,
volgens de driemaandelijkse
cijfers van de RSZ 118.000
bedragen. Dat zou ik later nog
willen bevestigen.

Afgezien van de wijziging van de
statistieken, is het aantal jobs in
België ook daadwerkelijk sterk
toegenomen. Op Europees niveau
worden appelen met peren
vergeleken. Met de nieuwe
methode is België veel strenger
dan andere Europese landen,
maar ook daar staat men niet stil.
02.05 Greta D'hondt (CD&V): Je pense que c'est intellectuellement
intéressant de connaître le surplus réel. J'ai toujours dit que nous
étions trop sévères.
02.05 Greta D'hondt (CD&V):
Het is intellectueel interessant om
het werkelijke overschot te
kennen. Ik heb altijd gezegd dat
we te streng zijn.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
03 Question de M. Bernard Baille à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "les ALE"
(n° B272)
03 Vraag van de heer Bernard Baille aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
01/04/2003
CRIV 50
COM 1043
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
over "de PWA's" (nr. B272)
03.01 Bernard Baille (ECOLO-AGALEV): Madame la présidente,
ainsi Mme la ministre l'a déjà dit, je pense être un homme de terrain.
L'objectif de ma question d'aujourd'hui est de donner aux
nombreuses personnes qui consacrent un peu de leur temps dans les
ALE quelques éclaircissements sur leurs prérogatives et sur ce
qu'elles peuvent ou ne peuvent pas faire ou, en tout cas, sur ce que
la structure est à même de donner.

Il me revient que certaines agences locales pour l'emploi rencontrent
des difficultés dans leurs rapports avec les autorités communales et
le conseil d'administration de l'ASBL.

La loi du 30 mars 1994, dans son article 73, § 2, donne l'obligation
aux communes de constituer une ASBL ALE. Malheureusement,
dans les textes que j'ai étudiés, je ne vois pas de manière précise les
obligations auxquelles elles sont tenues.

Effectivement, il semble y avoir des difficultés entre certains collèges
échevinaux.

Madame la ministre, pourriez-vous m'informer d'une façon plus
précise et plus claire au sujet des obligations des communes dans
l'intendance qu'elles ont à fournir à ces ASBL particulières que sont
les ALE?

Pourriez-vous aussi préciser comment et qui doit supporter toute une
série de frais pratiques, comme les frais administratifs, le loyer de
l'ALE, l'éclairage, le chauffage et tout ce qui permet à l'ALE de
fonctionner?

Je vous remercie des éclaircissements que vous voudrez bien
m'apporter ce matin et je m'en ferai l'interprète auprès de mes
mandants.
03.01 Bernard Baille (ECOLO-
AGALEV): De wet van 30 maart
1994 legt de gemeenten de
verplichting op een plaatselijk
werkgelegenheidsagentschap in
de vorm van een vzw op te
richten. Er zouden echter
problemen rijzen tussen sommige
gemeenteraden en raden van
bestuur van PWA's. Welke
verplichtingen op het stuk van
materiële voorzieningen hebben
de gemeenten ten aanzien van
deze vzw's? Hoe en door wie
moeten de administratiekosten en
de werkingskosten van het PWA
worden gedragen?
03.02 Laurette Onkelinx, ministre: Madame la présidente, avant de
répondre à la question de M. Baille, qui est évidemment importante,
je voudrais revenir une seconde à ce que disait Mme D'hondt.

Ce qui se passe dans les méthodes de comptabilisation est ridicule.
Regardez pour l'interruption de carrière à plein temps, cela n'est pas
comptabilisé pour le taux d'emploi, or ce sont des travailleurs qui
conservent leur emploi, qui suspendent leur contrat mais qui sont en
activité. A la limite, on devrait presque les obliger à revenir un jour
tous les deux mois et demi et on aurait alors 140.000, dont la moitié
à temps plein ­ si je ne me trompe ­, travailleurs supplémentaires.
Notre taux d'emploi grimperait alors. On va arriver à prendre de
telles mesures pour...
03.02
Minister
Laurette
Onkelinx: Ik wil terugkomen op
wat mevrouw D'hondt heeft
gezegd. Het is belachelijk wat er
op het vlak van de
boekhoudkundige methodes
gebeurt. Zo wordt bijvoorbeeld de
voltijdse loopbaanonderbreking
niet in aanmerking genomen voor
de berekening van de
werkgelegenheidsgraad, hoewel
werknemers met dit statuut hun
betrekking behouden. Dat heeft tot
gevolg dat 140.000 betrekkingen
ten onrechte uit die cijfers
verdwijnen.
03.03 Bernard Baille (ECOLO-AGALEV): ... ceux qui prennent une
interruption de carrière pour exercer un mandat politique, par
exemple.
CRIV 50
COM 1043
01/04/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
03.04 Laurette Onkelinx, ministre: A mon avis, eux sont
comptabilisés parce qu'ils ont une autre fonction. Il est vrai que nous
devrions faire les choses ainsi, mais nos fonctionnaires, en règle
générale, nos spécialistes sont très frileux. Et j'ai l'impression
qu'ailleurs, ils le sont moins.

Monsieur Baille, je vais maintenant répondre à votre question. Celle-
ci s'inscrit dans le contexte de l'article 8, § 1er de l'arrêté-loi du 28
décembre 1944. Cet arrêté-loi avait été modifié en mars 1994, par la
loi du 30 mars 1994, article 73, 2°.

Que disent ces dispositions légales? Elles déterminent que les
communes ou un groupe de communes doivent instituer une agence
locale pour l'emploi qui est, en collaboration avec l'ONEM,
compétente pour l'organisation et le contrôle d'activités non
rencontrées par les circuits de travail réguliers. Voilà donc le texte de
base.

Les textes prévoient également que l'agence pour l'emploi, instituée
sous la forme d'une association sans but lucratif, doit être composée
paritairement, d'une part, de membres désignés par le conseil
communal ou les conseils communaux suivant la proportion entre la
majorité et la minorité et, d'autre part, de membres représentant les
organisations siégeant au Conseil national du travail. De plus, vous
le savez, le conseil communal peut y associer d'autres membres
avec voix consultatives. La législation prévoit donc que "chaque
commune, éventuellement en collaboration avec d'autres
communes, doit instituer une agence locale pour l'emploi et doit y
désigner ses représentants suivant la proportion entre la majorité et
la minorité. C'est en collaboration avec l'ONEM que l'agence
organise et contrôle les activités en dehors du circuit régulier du
travail".

A partir du moment où la commune a institué l'ALE, toutes les
décisions concernant son fonctionnement sont prises par l'assemblée
générale ou le conseil d'administration de celle-ci. Les représentants
de la commune qui occupent, dans les deux organes de décision, la
moitié des mandats, jouent naturellement un rôle important dans les
processus de décision.

Etant donné que la commune doit instituer une ALE, il paraît dès lors
logique qu'elle doive faire le nécessaire afin que l'ALE puisse
démarrer. Le conseil d'administration de l'ALE prend une décision en
concertation avec la commune concernant la mise à disposition de
l'infrastructure nécessaire: bâtiments, mobilier, téléphone, l'entretien
des locaux et les frais d'énergie, de manière gratuite ou non pour
l'ALE. La commune peut aussi faire une avance de fonds sous forme
de prêt à l'ALE qui démarre ses activités.

Si la commune exige une indemnité pour la mise à disposition de
l'infrastructure, pour l'entretien de celle-ci et pour les frais d'énergie,
alors l'ALE peut utiliser ses moyens financiers. Vous savez que l'ALE
dispose de trois sortes de revenus: le droit d'inscription des
utilisateurs, une partie du montant des chèques ALE et une
indemnité annuelle de 2.478,94 euros que l'ONEM accorde par agent
ALE détaché, afin de couvrir les frais d'administration de l'ALE. Les
ALE ont d'ailleurs des réserves non négligeables.
03.04
Minister Laurette
Onkelinx:
De vraag van de heer Baille heeft
betrekking op de besluitwet van
28 december 1944, gewijzigd door
de wet van 30 maart 1994, die
bepaalt dat de gemeenten een
plaatselijk
werkgelegenheidsagentschap
moeten oprichten in de vorm van
een vereniging zonder
winstoogmerk. Dit agentschap
moet paritair worden
samengesteld uit leden
aangewezen door de
gemeenteraad volgens de
verhoudingen tussen meerderheid
en minderheid, en uit leden die de
organisaties die deel uitmaken
van de NAR vertegenwoordigen.
Daarnaast kan de gemeenteraad
andere leden met adviserende
stem aanduiden.

De beslissingen inzake de werking
van het PWA worden genomen
door de algemene vergadering of
de raad van bestuur. De
vertegenwoordigers van de
gemeente die in de twee
beslissingsorganen de helft van
de mandaten bekleden, spelen
een belangrijke rol.

Aangezien de gemeente een
PWA moet instellen, moet ze ook
het nodige doen om deze van
start te laten gaan. De raad van
bestuur van het PWA neemt in
overleg met de gemeente een
beslissing inzake het ter
beschikking stellen van de nodige
infrastructuur. De gemeente kan
een startend PWA ook een
geldvoorschot toekennen. Indien
de gemeente een vergoeding
vraagt, kan het PWA zijn
financiële middelen aanwenden.
Het PWA beschikt over drie
soorten inkomsten: het
inschrijvingsgeld van de
gebruikers, een deel van het
bedrag van de PWA-cheques en
een jaarlijkse vergoeding van
2.478,94 euro per gedetacheerde
PWA-beambte. De PWA's
beschikken trouwens over
aanzienlijke reserves.
01/04/2003
CRIV 50
COM 1043
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
La présidente: Merci, madame la ministre. Je suis aujourd'hui des
deux côtés de la barrière et je trouve que la question de M. Baille est
très intéressante.
03.05 Bernard Baille (ECOLO-AGALEV): Madame la présidente, je
remercie d'abord la ministre pour la clarification et la réponse qu'elle
a bien voulu m'apporter. Malgré tout, malgré les précisions que vous
venez de me donner, les personnes qui m'ont demandé de vous
poser cette question constatent des difficultés entre leur collège
échevinal et le conseil d'administration.

Les élections communales de 2000 ont parfois généré des
changements de majorité. Même si la commune est majoritaire, vous
savez aussi bien que moi qu'il peut y avoir des différences
d'appréciation sur des problèmes bien précis. La commune essaye
parfois de racler ses fonds de tiroir si sa situation financière n'est pas
des plus brillantes. Il me semble qu'il y a là une contradiction. Ne
serait-il pas opportun, pour que les choses soient claires pour tout le
monde, que vous preniez l'initiative d'une circulaire ministérielle en
présentant toute une série de dépenses bien précises ainsi que des
recommandations permettant d'éviter des conflits de type
"Clochemerle" qui ne sont bénéfiques ni pour l'ALE ni pour ses
utilisateurs? J'aurais voulu connaître votre réaction à cette
suggestion.

Vous allez me répondre qu'il y a l'autonomie communale.
03.05 Bernard Baille (ECOLO-
AGALEV): Feit is dat diegenen die
mij gevraagd hebben u deze
vraag te stellen, vaststellen dat er
strubbelingen zijn tussen het
schepencollege en de raad van
bestuur. Zou de publicatie van
een ministeriële omzendbrief met
daarin een reeks welbepaalde
uitgaven die gedekt moeten
worden, geen opportuun initiatief
zijn?
03.06 Laurette Onkelinx, ministre: Il est vrai que cela permet des
situations d'injustice dans certaines communes. Dans certaines,
celle-ci est tout à fait partante et soutient totalement l'ALE et dans
d'autres cas, c'est plus compliqué. Malheureusement, je ne peux rien
y faire. Cela dit, les ALE ont les moyens. Comme je vous l'ai
expliqué, il existe trois sources de revenus et des réserves
considérables. Je ne pense pas qu'une ALE, quelle qu'elle soit, soit
en difficulté par rapport aux frais.
03.06
Minister
Laurette
Onkelinx: Een en ander leidt
inderdaad tot onrechtvaardige
situaties in bepaalde gemeenten.
Helaas kan ik daar niets aan doen.
Nu hebben de PWA's wel de
nodige middelen. Ik geloof niet dat
er ergens één PWA is dat de
kosten niet kan betalen.
03.07 Bernard Baille (ECOLO-AGALEV): D'un autre côté, une ALE
peut travailler de manière dynamique et se constituer des réserves
qu'elle redistribue par après, mais cela dépend de ce que fait le
collège échevinal.
03.07 Bernard Baille (ECOLO-
AGALEV): Een dynamisch PWA
kan reserves aanleggen, die dan
weer herverdeeld kunnen worden,
maar alles hangt af van de
beslissingen van het
schepencollege.
03.08 Laurette Onkelinx, ministre: Ces réserves, on ne les
redistribue pas.
03.08 Minister
Laurette
Onkelinx: Die reserves worden
niet herverdeeld.
03.09 Bernard Baille (ECOLO-AGALEV): Veuillez pardonner ma
possible incompétence mais dans ce cas, où vont ces réserves?
03.09 Bernard Baille (ECOLO-
AGALEV): Wat gebeurt er dan
mee?
03.10 Laurette Onkelinx, ministre: Normalement, elles sont
affectées à la formation. J'ai pris des dispositions pour qu'elles y
soient affectées réellement.
03.10 Minister Laurette
Onkelinx: Normaal gezien worden
ze gebruikt voor vorming en
opleiding.
CRIV 50
COM 1043
01/04/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
03.11 Bernard Baille (ECOLO-AGALEV): Je vous remercie pour
cette information. Cela veut dire que cela peut aller à la formation
des demandeurs d'emploi. Si les communes disent que l'ALE doit
payer le chauffage ou les factures de téléphone, c'est finalement lui
retirer des moyens.
03.11 Bernard Baille (ECOLO-
AGALEV): Als de gemeenten
zeggen dat het PWA de kosten
voor verwarming of de
telefoonrekening moet betalen,
worden het agentschap op die
manier eigenlijk middelen
ontnomen.
03.12 Laurette Onkelinx, ministre: En fait, une partie des réserves
peut servir à couvrir les frais d'administration ou d'infrastructure mais
la majeure partie doit aller à la formation.
03.12
Minister
Laurette
Onkelinx: Met een gedeelte van
de reserves mogen administratie-
of infrastructuurkosten worden
betaald, maar het leeuwendeel
moet naar opleiding gaan.
03.13 Bernard Baille (ECOLO-AGALEV): Je constate tout de
même que cela n'apporte pas de solution au problème. Quoi qu'il en
soit, je vous remercie pour votre réponse.

La présidente: Monsieur Baille, vous avez pratiquement posé une
seconde question. Je sais que c'est un sujet qui vous tient à coeur.
La matière n'est pas aisée et il est vrai que trop de rigueur pourrait
paralyser le fonctionnement de l'institution. Les municipalistes se
trouvent un peu des deux côtés: il faut un subtil équilibre avec les
partenaires sociaux.
03.11 Bernard Baille (ECOLO-
AGALEV): Dat lost het probleem
niet op.
03.14 Bernard Baille (ECOLO-AGALEV): Je crains que parfois,
certains municipalistes manquent de fibre sociale. Je sais
d'expérience que certains sont très avides de pouvoir.

La présidente: Dans ce cas, ils seront sanctionnés la prochaine fois!
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
04 Question de Mme Zoé Genot à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "la loi anti-
discrimination, état des lieux de la mise en oeuvre" (n° B314)
04 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de stand van zaken inzake de tenuitvoerlegging van de antidiscriminatiewet" (nr. B314)
04.01 Zoé Genot (ECOLO-AGALEV): Madame la présidente,
madame la ministre, la loi tendant à lutter contre la discrimination et
modifiant la loi initiale portant création du Centre pour l'égalité des
chances a été votée au Parlement le 12 décembre 2002 et publiée
au Moniteur ce 17 mars seulement. Nous devions être nombreux à
surveiller cette publication et à nous demander où était resté coincé
ce texte!

Ce dispositif est particulièrement important puisqu'il renforce et
élargit l'action du Centre pour l'égalité des chances et de lutte contre
le racisme, notamment en ce qui concerne entre autres les
discriminations basées sur l'orientation sexuelle.

Madame la ministre, pouvez-vous m'éclairer sur les raisons qui
justifient le très long délai de publication au Moniteur? Où en est-on
04.01 Zoé Genot (ECOLO-
AGALEV): De wet ter bestrijding
van de discriminatie en tot
wijziging van de oorspronkelijke
wet die het Centrum voor gelijke
kansen in het leven riep, werd op
12 december 2002 goedgekeurd
maar pas op 17 maart in het
Staatsblad bekendgemaakt. Het
betreft hier een bijzonder
belangrijke wet aangezien de actie
van het Centrum wordt versterkt
en uitgebreid.

Waarom duurde het zolang
01/04/2003
CRIV 50
COM 1043
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
dans la publication des arrêtés d'application qui sont indispensables
pour que cette loi puisse enfin fonctionner sur le terrain? Selon mes
informations, elle serait imminente, si non encore effectuée.

Cette nouvelle disposition va permettre au Centre pour l'égalité des
chances d'étendre ses activités et de prendre en charge de nouvelles
discriminations. Cette nouvelle loi ayant suscité d'énormes espoirs, il
va falloir être à la hauteur. Actuellement, le Centre ne dispose pas
encore d'une expertise et n'a pas encore l'habitude de gérer ce type
de dossiers. Il est donc important qu'il ait les moyens nécessaires
pour acquérir progressivement cette expertise lui permettant de
traiter les dossiers qui lui sont soumis.

Aujourd'hui, on est au niveau des grandes fêtes mais ce qui est
important maintenant, c'est que le travail démarre. Or, je connais des
personnes qui ont adressé des lettres au Centre, parce que
fatalement avec tout le tintamarre que l'on a fait dans la presse
autour des nouvelles discriminations ...
vooraleer die wet in het
Staatsblad werd gepubliceerd?
Hoe staat het nu met de publicatie
van de onontbeerlijke
toepassingsbesluiten?

Deze nieuwe bepaling zal het
Centrum voor gelijke kansen de
mogelijkheid bieden zich met
nieuwe discriminaties onledig te
houden. Vermits deze wet grote
verwachtingen wekte, moet men
zich nu inzetten om aan die
verwachtingen tegemoet te
komen. Het Centrum moet
beschikken over de nodige
middelen om geleidelijk de
vereiste expertise te verwerven en
zodoende de ingediende dossiers
te behandelen. Het is van groot
belang dat de werkzaamheden nu
van start gaan.
04.02 Laurette Onkelinx, ministre: Ce tintamarre valait la peine,
n'est-ce pas?
04.03 Zoé Genot (ECOLO-AGALEV): Oui, tout à fait. Les
personnes dont je parle ont écrit au mois de décembre et elles n'ont
encore rien reçu, même pas un accusé de réception. C'est
dommage!
04.03 Zoé Genot (ECOLO-
AGALEV): Ik ken iemand die een
brief aan het Centrum heeft
geschreven en die zelfs geen
ontvangsbewijs heeft gekregen!
04.04 Laurette Onkelinx, ministre: Adressez-les moi! C'est
anormal! Le Centre doit répondre.
04.05 Zoé Genot (ECOLO-AGALEV): Je partage votre avis. Je
pense que ce retard résulte, soit d'un manque de moyens, soit du fait
que le Centre ne savait pas encore très bien dans quelle direction il
allait travailler et quelles allaient être ses priorités. Il a donc laissé ce
type de courrier dans la pile ....
04.06 Laurette Onkelinx, ministre: Je vous interromps pour vous
dire que cela m'étonnerait! Dernièrement, on a organisé deux
journées de travail autour de la loi anti-discrimination. Une journée
s'est déroulée avec le Centre, avec des intervenants et des témoins
qui avaient écrit au Centre pour décrire leur situation. Le Centre
expliquait comment il avait réagi et a donné l'interprétation de la loi.
Cela semble très loin de la situation que vous venez d'exposer. C'est
peut-être vrai!
04.06 Minister Laurette
Onkelinx: Stuur die dan naar mij.
Dat is niet normaal. Het Centrum
moet antwoorden. Dat verbaast
mij. Onlangs heeft men twee
dagen rond de
antidiscriminatiewet belegd. Een
dag was gewijd aan besprekingen
met het Centrum, met de
betrokken partijen die het
Centrum hadden aangeschreven
en hun situatie hadden
uiteengezet. Het Centrum legde
uit hoe het had gereageerd.U mag
niet veralgemenen.
CRIV 50
COM 1043
01/04/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
04.07 Zoé Genot (ECOLO-AGALEV): Je peux vous dire que j'ai eu
le monsieur au téléphone hier. Je voulais éviter de donner de faux
éléments puisque, entre le moment où j'ai posé la question et
maintenant, une réponse aurait pu être donnée. Ce n'est
malheureusement pas le cas!
04.08 Laurette Onkelinx, ministre: Il ne faut pas faire d'un cas une
généralité.
04.09 Zoé Genot (ECOLO-AGALEV): Effectivement, j'espère que
ce cas n'est pas une généralité!

Je crois vraiment qu'il est temps que cela démarre. Il y a des
attentes. Le projet est ambitieux et on en a besoin.

Madame la ministre, j'aimerais savoir quels sont les moyens humains
et matériels mis sur la table pour pouvoir prendre à bras-le-corps ces
nouvelles missions.

Je dispose uniquement du budget 2003. Dans ce budget, on voit un
certain nombre d'inscriptions pour des nouvelles missions. Toutefois,
il n'est pas évident de voir ce que cela va représenter concrètement;
en effet, il n'y a pas de décomposition en charges de personnel, etc.

Si l'on fait de l'analyse budgétaire sauvage en prenant uniquement
les lignes où sont mentionnées les nouvelles missions, on arrive à
8% du budget. Cela risque d'être peu pour toucher toutes les
personnes qui vont s'adresser au Centre.

J'ai aussi entendu dire que l'on comptait engager les coordinateurs
cette année. J'espère que l'on aura aussi l'occasion d'engager le
personnel "cheville ouvrière" qui pourra travailler sur toutes ces
nombreuses demandes, qu'il s'agisse de demandes d'application de
la loi anti-discrimination au sens pur ou de travail de recherche et de
sensibilisation.

Voilà quelles sont mes interrogations. Comme je vois que cela vous
tient autant à coeur que moi, je ne doute pas que votre réponse sera
fournie.
04.09 Zoé Genot (ECOLO-
AGALEV): Ik hoop dat dit geval
inderdaad geen algemeen
verschijnsel is!

Welke menselijke en materiële
middelen worden aan het Centrum
toegewezen zodat het zijn nieuwe
opdrachten kan vervullen? Op de
begroting 2003 worden een aantal
bedragen uitgetrokken voor die
nieuwe opdrachten. Een ruwe
begrotingsanalyse waarbij men
alleen de begrotingslijnen bekijkt
waarin de nieuwe opdrachten zijn
vermeld, wijst op 8 % van de
begroting. Dit dreigt onvoldoende
te zijn.

Naar verluidt is de regering van
plan de coördinatoren nog dit jaar
aan te werven. Ik hoop dat zij ook
het "werkend" personeel recruteert
dat die talrijke aanvragen zal
behandelen.
04.10 Laurette Onkelinx, ministre: C'est vraiment une loi qui me
tient à coeur parce qu'elle a comme ossature une valeur essentielle
que vous défendez aussi, cette valeur qui veut qu'en Belgique,
chaque personne a droit au respect, qu'elle soit âgée, en bonne santé
ou handicapée. C'est donc une loi tout à fait essentielle. Vous savez
aussi que le parcours de cette loi au Parlement a été très difficile. On
a mis presque deux ans avec un débat parfois difficile et, on peut le
dire aussi, un Vlaams Blok qui a mis beaucoup d'entraves. Elle a été
votée en décembre et c'est une bonne chose.

Il est vrai qu'elle a pris du retard pour la publication. Cela a été publié
le 17 mars dernier. Quelles sont les raisons de ce retard? C'est d'une
stupidité ­ mais c'est comme ça. Nous étions au moins deux
ministres à la cosigner et l'autre ministre l'a envoyé pour signature
royale en omettant de me le faire signer au préalable. Il y a donc eu
un va-et-vient un peu sot, dû, à mon avis, au fait que les uns et les
autres avaient à coeur de faire aboutir celle-ci le plus rapidement
04.10
Minister Laurette
Onkelinx: Dit is inderdaad een
essentiële wet, die een erg
moeilijke weg heeft afgelegd
binnen het Parlement. De
publicatie ervan heeft inderdaad
vertraging opgelopen. Bij de
ondertekening ervan waren ten
minste twee ministers betrokken
en de andere minister heeft ze
voor ondertekening aan de Koning
overgezonden zonder haar eerst
door mij te laten ondertekenen. Er
heeft dus een ietwat dwaze heen-
en-weerbeweging plaatsgevonden
omdat men de zaak zo snel
mogelijk wilde afronden.
01/04/2003
CRIV 50
COM 1043
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
possible. Enfin, cette loi est publiée.

La plupart des dispositions de cette loi sont directement applicables
mais certaines autres, dont les moyens de preuve, doivent encore
faire l'objet d'arrêtés d'exécution. Je pense notamment au test de
situation pour lequel l'arrêté est toujours en cours d'élaboration. C'est
quelque chose de vraiment très compliqué. L'arrêté devra être
délibéré en Conseil des ministres. Etant donné que le dernier Conseil
des ministres utile aura lieu vendredi mais que l'arrêté devra être
envoyé au Conseil d'État, que s'agissant d'une chose complexe, on
ne pourra l'envoyer dans les trois jours et que le Conseil d'État risque
de nous faire pas mal de suggestions, je pense que le texte
n'aboutira que lors de la prochaine législature, du moins pour ces
dispositions particulières, le reste étant directement applicable.

Les moyens du Centre avaient déjà été prévisionnellement
augmentés en 2001. Ils étaient passés de 96 millions de francs en
2001 à 171 millions récurrents. Il y a donc eu là un gros effort. Il faut
passer maintenant à l'engagement de personnel. Le Centre a
commencé: les quatre coordinateurs qui vont travailler autour de M.
Leeman et Mme de Proost ont été nommés. Le gouvernement a
adopté l'arrêté royal vendredi dernier. La procédure de recrutement
des collaborateurs est en cours. Comme d'habitude, il doit y avoir
des exceptions mais le Centre travaille déjà beaucoup sur la loi. Les
plus grands spécialistes, au niveau juridique, de cette loi sont
maintenant au Centre.

Faudra-t-il encore augmenter le budget? Nous verrons. Ce sera au
Centre à le demander. Il y a déjà eu une augmentation substantielle:
75 millions, ce n'est pas rien. Quand le Centre aura recruté tous ses
collaborateurs, il verra bien en fonction des demandes. C'est cette
évaluation qui devra être réalisée. C'est tout le travail d'examen des
dossiers individuels, des demandes d'ester en justice au profit des
victimes de discriminations. Tout cela devra être examiné. On
travaillera avec le Centre pour voir s'il faut augmenter le budget ou
pas.

Sommige bepalingen, waaronder
de bewijsmiddelen, dienen nog
het voorwerp uit te maken van
uitvoeringsbesluiten. Dit proces is
echt erg ingewikkeld en ik denk
dat de tekst pas tijdens de
volgende zittingsperiode zal
worden voltooid, althans voor
deze specifieke bepalingen,
vermits de overige rechtstreeks
kunnen worden toegepast.

De middelen van het Centrum
werden in 2001 reeds met 96
miljoen frank tot een recurrent
bedrag van 171 miljoen frank
verhoogd. De aanwerving van het
personeel werd opgestart. Vier
coördinatoren werden benoemd.
De wervingsprocedure van de
medewerkers loopt. Er zijn
wellicht uitzonderingen, maar het
Centrum werkt reeds veel aan de
wet. De grootste juridische
specialisten inzake deze wet
bevinden zich op dit ogenblik in
het Centrum.

Indien een budgetverhoging
noodzakelijk is, dient dit door het
Centrum te worden aangevraagd
na een evaluatie van de
aanvragen.
04.11 Zoé Genot (ECOLO-AGALEV): Madame la ministre, j'espère
que le prochain gouvernement travaillera rapidement afin de déposer
au plus vite cet arrêté relatif aux tests de situation. Néanmoins, ce
n'est pas un prétexte pour ne pas commencer à travailler et avancer
en la matière.

J'aurais voulu une réponse plus précise en ce qui concerne les
coordinateurs. Quatre d'entre eux sont engagés, mais qu'en est-il des
collaborateurs supplémentaires? Je ne parviens pas à cerner ce que
cela représentera sur le terrain.
04.11 Zoé Genot (ECOLO-
AGALEV): Ik hoop dat de
volgende regering dit besluit met
betrekking tot de praktijktests zo
snel mogelijk zal indienen. Dat is
evenwel geen voorwendsel om
niet aan het werk te gaan.

Wat de coördinatoren betreft, er
werden er vier aangenomen maar
hoe staat het met de bijkomende
medewerkers?
04.12 Laurette Onkelinx, ministre: Je demanderai le chiffre, parce
que c'est le Centre qui a déposé la demande d'extension de cadre.
Une nouvelle structure a été mise en place avec une coordination, un
observatoire de l'émigration, mais je demanderai le nombre de
personnel supplémentaire qui sera directement engagé par le Centre
et dont certains seront engagés après un "assessment" et sur la base
d'une demande du conseil d'administration.
04.12
Minister
Laurette
Onkelinx: Het is het Centrum dat
gevraagd heeft het
personeelsbestand uit te breiden.
Er werd een nieuwe structuur
gecreëerd met een coördinatie en
een observatorium voor de
emigratie. Ik zal informeren naar
CRIV 50
COM 1043
01/04/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
emigratie. Ik zal informeren naar
het aantal bijkomende
personeelsleden die rechtstreeks
door het Centrum zullen worden
aangeworven, sommigen na een
assessment en op grond van een
aanvraag door de raad van
bestuur.
04.13 Bernard Baille (ECOLO-AGALEV): Madame la ministre, il y a
quinze jours, "Le Soir" publiait une offre d'emploi du Centre pour le
recrutement.
04.13 Bernard Baille (ECOLO-
AGALEV): Twee weken geleden
verscheen er in Le Soir een
vacature voor het Centrum.
04.14 Laurette Onkelinx, ministre: C'est exact, la procédure est
lancée, mais je n'ai plus en tête le nombre d'agents supplémentaires.
Je vous donnerai l'information dès que j'aurai les chiffres précis.
04.14 Minister Laurette
Onkelinx: Dat is correct, de
procedure werd opgestart. Ik zal u
informeren zodra ik de juiste
cijfergegevens heb.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de arbeidsduurvermindering voor deeltijdse werknemers" (nr. B334)
05 Question de Mme Greta D'hondt à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "la
réduction du temps de travail pour les travailleurs à temps partiel" (n° B334)
05.01 Greta D'hondt (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de
minister, mijn vraag is kort, maar mijn uitleg is nogal lang. Ik heb
geprobeerd mijn uitleg samen te brengen in de hoop dat ik mij daarin
niet vergis, maar er wordt mij toch gesignaleerd dat hier een
probleem rijst.

De wet van 10 augustus 2001 die de verzoening van de
werkgelegenheid met de kwaliteit van het leven regelt, bevat
meerdere aangelegenheden, maar één daarvan is de algemene
arbeidsduurvermindering tot 38 uur per week. Dit is een aanpassing
aan een herstelwet van 1985 en aan het stelsel van tijdskrediet.

Hoofdstuk III van de wet gaat over de collectieve
arbeidsduurvermindering. De regeling die daarin staat, komt in
essentie erop neer dat werkgevers die de gemiddelde wekelijkse
arbeidsduur met minstens 1 uur verminderen en daardoor op
jaarbasis uitkomen op een gemiddelde wekelijkse arbeidsduur
beneden de 38 uur per week, recht hebben op een vermindering van
bijdragen voor de sociale zekerheid. Dat was de bedoeling van de
wetgeving en van het hoofdstuk daarin over de collectieve
arbeidsduurvermindering.

De bijdragevermindering die aan die werkgevers zou worden
toegekend, is tweeledig. Enerzijds is er de eenmalige vermindering
van 800 euro per werknemer per uur arbeidsduurvermindering.
Anderzijds is er een periodieke vermindering per kwartaal. Die
periodieke vermindering varieert in hoogte naarmate de
arbeidsduurvermindering groter is. Die vermindering kan worden
verkregen gedurende maximum tien jaar, op voorwaarde dat er een
05.01 Greta D'hondt (CD&V):
L'employeur peut bénéficier d'une
réduction des cotisations sociales
pour les travailleurs à temps
partiel dont le traitement doit être
adapté à la suite d'une réduction
collective du temps du travail.
C'est ce que prévoit à tout le
moins la loi du 10 août 2001.
L'arrêté d'exécution du 27
septembre 2001 introduit toutefois
une condition supplémentaire : la
durée de travail des travailleurs
concernés ne peut avoir été
réduite. Cette condition
supplémentaire ne repose sur
aucune base légale.

A la suite d'une réduction
collective du temps de travail de
38 à 36 heures par semaine, un
travailleur en interruption de
carrière à mi-temps travaillera
logiquement 18 heures au lieu de
19 heures par semaine.
L'employeur ne bénéficiera
toutefois pas d'une réduction des
cotisations pour l'intéressé. Il
s'agit là d'une discrimination des
01/04/2003
CRIV 50
COM 1043
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
collectieve arbeidsduurvermindering werd ingevoerd voor 1 april
2006.

Tot daar is er geen vuiltje aan de lucht, maar dan komt de regeling
voor de deeltijdse werknemers. De wet bepaalt dat bij koninklijk
besluit een bijdragevermindering kan worden toegekend voor
deeltijdse werknemers wiens loon moet worden aangepast ingevolge
de collectieve arbeidsduurvermindering. De wet bepaalt, in artikel 8,
§3, dat het bedrag van de vermindering in verhouding moet staan tot
de prestaties van de deeltijdse werknemer.

Volgend op de wet werd de bijdragevermindering voor deeltijdse
werknemers geregeld in het koninklijk besluit van 27 september
2001. Artikel 7 van dat koninklijk besluit bepaalt dat de
bijdragevermindering voor deeltijdse werknemers, wiens loon moet
worden aangepast ingevolge collectieve arbeidsduurvermindering, ­
nu komt het ­ "en wiens arbeidsduur niet werd verminderd",
toegekend wordt in verhouding tot hun arbeidsduur.

Daar begint voor mij toch wel een belangrijk probleem. De wet maakt
namelijk gewag van een bijdragevermindering voor deeltijdse
werknemers wiens loon moet worden aangepast ingevolge
collectieve arbeidsduurvermindering. Het uitvoeringsbesluit stelt
eigenlijk een bijkomende voorwaarde bovenop de wettelijke
voorwaarde. De wettelijke voorwaarde luidt eigenlijk dat het loon
aangepast moet worden. Het uitvoeringsbesluit legt daar een
bijkomende voorwaarde bovenop, opdat er sprake zou kunnen zijn
van een bijdragevermindering voor deeltijds werkenden. Daardoor
wordt de voorwaarde van de wet uitgebreid: om een
bijdragevermindering te kunnen hebben, moet niet alleen het loon
aangepast worden; akkoord, dat was de wet. Het uitvoeringsbesluit
legt een bijkomende voorwaarde op, namelijk dat de arbeidsduur van
de deeltijdse werknemer niet mag verminderen.

Dat ingevolge collectieve arbeidsduurvermindering en de principes
die schuilgaan achter collectieve arbeidsduurvermindering het loon
wordt aangepast, ligt voor de hand. Anders is er een
arbeidsduurvermindering met verlies van loon, wat niet de bedoeling
was van de wetgever.

Volgens mij mist het opleggen van een bijkomende voorwaarde in
het koninklijk besluit echter een wettelijke basis. De wet stelt maar
één voorwaarde, namelijk dat het loon aangepast moet worden.

Die bijkomende voorwaarde die het uitvoeringsbesluit oplegt, schept
in de praktijk toch wel bijzondere problemen. Ik geef die uitleg om
daartoe te komen. Werknemers die een loopbaanonderbreking of
een tijdskrediet van een vijfde of halftijds genieten, geven door die
bijkomende voorwaarde geen recht op bijdragevermindering.

Ik heb dat ook in mijn vraag geïllustreerd met een concreet
voorbeeld van iemand die halftijds tijdkrediet heeft en dus 50%
werkt, 19/38. Na de invoering van de collectieve
arbeidsduurvermindering met 2 uren, dus van 38 uren naar 36 uren,
is dat voor die persoon die 50% blijft werken, om ook met het stelsel
van het tijdskrediet in orde te blijven, 18/36 in plaats van de vroegere
19/38. U kunt zeggen dat dat de logica zelf is. Voor mij is dat
eveneens logisch. Diezelfde logica geldt ook voor iemand die
travailleurs à temps partiel
rendant cette forme d'embauche
peu attrayante.

Quelle est la base légale pour
cette condition supplémentaire
discriminatoire dans l'arrêté
d'exécution?
CRIV 50
COM 1043
01/04/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
bijvoorbeeld een vijfde werkt. De praktijk zegt nu echter dat die
deeltijdse werknemer, die in het kader van die collectieve
arbeidsduurvermindering met 2 uur op 18/36 uitkomt in plaats van
19/38 voorheen, gezien de bijkomende voorwaarde in het koninklijk
besluit, geen recht heeft op bijdragevermindering. Dat zegt men mij
vanuit ondernemingen.

Mevrouw de minister, dat lijkt me toch discriminatoir. Als er geen
arbeidsduurvermindering mag zijn, zou de collectieve
arbeidsduurvermindering die men in een onderneming toepast, niet
opgaan voor de deeltijdse weknemers. Zij worden eigenlijk bestraft
want zij openen geen recht op bijdragevermindering als zij in
verhouding tot de fulltime werknemers de arbeidsduurvermindering
opnemen.

Mevrouw de minister, daarom wil ik u de volgende vragen stellen.
Klopt dit? Het wordt mij met praktijkvoorbeelden gestaafd. Wat is
eigenlijk de wettelijke basis voor de extra voorwaarde die is
opgenomen in het koninklijk besluit van 27 september 2001, met
name dat om recht te openen op de bijdragevermindering bij een
collectieve arbeidsduurvermindering, niet alleen het loon moet
worden aangepast, maar dat ook geen arbeidsduurvermindering mag
worden toegekend? Op wat is dat wettelijk gebaseerd?

Mevrouw de minister, is het niet zo dat dit koninklijk besluit en de
onderrichtingen van de RSZ een discriminatie inhouden van de
deeltijdse werknemers? Het is een discriminatie omdat zij voor de
werkgever die hen in dienst heeft, minder voordelen opleveren dan
normaal gesproken zou mogen worden verwacht. Zij leveren dus
minder voordelen op dan voltijdse werknemers.
05.02 Laurette Onkelinx, ministre: Madame la présidente, je
voudrais faire comme Mme D'hondt et prendre le temps de répondre
en revenant à la philosophie de la mesure de la réduction collective
du temps de travail.

On le sait, cette mesure vise à encourager les entreprises, au moyen
d'incitants financiers sous la forme de réduction de cotisations
sociales, à réduire le temps de travail à moins de 38 heures par
semaine. Il s'agit logiquement ici d'une réduction du temps de travail
normal, donc du temps plein dans l'entreprise. Par conséquent, cette
mesure ne concerne en soi que les travailleurs à temps plein dont on
veut ainsi améliorer les conditions de travail et la qualité de vie. On
le veut aussi pour les autres mais c'est ici une question de
conciliation entre la vie au travail et la vie hors travail, une question
de temps libre. Vous savez que ce sont eux et elles qui travaillent le
plus grand nombre d'heures et qui disposent donc par rapport à la
plupart des travailleurs à temps partiel de nettement moins de temps
pour leur famille, leur vie sociale et les loisirs. En stimulant les
entreprises à réduire le temps de travail hebdomadaire, le but est
donc d'accorder plus de temps libre à ces travailleurs et d'améliorer
de la sorte leur qualité de vie. Cette mesure ne vise donc nullement
à inciter à davantage de réduction du temps de travail du travailleur
à temps partiel. Voilà pour la philosophie.

Toutefois, une réduction de cotisations a été prévue pour ces
travailleurs à temps partiel qui, après l'introduction de la réduction du
temps de travail pour les travailleurs à temps plein, continuent à
05.02
Minister
Laurette
Onkelinx: De maatregel
collectieve
arbeidsduurvermindering heeft als
doel de bedrijven er, via een
verlaging van de sociale
bijdragen, toe aan te zetten de
arbeidsduur te verminderen tot
minder dan 38 uur per week, of tot
minder dat een voltijdse
betrekking in het bedrijf. De
maatregel heeft enkel betrekking
op de voltijdse werknemers. De
bedoeling is dat zij meer vrije tijd
zouden krijgen, niet dat de
deeltijdse werknemers nog minder
zouden gaan werken.

Er komt echter een verlaging van
de bijdragen voor de deeltijdse
werknemers die precies hetzelfde
aantal uren blijven presteren,
maar wier het loon zal worden
aangepast ingevolge de
arbeidsduurvermindering voor de
voltijdse werknemers. De
arbeidsduurvermindering voor de
01/04/2003
CRIV 50
COM 1043
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
prester exactement le même temps de travail qu'auparavant mais
qui, à la suite de cette réduction du temps de travail pour les
travailleurs à temps plein, bénéficieront évidemment d'une
adaptation de leur salaire. Sinon, ce salaire diminuerait par rapport
aux travailleurs à temps plein. Étant donné que par rapport aux
travailleurs "temps plein", ils travaillent proportionnellement plus
qu'auparavant et que leur salaire devra être adopté dans ce sens, la
réduction du temps de travail des travailleurs à temps plein entraîne
donc un coup supplémentaire immédiat pour l'employeur par rapport
à ces travailleurs à temps partiel. Pour empêcher que ce surcoût,
certainement en tout cas pour les employeurs qui emploient de
nombreux travailleurs à temps partiel dans les catégories de
travailleurs concernées, représente un obstacle pour l'employeur ou
qu'il l'utilise comme argument pour ne pas accepter de réduction du
temps de travail des travailleurs à temps plein, on a opté pour une
réduction de cotisations, en compensation de ces frais
supplémentaires pour les travailleurs à temps partiel concernés.

Par contre, les travailleurs à temps partiel qui réduisent leur temps
de travail à la suite d'une réduction collective du temps de travail
n'engendrent pas de compensation en termes de réduction de
cotisations sociales pour l'entreprise qui les emploie. En effet, ces
travailleurs n'entrent pas dans le champ visé par la mesure. L'arrêté
permet la réduction de cotisations pour les travailleurs à temps
partiel dont la durée du travail n'a pas été réduite et exclusivement
pour eux, pour les raisons que je viens d'expliquer.

L'article 8, §3, de la loi du 10 août 2001 relative à la conciliation entre
l'emploi et la qualité de vie stipule, je cite, "Le Roi peut accorder une
réduction de cotisations pour certains travailleurs à temps partiel", ce
qui implique qu'il est libre d'introduire ou non une telle réduction de
cotisations, d'une part, et qu'il ne doit pas nécessairement le faire
pour tous les travailleurs à temps partiel visés à l'article 8, §3, d'autre
part.

Par conséquent, sur la base de cette disposition, on a choisi la
catégorie de travailleurs à temps partiel qui donne droit à la réduction
de cotisations. Dans ce sens, ladite condition supplémentaire se
trouvant à l'article 7, alinéa 1, de l'arrêté d'exécution du 27 décembre
2001, à savoir "dont la durée du travail n'a pas été réduite", cette
condition n'est contredite en rien.
voltijdse werknemers brengt dus
rechtstreeks bijkomende kosten
mee voor de werkgever voor wat
zijn deeltijdse werknemers betreft,
een meerkost die zou kunnen
worden ingeroepen om de
arbeidsduurvermindering niet toe
te kennen aan de voltijdse
werknemers.

Voor de deeltijdse werknemers die
hun arbeidsprestaties
verminderen ingevolge een
maatregel van collectieve
arbeidsduurvermindering geldt
echter geen compensatie in de
vorm van een vermindering van
de socialezekerheidsbijdragen
voor het bedrijf dat hen
tewerkstelt.

De wet van 10 augustus 2001
bepaalt dat de Koning vrij is om al
of niet een bijdragevermindering
voor bepaalde deeltijdse
werknemers in te voeren en dat hij
niet verplicht is dat voor alle
deeltijdse werknemers te doen.

Wij hebben besloten de categorie
van deeltijdse werknemers recht
te geven op bijdragevermindering.
Deze maatregel is dan ook niet in
strijd met de aanvullende
voorwaarde in artikel 7 van het
uitvoeringsbesluit van 27
december 2001, namelijk "wier
arbeidsduur niet werd
verminderd".
05.03 Greta D'hondt (CD&V): Mevrouw de minister, er doet zich
inderdaad een probleem voor. In de wet is opgenomen dat de Koning
kan bepalen aan wie wordt toegekend. Hier is de Koning verder
gegaan. De Koning heeft hier bovenop de wettelijke voorwaarde een
bijkomende voorwaarde opgelegd en dit blijft bij mij vragen oproepen
over het wettelijke karakter van die bijkomende voorwaarde.

Een tweede zaak. U zegt dat dit de filosofie was van de wetgeving.
05.03 Greta D'hondt (CD&V):
L'arrêté royal impose une
condition supplémentaire. Je
doute de la légalité de cette
pratique.
05.03 Minister Laurette Onkelinx : De Raad van State had hierover
geen opmerkingen.
05.04 Laurette Onkelinx,
ministre: Le Conseil d'Etat n'a pas
formulé d'observations à ce
propos.
05.05 Greta D'hondt (CD&V): Ik zeg dit regelmatig als het mij goed 05.05 Greta D'hondt (CD&V):
CRIV 50
COM 1043
01/04/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
uitkomt maar ik ben geen jurist. Ik zou eens een geval willen gepleit
zien voor een rechtbank. Ik vrees dat dit niet in het voordeel van de
wetgever zou uitdraaien. We zullen daarvoor een eerste procedure
voor een rechtbank moeten afwachten. Ik denk dat de Koning iets te
ver is gegaan in het opleggen van bijkomende voorwaarden.

Wat de filosofie betreft, mevrouw de minister, kunnen we
discussiëren over de vraag of het goed was om te zeggen dat het
enkel was om de kwaliteit van het leven te verbeteren. Ik zal dit
vandaag naar aanleiding van deze vraag niet doen. Ik blijf met een
zwaar probleem zitten natuurlijk omdat ik meen dat voor iemand die
deeltijds werkt en deeltijds tijdskrediet of loopbaanonderbreking
neemt het natuurlijk geen vrije keuze is wat hij of zij doet. Ik denk dat
die persoon niet meer dan halftijds mag werken om zijn rechten op
tijdskrediet en loopbaanonderbreking nog volledig te kunnen laten
gelden. In mijn voorbeeld van een persoon die vroeger halftijds
werkte, gaat het over 19 38sten. Men gaat over tot een collectieve
arbeidsduurvermindering van 2 uur. Om halftijds te werken zou die
persoon slechts 18 36sten mogen werken. Om recht te genereren op
die bijdragevermindering zou die persoon eigenlijk 19 uur moeten
blijven werken. Ik vrees dat 19 uur te veel is in het stelsel van de
loopbaanonderbreking en het tijdskrediet om nog in orde te zijn.

Ik zou u willen vragen of u dit eens wil bekijken want anders
penaliseren we twee keer: de werkgever die geen
bijdragevermindering krijgt en de betrokkene die wel eens in de
moeilijkheden zou kunnen komen met het deeltijds tijdskrediet of
loopbaanonderbreking. Ik zou u willen vragen om dit eens na te
kijken want ik vrees dat we hier in een patsituatie zitten.
Alors, il s'agira d'attendre la
première contestation devant les
tribunaux.

La présente loi vise effectivement
à améliorer la qualité de vie des
travailleurs à temps plein. Je
voudrais dire seulement qu'un
travailleur à temps partiel devra
accomplir dix-neuf heures de
prestations s'il veut que son
employeur puisse bénéficier d'une
réduction de cotisations.
Toutefois, ce règlement a pour
effet direct que le dit travailleur ne
répond plus aux conditions à
remplir pour bénéficier d'une
interruption de carrière ou d'un
crédit-temps. La ministre pourrait-
elle examiner ce problème?
05.06 Laurette Onkelinx, ministre: Madame la présidente, je
suppose que cette question est la dernière de Mme D'hondt. Comme
c'est la dernière séance de la commission et comme elle est la seule
membre permanente de l'opposition à être présente, je tiens à la
remercier pour son opposition très constructive et la qualité des
débats que nous avons pu avoir, notamment grâce à elle.
05.07 Greta D'hondt (CD&V): Après le 18 mai, je continue...
Espérons!
05.08 Laurette Onkelinx, ministre: Oui mais je ne serai peut-être
plus là...
05.09 Greta D'hondt (CD&V): Si l'électeur le veut!

La présidente: Je vérifie au programme mais cette question est bien
votre dernière question.
05.10 Greta D'hondt (CD&V): Dans cette commission, oui. J'ai
encore deux commissions auxquelles je dois assister cette semaine.

La présidente: Il est vrai que vous avez apporté beaucoup, je crois
que tout le monde le reconnaît.
05.11 Laurette Onkelinx, ministre: Je crois que la question a été
transmise à M. le ministre Vandenbroucke.
01/04/2003
CRIV 50
COM 1043
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
La présidente: Elle sera sans doute reportée à demain.
05.12 Laurette Onkelinx, ministre: Madame la présidente, en ce
qui concerne l'engagement, il s'agit de quinze personnes de niveau
1, dont les quatre coordinateurs, huit de niveau 2 et deux des
niveaux 3-4.

Je voudrais revenir quelques instants sur la question du retard. Ce
n'est évidemment pas une question de coquetterie, c'était une
formalité substantielle à peine de nullité.

La présidente: Cela, elle le sait!
05.12
Minister
Laurette
Onkelinx: Er werden vijftien
personen van niveau 1
aangeworven, onder wie vier
coördinatoren. Verder werden nog
acht personen van niveau 2 en
twee van de niveaus 3 - 4 in
dienst genomen.

De opgelopen vertraging was het
gevolg van een substantiële
vormvereiste waaraan moest
worden voldaan op straffe van
nietigheid.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
06 Question de Mme Claudine Drion au ministre des Affaires sociales et des Pensions sur "le
numéro d'appel 107 dans le cadre de la campagne contre la violence" (n° B486)
06 Vraag van mevrouw Claudine Drion aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen over "het
oproepnummer 107 in het kader van de campagne tegen geweld" (nr. B486)
06.01 Claudine Drion (ECOLO-AGALEV): Madame la présidente,
Je voudrais tout d'abord présenter mes excuses à Mme la ministre.

Madame la ministre, dans la précipitation de la fin de la législature, je
vous pose une question qui ressort en partie de la Communauté
française Wallonie-Bruxelles, puisqu'elle a été établie à partir d'un
document qui émane de cette institution. Je prends d'habitude plus
de temps pour vérifier les textes qui me sont transmis.

Vous savez que dans la région liégeoise, je suis en contact avec des
travailleuses de deux centres qui accueillent des femmes victimes de
violences qui m'ont rapporté deux choses.

D'une part, elles n'ont pas vu augmenter le nombre de personnes à
accueillir et, d'autre part, d'après certains recoupements, ces
personnes n'auraient pas toujours été accueillies avec le
professionnalisme souhaité au numéro 107.

Ce sont peut-être des exceptions, mais les personnes qui travaillent
dans les centres ou les refuges pour femmes victimes de violences
m'ont demandé où en était l'évaluation de cette campagne et
comment les personnes chargées de répondre au 107 ont été
formées. Quels sont les critères utilisés dans cette évaluation et cette
dernière sera-t-elle transmise aux centres des femmes victimes de
violences?
06.01 Claudine Drion (ECOLO-
AGALEV): Het voorwerp van mijn
vraag valt gedeeltelijk onder de
bevoegdheid van de Franse
Gemeenschap Wallonië-Brussel.

Ik heb in het Luikse contact met
werknemers van twee centra die
instaan voor de opvang van
vrouwen die het slachtoffer zijn
van geweld. Zij hebben geen
stijging gemerkt van het aantal
personen dat moet worden
opgevangen. Bovendien zouden
deze laatsten, in tegenstelling tot
wat men zou mogen verwachten,
nog steeds niet professioneel
worden opgevangen wanneer ze
een beroep doen op het nummer
107.

Hoever staat men met de
evaluatie van deze campagne?
Welke opleiding hebben de
personen die de dienst 107
bemannen genoten? Volgens
welke criteria gebeurt deze
evaluatie? Zal het resultaat ervan
worden doorgegeven aan de
centra voor vrouwen die het
slachtoffer van geweld zijn?
CRIV 50
COM 1043
01/04/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21
06.02 Laurette Onkelinx, ministre: Madame la présidente, il est vrai
que l'entièreté du travail des Communautés a été réalisée en étroite
association avec nous, puisque nous voulions le faire dans le cadre
du plan d'action national contre la violence dont les femmes sont
victimes. Dès lors, nous avons travaillé main dans la main, le
gouvernement fédéral et le gouvernement des Communautés et des
Régions.

Ainsi, en 2001, au niveau du gouvernement fédéral, j'avais édité un
dépliant d'informations, des affiches avec un slogan "Brisons le
silence avant qu'il ne vous brise". Nous avions également repris le
numéro vert de "Télé Accueil" ou "Télé Onthaal". Certes, je ne le
regrette pas. Mener une campagne, c'est aussi dire aux victimes que,
si elles se sentent concernées, une réponse est toujours possible.
Nous le voulions. Il fallait leur trouver, comme premier accueil, pour
elles qui voulaient s'exprimer, une personne à qui s'adresser dans
l'anonymat et avant d'être ensuite aiguillées, si elles le souhaitaient,
vers d'autres organismes plus spécialisés.

Les fédérations "Télé Accueil", "Télé Onthaal" étaient
demanderesses. Une convention a été rédigée entre mes services et
les centres d'appel pour un montant de 250.000 francs belges par
centre. Les permanences téléphoniques sont assurées par des
bénévoles (hommes et femmes) encadrés par des professionnels.
Ces derniers, appelés formateurs, dispensent des formations sur ces
thèmes précis.

Des réunions d'information avec les formateurs des différents centres
ont été organisées en collaboration avec mon administration afin de
réactualiser leurs données, adresses et numéros de téléphone utiles
pour les cas de violence entre partenaires, et de les informer sur la
manière d'appréhender les cas de victimes de violences familiales.
Des représentantes des centres de violence conjugale étaient
également présentes à ces réunions d'information destinées aux
formateurs.

Cela étant, nul ne peut garantir la qualité des réponses données par
les écoutants bénévoles, qui ne reçoivent une formation que par
l'intermédiaire des formateurs et qui ne travaillent, finalement, que
quelques heures par semaine. En la matière, je vous rejoins
totalement.

A la suite de la campagne, il y a eu un rapport de la fédération Télé-
accueil sur les appels liés à la violence contre les femmes dans le
couple. Ce rapport d'évaluation conclut que leur présence vis-à-vis
des appelants était importante, que l'anonymat en a aidé certaines à
parler, que les personnes qui ont appelé pour des problèmes de
violence conjugale ont fait référence à la campagne et que les appels
n'ont pas augmenté de manière très sensible, comme vous l'avez dit,
mais que les cas signalés étaient plus graves que la moyenne.

La campagne a été évaluée plutôt positivement par les centres.
Cependant, quelques cas similaires à celui que vous nous décrivez
m'ont été rapportés. Je vais donc aussi informer les responsables du
107 de votre témoignage. On ne peut pas tout faire tout de suite
mais un encadrement encore plus strict permettrait une plus grande
qualité d'accueil. Dans un premier temps, c'est par le biais de
bénévoles encadrés par des professionnels.
06.02
Minister
Laurette
Onkelinx: Tijdens hun
werkzaamheden hebben de
Gemeenschappen nauw met ons
samengewerkt. In 2001 heb ik een
informatiefolder en affiches met
het groene nummer van "Télé
Accueil" en van "Tele-Onthaal"
verspreid. De federaties "Télé
Accueil" en «Tele-Onthaal» waren
hierbij vragende partij. Er werd
een overeenkomst afgesloten
voor een bedrag van 250.000
Belgische frank per
oproepcentrale. De telefonische
wachtdiensten worden verzekerd
door vrijwilligers die worden
bijgestaan door professionelen.

In samenwerking met mijn
administratie werden er
informatievergaderingen belegd
om de opleiders van de
verschillende centra op de hoogte
te brengen van de manier waarop
moet worden omgegaan met
slachtoffers van geweld binnen
het gezin. Overigens kan niemand
instaan voor de kwaliteit van de
antwoorden die de vrijwilligers
geven omdat deze alleen via hun
opleiders een vorming krijgen. Ter
zake zitten we op dezelfde
golflengte.

Na de campagne besluit het
evaluatieverslag van Tele-onthaal
dat hun tussenkomst belangrijk
was, dat de bellers verwezen naar
de campagne en dat de oproepen
niet echt zijn toegenomen in
aantal maar dat de ernst van de
gemelde gevallen het gemiddelde
overstijgt.

Toch werden mij een aantal
gevallen gemeld die lijken op
datgene wat u beschrijft. Ik zal de
beleidsmensen van de 107 dan
ook op de hoogte brengen van uw
getuigenis. Een striktere
omkadering zou een betere
kwaliteit van het onthaal kunnen
garanderen.
01/04/2003
CRIV 50
COM 1043
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22
06.03 Claudine Drion (ECOLO-AGALEV): Je ne suis pas contente
d'apprendre qu'il y a d'autres problèmes mais je suis heureuse
d'entendre que vous en avez été alertée par plusieurs sources et que
vous allez essayer d'y remédier. Je crois qu'il serait utile ­ vous
l'avez peut-être fait mais ce n'est pas descendu jusqu'aux
travailleuses de terrain ­ que le rapport des fédérations Télé-Accueil
ou l'évaluation générale de la campagne arrive dans les centres et
services d'accueil. Je crois que ce sont des personnes motivées qui
rencontrent les gens sur le terrain.
06.03 Claudine Drion (ECOLO-
AGALEV): Het lijkt me nuttig dat
het verslag van de Tele-onthaal
federaties of de algemene
evaluatie van de campagne aan
de onthaalcentra worden bezorgd.
06.04 Laurette Onkelinx, ministre: Je ne pense pas que ce soit un
rapport confidentiel. Je vais essayer de faire le nécessaire.
06.04
Minister
Laurette
Onkelinx: Ik zal trachten het
nodige te doen.
06.05 Claudine Drion (ECOLO-AGALEV): Je vous remercie,
madame la ministre.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
07 Vraag van de heer Karel Van Hoorebeke aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de feestdag van 11 juli" (nr. B510)
07 Question de M. Karel Van Hoorebeke à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
jour férié du 11 juillet" (n° B510)
07.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de vice-eerste minister, ik wou in mijn laatste betoog in
deze commissie ­ in deze legislatuur ­ nog even terugkomen op een
probleem dat zich al geruime tijd voordoet. Ik heb in de periode
1999-2000 een wetsvoorstel ingediend met betrekking tot de
erkenning van 11 juli als een wettelijke feestdag. Mijn wetsvoorstel is
op 24 april 2002 in deze commissie geagendeerd, waarvoor ik
voorzitter Wauters dankbaar ben. Toen is beslist om het advies van
de Nationale Arbeidsraad te vragen en u zou overleg plegen met de
Gewesten en de Gemeenschappen.

Mevrouw de vice-premier, ik ken uw antwoord op de drie vragen die
ik heb gesteld. Ten eerste, het advies van de Nationale Arbeidsraad
is nog niet gekend. Ik heb trouwens een brief gekregen van voorzitter
Wauters, waarin hij schrijft dat de voorzitter van deze Kamer op 21
maart opnieuw een herinneringsbrief heeft gestuurd aan de Nationale
Arbeidsraad om aan te dringen op het advies dat er vandaag nog
altijd niet is. Op mijn tweede vraag zult u waarschijnlijk antwoorden
dat u de reden niet kent waarom de Nationale Arbeidsraad nog geen
advies heeft uitgebracht. Op de derde vraag zult u antwoorden dat u
voor het overleg wacht op het advies van de Nationale Arbeidsraad.

U moet, wat mij betreft, mevrouw de vice-eerste minister, niet meer
antwoorden, maar er rijst wel een probleem. Ongeveer een jaar
geleden is het advies gevraagd van de Nationale Arbeidsraad, maar
niettegenstaande een herinnering van de voorzitter van deze Kamer
is er nog altijd geen advies. Wij moeten ons eens afvragen in welke
mate dat dit een normale werkwijze is, mevrouw de vice-eerste
minister. Op die manier blokkeert de Nationale Arbeidsraad het
wetgevend werk in deze Kamer. Als aan hen advies wordt gevraagd,
moeten zij ­ volgens mij ­ antwoorden en een positief of negatief
07.01 Karel Van Hoorebeke
(VU&ID): Au cours de la session
1999-2000, j'ai déposé une
proposition de loi afin que le 11
juillet soit reconnu comme jour
férié. La commission des Affaires
sociales a examiné cette
proposition le 24 avril 2002. Elle a
estimé qu'il convenait de
demander l'avis du Conseil
national du Travail et qu'une
concertation serait également
organisée avec les
Communautés et Régions.

Le CNT n'a toujours pas rendu
son avis, malgré la lettre de
rappel que lui a adressée le
président de la Chambre. On
ignore les raisons de ce retard. La
concertation avec les
Communautés et les Régions
n'aura lieu qu'après réception de
l'avis.

Le CNT bloque ainsi le travail
législatif. Le président de la
présente commission ou le
président de la Chambre peut-il à
nouveau saisir le Conseil national
du Travail? Le ministre sait-il
CRIV 50
COM 1043
01/04/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
23
advies geven. Mij is het om het even, maar zij moeten op zijn minst
een advies geven of antwoorden dat zij geen advies wensen of
kunnen geven. Het kan dus niet dat de Nationale Arbeidsraad een
jaar lang geen advies verleent en op die manier de wetgevende
werkzaamheden in deze commissie en in deze Kamer blokkeert.

Mevrouw de voorzitter, mijn vraag is in eerste instantie gericht tot de
voorzitter van deze commissie en tot de kamervoorzitter, want de
Nationale Arbeidsraad wordt door het Parlement om advies
gevraagd. De Nationale Arbeidsraad wenst niet mee te werken aan
de parlementaire werkzaamheden.

Ten tweede, mevrouw de vice-premier, zou ik u willen vragen of u
een zicht hebt op deze aangelegenheid of zult u zich vandaag
onthouden van enig commentaar dienaangaande?
pourquoi cet avis tarde?
07.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer Van Hoorebeke, bent u
niet een beetje koppig?
07.03 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Uiteraard.
07.04 Minister Laurette Onkelinx: Ik stel vast dat de sociale
partners niet willen antwoorden.
07.04 Minister Laurette
Onkelinx: M. Van Hoorebeke est
très têtu. Il est clair que les
partenaires sociaux ne veulent
pas répondre.
Cela étant dit, on leur a posé la question à plusieurs reprises. Nous
n'avons pas obtenu de réponse. Je constate aussi qu'ils n'ont pas
inscrit ce point à l'ordre du jour de la dernière négociation
interprofessionnelle.

Par ailleurs, j'apprends par un vent favorable émanant du Conseil
national du travail, qu'un débat a malgré tout été engagé. Il ne porte
pas uniquement sur le fait d'accorder un jour férié légal le 11 juillet,
mais sur les jours fériés en général. Ainsi que l'on pouvait s'y
attendre, les avis divergent. Faut-il oui ou non accorder un forfait de
jours fériés, laissé au libre choix? Faut-il un libre choix partiel et
certains jours fériés obligatoires? Le débat est toujours en cours. Je
ne veux donc pas prendre une décision en la matière en-dehors de
l'encadrement nécessaire des partenaires sociaux.

Je suppose que ce débat sera rouvert dans cette assemblée au cours
de la prochaine législature.

La présidente: Vous êtes toujours très respectueuse de l'avis des
partenaires sociaux. Nous l'avons constaté à l'occasion de tous les
débats que nous avons eus ici.

Monsieur Van Hoorebeke, vous m'avez interpellée, mais n'étant que
présidente suppléante, je ne puis rien ajouter à la réponse de la
ministre.

Quoi qu'il en soit, que vous soyez à nouveau candidat ou pas, je
vous souhaite de bonnes choses pour l'avenir. Dans notre
démocratie, chacun doit pouvoir s'exprimer et trouver sa place dans
l'organisation de nos institutions.
Men heeft hen herhaaldelijk de
vraag gesteld. We hebben geen
antwoord gekregen.

Ik verneem dat aan de feestdagen
in het algemeen toch een debat
werd gewijd dat trouwens nog
altijd aan de gang is. Ik wil geen
beslissing nemen buiten de
sociale partners om. Ik
veronderstel dat dit debat tijdens
de komende zittingsperiode hier in
deze assemblee zal worden
overgedaan.
01/04/2003
CRIV 50
COM 1043
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
24
07.05 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mevrouw de voorzitter, ik
had graag nog een laatste maal gerepliceerd.

U bent inderdaad plaatsvervangend voorzitter. U bent echter
vandaag voorzitter van de commissie. Ik zou u dus willen vragen om
de teneur van mijn uiteenzetting te willen bezorgen aan de echte
voorzitter en aan de kamervoorzitter.

Mevrouw de vice-eerste minister, ik begrijp wel dat het debat over
11 juli en andere feestdagen en over de wijze waarop ze moeten
worden beoordeeld een ernstig debat ten gronde is. Het kan niet
zomaar snel worden opgelost. Ik hoor van u dat er momenteel een
intern debat wordt gehouden over de kwestie. Wij kunnen er ons
enkel over verheugen.

U hebt gezegd dat ik een koppig man ben. Ik beschouw het als een
compliment. Ik neem aan dat u ook een koppige minister bent. U
hebt in elk geval het imago van een iron lady te zijn. Indien u in de
volgende legislatuur hetzelfde departement verder beheert, zal ik uw
aandacht blijven vestigen op de materie. Indien ik herverkozen ben,
bent u op dat punt nog niet van mij af.
07.05 Karel Van Hoorebeke
(VU&ID): J'aimerais demander au
président suppléant de
transmettre mon intervention au
président de cette commission et
au président de la Chambre. Le
débat doit être tenu sérieusement.
Je me félicite de ce qu'un débat
interne ait lieu actuellement.

La ministre me qualifie d'obstiné
mais j'espère quant à moi qu'elle
est une Dame de Fer. Quoi qu'il
en soit, si la possibilité m'en est
offerte, je continuerai à interroger
sur cette matière sous la
prochaine législature.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

La présidente: La question B284 de M. Servais Verherstraeten n'a pas été posée et la question B394 de
M. Joos Wauters sera posée au ministre des Affaires sociales et des Pensions.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.34 uur.
La réunion publique de commission est levée à 11.34 heures.