B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
V
OLKSGEZONDHEID
,
HET
L
EEFMILIEU
EN DE
M
AATSCHAPPELIJKE HERNIEUWING
COMMISSION DE LA
S
ANTÉ PUBLIQUE
,
DE L
'E
NVIRONNEMENT
ET DU
R
ENOUVEAU DE LA
S
OCIÉTÉ
VAN
DU
01-02-2000
01-02-2000
HA 50
COM 103
HA 50
COM 103
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 103
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 1 februari 2000
COMMISSIE VOOR DE VOLKSGEZONDHEID, HET
LEEFMILIEU
EN
DE
MAATSCHAPPELIJKE
HERNIEUWING
-
COM 103
Mondelinge vraag van de heer Bruno Van Grootenbrulle
aan de minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu over
de toekenning van het Belgische
biologische label
(nr. 789)
5
sprekers : Bruno Van Grootenbrulle, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu
Mondelinge vraag van mevrouw Maggy Yerna aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de opheffing van de bekendmaking in het
Belgisch Staatsblad van het koninklijk besluit van
24 juni 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van
2 december 1982 tot vastlegging van de bijzondere
erkenningsnormen van rust- en verzorgingstehuizen
(nr. 827)
6
sprekers : Maggy Yerna, Magda Aelvoet, minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
Mondelinge vraag van de heer Koen Bultinck aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
bijkomende ziekenhuisinfecties (nr. 844)
7
sprekers : Koen Bultinck, Magda Aelvoet, minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmi-
lieu
Samengevoegde mondelinge vragen van :
-
de
heer
Jo
Vandeurzen
aan
de
minister
van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over
de invoering van een foutloze aansprakelijkheid voor
artsen
(nr. 840)
- mevrouw Miche`le Gilkinet aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over
het fonds voor de vergoeding van medische fouten
(nr. 932)
9
sprekers : Jo Vandeurzen, Miche`le Gilkinet, Magda
Aelvoet
, minister van Consumentenzaken, Volksge-
zondheid en Leefmilieu
Mondelinge vraag van mevrouw Yolande Avontroodt aan
de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de erkenningsnormen van de CT-
scanners buiten een ziekenhuis
(nr. 911)
13
sprekers : Yolande Avontroodt, Magda Aelvoet, mi-
nister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu
Mondelinge vraag van mevrouw Els Van Weert aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Sommaire
Mardi 1 fe´vrier 2000
COMMISSION
DE
LA
SANTE
´
PUBLIQUE,
DE
L'ENVIRONNEMENT ET DU RENOUVEAU DE LA
SOCIE
´ TE´ - COM 103
Question orale de M. Bruno Van Grootenbrulle a` la
ministre de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement sur
l'octroi du label bio-
logique belge
(n° 789)
5
orateurs : Bruno Van Grootenbrulle, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation, de la
Sante´ publique et de l'Environnement
Question orale de Mme Maggy Yerna a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
la suspension de la publication au
Moniteur belge de l'arre^te´ royal du 24 juin 1999 modifiant
l'arre^te´ royal du 2 de´cembre 1982 fixant les normes pour
l'agre´ment spe´cial des maisons de repos et de soins
(n° 827)
6
orateurs : Maggy Yerna, Magda Aelvoet, ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et
de l'Environnement
Question orale de M. Koen Bultinck a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement
sur
les infections nosocomiales
(n° 844)
7
orateurs : Koen Bultinck, Magda Aelvoet, ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement
Questions orales jointes de :
- M. Jo Vandeurzen a` la ministre de la Protection de la
consommation,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement sur
l'instauration d'une responsabilite´
sans faute pour les me´decins
(n° 840)
- Mme Miche`le Gilkinet a` la ministre de la Protection de la
consommation,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement sur
le Fonds d'indemnisation pour les
erreurs me´dicales
(n° 932)
9
orateurs : Jo Vandeurzen, Miche`le Gilkinet, Magda
Aelvoet
, ministre de la Protection de la consommation,
de la Sante´ publique et de l'Environnement
Question orale de Mme Yolande Avontroodt a` la ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement sur
les normes d'agre´ment des
tomographes axiaux transverses en dehors d'un ho^pital
(n° 911)
13
orateurs : Yolande Avontroodt, Magda Aelvoet, mini-
stre de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement
Question orale de Mme Els Van Weert a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
HA 50
COM 103
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Leefmilieu over
de inwerkingtreding van de wet van
11 januari 1999 over de exploitatie van zonnecentra
(nr. 912)
14
sprekers : Els Van Weert, Magda Aelvoet, minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
Mondelinge vraag van mevrouw Miche`le Gilkinet aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de objectieve informatie over geneesmid-
delen
(nr. 933)
16
sprekers : Miche`le Gilkinet, Magda Aelvoet, minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmi-
lieu
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- mevrouw Yolande Avontroodt aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over
het toekennen van kortingen op de prijs van geneesmid-
delen
(nr. 890)
- mevrouw Annemie Van de Casteele aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over
de ristorno's op geneesmiddelen (nr. 934)
17
sprekers : Yolande Avontroodt, Annemie Van de Cas-
teele
, Magda Aelvoet, minister van Consumenten-
zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
Mondelinge vraag van de heer Servais Verherstraeten aan
de vice-eerste minister en minister van Begroting, Maat-
schappelijke Integratie en Sociale Economie over
de
voorschotten verleend door het OCMW bij niet-betaling
van onderhoudsgeld
(nr. 853)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu)
20
sprekers : Servais Verherstraeten, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
over
de arbeidsomstandigheden van GSO's en
apothekers-klinisch biologen in opleiding
(nr. 829)
21
sprekers : Luc Goutry, Magda Aelvoet, minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
l'Environnement sur
l'entre´e en vigueur de la loi du
11 janvier 1999 sur l'exploitation des centres de bronzage
(n° 912)
14
orateurs : Els Van Weert, Magda Aelvoet, ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement
Question orale de Mme Miche`le Gilkinet a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
l'information objective sur les me´di-
caments
(n° 933)
16
orateurs : Miche`le Gilkinet, Magda Aelvoet, ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement
Questions orales jointes de :
- Mme Yolande Avontroodt a` la ministre de la Protection de
la
consommation,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement sur
l'octroi des re´ductions sur le prix des
me´dicaments
(n° 890)
- Mme Annemie Van de Casteele a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement et sur
les ristournes sur les me´dica-
ments
(n° 934)
17
orateurs : Yolande Avontroodt, Annemie Van de Cas-
teele
, Magda Aelvoet, ministre de la Protection de la
consommation,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement
Question orale de M. Servais Verherstraeten au vice-
premier ministre et ministre du Budget, de l'Inte´gration
sociale et de l'E
´ conomie sociale sur
les avances accor-
de´es par les CPAS en cas de non-paiement des pensions
alimentaires
(n° 853)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par la ministre de la Protection
de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement)
20
orateurs : Servais Verherstraeten, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation, de la
Sante´ publique et de l'Environnement
Question orale de M. Luc Goutry a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
les conditions de travail des me´de-
cins spe´cialistes en formation et des pharmaciens en
biologie clinique en formation
(n° 829)
21
orateurs : Luc Goutry, Magda Aelvoet, ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et
de l'Environnement
4
HA 50
COM 103
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE LA SANTE´ PUBLIQUE,
DE L'ENVIRONNEMENT
ET DU RENOUVEAU DE LA SOCIE´TE´
COMMISSIE VOOR DE VOLKSGEZONDHEID,
HET LEEFMILIEU
EN DE MAATSCHAPPELIJKE HERNIEUWING
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 1 FE
´ VRIER 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 1 FEBRUARI 2000
De vergadering wordt geopend om 14.10 uur door me-
vrouw Yolande Avontroodt, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 14.10 heures par Mme Yolande
Avontroodt
, pre´sidente.
Question orale de M. Bruno Van Grootenbrulle a` la
ministre de la Protection de la consommation, de la
Sante´ publique et de l'Environnement sur
l'octroi du
label biologique belge
(n° 789)b>
Mondelinge vraag van de heer Bruno Van Grooten-
brulle aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over
de toekenning
van het Belgische biologische label
(nr. 789)
M. Bruno Van Grootenbrulle (PS) : Madame la pre´si-
dente, madame la ministre, chers colle`gues, la crise de la
dioxine a donne´ une se´rieuse impulsion a` la vente des
produits
bio.
Le secteur biologique est re´gi par un re`glement europe´en
et par un arre^te´ royal. Pour qu'un produit puisse obtenir le
label officiel belge
biogarantie, il doit re´pondre a` des
normes tre`s strictes.
En outre, l'usage abusif de l'adjectif
biologique est
formellement interdit; c'est sur ce dernier point que l'on
peut s'interroger. On ne compte plus, en effet, les gran-
des surfaces proposant des rayons bio dans lesquels
sont vendus des produits provenant de pays hors Union
europe´enne et portant un sigle
bio.
Mme la ministre peut-elle pre´ciser comment est appre´cie´
le respect des normes dans ce dernier cas ?
Par ailleurs, toujours a` la lumie`re de la crise de la dioxine,
ne serait-il pas opportun de re´fle´chir a` une rede´finition
des proce´dures d'octroi du label
biogarantie, et plus
encore, de mettre en oeuvre une proce´dure renforce´e de
contro^le de l'utilisation abusive du terme
bio ?
Mme Magda Aelvoet, ministre : Madame la pre´sidente,
chers colle`gues, en effet, le label
biogarantie est un
label prive´ appartenant a` un groupe d'associations belge
du secteur biologique.
Ne´anmoins, ce label contient des de´rive´s bio qui sugge`-
rent a` l'acheteur que le produit ainsi marque´ ou ses
ingre´dients ainsi marque´s ont e´te´ obtenus suivant le
mode de production biologique. Tout produit e´tiquete´
biogarantie respecte donc les normes officielles inscri-
tes dans le re`glement europe´en (2092/91) du conseil du
24/06/1991 concernant le mode de production biologique
de produits agricoles et sa pre´sentation sur les produits
agricoles et alimentaires.
La qualite´
bio d'un produit importe´ hors de l'Union
europe´enne n'est autorise´e que lorsqu'une e´quivalence
des normes a e´te´ e´tablie tant en termes de production
qu'en termes d'inspections ne´cessaires. Cette e´quiva-
lence est normalement atteste´e soit sous l'autorite´ des
services de la Commission europe´enne, soit sous l'auto-
rite´ de l'Etat membre importateur.
Face a` la croissance continue des importations a` laquelle
vous faites allusion, une modification du re`glement euro-
pe´en sera biento^t finalise´e, car on se rend bien compte
que, vu l'ampleur des importations, la ne´cessite´ d'avoir
un contro^le plus serre´ est tout a` fait indique´e. Cette
modification vise un contro^le syste´matique des autorite´s
douanie`res lors de toute entre´e dans l'Union europe´enne
de produits e´tiquete´s biologiques. La qualite´ des produits
agricoles de type biologique jouit d'une re´putation bien
e´tablie aupre`s des consommateurs et l'on ne peut pas
laisser persister des situations qui sont dues d'une part a`
la crise qui fait que plus de gens sont porte´s a` essayer
des produits biologiques et d'autre part au fait que de
nombreux exportateurs jouent sur le manque de contro^-
les serre´s a` l'heure actuelle e´tant donne´ qu'il y a une
augmentation tre`s rapide des importations.
L'accroissement conside´rable du nombre d'ope´rateurs
en agriculture biologique, que ce soit des producteurs,
des transformateurs ou des importateurs, cre´e par l'at-
HA 50
COM 103
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
trait de gains faciles un risque supple´mentaire de fraude
et de non conformite´. En ce moment c'est toujours le
ministe`re des classes moyennes et de l'agriculture qui
est responsable en la matie`re et qui veut absolument
renforcer les mesures obligatoires inscrites au plan de
contro^le a` charge des deux organismes belges charge´s
de la certification des produits biologiques. Ces deux
organismes de certification sont des organismes prive´s
qui ont e´te´ agre´e´s spe´cialement pas le ministre de
l'agriculture et des classes moyennes pour le contro^le
des produits biologiques. Tous les frais rencontre´s par
ces organismes sont couverts a` cent pour cent par les
cotisations obligatoires des ope´rateurs en agriculture
biologique.
J'ai bien entendu re´pondu, en accord avec mon colle`gue
compe´tent pour l'agriculture, e´tant donne´ qu'en ce mo-
ment cette compe´tence lui est inte´gralement attribue´e.
Mais je pense que la re´ponse est claire : on travaille a`
une re´glementation plus stricte sur le plan europe´en pour
que la Commission europe´enne puisse davantage assu-
rer les contro^les douaniers.
M. Bruno Van Grootenbrulle (PS) : Madame la pre´si-
dente, je remercie la ministre pour la re´ponse qu'elle
vient de nous communiquer.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Question orale de Mme Maggy Yerna a` la ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publi-
que et de l'Environnement sur
la suspension de la
publication au Moniteur belge de l'arre^te´ royal du
24 juin 1999 modifiant l'arre^te´ royal du 2 de´cem-
bre 1982 fixant les normes pour l'agre´ment spe´cial
des maisons de repos et de soins
(n° 827)b>
Mondelinge vraag van mevrouw Maggy Yerna aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
de opheffing van de bekendma-
king in het Belgisch Staatsblad van het koninklijk
besluit van 24 juni 1999 tot wijziging van het konink-
lijk besluit van 2 december 1982 tot vastlegging van
de bijzondere erkenningsnormen van rust- en verzor-
gingstehuizen
(nr. 827)
Mme Maggy Yerna (PS) : Madame la pre´sidente, ma-
dame la ministre, sa Majeste´ le Roi a signe´, le 24 juin
dernier, l'arre^te´ royal modifiant l'arre^te´ royal du 2 de´cem-
bre 1982 fixant les normes pour l'agre´ment spe´cial des
maisons de repos et de soins sur proposition du ministre
des Affaires sociales et du ministre charge´ de la Sante´
publique.
Cet arre^te´ royal a un double objectif : d'une part, renfor-
cer les normes d'agre´ment des maisons de repos et de
soins et d'autre part, arre^ter les normes d'agre´ment des
centres de soins de jour.
Les dispositions relatives aux maisons de repos et de
soins font suite a` un avis du Conseil national des
e´tablissements de soins apre`s un long travail pre´para-
toire re´alise´ par son groupe de travail permanent
Mai-
son de repos et de soins
. Le renforcement des normes
d'agre´ment des maisons de repos et de soins e´tait
d'autant plus ne´cessaire que le nombre de lits de mai-
sons de repos et de soins va augmenter de 25 000 entre
1998 et 2002, suite au processus de requalification et
que les Re´gions et Communaute´s ont, de leur co^te´,
renforce´ leurs dispositifs re´glementaires en matie`re de
maisons de repos.
Ce renforcement e´tait d'autant plus ne´cessaire qu'une
des conse´quences normales du processus de requalifi-
cation est d'ouvrir largement le secteur des maisons de
repos et de soins au secteur commercial. Il s'agissait
aussi de renforcer la coordination me´dicale au sein des
maisons de repos et de soins, sachant que le libre choix
du me´decin traitant pour le re´sident a pour conse´quence
une tre`s grande diversite´ des attitudes the´rapeutiques
difficilement ge´rable par le personnel de soins de l'e´ta-
blissement.
Quant aux dispositions relatives aux centres de soins de
jour, elles re´sultent du travail re´alise´ par l'Etat fe´de´ral et
les Re´gions et Communaute´s au sein de la Confe´rence
interministe´rielle de la Sante´ publique aboutissant a`
l'avenant n° 2 du 25 mai 1999 au protocole du 9 juin
1997, conclu entre le gouvernement fe´de´ral et les Re´-
gions et Communaute´s concernant la politique de la
sante´ a` mener a` l'e´gard des personnes a^ge´es. Il s'agis-
sait de favoriser le de´veloppement de centres de soins
de jour en tant que soutien au maintien a` domicile et
alternative a` l'he´bergement. Le Conseil des ministres
avait marque´ son accord en date du 12 fe´vrier 1999.
Une circulaire ministe´rielle date´e du 7 juillet 1999 du
ministre charge´ de la Sante´ publique et du ministre des
Affaires sociales de´crivait le dispositif mis en place.
L'arre^te´ royal du 13 juin 1999 (Moniteur belge du 20 juillet
1999) a donne´ les bases au remboursement par l'INAMI
des soins en centres de soins de jour. Un budget de 315
millions est disponible a` l'INAMI a` cette fin pour l'anne´e
2000.
Il semble que Mme la ministre ait donne´ ordre a` son
administration de suspendre la publication au Moniteur
belge de cet arre^te´ royal du 24 juin 1999, ledit arre^te´ royal
e´tant probablement remplace´ par un autre.
Madame la ministre, pourriez-vous :
6
HA 50
COM 103
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Maggy Yerna
1. me donner les raisons qui motivent cette de´cision qui
va, semble-t-il, a` l'encontre du principe fondamental de
continuite´ des affaires;
2. me faire part de vos intentions en matie`re de normes
d'agre´ment des maisons de repos et de soins et des
centres de soins de jour, l'urgence en la matie`re e´tant
re´elle puisque l'INAMI ne pourra intervenir dans le finan-
cement des soins que dans les centres de soins de jour
agre´e´s par les Re´gions et Communaute´s sur la base de
l'arre^te´ royal en question et que prendre un nouvel arre^te´
royal prendra certainement de nombreux mois.
Mme Magda Aelvoet, ministre : Madame la pre´sidente,
chers colle`gues, tout d'abord, la raison de la non publi-
cation de cet arre^te´ royal, qui de fait e´tait signe´, re´side
dans la situation dans laquelle je me suis trouve´e tre`s
rapidement apre`s la prise de fonction au mois de juillet.
En effet, les communaute´s et re´gions concerne´es ont fait
savoir qu'en ce qui concernait les maisons de repos et de
soins, il e´tait impossible de mettre l'arre^te´ a` exe´cution a`
court terme, en particulier au niveau des normes archi-
tecturales et de celles relatives au personnel, car les
moyens ne´cessaires au respect de celles-ci e´taient in-
suffisants. Ce qui s'est produit, c'est que l'on avait fixe´
des normes sans pre´voir en temps utile les moyens,
financiers et autres, pour exe´cuter correctement cet
arre^te´. Je conviens avec vous que c'est une situation qui
ne peut durer. Nous avons donc travaille´ a` la re´solution
de ces proble`mes en organisant des re´unions de travail
avec toutes les re´gions et communaute´s concerne´es. Le
26 janvier dernier, une re´union a eu lieu en mon cabinet
avec les associations des MRS. Une autre re´union est
e´galement pre´vue avec les organisations de travailleurs.
Toutes les autorite´s concerne´es seront informe´es des
re´sultats de ces deux re´unions, et des normes d'agre´-
ment seront teste´es sur cette base.
A court terme - dans les semaines qui viennent -, l'arre^te´
royal modifiant l'arre^te´ du 10 de´cembre 1982 qui fixait les
normes d'agre´ment spe´ciales des maisons de repos et
de soins sera publie´ dans une version non-adapte´e,
conjointement a` un arre^te´ royal visant a` en diffe´rer
l'entre´e en vigueur. Celle-ci a e´te´ reporte´e au 1er janvier
2000 pour les centres de soins de jour, et au 1er octobre
2000 pour les maisons de repos et de soins. Dans le
budget 2000, les moyens financiers ne´cessaires pour
payer le personnel ont e´te´ pre´vus a` partir de ces me^mes
dates. La mesure entrera donc en vigueur re´troactive-
ment car il faut l'accord global avant que l'on puisse
publier l'arre^te´ royal.
Me^me si le secteur concerne´ est parfaitement au courant
de cet e´tat de choses, je regrette profonde´ment qu'un
arre^te´ ait e´te´ pris a` un moment ou` les mesures ne´ces-
saires n'e´taient pas de´cide´es et ou` la concertation avec
les re´gions et communaute´s concerne´es n'e´tait pas
e´tablie de fac¸on correcte.
De`s lors, on a du^ e´noncer des de´lais clairs et des
engagements pre´cis vis-a`-vis des secteurs concerne´s
afin de faire face a` une situation qu'on ne peut pas
qualifier d'ide´ale, loin de la`.
Mme Maggy Yerna (PS) : Madame la ministre, je vous
remercie pour votre re´ponse. Je pense qu'il y a eu un
certain nombre de contacts avec le secteur mais on sait
que c'est un secteur difficile avec lequel il vaut mieux
trouver l'unanimite´ et un bon accord. J'ai bien compris
qu'il y aurait en tout cas une espe`ce de moratoire pour
reporter la date d'entre´e en application au 1er octobre
2000, en tout cas en ce qui concerne les normes MRS.
Je m'interroge cependant sur les modifications au niveau
des centres de soins de jour. La`, le financement existe et
il me semblait y avoir moins de proble`mes normatifs.
Mais peut-e^tre mon information n'est-elle pas comple`te ?
Mme Magda Aelvoet, ministre : Les nouvelles normes
ainsi que les moyens financiers pour les centres de soins
de jour entreront en vigueur au 1er janvier. On ne voulait
pas faire les deux choses se´pare´ment.
Mme Maggy Yerna (PS) : Donc, la date du 1er octobre
concerne bien le secteur MRS et pas les centres de soins
de jour.
Mme Magda Aelvoet, ministre : Tout a` fait. Pour les
centres de soins de jour, c'est la date du 1er janvier et,
pour les MRS, c'est le 1er octobre.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van de heer Koen Bultinck aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
bijkomende ziekenhuisinfecties
(nr. 844)
Question orale de M. Koen Bultinck a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement sur
les infections nosocomia-
les
(n° 844)b>
De heer Koen Bultinck (Vlaams Blok) : Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, uit recente cijfers van het
Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid blijkt dat 1
op 10 ziekenhuispatie¨nten een bijkomende infectie op-
loopt.
Het gaat om 50 000 tot 100 000 patie¨nten op jaarbasis.
Ondanks een aantal ingrijpende maatregelen op het
niveau van de ziekenhuizen en van de overheid, is dit
getal de laatste jaren stabiel gebleven.
Het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid is ver-
antwoordelijk voor
HA 50
COM 103
7
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Koen Bultinck
de bewaking van de ziekenhuisinfecties in ons land. Uit
cijfers van dit instituut blijkt dat 1 tot 3% van die
ziekenhuispatie¨nten indirect of direct sterft ten gevolge
van deze bijkomende infectie. Uiteindelijk stellen wij vast
dat dit soort bijkomende infecties vermeden kunnen
worden door een aantal eenvoudige maatregelen.
Die bijkomende ziekenhuisinfecties zorgen eveneens
voor extra kosten voor de ziekteverzekering. Hierbij
circuleren bedragen tussen 4 en 12 miljard. De oorzaken
van die bijkomende ziekenhuisinfecties zijn op drie ni-
veaus gesitueerd.
Het eerste niveau is dat van de patie¨nt zelf, die verzwakt
in het ziekenhuis terechtkomt. De tweede oorzaak moet
worden gezocht bij het ziekenhuis. Hier kan worden
ingegrepen door bijvoorbeeld aanpassingen aan het
ventilatiesysteem. Er zijn nog andere maatregelen mo-
gelijk. In laatste instantie is er het probleem van de
hygie¨ne bij het verplegend en verzorgend personeel.
Het is niet zo dat op het terrein van de ziekenhuisinfecties
nog niets is gebeurd. Er bestaat een wettelijk kader dat
ziekenhuizen sinds een jaar verplicht per duizend bed-
den een dokter-hygie¨nist en per 400 bedden een
verpleegkundige-hygie¨nist te hebben. Door de federale
overheid is in de nodige financiering hiervan voorzien.
Op het Vlaamse niveau verwijs ik naar het kwaliteits-
decreet dat bepaalt dat bijkomende ziekenhuis-infecties
moeten worden geregistreerd.
Het onderzoek daarentegen bevestigt dat de geleverde
inspanningen nog niet volstaan. Vandaar, mevrouw de
minister, dat ik u graag een aantal concrete vragen had
gesteld.
Ten eerste, bent u op de hoogte van de vermelde studie
die in de pers toch enige belangstelling kreeg ?
Ten tweede, kunt u exact zeggen hoeveel deze bijko-
mende infecties aan de ziekteverzekering kosten ? Een
bedrag tussen 4 en 12 miljard is uiteraard een vrij ruime
marge.
Ten derde, weet u of er een relatie bestaat tussen het
voorkomen van bijkomende infecties en het soort zieken-
huis ? Komen bijkomende infecties meer of minder voor
in een academisch, een algemeen of een OCMW-
ziekenhuis ?
Tot slot, bent u plan om in overleg met de ziekenhuizen
een aantal maatregelen te nemen om het voorkomen van
bijkomende infecties te doen dalen ?
Minister
Magda Aelvoet :
Mevrouw
de
voorzitter,
collega's, ik vermoed dat de gegevens gebaseerd zijn op
een artikel in De Morgen van 20 januari. Men heeft een
aantal professoren opgebeld die hun standpunten heb-
ben meegedeeld. Er wordt de indruk gewekt dat het WIV
cijfers ter beschikking heeft inzake een gedetailleerde
registratie. Dit is niet correct. Men heeft vastgesteld dat
een doorgedreven registratie enorm veel tijd en kosten
vergt zonder een meerwaarde op te leveren. Dat is de
reden waarom men van deze methode is afgestapt. Op
dit ogenblik gebruikt men een zeer gedetailleerde studie
van de Center for Disease Control van de Verenigde
Staten waarin een aantal basisgegevens zijn vastgelegd.
Voor ons land wordt de opvolging van deze gegevens die
geen gedetailleerde registraties maar schattingen zijn,
gecoo¨rdineerd door het WIV dat de nationale surveil-
lance van veel voorkomende en hoogrisico-infecties bij-
houdt. Men besteedt aandacht aan 4 categoriee¨n : post
operatieve wondinfecties, bloedbaaninfecties, infecties
veroorzaakt door multiresistente bacterie¨n en sinds 1996
longontsteking en septicemie op intensieve zorg.
Sinds het begin van de jaren '90 werd op internationaal
niveau beslist de registratie van al de ziekenhuisinfecties
niet langer bij te houden omdat men van oordeel was dat
dit enerzijds, geen betrouwbare gegevens opleverde en
anderzijds, te veel tijd en geld kostte. Ik herhaal dat de
schattingen gebaseerd zijn op een grote maar goed
uitgevoerde studie van 1985 van het Center for Disease
Control.
De meest recente cijfers in Belgie¨ werden opgesteld door
een professor van de UCL. Volgens deze professor loopt
5,7% van de patie¨nten een ziekenhuisinfectie op. Dit
percentage komt overeen met 1 op 20 en niet 1 op 10. Dit
verschil wordt veroorzaakt door het gebruik van verschil-
lende definities. Men moet ervoor opletten niet al te snel
alarmerende berichten de wereld in te sturen omdat ze
niet aan de realiteit beantwoorden. Dit betekent dat per
jaar ongeveer 75 000 patie¨nten een ziekenhuisinfectie
oplopen. In dalende lijn zijn de belangrijkste infecties
deze van de urinewegen, post operatieve wondinfecties,
longontsteking en septicemie. Deze infecties vormen
samen ongeveer twee derde van het totaal aantal infec-
ties. Gemiddeld leiden deze infecties tot een verlenging
van de verblijfsduur in het ziekenhuis met 4 dagen. Men
schat dat ongeveer 1% van de patie¨nten overlijdt ten
gevolge van een ziekenhuisinfectie. Bij 3% van de pa-
tie¨nten is de opgelopen ziekenhuisinfectie medeoorzaak
van het overlijden.
Wat het prijskaartje voor de ziekteverzekering betreft,
moet
men
rekening
houden
met
de
gemiddelde
verpleegdagprijs die in Belgie¨ 12 500 frank bedraagt. Als
men dit bedrag vermenigvuldigt met 4, met name het
aantal extra dagen hospitalisatie betekent dit een meer-
prijs van 3,75 miljard frank per jaar. Dit bedrag bestaat
niet alleen uit de verpleegdagprijs maar eveneens uit de
bijkomende onderzoeken, de medicatie en de honoraria.
Dit bedrag houdt geen rekening met de menselijke
kostprijs - hoe kan men deze berekenen ? - en de sociale
kostprijs. Als men met deze factoren rekening houdt,
bedragen de meerkosten al snel 12 miljard frank.
8
HA 50
COM 103
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
Ook op dit vlak zijn geen exacte cijfers gekend. In Belgie¨,
noch elders in Europa beschikt men over die gegevens.
Men is daarvan afgestapt na pogingen die nergens toe
leidden.
Wat het verschil in het voorkomen van ziekenhuis-
infecties in academische ziekenhuizen en in kleinere
ziekenhuizen betreft, moet men in de allereerste plaats
rekening houden met het feit dat het risicoprofiel van
patie¨nten in academische ziekenhuizen hoger ligt dan in
andere. Ingrepen met een hoog risico gebeuren dikwijls
in academische ziekenhuizen. Bij dergelijke ingrepen
vergroot natuurlijk de kans dat een infectie wordt opge-
lopen. Bovendien moeten juist patie¨nten met een hoog
risico zeer invasieve technieken ondergaan waarbij weer
gemakkelijker een infectie optreedt. Zo ziet men ook in
het algemeen dat in de afdeling intensieve zorg vijf keer
meer infecties voorkomen dan in andere afdelingen van
een ziekenhuis.
Ik kom dan bij de maatregelen. Ten eerste, het is niet zo
dat Belgie¨ op dat vlak niets heeft ondernomen, integen-
deel zelfs. Sedert 1988 hebben wij een strenge wetge-
ving inzake ziekenhuishygie¨ne waarin de functies van
onder
meer
geneesheren,
verpleegkundigen
en
ziekenhuishygie¨nisten zijn vastgelegd. Ten tweede, is in
extra financieringsmogelijkheden voorzien voor het aan-
stellen van verpleegkundigen, ziekenhuishygie¨nisten en
geneesheren. Daarvoor is geld uitgetrokken. Ten derde,
wordt sedert de jaren '90 ook echt gewerkt aan nationale
richtlijnen voor infectiepreventie die door de Hoge
Gezondheidsraad worden uitgewerkt. Uiteraard worden
ze ter beschikking gesteld van de ziekenhuizen. Verder
coo¨rdineert het WIV de surveillance van de ziekenhuis-
infecties en de ondersteuning op het terrein in het kader
van de surveillance. Hierbij worden onder andere zieken-
huizen met een infectieprobleem bijgestaan als er hard-
nekkige problemen opduiken. Er bestaan verschillende
nationale en regionale groeperingen van ziekenhuis-
hygie¨nisten die op dat stuk doorgaan.
Zoals vermeld in de vraag kan maximaal een derde van
de ziekenhuisinfecties worden voorkomen. Dat komt
overeen met een kostprijs van 1,25 miljard frank per jaar.
De niet te voorkomen infecties zijn uiteraard te wijten aan
de ziektetoestand van de patie¨nten of zijn het recht-
streekse gevolg van noodzakelijke maar wel invasieve
behandelingen waarmee nu eenmaal een risico gepaard
gaat. Zonder die behandeling zou er echter sowieso
geen toekomst zijn voor deze patie¨nten. Om een maxi-
maal aantal infecties te voorkomen, zijn maximale in-
spanningen vereist. Men moet wat dat betreft ook zien
wat de kostprijs is om nog meer te voorkomen. Er zijn
mogelijke maatregelen om nog verder te gaan met de
inspanningen die reeds werden gedaan in Belgie¨, name-
lijk door het optrekken van het aantal ziekenhuis-
hygie¨nisten tot de internationale norm. In onze wetgeving
wordt in deze mensen voorzien en dit wordt gefinancierd
maar we halen de internationale norm nog niet. Een
tweede mogelijkheid is het nauwer begeleiden en opvol-
gen van de ziekenhuisinfectieproblemen via het WIV, ook
bij individuele ziekenhuizen die dank zij het overleg
hieromtrent in bepaalde regionale groeperingen van
ziekenhuishygie¨nisten die zaak verder opvolgen. Ik ben
zeker bereid om na te gaan wat er kan gebeuren om de
internationale norm inzake ziekenhuishygie¨nisten in
praktijk om te zetten. Dat heeft echter uiteraard ook een
budgettaire weerslag en veronderstelt overleg met minis-
ter Vandenbroucke. Ik zal hem hierover volgende week
spreken.
De heer Koen Bultinck (Vlaams Blok) : Mevrouw de
minister, ik wil u uitdrukkelijk danken voor uw uitvoerig
antwoord. U hebt een aantal zeer interessante gegevens
verstrekt die het mogelijk moeten maken het dossier van
de bijkomende ziekenhuisinfecties in een juiste context te
plaatsen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Jo Vandeurzen aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
over
de invoering van een foutloze aansprakelijk-
heid voor artsen
(nr. 840)
- mevrouw Miche`le Gilkinet aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
over
het fonds voor de vergoeding van medische
fouten
(nr. 932)
Questions orales jointes de :
- M. Jo Vandeurzen a` la ministre de la Protection de la
consommation, de la Sante´ publique et de l'Environ-
nement sur
l'instauration d'une responsabilite´ sans
faute pour les me´decins
(n° 840)b>
- Mme Miche`le Gilkinet a` la ministre de la Protection
de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
le Fonds d'indemnisation pour
les erreurs me´dicales
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, u kon wel verwachten dat
er in deze commissie vragen zouden worden gesteld
naar aanleiding van de berichten in de pers over initia-
tieven van uw collega Demotte. Het is overigens niet de
eerste keer dat dit thema hier ter sprake komt.
Uw collega heeft een voorstel gelanceerd met betrekking
tot de oprichting van een fonds tot schadeloosstelling van
medische vergissingen. Het gaat hier blijkbaar om een
orie¨ntatienota voor de Ministerraad die niet ter sprake is
gekomen als de berichtgeving in de kranten juist is.
HA 50
COM 103
9
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jo Vandeurzen
Mevrouw de minister, wij hebben van u reeds vernomen
dat er op uw administratie reeds geruime tijd een werk-
groep zoekt naar een manier waarop slachtoffers kunnen
worden vergoed. U hebt reeds aangekondigd dat terzake
een wetsontwerp zal worden ingediend.
U zult het ons niet kwalijk nemen dat wij ons vragen
stellen over de zin van het initiatief van uw collega. Is er
sprake van twee verschillende projecten ? Wie is de
leidende minister in deze discussie ? Dit hangt misschien
af van de invalshoek maar is dit een kwestie van volks-
gezondheid of economische zaken ?
Mevrouw de minister, u hebt in een aantal interviews
reeds
aangegeven
dat
de
aansprakelijkheids-
problematiek niet los staat van de problematiek van de
patie¨ntenrechten, de informatieplicht van artsen en het
klachtenrecht. Mogen wij verwachten dat het initiatief
inzake aansprakelijkheid zal zijn gesitueerd binnen een
discussie over patie¨ntenrechten en klachtenprocedure ?
Zal dit in e´e´n pakket worden behandeld ? Is het mogelijk
nu reeds duidelijk te maken binnen welke termijn u deze
discussie wil afronden ?
Ik heb terzake ook een bedenking. De ervaring in andere
landen leert ons dat een discussie over aansprakelijkheid
vrijwel
onmogelijk
is
zonder
een
discussie
over
patie¨ntenrechten. Het is echter ook zo dat een discussie
over foutloze aansprakelijkheid zonder een debat over
kwaliteitsbewaking, integrale kwaliteitszorg en preven-
tieve acties in ziekenhuizen evenzeer zo goed als onmo-
gelijk is. Op dat vlak ben ik zeer benieuwd naar het
parallellisme dat eventueel kan bestaan tussen initiatie-
ven op het vlak van de integrale kwaliteitszorg en de
initiatieven inzake medische aansprakelijkheid.
Tenslotte heb ik nog een informatieve vraag. Mevrouw de
minister, u hebt een rondvraag aangekondigd bij de
ziekenhuizen over de aansprakelijkheidsproblematiek. Ik
heb de eer gehad om deze enque^te in te kijken. De vraag
is of dit onderzoek reeds is afgerond en of er reeds
voorlopige conclusies kunnen worden meegedeeld.
Mme Miche`le Gilkinet (AGALEV-ECOLO) : Madame la
pre´sidente, madame la ministre, M. le ministre Demotte a
fait savoir a` l'occasion du Conseil des ministres qu'il
comptait de´velopper un fonds d'indemnisation pour les
erreurs me´dicales. J'imagine que les ministres des Affai-
res sociales, de la Sante´ et de la Justice sont implique´s
dans la mise en oeuvre de ce fonds, mais comme nous
ne disposons aujourd'hui que de peu d'informations a` ce
sujet, j'aimerais donc me joindre a` la question de M. Van-
deurzen. Pouvons-nous avoir des e´claircissements sur
ce point ? Y a-t-il concertation entre les diffe´rents minis-
tres implique´s ? Sur quoi s'ope`re cette concertation et
que recouvrera ce fonds ?
Par ailleurs, j'ai oui¨ dire qu'un groupe de travail sur la
responsabilite´ me´dicale serait a` l'oeuvre au ministe`re
de la Sante´ publique ? S'il existe effectivement, quel est
son objet ? De qui est-il compose´ ? Dans quel de´lai ses
conclusions ou suggestions sont-elles attendues ? Les
associations de victimes d'erreurs me´dicales sont-elles
repre´sente´es ou auditionne´es dans son sein ? Ce groupe
de travail est-il lie´ au projet annonce´ par le ministre
Demotte ou s'agit-il d'une initiative paralle`le ?
De plus, lors de l'examen budge´taire, j'ai attire´ votre
attention sur un dossier qui e´tait reste´ latent depuis trop
longtemps, a` savoir l'indemnisation des personnes
contamine´es par le sida a` la suite d'une transfusion
sanguine. A cette occasion, vous vous e´tiez montre´e
favorable a` l'examen de la question en liaison avec
l'e´tude de la responsabilite´ couverte par les assurances.
Je voudrais savoir si cette pre´occupation est retenue
dans le cadre de la mise en oeuvre du fonds d'indemni-
sation pour les erreurs me´dicales ou si elle connai^t un
autre traitement ? Ou` en est-on dans l'examen de ce
dossier ? Peut-on espe´rer trouver une solution apre`s
plus de dix ans ?
Madame la ministre, je vous remercie pour les re´ponses
que vous accepterez d'apporter a` mes questions.
Minister
Magda Aelvoet :
Mevrouw
de
voorzitter,
collega's, ik zal gedeeltelijk in het Nederlands en in het
Frans antwoorden, teneinde tegemoet te komen aan
beide leden.
In het verlengde van wat ik reeds in oktober zei, bevestig
ik dat de werkgroep die op het einde van de vorige
legislatuur werd opgestart, voortwerkt in het kader van
het ministerie van Sociale Zaken en van Volksgezond-
heid en Leefmilieu.
In antwoord op een vraag van de heer Valkeniers over
wat verzekeringsmaatschappijen al dan niet mogen ei-
sen of opleggen, liet ik reeds een kort tussentijds verslag
uitbrengen.
In oktober van vorig jaar deelden de betrokken diensten
mij mee dat hun studie vermoedelijk zou worden afge-
rond in het voorjaar van 2000. Inmiddels ontving ik wat
meer details naar aanleiding van de gestelde vragen.
De werkgroep besliste om meer te investeren in de
organisatie van een aantal enque^tes, om een preciezer
beeld te krijgen van de situatie.
De vaste leden van deze werkgroep zijn vertegenwoor-
digers van de Nationale Confederatie van de Verzorging-
sinstellingen, de artsensyndicaten, de Orde van Genees-
heren, de ziekenfondsen, de universitaire werkgroep van
professor Vanswefelt en professor Fagnart en de
beroepsvereniging van de verzekeringsondernemingen.
10
HA 50
COM 103
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
Er wordt getracht een systeem uit te werken waarop men
zich in de toekomst zou kunnen op baseren. Zoals reeds
gezegd is het de bedoeling een scherp zicht te krijgen op
de huidige stand van zaken. Te dien einde werd in vier
enque^tes voorzien : in de ziekenhuizen, bij de artsen, bij
de verzekeringsmaatschappijen en bij de ziekenfondsen.
Wat de timing betreft kan ik u meedelen dat de resultaten
van de ziekenhuisenque^te tegen 31 januari - gisteren
dus - werden verwacht. Wellicht zullen de zaken wat
uitlopen, maar door Volksgezondheid werd mij gesigna-
leerd dat er al heel wat antwoorden toekwamen.
Wat de verzekeringsmaatschappijen betreft werd een
akkoord bereikt over de inhoud van de enque^te, dat
eerstdaags zal worden verzonden.
Omtrent de enque^te bij de ziekenfondsen werd een
akkoord bereikt binnen de werkgroep en het resultaat zal
eerstdaags worden verstuurd aan de verschillende zie-
kenfondsen.
Tot slot kom ik tot de enque^te bij de artsen. Er werd een
aanbod gedaan vanwege de Artsenkrant om de enque^te
ten aanzien van de geneesheren te organiseren. Een
ontwerp hiervan werd reeds uitgewerkt door de artsen-
syndicaten, in samenwerking met de artsenkrant en zal
aan de werkgroep voor akkoord worden voorgelegd. Dat
hoofdstuk is momenteel het minst ver gevorderd.
Voorts zal ook in het buitenland een bevraging worden
georganiseerd om een goed overzicht te hebben omtrent
de Europese situatie.
Het is de bedoeling tegen 14 juni 2000 een symposium te
organiseren, alwaar alle resultaten van alle enque^tes,
alsook het denkwerk van de werkgroep zullen worden
besproken. Bovendien zal er uitdrukkelijk worden voor
gezorgd dat ook patie¨ntenorganisaties aan het debat van
14 juni deelnemen.
Dat symposium zal uiteindelijk moeten leiden tot een
orie¨ntatie waarin alle betrokkenen zich moeten kunnen
terugvinden.
Inzake de bevoegdheid om de schadevergoeding voor
patie¨nten te regelen, bevestig ik uitdrukkelijk de stelling
die minister Demotte in zijn orie¨ntatienota beklemtoont,
met name dat een hervorming van het systeem moet
worden voorafgegaan door een breed overleg tussen de
betrokken departementen.
Het feit dat vier departementen hier een rol spelen,
vereenvoudigt de zaak uiteraard niet. Volgens de wette-
lijke bepalingen zijn Volksgezondheid, Sociale Zaken,
Economie en Justitie betrokken partij.
Juist omwille van de gedeelde bevoegdheden werd de
orie¨ntatienota van minister
Demotte niet besproken tijdens de Ministerraad. Wij
hebben er kennis van genomen, maar beslist dat de nota
naar een overleg met de vier betrokken kabinetten moet
worden verwezen. In de hele opzet van lopende enque^-
tes, zou het waanzin zijn om met een deelregeling voor
de pinnen te komen zonder dat de rest duidelijk is
geworden.
Daarnaast is afgesproken om tegen einde maart - als
men in de diverse departementen over voldoende infor-
matie beschikt - op politiek niveau een beslissing te
nemen of het al dan niet wenselijk is om een apart
systeem te ontwikkelen voor medische aansprakelijk-
heid.
Mijnheer Vandeurzen, u hebt uiteraard gelijk met te
stellen dat de problematiek van patie¨ntenrechten,
klachtenbehandeling van patie¨nten, enzovoort, ook nauw
verweven is met het globaal pakket dat bij de medische
aansprakelijkheid aan de orde moet komen.
Comme je l'ai de´ja` dit lors d'une pre´ce´dente re´union,
l'e´laboration de propositions concre`tes pour sauvegarder
les droits des malades est de´ja` bien avance´e. Je veux
parler notamment de la proce´dure lors du de´po^t de
plaintes, de la de´finition des droits du malade, etc. La fin
des travaux en la matie`re est pre´vue pour le mois de juin
prochain. Cela signifie que, pour le symposium du
14 juin 2000, ce travail sur les droits du patient sera
finalise´. Cela se fera bien entendu en collaboration avec
les secteurs concerne´s.
J'en arrive a` votre question concernant le contro^le des
qualite´s. Il est e´vident qu'au niveau des ho^pitaux, ce
contro^le des qualite´s requiert un soin quotidien et des
progre`s sont a` faire en la matie`re.
L'Etat fe´de´ral a e´tabli des programmes en vue de la
promotion de la pratique me´dicale et de la pratique
infirmie`re. Il continuera a` investir dans ces programmes
au cours de cette anne´e.
Quant a` la proble´matique des malades du Sida, elle
devra e^tre inte´gre´e dans la proble´matique de la respon-
sabilite´ me´dicale.
Gelijklopend met het debat over de medische aanspra-
kelijkheid, functioneert al een werkgroep voor patie¨nten-
rechten. Op basis van de werkzaamheden hiervan zal
een wettelijk initiatief worden genomen, dat tegen juni
klaar zou moeten zijn.
De enque^te die naar de ziekenhuizen werd verstuurd,
bestaat uit drie delen : een algemeen deel, een deel
inzake de verzekeringsovereenkomsten en een deel
inzake de aansprakelijkheid. De resultaten van de en-
que^te moeten toelaten een systeem te ontwikkelen waar-
door de behandeling van de vergoedingen van medische
ongevallen kunnen worden verbeterd en versneld.
HA 50
COM 103
11
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
Het Bestuur van de Gezondheidszorg ontving al een
groot aantal enque^tes. Er wordt gewerkt aan een pro-
gramma voor de verwerking van die enque^tes, zodat ze
onmiddellijk kunnen worden verwerkt.
De kwaliteitsbewaking in zijn geheel valt niet alleen onder
de verantwoordelijkheid van het federale niveau, maar
ook van het niveau van de Gemeenschappen. Ik verwijs
naar het kwaliteitsdecreet dat u zeker bekend is.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mevrouw de minister,
het is niet de bedoeling hier een groot debat te voeren
over de medische aansprakelijkheid. Gezien de voorop-
gezette timing en rekening houdend met de personen die
erbij betrokken zijn, kan ik besluiten dat er een goede
aanpak is.
Mevrouw de minister, ik vrees dat de medische aanspra-
kelijkheid heel wat facetten heeft waarvan wij niet altijd
beseffen wat erbij komt kijken. Er is zowel de problema-
tiek van de kwaliteitsnormen op het Vlaamse niveau als
de erkenningsnormen op het federale niveau. Dat alles
heeft een weerslag op de aansprakelijkheid. Op een
bepaald moment zullen normen worden vastgelegd en
zal worden bepaald wat goed medisch handelen is of aan
welke normen een ziekenhuis moet beantwoorden. De
normen inzake het zorgvuldig handelen door de arts zal
op een bepaald moment ook door de rechter worden
getoetst.
Er is volgens mij een zeer grote verwevenheid in het
totale landschap. Het is belangrijk te beseffen dat als
men op het ene terrein optreedt, het eventueel repercus-
sies in de rechtspraak kan hebben voor andere elemen-
ten.
Inzake de medische aansprakelijk heeft de CVP een
wetsontwerp ingediend over de patie¨ntenrechten. Wij
zien de patie¨ntenrechten in een contractuele relatie tus-
sen de arts en zijn patie¨nt. De vorige minister van
Volksgezondheid zag die problematiek anders. Er was
het koninklijk besluit van 1978 over de plichten van de
arts. Persoonlijk ben ik gewonnen voor het Nederlandse
systeem van het contractuele concept, want ook dat is
belangrijk. In die termen wordt de aansprakelijkheid
onderdeel van de wederzijdse rechten en plichten. Ook
de ziekenhuizen zullen erin worden betrokken. U zult in
ons wetsvoorstel gelezen hebben dat wij de hoofdelijke
aansprakelijkheid voorstellen. Het is misschien niet iets
dat men niet overal graag hoort. Een arts die functioneert
in een zeer grote organisatie kan niet worden vergeleken
met de arts-specialist of de huisarts die in een recht-
streekse unieke relatie staat met de patie¨nt.
Het probleem biedt tal van uitzichten. Ik ben tamelijk
gerust in uw aanpak omdat al de actoren die daarover
iets te zeggen hebben met een expertise in uw concept
zijn opgenomen.
Mevrouw de minister, ik vind het wel zwak de pers te
halen met een voorstel van de professoren Vanswefelt en
Fagnart. Er zijn meer inhoudelijke manieren dan
iets zomaar opnemen.
Mme Miche`le Gilkinet (AGALEV-ECOLO) : Madame la
pre´sidente, je voulais simplement remercier Mme la
ministre pour les re´ponses qu'elle a apporte´es a` mes
questions.
Je retiens aussi que les pre´occupations qui e´taient
pre´sentes dans le passe´ seront bien verse´es dans le
de´bat ge´ne´ral et que les associations de patients pour-
ront, a` un moment donne´, e^tre entendues dans ce
symposium.
Ne´anmoins, pour moi, il y a un petit proble`me de lien
chronologique. En effet, je regretterais que la de´cision
soit prise fin mars, avant que les associations de patients
aient e´te´ entendues. Je me demandais donc si l'on ne
pouvait pas, d'une autre manie`re, associer les patients
aux discussions en cours de telle sorte que, avant la
prise de la de´cision politique, tous les e´le´ments soient
bien pris en conside´ration. Voila` ce qui m'inquie´tait, mais
je pense que cela pourra s'arranger,car ce n'est finale-
ment qu'un tout petit proble`me chronologique.
Minister Magda Aelvoet : Mijnheer Vandeurzen, het is
wel degelijk zo dat de werkgroep die bezig is rond de
patie¨ntenrechten, alle wetsvoorstellen, want er zijn er
verscheidene, uitdrukkelijk ter hand heeft genomen en
heeft onderzocht. Wij houden dus terdege rekening met
de aanbreng van de verschillende parlementaire groe-
pen. De orie¨ntatienota van minister Demotte werd niet
behandeld, omdat deze nota in een globaal kader moest
worden geplaatst.
Het probleem - en nu neem ik zijn verdediging op - is
gerezen naar aanleiding van een bepaalde televisieuit-
zending, waarin naar een eerste reactie werd gevraagd.
Frank Vandenbroucke kon niet aan deze uitzending
deelnemen, waarna minister Demotte in zijn plaats is
gegaan.
Nadien verschenen er, eerst in de Franstalige, nadien in
de Nederlandstalige pers, allerlei artikeltjes over dit on-
derwerp. De orie¨ntatienota heeft daar natuurlijk ook nog
voor een stuk toe bijgedragen, maar laten we zeggen dat
de kern van de zaak blijft dat er een goede afspraak is
gemaakt over hoe wij hierrond verder gaan werken.
En ce qui concerne la remarque formule´e par Mme
Gilkinet, je pense qu'il ne faut pas interpre´ter la position
inte´rimaire qui sera de´fendue fin mars - on disposera
alors d'un certain nombre de donne´es - comme une
position de´finitive. Il est e´vident, selon moi, que si l'on
12
HA 50
COM 103
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
organise un symposium national, ou` l'on proce`de a`
l'analyse des diffe´rentes enque^tes, ou` l'on e´tablit des
comparaisons avec ce qui existe a` l'exte´rieur de notre
pays, les associations de malades seront entendues.
Nous ne fermerons pas de´finitivement la porte avant que
le processus global dans lequel on veut investir n'ait eu
lieu.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De heer Arnold Van Aperen is niet aanwezig voor het
stellen van zijn mondelinge vraag nr. 910.
Mondelinge vraag van mevrouw Yolande Avontroodt
aan de minister van Consumentenzaken, Volksge-
zondheid en Leefmilieu over
de erkenningsnormen
van de CT-scanners buiten een ziekenhuis
(nr. 911)
Question orale de Mme Yolande Avontroodt a` la
ministre de la Protection de la consommation, de la
Sante´ publique et de l'Environnement sur
les nor-
mes d'agre´ment des tomographes axiaux transver-
ses en dehors d'un ho
^ pital
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, bij het herlezen van mijn
vraag kreeg ik de indruk dat ik ze te veel vanuit de
bezorgdheid van de radioloog heb gesteld, hoewel mijn
eerste bekommering is dat wordt overgegaan tot een
rationele benadering van de keuzes in de zorg en een
rationele benadering van de keuzes in de diagnostische
mogelijkheden. Zo is het trouwens in het regeerakkoord
bepaald.
Mevrouw de minister, tot op heden mogen de extramu-
rale kabinetten medische beeldvorming niet over een
CT-scanner beschikken. Nochtans is de CT-scanner es-
sentieel voor de radioloog en is er geen enkele reden om
de radioloog het gebruik van deze technologie te ontzeg-
gen. Het is een element dat de klantvriendelijkheid en de
rechtstreekse toegankelijkheid tot dergelijke technieken
kan implementeren.
Een CT-scanner mag niet langer worden beschouwd als
zware apparatuur. Het gebruik van deze scanner is een
routine-onderzoek geworden. Bovendien beslist men
veelal slechts in tweede instantie om tot een dergelijk
onderzoek over te gaan.
Mevrouw de minister, graag kreeg ik een antwoord op de
volgende vragen.
Is het niet wenselijk om teneinde het oneigenlijk gebruik
van een aantal overtollige, gewone radiologische onder-
zoeken in te perken, de CT-scanners toe te laten in de
extramurale kabinetten als gangbaar diagnostisch instru-
ment ? Het lagedrempelkarakter, het respect voor de
privacy, de meer persoonlijke aanpak zijn kwaliteits-
criteria die een meerwaarde vormen en het gebruik van
een CT-scanner in de extramurale radiologiekabinetten
verantwoorden. Mevrouw de minister, hebt u kennis
genomen van de kwaliteitsnormen die de radiologen zelf
hebben opgesteld ? Bent u eventueel bereid om initiatie-
ven hieromtrent te nemen ?
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, me-
vrouw Avontroodt, ik kan daar zeer kort op antwoorden.
Ik ben het met u eens dat het niet opgaat om in de
huidige evolutie CT-scanners voor te behouden voor
ziekenhuisstructuren. Er zijn heel wat argumenten die
pleiten voor het opstellen van een CT-scanner in het
kader van de extramurale kabinetten.
De argumenten die u in uw vraag uiteengezet hebt zijn
mij bekend en verdienen mijns inziens te worden onder-
zocht door de bevoegde organen van onder andere het
RIZIV. Daar zal immers moeten worden beslist over de
noodzakelijke terugbetaling bij de installatie van CT-
scanners buiten ziekenhuizen. U verwijst naar een studie
van radiologen die mij niet bekend is en waarvan ik graag
kennis wil nemen. Blijkbaar heeft ook mijn administratie
dit niet want ik heb hiervoor met hen contact opgenomen.
Dat neemt niet weg dat wij overtuigd zijn van de juistheid
van de algemene motivering die u in uw vraag gegeven
hebt.
Persoonlijk ben ik zeker bereid om dit punt aan te kaarten
bij minister Vandenbroucke. Ik meen trouwens dat het
nuttig is om minister Vandenbroucke daar in het kader
van de werkzaamheden van de commissie voor de
Sociale Zaken mee te confronteren.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Mevrouw de mi-
nister, blijkbaar biedt u deze nieuwe technologie een
perspectief. Het verbaast mij echter enigszins dat u de
studie niet gekregen hebt. Men heeft mij gezegd dat uw
kabinet dit al lang ontvangen heeft. Ik zal u een exem-
plaar bezorgen.
Mevrouw de minister, u zegt dat het RIZIV moet beslis-
sen over de terugbetaling. De erkenningsnormen vallen
echter toch onder uw bevoegdheid ?
Minister Magda Aelvoet : Ja, wat mij betreft is het
duidelijk. Ik ga echter geen erkenningsnormen opstellen
als er geen financiering volgt. Dat moet in overleg
gebeuren en ik ben zeker bereid om dat aan te kaarten.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mevrouw de minister, ik
had u nog graag een vraag gesteld. Gaat u een overzicht
hebben van alle beschikbare ambulante diensten ? U
HA 50
COM 103
13
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jo Vandeurzen
weet dat wij tijdens een bezoek aan het ministerie van
Volksgezondheid hebben kunnen vaststellen dat de re-
gistratie van medische activiteit vasthangt aan de zieken-
huizen. Voor het reglementeren van overconsumptie
moeten we ook ambulante, diagnostische activiteiten
kunnen achterhalen. Betekent dit dat we evolueren naar
een kadaster van alle beschikbare diensten ? Zonder
een dergelijk overzicht beschikt u volgens mij immers niet
over een beheersingsinstrument.
Ik hoop dat de overheid consequent is en normen
bepaalt, erkent en financiert. Als die trend onafwendbaar
is, pleit ik ervoor proactief normen te bepalen en goede
afspraken te maken met het RIZIV. Hopelijk krijgen we
niet eerst een periode van drie jaar waarin een gedoog-
beleid wordt gevoerd.
Minister Magda Aelvoet : Ik kan hierop heel kort ant-
woorden.
Er bestaan op dat vlak steeds twee tegenstrijdige hou-
dingen. Op bepaalde momenten klaagt iedereen over
een teveel aan registratie terwijl op andere momenten
dan weer wordt gepleit voor registratie. Ik ben van
mening dat medische apparatuur, die buiten de zieken-
huizen wordt gebruikt, moet worden geregistreerd. Zelf
stel ik terzake trouwens een link vast met de eerstelijns-
zorg. Overigens merk ik dat er veel vraag is naar een
betere organisatie van de samenwerking tussen de
eerstelijnszorg en de ziekenhuizen maar dan op een
manier die niet wordt ervaren als de zoveelste blok aan
het been maar als een echte steun.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Els Van Weert aan
de minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu over
de inwerkingtreding van de
wet van 11 januari 1999 over de exploitatie van
zonnecentra
(nr. 912)
Question orale de Mme Els Van Weert a` la ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publi-
que et de l'Environnement sur
l'entre´e en vigueur de
la loi du 11 janvier 1999 sur l'exploitation des centres
de bronzage
Mevrouw Els Van Weert (VU&ID) : Mevrouw de voorzit-
ter, mevrouw de minister, het treft dat het vandaag 1
februari 2000 de dag is dat de wet van 11 januari 1999 tot
regeling van de exploitatie van zonnecentra in werking
treedt.
Het is niet mijn bedoeling om via een mondelinge vraag
de discussie te heropenen die een jaar geleden grondig
is gevoerd. Het is misschien wel zinvol om te weten hoe
de wet momenteel wordt toegepast. Ik heb in de pers
vernomen dat er een aantal problemen zijn met betrek-
king tot de uitvoeringsbesluiten.
Mevrouw de minister, wat zijn de voorziene, negatieve
gevolgen voor een aantal van die centra ? De toepassing
van de wet heeft immers grote gevolgen voor een aantal
uitbaters van zonnecentra, meer bepaald voor de uitba-
ters van de onbemande zonnecentra. Vandaag start de
overgangsperiode van negen maanden, waarna die cen-
tra onverbiddelijk dicht moeten, tenzij men ze ombouwt
tot centra met minstens e´e´n personeelslid dat de bij wet
verplichte opleiding heeft gevolgd. Wat de opleiding
betreft, zouden er heel wat problemen zijn. Men zou die
opleidingen momenteel nog niet kunnen geven. Hierdoor
kunnen de personeelsleden zich onvoldoende snel in
orde stellen met de wet.
Bij de bespreking van de wet wees men al op het gevaar
voor faillissementen en financie¨le moeilijkheden voor
ondernemers die recent met een onbemand zonnecen-
trum zijn gestart. Zij hebben in hun financieel plan geen
rekening gehouden met nieuwe wettelijke bepalingen,
kosten van verbouwingen en vermindering van capaci-
teit. Personeelskosten zijn niet ingecalculeerd; vaak zijn
ze te zwaar om dragen waardoor een faillissement voor
een aantal onder hen het enige vooruitzicht wordt.
Preventie in het kader van de volksgezondheid is natuur-
lijk een belangrijk principe. Dat geldt ook voor deze wet.
Toch moeten enkele vragen in dit dossier dringend
worden gesteld. Bij een ongewijzigde toepassing van
deze wet zouden er een aantal recent opgerichte onbe-
mande zonnecentra failliet kunnen gaan, terwijl er geen
enkele beperking is op het gebruik van zonnebanken bij
particulieren. Dat zou trouwens onmogelijk te regelen
zijn. De overgangsperiode die in de wet is bepaald, lijkt
mij te kort om de gedane investeringen te recupereren.
Mevrouw de minister, weet u hoeveel onbemande zon-
necentra er zijn ? Zijn daarover cijfers beschikbaar ?
Hoeveel onbemande zonnecentra zijn recent opgericht,
sinds 1998 ? Bestaan er gegevens met betrekking tot het
zonnebankgebruik van particulieren en de negatieve
gevolgen die dat gebruik veroorzaken ? Heeft men u al
een aantal bestaande of mogelijke problemen gesigna-
leerd in verband met de toepassing van de wet ? Plant u
maatregelen om deze problemen op te vangen, zonder
dat afbreuk wordt gedaan aan de essentie van de wet,
namelijk de bescherming van de consument tegen de
schadelijke gevolgen van het zonnebankgebruik ? Hoe-
ver staat het met de uitvoeringsbesluiten en zijn er op dat
vlak een aantal problemen ?
14
HA 50
COM 103
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Els Van Weert
Minister
Magda Aelvoet :
Mevrouw
de
voorzitter,
collega's, in overleg met de verschillende administraties
die ook hierbij weer betrokken zijn, bestudeert mijn
kabinet de uitvoeringsmodaliteiten van de wet. Volgens
sommige schattingen zouden er in ons land 5 000 tot
10 000 centra kunnen bestaan, maar niemand beschikt
over gedetailleerde gegevens daarover. Dat geeft u een
beeld van de moeilijkheidsgraad van de opdracht en van
het aanwenden van middelen om deze wet toe te pas-
sen.
Op dit ogenblik beschikken wij dus niet over alle kwanti-
tatieve en kwalitatieve informatie aangaande de zonne-
banken. Bijgevolg kan ik ook niet antwoorden op de
vraag over het aantal onbemande zonnebankcentra. Om
op deze vraag te kunnen antwoorden, moet de controle-
en registratieprocedure al in werking zijn, wat thans niet
zo is. De wet van 11 januari slaat niet op zonnebanken bij
particulieren, maar uitsluitend op zonnebanken die voor
het publiek toegankelijk zijn. In haar huidige formulering
zorgt de wet echter voor een aantal problemen en dus
moeten er nog koninklijke besluiten worden genomen
voor een volledige toepassing ervan. Na overleg met de
diverse administraties werd besloten de toepassing van
de wet toe te vertrouwen aan de economische inspectie.
Wat echter de administratieve boetes betreft, blijft de
verantwoordelijkheid voorlopig berusten bij het ministerie
van Volksgezondheid, omdat dit uitdrukkelijk zo wordt
gestipuleerd door die wet. Men kan dat dus niet anders
organiseren, ook als men zou willen. Ik denk er wel aan
om in het kader van de eerstvolgende programmawet
deze uitoefening van de vaststelling van de administra-
tieve boetes ook toe te vertrouwen aan de economische
inspectie, omdat dit beter samen gebeurt. Omdat ik ook
minister van Consumentenzaken ben, ressorteert dit nog
altijd onder mijn bevoegdheden en kan ik daar voldoende
oog op houden.
Dan zijn er de andere praktische problemen. In artikel 5
werd een bepaalde opleiding vereist. Die moet volgens
de wet echter worden bepaald door de Gemeenschap-
pen. Daarom heb ik mijn administratie de opdracht
gegeven contact op te nemen met de diensten van
Middenstand en met de Gemeenschappen om na te
gaan welke opleidingen reeds bestaan en in welke mate
die opleidingen kunnen worden erkend in overeenstem-
ming met de wet van 11 januari 1999. Er is nog het
praktische probleem van het verbod op toegang voor
minderjarigen, jonger dan 15 jaar. Dit is onmogelijk te
controleren zo lang de personen die deze centra bezoe-
ken, niet worden geregistreerd. Het koninklijk besluit tot
aanduiding van de ambtenaar of beambte die bij een
vastgestelde overtreding een waarschuwing geeft, zal
binnenkort worden genomen en is op dit ogenblik dus
nog niet van kracht. Het koninklijk besluit tot aanduiding
van de ambtenaar die verantwoordelijk is voor de admi-
nistratieve boetes zal ook binnenkort worden genomen.
Het koninklijk besluit tot het bepalen van de betalings-
wijze van de boete zal ook binnenkort worden genomen
en is derhalve ook nog niet van kracht.
Tot op heden werden mij geen specifieke problemen
gemeld wat recent geopende zonnebankcentra betreft. In
uw schriftelijke vraag, mevrouw Van Weert, was niet
duidelijk op welk type van problemen u juist zinspeelde.
Nu zegt u zeer duidelijk dat het een mogelijk faillissement
betreft. In de mate dat het gaat om zonnebankcentra die
en bemand zijn en aan de normen beantwoorden, stelt
zich geen probleem na faillissement. Dit is eventueel wel
het geval voor de onbemande zonnebankcentra. Er zijn
op dit ogenblik echter geen gegevens beschikbaar. Wij
weten niet om hoeveel centra het gaat, noch of het om
een toevallig probleem dan wel om een zeer groot
probleem gaat. Daarop kan ik dus nog geen antwoord
geven.
Het spreekt natuurlijk voor zich dat ik, ter bescherming
van de consumenten en van de volksgezondheid, alle
nodige maatregelen zal nemen opdat de wet op een
effectieve en efficie¨nte manier wordt toegepast. Het is
van het grootste belang om e´n de volksgezondheid e´n de
consument te beschermen en de centra juridische dui-
delijkheid te geven, zodat zij op rendabele wijze kunnen
werken.
Het is ondertussen gelukkig algemeen geweten dat er
moet worden gewaarschuwd tegen een onverantwoord
gebruik van zonnebanken.
U begrijpt nu dat deze wet veel meer verwikkelingen met
zich heeft gebracht dan men op het ogenblik van de
goedkeuring ervan kon vermoeden.
Mevrouw Els Van Weert (VU&ID) : Mevrouw de voorzit-
ter, mevrouw de minister, uw antwoord toont aan dat de
randvoorwaarden, noodzakelijk om de wet op een voor-
treffelijke manier toe te passen, nog niet zijn vervuld.
Terzelfder tijd is het zo dat voor de onbemande zonne-
centra de einddatum binnen negen maanden vervalt.
Deze centra zullen op dat ogenblik moeten zijn omge-
schakeld. Ondertussen werd niet voorzien in de nodige
randvoorwaarden en zijn de sancties vrij verregaand, tot
de sluiting van het centrum toe.
Daarom dring ik aan op een vrij snelle uitwerking van de
noodzakelijke koninklijke besluiten en moeten de centra
goed worden gei¨nformeerd.
Het probleem van de faillissementen werd wel degelijk
opgenomen in mijn schriftelijke vraag. Het gaat heel
bepaald over centra die pas zijn opgericht en nu voor een
aantal bijkomende kosten staan. Het financieel plan
voorzag niet in die kosten, waardoor, dat begrijpt u ook,
het vrij moeilijk wordt om die zaak nog rendabel te
houden.
HA 50
COM 103
15
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Els Van Weert
Ik ben op de hoogte gebracht van het bestaan van een
aantal van dergelijke probleemgevallen en ik wou uw
aandacht hierop vestigen. Ik weet niet in welke mate dit
probleem zich voordoet in het hele land, maar vandaar
ook mijn vraag.
Ik weet niet hoe groot het probleem is, maar dat het
bestaat is wel duidelijk.
Minister Magda Aelvoet : Ik erken de realiteit dat er zeer
snel vooruitgang moet worden geboekt. Op dat vlak geef
ik voortdurend impulsen om de zaken te laten vooruit-
gaan.
Het is echter niet zo dat men nu nog niet weet aan welke
wettelijke normen men sowieso zal moeten beantwoor-
den omdat alle koninklijke besluiten nog niet zijn uitge-
werkt. Men weet nu reeds heel goed dat onbemande
centra niet zullen mogen werken als niet aan bepaalde
wettelijke voorwaarden is voldaan. Het moeilijkste punt is
de problematiek van de opleiding waarvoor ik afhankelijk
ben van de Gemeenschappen. Op dat vlak is overleg aan
de gang maar dit zal enige tijd vergen.
Mevrouw Els Van Weert (VU&ID) : De overgangsperiode
van negen maanden, die in de wet is bepaald, lijkt mij
toch wel zeer kort te zijn. Dat is eigenlijk mijn fundamen-
tele opmerking.
Minister Magda Aelvoet : De overgangsperiode is inder-
daad kort maar men weet reeds langer dat men weg
moet van die onbemande centra.
De voorzitter : Ter informatie merk ik op dat hierover een
dossier bestaat in het Vlaams Parlement. Wij hebben
daaraan tijdens de vorige legislatuur een uitvoerig debat
gewijd.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de Mme Miche`le Gilkinet a` la ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement sur
l'information
objective sur les me´dicaments
Mondelinge vraag van mevrouw Miche`le Gilkinet aan
de minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu over
de objectieve informatie
over geneesmiddelen
(nr. 933)
Mme Miche`le Gilkinet (AGALEV-ECOLO) : Madame la
pre´sidente, madame la ministre, chers colle`gues, lors de
la discussion de la note de politique ge´ne´rale, vous nous
avez fait part des initiatives que vous vouliez prendre en
matie`re d'information objective sur les me´dicaments.
Comme vous nous aviez dit que ces initiatives seraient
prises rapidement, pouvez-vous nous dire ce qui a de´ja`
e´te´ entrepris jusqu'a` pre´sent ? Que pouvons-nous espe´-
rer concre`tement cette anne´e ?
Mme Magda Aelvoet, ministre : Madame la pre´sidente,
chers colle`gues, les projets visant a` de´velopper l'infor-
mation inde´pendante sur les me´dicaments a` l'usage
humain entrepris en 1998 sous l'e´gide du Centre belge
d'information pharmacothe´rapeutique (CBIP) en collabo-
ration avec des praticiens de l'art de gue´rir ont e´te´
poursuivis pendant l'anne´e 1999.
Dans le cadre du premier projet, un dossier de promotion
de la compe´tence portant sur les
anti-inflammatoires
non ste´roi¨diens
a e´te´ finalise´ et teste´ dans les groupes
locaux d'e´valuation me´dicale (GLEM) dans la re´gion
ne´erlandophone du pays. Le dossier complet est conc¸u
comme une me´thode visant a` promouvoir l'usage ration-
nel des me´dicaments, en mettant a` la disposition des
me´decins et des pharmaciens une information standar-
dise´e, valide´e et actualise´e sur l'ensemble des me´dica-
ments appartenant a` un groupe pharmacothe´rapeutique
de´termine´. Il se compose d'un certain nombre de recom-
mandations et d'informations relatives a` l'efficacite´ de
ces me´dicaments dans diffe´rentes pathologies. Le dos-
sier comprend e´galement un volet destine´ aux utilisa-
teurs et un volet destine´ a` un animateur posse´dant, outre
des connaissances scientifiques, des qualite´s socio-
pe´dagogiques et didactiques.
Deux autres dossiers concernant
l'usage des antibioti-
ques tanto^t dans l'angine aigue¨ tanto^t dans la cystite
sont actuellement en chantier et en sont a` des stades
plus ou moins avance´s.
Le deuxie`me projet visait a` permettre au Centre belge
d'information pharmacothe´rapeutique de de´velopper un
site WEB sur lequel les praticiens pourront consulter le
re´pertoire commente´ des me´dicaments et les autres
publications du CBIP (les Folia Pharmacotherapeutica et
les fiches relatives aux me´dicaments) ainsi que les fiches
de transparence et d'autres informations de qualite´ ve´ri-
fie´e, telles les recommandations figurant aux dossiers de
promotion de la compe´tence. Il a abouti tout re´cemment.
Le de´veloppement d'un site dynamique qui permettra de
croiser les donne´es du re´pertoire et celles des articles
des Folia notamment est de´ja` a` l'e´tude et sera fonction-
nel, je l'espe`re, dans le courant de cette anne´e.
Comme vous le voyez, plusieurs projets sont en cours.
Le projet relatif aux visites des me´decins a permis de
re´aliser une se´rie de contacts avec des me´decins indivi-
duels inte´resse´s ainsi qu'avec des GLEM, toujours dans
la re´gion ne´erlandophone du pays. Les discussions ont
porte´ sur l'usage des
anti-inflammatoires non ste´roi¨-
diens
sur base d'une revue, de la litte´rature, de fiches
16
HA 50
COM 103
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
re´alise´es a` l'intention des me´decins et d'un feuillet sur
l'arthrose et les me´dicaments destine´ aux patients. Les
re´sultats pre´liminaires concernant l'e´valuation de ces
visites individuelles ont e´te´ pre´sente´s au Comite´ scienti-
fique. Les me´decins visite´s e´taient partie prenante a`
cette e´valuation a` l'aide d'un formulaire anonyme. Une
expe´rience similaire est en cours sur le sujet des
anti-
biotiques dans l'angine aigue¨
.
Enfin, le projet sur les
me´dicaments anti-douleurs
entrepris en collaboration par la Socie´te´ scientifique de
me´decine ge´ne´rale (SSMG) et la Socie´te´ scientifque des
pharmaciens francophones (SSPF) a abouti a` l'e´labora-
tion d'un dossier de promotion de la compe´tence teste´
dans des groupes restreints de qualite´. Celui-ci sera
distribue´ dans le courant de cette anne´e dans une
cinquantaine de cercles de qualite´ regroupant chacun
une vingtaine de praticiens inte´resse´s (me´decins et
pharmaciens). Ces dossiers contiennent de l'information
standardise´e, actualise´e et valide´e, c'est-a`-dire base´e
sur des preuves, issue tant de la pratique me´dicale et
pharmaceutique que de la litte´rature scientifique. La
Socie´te´ scientifique de me´decine ge´ne´rale a l'intention
de mettre son site WEB a` la disposition de cette action
visant a` promouvoir l'usage rationnel des me´dicaments
dans les maux de te^te induits ainsi que dans les migrai-
nes, et d'en faire un sujet de rencontre entre me´decins et
pharmaciens, tandis que la Socie´te´ scientifique des
pharmaciens francophones organisera cette anne´e sur
ces
sujets
des
confe´rences
de
formation
post-
universitaire pour les pharmaciens dans six sites de la
partie francophone du pays.
Mme Miche`le Gilkinet (AGALEV-ECOLO) : Madame la
ministre, j'aimerais comple´ter ma question en ce qui
concerne les me´dicaments ge´ne´riques. Vous avez dit
qu'un groupe de travail allait e´tudier la bio-e´quivalence.
Pourriez-vous me pre´ciser ou` on en est en cette ma-
tie`re ?
Mme Magda Aelvoet, ministre : Le travail est en cours.
Et conforme´ment a` ce que j'ai dit lors d'un de´bat ante´-
rieur, nous e´valuerons, a` la fin de cette anne´e, si la
combinaison des politiques actives vis-a`-vis du corps des
me´decins, d'une part, et les re´sultats concernant l'e´qui-
valence, d'autre part, provoquera une augmentation de
l'utilisation des me´dicaments ge´ne´riques.
Nous pensons que le fait combine´ des deux, a` savoir les
activite´s du centre pharmaco-the´rapeutique et le travail
qui est en cours concernant l'e´quivalence des me´dica-
ments ge´ne´riques, va provoquer une utilisation renfor-
ce´e. Ce que nous ne pouvons pas perdre de vue, c'est
qu'une fois que les re´sultats concernant l'e´quivalence
seront obtenus, il faudra mener une campagne d'infor-
mation a` ce sujet afin de s'assurer que le message passe
bien. N'oublions pas non plus qu'il y aura aussi un
encouragement financier en ce sens que le rembourse-
ment pour les me´dicaments ge´ne´riques sera plus impor-
tant que pour d'autres me´dicaments.
Nous espe´rons que ces trois e´le´ments - e´tude de l'e´qui-
valence, campagne d'information et remboursement plus
important - auront des re´sultats positifs. Mais nous en
saurons plus a` la fin de l'anne´e.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- mevrouw Yolande Avontroodt aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
over
het toekennen van kortingen op de prijs van
geneesmiddelen
(nr. 890)
- mevrouw Annemie Van de Casteele aan de minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leef-
milieu over
de ristorno's op geneesmiddelen
(nr. 934)
Questions orales jointes de :
- Mme Yolande Avontroodt a` la ministre de la Protec-
tion de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
l'octroi des re´ductions sur le
prix des me´dicaments
- Mme Annemie Van de Casteele a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement et sur
les ristournes sur les
me´dicaments
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, de apothekers zitten al
gedurende een zekere periode met een aantal knelpun-
ten : het probleem van de magistrale bereidingen, de
dure overnameprijzen van de apotheken, de virtuele
omzetstijging, de grote verpakkingen, de dure speciali-
teiten.
Vandaag wil ik mij beperken tot het toekennen van de
kortingen die blijkbaar meer en meer voorkomen en die
leiden tot situaties waarbij de patie¨nt niet gebaat is. Gelet
op het advies van de Raad van State van 20 oktober
1993, is er geen wettelijke basis voor het verbod op het
toekennen van ristorno's. Hierdoor ontstond op het ter-
rein een opbod van ristorno's, aanvankelijk alleen bij de
coo¨peratieve officina's die daarvoor meer ruimte hadden
dan de individuele apothekers, maar die nu uitgebreid
zijn tot op een kritisch niveau.
HA 50
COM 103
17
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Yolande Avontroodt
Dit moet uiteraard worden gezien in een bredere proble-
matiek, omwille van de prijszetting, de grote verpakkin-
gen, de dure medicatie en de maximale winstmarge van
300 frank. Hierdoor verkoopt men soms met verlies, wat
toch de bedoeling niet kan zijn. Mevrouw Van de Cas-
teele kan dat aan den lijve ondervinden. Het is trouwens
niet toegestaan te verkopen met verlies.
Mijn grootste zorg, mevrouw de minister, is dat men in de
rusthuissector aanbestedingen uitschrijft, maar zonder
dat de korting ten goede van de patie¨nten komt, maar ten
goede van de instellingen.
Ik wens hierbij te beklemtonen dat het afleveren van een
medicament toch nog steeds een medische prestatie is
en dat het zo moet blijven. Wellicht zullen we tijdens het
debat over het geneesmiddelenbeleid, geagendeerd
voor volgende maand, hierop nog kunnen terugkomen.
Toch wil ik graag weten, mevrouw de minister, of u
maatregelen zult nemen of een reglementering zult uit-
werken om een begrenzing van de kortingen mogelijk te
maken, vooral omdat is gebleken dat ze tot een over-
consumptie van medicatie leiden. Er is reeds onderzoek
gebeurd
dat
effectief
aantoonde
dat
overdreven
ristorno's aanleiding geven overconsumptie van medica-
tie.
Mijn laatste vraag is of VZW's en OCMW's offertes
kunnen uitschrijven met een kortingspercentage op ge-
neesmiddelen als criterium ?
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mevrouw
de voorzitter, mevrouw de minister, ik sluit mij aan bij de
vraag van mevrouw Avontroodt. In deze periode van het
jaar geraken heel wat apothekers gefrustreerd omdat zij
bij hun dagelijkse praktijk ook nog het administratieve
werk moeten doen en het berekenen van kortingen.
Daardoor ontstaat bij de publieke opinie meer en meer de
indruk dat een apotheker een veredelde winkelier is. Dat
is uiteindelijk mijn voornaamste bezorgdheid. Het toeken-
nen van ristorno's is tegenstrijdig met de beroepseer en
de waardigheid van het beroep van apotheker. Het
beklemtoont al te veel het commercie¨le karakter van een
apotheek. Ik sluit mij in die zin aan bij mevrouw Avon-
troodt. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen de
korting die een officina-apotheker toekent aan de patie¨n-
ten en de korting in de rusthuizen. Het gaat eigenlijk om
twee aparte problemen. Historisch waren ristorno's ver-
boden door de Orde van Apothekers, tot men onder druk
van de coo¨peratieven tot reglementering van de kortin-
gen is overgegaan. Uiteindelijk heeft men dan onder druk
van de Europese spelregels inzake vrije concurrentie en
door de rechtspraak dit standpunt moeten verlaten. Nu
zijn de kortingen aan geen enkele regel meer gebonden,
zij het dat deontologisch nog kan worden opgetreden, al
is ook dat niet meer zo gemakkelijk.
Mevrouw Avontroodt heeft reeds gewezen op de econo-
mische aspecten. Er is natuurlijk een evolutie, ook inzake
de winstmarge van de apotheker. De winstmarge is reeds
jaren dezelfde gebleven, maar doordat ze begrensd is en
er steeds meer duurdere producten komen, komt de
ree¨le winstmarge onder druk te staan. Door het toeken-
nen van kortingen geeft men een tegenstrijdig signaal,
alsof er veel ruimte zou zijn. Dat is tegelijk de aanleiding
tot mijn eerste vraag. Zou het niet logischer zijn te
discussie¨ren over de winstmarge en daar het toekennen
van kortingen in de weegschaal te leggen ? Heel veel
apothekers zouden graag zien dat wat zij als ristorno
moeten toekennen, het systeem ten goede zou komen.
Nu immers komt het toekennen van ristorno's vooral die
patie¨nten ten goede die dit vaak het minst nodig hebben.
Ik bedoel dat wie het meest weinig levensnoodzakelijk
geneesmiddelen consumeren, de grootste kortingen krij-
gen.
Dat brengt mij tot mijn tweede vraag. Wij gaan de richting
uit van het opnemen van het geneesmiddelenverbruik in
de franchise. Moeten de kortingen in de franchise worden
verrekend ? Hoe moet dat dan gebeuren ? Meer en meer
mensen hebben een particuliere verzekering, ook voor
hun geneesmiddelen. Bij wijze van spreken halen zij
voordeel uit hun geneesmiddelenverbruik. Immers, op
het einde van het jaar krijgen zij 10% korting, maar
eigenlijk hebben zij hun geneesmiddelen vaak integraal
terugbetaald gekregen via hun particuliere verzekering
- zij het soms met een bepaalde franchise. Kunt u eens
nadenken over een systeem waarbij kortingen worden
verboden ? Ik ben mij er wel van bewust dat men volgens
de Europese spelregels kortingen niet kan verbieden op
parafarmacie en wellicht ook niet op alle geneesmidde-
len, maar kunnen via het concept van remgeld niet een
aantal maatregelen worden genomen om minstens kor-
tingen op remgeld te verbieden of toch te reglementeren
in de toekomst ?
Vervolgens kom ik tot het probleem van de rusthuizen. In
de rusthuizen is er momenteel inderdaad een enorme
concurrentieslag,
waarbij
de
aanbestedingen,
door
OCMW's bijvoorbeeld, alleen en uitsluitend op basis van
het criterium kosten gebeuren. Daarbij vallen de dienst-
verlening, de begeleiding van de patie¨nten, de zorg om
een rationeel geneesmiddelenverbruik volledig weg. Al-
leen het commercie¨le speelt. De coo¨peratieven zijn de
grote kapers op de kust. Mevrouw de minister, ik ben er
mij van bewust dat met het nieuwe koninklijk besluit dat
voorschrijft dat men zich moet bevoorraden bij een
apotheek uit de gemeente of uit een omringende ge-
meente, het probleem al iets is ingedijkt. In vele steden
zijn de ketens evenwel alomtegenwoordig. Als zij kortin-
gen van 30% geven, spreekt het eigenlijk voor zich dat
men met verlies verkoopt. Zoals mevrouw Avontroodt
heeft onderstreept, is dit wettelijk verboden, maar onder
het mum van een coo¨peratieve is dit eigenlijk heel
18
HA 50
COM 103
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Annemie Van de Casteele
ondoorzichtig is. Ik verwijs dienaangaande naar de groot-
ste keten die, naar onlangs is gebleken, met verlies
werkt. Bijgevolg rijst de vraag hoe dit kan worden gerijmd
met de kortingen die aan de rusthuizen worden gegeven,
inclusief aan de beheerders van de rusthuizen en aan het
personeel dat in de rusthuizen en de daaraan verbonden
OCMW's is tewerkgesteld.
Mevrouw de minister, men heeft hieromtrent al een
aantal malen klacht neergelegd en men is reeds een
aantal malen tot een uitspraak gekomen. Ook hebben
verscheidene apothekers reeds een sanctie opgelopen
bij de Orde van Apothekers. Meestal schiet men dan
echter op degenen die in een dergelijke coo¨peratieve
apotheek in loonverband werken. De beheerders kan
men niet raken. Dit is een pijnlijke zaak. Vandaar dat
dienaangaande een reglementering dringend nodig is.
Graag vernam ik hoe dit kan worden geremedieerd.
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw Avontroodt, me-
vrouw Van de Casteele, u hebt een aantal heel moeilijke
vragen gesteld. Ze zijn niet zozeer moeilijk te beantwoor-
den omdat ze intellectueel moeilijk te vatten zijn maar wel
omdat er op het vlak van de reglementering van genees-
middelen drie actoren zijn : Economische Zaken, Sociale
Zaken en Volksgezondheid. Ik zal op enkele punten
ingaan maar ik zou het debat over het geneesmiddelen-
gebruik willen aangrijpen om ervoor te zorgen dat minis-
ter Vandenbroucke daarbij aanwezig is.
De ristorno's vallen echter onder de bevoegdheid van het
departement Economische Zaken zoals werd bepaald in
de wet op de geneesmiddelen van 25 maart 1964. In
deze wet wordt heel duidelijk bepaald dat het verboden is
bij de levering van geneesmiddelen rechtstreeks of zij-
delings premies of voordelen aan te bieden. Op dat
ogenblik had men vooral twee actoren op het oog : de
geneesheren en de apothekers.
De ristorno's, die de apotheker aan zijn clie¨nteel geeft,
blijken niet als premies te worden beschouwd zoals
bepaald in artikel 10 van de wet op de geneesmiddelen.
De reglementering van de ristorno's behoort eigenlijk tot
de bevoegdheid van de minister van Economie. Ik heb
reeds contact opgenomen met het kabinet van Economi-
sche Zaken om te vernemen of zij plannen hebben om de
reglementering inzake ristorno's te wijzigen.
Dit contact met het kabinet van Economische Zaken
heeft volgende gegevens opgeleverd. Op dit ogenblik
hebben zij geen plannen terzake en worden dergelijke
plannen ook niet voorbereid. Zij laten mij echter wel
verstaan dat een concrete vraag aan het departement
Economische Zaken een duwtje in de rug kan geven om
dit punt te behandelen. Ik zal dit thema dan ook zeker
aankaarten. Het lijkt mij ook belangrijk om op deze
problematiek in alle duidelijkheid terug te komen tijdens
het debat van volgende maand. Eventueel kan bij de
regeling van de werkzaamheden uitdrukkelijk de aanwe-
zigheid van de minister van Economie worden gevraagd
zodat hij rechtstreeks met uw problemen kan worden
geconfronteerd.
Wat aanbestedingen en offertes van rusthuizen betreft, is
de wetgeving voldoende duidelijk. De praktijk blijkt wel
degelijk een aantal problemen op te leveren. In de
wetgeving wordt duidelijk bepaald dat op de uitoefening
van de geneeskunst geen overeenkomst van welke aard
ook mag worden gesloten tussen een apotheker en een
derde - in casu, de directie van een rusthuis - indien die
overeenkomst betrekking heeft op het apothekersberoep
en ertoe strekt aan de ene of andere rechtstreeks of
onrechtstreeks winst of voordeel te verschaffen.
Als een offerte of aanbesteding ertoe strekt dat een
rusthuis geneesmiddelen aanschaft voor doorverkoop,
wordt een daad van onwettige uitoefening van de farma-
cie gesteld.
Mevrouw de voorzitter, collega's, de wetgeving terzake is
duidelijk. In de praktijk rijzen echter problemen. Ik ben
ervan op de hoogte dat rusthuizen korting krijgen op
bepaalde geneesmiddelen omdat ze grote hoeveelheden
afnemen zonder deze korting aan de patie¨nt te verlenen.
Op dit ogenblik beschik ik echter niet over concrete
gegevens en cijfers terzake. Een ander probleem heeft
betrekking op de bevoorrading van rusthuizen. Zij zijn
dikwijls geneigd bevoorrechte partners, in casu apothe-
kers te kiezen.
Ik wens prioritair aandacht te besteden aan de adequate
begeleiding van bejaarden bij de inname van geneesmid-
delen. Naar verluidt besteden sommige rusthuizen wei-
nig aandacht aan deze problematiek. Geneesmiddelen
worden verdeeld door verzorgers die geen specifieke
vorming terzake hebben genoten. Het systeem van de
geneesmiddelenverstrekking in rusthuizen moet, mijns
inziens, dringend onder de loep worden genomen zodat
bepaalde afspraken en reglementen kunnen worden
uitgewerkt. U zult wellicht de verhalen kennen van be-
jaarden die geneesmiddelen in hun kast verstoppen. Ik
beklemtoon dat ik de problematiek niet wil veralgemenen
maar wens werk te maken van een aantal elementen.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Mevrouw de mi-
nister, er moet volgens mij een halt worden toegeroepen
aan de verkoop met verlies van geneesmiddelen met een
zeer dure verkoopprijs. Een nieuw wettelijk initiatief is
dringend nodig. De huidige situatie wordt veroorzaakt
door de wettelijke bepaling die de maximum winstmarge,
ongeacht de publieksprijs, op 300 frank vastlegt. Dit
betekent dat men in een aantal gevallen met verlies
werkt. Hoe duurder de publieksprijs wordt, hoe groter het
risico op verkoop met verlies.
HA 50
COM 103
19
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Annemie Van de Casteele
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mevrouw
de minister, ik denk dat het werken met verlies door
officina-apothekers op dit ogenblik binnen de perken
blijft.
Het is via de rusthuizen dat wij indicaties hebben gekre-
gen dat er ketens werken met verlies, wat de verkoop
aan de rusthuizen zelf betreft. Men mag echter niet
vergeten dat die ketens meestal ook de winstpercenta-
ges van de groothandel hebben, waardoor zij gemakke-
lijker dan een individuele apotheker kortingen kunnen
geven. Dat is inderdaad een concurrentievervalsing.
Wel is het zo dat men inzake het toekennen van ristorno's
rekening houdt met geplafonneerde geneesmiddelen.
Patie¨nten begrijpen dat vaak niet. Zij rekenen hun ris-
torno uit bijvoorbeeld aan 10%, wat niet altijd mogelijk is.
Het gevolg is dat de clie¨nten boos zijn. Dit is pijnlijk. Het
beklemtoont
het
commercie¨le
karakter
van
de
geneesmiddelenverkoop door de apotheker, terwijl die
uiteindelijk een andere rol te vervullen heeft.
In de toekomst moeten we evolueren naar het apprecie¨-
ren en het honoreren van een apotheker, niet op basis
van een winstmarge op het product dat hij over de
toonbank laat gaan, maar op basis van zijn intellectuele
prestatie bij de begeleiding van het geneesmiddelen-
verbruik.
Daarbij mag echter niet worden vergeten dat het stock-
eren van een geneesmiddel ook geld kost. Zo kost het
stockeren van een product van 32 000 frank meer dan
het stockeren van een product van 100 frank. Dit zal
steeds in enige mate moeten worden gelinkt aan de prijs
van een geneesmiddel. Op termijn zal men echter moe-
ten evolueren naar een gemengde financiering en zal
men de intellectuele prestatie meer moeten honoreren
zoals dit ook bij de geneesheren meer en meer het geval
is. Dit zal de rol van de apotheker en de discussie van de
ristorno's in een ander daglicht plaatsen.
Ik hoop dat wij hierover tijdens het debat over het
geneesmiddelenbeleid van gedachten zullen kunnen
wisselen. Wij zullen dan ten aanzien van de minister van
Economische Zaken de problematiek kunnen schetsen
en op eventuele maatregelen aandringen. Zelfs in de
Europese context van de vrije markt moet het toch
mogelijk zijn om deze problematiek te reglementeren.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De mondelinge vraag nr. 892 van de heer Jan Eeman
wordt naar een latere datum verschoven.
Mondelinge vraag van de heer Servais Verherstrae-
ten aan de vice-eerste minister en minister van Be-
groting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Eco-
nomie over
de voorschotten verleend door het
OCMW
bij
niet-betaling
van
onderhoudsgeld
(nr. 853)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leef-
milieu)
Question orale de M. Servais Verherstraeten au vice-
premier ministre et ministre du Budget, de l'Inte´gra-
tion sociale et de l'E
´ conomie sociale sur
les avan-
ces accorde´es par les CPAS en cas de non-paiement
des pensions alimentaires
(La re´ponse sera donne´e par la ministre de la Protec-
tion de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement)
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, ik heb mijn vraag ge-
adresseerd volgens de bevoegdheidsverdeling van de
vorige legislatuur. Vandaar dat ze aan de verkeerde
minister gericht was.
Ik zal de bestaande regeling niet toelichten. U kent die
beter dan ik. Het niet betalen van alimentatie is een
plaag. In 40% van de gevallen wordt niet of laattijdig
betaald. De voorschotregeling die sedert 1989 van toe-
passing is en in 1998 verbeterd werd, vormt een aanzet
om schrijnende toestanden te verlichten. Ze is echter niet
van toepassing op alimentatie voor partners maar alleen
voor kinderen. Bovendien blijft dit beperkt tot een be-
paald bedrag en is het alleen van toepassing op perso-
nen die onder een relatief lage drempel van bestaans-
middelen blijven, namelijk iets meer dan 35 000 frank per
maand. In 1998 is een beperkte verhoging mogelijk
geworden maar het bedrag blijft zeer laag.
Deze regeling valt eigenlijk enigszins onder de strijd
tegen de kansarmoede. De vraag is of dat niet op een
andere manier dient te worden geregeld. Er zijn wets-
voorstellen ingediend met betrekking tot het fonds. Dient
de OCMW-regeling uitgebreid te worden en eventueel
ook voor partners toegankelijk te worden gemaakt ? Dat
kan eventueel bij de bespreking van deze wetsvoorstel-
len onder de loep worden genomen. Deze vragen zijn
echter vandaag niet aan de orde.
Mijn vraag houdt in feite verband met het functioneren
van de huidige wetgeving.
Mevrouw de minister, hoeveel aanvragen zijn er ? Kunt u
ons dit per geslacht en per Gemeenschap bezorgen ?
Hoeveel aanvragen hebben effectief geleid tot een be-
20
HA 50
COM 103
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Servais Verherstraeten
slissing van het betrokken OCMW om een voorschot toe
te kennen ? Beschikt u over cijfers om dat per Gemeen-
schap te vergelijken ? Om welke bedragen gaat het dan,
voor zover mogelijk opgesplitst voor de verschillende
regio's ?
Minister
Magda Aelvoet :
Mevrouw
de
voorzitter,
collega's, de aanvragen tot betaling van voorschotten die
niet leiden tot het minste gevolg voor de OCMW's,
worden niet geregistreerd op nationaal niveau. Wij be-
schikken uitsluitend over gegevens omtrent de voor-
schotten die effectief worden toegekend en uitbetaald.
De concrete vragen zal ik beantwoorden in vijf hoofdstuk-
ken.
Ten eerste, het aantal begunstigde kinderen per gewest
bedraagt :
- voor Vlaanderen : 2 572 in januari 1998 en 2 987 in
januari 1999;
- voor Wallonie¨ : 1 994 in 1998 en 2 229 in 1999;
- voor Brussel : 227 in 1998 en 258 in 1999.
U merkt dat er zich overal een stijging voordoet.
Ten tweede, wat het aantal families betreft werden de
situaties als volgt uitgesplitst :
a)
families
waarbij
de
moeder
de
niet-
onderhoudsplichtige ouder is :
- Vlaanderen : 1 325 families in 1998 en 1 601 families in
1999;
- Wallonie¨ : 1 038 families in 1998 en 1 207 families in
1999;
- Brussel : 110 families in 1998 en 138 families in 1999.
b) families waarbij de vader de niet-onderhoudsplichtige
ouder is :
- Vlaanderen : 101 families in 1998 en 130 families in
1999;
- Wallonie¨ : 81 families in 1998 en 110 families in 1999;
- Brussel : 12 families in 1998 en 8 families in 1999.
Het totaal aantal families per Gewest bedraagt :
- voor Vlaanderen : 1 426 in 1998 en 1 731 in 1999;
- voor Wallonie¨ : 1 119 in 1998 en 1 317 in 1999;
- voor Brussel : 122 in 1998 en 146 in 1999.
Mijnheer Verherstraeten, u vroeg wat dit vertegenwoor-
digde aan totale uitgaven voor de OCMW's, maar aan-
gezien die cijfergegevens drie kolommen bevatten, zal ik
mij beperken tot de jaren 1998 en 1999; het overige
cijfermateriaal zal worden rondgedeeld, opdat u alles
rustig kunt bestuderen.
- voor Vlaanderen : in 1998 : 108 miljoen Belgische frank
en in 1999 : 115 miljoen Belgische frank;
- voor Wallonie¨ : in 1998 : 80 miljoen Belgische frank en
in 1999 : 85 miljoen Belgische frank;
- voor Brussel : in 1998 : 9,8 miljoen Belgische frank en in
1999 : 12 miljoen Belgische frank.
Uiteraard zijn de gegevens voor 1999 nog niet volledig
aangezien de laatste cijfers nog niet werden meege-
deeld.
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mevrouw de
minister, ik dank u voor uw antwoord. Het was een heel
gecijfer. Met betrekking tot het debat over het fonds
wilden we graag informatie putten uit deze cijfers. Ik zou
het dan ook zeer op prijs stellen als u de commissie en
mij een kopie van die cijfers zou kunnen bezorgen.
Minister Magda Aelvoet : Ja.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Ordre des travaux
Regeling van de werkzaamheden
La question orale n° 861 de Mme Marie-The´re`se Coenen
sera pose´e par e´crit.
De mondelinge vraag nr. 876 van mevrouw Greta
D'Hondt wordt naar een latere datum verschoven.
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
de arbeidsomstandigheden van
GSO's en apothekers-klinisch biologen in opleiding
(nr. 829)
Question orale de M. Luc Goutry a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement sur
les conditions de travail
des me´decins spe´cialistes en formation et des phar-
maciens en biologie clinique en formation
De heer Luc Goutry (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, mijn vraag valt in drie delen uiteen.
Het eerste deel handelt over de toepassing van de
huidige reglementering om betere werkomstandigheden,
verloning, arbeidstijden en dergelijke op poten te zetten
voor de geneesheren in opleiding. Het tweede deel gaat
vooral over de vergoedingen, vooral deze in psychiatri-
sche ziekenhuizen. Het derde deel heeft betrekking op
de apothekers-klinisch biologen in opleiding. In tegen-
stelling tot de dokters-klinisch biologen, heeft men im-
mers ook apothekers-klinisch biologen. Ik denk dat op
dat gebied nog een en ander moet gebeuren.
HA 50
COM 103
21
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Goutry
Ten eerste, op 29 mei 1999 verscheen een ministerieel
besluit dat heel wat zou moeten regelen op het terrein, dit
tot grote vreugde van de geneesheren-specialisten in
opleiding. Wij hebben de huidige situatie op het terrein
bekeken. Het was natuurlijk een onvolledige bevraging,
maar ik wil het u toch meegeven. Sinds 1 september is de
nieuwe regeling van kracht. Een aantal ziekenhuizen
hadden zich al geconformeerd voor er een regeling was,
maar voor de kwaadwilligen heeft men regels nodig. Wat
blijkt uit ons onderzoek ? In de meeste grote ziekenhui-
zen is de zaak redelijk goed geregeld, vooral wat de
wachtfrequentie betreft. Dit lijkt, op enkele uitzonderin-
gen na, in orde te zijn. In een pak andere ziekenhuizen
blijken er toch problemen te zijn. In sommige gevallen
zijn de stagemeesters bijna nooit aanwezig. Hoe kunnen
ze dan toezicht uitoefenen, de wachtfrequentie in de
gaten houden of het systeem bewaken ?
Mevrouw de minister, we zijn ook naar de loon-
aanpassingen, conform artikel 7 van het ministerieel
besluit, gaan kijken. We stellen vast dat men er ook daar
soms een potje van maakt. Men past artikel 7 toe, maar
de directe vergoedingen zoals onder meer onkosten en
logementskosten die sommige assistenten vroeger kre-
gen, vallen nu weg. Enerzijds, past men artikel 7 toe
maar anderzijds, houdt men een aantal vergoedingen
voor andere zaken in. Dat is een vaststelling die ik u
graag wou voorleggen. We hebben die wetgeving opge-
steld en u hebt geholpen die wet operationeel te maken.
Daarom vraag ik u erop te letten hoe ze in de praktijk
wordt toegepast.
Hebt u informatie ontvangen over gebrekkige toepassin-
gen of klachten ? Wilt u dit eens beter nakijken ? Wat zult
u doen als blijkt dat een aantal ziekenhuizen zich er niet
aan storen ? Ik zou het goed vinden dat men daar
aantoont dat er geen ruimte is om te blijven sollen met die
toepassing.
Mijn tweede vraag handelt over de vergoeding. Ook daar
is er een nieuwe regeling. Vroeger werd er veel
interpretatieruimte gelaten. Nu heeft men gezegd dat er
een minimum is, een bedrag dat iedereen moet krijgen.
Wat men daarbovenop doet, is vrij te kiezen. In een
aantal ziekenhuizen wordt het vrij goed toegepast, vroe-
ger al. Een aantal weigeren blijkbaar om de reglemente-
ring toe te passen.
Er is toch nog een knelpunt waarop ik even de aandacht
wil vestigen. Het gaat om de psychiatrische ziekenhui-
zen. Een psychiater in een psychiatrisch ziekenhuis valt
inzake inkomen niet te vergelijken met een andere
geneesheer-specialist in een algemeen ziekenhuis. Dat
heeft onder meer te maken met het feit dat in algemene
ziekenhuizen de nood aan technische prestaties veel
groter is. Men doet veel meer labs en allerlei radiografi-
sche onderzoeken. Er is een soort systeem van dichoto-
mie, dat weet iedereen. In de psychiatrie is dit anders.
Daar heeft men heel weinig technische prestaties en
heeft men veel minder cash flow. In bepaalde gevallen
kunnen misschien problemen rijzen om de reglemente-
ring toe te passen. Er bereiken mij signalen dat het voor
Algemene Psychiatrische Ziekenhuizen moeilijker zou
zijn.
Mevrouw de minister, vandaar ook mijn tweede vragen-
reeks voor u. Is het zinvol om daar in een aangepaste
financiering te voorzien, die dan ook kan worden toege-
past ? Of is er iets mogelijk met de verpleegdagprijs ? Als
men zoiets structureel laat inbouwen, en als men de
structurele kosten die in een psychiatrisch ziekenhuis
anders liggen, aanneemt dan zou men aan de verzuch-
tingen kunnen voldoen.
Het derde deel van de vraag gaat over klinisch biologen,
maar dan wel apothekers-klinisch biologen. Er zijn
dokters-klinisch biologen, maar er zijn ook mensen die
voor apotheker gestudeerd hebben en daarna de oplei-
ding klinisch bioloog gevolgd hebben. Ze doen dat uiter-
aard ook via een opleiding assistent en dan kunnen ze
later hetzelfde werk doen als een dokter-klinisch bioloog.
Wat blijkt ? Ik zou kunnen aannemen dat het een verge-
telheid is. Dat blijkt precies in de wetgeving vergeten te
zijn. De apothekers zijn ook niet zo talrijk. Die weinige
mensen staan nu wel in de kou, want in een bepaald
ziekenhuis zijn ze bij de directie gaan klagen. De directie
zei dat het niet in het ministerieel besluit stond. Er staat
wel iets in over de erkenning van de stagemeesters,
maar er staat niet specifiek in hoe de arbeidsomstandig-
heden en het loon dienen te verlopen. Een aantal zie-
kenhuizen maakt daarvan natuurlijk geen probleem en
schakelt dat gelijk. Een aantal is wat malafide en past het
niet juist toe. Vandaar mijn vraag of het misschien niet
interessant zou zijn om in artikel 1 van het ministerieel
besluit het toepassingsgebied te verruimen en deze
categorie mensen op te nemen zodat daarover geen
enkel misverstand meer zou kunnen bestaan. Tot zover
mijn vragen, mevrouw de minister.
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, mijn-
heer Goutry, voor de situatie op het terrein verwijst u naar
gegevens die door assistenverenigingen gepubliceerd
worden. Ik heb aan mijn administratie gevraagd hoe het
stond met klachten die vanwege assistenten gesigna-
leerd worden op het niveau van de administratie. Dat
cijfer blijkt zeer laag te liggen. Dit is uiteraard geen bewijs
voor iets. Het duidt er veel meer op dat assistenten het
een gevaarlijke praktijk vinden om zich individueel bloot
te geven. Zij vrezen terzake een risico te lopen.
De situatie is voor een belangrijk stuk gebonden aan de
verhouding tussen aanbod en vraag naar kandidaat-
specialisten. Vooral jonge artsen willen liever een gespe-
cialiseerde opleiding volgen dan in te treden in de
huisartsgeneeskunde. Zij zijn bereid om gedurende een
aantal jaren heel wat moeilijkheden op zich te nemen.
22
HA 50
COM 103
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
De objectieve situatie gaat terzake veranderen. Het
totaal aantal studenten dat toegang krijgt tot de specia-
lisatie en de huisartsgeneeskunde zal vanaf 2004 wor-
den gehalveerd. Het aantal stagediensten zal vanaf 2004
relatief groter zijn en de kandidaten zullen diensten
kunnen kiezen die betere werkomstandigheden bieden.
Dat is een objectieve verschuiving. Anno 2004 is echter
geen antwoord op de problemen van vandaag.
Voor de huidige problemen wordt er op het niveau van de
administratie aan twee mechanismen gewerkt. Dat is de
fameuze evaluatie van de stagediensten door kandidaat-
specialisten. Zij zullen geleidelijk aan toelaten het gedrag
van stafleden, stagemeesters, enzovoort in te schatten
en te evalueren. Op basis van statistieken zal men
kunnen aanwijzen welke diensten hun verantwoordelijk-
heid
opnemen
ten
aanzien
van
de
kandidaat-
specialisten. Dat kan ertoe leiden dat degenen die daar-
aan niet beantwoorden, worden geschrapt.
Een tweede instrument is de vertegenwoordiging van
kandidaat-specialisten binnen de hoge raad. De hoge
raad is het orgaan dat adviezen moet geven over de
waarde van de stagediensten. Daar zit de kern van het
probleem. Op dit ogenblik hebben we geen goed instru-
ment om de aanwezigheid van kandidaat-specialisten te
garanderen.
Er is op dit ogenblik geen overkoepelende organisatie
van assistentenverenigingen. Er bestaan er verschil-
lende naast elkaar. De enige mogelijkheid waarover wij
op korte termijn beschikken, is aan de artsensyndicaten,
BEVAK en het algemeen syndicaat, vragen om alsnog
kandidaten hiervoor voor te dragen. Hierbij kunnen we
vragen om in de mate van het mogelijke kandidaat-
specialisten te nemen.
U weet echter hoe het vertegenwoordigingsmechanisme
werkt. Het hangt niet van ons af. Zij zullen dat op korte
termijn bepalen.
Wij zijn wel bereid om de associatieverenigingen aan te
schrijven met de vraag om zich te organiseren in het
kader van een actieve vertegenwoordiging in de hoge
raad.
Wij zullen ons in ieder geval tot de hoge raad richten om
een evaluatie te maken over de functionering van het
systeem. In afwachting van de gegevens over de eva-
luatie van de stages, zal er al een mechanisme in
werking treden waarbij men die zaak naar zich toe trekt.
Dat zijn de concrete mogelijkheden die ik op dit ogenblik
kan signaleren.
Vervolgens wil ik nog een aantal andere punten aanstip-
pen. De minister van Werkgelegenheid en Arbeid werkt
op dit ogenblik een specifieke reglementering uit voor
kandidaat-specialisten, precies met het oog op betere
overlegmechanismen en een betere bescherming in een
gepast juridisch kader. Vanuit die invalshoek is het een
versterking van de positie van die mensen.
De Europese Gemeenschap bereidt een richtlijn voor - dit
zal nog wel even duren - om het aantal werkuren van
geneesheren in opleiding te beperken. Het is blijkbaar
ook een probleem dat in Europa als dusdanig gekend is.
Iedereen weet dat het niet eenvoudig is richtlijnen op te
stellen.
Ik vestig er de aandacht op dat ik ook vanuit het werkveld
reacties binnenkrijg die erop wijzen dat bepaalde onder-
delen van die reglementering die voor de kandidaat-
specialisten waren opgesteld, voor het functioneren van
ziekenhuizen problemen kan veroorzaken. Men krijgt,
zowel vanuit de groep van de assistenten of de kandida-
ten in opleiding als vanuit de structuren waarin zij werken
opmerkingen in verband met noodzakelijke verfijningen
en verbeteringen die nog moeten gebeuren. Ik zet mijn
oren dus naar alle kanten open.
Men zegt mij dat de kandidaat-specialisten in de psychia-
trie niet aan hun lot worden overgelaten. Ze zouden aan
dezelfde
regels
zijn
onderworpen
als
de
andere
kandidaat-specialisten. Een billijke bezoldiging moet op
zijn minst overeenkomen met de bruto wedde van een
adjunct-adviseur in de federale diensten met dezelfde
ancie¨nniteit.
Een eventuele aanpassing van de nomenclatuur valt
onder
Sociale
Zaken.
De
aanpassing
van
de
verpleegdagprijs in psychiatrische instellingen is een
voorstel dat tot op heden niet werd aangekaart. Het zou
kunnen worden bestudeerd teneinde de gevolgen van
die aanpassing voor de verpleegdagprijs te kunnen in-
schatten en na te gaan hoe groot de meerkosten zouden
zijn.
De apotheker-kandidaat-specialisten in de klinische bio-
logie is een punt dat niet werd bestudeerd. Ik heb mijn
diensten verzocht er verslag over uit te brengen en de
mogelijkheid te onderzoeken de wetgeving ook naar
deze categorie uit te breiden. Dit zou in de toekomst tot
een voorstel moeten leiden.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mevrouw de minister, ik
dank u voor het omstandige antwoord. Uw antwoord
aangaande de apothekers-klinisch biologen gaf zeker
voldoening. U stelt vast dat er daadwerkelijk een lacune
bestaat en dat we moeten onderzoeken wat daaraan kan
worden gedaan. Dat zou zeker goed zijn voor deze
mensen.
Ten tweede, ik stel niet dat men in de psychiatrie de
regels helemaal niet volgt. Ik bedoelde dat zij meer
moeite hebben om de regels te volgen omwille van hun
beperkte inkomen. Het gaat dan om de pool van het
inkomen van de psychiaters. Het spoor van de
HA 50
COM 103
23
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Goutry
verpleegdagprijs kan inderdaad een te onderzoeken mo-
gelijkheid vormen. Misschien schuilt daarin een structu-
reel objectief element dat zou moeten worden bekeken.
Dat lijkt mij niet echt eenvoudig, maar het is goed dat u dit
spoor volgt.
Wat het eerste punt betreft, lijkt het mij zeer nuttig dat er
in tussentijd een evaluatie zou komen. Inzake het
vertegenwoordigingswerk is de Europese richtlijn die
verwacht wordt uiteraard zeer wenselijk. U kondigt een
evaluatie in beide richtingen aan, zowel inzake de uitwer-
king op het terrein als inzake de bijsturing van het
ministerieel besluit. Ik kan hier volledig inkomen. Een
ministerieel besluit dat mankementen vertoont, moet
uiteraard worden bijgestuurd.
Mevrouw de minister, ik neem nota van uw duidelijke
engagementen en ik ben verheugd over uw toezegging.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 16.20 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 16.20 heures.
24
HA 50
COM 103
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000