B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
COMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
VAN
DU
01-02-2000
01-02-2000
HA 50
COM 104
HA 50
COM 104
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 1 februari 2000
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE ZAKEN
-
COM 104
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over
de toepassing van artikel 63 van het koninklijk
besluit van 4 augustus 1996 op het personeel van brand-
weer en politie en de terugbetaling van inentingskosten als
beroepsziekte
(nr. 846)
4
sprekers : Yves Leterme, Laurette Onkelinx, vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- mevrouw Greta D'Hondt aan de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over
de sociale bescher-
ming van opvanggezinnen
(nr. 886)
- mevrouw Magda De Meyer aan de vice-eerste minister
en minister van Werkgelegenheid over
de sociale be-
scherming van opvanggezinnen
(nr. 938)
5
sprekers : Greta D'Hondt, Magda De Meyer, Laurette
Onkelinx
, vice-eerste minister en minister van Werkge-
legenheid
Sommaire
Mardi 1 fe´vrier 2000
COMMISSION DES AFFAIRES SOCIALES - COM 104
Question orale de M. Yves Leterme a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
l'application de l'article
63 de l'arre^te´ royal du 4 aou^t 1996 au personnel des corps
de pompiers et de police et le remboursement des frais de
vaccination en tant que maladie professionnelle
(n° 846)
4
orateurs : Yves Leterme, Laurette Onkelinx, vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi
Questions orales jointes de :
- Mme Greta D'Hondt a` la vice-premie`re ministre et
ministre de l'Emploi sur
la protection sociale des familles
d'accueil
(n° 886)
- Mme Magda De Meyer a` la vice-premie`re ministre et
ministre de l'Emploi sur
la protection sociale des familles
d'accueil
(n° 938)
5
orateurs : Greta D'Hondt, Magda De Meyer, Laurette
Onkelinx
, vice-premie`re ministre et ministre de l'Emploi
2
HA 50
COM 104
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- mevrouw Greta D'Hondt aan de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over
de plaatselijke
werkgelegenheidsagentschappen
(nr. 888)
- de heer Filip Anthuenis aan de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over
de plaatselijke
werkgelegenheidsagentschappen
(nr. 926)
7
sprekers : Greta D'Hondt, Filip Anthuenis, Laurette
Onkelinx
, vice-eerste minister en minister van Werkge-
legenheid
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- mevrouw Greta D'Hondt aan de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over
de sancties in de
werkloosheidsreglementering
(nr. 889)
- de heer Guy D'haeseleer aan de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over
het sanctiebeleid van
de RVA
(nr. 905)
- mevrouw Kathleen van der Hooft aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
het
sanctioneringsbeleid van de RVA
(nr. 927)
- de heer Jean-Marc Delize´e aan de vice-eerste minister
en minister van Werkgelegenheid over
de nieuwe
beleidsorie¨ntaties inzake sancties in de werkloosheids-
reglementering
(nr. 943)
9
sprekers : Greta D'Hondt, Guy D'haeseleer, Kathleen
van der Hooft
, Jean-Marc Delize´e, Laurette Onke-
linx
, vice-eerste minister en minister van Werkgelegen-
heid
Interpellatie van de heer Danny Pieters tot de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
de mo-
gelijkheid om Vlaamse collectieve arbeidsovereenkom-
sten af te sluiten
(nr. 222)
15
sprekers : Danny Pieters, Laurette Onkelinx, vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid, Joos
Wauters
Moties
18
Mondelinge vraag van de heer Joos Wauters aan de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over
de controle van zieke werknemers (nr. 897)
19
sprekers : Joos Wauters, Laurette Onkelinx, vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
Mondelinge vraag van de heer Joos Wauters aan de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over
de kankerverwekkende stoffen op de werkvloer
(nr. 898)
19
sprekers : Joos Wauters, Laurette Onkelinx, vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
Questions orales jointes de :
- Mme Greta D'Hondt a` la vice-premie`re ministre et
ministre de l'Emploi sur
les agences locales pour
l'emploi
(n° 888)
- M. Filip Anthuenis a` la vice-premie`re ministre et ministre
de l'Emploi sur
les agences locales pour l'emploi
(n° 926)
7
orateurs : Greta D'Hondt, Filip Anthuenis, Laurette
Onkelinx
, vice-premie`re ministre et ministre de l'Emploi
Questions orales jointes de :
- Mme Greta D'Hondt a` la vice-premie`re ministre et
ministre de l'Emploi sur
les sanctions dans la re´glemen-
tation du cho^mage
(n° 889)
- M. Guy D'haeseleer a` la vice-premie`re ministre et
ministre de l'Emploi sur
la politique de sanctions de
l'ONEM
(n° 905)
- Mme Kathleen van der Hooft a` la vice-premie`re ministre
et ministre de l'Emploi sur
la politique de sanctions de
l'ONEM
(n° 927)
- M. Jean-Marc Delize´e a` la vice-premie`re ministre et
ministre de l'Emploi sur
les nouvelles orientations politi-
ques en matie`re de sanctions dans la re´glementation du
cho^mage
(n° 943)
9
orateurs : Greta D'Hondt, Guy D'haeseleer, Kathleen
van der Hooft
, Jean-Marc Delize´e, Laurette Onke-
linx
, vice-premie`re ministre et ministre de l'Emploi
Interpellation de M. Danny Pieters a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
la possibilite´ des
conventions collectives de travail flamandes
(n° 222)
15
orateurs : Danny Pieters, Laurette Onkelinx, vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi, Joos Wauters
Motions
18
Question orale de M. Joos Wauters a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
le contro^le des
travailleurs malades
(n° 897)
19
orateurs : Joos Wauters, Laurette Onkelinx, vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi
Question orale de M. Joos Wauters a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
les poussie`res can-
ce´rige`nes sur les lieux de travail
(n° 898)
19
orateurs : Joos Wauters, Laurette Onkelinx, vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi
HA 50
COM 104
3
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
4
HA 50
COM 104
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DES AFFAIRES SOCIALES
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE ZAKEN
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 1 FE
´ VRIER 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 1 FEBRUARI 2000
De vergadering wordt geopend om 15.02 uur door de
heer Joos Wauters, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 15.02 heures par M. Joos
Wauters
, pre´sident.
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegen-
heid over
de toepassing van artikel 63 van het
koninklijk besluit van 4 augustus 1996 op het perso-
neel van brandweer en politie en de terugbetaling
van inentingskosten als beroepsziekte
(nr. 846)
Question orale de M. Yves Leterme a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
l'application de
l'article 63 de l'arre^te´ royal du 4 aou
^ t 1996 au person-
nel des corps de pompiers et de police et le rembour-
sement des frais de vaccination en tant que maladie
professionnelle
(n° 846)b>
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, op dit ogenblik heerst verwarring bij
de gemeentebesturen inzake de toepassing op het
veiligheidspersoneel van artikel 63 van het koninklijk
besluit van 4 augustus 1996 zoals ingevoerd bij koninklijk
besluit van 24 april 1999. Veiligheidspersoneel van lokale
besturen
die
aan
het
risico
van
een
hepatitis
B-besmetting zijn blootgesteld, mogen hun functie
slechts blijven uitoefenen op voorwaarde dat ze ingee¨nt
zijn of kunnen bewijzen dat ze immuun zijn voor deze
infectie. De invoering van het koninklijk besluit heeft
ervoor gezorgd dat duizenden mensen moeten worden
ingee¨nt tegen hepatitis B. Alhoewel ik volmondig akkoord
ga dat de gezondheid van de betrokkenen moet gevrij-
waard worden, wijs ik op de belangrijke meeruitgave voor
de lokale overheden. Naar verluidt kost een inenting
tegen hepatitis B ongeveer 4 a` 5 000 frank. Een eenvou-
dig rekensommetje leert ons dat een gemeente met een
honderdtal personeelsleden bevoegd voor de veiligheid
al snel 500 000 frank extra moet uitgeven. Ik laat de
Civiele Bescherming en het personeel van de rijkswacht
nog buiten beschouwing.
Voor het Fonds voor Beroepsziekten is het risico op
hepatitis B-besmetting slechts een incidenteel risico zo-
dat de inentingen niet worden terugbetaald.
Mevrouw de minister, bent u bereid het dossier inzake de
terugbetaling van de inentingen aan gemeente- en
provinciebesturen bij het Fonds voor Beroepsziekten in
te leiden ? Vorige week heb ik de minister van Binnen-
landse Zaken over deze problematiek ondervraagd. Bent
u bereid contact op te nemen met het departement dat
bevoegd is voor de politiediensten ?
Minister Laurette Onkelinx : Mijnheer de voorzitter,
collega's, krachtens het koninklijk besluit van 4 augustus
1996 moet elke werknemer die blootgesteld wordt aan
een risico voor overdraagbare infectieziekten waartegen
een effectief vaccin bestaat, de mogelijkheid hebben om
ingee¨nt te worden met het oog op bescherming tegen het
biologisch agens dat voor de ziekte verantwoordelijk is.
In de ziekenhuis- en gezondheidssector is het risico op
besmetting met het hepatitis B-virus alomtegenwoordig
en constant aanwezig. Dit betekent een risico voor
beroepsziekte. In het kader van zijn preventiebeleid
draagt het Fonds voor Beroepsziekten dan ook de kosten
van de inenting.
Bij beambten van de veiligheidsdiensten, de gemeente-
lijke of intercommunale politie- of brandweerkorpsen doet
het risico voor hepatitis B zich enkel in bepaalde omstan-
digheden voor. Voorbeelden zijn de lichamelijke fouille-
ring, vechtpartijen en het bevrijden van zwaargewonden.
De beambten beschikken bovendien over individuele
beschermingsmiddelen waardoor het besmettingsgevaar
nog wordt verminderd.
Gelet op de detecteerbaarheid in de tijd van de gebeur-
tenis die de aanleiding kan zijn tot besmetting, hebben
we hier te maken met een risico voor een arbeidsongeval
en niet voor beroepsziekte. Daarom wil het Fonds voor
beroepsziekten niet instaan voor de vaccinatiekosten
voor de beambten van de veiligheidsdiensten.
Die weigering verandert niets aan de verplichtingen van
de werkgever, bijvoorbeeld de gemeente. De werkgever
heeft de plicht zijn beambten te beschermen tegen om
HA 50
COM 104
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Laurette Onkelinx
het even welk risico waaraan ze kunnen worden bloot-
gesteld wanneer uit de verplichte evaluatie blijkt dat het
gevaar voor hepatitis B aanwezig is.
De kosten van ongeveer 5 000 Belgische frank per
ingee¨nte beambte moeten bovendien gee¨valueerd wor-
den in verhouding tot de kosten van de ziekte. Deze
kosten kunnen zeer hoog oplopen gelet op de duur van
de arbeidsongeschiktheid en de blijvende gevolgen die
kunnen optreden.
Alleen het Fonds voor beroepsziekten is bevoegd om zijn
voorwaarden voor tegemoetkoming te bepalen. De voog-
dij wordt door de minister van Sociale Zaken uitgeoefend.
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
het antwoord van de minister is juridisch 100% juist. Blijft
natuurlijk de vaststelling dat overeenkomstig het konink-
lijk besluit een nieuwe verplichting voor de gemeentebe-
sturen, civiele bescherming en federale veiligheids-
diensten
is
ingevoerd.
Onder
impuls
van
arbeidsgeneesheren moeten de verantwoordelijke bestu-
ren aan deze verplichtingen worden herinnerd. Dat dit
nodig is mag blijken uit de reactie van de minister van
Binnenlandse Zaken vorige week. Het nakomen van
deze verplichting brengt inderdaad extra kosten mee die
moeten afgewogen worden tegen het belang voor de
betrokken personeelsleden en ook tegen de kosten die
een effectieve aandoening hepatitis B met zich mee-
brengt. Daarom wens ik twee zaken naar voren te
brengen.
Ten eerste, is het goed om de informatie aan alle
betrokken diensten en besturen te herinneren, want er
heerst nogal wat verwarring op het terrein.
Ten tweede, moet men controleren of het Fonds voor
beroepsziekten of een ander fonds financieel kan tussen-
komen, via de minister van Sociale Zaken. In ieder geval
is het zo dat in heel wat gemeentebegrotingen deze
kosten niet verrekend zijn en er niet in een uitgavenpost
kredieten voorzien is om dit te financieren.
Ik vraag mij af of de federale overheid hiervoor financie¨le
middelen opzij heeft gelegd. Het is nodig om de financie-
ring van deze nieuwe verplichting nog eens goed te
bekijken. Het mag niet zo zijn dat het al dan niet ingee¨nt
zijn tegen hepatitis B van het veiligheidspersoneel afhan-
kelijk is van het al dan niet ingecalculeerd zijn van de
kostprijs van deze preventieve inenting.
Minister Laurette Onkelinx : Ik wil gewoon zeggen dat
dit eventueel mogelijk is maar het behoort tot de be-
voegdheid van mijn college van Sociale Zaken.
De voorzitter : Collega's, de voorzitter van de Kamer
heeft alle commissiesecretarissen de opdracht gegeven
de spreektijd van zowel de interpellant als de minister bij
te houden. U weet dat wij over vijf minuten beschikken
voor vraag e´n antwoord plus twee minuten voor een
repliek. Mijnheer Leterme, u bent zo goed als perfect
binnen de tijd gebleven. Ik wil er toch even op wijzen. We
moeten er toch voor zorgen dat we de spelregels op dat
vlak enigszins volgen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- mevrouw Greta D'Hondt aan de vice-eerste minister
en minister van Werkgelegenheid over
de sociale
bescherming van opvanggezinnen
(nr. 886)
- mevrouw Magda De Meyer aan de vice-eerste mi-
nister en minister van Werkgelegenheid over
de
sociale bescherming van opvanggezinnen
(nr. 938)
Questions orales jointes de :
- Mme Greta D'Hondt a` la vice-premie`re ministre et
ministre de l'Emploi sur
la protection sociale des
familles d'accueil
(n° 886)b>
- Mme Magda De Meyer a` la vice-premie`re ministre et
ministre de l'Emploi sur
la protection sociale des
familles d'accueil
(n° 938)b>
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, mijn eerste vraag is zeer kort. Zo
kan ik er wellicht een paar seconden afpeuteren. Mag ik
u, als voorzitter van deze commissie, dan ook verzoeken
aan de geachte kamervoorzitter te vragen iets toleranter
te zijn in het omzetten van interpellaties naar gewone
vragen. Het is het ene of het andere. Voor ernstige zaken
is het onmogelijk nog op een ernstige manier met de
betrokken ministers een positieve, constructieve dialoog
aan te gaan.
De voorzitter : U hebt gelijk, mevrouw.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mevrouw de minister, ik
zei u reeds dat het ons verheugde dat in uw beleidsbrief
sprake was van het statuut van de vrijwilligers, maar dat
wij het betreurden dat er geen letter gewijd was aan het,
en liefst op korte termijn, werk maken van een statuut
voor de opvanggezinnen.
De regering besliste terecht om de fiscale aftrek inzake
kinderopvang in belangrijke mate te verhogen, wat posi-
tief is voor diegenen die een beroep doen op kinderop-
vang. Alleen betreur ik het dat van deze gelegenheid, die
financie¨le ruimte cree¨ert, ook voor de gebruikers van
kinderopvang, geen gebruik werd gemaakt om een sta-
tuut voor de opvanggezinnen tot stand te brengen. Over
de bepalingen ervan valt uiteraard te discussie¨ren.
6
HA 50
COM 104
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Greta D'Hondt
De redenen om voor een statuut te zorgen voor deze
groep deelde ik reeds mede naar aanleiding van de
bekendmaking van uw beleidsbrief, maar ik zal ze her-
halen.
Kinderopvang ontstond vijftien jaar geleden als een soort
bijverdienste voor gehuwde vrouwen vooral voor hen die
zelf jonge kinderen hadden. Inmiddels is echter een en
ander gewijzigd. Om te beginnen zijn de betrokkenen
uiteraard ouder geworden. Vervolgens is de gezins-
samenstelling gewijzigd en komen echtscheidingen va-
ker voor, waardoor het recht op pensioen en een gewaar-
borgd inkomen precair wordt. Bovendien dreigt er een
tekort te ontstaan aan onthaalgezinnen.
Voornoemde drie redenen, mevrouw de minister, achtte
ik voldoende om te pleiten voor een statuut voor de
betrokkenen. Nogmaals, ik betreur het dat hiervan geen
werk werd gemaakt toen men besliste om de fiscale
aftrek inzake kinderopvang drastisch te verhogen, aan-
gezien men meteen de gebruikers van kinderopvang hoe
beperkt ook kon laten bijdragen in de kosten.
Mevrouw de minister, overweegt u maatregelen te ne-
men inzake de sociale bescherming van opvang-
gezinnen ? Over de bepalingen van een dergelijk statuut
en over de omvang van de middelen kan uiteraard
worden gediscussieerd.
Mevrouw Magda De Meyer (SP) : Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, ik wil mij graag aansluiten bij de
vorige spreker vanuit de concrete situatie in mijn regio.
Eind december hebben de onthaalmoeders van Lokeren
aan de alarmbel getrokken door het opstellen van een
nieuwjaarsbrief waarin zij duidelijk een beter sociaal
statuut vroegen.
Het probleem is goed gekend. De onthaalmoeders moe-
ten het momenteel stellen met een onkostenvergoeding
en in geval van werkloosheid of ziekte hebben ze geen
enkel recht. Zij spreken dan ook terecht over een soort
middeleeuws statuut. De onthaalmoeders van Lokeren
hebben een heel mooi werkstuk gemaakt. Mevrouw de
minister, als u het nog niet ontvangen hebt, wil ik het u
graag geven. Het is mooi, in de zin dat het uitgaat van de
concrete situatie op het werkveld. Aan de ene kant
formuleren moeders en vaders hun bedenkingen en
zeggen ze hoe zij de kinderopvang van hun spruiten bij
het onthaalgezin zien. Aan de andere kant geven de
onthaalmoeders hun visie op de zaak. Ik overhandig u dit
dossier graag als u het nog niet in uw bezit hebt.
Het is duidelijk dat het in een zorgzame samenleving niet
kan dat het inkomen van mensen die een wezenlijke
maatschappelijke taak vervullen van dag tot dag afhan-
kelijk is van het aantal kinderen dat komt opdagen of van
de vraag of de ouders al dan niet thuisblijven. U weet dat
de KAV en Vie Fe´minine er onlangs voor gepleit hebben
om deze mensen een werknemersstatuut te geven,
concreet via de regeling voor huisarbeid. Dan zouden ze
een zeker inkomen hebben en tevens RSZ-rechten ge-
nieten. Het is duidelijk dat het beroep van onthaalmoeder
steeds minder mensen zal aantrekken als het statuut niet
verbetert, met alle gevolgen van dien. Door de schaarste
die gecree¨erd wordt zullen we onvermijdelijk prijsstijgin-
gen krijgen waardoor alweer de minst begoeden uit de
boot vallen. Dat kan geenszins de bedoeling zijn. Veel
gezinnen zullen dan om financie¨le redenen in de proble-
men komen terwijl onze partij vindt dat kinderopvang een
basisvoorziening is. Als maatschappij zouden we een
fundamenteel aanbod moeten kunnen realiseren.
Ik haal even het voorbeeld van Lokeren aan. Lokeren
heeft heel lang een goed contingent van meer dan zestig
onthaalmoeders gehad. In het laatste jaar is men echter
teruggevallen tot vijfenveertig. De wachtlijsten zijn dan
ook enorm. Dit kan niet langer en het effect op de prijzen
in de prive´-sector zal niet lang uitblijven.
Mevrouw de minister, komt er nu ja dan neen een nieuw
statuut ?
Mme Laurette Onkelinx, ministre : Monsieur le pre´si-
dent, chers colle`gues, je vais vous dire que je suis
particulie`rement heureuse de cette question; je regrette
me^me que ce ne soit pas une interpellation pour pouvoir
aller plus loin.
Il est vrai que c'est un dossier que je connais bien, mais
je vous dirai, de la manie`re la plus concise possible, que
c'est un proble`me qui concerne environ 9000 femmes en
Belgique. Ces femmes sont dans une situation de non-
statut, ce sont, en re´alite´, des be´ne´voles avec revenu.
La situation n'est pas simple a` re´gler pour plusieurs
raisons. D'abord, il y a la re´partition des compe´tences
dans notre syste`me fe´de´ral. Bien entendu, l'accueil des
enfants est de compe´tence communautaire, mais d'autre
part, nous avons une compe´tence en termes de droit du
travail et donc de statut social. C'est e´galement un
proble`me difficile a` re´gler, car il a un cou^t. C'est bien de
vouloir, mais je voudrais aussi trouver un statut pour les
gardiennes inde´pendantes encadre´es, et comme je vous
l'ai dit, cela a un cou^t. Pour le moment, elles ont,
ge´ne´ralement, en revenu-poche hors des charges qu'el-
les doivent assumer (notamment pour les repas des
enfants, etc.) environ 20 000 francs par mois. Si tout d'un
coup, on leur donne un statut, elles feront partie d'une
commission paritaire avec un revenu minimum, avec des
charges sociales, avec des re´glementations concernant
par exemple la dure´e du travail, etc. Si on peut re´gler
cette dernie`re question, la question du cou^t reste entie`re.
Pour le moment, je suis en train de voir du co^te´ des
communaute´s et des re´gions quelles sont les possibilite´s
pour qu'un accord transversal permette de donner une
re´ponse a` ces personnes. Pour vous donner un exemple,
HA 50
COM 104
7
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Laurette Onkelinx
si elles rentrent effectivement dans la commission pari-
taire 305, qui concerne l'accueil des enfants, le statut le
moins favorable est celui de pue´ricultrice. Cependant,
ces personnes ne sont pas ne´cessairement pue´ricultri-
ces, mais le salaire brut tout compris apre`s de´duction de
la re´duction structurelle des charges, reste environ de
64 000 francs par mois. Il faut donc trouver les moyens
entre, d'une part, ce que peuvent mettre les utilisateurs,
a` savoir les parents des enfants, les communaute´s
compe´tentes en matie`re d'accueil, les re´gions compe´ten-
tes en matie`re d'emploi et le fe´de´ral compe´tent en
matie`re de statut social. Nous pourrions intervenir au
niveau fe´de´ral par le biais du statut fiscal et de la
diminution des cotisations sociales. Tout cela pour vous
dire que le dossier est sur la table et qu'il est tre`s
complexe, mais que des contacts sont actuellement pris
avec mes colle`gues pour essayer d'apporter une re´-
ponse a` une situation qui, malheureusement, dure de-
puis des anne´es, et a` laquelle il est urgent de trouver une
solution.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik dank de minister voor haar antwoord.
Mevrouw de minister, het is juist dat de bevoegdheden
terzake over de federatie en over de gemeenschappen
verspreid zijn, vooral wat het element van de kwaliteits-
controle betreft wat een bevoegdheid is van de gemeen-
schappen. Het arbeidsrechterlijke en sociaal statuut is de
bevoegdheid van de federale staat. De kostprijs die het
statuut met zich zal brengen, zal voor een belangrijk deel
door de gemeenschap moeten gedragen worden. Een
aantal recente berekeningen hebben aangetoond dat,
indien deze onthaalgezinnen hetzelfde werknemers-
statuut krijgen met een volledige dekking in de sociale
zekerheid - dat noem ik het maximalistische -, dit een
extra kostprijs zou betekenen voor het federale niveau en
de gemeenschappen, maar niet hoger zou liggen dan de
kostprijs voor het opvangen van een kind in een kinder-
kribbe. Ik vind dit dus nog altijd het beste voor de vrije
keuze van de gezinnen.
U zegt dat het niet gemakkelijk is, maar wij zijn graag
bereid een handje toe te steken. Om dit in een stroom-
versnelling te krijgen, zullen wij op zeer korte termijn
daaromtrent een wetsvoorstel indienen. Het kan mis-
schien helpen om het debat op gang te krijgen.
Mevrouw Magda De Meyer (SP) : Het is duidelijk, me-
vrouw de minister, dat hier een prijskaartje aanhangt. Er
circuleren op dit moment diverse bedragen. Het dossier
van de KAV heeft het over 5 miljard frank op jaarbasis,
die men op verschillende manieren zal moeten bijeen-
sprokkelen. Ons aandachtspunt is dat de bijdrage van de
ouders zeker niet te hoog mag zijn om de toegankelijk-
heid te garanderen voor iedereen. Ik denk dat het heel
belangrijk is om daar rekening mee te houden.
Ik zou wel willen vragen of de minister enige timing op het
dossier zou kunnen zetten, want de opvangmoeders
worden ongeduldig.
Mme Laurette Onkelinx, ministre : Monsieur le pre´si-
dent, je voudrais simplement ajouter que cette question
se trouve e´galement sur la table des discussions relati-
ves au secteur non marchand. Les discussions sont
actuellement en cours. J'ajoute encore que la proble´ma-
tique du statut des gardiennes est inscrite au programme
du groupe de travail
Statut.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- mevrouw Greta D'Hondt aan de vice-eerste minister
en minister van Werkgelegenheid over
de plaatse-
lijke werkgelegenheidsagentschappen
(nr. 888)
- de heer Filip Anthuenis aan de vice-eerste minister
en minister van Werkgelegenheid over
de plaatse-
lijke werkgelegenheidsagentschappen
(nr. 926)
Questions orales jointes de :
- Mme Greta D'Hondt a` la vice-premie`re ministre et
ministre de l'Emploi sur
les agences locales pour
l'emploi
(n° 888)b>
- M. Filip Anthuenis a` la vice-premie`re ministre et
ministre de l'Emploi sur
les agences locales pour
l'emploi
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, ik zal heel de problematiek van de
PWA's niet opnieuw toelichten maar wens dieper in te
gaan op enerzijds uw verklaringen en, anderzijds de
initiatieven van de Vlaamse regering terzake die voor
grote onrust in de sector hebben gezorgd.
Mevrouw de minister, in een van uw eerste interviews
hebt u over het PWA-systeem gezegd, ik citeer :
Je ne
l'adore pas, mais ...
. In uw beleidsbrief vermeldt u het
succes van dit stelsel. Arbeidscontracten werden uitge-
steld. De verwarring was groot. In latere interviews hebt
u verklaard het stelsel niet te willen afschaffen. Op dit
ogenblik zijn de arbeidscontracten ingevoerd. U dringt
aan op een evaluatie na drie maanden en kondigt
mogelijke aanpassingen aan.
De Vlaamse regering wenst het PWA-systeem drastisch
te hervormen.
Mevrouw de minister, wat is uw standpunt inzake de
PWA's en het behoud van het huidig systeem ? Werd op
het overleg met de gewesten reeds gesproken over een
nieuwe rol en andere taken van de PWA ? Zijn de
8
HA 50
COM 104
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Greta D'Hondt
geruchten terzake voorbarig ? Zo neen, welke initiatieven
worden overwogen met betrekking tot de hervorming van
het stelsel ? Wat bedoelt u met een evaluatie na drie
maanden en mogelijke aanpassingen ? Heeft dit betrek-
king op het arbeidscontract of op het PWA-stelsel ?
De heer Filip Anthuenis (VLD) : Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, de VLD is voorstander van een
globale aanpak met betrekking tot dienstverlening aan
personen. Een evaluatie van het PWA-stelsel dringt zich,
mijns inziens, op. Het succes ervan kan niet ontkend
worden. Dit betekent echter niet dat bepaalde aspecten
zoals het systeem van de cheques en de voogdij van de
RVA niet onderzocht moeten worden.
Is dat ideaal ? Is het niet beter om dat allemaal aan de
gemeenten toe te vertrouwen ? In het regeerakkoord
wordt er ook gesproken over een uitbreiding van de
fiscale aftrekbaarheid. Gaat men daar werk van maken ?
Hoe zit dat juist in elkaar ? Wij zijn van mening dat de
uitzendbureaus daar beter bij betrokken worden. Ik weet
dat sommige mansen maagpijn krijgen als ze dit horen,
maar ik denk dat we realistisch moeten zijn en toegeven
dat die bureaus veel knowhow bezitten. Ik heb een vraag
in de zin van de vraag van mevrouw D'Hondt. Speelt de
regering met het idee om een voorstel op tafel te leg-
gen ? Als dat er zou komen, op welke termijn kunnen we
het verwachten ?
Minister Laurette Onkelinx : Mijnheer de voorzitter,
collega's, de eerste taak waarop ik mij heb toegelegd met
betrekking tot de PWA's, was de tenuitvoerlegging van de
wet van 7 april 1999 betreffende de arbeidsovereen-
komst in het PWA-stelsel. Daartoe heb ik een besluit
uitgevaardigd waardoor de wet op 1 januari 2000 van
kracht werd. De laatste maanden van het afgelopen jaar
waren gewijd aan een grondige informatieronde voor de
PWA-verantwoordelijken, zowel de beheerders als de
werknemers die door de RVA ter beschikking van de
PWA worden gesteld. Het resultaat is alleszins overtui-
gend aangezien 99% van de PWA'ers de arbeidsover-
eenkomst door de PWA heeft laten ondertekenen. Bij
rondzendbrief aan de PWA-voorzitters heb ik laten weten
dat op het einde van het eerste trimester van 2000
uitvoerige besprekingen zullen worden gevoerd met de
sociale partners in het beheerscomite´ van de RVA over
de toekomst van de PWA's en de verbeteringen die in de
situatie van de PWA'ers moeten worden aangebracht.
Het is dus te vroeg om op gedetailleerde wijze nog niet
genomen beslissingen toe te lichten. Ik maak echter
gebruik van uw vraag om vier denkpistes aan te reiken
die mij essentieel lijken.
Premie`rement,les ALE fournissent a` environ 40 000 de-
mandeurs d'emploi un revenu comple´mentaire a` leur
allocation, lequel leur est devenu indispensable. Les
personnes concerne´es prestent des services pour plus
de 100 000 particuliers, pour des ASBL, pour des collec-
tivite´s locales. Ces services sont attendus par les be´ne´-
ficiaires; ils leur sont utiles et ne´cessaires. Je tiens a` le
pre´ciser clairement, une fois pour toutes, dans cette
commission : contrairement a` ce que certaines rumeurs
laissent entendre, il n'est pas question de supprimer des
ALE.
Deuxie`mement, de nombreux intervenants s'occupent de
l'emploi au niveau local, mais ils be´ne´ficient d'un mini-
mum de collaboration mutuelle : je pense aux ALE, mais
aussi aux e´chevinats de l'emploi, aux CPAS, aux orga-
nes re´gionaux de placement, aux ASBL d'insertion, etc.
Selon moi, nous devons ame´liorer la collaboration entre
ces diverses instances, sans pour autant mettre en
cause l'autonomie de chacune, l'objectif e´tant d'e^tre plus
utile aux demandeurs d'emploi par la mise en place de
synergies entre les efforts de tous.
Troisie`mement, e´tant donne´ que les prestataires dispo-
sent a` pre´sent d'un contrat de travail spe´cifique, leur
situation en ALE doit e^tre examine´e : il y a lieu, me
semble-t-il, d'ame´liorer encore leur situation sociale.
Enfin, il convient de re´fle´chir aux moyens a` mettre en
oeuvre pour que les prestataires ne s'enlisent pas dans
leur situation. C'est en quelque sorte ce que j'ai dit,
madame D'Hondt, quand j'ai e´te´ interroge´e par
De
Standaard
: malheureusement pour les personnes
concerne´es, si leur vie s'ame´liore au quotidien - notam-
ment gra^ce aux services qu'elles rendent -, il reste
toujours leur situation face a` la se´curite´ sociale. Ce sont
toujours des cho^meurs en contrat de travail et il y a
toujours un risque d'enlisement dans le cho^mage. Il
faudrait de`s lors pouvoir proposer a` ces personnes des
emplois correspondant a` leurs caracte´ristiques propres,
lie´s notamment a` leur formation et a` leur expe´rience. Par
ailleurs, comme je l'ai de´ja` dit dans le cadre de ma note
de politique ge´ne´rale, le soutien au de´veloppement des
services de proximite´, secteur tre`s cre´ateur d'emplois,
actuellement discute´ au sein d'un groupe de travail a`
l'e´chelle fe´de´rale, en concertation avec les re´gions, est
une voie qui pourrait e^tre poursuivie, elle aussi en
concertation avec les re´gions.
C'est sur la base de ces pistes que j'entends mener des
discussions en ce qui concerne l'ame´lioration de la
situation des ALE et de leurs travailleurs. Comme je viens
de le dire, il n'est pas question de supprimer les ALE,
mais pluto^t de diversifier leurs missions et, petit a` petit,
de transformer celles-ci, afin de donner aux be´ne´ficiaires
des ALE un ve´ritable statut face a` l'emploi.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, omtrent de verbetering van het
statuut van de PWA's wijs ik erop dat het mij aangewezen
lijkt te voorkomen dat het grootste deel van de betrokke-
nen zich tot aan zijn pensioengerechtigde leeftijd in dat
systeem zouden nestelen.
HA 50
COM 104
9
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Greta D'Hondt
Wij delen uw bekommernis omtrent de buurtdiensten en
zoals u weet hebben wij daarover reeds gediscussieerd.
Het lijkt mij eveneens aangewezen, om de rust op het
terrein te herstellen, in het overleg met uw collega's van
de Gewesten op een zeer snel resultaat aan te dringen.
Ik meen dat het niet interessant is om in de media allerlei
zaken te lanceren waarover in het overleg nog geen
uitsluitsel bestaat. Voor de 40 000 PWA'ers en 100 000
gebruikers ware het best dat ze niet om de haverklap het
bericht horen dat aan hun toestand wijzigingen zullen
worden aangebracht, zonder dat wij daarop een gepast
antwoord kunnen geven.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- mevrouw Greta D'Hondt aan de vice-eerste minister
en minister van Werkgelegenheid over
de sancties
in de werkloosheidsreglementering
(nr. 889)
- de heer Guy D'haeseleer aan de vice-eerste minister
en minister van Werkgelegenheid over
het sanctie-
beleid van de RVA
(nr. 905)
- mevrouw Kathleen van der Hooft aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
het
sanctioneringsbeleid van de RVA
(nr. 927)
- de heer Jean-Marc Delize´e aan de vice-eerste mi-
nister en minister van Werkgelegenheid over
de
nieuwe beleidsorie¨ntaties inzake sancties in de
werkloosheidsreglementering
(nr. 943)
Questions orales jointes de :
- Mme Greta D'Hondt a` la vice-premie`re ministre et
ministre de l'Emploi sur
les sanctions dans la re´gle-
mentation du cho
^ mage
- M. Guy D'haeseleer a` la vice-premie`re ministre et
ministre de l'Emploi sur
la politique de sanctions de
l'ONEM
- Mme Kathleen van der Hooft a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
la politique de
sanctions de l'ONEM
- M. Jean-Marc Delize´e a` la vice-premie`re ministre et
ministre de l'Emploi sur
les nouvelles orientations
politiques en matie`re de sanctions dans la re´glemen-
tation du cho
^ mage
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, het zal u waarschijnlijk niet op-
nieuw verwonderen dat de toon van mijn vraag hier
enigszins anders zal klinken. Toen ik via de media kennis
nam van uw ideee¨n over het sanctiebeleid inzake werk-
loosheid, vroeg ik mij af wat u nu weer van plan bent. Ik
maak mij zorgen over de gevolgen die uw voorstel, zoals
het is voorgelegd aan het beheerscomite´ van de RVA, zal
hebben als het in de reglementering wordt toegepast. In
de vorige legislatuur, mevrouw de minister, hebben wij
minstens twee keer een hoorzitting met de mensen van
de RVA georganiseerd. Ee´n keer waren ook de vakbon-
den aanwezig. We hebben toen gedebatteerd over het
controle- en sanctiebeleid dat door de RVA wordt ge-
voerd. Wij hebben ons er op die momenten van kunnen
overtuigen dat de RVA, net zoals alle sociale parastat-
alen, een performante instelling is. Ze is er ook in
geslaagd ervoor te zorgen dat, binnen de bepalingen van
de reglementering, de werklozen in heel het land, in alle
GWB's en in alle regio's op dezelfde wijze worden
behandeld. Wij mogen op dit ogenblik stellen dat er geen
communautair probleem bestaat in de toepassing van de
werkloosheidsreglementering. Dankzij de hoorzittingen
die we hier hebben gehouden, maar ook dankzij een
aantal andere discussies, heeft deze commissie haar
steentje bijgedragen om het debat over het sanctiebeleid,
vooral wat de administratieve overtredingen betreft, bin-
nen de RVA los te weken. We hebben de RVA doen
nadenken over een betere, billijkere modulering tussen
de begane fout en de opgelegde sanctie.
In het beheerscomite´ van de RVA is er heel wat discussie
over geweest, maar men is er uiteindelijk in geslaagd om
in verband met die administratieve overtredingen een
unaniem advies te formuleren. Ik wens te beklemtonen,
mevrouw de minister, dat het voor onze fractie duidelijk
was dat er op dat gebied iets moest gebeuren omdat de
strafmaat niet altijd in verhouding stond tot de begane
fout. We hebben ook altijd gezegd dat er een verschil in
strafmaat was tussen de sanctie voor de werknemer-
werkloze en de sanctie voor de werkgever die mee aan
basis van sommige administratieve fouten lag.
Mevrouw de minister, waarom hebt u het unaniem advies
van de RVA niet gebruikt ? U had eventueel bijkomende
suggesties kunnen doen. Waarom is dit niet gebeurd ?
Ik heb het vooral moeilijk met de voorstellen in verband
met de werkwilligheid. Dat is ook de oorzaak van mijn
vraag. Mevrouw de minister, ik snap niet dat iemand die
werk weigert er volgens uw voorstel met een verwittiging
vanaf kan komen.
Daar kan ik niet bij. Er is discussie mogelijk om de
strafmaat te bepalen, maar een verwittiging voor werk-
weigering volstaat voor mij niet.
Ik blijf beweren dat wij dringend nood hebben aan een
definitie in de reglementering over wat een passende
dienstbetrekking is. Dit is ook gebeurd in onze buurlan-
den Duitsland, Frankrijk en Nederland, zij het in andere
vormen. Dit kan in cascade gaan naargelang de sociale
situatie en naargelang het werk dat aangeboden wordt in
10
HA 50
COM 104
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Greta D'Hondt
verhouding staat met het diploma. Ik bedoel geen een-
duidige rechtlijnige maatregel. Men moet weten wat men
mag weigeren en wat niet. Dit moet vooraf gaan aan een
herziening van de strafmaat bij werkweigering of werk-
verlating.
Ik zou graag uw aandacht willen vestigen op een derde
zaak, mevrouw de minister. Ik ga terug naar het voorma-
lige artikel 143. Ik wil u vragen of u aan de RVA-diensten
de statistieken wil vragen. Op dat ogenblik was er een
enorm verschil in behandeling van de werklozen tussen
de GWB's en de regio's. De RVA heeft met de volledige
steun van het beheerscomite´, dus ook van werkgevers
en vakbonden, terzake bijgestuurd. Nu kunnen wij eigen-
lijk zeggen dat de toegepaste strafmaat in alle GWB's
gelijkmatig is. De werkloze die een overtreding begaat,
wordt gelijk behandeld ongeacht zijn woonplaats.
Als ik nu in uw voorstellen zie dat u de directeurs opnieuw
een zeer grote vrijheid geeft in het bepalen van de
strafmaat, zowel bij administratieve sancties als bij werk-
weigering en werkverlating, dan garandeer ik u dat wij op
korte termijn verzeild zullen geraken in een situatie zoals
ze was bij artikel 143, ongeveer tien jaar geleden.
Ik wens niet dat uw voorstellen en de gevolgen die deze
zullen hebben het debat over de splitsing van de sociale
zekerheid werkloosheidsverzekering zullen aanwakke-
ren. Ik zeg heel duidelijk wat mijn fractie niet wenst. Dit is
een vervangingsinkomen en wij hebben altijd gezegd dat
dit federaal blijft. Als waar wij nu mogen zeggen dat de
werkloosheidsreglementering geen communautaire di-
mensie heeft wij echter opnieuw tot verschillen komen
garandeer ik u dat dit op korte termijn het resultaat is.
Mevrouw de minister, neem alstublieft dit besluit niet.
Respecteer het advies van de sociale partners inzake de
administratieve sancties. Het debat over de werk-
bereidheid moet een ernstig debat zijn dat eerst
voorafgaanden vereist, zoals de notie passende dienst-
betrekkingen.
De voorzitter : Wij hebben tijdens de vorige legislatuur
langdurig van gedachten gewisseld over dit onderwerp.
Toen vroegen we ons ook af hoe we de inbreng van
passende dienstbetrekking moesten doen.
De heer Guy D'haeseleer (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, ik kan mij volledig terug-
vinden in de inhoud en de toon van de inleiding van
mevrouw D'Hondt. Ik zal mij beperken tot een aantal
vragen.
Welke concrete maatregelen stelt de minister in het
vooruitzicht ? Vandaag lag er op onze banken een bun-
del met een opsomming van de te nemen maatregelen.
Ik heb ze nog niet volledig kunnen lezen. Op het eerste
gezicht is daarin niet echt sprake van verwittigingen, daar
waar er in de pers wel sprake van was. Welke is de visie
van mevrouw de minister betreffende die verwittigingen,
die gegeven worden vooraleer tot een sanctie over te
gaan en hoe zal de hervorming van het sanctiebeleid er
in zijn globaliteit uitzien ?
Waarom werd het advies van de sociale gesprekspart-
ners niet gevolgd ? Er zal daar ongetwijfeld een goede
reden voor zijn geweest en ik wens die reden dan ook te
kennen.
De sancties die vooral betrekking hebben op het al of niet
vervullen of het te laat vervullen van administratieve
formaliteiten zijn soms relatief zwaar. Dit is zeker het
geval wanneer de werkloze handelde uit onwetendheid
en volledig te goeder trouw was.
Acht de minister het echter opportuun om werklozen die
werk weigeren of weigeren een opleiding te volgen,
soepeler te behandelen bij het toepassen van sancties ?
In het licht van de actieve welvaartsstaat werden nu
reeds een aantal stappen naar de werklozen toe gezet of
staan er tenminste een aantal maatregelen op stapel. Ik
denk
bijvoorbeeld
aan
het
wegwerken
van
de
werkloosheidsvallen en het optrekken van de minimum-
lonen. Deze maatregelen moeten of zouden moeten de
nodige impulsen geven om actief op zoek te gaan naar
een job en om niet te berusten in de werkloosheids-
situatie. Met andere woorden, vanuit de overheid worden
nu inspanningen gedaan om tegemoet te komen aan de
verzuchtingen van bepaalde categoriee¨n van werklozen.
Ik vraag mij dan ook af of het onbillijk is om een sterker
engagement te vragen van de werklozen zelf, hen ook op
hun plichten te wijzen en te stimuleren om actief deel te
nemen aan de maatschappij. Bovendien geraken meer
en meer vacatures niet ingevuld en is er voor bepaalde
sectoren en beroepen nu reeds een tekort op de arbeids-
markt.
Ik ben er dan ook van overtuigd dat de hervorming van
het sanctioneringsbeleid, zoals dat hier vandaag voorligt
en zeker als het gaat over werkweigering of weigering tot
het volgen van een opleiding, geen stap in de goede
richting is. Voor een bepaald deel van de werklozen is net
een dreigende, passende sanctie het enige middel om
hen actief naar een job te doen zoeken en om hen uit het
isolement van de werkloosheid te halen. Sommige stu-
dies tonen aan dat de helft van de gestraften, kort na
ingang van de sanctie, werk heeft gevonden. Het heeft
dus ook in sommige gevallen een heilzaam effect.
Het is duidelijk dat de overheid een zekere druk op
bepaalde werklozen moet leggen om hen actief te doen
participeren in de maatschappij en om hen terug in te
schakelen op de arbeidsmarkt.
HA 50
COM 104
11
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Guy D'haeseleer
Vindt de minister het niet normaal dat de overheid, in het
concept van de actieve welvaartsstaat, naast het geven
van positieve stimulansen, ook op de plichten wijst van
de werkzoekenden ?
Mevrouw Kathleen van der Hooft (VLD) : Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, het discours van de
vorige
sprekers
toont
duidelijk
aan
dat
het
sanctioneringsbeleid een hekel punt is en voor heel wat
discussie vatbaar blijft.
Het sanctioneringsbeleid wordt algemeen en ook door
mijzelf in vraag gesteld, zeker wanneer het gaat om
administratieve overtredingen. Is de sanctie dan wel
evenredig met het gepleegde feit ? Er zou moeten wor-
den onderzocht of een systeem van waarschuwingen en
een gedeeltelijke inhouding van de werkloosheidsuitke-
ringen geen afdoende sancties zouden zijn, waarbij de
ernst van de sanctie gradueel kan worden aangepast aan
het gepleegde feit.
Er werd reeds op gewezen dat rekening moet worden
gehouden met een aantal interessante studies die rond
het schorsingsbeleid zijn verschenen. Er zou een goede
evenwichtsoefening moeten worden gemaakt, enerzijds
tussen het beteugelen van overtredingen en anderzijds
het bevorderen van de werkgelegenheid en het stimule-
ren van de inzet tot werken.
Gelet op het regeerakkoord en op de duidelijke optie die
erin werd genomen op het ontwikkelen van de actieve
welvaartsstaat, is het belangrijk dat een herziening van
het sanctioneringssysteem bijdraagt tot de realisatie van
de beoogde beleidsdoelstellingen.
Ik had ook graag antwoord gekregen op een aantal
vragen die - weliswaar op een andere manier - al door
collega's werden gesteld.
Ten eerste, hebben de voorstellen van de minister ook
betrekking op schorsingen wegens abnormaal langdu-
rige werkloosheid ? Daarbij denk ik aan de verfijning van
de omschrijving van abnormaal langdurige werkloosheid,
want sommige langdurig werklozen zijn in
knelsectoren
werkzaam.
Zal men meer met een systeem van waarschuwingen
werken ? Voor welke feiten gaat men werken met waar-
schuwingen ? Hoe ziet de minister dat concreet ?
Denkt de minister ook aan een gedeeltelijke verminde-
ring van de werkloosheidsuitkering voor werklozen die
een sanctie of schorsing oplopen ?
Voor welke feiten voorziet men welke sanctie en is die
uiteraard voor alle overtreders dezelfde ?
In hoeverre kunnen de voorstellen van de minister wor-
den ingepast in het concept van de actieve welvaarts-
staat en de aanbevelingen van de OESO ?
Op welke manier wil de minister manifest werkonwillige
werklozen aanmoedigen om actief op zoek te gaan naar
een nieuwe passende betrekking ?
Hoe ver staat het met het wegwerken van de
werkloosheidsvallen ?
Zal de minister ook de sociale partners betrekken bij het
tot stand komen van een nieuwe reglementering inzake
bestraffing en schorsing van de werklozen ?
M. Jean-Marc Delize´e (PS) : Monsieur le pre´sident,
madame la ministre, nous de´battons d'une se´rie de
notions comme la disponibilite´, le contro^le, la recherche
d'emploi, etc. Un e´change de vues plus large sur ces
questions vaudrait la peine d'e^tre organise´.
Lorsque j'ai pris connaissance des propositions dans la
presse, je n'ai pas e´te´ surpris. Je me suis re´joui des
initiatives qui ont fait l'objet d'un consensus au niveau du
gouvernement.
Sous la pre´ce´dente le´gislature, le de´bat est revenu a`
plusieurs reprises sur le caracte`re disproportionne´ de
certaines sanctions qui frappent les cho^meurs par rap-
port a` la gravite´ des faits reproche´s.
Si nous avons eu un de´bat approfondi sur le contro^le, sur
les visites au domicile des cho^meurs, nous n'avons pas
de´battu de manie`re aussi approfondie sur les sanctions
elles-me^mes et leur caracte`re disproportionne´.
Je souhaite e´galement rappeler que la pre´ce´dente minis-
tre de l'Emploi avait soumis en octobre 1998 une propo-
sition aux partenaires sociaux qui sie`gent au comite´ de
gestion de l'ONEM. Cette proposition visait a` alle´ger les
sanctions mais, en contrepartie, elle liait ces mesures au
contro^le de la disponibilite´ des cho^meurs. Cette proposi-
tion avait e´te´ a^prement discute´e et n'avait pas abouti
faute de consensus.
Dans cette proposition, les agents de l'ONEM dispo-
saient d'un pouvoir d'appre´ciation assez grand et assez
arbitraire des efforts de re´insertion des cho^meurs. En
outre, pour des appre´ciations identiques, il e´tait propose´
un re´gime curieux de sanctions
diffe´rentielles selon
que le cho^meur e´tait cohabitant, isole´ ou chef de me´-
nage ! Mais cela, c'est le passe´.
La presse nous donne les grandes lignes du projet
actuel : meilleure proportionnalite´, avertissement et sur-
sis, simplification du syste`me,... Madame la ministre
peut-elle nous pre´ciser les mesures envisage´es ? Quelle
est la philosophie qui les sous-tend ? Ce projet a-t-il e´te´
discute´ au comite´ de gestion de l'ONEM ? Quels ont e´te´
les avis des uns et des autres ? Je reviendrai sur l'avis de
la FEB. Celui-ci figurait e´galement dans la presse.
12
HA 50
COM 104
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Marc Delize´e
En ce qui concerne les anomalies, je citerai quelques
exemples, qui en disent plus qu'un long discours, de
situations pouvant entrai^ner des sanctions relativement
graves.
- Oublier de de´clarer que son cohabitant est devenu
inde´pendant.
- Oublier de de´clarer que le cohabitant salarie´ exerce une
profession accessoire en qualite´ d'inde´pendant.
- De´clarer tardivement un changement d'adresse.
- Apre`s un de´me´nagement, continuer a` se soumettre a`
un contro^le communal alors que celui-ci n'est plus terri-
torialement compe´tent.
- Mal remplir sa carte de pointage. Il est a` noter que dans
certains cas, la le´gislation est relativement complexe.
- Ne pas avoir sur soi sa carte de contro^le lors d'une
re´quisition.
- Percevoir, ne fu^t-ce qu'un jour, une allocation de
cho^mage et une allocation d'incapacite´ de travail suite a`
une de´claration tardive.
Pour illustrer ce dernier cas, je citerai un exemple ve´cu.
Une cho^meuse accouche deux jours avant la fin du mois.
A partir de l'accouchement, elle perc¸oit des allocations de
l'INAMI. Elle omet, dans ces circonstances particulie`res,
de comple´ter correctement son formulaire. Elle va per-
cevoir, pour ces deux jours, une allocation de l'ONEM et
une allocation de l'INAMI. Il n'y a dans son chef aucune
intention frauduleuse, elle commet simplement une er-
reur.
A l'issue de son repos d'accouchement, l'ONEM lui inflige
la sanction dite minimale, a` savoir la suspension de
quatre semaines d'allocations, laquelle est, a` mon sens,
totalement disproportionne´e dans cette situation. Un
recours au tribunal du travail n'y changera rien, e´tant
donne´ que le minimum de la sanction se trouve de´ter-
mine´ dans l'arre^te´ royal.
Partant, je pense que, la re´glementation du cho^mage
e´tant tre`s complexe, la grande majorite´ des cho^meurs
ignorent leurs droits. De nombreuses ame´liorations de-
vraient donc e^tre apporte´es en cette matie`re. Les projets
que Mme la ministre se propose de soumettre au Conseil
des ministres ce vendredi vont, selon moi, dans la bonne
direction. Certes, ils ne sont peut-e^tre pas ne´cessaire-
ment suffisants, parce qu'au-dela` des sanctions, il y a
aussi les conse´quences de cette le´gislation complexe
pie´geant parfois des cho^meurs mal informe´s. De fait, le
cho^meur n'a pas le droit a` l'erreur et paradoxalement,
l'on rencontre e´galement des situations ou` le cho^meur,
quoique s'efforc¸ant de respecter les re`gles du jeu, se
trouve pie´ge´. En sus, nous disposons d'une re´glementa-
tion peu lisible et fonctionnant sur le mode de la sanction,
laquelle est tout bonnement contreproductive parce
qu'elle induit ine´vitablement, a` la longue, des comporte-
ments pouvant se re´ve´ler frauduleux.
Ce que le cho^meur peut faire ou ne pas faire, ce qu'il doit
faire et surtout a` quel moment il doit le faire, tout cela
me´rite une re´flexion approfondie. Je pense qu'il n'est
plus a` de´montrer que cette re´glementation se montre tre`s
souvent tatillonne. A titre d'exemple, je me re´fe´rerai a` la
de´finition de
l'activite´ pour son propre compte qui
constitue une source d'inse´curite´ juridique et d'arbitraire,
ou a` la proble´matique du
travail be´ne´vole dont les
formalite´s pre´alables demeurent beaucoup trop comple-
xes, ou bien encore aux nombreuses de´clarations que le
cho^meur est tenu de re´aliser quasi imme´diatement sous
peine d'e^tre sanctionne´.
Me vient e´galement a` l'esprit le cas d'une personne qui
prend des jours de conge´, oublie pour des raisons
personnelles de faire pointer sa carte le lendemain et se
verra sans indemnite´s jusqu'au prochain jour de poin-
tage. La`, ce n'est certes pas une sanction : c'est une
non-indemnisation. Pareille situation devra aussi, a` mon
avis, faire l'objet d'e´claircissements dans les prochains
mois.
En outre, la Fe´de´ration des entreprises a de´nonce´ un
de´tricotage de l'assurance-cho^mage. A ce propos, je
me demande en quelle manie`re la le´gitimite´ de
l'assurance-cho^mage pourrait se trouver remise en
cause par un dispositif se voulant plus humain et tendant
uniquement a` re´e´quilibrer les droits et les devoirs de
chaque partie.
Ainsi, j'en viens a` ma conclusion. J'estime que les
mesures pour l'emploi doivent e^tre conc¸ues, teste´es et
mises en oeuvre avec audace et courage, afin d'e´viter
que les personnes sans emploi ne s'enlisent dans un
syste`me en forme de cercle vicieux qui les de´socialise et
qui, jour apre`s jour, les rend un peu moins susceptibles
de trouver un emploi. La lutte contre le cho^mage ne
pourra e^tre gagne´e que dans un esprit positif, en e´limi-
nant toute ide´e d'allocation
a` me´riter. Il y va de la
cre´dibilite´ de notre syste`me qui repose sur le droit de
chacun a` une vie de´cente et a` e^tre indemnise´ a` la suite
de la perte de son travail ou d'un manque ge´ne´ral
d'emploi dans notre pays.
Mme Laurette Onkelinx, ministre : Monsieur le pre´si-
dent, chers colle`gues, avant de re´pondre aux questions,
je voudrais vous dire ceci. Celles et ceux qui ont pu me
suivre dans la gestion des diffe´rentes compe´tences qui
me furent confie´es savent que je ne suis pas du genre
laxiste. J'estime qu'il faut des re`gles dans la vie en
socie´te´. Et je crois surtout que dans les matie`res du droit
social, l'abus du social tue le social; et ce certainement
en matie`re de cho^mage.
HA 50
COM 104
13
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Laurette Onkelinx
Comme tous les citoyens, les cho^meurs ont des droits et
des obligations. Leurs obligations, c'est d'abord d'e^tre
disponibles sur le marche´ de l'emploi. Cette obligation
reste e´videmment d'actualite´. C'est aussi de donner les
informations ne´cessaires pour permettre un contro^le de
leurs droits.
Quant a` leurs droits, c'est non seulement percevoir des
allocations de cho^mage, mais c'est aussi le respect de
leur dignite´. J'estime que le syste`me tel qu'il existe
actuellement me´riterait de connai^tre quelques modifica-
tions. Pourquoi ? Je pense qu'il faut une meilleure pro-
portion entre le manquement ou la faute constate´e et la
sanction inflige´e. Je pense qu'il faut une simplification
des re´gimes de sanction, par l'introduction d'une four-
chette unique. Et je pense aussi qu'il faut mettre a` la
disposition du directeur du bureau de cho^mage de nou-
veaux instruments : l'avertissement et le sursis.
Voila` les trois axes de la re´forme que j'ai propose´e au
comite´ de gestion de l'ONEM. A travers cette re´forme, je
veux que les sanctions de la re´glementation du cho^mage
soient applique´es correctement et raisonnablement. Il
n'est pas question, comme le laissent entendre certains,
de ne plus sanctionner des comportements qui le me´ri-
tent, mais de mieux les sanctionner, plus e´quitablement.
Une sanction ne peut e^tre juste que si elle est propor-
tionne´e au fait reproche´.
Je veux aussi revaloriser le ro^le du directeur du bureau
de cho^mage. Jusqu'a` pre´sent, ce dernier e´tait beaucoup
trop souvent tenu a` appliquer des sanctions automati-
ques et non proportionnelles aux faits. Maintenant, il aura
a` sa disposition un e´ventail de mesures : le classement
sans suite, l'avertissement - comme cela existe en droit
pe´nal social, en application de l'article 9 de la loi du
16 novembre 1972 concernant l'inspection du travail -, la
sanction administrative effective ou assortie d'un sursis
partiel ou complet. Il appartiendra ici au directeur, par une
de´cision motive´e, de choisir la mesure la plus approprie´e
au cas qui lui est soumis. Les notions fondamentales
telles que disponibilite´, refus d'emploi, emploi convena-
ble, motif e´quitable, etc., n'ont pas e´te´ modifie´es et les
contro^les continueront de la me^me manie`re que par le
passe´.
Le fait d'avoir conserve´ une fourchette de 1 a` 26 semai-
nes, qui peut e^tre e´largie a` 52 semaines en cas de
re´cidive, permet, contrairement a` ce que certains sou-
tiennent, de traiter diffe´remment les manquements le´gers
des fautes lourdes.
Je dirai enfin qu'il va de soi que la re´forme mise en
chantier n'enle`ve rien aux obligations des cho^meurs, ni
aux devoirs de l'administration. Le projet s'inscrit simple-
ment dans une perspective d'humanisation des disposi-
tions re´glementaires.
Malgre´ le temps tre`s court dont je dispose pour ma
re´ponse, je voudrais apporter quelques pre´cisions.
Premie`rement, la re´forme propose´e ne concerne pas le
cho^mage de longue dure´e. Les articles 80 et suivants de
l'arre^te´ royal restent d'application.
Deuxie`mement, l'avertissement constitue un des nou-
veaux moyens mis a` la disposition du directeur du bureau
de cho^mage. C'est lui qui, dans un premier temps, a
recours a` cet avertissement ou pas. Et s'il y a avertisse-
ment, celui-ci, comme n'importe quelle autre de´cision du
directeur du bureau re´gional, peut e^tre e´voque´ devant le
tribunal du travail. Je pense d'ailleurs que cet avertisse-
ment devrait e^tre utilise´ dans les cas ou` l'assurance-
cho^mage n'est pas pre´judicie´e et ou` le manquement est
le´ger.
Pour ce qui concerne la re´duction des allocations de
cho^mage a` un montant proche de celui du minimex
pendant une pe´riode de´termine´e, c'est un nouveau type
de sanction. Je ne l'ai pas pre´vu dans le cadre des
modifications mais ce point est actuellement en discus-
sion avec certains de mes colle`gues qui estiment que
cela peut aussi entrer dans le cadre de la simplification
administrative. En effet, comme des cho^meurs sanc-
tionne´s se tournent vers les syste`mes d'aide sociale,
certains - dont je ne suis pas - sugge`rent de maintenir
ces cho^meurs dans l'assurance-cho^mage, mais avec les
moyens qu'ils auraient eus s'ils s'e´taient trouve´s dans le
syste`me de l'aide sociale. Je le re´pe`te, ce n'est pas ma
proposition mais la discussion est actuellement en cours
avec certains de mes colle`gues.
Une question m'a e´te´ pose´e sur le placement et la
formation des cho^meurs. Ce domaine n'est plus de ma
compe´tence, c'est une compe´tence des re´gions et des
communaute´s.
Le comite´ de gestion de l'ONEM a, bien entendu, e´te´
consulte´. Les partenaires sociaux sie`gent au comite´ de
gestion de l'ONEM; ils ont donc eu l'occasion de s'expri-
mer. J'attends l'avis officiel qui doit m'e^tre rendu.
Pour terminer, j'ai regrette´ le type de me´diatisation donne´
aux propositions que j'ai faites au comite´ de gestion de
l'ONEM. J'avais consulte´ les partenaires sociaux de ce
comite´ de gestion, sans proposer publiquement les me-
sures. Un des partenaires a cru bon de les me´diatiser,
uniquement dans le cadre d'une critique ge´ne´rale du
syste`me. Je le re´pe`te, je regrette cette fac¸on de proce´der
qui met aussi a` mal la concertation sociale sereine que
l'on peut avoir sur un projet aussi important que celui-la`.
Voila`, monsieur le pre´sident, quelques e´le´ments de re´-
ponse que je voulais apporter a` la commission.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mevrouw de minister,
dit debat is nog niet afgelopen.
14
HA 50
COM 104
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Greta D'Hondt
Uit uw antwoord heb ik begrepen dat werklozen rechten
en plichten hebben zoals iedereen. Volgens mij staat dit
buiten kijf. Ik ben het volledig eens met uw antwoord daar
waar het gaat over administratieve fouten of inbreuken.
Mevrouw de minister, in het unanieme advies van het
beheerscomite´ van de RVA is dit volgens mij ook be-
paald.
Ik ben het er roerend mee eens dat voor bepaalde
administratieve
fouten
geen
onmiddellijke
sanctie
- schorsing of vermindering van de uitkering - moet
worden uitgesproken maar dat een verwittiging moet
kunnen volstaan. Laat daarover geen misverstand be-
staan. De opsomming van de heer Delize´e bevat heel de
gradatie die kan gaan van een verwittiging tot een
effectieve schorsing.
Mevrouw de minister, u zult uit mijn vraag begrepen
hebben dat over de iets ruimere bevoegdheid van de
directeurs te praten valt. Mijn vraag ging echter vooral
over de werkverlating, het zogenaamde artikel 52, en de
werkweigering, artikel 52bis. Heb ik goed begrepen dat u
zegt dat u aan de beschikbaarheid en de werkweigering
niets wenst te wijzigen ? Ben ik dan compleet verkeerd
ingelicht dat u dergelijke wijzigingen wel had opgenomen
in uw voorstel aan het beheerscomite´ van de RVA ? Mijn
vraag is heel duidelijk. Is het juist dat u niets wenst te
wijzigen aan de artikelen 52 en 52bis. Als dit niet het
geval is, hoop ik uit de grond van mijn hart dat de
Ministerraad u niet zal volgen als het gaat om wijzigingen
aan de artikelen 52 en 52bis.
De heer Guy D'haeseleer (Vlaams Blok) : Mevrouw de
minister, wat de administratieve fouten betreft die het
gevolg zijn van de onwetendheid van de werklozen,
bepaalt het voorstel van de minister dat men voor ten
minste 1 week en ten hoogste 13 weken kan worden
uitgesloten van het genot van uitkeringen. Deze bepaling
bestond vroeger reeds. Voor de werklozen verandert er
niets. Een werkloze die verhuist en dit vergeet te melden,
kan nog steeds dezelfde hoge straf oplopen.
De minister wil de strijd tegen zwartwerk en het misbruik
van overheidsgeld opvoeren. Werklozen die betrapt wer-
den op zwartwerk konden vroeger voor ten minste 4 en
ten hoogste 26 weken worden geschorst. Artikel 154 van
het huidig voorstel bepaalt dat de minimumschorsing
amper 1 week mag duren. Dit is een aanmoediging voor
degenen die misbruik willen maken van de werkloosheid-
reglementering.
Artikel 155 handelt over mensen die te kwader trouw
onjuiste stukken indienen met het oog op het verkrijgen
van uitkeringen waar ze normaliter geen recht op heb-
ben. Vroeger kon men voor een dergelijk feit een schor-
sing van ten minste 13 en ten hoogste 26 weken oplopen.
In het huidig voorstel bedraagt de schorsing ten minste 1
week en ten hoogste 26 weken. Dit is opnieuw een
aanmoediging voor mensen die bewust fraude plegen
met het oog op misbruik van overheidsgelden.
Artikel 52bis inzake de werkverlating bepaalt dat mensen
die een passende betrekking weigeren of weigeren een
begeleidingsplan te volgen ten minste 1 week kunnen
geschorst worden. Vroeger riskeerde men een schorsing
van minimum 26 weken en maximum 52 weken. Uw
maatregel zet de wereld op zijn kop en zal onvermijdelijk
leiden tot een nog grotere passiviteit van een bepaalde
categorie werklozen en een oneigenlijk gebruik van de
werkloosheidsreglementering.
Mevrouw de minister, ik stel vast dat er weinig verandert
inzake de zware straffen voor administratieve fouten.
Werklozen daarentegen die misbruik maken van de
reglementering zullen in de toekomst kunnen rekenen op
meer gratie van de overheid. Dit is, mijns inziens, niet de
geschikte methode om misbruiken in de werkloosheids-
reglementering een halt toe te roepen en zwartwerk te
bestrijden.
Mevrouw Kathleen van der Hooft (VLD) : Mevrouw de
minister, daarstraks zei u dat u de directeurs van de RVA
meer middelen wenst toe te kennen om misbruiken te
bestraffen.
Hoe gaat u dat opvolgen, en hoe gaat u erop toezien dat
de interpretatie en de toepassing van de sancties door de
directeurs niet te ver uit elkaar zullen liggen ?
Hoe denkt u het te organiseren dat de directeurs op
dezelfde golflengte zullen zitten ?
Ik had ook nog een vraag gesteld over het wegwerken
van de werkloosheidsval. Dit zijn zaken die in een
bredere context moeten gezien worden. Naast het
sanctiebeleid is het wegwerken van de werkloosheidsval
minstens even belangrijk, opdat mensen zich niet zouden
nestelen in een welbepaald statuut, wat reeds aan bod
kwam in de vraag over de PWA.
M. Jean-Marc Delize´e (PS) : Madame la ministre, sur la
philosophie ge´ne´rale, j'ai indique´ que le groupe socialiste
e´tait e´videmment tre`s favorable aux mesures propose´es.
La disponibilite´ des cho^meurs sur le marche´ de l'emploi
est une des conditions de base pour l'octroi d'une
allocation de cho^mage et des instruments administratifs
existent pour contro^ler cette disponibilite´. Je pense aussi
que c'est un pas qui va dans la bonne direction. Il reste
cependant du travail pour simplifier les proce´dures et
pour faire en sorte qu'en fonction d'erreurs administrati-
ves, des cho^meurs ne perc¸oivent pas une allocation sans
que l'on puisse conside´rer qu'il s'agisse de sanctions.
Nous nous re´jouissons ne´anmoins des mesures qui se
trouvent sur la table.
HA 50
COM 104
15
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De voorzitter : Gezien het belang van deze materie
moet hierop ongetwijfeld worden teruggekomen.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Kan de minister mij
bevestigen dat de artikelen die ik aanhaalde omtrent de
werkverlating en de werkweigering, niet zullen worden
gewijzigd ?
Mme Laurette Onkelinx, ministre : Je voudrais citer un
exemple. Pour l'instant, je travaille a` ce dossier. Le
comite´ de gestion va me rendre son avis. Mais parmi les
propositions qui m'ont e´te´ soumises figure ce fameux
article 52bis, relatif a` l'abandon d'emploi.
Le § 2, qui deviendrait le § 3, dispose :
Le travailleur
perd le droit aux allocations s'il est ou devient cho^meur :
1° a` la suite d'un abandon d'emploi;
2° a` la suite d'un refus d'emploi ou de´faut de pre´sentation
aupre`s d'un employeur au sens de l'article 51, § 1er,
aline´a 2;
3° dans l'intention de continuer a` be´ne´ficier des alloca-
tions.
Pour re´pondre a` Mme van der Hooft, je dirai que, bien
entendu, il ne faut pas uniquement s'occuper de la
proble´matique de l'humanisation des sanctions. Il im-
porte de traquer ce que l'on appelle les pie`ges a` l'emploi.
Or, nous sommes en discussion avec les partenaires
sociaux, que le gouvernement reverra, demain, sur la
base des propositions que ces derniers ont faites, pour
leur donner l'avis du gouvernement tant sur leurs propo-
sitions que sur les propositions comple´mentaires permet-
tant de rendre le travail plus attractif.
De voorzitter : Ik vermoed dat het document dat net
werd rondgedeeld, door de minister ter beschikking werd
gesteld.
De heer Filip Anthuenis (VLD) : Mijnheer de voorzitter,
volgens de minister blijft artikel 52bis behouden, maar
het artikel 157bis wordt eraan toegevoegd. Daarin wordt
bepaald dat voor elke situatie bedoeld in de artikelen
52bis, 56, enzovoort, de directeur zich kan beperken tot
het geven van een waarschuwing.
Mme Laurette Onkelinx, ministre : Mais, monsieur An-
thuenis, certains se sont amuse´s a` dire, e´tant donne´, par
exemple, l'existence d'une fourchette unique de 26 se-
maines, pouvant cependant e^tre porte´e a` 52 semaines,
que la sanction sera ne´cessairement d'une semaine.
Voila` le proble`me ! Cette interpre´tation est errone´e ! Le
directeur du bureau de cho^mage ne va pas syste´mati-
quement appliquer la sanction minimale, notamment
pour les fautes les plus graves. Cela ne reve^t aucun
sens !
Le fait de ne pas disposer d'une fourchette en-dec¸a` de la
fourchette actuelle provoque deux situations d'injustice.
La premie`re est de sanctionner de petites fautes - on l'a
dit a` plusieurs reprises - de manie`re disproportionne´e. Il
en re´sulte que celles-ci ne be´ne´ficient d'aucun sursis,
me^me pas d'un avertissement, parce que le plafond
constitue´ par la base de la fourchette en question se situe
trop haut. Par conse´quent, on essaie de rencontrer ces
situations d'injustice par le biais des propositions qui sont
sur la table.
De voorzitter : De gelegenheid zal zich nog voordoen
om op deze materie terug te komen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Interpellatie van de heer Danny Pieters tot de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over
de mogelijkheid om Vlaamse collectieve ar-
beidsovereenkomsten af te sluiten
(nr. 222)
Interpellation de M. Danny Pieters a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
la possibilite´ des
conventions
collectives
de
travail
flamandes
De heer Danny Pieters (VU&ID) : Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, de Vlaamse minister van
Arbeid heeft een ontwerp van decreet klaar waardoor
een kader wordt geschapen waarin op Vlaams niveau
over Vlaamse aangelegenheden afspraken kunnen wor-
den gemaakt tussen de werkgevers- en werknemersor-
ganisaties. Men is dat Vlaamse CAO's gaan noemen.
Waarover gaat het concreet ? Het gaat in ieder geval niet
zo ver als wij graag zouden zien, maar goed, het is al een
begin. Eigenlijk wordt invulling gegeven aan de bevoegd-
heden die de Gewesten en de Gemeenschappen hebben
gekregen op een aantal domeinen, namelijk vorming,
opleiding, mobiliteit en kinderopvang. Dat zijn onbetwist-
baar gemeenschaps- of gewestmateries. Willen die het
voorwerp zijn van afspraken tussen werkgevers en werk-
nemers, dan moet daarvoor een kader worden ge-
cree¨erd, meer bepaald een vorm van collectieve af-
spraak
waaraan
rechtsgevolgen
kunnen
worden
gehecht. Vandaag bestaat een dergelijk kader niet. Wil-
len werkgevers- en werknemersorganisaties daarover
afspraken vastleggen, dan doen zij dat vandaag met de
wet van 1968 op de CAO's, die echter onze staats-
hervorming voorafgaat.
Mevrouw de minister, u hebt gemeend vrij vlug te moeten
reageren. Ik citeer een titel uit de Standaard :
CAO's
kunnen alleen federaal
. Daarbij wordt gesteld dat CAO's
onderworpen zijn aan de wet van 1968, die alle afspra-
ken tussen werkgevers- en werknemersorganisaties re-
16
HA 50
COM 104
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Danny Pieters
gelt. Er kan dus geen sprake van zijn dat het Vlaams
Parlement zijn soevereine bevoegdheid inzake een aan-
tal materies zou uitoefenen om een raamwerk te cree¨ren,
om niet alleen de decreetgever die materies te laten
regelen, maar ook de sociale partners daarin een plaats
te geven. Dit is een probleem omdat het gaat over
materies die in het kader van een actief welzijnsbeleid
belangrijk zijn : opleiding, mobiliteit, maar ook kinderop-
vang, wat onbetwistbaar ook in een nieuw concept van
het welzijn van werknemers zeer belangrijk is en waar er
andere accenten en mogelijkheden bestaan in de ver-
schillende landsdelen. Dit zou echter niet de argumenta-
tie moeten zijn. Men zou eens moeten argumenteren hoe
men zich federaal kan inlaten met aangelegenheden die
onbetwistbaar tot de bevoegdheid van de Gemeen-
schappen en de Gewesten behoren.
Laten wij wel wezen. Wat beweert de minister blijkbaar ?
CAO's, zelfs over materies die onbetwistbaar tot de
bevoegdheid van gemeenschappen en gewesten beho-
ren, mogen alleen federaal geregeld worden en even-
tueel dus ook federaal algemeen verbindend verklaard.
Dat zou toch een merkwaardige toestand cree¨ren : wat
de wetgever niet mag, zouden de sociale partners wel
mogen en de minister zou dat dan algemeen verbindend
mogen verklaren, terwijl het corresponderende parle-
ment terzake volledig passief zou moeten blijven toekij-
ken. Dit is natuurlijk het door elkaar gooien van de
staatsstructuur.
Mevrouw de minister, kunt u eens uitleggen op welke
juridische gronden het federale niveau zich bevoegd acht
om een CAO-raamwerk te scheppen op federaal vlak,
voor materies waarvoor u manifest niet bevoegd bent ? Ik
weet niet of uw mening fout werd weergegeven, maar
meent u dat als iets een CAO is, de decreetgever zich
daarmee niet bezig mag houden, maar dit moet geregeld
worden door de wet van 1968 of door een wijziging
daarvan ? Bestaat er dan volgens u een soort van
geregistreerd handelsmerk CAO, waarvan de federale
overheid het depot zou hebben geregeld ? Waarom kunt
u niet leven met de idee dat er zowel federale CAO's
bestaan als CAO's van Gewesten en Gemeenschappen,
die elk binnen de eigen sfeer zijn geregeld en genor-
meerd ?
Mevrouw de minister, als u die verklaringen afgelegd
hebt waarbij gezegd wordt dat het initiatief van uw
collega - en trouwens mede-socialist - Landuyt niet kan,
hebt u dan gesproken in naam van de regering, het is te
zeggen ook in naam van de VLD, de SP en Agalev of is
het een individueel standpunt dat u daar hebt ingeno-
men ?
Ik ben heel kort geweest en ik zou u dankbaar zijn indien
u, misschien in tegenstelling tot wat met een aantal
voorgaande vragen gebeurde, op mijn vragen zou willen
antwoorden.
Mme Laurette Onkelinx, ministre : Monsieur le pre´si-
dent, chers colle`gues, je voudrais d'abord dire que j'ai
parle´ en mon nom, mais que ma de´claration n'a pas e´te´
e´nerve´e par des de´clarations contraires de mes colle`-
gues du gouvernement.
Ons sociaal recht beschouwt het afsluiten van een col-
lectieve arbeidsovereenkomst door de sociale partners
als een essentie¨le wetgevende bron omwille van het
overleg dat ermee gepaard gaat. Artikel 5 van de wet van
5 december 1968 definieert de collectieve arbeidsover-
eenkomst als een overeenkomst die de individuele en
collectieve betrekkingen tussen werkgever en werkne-
mer binnen de onderneming of een activiteitstak bepaalt
en die de rechten en de plichten van de contracterende
partijen regelt. De sociale partners sluiten in verschil-
lende institutionele kaders overeenkomsten af : in de
Nationale Arbeidsraad, een paritair comite´, een paritair
subcomite´ of op ondernemingsniveau.
In 1968 wou de wetgever het systeem een grote soepel-
heid geven om in te spelen op de verwachtingen en de
behoeften van de sociale partners. Hij wou de promotie
van een brede consensus en van de onderhandelings-
vrijheid bevorderen. De soepelheid geldt ook voor de
inhoud van de overeenkomsten en de structuren. Zo
wordt de havenindustrie verdeeld in subsectoren. Er is
een subcommissie voor de haven van Antwerpen, van
Gent of Zeebrugge, maar ook voor de zeevisserij of het
stedelijk vervoer, De Lijn. Ook de niet commercie¨le sector
omvat verschillende subcommissies, exclusief voor
Vlaanderen. Deze lijst is helemaal niet uitputtend. Deze
elementen bewijzen de soepelheid van het systeem, dat
zo kan inspelen op de verwachtingen van de enen en de
anderen en rekening kan houden met de economisch
meest territoriale kenmerken.
Dit bestaand federaal kader maakt het mogelijk om
collectieve arbeidsovereenkomsten af te sluiten op elk
niveau, inclusief voor het Vlaams Gewest. De sociale
partners moeten binnen een bepaald paritair comite´
overeenkomsten per onderwerp, lees per streek, afslui-
ten. Het meest typisch voorbeeld terzake is dat van de
metallurgie.
Ik zou u aandacht willen vestigen op werken van de
Nationale Arbeidsraad betreffende de regionale collec-
tieve arbeidsovereenkomsten. Ik stel voor om deze on-
middellijk mee te delen. Ik ben zo vrij om op mijn beurt
erop te wijzen - en ik herneem de termen die de NAR
gebruikt - dat de organisatie die voortvloeit uit de wet van
5 december 1968, een gei¨ntegreerd geheel vormt en dat
de hie¨rarchie van de bronnen, bepaald in artikel 51, wil
vermijden dat er uiteenlopende en tegengestelde beslis-
singen worden genomen binnen eenzelfde activiteitstak,
wat aanleiding zou geven tot spanningen die nadelig zijn
voor het algemeen belang. De coherentie moet worden
gevrijwaard en bevoorrecht.
HA 50
COM 104
17
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Laurette Onkelinx
Op het ogenblik waarop we aan een sociaal Europa
bouwen, kan en mag het sociaal recht niet het onderwerp
van een fragmentatie vormen, te meer daar dergelijke
fragmentering een ree¨el gevaar is voor de economische
en monetaire unie van ons land. De invoering van een
systeem van regionaal collectief overleg, naast het be-
staande systeem, zou een bron van conflicten vormen, te
meer daar er geen hie¨rarchie is tussen federale, com-
munautaire en regionale bronnen. De afwezigheid van
hie¨rarchie zou onvermijdelijk leiden tot het probleem van
de conflicten tussen normen die in het kader van het
collectief overleg zouden worden uitgewerkt.
De wet van 5 december 1968 valt onder de harde kern
van het arbeidsrecht. Het gaat om een domein dat de wet
van 8 augustus 1988 houdende de institutionele hervor-
mingen uitdrukkelijk en exclusief aan het nationaal ni-
veau wou voorbehouden om de economische en mone-
taire unie van het land te vrijwaren, wat betekent dat de
invoering van het regionaal kader met bevoegdheden
inzake arbeidsrecht een wijziging impliceert van de wet
houdende de institutionele hervormingen, die een bijzon-
dere meerderheid vereist.
Bij de goedkeuring van de wet van 5 december 1968,
heeft de wetgever de werknemers- of werkgeversorgani-
satie geen deel van zijn bevoegdheden ontnomen of
toegekend, maar gaf hij deze organisatie een wettelijk
kader waarin het collectief overleg past.
Een woordje over de kwestie van de opleiding en de
kinderopvang die ontegensprekelijk onder de bevoegd-
heid van de Gemeenschappen ressorteren. In dit do-
mein, net als in andere domeinen, paste de federale
wetgever zich aan om de deelregeringen te betrekken bij
het proces van sociaal overleg dat in het federaal kader
ontstaan is. De wet van 19 juli 1983 betreffende indus-
trie¨le leercontracten werd gemaakt om de samenwerking
tussen federale en regionale besturen te organiseren. Zo
zetelen vertegenwoordigers van de communautaire mi-
nisters van Onderwijs van rechtswege in het federaal
paritair comite´ voor leercontracten. De voorwaarden in-
zake loon en arbeid van de leerjongens worden zo
samen met de leercontractprogramma's onderhandeld in
aanwezigheid van de sociale partners en van de verte-
genwoordigers van de Gemeenschappen. Dergelijk
samenwerkingsmodel is een spoor dat ik in de toekomst
ook inzake tewerkstelling volg.
U begreep ongetwijfeld dat het institutioneel kader en de
instrumenten die werden ingevoerd voor de aanvaarding
van CAO's, die op de realiteit van het terrein en de
verwachtingen van de sociale partners inspelen, volgens
mij geschikt zijn voor de huidige situatie. Het spreekt
vanzelf dat ik steeds te vinden ben voor een dialoog om
het zo mogelijk te maken de juridische argumenten van
mijn collega's en de eventuele moeilijkheden die ze
hebben bij de toepassing van het bestaande mecha-
nisme te onderzoeken.
De heer Danny Pieters (VU&ID) : Mevrouw de minister,
u heeft een lang antwoord gegeven.
Wat de vragen betreft, heeft u zich echter beperkt tot te
zeggen dat CAO's behoren tot de kern van het arbeids-
recht, dat het arbeidsrecht tot de bevoegdheid van de
federatie behoort en dus valt alles wat door CAO's
geregeld wordt onder de bevoegdheid van de federatie.
Dit snijdt geen hout. Dit zou betekenen dat u door het
sluiten van CAO's de federale bevoegdheid kan uitbrei-
den naar domeinen waar u als wetgever niet bevoegd
bent. Wellicht vindt u dat u de bevoegdheid hebt om die
CAO's dan ook nog algemeen verbindend te verklaren.
Dus, u aanvaardt dat men met een CAO meer kan dan
wat de corresponderende parlementaire vergadering zou
kunnen doen. Dat moet u mij toch eens uitleggen. Het
Federaal Parlement kan niet legifereren inzake opleiding
maar een CAO kan wel federaal gesloten worden om
opleiding te regelen. Het spijt mij, maar een juridische
logica is daar toch ver zoek.
Daarom, en ook om de partners in de regering kleur te
laten bekennen, zal ik een motie van aanbeveling indie-
nen.
- Voorzitter : de heer Jean-Marc Delize´e
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mevrouw
de minister, reeds in 1987 hebben wij CAO's gesloten
wat de opvoedingsinstellingen, de gehandicapten en de
bijzondere jeugdzorg betreft, maar wij hebben dat inder-
daad binnen het paritair comite´ gedaan. Men heeft daar
de keuze tussen, onder meer, autonome en niet-
autonome subcomite´s.
Er bestond een niet-autonoom subcomite´ wat de
opvoedingsinstellingen betrof en wij hebben sinds 1987
CAO's gesloten voor de Vlaamse Gemeenschap. Onze
Franstalige collega's hebben dat op hun beurt gedaan. In
het bestaande systeem van sociaal overleg weerhoudt
niemand de sociale partners ervan om CAO's te sluiten.
Het gaat alleen over de algemeen bindend verklaring. Dit
is inderdaad een belangrijke zaak. Het is altijd zo ge-
weest dat, wanneer er een CAO binnen de structuren
gesloten werd, de minister de algemeen bindend verkla-
ring heeft geregeld. In die zin ga ik akkoord met de
redenering van mevrouw de minister dat het inderdaad
kan. Alleen is de vraag wie het wil doen. Ik heb de indruk
dat de vakbonden het niet op Vlaams niveau willen doen
en ook de werkgevers niet omdat het VBO niet vertegen-
woordigd is. De grote vrees is dat, als we daarmee verder
gaan, er een volledig nieuwe structuur komt, met paritaire
comite´s voor sectorale onderhandelingen, met een be-
paalde werkgeversorganisatie die niet federaal erkend is.
Hierdoor zou dus een eigen structuur ontstaan, en daar
moeten we over nadenken.
Voor mij het debat niet gesloten maar, tot nader order,
heeft de heer Landuyt mij nog niet overtuigd.
18
HA 50
COM 104
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De heer Danny Pieters (VU&ID) : Ik zou toch willen het
onderscheid maken. Zowel in het voorbeeld van de
minister als in dat van de heer Wauters gaat het over
loon- en arbeidsvoorwaarden voor een bepaalde sector.
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Ook voor
opleiding !
De heer Danny Pieters (VU&ID) : Wat mevrouw Onke-
linx gezegd heeft gaat over loon- en arbeidsvoorwaarden
voor de leerjongens.
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Maar in mijn
sectoren ging het ook voor opleiding.
De heer Danny Pieters (VU&ID) : Omdat men e´e´n keer
gezondigd heeft moet men niet blijven zondigen. Ik stel
vast dat, als een Vlaams minister probeert om orde op
zaken te zetten, de regering op federaal vlak een andere
taal spreekt dan op Vlaams vlak. Ik wil de mensen erop
attent maken dat ze op Vlaams vlak misschien een
probleem aan het cree¨ren zijn.
Mme Laurette Onkelinx, ministre : Je confirme que dans
la commission paritaire 212, des conventions collectives
ont e´te´ re´alise´es par les partenaires sociaux sur la
formation, par exemple. Toute une se´rie de conventions
sont conclues entre partenaires sociaux flamands mais
dans le cadre du syste`me fe´de´ral. Ce que l'on veut e´viter,
c'est un conflit de normes et un de´tricotage de la concer-
tation sociale. Cela dit, je re´pe`te que je suis ouverte aux
arguments de mes colle`gues et a` la possibilite´ de modi-
fier, de moduler le syste`me fe´de´ral pour le rendre plus
ope´rationnel s'il existe des proble`mes sur le terrain. Mais
on me dit qu'il n'y en a pas !
M. Danny Pieters (VU&ID) : Le proble`me, madame la
ministre, c'est que vous ne suivez pas la Constitution.
Mme Laurette Onkelinx, ministre : Je pense que vous
n'avez pas raison. Il faudrait relire les lois institutionnel-
les, celle de 1988 notamment, ce serait plus inte´ressant.
De voorzitter : Tot besluit van deze bespreking werden
volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion, des motions ont e´te´
de´pose´es.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer
Danny Pieters en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellatie van de heer Danny
Pieters
en het antwoord van de vice-eerste minister en minister
van Werkgelegenheid, beveelt de regering aan
- duidelijkheid te verschaffen aan alle betrokkenen, in-
zonderheid de overheden evenals de vakorganisaties
van werknemers en werkgevers, dat collectieve afspra-
ken tussen de sociale partners inzake gemeenschaps-
en gewestmateries als daar zijn vorming, opleiding, kin-
deropvang of mobiliteit, niet langer beheerst worden door
de federale CAO-wet van 1968, eens een daartoe te
cree¨ren decretaal kader tot stand gekomen is;
- zich te onthouden van elk initiatief, en meer bepaald van
elke algemeen verbindende verklaring, waarbij aan af-
spraken tussen de sociale partners over de genoemde
gemeenschaps- en gewestmateries rechtsgevolgen zou-
den worden gehecht zonder dat deze afspraken voldoen
aan
de
vereisten
daartoe
gesteld
door
de
gemeenschaps- of gewestwetgever;
- onmiddellijk positief mee te werken aan de omzetting
van de federale bevoegdheidsverdeling in de regeling
van de arbeidsvoorwaarden, met name door een wets-
ontwerp neer te leggen, waarbij gemeenschaps- of
gewestmateries uitdrukkelijk uitgesloten worden van de
werkingssfeer van de federale CAO-wet van 1968.
Une motion de recommandation a e´te´ de´pose´e par
M. Danny Pieters et est libelle´e comme suit :
La Chambre, ayant entendu l'interpellation de M. Danny
Pieters
et la re´ponse de la vice-premie`re ministre et ministre de
l'Emploi, recommande au gouvernement :
- de pre´ciser clairement, a` l'intention de tous les inte´res-
se´s, et plus particulie`rement des pouvoirs publics ainsi
que des organisations syndicales de travailleurs et des
organisations patronales, que les accords collectifs
conclus entre les interlocuteurs sociaux concernant des
matie`res communautaires et re´gionales, tels la forma-
tion, l'accueil d'enfants ou la mobilite´, cesseront d'e^tre
re´gis par la loi fe´de´rale de 1968 relative aux CCT de`s
qu'un cadre de´cre´tal aura e´te´ cre´e´ en la matie`re;
- de s'abstenir de toute initiative, et plus particulie`rement
de toute de´claration ge´ne´ralement obligatoire, en vertu
de laquelle des concessions juridiques peuvent re´sulter
d'accords entre les interlocuteurs sociaux sur les matie`-
res communautaires et re´gionales pre´cite´es sans qu'ils
satisfassent aux conditions de´finies a` cet effet par le
le´gislateur communautaire ou re´gional;
- de coope´rer positivement, sans de´lai, a` la mise en
oeuvre de la re´partition des compe´tences fe´de´rales dans
le cadre de la re´glementation relative aux conditions de
travail, en de´posant un projet de loi excluant explicite-
ment les matie`res communautaires ou re´gionales du
champ d'application de la loi fe´de´rale de 1968 sur les
CCT.
HA 50
COM 104
19
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Laurette Onkelinx
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw
Maggy Yerna en de heren Jean-Marc Delize´e, Filip
Anthuenis, Joos Wauters en Hans Bonte.
Une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par Mme
Maggy Yerna et MM. Jean-Marc Delize´e, Filip Anthuenis,
Joos Wauters et Hans Bonte.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
Mondelinge vraag van de heer Joos Wauters aan de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegen-
heid over
de controle van zieke werknemers
(nr. 897)
Question orale de M. Joos Wauters a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
le contro^le des
travailleurs malades
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, de controle van werkne-
mers is altijd een delicaat punt geweest. Controleartsen
werden door de werknemers dikwijls aanzien als een
verlengstuk van de werkgevers. Hierover zijn er vele
juridische betwistingen geweest, maar vooral ook over
het gewaarborgd loon en of dit al dan niet moest worden
uitbetaald.
Nog tijdens de vorige legislatuur werd er rond dit onder-
werp een wet goedgekeurd, die op 13 juni 1999 versche-
nen in het Belgisch Staatsblad. Deze wet regelt een
aantal procedures voor het oplossen van geschillen. Er
wordt in bepaald wie arts-scheidsrechter kan zijn en
welke de voorwaarden zijn om te worden toegelaten als
controlearts. Dit werd goed geregeld. Een controlearts
moet 5 jaar ervaring hebben opgedaan als huisarts en hij
moet bij de behandeling een verklaring van onafhanke-
lijkheid tekenen. Er werd een opvolgingscommissie op-
gericht er werd een geschillenregeling uitgewerkt, meer
in het bijzonder in verband met het gewaarborgd loon,
zodat daar op zijn minst duidelijkheid over bestaat.
Naar mijn weten, mevrouw de minister, is er, hoewel het
om een goede wetgeving gaat, nog geen koninklijk
besluit verschenen dat de inwerkingtreding van de wet
regelt. Ik verontschuldig mij bij voorbaat indien ik mij
hierbij vergis, maar wij hebben een tekort aan universi-
taire medewerkers - wij zijn volop bezig met de proce-
dure - en ik probeer alles goed op te volgen.
Toch wil ik u vragen welke de redenen zijn voor het
uitblijven van genoemd koninklijk besluit en wanneer u de
uitvoering van de wet via het koninklijk besluit verwacht.
Mme Laurette Onkelinx, ministre : Monsieur le pre´si-
dent, chers colle`gues, en fait il n'y aura pas un arre^te´
royal, mais deux. L'administration de l'hygie`ne et de la
me´decine du travail de mon de´partement travaillait,
comme j'ai de´ja` eu l'occasion de le dire lors d'une
re´ponse a` Mme D'Hondt, sur deux projets en exe´cution
de la loi du 13 juin 1999 relative a` la me´decine de
contro^le. Ce service a finalise´ les projets.
Un arre^te´ royal e´tablit la commission de suivi de la
me´decine de contro^le compose´e par les partenaires
sociaux et des repre´sentants des me´decins. Cette com-
mission va enregistrer les me´decins arbitres et elle
pourra suspendre, voire rayer, les me´decins arbitres de
la liste.
Un second arre^te´ royal relatif aux conditions d'arbitrage
fixera notamment l'inde´pendance du me´decin arbitre par
rapport a` l'employeur et au travailleur.
Le Conseil national du travail va e^tre saisi sous quinzaine
de ces deux projets. Et je ne manquerai pas de vous tenir
au courant de la suite qui leur aura e´te´ re´serve´e.
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mevrouw
de minister, ik ben tevreden met het antwoord. Het
koninklijk besluit zal worden gepubliceerd en de wet
uitgevoerd. Indien de publicatie van het koninklijk besluit
uitblijft zal ik mijn vraag opnieuw stellen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Joos Wauters aan de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegen-
heid over
de kankerverwekkende stoffen op de
werkvloer
(nr. 898)
Question orale de M. Joos Wauters a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
les poussie`res
cance´rige`nes sur les lieux de travail
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, ook tijdens de vorige
legislatuur werd hier veel gewerkt rond kankerverwek-
kende stoffen in het arbeidsproces. Ik heb toen een
wetsvoorstel ingediend. Er is toen vanuit verschillende
hoeken druk uitgeoefend om maatregelen te nemen om
tot een aanpassing van de wetgeving te komen.
Mevrouw Smet, uw voorgangster, heeft toen nieuwe
maatregelen genomen, die werden gepubliceerd in een
koninklijk besluit dat een goede definitie van kankerver-
wekkende stoffen, een bepaling van de grenswaarden en
een uitgebreide lijst van kankerverwekkende stoffen be-
vatte. Merkwaardig is dat men zich, zoals in mijn wets-
voorstel, voor de lijst terecht baseerde op de IARC-lijst.
20
HA 50
COM 104
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Joos Wauters
Die lijst is duidelijk wetenschappelijk onderbouwd, maar
in het koninklijk besluit zegt men dat dit nog op het terrein
bewezen moet worden. Het Comite´ zelf moet nog na-
gaan of de betrokken stoffen wel kankerverwekkend zijn,
hoewel de lijst stelt dat ze kankerverwekkend zijn. Het
lijkt mij niet logisch dat de beslissing ligt op het vlak van
de onderneming. We baseren ons immers op een inter-
nationale wetenschappelijke lijst.
Welk is dus uw standpunt over de IARC-lijst en de
automatische erkenning als kankerverwekkende stof-
fen ?
In welke maatregelen voorziet u om deze lijst in de
wetgeving te integreren ?
Mme Laurette Onkelinx, ministre : Monsieur le pre´si-
dent, je suis bien embe^te´e par rapport a` la question de
M. Wauters. Certes, j'ai une re´ponse, qui explique ou
justifie plus la situation qu'autre chose, mais vous la
connaissez bien. Par contre, ce que vous exposez, c'est
une critique du syste`me par rapport a` un double contro^le
ou a` une double justification par rapport aux e´le´ments
cance´rige`nes.
Bref, je pre´fe´rerais re´fle´chir un petit peu a` la question
pluto^t que de vous de re´pondre simplement en mettant le
proble`me de co^te´ et en vous expliquant que tout va bien.
Les arguments qui viennent d'e^tre de´veloppe´s me´ritent
tre`s certainement que l'on puisse y revenir a` l'occasion
d'une autre se´ance. J'aimerais qu'on me donne la pos-
sibilite´ d'encore y re´fle´chir.
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Ik ga ermee
akkoord om deze vraag opnieuw in te dienen en uw
antwoord dan te krijgen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 16.55 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 16.55 heures.
HA 50
COM 104
21
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000