KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 COM 1027
CRIV 50 COM 1027
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET
VERTAALD BEKNOPT VERSLAG
VAN DE TOESPRAKEN
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC
COMPTE RENDU ANALYTIQUE TRADUIT
DES INTERVENTIONS
C
OMMISSIE VOOR DE
B
INNENLANDSE
Z
AKEN
,
DE ALGEMENE
Z
AKEN EN HET OPENBAAR
A
MBT
C
OMMISSION DE L
'I
NTÉRIEUR
,
DES
A
FFAIRES
GÉNÉRALES ET DE LA
F
ONCTION PUBLIQUE
woensdag
mercredi
19-03-2003
19-03-2003
14:30 uur
14:30 heures
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CD&V
Christen-Democratisch en Vlaams
FN
Front National
MR
Mouvement réformateur
PS
Parti socialiste
cdH
centre démocrate Humaniste
SP.A
Socialistische Partij Anders
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode +
basisnummer en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° de
base et du n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag,met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaald beknopt verslag van de toespraken (op wit
papier, bevat ook de bijlagen)
CRIV
Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu
intégral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit
des interventions (sur papier blanc, avec les annexes)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV
Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV
Compte Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail :
publicaties@deKamer.be
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes :
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
e-mail :
publications@laChambre.be
CRIV 50
COM 1027
19/03/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Vraag van de heer Servais Verherstraeten aan de
eerste minister over "het managementplan van de
FOD Kanselarij" (nr. B191)
1
Question de M. Servais Verherstraeten au
premier ministre sur "le plan de management du
SPF Chancellerie" (n° B191)
1
Sprekers: Servais Verherstraeten, Guy
Verhofstadt, eerste minister
Orateurs: Servais Verherstraeten, Guy
Verhofstadt, premier ministre
Vraag van de heer Servais Verherstraeten aan de
eerste minister over "de uitvoering van de
aanbeveling van de Sabenacommissie
aangaande het beheer van de kabinetsarchieven"
(nr. B199)
2
Question de M. Servais Verherstraeten au
premier ministre sur "la mise en oeuvre de la
recommandation de la commission Sabena
relative à la gestion des archives des cabinets"
(n° B199)
2
Sprekers: Servais Verherstraeten, Guy
Verhofstadt, eerste minister
Orateurs: Servais Verherstraeten, Guy
Verhofstadt, premier ministre
Vraag van de heer Servais Verherstraeten aan de
minister van Binnenlandse Zaken over "het
managementplan van de FOD Binnenlandse
Zaken" (nr. B192)
5
Question de M. Servais Verherstraeten au
ministre de l'Intérieur sur "le plan de management
du SPF Intérieur" (n° B192)
5
Sprekers: Servais Verherstraeten, Antoine
Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs: Servais Verherstraeten, Antoine
Duquesne, ministre de l'Intérieur
Vraag van mevrouw Kristien Grauwels aan de
minister van Binnenlandse Zaken over "de
oprichting van een genderbureau" (nr. B245)
7
Question de Mme Kristien Grauwels au ministre
de l'Intérieur sur "la création d'un bureau
spécifique du genre" (n° B245)
7
Sprekers: Kristien Grauwels, Antoine
Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs: Kristien Grauwels, Antoine
Duquesne, ministre de l'Intérieur
Vraag van mevrouw Kristien Grauwels aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
"partnergeweld" (nr. B246)
10
Question de Mme Kristien Grauwels au ministre
de l'Intérieur sur "la violence au sein du couple"
(n° B246)
10
Sprekers: Kristien Grauwels, Antoine
Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs: Kristien Grauwels, Antoine
Duquesne, ministre de l'Intérieur
Interpellatie van de heer Tony Van Parys tot de
minister van Binnenlandse Zaken over "het
vernietigend rapport van het Comité P betreffende
de criminaliteitsstatistieken" (nr. 1614)
11
Interpellation de M. Tony Van Parys au ministre
de l'Intérieur sur "le rapport dévastateur du
Comité P concernant les statistiques criminelles"
(n° 1614)
11
Sprekers: Tony Van Parys, Antoine
Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs: Tony Van Parys, Antoine
Duquesne, ministre de l'Intérieur
Moties
19
Motions
19
Vraag van de heer Olivier Chastel aan de minister
van Binnenlandse Zaken over "de aanbeveling
van het College van federale ombudsmannen
betreffende het statuut van de samenwonenden
en het vreemdelingenrecht" (nr. B268)
20
Question de M. Olivier Chastel au ministre de
l'Intérieur sur "la recommandation du Collège des
médiateurs fédéraux concernant le statut des
cohabitants en droit des étrangers" (n° B268)
20
Sprekers:
Olivier Chastel, Antoine
Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs:
Olivier Chastel, Antoine
Duquesne, ministre de l'Intérieur
Vraag van de heer Koen Bultinck aan de minister
van Binnenlandse Zaken over "de opening van
een nieuw asielzoekerscentrum te Houtkerque
(Frankrijk)" (nr. B275)
22
Question de M. Koen Bultinck au ministre de
l'Intérieur sur "l'ouverture d'un nouveau centre
d'asile à Houtkerque (France)" (n° B275)
22
Sprekers:
Koen Bultinck, Antoine
Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs:
Koen Bultinck, Antoine
Duquesne, ministre de l'Intérieur
Vraag van de heer Joseph Arens aan de minister
van Binnenlandse Zaken over "de problematiek
23
Question de M. Joseph Arens au ministre de
l'Intérieur sur "la problématique de la double
23
19/03/2003
CRIV 50
COM 1027
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
van de dubbele straf" (nr. B277)
peine" (n° B277)
Sprekers: Josy Arens, Antoine Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs: Josy Arens, Antoine Duquesne,
ministre de l'Intérieur
Vraag van de heer Jos Ansoms aan de minister
van Binnenlandse Zaken over "verkeerscontroles
op de autosnelwegen in het algemeen en op de
Grote Ring rond Brussel en op de Ring rond
Antwerpen in het bijzonder" (nr. B292)
25
Question de M. Jos Ansoms au ministre de
l'Intérieur sur "les contrôles routiers sur les
autoroutes en général et, en particulier, sur le
Ring de Bruxelles et le Ring d'Anvers" (n° B292)
25
Sprekers: Jos Ansoms, Antoine Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs: Jos Ansoms, Antoine Duquesne,
ministre de l'Intérieur
Vraag van mevrouw Joke Schauvliege aan de
minister van Binnenlandse Zaken over "de
werking van het rampenfonds" (nr. B293)
28
Question de Mme Joke Schauvliege au ministre
de l'Intérieur sur "le fonctionnement du fonds des
calamités" (n° B293)
28
Sprekers:
Joke Schauvliege, Antoine
Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs:
Joke Schauvliege, Antoine
Duquesne, ministre de l'Intérieur
CRIV 50
COM 1027
19/03/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE
BINNENLANDSE ZAKEN, DE
ALGEMENE ZAKEN EN HET
OPENBAAR AMBT
COMMISSION DE L'INTERIEUR,
DES AFFAIRES GENERALES ET
DE LA FONCTION PUBLIQUE
van
WOENSDAG
19
MAART
2003
14:30 uur
______
du
MERCREDI
19
MARS
2003
14:30 heures
______
La séance est ouverte à 14.33 heures par M. Denis D'hondt, président.
De vergadering wordt geopend om 14.33 uur door de heer Denis D'hondt, voorzitter.
01 Vraag van de heer Servais Verherstraeten aan de eerste minister over "het managementplan
van de FOD Kanselarij" (nr. B191)
01 Question de M. Servais Verherstraeten au premier ministre sur "le plan de management du SPF
01.01 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, tijdens andere debatten hebben we reeds van
gedachten gewisseld over de managementplannen die door de
diverse voorzitters van de FOD's en de diverse voorzitters van de
horizontale departementen, waaronder de Kanselarij, dienden
opgemaakt te worden binnen een termijn van drie maanden na hun
aanstelling.
De Kanselarij was het eerste departement waar een voorzitter van
een directiecomité werd aangesteld. Nochtans is het
managementplan uitgebleven. Mijn vragen aan u zijn de volgende. Is
het managementplan er ondertussen? Werd het ondertussen
goedgekeurd door de beleidsraad? Sedert wanneer is het plan er?
Sedert wanneer is het goedgekeurd? Is het document publiek of kan
het publiek gemaakt worden?
Ik kan u zeggen, mijnheer de eerste minister, dat ik een dergelijke
vraag heb gesteld aan al uw collega's nadat ik ze eerst in algemene
termen had gesteld aan minister Van den Bossche. Hij heeft mij
gesuggereerd om het per departement te doen. Menig minister heeft
ondertussen het managementplan van de voorzitter van de
respectieve departementen meegedeeld aan het Parlement.
Daarnaast is mijn vraag wat de essentiële bepalingen ervan zijn.
Welke concrete elementen ter verbetering van de dienstverlening
aan het publiek zijn erin opgenomen? Is er voor het operationele plan
met betrekking tot de Kanselarij een beroep gedaan op externen, met
andere woorden consultants? Zo ja, welk consultancybureau? Wat
was hiervan de kostprijs?
01.01 Servais Verherstraeten
(CD&V): Dans le cadre de la
réforme Copernic, les nouveaux
présidents des comités de
direction doivent déposer un plan
de management dans les trois
mois de leur désignation.
Le plan du président de la
Chancellerie a-t-il été déposé?
Quand a-t-il été approuvé? Une
copie sera-t-elle transmise au
Parlement? Quelles sont les
dispositions essentielles de ce
plan? Le président a-t-il sollicité
une aide externe? Quel en est le
coût?
01.02 Eerste minister Guy Verhofstadt: Mijnheer de voorzitter, ik 01.02 Guy Verhofstadt, premier
19/03/2003
CRIV 50
COM 1027
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
kan zeggen dat op 20 maart de raad bijeenkomt. Er is dus een
ontwerpbeleidsplan en een ontwerpmanagementsplan. Dat is al een
aantal weken klaar. De formele bevestiging van die ontwerpen
gebeurt op 20 maart. U weet dat mijn beleidsraad is samengesteld uit
een aantal mensen waaronder ikzelf, mijnheer Moors, mijnheer
Coene, mijnheer Buysse, mevrouw Lemaître en mevrouw Janvier. Ik
kan u nu natuurlijk het ontwerp geven, maar ik denk dat ik u beter
volgende week het formeel goedgekeurde plan toestuur. Er is daarbij
geen beroep gedaan op externe hulp.
ministre: Le 20 mars, le comité de
direction se réunira pour
approuver formellement le plan de
management qui pourra ensuite
être envoyé à M. Verherstraeten.
Il n'a pas été fait appel à de l'aide
extérieure pour la rédaction de ce
plan.
01.03 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik
dank de eerste minister voor zijn antwoord. Het doet mij al genoegen
dat geen beroep werd gedaan op externe hulp, wat in sommige
FOD's wel het geval is en wat eigenlijk tegen de geest van
Copernicus was. Ik geef misschien vanuit de oppositie graag kritiek,
mijnheer de eerste minister, en dat is ook mijn rol. Als er iets goeds
mag gezegd worden, mag dat ook. Als mijnheer Coene hier de pen
heeft vastgehouden, komt die eer hem ook toe. Over de inhoud kan
ik uiteraard niet met u van gedachten wisselen. Ik hoop dan ook dat
we het volgende week in de commissie hebben en dat u het
misschien ook rechtstreeks zou opsturen.
01.03 Servais Verherstraeten
(CD&V): Je me réjouis que ce soit
M. Coene qui l'ait rédigé, mais je
trouve que la rédaction a pris
longtemps.
01.04 Eerste minister Guy Verhofstadt: Ik zal het u laten geworden.
01.05 Servais Verherstraeten (CD&V): Natuurlijk komt het wel
rijkelijk laat.
01.06 Eerste minister Guy Verhofstadt: Ik heb een ganse uitleg
waarom. Wij hadden een heleboel andere zaken te doen.
01.07 Servais Verherstraeten (CD&V): Ik zou die uitleg graag
krijgen. U mag hem mij ook schriftelijk geven, dat volstaat voor mij.
U hebt mij ooit in antwoord op een schriftelijke vraag gezegd dat het
aan het Europees Voorzitterschap lag. Het antwoord op de
schriftelijke vraag volgde pas acht maanden na het verstrijken van
het Europees Voorzitterschap. Ik hoop bijgevolg dat in het document
meer staat dan een argumentatie over het Europees Voorzitterschap.
Ik zal het document niettemin lezen.
01.08 Eerste minister Guy Verhofstadt: In het document wordt niet
verwezen naar het Europees Voorzitterschap.
01.09 Servais Verherstraeten (CD&V): Zeg dan met mijn groeten
aan de voorzitter van de Kanselarij dat ik blij ben dat hij het
document zelf heeft opgesteld. Zeg hem ook dat hij erg laat is.
Eigenlijk betekent het de facto dat er aan de praktische kant van de
zaak niet veel is veranderd. Het was dus het kabinet. Eigenlijk leven
we dus nog altijd met een kabinet in plaats van met een
directiecomité.
01.09 Servais Verherstraeten
(CD&V): Cela montre que le
temps des cabinets n'est pas
encore révolu et que celui des
comités de direction n'est pas
encore venu.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Servais Verherstraeten aan de eerste minister over "de uitvoering van de
aanbeveling van de Sabenacommissie aangaande het beheer van de kabinetsarchieven" (nr. B199)
02 Question de M. Servais Verherstraeten au premier ministre sur "la mise en oeuvre de la
CRIV 50
COM 1027
19/03/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
recommandation de la commission Sabena relative à la gestion des archives des cabinets"
(n° B199)
02.01 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de eerste minister, van het rapport van de parlementaire
onderzoekscommissie in verband met Sabena is er niet veel
overgebleven na de eindstemming in de plenaire vergadering. Er
bleven alleen een paar bladzijden aanbevelingen over. Een van de
aanbevelingen handelde voor een stukje over de overdracht en het
bewaren van kabinetsarchieven. U weet dat er bij ons een historicus
zat als expert. Hij bekommerde zich uiteraard ook om de historische
overdracht van kabinetsdocumenten en om het wetenschappelijk
onderzoek. Dit wetenschappelijk onderzoek zou er uiteraard pas na
het respecteren van een bepaalde termijn op gevoerd kunnen
worden.
Daarnaast was de vaststelling dat kabinetsarchieven over de
geschiedenis heen volledig verdwenen. De nieuw aangestelde
minister moest dan opnieuw met tabula rasa beginnen. Dit heeft niets
te maken met de kleur of de samenstelling van regering. Dit was de
politieke praktijk in ons land.
Om dat deels te beletten en om continuïteit te hebben, kan dit nu in
de praktijk worden opgelost. Dit kan wanneer de kabinetten echt
zouden zijn afgeschaft aan het einde van deze legislatuur en
wanneer ze niet zouden heringevoerd worden aan het begin van de
nieuwe legislatuur. Dan kan de continuïteit een kans hebben. Inzake
regelgeving is dat dus opgelost. In de praktijk rijst het probleem nog
wel bij de overdracht van deze regering naar een volgende voor die
kabinetten die de jure en de facto wel zijn blijven bestaan.
Mijn vraag was wat deze regering inzake regelgeving in het kader
van de aanbevelingen wenst te doen. Het is wellicht nog relevanter
te vragen wat ze wenst te doen inzake praktische afspraken. Wat
wenst men te doen zodat er een integrale overdracht van
documentatie zou kunnen plaatsvinden?
02.01 Servais Verherstraeten
(CD&V): Le rapport de la
Commission Sabena n'a pas été
suivi. Une des recommandations
portait sur le transfert et la
conservation des archives des
cabinets ministériels, une
conservation qui bénéficierait à la
recherche historique et mettrait fin
à la pratique courante de faire
disparaître les documents à
chaque changement de
gouvernement.
Comment le transfert des archives
de ces cabinets ministériels qui
existent toujours de jure et de
facto sera-t-il assuré? Le
gouvernement respectera-t-il la
recommandation? Comment le
transfert intégral de la
documentation sera-t-il mis en
oeuvre?
02.02 Eerste minister Guy Verhofstadt: Mijnheer Verherstraeten, ik
heb hierover reeds een mondelinge vraag gekregen van de heer
Willems - misschien heeft u dat gezien - op 17 april 2002. Ik heb toen
geantwoord dat het voor een uittredend minister niet geoorloofd is
om naar believen om te gaan met zijn archieven. Hij dient zich
uiteraard te schikken naar de principes en bepalingen die zijn
opgenomen in onze archiefwetgeving. Zonder teveel naar het
verleden terug te keren, weten wij natuurlijk allemaal dat het een
praktijk is die in het verleden niet altijd is gevolgd Soms ligt dat bij de
minister, soms ligt dat bij de kabinetsleden. Er werd namelijk gewoon
niets achtergelaten.
Dat is niet specifiek voor een bepaalde regeerperiode, dat is een
weerkerend punt in de Belgische politieke geschiedenis. Ik heb die
problematiek aangekaart in de regering. Wij hebben reeds in februari
2000 een nota besproken waarin een aantal richtlijnen is vastgelegd.
Daarin staat onder meer het volgende. De meeste uittredende
ministers zenden tot nu toe hun persoonlijke archieven over aan het
Algemeen Rijksarchief of aan bestaande privaatrechtelijke
archiefinstellingen. Wij moeten dringend overleg organiseren met de
bestaande raad van de archief- en documentatiecentra, teneinde
02.02 Guy Verhofstadt, premier
ministre: J'ai déjà répondu
précédemment à M. Willems
qu'un ministre devait se conformer
à la législation en matière
d'archives. Cela n'a pas toujours
été le cas dans le passé. Le 4
février 2000, le gouvernement a
approuvé une note comportant
des directives à ce sujet. La
plupart des ministres sortants
envoyaient leurs archives
personnelles aux Archives
générales du Royaume ou à des
institutions privées d'archivage.
Nous devons organiser une
concertation avec le Conseil des
centres d'archivage et de
documentation afin d'harmoniser
cette pratique et de réglementer
l'accès du nouveau ministre aux
19/03/2003
CRIV 50
COM 1027
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
deze praktijk te harmoniseren en de toegankelijkheid van deze
documenten voor de nieuwe minister te regelen. Wij zijn ook van
plan om dat te doen en een regeling klaar te hebben tegen de
periode meijuni.
Elke minister heeft op zijn kabinet ook dossiers naar gelang zijn
functie als lid van de Ministerraad, technisch minister, lid van de
partijraad, lokaal politicus, privé-persoon. Dat zal uiteraard een
specifieke archiefbestemming noodzakelijk maken, want voor een
nieuwe minister zijn bijvoorbeeld niet de privé-dossiers of de politieke
dossiers, van belang, maar wel degelijk de afwikkeling van de
dossiers als technisch minister.
Wij hebben dus afgesproken de richtlijnen die op 4 februari 2000
werden goedgekeurd rond 18 mei en daarna om te zetten in een
aantal praktische richtlijnen. Dat is mijn bedoeling, want op die
manier zou voor de eerste keer een soort van embryonale
reglementering kunnen totstandkomen voor de overdracht van
kabinetsdossiers. Ik hoop dat ik het niet zal moeten doen dat zult u
van mij willen aannemen , maar voor mijn eigen kabinet heb ik
beslist om elk beleidsdossier klaar te maken voor de opvolgers van
na 18 mei en te voorzien in een nota met een briefing over elk
beleidsdossier. Zo zal er niet alleen het dossier zijn maar ook een
briefing. Die briefing zal een stand van zaken van het dossier
bevatten, waarvan we komen en waar we zijn.
Tussen haakjes, ik wil een uitzondering maken op de regel volgens
dewelke onze voorgangers ons nooit iets zouden hebben gegeven. Ik
heb van de heer Dehaene een aantal specifieke dossiers gekregen
bij de overdracht, waarbij men zei waarop moest worden gelet. Een
daarvan hebben we drie jaar later, op 1 januari, gerealiseerd: het
DIMONA-dossier over de elektronische aangifte. Hij hield immers
sterk daaraan, en ik vind het ook belangrijk dat een minister tegen
zijn opvolger kan zeggen wanneer het om drie of vier dossiers gaat
waarin jaren werk is gestoken, met de vraag ze mee te pikken zodat
ze kunnen worden gerealiseerd.
Algemene richtlijnen hebben we dus vastgelegd in dat document van
4 februari 2000. Uiteraard zal ik dat na de verkiezingen omzetten in
praktische richtlijnen, wanneer de overdracht zou moeten gebeuren.
Wat mijn eigen kabinet betreft, heb ik al de beslissing genomen dat
voor elk beleidsdossier een briefingnota moet worden klaargemaakt,
die weergeeft van waar wij komen en waar wij staan, met de
verschillende etappes en de verschillende obstakels die wij al dan
niet reeds hebben overwonnen.
archives. Nous espérons qu'un
plan sera élaboré pour mai ou
juin. Nous voulons transposer les
règles décidées le 4 février 2000
en un certain nombre de
directives pratiques vers le 18 mai
ou plus tard.
J'ai l'intention de préparer pour
mes successeurs tous les dossiers
politiques détenus par mon
cabinet. Chaque dossier
s'accompagnera de l'état
d'avancement du dossier.
Par ailleurs, lors de la dernière
passation de pouvoirs, M.
Dehaene m'a transmis un certain
nombre de dossiers. L'un d'entre
eux concerne le dossier DIMONA
relatif à la déclaration
électronique, dossier auquel il
tenait beaucoup.
Personnellement, je trouve qu'il
est important qu'un ministre
signale à son successeur qu'il est
en possession de bons dossiers
qui ont parfois demandé des
années de travail.
02.03 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik
dank de eerste minister voor zijn antwoord. Mijn vraag had zeker niet
de bedoeling om bewaargeving te hebben van persoonlijke dossiers
of partijpolitieke dossiers. Strikt theoretisch gezien behoren deze
dossiers tot het privé-secretariaat, als ik de Copernicusterm mag
gebruiken. Het gaat uiteraard over de continuïteit van het beleid.
Er moet mij wel één ding van het hart, mijnheer de eerste minister. U
zegt dat u hierover na 18 mei een regelgeving of praktische
afspraken zult uitvaardigen. Lijkt het niet meer opportuun dat u dit
zou doen voor 18 mei?
02.03 Servais Verherstraeten
(CD&V): En posant cette question,
je ne voulais pas suggérer qu'un
ministre devrait transmettre son
secrétariat privé à
son
successeur. Je pense qu'il faut
seulement garantir la continuité de
la politique mise en oeuvre.
Le premier ministre a l'intention
de conclure des accords pratiques
CRIV 50
COM 1027
19/03/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
et de fixer des règles au
lendemain du 18 mai. Mais ne
serait-il pas beaucoup plus logique
de s'y employer avant cette date?
02.04 Eerste minister Guy Verhofstadt: Wat wij nu moeten doen is
de regelgeving omzetten in wat ik bijna zou noemen, een circulaire.
02.05 Servais Verherstraeten (CD&V): De verkiezingsuitslag op 18
mei zou zo duidelijk kunnen zijn dat sommigen in functie van de
kiesuitslag invloed op de Ministerraad zouden willen uitoefenen om
bepaalde dingen minder goed vrij te geven. Ik denk dat u dit het best
vooraf in een onverdachte periode zou doen.
02.06 Eerste minister Guy Verhofstadt: Het lijkt mij een goede
beslissing om dat tijdens de laatste Ministerraad voor 18 mei te doen.
02.07 Servais Verherstraeten (CD&V): Dat is een goede suggestie,
laat ons die afspraak maken.
02.08 Eerste minister Guy Verhofstadt: Het lijkt mij anders een
goed thema te zijn voor de verkiezingsperiode.
02.08 Guy Verhofstadt, premier
ministre: Il s'agira d'un dossier de
haut vol, que je présenterai juste
avant les élections.
02.09 Servais Verherstraeten (CD&V): Ik sluit af met een knipoog.
Wat uw kabinet betreft, mijnheer de eerste minister, vrees ik niets.
Onze ervaring leert ons dat daar niet veel werd opgeschreven en
weinig kan worden overgedragen.
02.09 Servais Verherstraeten
(CD&V): Je voudrais ajouter à titre
de boutade qu'au cabinet du
premier ministre, on ne note pas
tellement. Donc, je ne vois pas ce
que M. Verhofstadt pourrait
transmettre.
02.10 Eerste minister Guy Verhofstadt: We zijn een operationeel
kabinet.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Servais Verherstraeten aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het
managementplan van de FOD Binnenlandse Zaken" (nr. B192)
03 Question de M. Servais Verherstraeten au ministre de l'Intérieur sur "le plan de management du
03.01 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, in het kader van Copernicus dienen de
aangestelde voorzitters van de diverse directiecomités, waaronder
ook de FOD Binnenlandse Zaken, een managementplan op te
stellen. Dit diende binnen de drie maanden na aanstelling door de
Ministerraad te gebeuren.
Mijnheer de minister, kunt u mij meedelen of het managementplan
van de voorzitter van de FOD Binnenlandse Zaken ondertussen is
opgesteld en goedgekeurd door de beleidsraad? Sedert wanneer is
het plan opgesteld en goedgekeurd? Kunt u dit document ter
beschikking stellen van de commissie, zoals verschillende van uw
collega's reeds hebben gedaan naar aanleiding van gelijkaardige
03.01 Servais Verherstraeten
(CD&V): Quand le plan de
management de la présidente du
SPF Intérieur a-t-il été approuvé?
Combien de mois après la
nomination de sa présidente? Ce
document est-il public et le
ministre est-il disposé à le
communiquer au Parlement?
Quelles en sont les dispositions
essentielles? La présidente a-t-
elle élaboré ce plan elle-même ou
sollicité une aide extérieure pour
19/03/2003
CRIV 50
COM 1027
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
vragen die ik hen deze week heb gesteld met betrekking tot hun
respectievelijke FOD's waarvoor zij politiek verantwoordelijk zijn?
Kunt u mij tevens, met betrekking tot Binnenlandse Zaken, de
essentiële bepalingen en de concrete elementen ter verbetering van
de dienstverlening aan het publiek die in dit operationeel plan zijn
opgenomen, meedelen?
Ten slotte, werd voor de opstelling van dit plan een beroep gedaan
op consultancy? Zo ja, door wie en wat is de kostprijs hiervan
geweest?
son élaboration? Combien a coûté
cette aide externe?
03.02 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer de voorzitter, collega,
het managementplan van de voorzitster werd schriftelijk
goedgekeurd op 27 november 2002. Intussen werden geregeld
contacten gelegd tussen de voorzitster en vertegenwoordigers van
mijn kabinet om de beleidslijnen van het managementplan te
bespreken. Juffrouw De Knop werd tot voorzitster van het
directiecomité benoemd bij koninklijk besluit van 17 mei 2002 en vult
deze functie sinds 1 juni 2002 effectief in.
De schriftelijke goedkeuring van het managementplan kwam
bijgevolg vijf maanden na de indiensttreding. Het document is een
afsprakennota tussen de minister en de voorzitter en als dusdanig
niet publiek. Daarentegen werd door de voorzitter een
persbijeenkomst georganiseerd op 10 februari 2003, in aanwezigheid
van de minister, waarbij ter gelegenheid van de voorstelling van het
vernieuwde directiecomité, enkele krachtlijnen van het
managementplan werden uiteengezet door de voorzitter.
03.02
Antoine Duquesne,
ministre: Le plan de management
de Mme De Knop a été élaboré
sur la base d'entretiens qu'elle a
eus avec le cabinet de
l'Intérieur. Ce plan était prêt cinq
mois après son entrée en fonction.
Le document concerné est une
note portant des accords entre la
présidente et le ministre et, en
tant que tel, il n'est pas public.
Toutefois, le 10 février 2003, Mme
De Knop a tenu une conférence
de presse lors de laquelle elle a
exposé les idées-force de son
plan.
Je n'y vois, a priori, pas d'inconvénient mais pour être tout à fait
correct, étant donné qu'il s'agit d'un contrat entre la présidente et
moi-même, je souhaite pouvoir transmettre ce document aux
parlementaires qui le demandent. Il n'y a vraiment rien de secret,
mais je voudrais l'interroger afin d'être sûr qu'il n'y a aucune difficulté
ou aucun problème.
Le plan de management comporte 14 orientations et plus de 50
objectifs stratégiques. Il y a des orientations politiques de deux
ordres: les orientations visant à moderniser le SPF et à améliorer son
fonctionnement et les orientations axées sur les missions du SPF et
les services rendus aux citoyens.
En résumé, cette deuxième catégorie regroupe:
- la modernisation et l'amélioration qualitative des processus de
délivrance des cartes d'identité et une valorisation de ce document
dans le cadre de "l'e-government";
- une amélioration du service dans le domaine des registres de la
population et du registre national.
Dans la modernisation de l'immigration et de la ville, je peux citer:
- en ce qui concerne l'Office des étrangers, une amélioration de la
pertinence des décisions;
- un meilleur délai de traitement des demandes;
- une amélioration des processus d'éloignement et un apport plus
dynamique dans la lutte contre le trafic et la traite des êtres humains;
- une approche mieux intégrée de la politique de sécurité routière et
de la prévention de la criminalité;
Ik wil het document bezorgen aan
de parlementsleden die dat
wensen.
Het managementplan omvat meer
dan 50 strategische doelstellingen
en 14 beleidslijnen. Enerzijds zijn
ze gericht op een modernisering
van de FOD, anderzijds op de
opdrachten inzake uitreiking van
de identiteitskaarten, rijks- en
bevolkingsregister, immigratie en
asiel voor wat de Dienst
Vreemdelingenzaken
betreft,
verkeersveiligheid en criminaliteit
en ook de civiele veiligheid. Er is
ook een meer interdepartementaal
crisiscentrum gepland.
Bij het opstellen van dat plan werd
geen beroep gedaan op hulp van
buiten af en er waren dus geen
kosten mee gemoeid.
CRIV 50
COM 1027
19/03/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
- un centre de crise renforcé dont la dimension interdépartementale
sera encore accentuée et une sécurité civile mieux structurée, c'est-
à-dire axée sur les besoins et les risques spécifiques aux zones
concernées, avec une meilleure complémentarité entre services et
une utilisation optimale des moyens.
Pour la rédaction de ce plan, cher monsieur Verherstraeten, il n'a pas
été fait appel à une assistance extérieure et il n'en a donc résulté
aucun coût.
03.03 Servais Verherstraeten (CD&V): Wat dat laatste punt betreft,
mijnheer de minister, kan ik alleen maar mijn tevredenheid over
uitdrukken dat u de geest van Copernicus respecteert en dat de
voorzitter van het directiecomité de geest van Copernicus
respecteert. Zij hebben een goede wedde en dus mogen zij er zelf
iets voor doen in plaats van het plan door anderen te laten schrijven.
Ik wil pleiten voor de mededeling van het plan en ik ben blij dat u
bereid bent dat te doen. Dat lijkt mij trouwens evident. Sommige
collega's van u hebben het plan reeds ingediend. Mijn suggestie aan
u is, als dat kan, om vandaag of morgen met haar kabinet contact te
nemen en te vermelden dat onder meer minister Van den Bossche
gezegd heeft dat de managementplannen publiek zijn. Het zou dan
aan de commissie voor de Binnenlandse Zaken kunnen worden
bezorgd, die een kopie kan bezorgen aan alle leden.
Mijnheer de voorzitter, u wil ik vragen of ik, die geen deel uitmaak
van deze commissie, ook een kopie kan krijgen?
03.03 Servais Verherstraeten
(CD&V): Que Mme De Knop ait
établi le plan elle-même est une
bonne chose. En ce sens, l'esprit
de la réforme Copernic est
respecté.
Selon le ministre Van den
Bossche, le document est
toutefois effectivement public. Je
voudrais donc vous demander s'il
pourrait être transmis au
Parlement. Je souhaiterais en
recevoir une copie, bien que
n'étant pas membre de cette
commission.
03.04 Minister Antoine Duquesne: Voor mij is dat geen probleem.
Wij hebben goed gewerkt.
Nous pouvons afficher un bon résultat sans aucune difficulté!
03.04
Antoine Duquesne,
ministre: Cela me ne pose aucun
problème.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Vraag van mevrouw Kristien Grauwels aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
oprichting van een genderbureau" (nr. B245)
04 Question de Mme Kristien Grauwels au ministre de l'Intérieur sur "la création d'un bureau
04.01 Kristien Grauwels (AGALEV-ECOLO): Mijnheer de minister,
vorig jaar werd er hier in de Kamer naar aanleiding van de
Internationale Vrouwendag een vrouwenparlement opgericht.
Een vrouwenparlement bestaat uit verschillende verenigingen die
naar aanleiding van die dag eigenlijk eisen aan het beleid kenbaar
maken. Het vrouwenparlement kwam ook dit jaar opnieuw bijeen op
vrijdag 7 maart om opnieuw een evaluatie te maken van de eisen die
vorig jaar werden gesteld. Een van die eisen betreft de oprichting
van een genderbureau bij de dienst Vreemdelingenzaken en het
Commissariaat-Generaal voor vluchtelingen. Een genderbureau zo
wordt het ingevuld moet aandacht besteden aan gendergebonden
redenen van vervolging in de asielprocedure. Het bureau kan erop
toezien dat de gendergevoelige aanbevelingen en richtlijnen
systematisch worden toegepast en kan ook adviezen formuleren over
04.01
Kristien Grauwels
(AGALEV-ECOLO): Le Parlement
des femmes avait déjà demandé
instamment l'an dernier que soit
créé un Bureau du genre au sein
de l'Office des étrangers et du
Commissariat général aux
réfugiés. Le Bureau du genre est
chargé de contrôler les motifs de
poursuites liés au genre tout au
long de la procédure d'asile. Car
le simple fait d'être une femme
peut donner lieu à des poursuites
ou à des menaces. Un
fonctionnaire de l'Office des
19/03/2003
CRIV 50
COM 1027
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
de analyse van de genderimpact.
We weten allemaal dat mannen en vrouwen hun land ontvluchten om
dezelfde redenen, maar het vrouwzijn geeft dikwijls ook nog eens
een extra reden tot vervolging of tot dreiging met vervolging,
bijvoorbeeld omdat men deelneemt aan of beschuldigd wordt van de
politieke activiteiten van de partner, waar men niet altijd rechtstreeks
aan gebonden is, of ook nog omwille van de dreiging met seksueel
geweld, omwille van gedwongen huwelijken die worden geregeld,
omwille van genitale verminking, enzovoort. Bij het vorige
vrouwenparlement werd duidelijk dat er bij de dienst
Vreemdelingenzaken, maar ook bij het Commissariaat, aandacht zou
worden besteed aan deze problematiek. Momenteel ligt er ook een
koninklijk besluit bij de Raad van State dat onder meer stelt dat
vrouwelijke asielzoekers een beroep kunnen doen op een vrouwelijke
ambtenaar en een vrouwelijke tolk. Dat is een voorbeeld van
waarvoor een genderbureau zou kunnen zorgen.
Ik denk dus, mijnheer de minister, dat er wel enkele aanzetten zijn
gebeurd om aandacht te besteden aan deze problematiek, maar ik
zou daarover nog graag wat meer precieze uitleg krijgen. Eerst en
vooral, wat is de juiste opdracht die deze ambtenaren hebben
gekregen, die aandacht hebben voor de genderdimensie? Waarom
worden deze inspanningen zoals gevraagd door het
vrouwenparlement niet geformaliseerd, niet gecoördineerd? Ten
tweede, hoeveel mannen of vrouwen hebben in de voorbije jaren een
positieve beslissing ontvangen als zijnde lid van een sociale groep
waarbij gendergebonden redenen van vervolging het hoofdmotief
waren? Dat zijn enkele vragen waarover ik graag wat meer precieze
gegevens had vernomen.
étrangers et du Commissariat
devrait se charger de cette
problématique. D'autre part, un
arrêté royal, dont le Conseil d'Etat
a été saisi, confère aux
demandeuses d'asile le droit
d'être accueillies par une
fonctionnaire et d'être assistées
d'une interprète.
Pourquoi ne coordonne-t-on pas
les divers efforts fournis dans ce
domaine? En quoi consistera
exactement la mission de cette
fonctionnaire à l'Office des
étrangers? Combien d'hommes et
de femmes ont bénéficié d'une
décision favorable dans les
années 2000-2002 sur la base de
motifs liés au genre?
04.02 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le président, les
instances d'asile n'ont pas attendu les recommandations du
Parlement des femmes pour appréhender adéquatement la
problématique du genre, et cela tant dans leur jurisprudence que
dans leur organisation quotidienne.
Madame Grauwels, vous avez raison de souligner que le
gouvernement a également rencontré cette problématique en
inscrivant des dispositions spécifiques au genre dans les arrêtés de
procédure appelés à régir la procédure d'examen des demandes
d'asile, tant à l'Office des étrangers qu'au Commissariat général.
Depuis toujours, la jurisprudence des instances d'asile considère, par
ailleurs, que le fait d'être femme dans certaines situations relève bien
de la notion de groupe social au sens de la Convention de Genève
sur le statut de réfugié.
Les violences spécifiques faites aux femmes comme les viols, les
diverses formes de mutilation génitale, etc. sont évidemment
considérées comme des persécutions donnant lieu, le cas échéant, à
l'admission au statut de réfugié.
Dès 1995, le commissaire général a créé en son sein un "focal point"
confié à un agent féminin qui est chargé de recueillir, de centraliser
puis de diffuser toutes les informations récoltées par les cellules de
documentation et lors de contacts internationaux. Ce "focal point" qui
assure également le suivi de la jurisprudence sert de personne-
04.02
Minister
Antoine
Duquesne: De asieldiensten
hebben de aanbevelingen van het
vrouwenparlement niet afgewacht
om het probleem onder ogen te
zien. De regering heeft
genderspecifieke bepalingen
opgenomen in de besluiten
betreffende de asielprocedure.
De rechtspraak heeft het 'vrouw
zijn' altijd beschouwd als
behorend tot de notie "bijzondere
groep" in de zin van de Conventie
van Genève. Het specifieke
geweld waar vrouwen slachtoffer
van zijn wordt in aanmerking
genomen om te worden erkend als
vluchteling.
De commissaris-generaal heeft al
in 1995 een focal point opgericht
en de Dienst Vreemdelingenzaken
heeft specifieke maatregelen
genomen voor vrouwen die asiel
aanvragen: ruimtes die de
vertrouwelijkheid van het gesprek
CRIV 50
COM 1027
19/03/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
ressource pour les agents traitant des dossiers liés à la
problématique du genre. Pour le surplus, je vous renvoie aux
intéressants rapports annuels du commissaire général qui aborde
chaque année cette problématique.
L'Office des étrangers a aussi pris des mesures spécifiques en faveur
des femmes demandeuses d'asile. Des espaces spécifiques élargis
et garantissant une meilleure confidentialité de l'entretien ont été
créés. La formation des agents de l'Office inclut un volet consacré au
genre. Les femmes y sont le plus souvent auditionnées par des
fonctionnaires féminines et les interprètes officiant pour elles sont
quasiment toujours des femmes.
Toujours très concrètement, vous devez savoir qu'un espace de jeux
et de délassement spécifique pour les enfants a été créé à côté de la
salle d'attente de l'Office. Cet espace est surveillé par un éducateur
et peut accueillir les enfants pendant l'audition de leur mère.
A côté de ces mesures pratiques et très concrètes, vous savez que
les textes réglementaires qui fixeront la procédure d'examen des
demandes au Commissariat général et à l'Office des étrangers
confèrent aux demandeuses d'asile invoquant des persécutions liées
au genre, de véritables droits subjectifs.
Les deux arrêtés de procédure prévoient ainsi "expressis verbis" que
si des persécutions liées au genre sont alléguées, la demandeuse
d'asile concernée pourra demander à être entendue par une femme.
Il est même fait obligation au fonctionnaire traitant de s'enquérir
d'office d'une éventuelle objection de la part de la demandeuse
d'asile à ce qu'elle soit entendue par un homme. La demandeuse
d'asile pourra également demander que ce soit un interprète du
même sexe que le sien qui traduise ses propos.
La pratique consistant à assurer aux agents, tant du Commissariat
général que de l'Office une formation spécifique aux groupes
vulnérables, dont les femmes, sera aussi désormais clairement
consacrée dans un texte puisque cette obligation est inscrite dans les
arrêtés de procédure de chaque instance.
Je crois que cette consécration, dans un arrêté de procédure, de la
spécificité des demandes d'asile invoquant des persécutions liées au
genre répond à votre souhait de voir se formaliser les efforts et les
avancées déjà enregistrées dans la prise en compte de la dimension
du genre, dans la problématique de l'asile.
A cela s'ajoute encore le fait que la fonction de responsable de la
problématique du genre est reprise telle quelle dans l'organigramme
du Commissariat général. Par ailleurs, cette responsable prépare, à
l'attention des agents du Commissariat général, des directives
générales sur le traitement des demandes d'asile liées au genre. Ces
directives seront diffusées au printemps de cette année.
Enfin, le commissaire général met la dernière main à des directives
concernant les interviews des personnes invoquant des persécutions
liées au genre, ainsi qu'à l'orientation sexuelle.
Le commissaire général m'informe enfin que les décisions qu'il rend
ne sont pas ventilées en fonction du motif de reconnaissance. Dans
waarborgen, specifieke opleiding
van de ambtenaren, verhoor
gebeurt doorgaans door
vrouwelijke ambtenaren,
vrouwelijke tolken, speelruimte
voor de kinderen.
Bovendien kennen de
reglementaire teksten betreffende
de onderzoeksprocedure van de
aanvragen door het
Commissariaat de vrouwelijke
asielzoekers echte subjectieve
rechten toe, zoals het recht te
worden gehoord door een vrouw
en het recht op een vrouwelijke
tolk; de opleiding die de
ambtenaren van het
Commissariaat en van de Dienst
Vreemdelingenzaken volgen en
die gericht is op het omgaan met
kwetsbare groepen wordt in die
teksten opgenomen.
Het organogram van het
Commissariaat omvat bovendien
de functie 'verantwoordelijke voor
de genderproblematiek'. Die -
vrouwelijke - verantwoordelijke
bereidt specifieke richtlijnen voor
die in de lente zullen worden
bekendgemaakt. De commissaris-
generaal legt de laatste hand aan
de richtlijnen betreffende de
interviews met personen die
vervolgingen in verband met
geslacht of seksuele geaardheid
aanvoeren.
We zullen pas binnen enkele
weken over specifieke statistieken
beschikken, wanneer de
commissaris-generaal over de
aangepaste databank zal
beschikken.
19/03/2003
CRIV 50
COM 1027
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
quelques semaines, il disposera d'une banque de données dans
laquelle seront encodées d'autres informations que le nom et la
nationalité. On y retrouvera notamment le motif de persécution
invoqué. A ce moment-là seulement, il sera possible de fournir le
nombre de demandes d'asile et le nombre de reconnaissances
fondées sur la problématique du genre.
04.03 Kristien Grauwels (AGALEV-ECOLO): Mijnheer de voorzitter,
ik dank de minister voor zijn uitgebreid antwoord. Ik heb inderdaad
met eigen ogen kunnen zien dat er heel wat stappen zijn gezet. Ik
blijf het echter een beetje spijtig vinden dat het niet kan worden
samengebracht en gecoördineerd onder een genderbureau wat toch
de uitdrukkelijke vraag was van het vrouwenparlement naar
aanleiding van de Internationale Vrouwendag. Ik ga het antwoord van
de minister nog eens goed nalezen.
04.03
Kristien Grauwels
(AGALEV-ECOLO): Je remercie
le ministre pour sa réponse, mais
je regrette qu'il n'envisage pas la
création d'un bureau du genre, en
dépit de la demande du Parlement
des femmes.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Vraag van mevrouw Kristien Grauwels aan de minister van Binnenlandse Zaken over
"partnergeweld" (nr. B246)
05 Question de Mme Kristien Grauwels au ministre de l'Intérieur sur "la violence au sein du
05.01 Kristien Grauwels (AGALEV-ECOLO): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, er gaat geen weekend voorbij of we lezen
berichten over partnergeweld, dikwijls met dodelijke afloop. Bij een
conflict tussen partners of ex-partners wordt er dikwijls gebruik
gemaakt van wapens. Bovendien blijkt in vele gevallen dat de politie
reeds meerdere malen voor hetzelfde gezin werd opgeroepen en de
problematiek van het gezin kent.
Mijnheer de minister, is het mogelijk dat een bedreigde partner
politieassistentie vraagt als hij/zij het huis ontvlucht is maar wil
terugkeren om kleding en documenten op te halen? Dat is een
situatie die in de praktijk veel voorkomt. Welke stappen kan de politie
nemen om te voorkomen dat er wapens aanwezig zijn of blijven in
een gezin waarvan men weet dat er sprake is van partnergeweld.
Dikwijls blijkt dat het om een illegaal wapen gaat, soms ook over een
vergund wapen. Wordt er systematisch in een controle voorzien die
maakt dat men kan nagaan of de vergunning verlopen is? Is het niet
het moment om op te treden als de vergunning moet verlengd
worden, zeker in gezinnen waarvan men weet dat er sprake is van
partnergeweld en dreiging tot partnergeweld?
05.01
Kristien Grauwels
(AGALEV-ECOLO): Il ne se passe
pas un jour sans que la presse ne
relate des faits de violence
conjugale, dont l'issue est parfois
fatale. Souvent, ce n'est pas la
première fois et les problèmes
familiaux étaient connus de la
police locale.
Un partenaire menacé peut-il
demander l'assistance de la police
pour, par exemple, se rendre à
son domicile pour aller chercher
des vêtements et des documents?
Que peut faire la police pour
éviter la présence d'armes
illégales ou autorisées dans une
famille qui est le théâtre de
violences conjugales? La
prolongation d'une autorisation de
détention d'armes peut-elle
éventuellement être refusée?
05.02 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le président, toute
personne qui se sent menacée peut demander l'assistance de la
police. Il va de soi que si une personne pense se sentir menacée
dans le cas où elle irait rechercher des objets ou documents, par
exemple à l'occasion de procédures de séparation, il lui est loisible
de se mettre en rapport avec les services de police et de convenir du
moment où cette assistance pourrait être prêtée.
La détention d'une arme à feu de défense ne peut se faire qu'après
05.02
Minister
Antoine
Duquesne: De partner die zich
bedreigd voelt bij het ophalen van
zijn persoonlijke spullen, kan
contact opnemen met de
politiediensten en afspreken
wanneer bijstand kan worden
verleend.
CRIV 50
COM 1027
19/03/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
autorisation délivrée par le chef de corps de la police locale. Cette
autorisation n'est octroyée qu'après enquête préalable par la police.
L'autorisation peut être suspendue ou même retirée par le
gouverneur de province, s'il apparaît que la détention d'une arme
peut porter atteinte à l'ordre public. Cette notion d'ordre public doit
être prise au sens le plus large et englobe notamment la sécurité.
En pratique, lorsque la police sait qu'une personne violente détient
une arme, elle prendra contact avec cette personne ou tentera de la
raisonner afin de la convaincre de confier son arme, provisoirement
et sur base volontaire, à la police.
La loi du 5 août 1992 sur la fonction de police dispose notamment,
en son article 14, que dans l'exercice de ses missions de police
administrative, la police veille au maintien de l'ordre public, en ce
compris la prévention des infractions et la protection des personnes
et des biens. Ensuite, il appartient à la police de dresser un rapport
au gouverneur de province qui suspendra ou retirera l'autorisation de
détention d'arme sur la base du comportement du détenteur et du
danger potentiel qu'il peut présenter.
Si, par contre, la personne est trouvée porteuse d'une arme et qu'elle
s'en est servie ou a menacé de s'en servir, il est évident qu'il s'agit
alors d'une infraction pénale et que l'arme sera saisie par mesure
judiciaire.
Voor het bezit van een defensief
vuurwapen is een vergunning van
de korpschef van de lokale politie
nodig die slechts na een
onderzoek kan worden afgegeven.
Als het wapenbezit aanleiding kan
zijn tot verstoring van de
openbare orde, kan de vergunning
door de provinciegouverneur
worden opgeschort of ingetrokken.
Als de politie weet dat een
gewelddadig persoon een wapen
heeft, zal zij proberen die persoon
ertoe te overhalen zijn wapen af te
geven. Vervolgens wordt een
verslag opgemaakt voor de
gouverneur, die de vergunning
opschort of intrekt afhankelijk van
het mogelijke gevaar. Als de
bezitter het wapen heeft gebruikt
of dreigt het te gebruiken,
overtreedt hij de strafwet en wordt
het wapen gerechtelijk in beslag
genomen.
05.03 Kristien Grauwels (AGALEV-ECOLO): Mijnheer de voorzitter,
ik dank de minister voor zijn antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Interpellatie van de heer Tony Van Parys tot de minister van Binnenlandse Zaken over "het
vernietigend rapport van het Comité P betreffende de criminaliteitsstatistieken" (nr. 1614)
06 Interpellation de M. Tony Van Parys au ministre de l'Intérieur sur "le rapport dévastateur du
Comité P concernant les statistiques criminelles" (n° 1614)
06.01 Tony Van Parys (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, het Vast Comité van Toezicht op de Politiediensten het
parlementaire orgaan dat daartoe is opgericht heeft zijn rapport
over het onderzoek van de criminaliteitscijfers overgelegd. Dat
rapport is trouwens unaniem goedgekeurd door de
begeleidingscommissie van de Kamer.
De conclusies van het Comité P zijn vernietigend voor de
criminaliteitscijfers. Ten eerste, zegt het Comité P dat de cijfers die
de minister van Binnenlandse Zaken aan de eerste minister heeft
bezorgd en die de eerste minister aan het Parlement heeft bezorgd,
onbetrouwbaar zijn. Het Comité P en de experts komen tot de
conclusie dat ik citeer: "deze cijfers en deze gegevens niet de
nodige garanties hebben van volledigheid en kwaliteit". Men komt tot
de conclusie dat de gegevens statistisch onwetenschappelijk zijn en
ik citeer - "niet voor publicatie vatbaar".
Men heeft de analyse gemaakt van die cijfers. Op basis daarvan zou
men tot de conclusie moeten komen dat er een daling zou zijn van
de criminaliteit tussen december 2000 en december 2001 met niet
06.01 Tony Van Parys (CD&V):
Le Comité P a déposé au sujet
des chiffres de la criminalité un
rapport qui a été adopté à
l'unanimité par la commission
parlementaire de suivi. Ce rapport
est dévastateur. Et il nous fait
prendre conscience que les
chiffres fournis par le premier
ministre ne sont pas fiables, qu'ils
ne sont pas scientifiques et qu'ils
ne sont même pas publiables. M.
Verhofstadt nous avait dit que,
depuis décembre 2000, la
criminalité avait baissé de 24%
alors que, selon le Comité P, seul
l'enregistrement des faits
criminels a diminué. Depuis la
réforme des polices, en effet, des
problèmes se posent lorsque la
19/03/2003
CRIV 50
COM 1027
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
minder dan 24%, wat voor het Comité P ondenkbaar is.
Het Comité P komt tot de conclusie dat de dalende cijfers die door de
eerste minister werden meegedeeld in het Parlement, niets te maken
hebben met de daling van de criminaliteit, maar wel met de ernstige
daling van de registratie van de criminaliteit. Het Comité P zegt dat
sinds de lokale politie op 1 januari 2001 werd opgericht, er een
probleem is inzake het doorspelen van gegevens door de lokale
politiekorpsen aan de nationale gegevensbank. Daarvoor zijn
volgens het Comité P drie oorzaken: ten eerste, de desinteresse
vanwege de lokale politie voor de voeding van de nationale
gegevensbank, ten tweede, een gebrek aan personeel bij de lokale
politie om die gegevens in te brengen in de nationale gegevensbank,
en ten derde, de toename van de werklast.
Maar er is nog meer. Er is niet alleen de vaststelling van het Comité
P dat de cijfers inderdaad onwetenschappelijk zijn en niet
betrouwbaar. Het Comité P heeft bovendien ernstige twijfels bij de
operationaliteit van onze politie. Het Comité P zegt dat naast de
vaststelling dat er geen betrouwbare criminaliteitscijfers zijn in ons
land, er evenmin gegevens zijn over de ophelderinggraad van de
criminaliteit. Ik citeer uit het rapport: "Er zijn geen gegevens
beschikbaar over de ophelderinggraad bij de politiediensten". Het
Comité P zegt bovendien dat er geen gegevens zijn over de
politieactiviteit van de verschillende politiekorpsen. Ik citeer opnieuw
uit het rapport: "Er zijn geen cijfers beschikbaar over de
politieactiviteit van de verschillende politiekorpsen". Men heeft dus
geen idee van de werklast van de lokale politie, wat eigenlijk
betekent dat wij op dit ogenblik helaas moeten vaststellen dat onze
politie blind werkt.
Het Comité P zegt trouwens dat ik citeer "dit leidt tot een
verontrustende operationele situatie" bij onze politie op dit ogenblik.
Inderdaad rijst de vraag hoe de politie operationeel zou kunnen zijn
wanneer zij geen gegevens heeft over wat zij moet bestrijden en
wanneer er geen gegevens beschikbaar zijn over de activiteiten van
de verschillende korpsen.
Daarbij kan men deze vraag stellen: wat dan met het nationaal
veiligheidsplan? Het nationaal veiligheidsplan zou moeten zijn
gebaseerd op het inzicht inzake de evolutie van de criminaliteit. Dat
geldt des te meer omdat het Comité P tot de conclusie komt dat er
op dit ogenblik geen cijfers beschikbaar zijn voor de prioritaire
veiligheidsfenomenen die werden opgenomen in het eerste nationaal
veiligheidsplan. Het Comité P zegt dat men zich geen beeld kan
vormen van het aantal feiten met betrekking tot een aantal prioritaire
veiligheidsfenomenen. Dus rijst de vraag hoe men een realistisch
nationaal veiligheidsplan kan opstellen wanneer men niet beschikt
over de gegevens omtrent de evolutie van de prioritaire
veiligheidsfenomenen.
Ik meen dat dit als balans van het veiligheidsbeleid kan tellen.
Mijnheer de minister, vroeger kon men nog beschikken over de
cijfers van de APSD, die wel inzicht in deze gegevens gaven. Het
controleorgaan van het Parlement stelt nu echter vast dat er geen
betrouwbare criminaliteitscijfers zijn, dat er bij de politiediensten
geen gegevens zijn over de ophelderingsgraad, over de
politieactiviteit van de verschillende politiekorpsen en over de
police locale transmet des
informations à la banque de
données nationale. Et personne
ne s'intéresse à ces problèmes,
d'autant que la police locale
souffre d'un manque de personnel
et qu'elle doit abattre un volume
de travail de plus en plus grand.
Le Comité P s'interroge aussi sur
l'opérationnalité de la police. Il
n'existe, en effet, aucune
statistique concernant la
criminalité, le taux d'élucidation,
l'activité des différents corps ou
l'évolution des phénomènes de
sécurité prioritaires. Il est
inquiétant que notre police
travaille sans repères. De cette
manière, il est
impossible
d'élaborer une politique de
sécurité.
Le comité P a transmis ces
conclusions au ministre Duquesne
le 21 janvier 2003. A la réunion de
la commission
d'accompagnement, on a constaté
que le ministre n'en tenait
absolument pas compte.
Quelles conclusions le ministre
tire-t-il du rapport du comité P?
Comment peut-on élaborer un
plan national de sécurité en
l'absence des statistiques de base
indispensables?
CRIV 50
COM 1027
19/03/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
prioritaire veiligheidsfenomenen die men kan terugvinden in het
nationaal veiligheidsplan. Er is dus eenvoudigweg geen basis om een
veiligheidsbeleid op te bouwen.
Het Comité P heeft deze gegevens ook aan u overgezonden. Het is
gebruikelijk dat het Comité P, voor de gegevens aan het Parlement
worden bekendgemaakt, de conclusies overzendt aan de minister
van Binnenlandse Zaken. Dat is gebeurd op 21 januari. Op de
vergadering van het begeleidingscomité van het Parlement deelde
het Comité P mee dat de minister van Binnenlandse Zaken daarop
zelfs niet heeft gereageerd, ondanks het vernietigend karakter van
het rapport.
Ten eerste, welke conclusies trekt de minister uit dit rapport van het
Comité P?
Ten tweede, op welke gegevens kan men nog een nationaal
veiligheidsplan opstellen, als er eigenlijk geen enkel inzicht is in de
evolutie van de nationale prioriteiten inzake het nationaal
veiligheidsplan?
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, tot zover mijn vragen
naar aanleiding van de publicatie van het rapport van het Comité P
en de goedkeuring ervan door de begeleidingscommissie van het
Parlement.
06.02 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le président, j'ai pris
connaissance avec beaucoup d'intérêt et je dois vous le dire,
monsieur Van Parys, de satisfaction du rapport du Comité P. Je vous
rappelle d'ailleurs que j'avais marqué un accord sans réserve sur
cette consultation en vous donnant tous les chiffres, tous les
documents qui étaient disponibles.
On constate en effet que le Comité P reconnaît la difficulté de
constitution et d'analyse des chiffres. Moi aussi, je voudrais le citer:
"Le fait que nous soyons en période transitoire dans le cadre de la
réforme des polices rend la présente analyse délicate, et cela en
raison du caractère fluctuant et changeant de la situation sur le plan
de la gestion de l'information policière. Ce qui aujourd'hui pose
problème peut être résolu demain."
Je tiens donc à féliciter le Comité P pour avoir fait preuve de
prudence, tant dans l'exécution de cette mission, en signalant
d'ailleurs la limite de ses compétences en la matière, que dans
l'analyse des statistiques proprement dites. Je me réjouis de lire dans
ce rapport que sur le plan de la méthodologie, le Comité P confirme
ce que je vous avais dit à plusieurs reprises, à savoir qu'il n'y a eu
absolument aucune manipulation des chiffres. La police fédérale a
soumis les données brutes et partielles dont elle disposait à un
traitement statistique, de manière à limiter certaines conclusions à
l'exploitation des seules données fiables. J'acquiesce totalement à la
conclusion du Comité P qui affirme que, je cite, "eu égard à
l'obligation qui lui était faite de fournir des chiffres, la police fédérale
n'avait pas d'autre alternative que de compléter les chiffres
disponibles non exhaustifs du mieux qu'elle pouvait. Il ne s'agissait
donc certainement pas de truquer les chiffres, mais bien de
transmettre des données aussi complètes que possible dans un
environnement policier en pleine mutation, alors que de sérieuses
06.02
Minister
Antoine
Duquesne: Het Comité P erkent
in zijn verslag dat het moeilijk is
de cijfers samen te stellen en te
analyseren, wat te maken heeft
met de overgangsperiode in het
kader van de politiehervorming.
Het bevestigt dat de cijfers niet
werden gemanipuleerd, maar dat
ongefilterde en gedeeltelijke
gegevens een statistische
behandeling kregen, omdat de
diensten verplicht waren cijfers te
bezorgen. Meerdere
werkhypothesen betreffende de
15% - regel werden uitgewerkt,
met de bedoeling een meer
betrouwbare en genuanceerder
schatter te bekomen. Ik kom nu
tot een meer algemene
bedenking. De politiële statistiek
nam pas in 1994 echt een
aanvang. Dit jaar hebben 74%
van de gemeenten gegevens
geregistreerd. In België bestaan
enkel voor de jaren 1998 en 1999
volledige politiestatistieken.
Ik heb meer uitleg bij de
meegedeelde cijfers gevraagd.
Momenteel beraadt de werkgroep
statistieken van de federale politie
19/03/2003
CRIV 50
COM 1027
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
chutes avaient été constatées dans l'enregistrement des faits."
En ce qui concerne la règle des 15%, ainsi que le rapport du
Comité P le constate, plusieurs hypothèses de travail ont été
élaborées dans le seul but d'obtenir un estimateur plus fiable de
l'évolution de la criminalité enregistrée entre 2000 et 2001. Ces
hypothèses de travail examinaient, pour plusieurs valeurs à la baisse
des chiffres de 2001 par rapport à ceux de 2000, comment se
comportaient les données relatives aux infractions qui font presque
toujours l'objet d'une plainte. En agissant ainsi, le but n'était pas de
créer un échantillon représentatif mais de fournir des informations
plus nuancées, en conservant le nombre le plus élevé possible de
communes. Comme le mentionne le rapport du Comité P, la
méthode utilisée est le résultat d'une réflexion de l'ex-direction du
fonctionnement intégré de la police (CGF), de la direction de la
banque de données nationale de la police fédérale (DSB) et de mes
services à l'Intérieur.
Avant d'aller plus loin, je voudrais vous faire part d'une réflexion plus
générale relative à nos statistiques de criminalité. Je me souviens
fort bien d'une interpellation que vous m'aviez adressée il y a un
certain temps déjà, et à laquelle je vous avais répondu: "Nous avons
dans nos caves énormément de chiffres" mais il faudra quand même
réfléchir, au-delà de la difficulté de rassembler des chiffres, à la
manière de les traiter correctement. Malgré toutes les études dont
nous disposons, cela n'avait pas été fait jusqu'à présent.
Même selon le Comité P, la statistique policière en Belgique n'a
vraiment décollé qu'en 1994 et même cette année-là, 74% des
communes seulement participaient à l'enregistrement des données.
En 1998, nous avons eu une participation de 569 des 589
communes. Ce n'était donc pas encore du 100% et cela n'a pas
empêché mes prédécesseurs, dont je crois que vous étiez, de les
publier et à juste titre, je pense.
Les problèmes actuels ont trait, selon le Comité P, aux données de
trois années, 2000, 2001 et 2002, et appartiendront, pour 2003, au
passé. En résumé, on ne dispose en Belgique de statistiques
policières exhaustives que pour les années 1998 et 1999. A vous
entendre, on n'aurait donc pas dû rendre publics des chiffres pour
toutes les autres années.
Le Comité P attire d'ailleurs l'attention sur les difficultés analogues
qui existaient déjà au temps du Service général d'appui policier, et je
cite: "Le SGAP était à l'époque conscient des limites liées à
l'utilisation exclusive de méthodes d'enquêtes quantitatives et à
celles posées par le manque de centralisation dans une banque de
données standard, globalement acceptable et formalisée". J'ai
adressé plusieurs fois des demandes d'explication à l'égard des
masses de chiffres que l'on m'a communiqués. Cette réflexion est en
cours au sein du groupe de travail statistique de la police fédérale,
dont le Comité P recommande le suivi des résultats.
La critique, en grande mesure justifiée, que le Comité P et le monde
scientifique attribuent aux données policières ne peut en fait
complètement surprendre. Dans la note méthodologique précédant
les états 2000-2001, le lecteur est déjà mis en garde quant aux
conséquences des modifications dans la collecte des données et l'on
zich over een en ander. Het
Comité P wijst erop dat de
publicatie van de
criminaliteitscijfers op de website
van de NIS problemen doet rijzen
omdat geen enkele uitleg wordt
gegeven over de manier waarop
de cijfers werden verkregen en de
betekenis van bepaalde termen
niet voor de hand ligt. Bij het
interpreteren van de cijfers moet
rekening worden gehouden met
de context waarin de gegevens
werden ingezameld. Ik vind dat
niets een publicatie van die cijfers
in de weg staat, maar ik kan niet
verantwoordelijk worden gesteld
voor elke conclusie die daaruit
wordt getrokken. Wat het
onveiligheidsgevoel in het licht
van de cijfers betreft, lijkt het mij
voor de hand te liggen dat als
men spreekt over criminaliteit, er
tellingen moeten zijn maar er ook
analyses, onderzoeken en
openbare debatten moeten
plaatsvinden.
De prioriteiten van het
veiligheidsplan worden vastgelegd
op basis van een combinatie van
factoren, waaronder de omvang
van de gebeurtenis, de ernst van
de situatie, het sociale belang en
de verwachtingen van de
bevolking en van de overheid. Ter
voorbereiding van het nationaal
veiligheidsplan heeft de federale
politie een nationaal politieel
beeld van de veiligheid
uitgewerkt. Dit profiel werd
goedgekeurd door mijn collega
van Justitie en door mezelf. Mijn
zienswijze verschilt niet van deze
van mijn voorgangers. Ik beschik
over betrouwbare instrumenten
zoals de veiligheidsmonitor, de
Planning van de Prestaties van
het Personeel, de beheerscontrole
en de follow-up van de prioritaire
doelstellingen van het nationale
veiligheidsplan.
Het Comité P wijst erop dat de
statistieken slechts een beperkte
relevantie hebben bij het
evalueren van de activiteiten van
de politiediensten. Het is van
CRIV 50
COM 1027
19/03/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
indique que certaines précautions doivent être observées lors de la
lecture et de l'interprétation des chiffres.
Même en ce qui concerne les chiffres publiés par l'INS, l'Institut
National des Statistiques, auquel vous avez fait référence
précédemment, une prudence analogue s'impose. Le Comité P
observe que la publication des données de criminalité sur le site de
l'Institut National des Statistiques pose problème car aucune
explication claire sur la manière dont les chiffres ont été obtenus
n'est fournie et que la signification à accorder à certains termes n'est
pas évidente pour le visiteur du site. Le Comité P conclut que cette
situation pourrait induire une utilisation inadéquate des chiffres mis à
la disposition du public. C'est pour cette raison que j'ai recommandé
à plusieurs occasions la prudence lorsque j'ai donné des chiffres.
En règle générale, les statistiques de criminalité ne mettent en
lumière que partiellement la réalité criminelle. L'interprétation de ces
données ne peut se faire sans tenir compte du contexte dans lequel
elles ont été collectées. Tout en tenant compte de ces
recommandations, je suis d'avis que rien ne s'oppose à la publication
de ces chiffres. Je ne puis cependant être tenu responsable de
chaque conclusion qu'en tirent ceux qui négligent tous ces
avertissements que j'ai d'ailleurs encore répétés à la suite d'une
longue interpellation que vous m'aviez adressée sur ce sujet, et à
l'occasion de laquelle je vous ai apporté les caisses de
renseignements nécessaires pour vous faire personnellement une
opinion.
Quant à la perception que l'on peut avoir des phénomènes
d'insécurité à la lumière des chiffres, le Comité P indique que
l'utilisation des statistiques policières dans l'élaboration des plans
n'est pas de nature à engendrer de grands bouleversements dans la
sélection des phénomènes. Il n'entre pas dans mes intentions de
donner ici un exposé théorique sur les recherches en matière de
chiffres noirs ou sur la façon de mesurer le sentiment d'insécurité
subjectif, mais bien de préciser que pour pouvoir parler de criminalité
et de chiffres de criminalité, il faut plus que des comptages effectués
par les services de police. Les analyses stratégiques, la recherche
scientifique, les enquêtes auprès de victimes et les débats publics
sont autant d'éléments nécessaires et de contributions importantes à
l'élaboration d'une image fondée de la criminalité.
Pour en revenir aux chiffres, même si l'addition nationale ne donne
pas en chiffres absolus un reflet mathématiquement exact, il existe
beaucoup de données chiffrées incontestables. Il y a un nombre non
négligeable de communes et de zones de police pour lesquelles les
chiffres reflètent bien la réalité policière et restent en tant que tels,
certainement au niveau communal et également pour l'autorité
fédérale, des indications sur le sens dans lequel la criminalité évolue.
Les chiffres de criminalité policière sont loin d'être la seule source qui
permet de détecter les problèmes de sécurité dans une société. On a
bien d'autres outils que des statistiques pour garantir une approche
globale et intégrée de la sécurité et pour assurer la cohésion dans les
interventions des services de police. La police apporte bien sûr une
contribution importante à l'approche des problèmes de sécurité, mais
elle n'est qu'un des maillons de la chaîne complète. Ce n'est que par
des actions policières qu'on arrive à améliorer la sécurité. Les
oordeel dat ook uit niet
exhaustieve gegevens bepaalde
conclusies kunnen worden
getrokken. Niets belet dus dat de
besluiten die op basis van de
cijfers werden genomen, bruikbaar
zijn.
Bovendien ga ik regelmatig
poolshoogte nemen op het terrein.
Ik beschik daarnaast ook over de
resultaten van de
Veiligheidsmonitor. Ik beperk me
dus niet tot enkele statistieken om
te weten hoe de zaken staan.
Uit het verslag van het Comité P
blijkt dat de politiehervorming
neveneffecten heeft gehad op de
statistieken, die de leidinggevende
personen proberen te verhelpen.
Tegen 2004 zouden de
statistieken zelfs betrouwbaarder
moeten zijn dan voor de
hervorming. Uit niets blijkt dat met
de cijfers werd geknoeid.
Voor het overige zal ik rekening
houden met de aanbevelingen
van het Comité P. Ik zal aan mijn
diensten vragen bepaalde
gegevens, zoals de
ophelderingsgraad, te verfijnen.
Men mag zich niet blindstaren op
de cijfers, die louter indicatoren
zijn die ertoe kunnen bijdragen de
objectieve criminaliteit te doen
dalen en het veiligheidsgevoel te
doen toenemen. Wanneer de twee
domeinen waarop ik wil inwerken
zullen dalen, zullen de burgers dat
ook zonder cijfers merken.
19/03/2003
CRIV 50
COM 1027
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
priorités dans le plan de sécurité sont fixées sur la base d'une
combinaison de facteurs, parmi lesquels l'ampleur des phénomènes,
la gravité, l'intérêt social et les attentes tant de la population que de
l'autorité.
Pour la préparation du plan national de sécurité 2003-2004, la police
fédérale a établi une image policière nationale de sécurité 2000-2002
que mon collègue de la Justice et moi-même, nous avons approuvé.
Comme vous avez pu le lire, le Comité P conclut que la stabilité du
modèle proposé pour élaborer le plan de sécurité a été vérifiée sur la
base de différents scénarios.
En ce qui concerne ma perception personnelle de la matière, je dois
vous dire que mon optique sur la criminalité policière ne diffère pas
de celle de mes prédécesseurs. Pour la criminalité, je dispose, entre
autres, du moteur de sécurité qui constitue une source fiable.
Pour ce qui est des activités de la police, il y a l'instrument de suivi
des activités des prestations PPP, mis en place, à partir de l'année
passée, par la police fédérale et également le contrôle de gestion et
de suivi des objectifs prioritaires du plan national de sécurité.
Le plan national de sécurité 2003-2004 comporte également une
partie exposant les résultats obtenus dans le cadre du plan national
de sécurité 2001-2002. Certaines polices locales disposent
également, soit du PPP, soit d'un système local du suivi des activités
et doivent aussi rendre compte de l'exécution des plans zonaux de
sécurité.
La direction de la télématique de la direction générale de l'appui
opérationnel développe actuellement un instrument de suivi des
activités intégrées, le système ISLP, (Integrated System for Local
Police) dont les finalités sont semblables à celles du PPP.
A noter également que le Comité P souligne que les statistiques de
criminalité ne présentent qu'une pertinence limitée pour évaluer les
activités des services de police. Le comité indique que le fait que les
données ne soient pas exhaustives n'empêche pas, en principe, que
certaines conclusions puissent être tirées de chiffres même partiels.
J'en déduis que rien n'empêche que les conclusions tirées des
chiffres soient exactes et valables. Il existe d'ailleurs d'autres
mesures de performances comme le taux d'arrestations judiciaires.
De plus, je ne suis pas un ministre qui ne quitte pas son bureau. J'ai
effectué des visites dans bon nombre de zones de police et, bien
entendu, dans celles qui sont confrontées à une forte criminalité. J'ai
participé à bon nombre d'opérations policières intégrées et j'ai pu
constater, de mes propres yeux, le travail effectué et les activités
développées par la police sur le terrain.
Par ailleurs, je rencontre bon nombre de personnes et d'acteurs dans
le domaine de la sécurité. Je sais très bien ce qui se vit au sein de la
population. Je vous signale que je dispose également des résultats
du moniteur de sécurité dont l'importance est également soulignée
par le Comité P. Il serait bien malheureux que je doive
exclusivement me reposer sur l'une ou l'autre statistique pour avoir
une bonne idée de ce que la police fait et de ce qui se passe dans
notre pays.
CRIV 50
COM 1027
19/03/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
Le rapport du Comité P confirme que la réforme des polices, en
exécution des accords Octopus, a eu des effets secondaires
importants sur le plan de la statistique policière et que les
responsables à tous les niveaux mettent tout en oeuvre pour
remédier, dans un temps record, à ces effets. Ces efforts
apparaissent d'ailleurs clairement dans le rapport du Comité P qui
reconnaît que, pour l'année 2004, la situation devrait être en ordre et
que la fiabilité des chiffres devrait s'être considérablement améliorée.
Elle devrait même être plus grande qu'avant la réforme. Un
enseignement du rapport du Comité P est, toutefois, très clair. Il n'y a
pas eu de trucages et de nombreux efforts sont consentis pour
corriger l'ancien et faire mieux.
Il faut cependant encore un peu de temps pour arriver à un outil
optimal.
Pour le surplus, il est évident que je vais tenir compte des
recommandations faites par le Comité P. J'ai demandé à mes
services de les examiner. Je vais également leur demander d'affiner
certains éléments complémentaires des chiffres de criminalité
comme, par exemple, le taux d'élucidation qu'il faut toutefois
manipuler avec grande prudence. L'aveu d'un voleur de bicyclettes
qui reconnaît 50 faits peut avoir un effet colossal sur le taux
d'élucidation de petites zones de police qui ne sont pas confrontées à
des épidémies de cambriolages, par exemple.
Il ne faut pas trop se focaliser non plus sur ces chiffres et confondre
le moyen et l'outil avec le but et les effets recherchés.
Tous ces chiffres et statistiques ne sont que des indicateurs qui
doivent nous aider à atteindre deux buts, à savoir faire diminuer la
délinquance objective et augmenter le sentiment de sécurité de nos
concitoyens. Quand les deux domaines sur lesquels je veux agir
chuteront, cela se remarquera, et les premiers à le constater seront
les citoyens eux-mêmes, sans que l'on ait besoin de leur prouver
coûte que coûte, par des statistiques, que cela va mieux.
06.03 Tony Van Parys (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik denk dat
ik het met de minister van Binnenlandse Zaken slechts over een punt
eens kan zijn, met name dat ik ook het Comité P feliciteer met het
onderzoek en de doorlichting die het heeft gedaan. Dit is
klaarblijkelijk het enige waar we het over eens zijn, want ik geloof dat
het aan het einde van deze legislatuur nu eens duidelijk moet zijn dat
men moet uitgaan van de inzichten die door een onafhankelijk
orgaan zeer duidelijk in een rapport zijn neergeschreven. Het is
duidelijk dat de minister van Binnenlandse Zaken op dit ogenblik
poogt het gegeven van de criminaliteitscijfers te minimaliseren.
Waar is alles mee begonnen, mijnheer de minister? Alles is
begonnen op het ogenblik dat de eerste minister in het Parlement
wilde aantonen dat de criminaliteit was gedaald, door zich te baseren
op de criminaliteitscijfers die u hem had bezorgd. Daar is alles mee
begonnen. Op basis daarvan is dat onderzoek gevraagd aan het
Comité P. Het Comité P zegt nu dat de cijfers zoals ze bekend
werden gemaakt helemaal niets te maken hebben met een dalende
criminaliteit, maar wel met het feit dat de lokale politiediensten de
gegevens niet hebben overgezonden aan de nationale
06.03 Tony Van Parys (CD&V):
Je suis d'accord avec le ministre
sur un seul point: Le comité P
mérite des félicitations pour
l'enquête menée.
Le ministre tente de minimiser les
chiffres de la criminalité.
L'enquête a pourtant démarré
après que le premier ministre a
présenté avec ostentation des
chiffres positifs à la Chambre.
L'avis du comité P est clair: il n'y a
pas de réelle diminution de la
criminalité. Les services de police
locaux n'ont tout simplement pas
transmis les chiffres à la banque
de données nationale.
Le parlement et l'opinion publique
19/03/2003
CRIV 50
COM 1027
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
gegevensbank omdat ze te weinig personeel hadden, omdat er te
veel werklast was en omdat ze eigenlijk niet geïnteresseerd waren in
het voeden van de nationale gegevensbank. Men heeft hier zo
duidelijk en expliciet in dit rapport aangetoond dat wat door u en door
de eerste minister is meegedeeld in het Parlement, helemaal niets te
maken had met het feit dat de criminaliteit gedaald was. Men heeft
dus het Parlement en de publieke opinie voorgelogen. Men heeft het
Parlement misleid, men heeft het Parlement bedrogen. Dit is het
rapport van het onafhankelijk controleorganisme van het Parlement.
Men zegt daar zeer duidelijk: wat daar is meegedeeld, klopt niet met
het gegeven van een dalende criminaliteit. Bovendien is het zo
onwetenschappelijk, zegt men, dat deze gegevens zelfs niet voor
publicatie vatbaar waren. Om u te zeggen op welke wijze men op dat
moment een loopje heeft genomen met de waarheid en het
Parlement heeft bedrogen. Dat is niet niets, mijnheer de minister, het
feit dat men op deze wijze desinformeert en men eigenlijk met alle
middelen wil bewijzen wat men wilde bewijzen op dat ogenblik,
namelijk dat de criminaliteit was gedaald. Nu blijkt dat het niet zo is.
Het Comité P is veel verder gegaan dan de cijfers op zich. Het
Comité P heeft gezegd dat men zelfs niet weet wat de evolutie is van
de ophelderingsgraad. Men weet evenmin wat op dit ogenblik de
activiteit is van de verschillende lokale korpsen. Men heeft gewoon
geen inzicht in deze gegevens. Dat is de vaststelling na vier jaar
beleid inzake veiligheid van deze regering, een beleid dat precies het
prioritaire accent was dat bij het begin van deze legislatuur naar
voren werd geschoven. Het resultaat is werkelijk nul, mijnheer de
minister. Men weet op dit ogenblik zelfs niet hoe de criminaliteit
evolueert. Men weet niet wat de ophelderingsgraad is. Men weet
zelfs niet welke de evolutie is van de prioritaire
veiligheidsfenomenen op basis waarvan u het nationaal
veiligheidsplan zou moeten indienen. Tot op dit ogenblik hebben wij
in dit Parlement nog altijd niets gezien van dit nationaal
veiligheidsplan, mijnheer de minister.
Het meest opvallende ik hoop dat u dit rapport nog eens ernstig
doorneemt in het rapport van het Comité P is dat men zegt dat
men verontrust is over de operationaliteit van de politie, bij gebrek
aan inzicht in de fenomenen die men moet bestrijden. Dit is wat zo
expliciet in het rapport van het Comité P terug te vinden is. Ik moet u
dus zeggen, mijnheer de minister, dat uw antwoord mij in geen
enkele mate voldoet.
De balans van de criminaliteitscijfers, maar nog veel meer van de
operationaliteit van de politie en van het inzicht dat men beleidsmatig
zou moeten hebben in de evolutie van de criminaliteitsfenomenen
die in dit rapport wordt opgemaakt, is herleid tot nihil.
Het is om deze redenen dat ik samen met de collega's Schauvliege
en Arens een motie van wantrouwen indien met de volgende
overweging: "Het rapport van het Comité P over de
criminaliteitscijfers werd unaniem door de begeleidingscommissie
van het Parlement goedgekeurd. Het komt tot de conclusie ..."
Mijnheer de minister, het zou goed zijn mocht u de bereidheid
hebben om even te proberen om inzicht te krijgen in het essentiële
van het verslag van het Comité P. "...Het komt tot de conclusie dat
de cijfers die de regering aan het Parlement meedeelde niet
betrouwbaar zijn en niet voor publicatie vatbaar waren". Men heeft
ont en fait été trompés. Selon le
comité P, les données manquaient
à ce point de fiabilité qu'elles
n'auraient pas dû être publiées.
L'évolution en matière de
criminalité et de degré
d'élucidation n'est toujours pas
connue, quatre ans après que la
gouvernement a fait de la sécurité
une priorité. Le comité P
s'inquiète d'ailleurs à propos de la
capacité opérationnelle de la
police.
La réponse du ministre n'est pas
satisfaisante. Nous déposons une
motion de méfiance car le
ministre ne semble pas avoir de
notion précise de l'évolution des
chiffres en matière de criminalité
ni de l'activité déployée par les
différents corps de police.
CRIV 50
COM 1027
19/03/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
het Parlement dus zonder meer voorgelogen en bedrogen, mijnheer
de minister van Binnenlandse Zaken. Men heeft hier dingen gezegd
die niet stroken met de realiteit. Men heeft de indruk gewekt dat de
criminaliteit gedaald was. Dat blijkt dus helemaal niet het geval te
zijn.
Er zijn geen gegevens beschikbaar bij de politiediensten over de
ophelderinggraad. Ik herinner me het veiligheidsplan dat in de
aanloop naar de vorige verkiezingen werd voorbereid. Men
voorspelde hierin dat er op het einde van deze legislatuur een
stijging van de ophelderinggraad zou zijn met 30%. We zien vandaag
het tegendeel, mijnheer de minister. Men weet het zelfs niet, men
heeft zelfs geen gegevens over de ophelderinggraad.
Ten slotte zien we dat u als minister van Binnenlandse Zaken zelfs
niet weet en niet kan weten wat de activiteiten van de verschillende
politiekorpsen zijn. Met alle respect, maar de bezoeken die u hier een
daar gebracht hebt aan een aantal lokale politiekorpsen zullen u dit
inzicht naar mijn aanvoelen niet verschaft hebben. De onafhankelijke
instantie van het Parlement heeft dit aangetoond. Omdat dit wijst op
een totale blamage voor het beleid dat in deze legislatuur is gevoerd,
vragen wij dat het Parlement u als minister van Binnenlandse Zaken
het vertrouwen zou ontnemen. Wij vragen dat gelet op het toch wel
ontnuchterende en vernietigende rapport van het Comité P. We
kunnen deze motie misschien op die manier indienen.
Moties
Motions
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Een motie van wantrouwen werd ingediend door de heren Tony Van Parys en Josy Arens en door
mevrouw Joke Schauvliege en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van de heer Tony Van Parys
en het antwoord van de minister van Binnenlandse Zaken,
gelet op het feit dat het rapport van het Comité P over de criminaliteitscijfers unaniem werd goedgekeurd
door de begeleidingscommissie van het Parlement
komt tot de conclusie dat:
- de cijfers die de regering aan het Parlement meedeelde niet betrouwbaar zijn en niet voor publicatie
vatbaar waren;
- er geen gegevens beschikbaar zijn bij de politiediensten over de ophelderingsgraad;
- er geen cijfers beschikbaar zijn over de politieactiviteiten voor de verschillende politiekorpsen;
om deze redenen
ontneemt het vertrouwen aan de minister van Binnenlandse Zaken."
Une motion de méfiance a été déposée par MM. Tony Van Parys et Josy Arens et par Mme Joke
Schauvliege et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de M. Tony Van Parys
et la réponse du ministre de l'Intérieur,
étant donné que le rapport du Comité P relatif aux chiffres en matière de criminalité a été approuvé à
l'unanimité par la commission d'accompagnement du Parlement
conclut que:
- les chiffres que le gouvernement a communiqués au Parlement ne sont pas fiables et ne pouvaient être
publiés;
- aucune donnée n'est disponible auprès des services de polices sur le taux d'élucidation;
19/03/2003
CRIV 50
COM 1027
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
- aucun chiffre n'est disponible sur les activités de police pour les différents corps de police;
pour ces raisons
retire sa confiance au ministre de l'Intérieur."
Een eenvoudige motie werd ingediend door de heren Denis D'hondt en Olivier Chastel.
Une motion pure et simple a été déposée par MM. Denis D'hondt et Olivier Chastel.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
07 Question de M. Olivier Chastel au ministre de l'Intérieur sur "la recommandation du Collège des
médiateurs fédéraux concernant le statut des cohabitants en droit des étrangers" (n° B268)
07 Vraag van de heer Olivier Chastel aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
aanbeveling van het College van federale ombudsmannen betreffende het statuut van de
samenwonenden en het vreemdelingenrecht" (nr. B268)
07.01 Olivier Chastel (MR): Monsieur le président, monsieur le
ministre, la première recommandation du dernier rapport des
médiateurs fédéraux concerne votre département et plus
précisément le statut des cohabitants, en droit des étrangers. Cette
recommandation est dans la même lignée que celle formulée l'année
passée, la première en 2001.
La circulaire du 30 septembre 1997 fixe les conditions à l'introduction
d'une demande d'autorisation de séjour sur le territoire belge pour les
partenaires non mariés. Il se fait que ces conditions qui sont plus que
l'expression de simples lignes de conduite, constituent des règles
nouvelles par rapport à celles contenues dans la loi du 15 décembre
1980 et son arrêté d'exécution, et confèrent donc à cette circulaire un
caractère réglementaire.
Le collège des médiateurs fédéraux recommande dès lors, comme il
l'avait fait l'année passée, de fixer, dans la loi du 15 décembre 1980
ou son arrêté d'exécution, le statut des cohabitants, tel qu'il est
aujourd'hui réglementé par cette circulaire.
Monsieur le ministre, je souhaiterais connaître votre position par
rapport à cette recommandation du collège des médiateurs.
07.01 Olivier Chastel (MR): In
het verslag 2002 van het College
van de federale ombudsmannen
komt de problematiek van het
statuut van samenwonenden in
het vreemdelingenrecht aan bod.
De omzendbrief van 30
september 1997 bepaalt de
voorwaarden waarop een
verblijfsvergunning op het
Belgisch grondgebied voor niet-
gehuwde partners kan worden
aangevraagd. Die voorwaarden
wijken zo sterk af van de door de
wet van 15 december 1980 en
haar uitvoeringsbesluit opgelegde
voorwaarden, dat ze neerkomen
op een nieuwe regelgeving.
Daardoor krijgt die omzendbrief
een regelgevende waarde. Het
College van de federale
ombudsmannen beveelt dan ook
aan het statuut van
samenwonenden zoals bepaald
door de wet van 15 december
1980 en haar uitvoeringsbesluit
aan te passen aan die
omzendbrief.
Wat denkt de minister van die
aanbeveling van het College van
de federale ombudsmannen?
07.02 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le président, en
signant, le 30 septembre 1997, la circulaire relative à l'octroi d'une
autorisation de séjour sur la base de la cohabitation dans le cadre
d'une relation durable, l'un de mes prédécesseurs visait à
reconnaître, sur le plan du séjour, des situations qui ne peuvent être
réglées en tant que telles par la loi du 15 décembre 1980 sur l'accès
au territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement des étrangers.
07.02
Minister
Antoine
Duquesne: De omzendbrief van
30 september 1997 was bedoeld
om inzake verblijf situaties te
erkennen die niet door de wet van
15 december 1980 betreffende de
toegang tot het grondgebied, het
CRIV 50
COM 1027
19/03/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21
Ainsi que rappelé dans le préambule de cette circulaire, de
nombreuses personnes engagées dans des relations transfrontalières
étaient obligées de se marier, non par conviction mais pour se voir
reconnaître un droit de séjour en Belgique. En outre, cette solution ne
pouvait pas s'appliquer aux partenaires homosexuels qui devaient se
résoudre à utiliser d'autres procédures comme les études, le permis
de travail, voire un mariage de complaisance.
La circulaire du 30 septembre 1997 visait donc à accorder une
autorisation de séjour, sur la base de la cohabitation, directement à
ces personnes pourvu qu'un certain nombre de conditions strictes
soient remplies. Cette circulaire s'inscrivait, par conséquent, dans le
processus d'une reconnaissance plus large du statut du cohabitant,
concrétisé par la loi du 23 novembre 1998 instaurant la cohabitation
légale. A l'époque de sa signature, en tout cas, il s'agissait d'une
innovation dont les conséquences, et notamment, les possibilités
d'abus de la procédure mise en place, étaient peu prévisibles.
Quant à la base légale de la circulaire, il s'agit de l'article 9 de la loi
du 15 décembre 1980, selon lequel le ministre ou l'Office des
étrangers peut autoriser un étranger au séjour. La circulaire doit donc
être considérée comme fixant les conditions dans lesquelles les
personnes visées ont un droit à l'autorisation de séjour.
En ce qui concerne la recommandation du Collège des médiateurs
fédéraux que vous mentionnez, je n'y suis absolument pas opposé,
au contraire. J'ai moi-même demandé, il y a quelques mois, à mon
administration d'adapter la réglementation visée, d'une part, en vue
de simplifier la procédure et, d'autre part, afin de suivre l'évolution de
cette matière, notamment quant à la possibilité de produire une
déclaration de cohabitation légale, en lieu et place d'un contrat de vie
commune notarié.
Dans ce cadre, l'administration m'a informé de son souhait que j'ai
encouragé de revoir complètement cette matière, notamment afin de
l'insérer dans l'arrêté royal du 8 octobre 1981 sur l'accès au territoire,
le séjour, l'établissement et l'éloignement des étrangers.
Cette révision entraîne également une adaptation de la procédure
prévue. Il est, par exemple, souhaitable d'aligner la nature et la durée
du titre de séjour délivré au partenaire étranger sur celles du titre de
séjour de l'étranger rejoint. L'Office des étrangers réalise dans ce
cadre, une étude approfondie, afin de limiter la procédure au strict
nécessaire, dans l'intérêt des personnes concernées, tout en
conservant son efficacité pour les autorités.
A terme, les dispositions de la circulaire précitée sont donc appelées
à être remplacées par une section de l'arrêté royal du 8 octobre 1981
sur l'accès au territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement des
étrangers.
Je pense que cela répondra aux soucis du Collège des médiateurs
fédéraux.
verblijf, de vestiging en de
verwijdering van vreemdelingen
konden worden geregeld. Neem
nu bijvoorbeeld de toestand van
talloze mensen die een relatie
hebben met iemand die in een
ander land woont en van
homoseksuelen.
De omzendbrief was dus bedoeld
om die personen rechtstreeks een
verblijfsvergunning te geven op
grond van samenwoning, maar
mits aan bepaalde voorwaarden is
voldaan.
Bij het ondertekenen van die
omzendbrief, waren de gevolgen
van deze vernieuwing - en het
mogelijke misbruik ervan
-
moeilijk in te schatten.
De omzendbrief stoelt op artikel 9
van de reeds genoemde wet van
15 december.
Ik ben helemaal niet tegen de
aanbeveling van het College van
de federale ombudsmannen, wel
integendeel. Ik heb trouwens zelf
aan mijn administratie gevraagd
om de bedoelde regelgeving te
vereenvoudigen en ze aan te
passen aan de evolutie van het
begrip wettelijke samenwoning.
Daarom wou de administratie
deze materie helemaal herzien en
invoegen in het koninklijk besluit
van 8 oktober 1981 betreffende de
toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de
verwijdering van vreemdelingen.
Die herziening houdt ook een
wijziging van de voorziene
procedure in. De Dienst
Vreemdelingenzaken onderzoekt
grondig hoe de wijziging in het
belang van de betrokkenen tot het
absolute minimum kan worden
herleid, zonder voor de overheid
aan efficiëntie in te boeten.
Op termijn moeten de bepalingen
van de omzendbrief worden
vervangen door een gedeelte van
het koninklijk besluit van 8 oktober
1981. En dat komt tegemoet aan
de aanbevelingen van het College
van de federale ombudsmannen.
19/03/2003
CRIV 50
COM 1027
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22
07.03 Olivier Chastel (MR): Monsieur le président, je remercie le
ministre pour sa réponse longue et précise.
Monsieur le ministre, vous m'apportez effectivement un certain
nombre d'éclaircissements sur l'interprétation de la circulaire et je
note avec satisfaction que vous n'êtes pas opposé à la
recommandation du collège des médiateurs. Je pense qu'ils en
seront satisfaits. Vous avez raison de mettre l'accent sur cette
possible simplification et la possibilité de suivre l'évolution en la
matière. En outre, je me réjouis d'apprendre qu'une révision générale
en la matière va voir le jour avec, notamment, l'adaptation de la
procédure prévue.
07.03 Olivier Chastel (MR): Ik
dank u voor de opheldering die u
in uw zeer volledig antwoord heeft
verschaft. Ik neem met
tevredenheid nota van het feit dat
u het eens bent met de
aanbeveling van het College van
federale ombudsmannen. Ook dat
College zou blij moeten zijn met
uw standpunt.
Ik verheug mij tevens over de
nakende vereenvoudiging van de
procedure.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
08 Vraag van de heer Koen Bultinck aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de opening
van een nieuw asielzoekerscentrum te Houtkerque (Frankrijk)" (nr. B275)
08 Question de M. Koen Bultinck au ministre de l'Intérieur sur "l'ouverture d'un nouveau centre
08.01 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, enige tijd geleden heb ik u ondervraagd over
de sluiting van het asielzoekerscentrum in Sangatte, Frankrijk, wat
ervoor zorgde dat wij aan de Westkust werden geconfronteerd met
een nieuwe toevloed van asielzoekers. Zowel bij de lokale besturen
als bij de lokale politiemensen zorgde dit bovendien voor enige
deining.
Recent hebben wij moeten vaststellen dat de Fransen blijkbaar een
zeer merkwaardige asielpolitiek voeren want zij zijn er nu in geslaagd
om pal op de grens met een andere Westhoekgemeente, namelijk de
stad Poperinge, in het Franse Houtkerque een nieuw
asielzoekerscentrum te openen. Men heeft daar in zeer korte tijd een
vijftigtal Roemeense kandidaat-asielzoekers gedropt, mijnheer de
minister.
U weet zeer goed dat het vrije verkeer van personen niet geldt voor
kandidaat-asielzoekers. Mijnheer de minister, daarnaast zult u het
ons waarschijnlijk ook niet kwalijk kunnen nemen dat wij aan de
Westkust hebben moeten vaststellen dat uw gemengde Frans-
Belgische grenspatrouilles bitter weinig soelaas hebben gebracht in
de streek inzake criminaliteit en veiligheidsgevoel.
Om die reden heb ik twee zeer concrete vragen, mijnheer de
minister. Bent u wat die Franse maatregel betreft op de hoogte
gebracht door uw Franse ambtgenoot? Heeft daar overleg met u
plaatsgevonden? Welke concrete maatregelen hebt u als minister
genomen om ervoor te zorgen dat de opening van dit centrum niet
zorgt voor een nieuwe toevloed aan asielzoekers op het Belgische
grondgebied?
08.01 Koen Bultinck (VLAAMS
BLOK): Il y a quelque temps,
j'avais déjà interrogé le ministre
sur le centre d'asile de Sangatte,
en France. Or un nouveau centre
vient d'être inauguré près de
Poperinge, dans la ville française
de Houtkerque, et le Westhoek
risque de
nouveau d'être
confronté à un afflux de
demandeurs d'asile. D'autre part,
nous nous sommes rendu compte
que les patrouilles chargées de la
surveillance à la frontière franco-
belge étaient peu efficaces dans
le cadre de la lutte contre la
criminalité.
Le ministre a-t-il été informé par
son homologue français de
l'inauguration de ce nouveau
centre? Quelles mesures a-t-il
prises pour éviter des nuisances
sur le territoire belge?
08.02 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer de voorzitter, u hebt
gelijk dat een open centrum voor asielzoekers enkele tijd
08.02
Antoine Duquesne,
ministre: La ville française de
CRIV 50
COM 1027
19/03/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
23
operationeel was te Houtkerque. Dit opvangcentrum is echter niet
meer operationeel en dit om een eenvoudige reden: het is onlangs
afgebrand. Ik wens te beklemtonen dat in dit centrum, net als in alle
opvangcentra voor asielzoekers of CADA die Frankrijk telt, slechts
asielzoekers werden ondergebracht in de loop van hun procedure.
Enkel geregistreerde kandidaat-vluchtelingen mochten er verblijven.
Te Houtkerque bevond zich hoegenaamd niet hetzelfde soort
bewoners als in het centrum van Sangatte dat voortaan buiten
gebruik is. Ik herinner u eraan dat in Sangatte slechts personen op
doorreis waren die niets anders wilden dan naar Groot-Brittannië te
gaan en die voortdurend weigerden de asielaanvraag in te dienen die
hun het recht zou geven op sociale hulpverlening en opvang die de
Franse overheid, net als de onze, aan elke kandidaat-vluchteling
biedt.
De bewoners van Sangatte wilden in Frankrijk zijn om het Kanaal
over te steken en wensten daar geen asielaanvraag in te dienen. Ze
vermeden zelfs in elk geval een asielaanvraag in te dienen.
Ingevolge de indiening van dergelijke aanvraag in Frankrijk kon
Groot-Brittannië hen inderdaad in toepassing van de Overeenkomst
van Dublin onmiddellijk terugsturen. De Franse overheid deelt mij
mee dat een nieuw opvangcentrum voor asielzoekers zou worden
geopend in de Nord-Pas-de-Calais. Ik herhaal echter dat het niet zal
gaan om een nieuw Sangatte maar wel om een opvangplaats voor
asielzoekers die als zodanig zijn geregistreerd.
Houtkerque comptait
effectivement un centre d'asile
mais il a été récemment réduit en
cendres. Ne pouvaient séjourner
dans ce centre que des candidats-
réfugiés enregistrés. En revanche,
dans le centre de Sangatte, qui
n'est plus opérationnel, étaient
essentiellement hébergés des
personnes en transit vers
l'Angleterre. Il s'agissait donc de
personnes qui refusaient
d'introduire une demande d'asile
en France. Les autorités
françaises m'ont fait savoir qu'un
nouveau centre pour demandeurs
d'asile enregistrés serait
prochainement inauguré dans le
Nord-Pas-de-Calais.
08.03 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Mijnheer de minister, ik
dank u uiteraard voor uw uitgebreide antwoord terzake. Nog een
klein detailvraagje, mijnheer de minister. Is er formeel overleg
gepleegd met uw Franse ambtgenoot inzake de Franse asielpolitiek?
U zult net als ik gemerkt hebben dat zij toch wel een zeer
merkwaardige politiek voeren waarbij zij telkens hun asielcentra pal
op de Frans-Belgische staatsgrens plaatsen en aldus al dan niet
gewild voor problemen kunnen zorgen aan de overzijde.
08.03 Koen Bultinck (VLAAMS
BLOK): Le ministre s'est-il
concerté officiellement avec son
homologue français au sujet de la
politique d'asile conduite par la
France? Les Français ont la
fâcheuse habitude d'aménager
leurs centres d'asile à proximité
de leurs frontières.
08.04 Antoine Duquesne, ministre: Je dois quand même vous
rappeler que le Nord-Pas-de-Calais se trouve à la frontière belge!
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Question de M. Joseph Arens au ministre de l'Intérieur sur "la problématique de la double
09 Vraag van de heer Joseph Arens aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
problematiek van de dubbele straf" (nr. B277)
09.01 Josy Arens (cdH): Monsieur le président, monsieur le
ministre, la double peine est une mesure prononcée par le ministre
de l'Intérieur ou par le Roi, visant à expulser l'étranger délinquant
vers son pays dit d'origine. Le bannissement prononcé pour une
durée de dix ans est exécuté après la peine de prison. Il ne s'agit
donc pas d'une peine au sens du droit pénal, même si aux yeux de
l'étranger concerné, l'expulsion est vécue comme une sanction qui
s'ajoute à la détention.
Cette possibilité pour le ministre ou le Roi de décider d'une mesure
09.01 Joseph Arens (cdH): De
mogelijkheid voor de minister van
Binnenlandse Zaken of voor de
Koning om een dubbele straf uit te
spreken, waarin de wet van 15
december 1980 over de toegang
tot het grondgebied, het verblijf en
de verwijdering van vreedelingen
voorziet, was het voorwerp van
een circulaire van de heer
19/03/2003
CRIV 50
COM 1027
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
24
de bannissement est prévue par les articles 20 et 21 de la loi du 15
décembre 1980 sur l'accès au territoire, le séjour, l'établissement et
l'éloignement des étrangers.
Néanmoins, afin d'encadrer quelque peu ce pouvoir, une première
circulaire émanant du ministre de la Justice de l'époque, Melchior
Wathelet a précisé les cas pour lesquels une mesure de
bannissement n'était pas souhaitable.
Une autre circulaire plus détaillée a été édictée en 1995 par Johan
Vande Lanotte. Enfin, à l'occasion du conseil des ministres du 19
juillet 2002, le gouvernement actuel s'est mis d'accord pour élaborer
une nouvelle circulaire sur le sujet.
Néanmoins, il faut déplorer que le ministre de l'Intérieur la
maintienne confidentielle, entretenant ainsi le flou de la situation, et
ainsi l'insécurité juridique.
En conséquence, M. le ministre peut-il lever la confidentialité de
ladite circulaire et préciser les directives qu'il a données?
Wathelet, toenmalig minister van
Justitie, waarin de gevallen waarin
verbanning niet wenselijk is
werden toegelicht. Die circulaire
werd aangevuld met een andere
circulaire van de heer Vande
Lanotte. De Ministerraad besliste
op 19 juli 2002 een nieuwe
circulaire uit te werken.
Kan de minister van Binnenlandse
Zaken de vertrouwelijkheid van
die circulaire opheffen?
09.02 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le président, M.
Decroly m'avait déjà posé une question identique mais je ne peux
rien refuser à un Luxembourgeois, même s'il dépose à mon égard
des motions de défiance!
Avant toute chose, je voudrais rectifier deux points de vocabulaire.
Monsieur Arens, dans votre question, vous utilisez deux termes
impropres dans la problématique qui nous occupe.
Vous parlez tout d'abord de double peine. Si une condamnation
pénale est certainement une peine, la sanction que je puis décider ou
proposer à Sa Majesté le Roi, à la suite d'une peine prononcée par
les cours et tribunaux n'est pas une peine "sensu stricto". Il ne s'agit
de rien d'autre que d'une mesure administrative prise au titre de ce
qu'on appelait jadis la police des étrangers. La Cour européenne des
droits de l'homme a d'ailleurs réaffirmé récemment qu'une mesure
d'expulsion assortie d'une interdiction du territoire de dix ans ne
revêtait pas un caractère pénal. Il s'agit là d'une mesure de
protection d'un Etat vis-à-vis de l'étranger ayant porté gravement
atteinte à l'ordre public ou à la sécurité nationale.
Vous parlez également de bannissement, mais le bannissement
consiste à éloigner de son pays d'origine un citoyen de ce pays. Ceci,
je crois, n'a plus été fait dans nos contrées depuis la fin de l'ancien
régime. La loi sur les étrangers parle cependant bien d'expulsion et
de renvoi, mais ces mesures administratives ne concernent bien
évidemment que des ressortissants étrangers n'ayant pas voulu ou
pas pu devenir belges et qui, dans quasiment tous les cas,
conservent une autre nationalité. On ne peut donc pas parler de
bannissement en pareil cas.
Il est vrai que le gouvernement, lors du conseil des ministres du 19
juillet 2002, a pris un certain nombre d'initiatives en ce domaine. J'ai
loyalement exécuté cet accord politique. A la suite de mes
prédécesseurs, j'ai donc moi aussi actualisé les directives
d'application à l'attention de mon administration. J'ai redéfini le point
d'équilibre devant exister entre la nécessaire sauvegarde de la vie
09.02
Minister Antoine
Duquesne: Het gaat hier niet om
een verbanning die erin bestaat
een onderdaan uir zijn eigen land
te verwijderen, noch om een
dubbele straf, want de uitzetting is
een administratieve maatregel die
geen enkel strafrechtelijk aspect
heeft.
Na de Ministerraad van 19 juli
2002 heb ik de richtlijnen tot
uitvoering van de wet
geactualiseerd en een nieuwe
invulling gegeven aan het
evenwichtspunt tussen de
noodzakelijke vrijwaring van het
privé- en het gezinsleven en de
onontbeerlijke vrijwaring van de
openbare orde en de nationale
veiligheid.
Het gaat om een interne
onderrichting bestemd voor de
administratie, die dus niet
gepubliceerd moet worden, mijn
voorgangers hebben dat trouwens
ook nooit gedaan. In die
onderrichting verduidelijk ik alleen
dat een aantal terugwijzings- of
uitzettingsbesluiten me niet meer
moet worden voorgelegd.
De onderrichtingen hebben
mettertijd hun weg gevonden tot
bij mensen die in de praktijk staan
zodat iedereen intussen de inhoud
CRIV 50
COM 1027
19/03/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
25
privée et familiale et la non moins indispensable préservation de
l'ordre public et de la sécurité nationale.
A cet effet, j'ai adressé le 24 juillet 2002, des instructions
d'application immédiate à l'Office des étrangers sur ce point. Je lui
demande notamment d'inférer de certaines situations caractérisées
par un très long séjour, qu'une expulsion n'est désormais plus
possible, sauf atteinte grave à la sécurité nationale. Je demande
aussi à l'Office de considérer que, pour certaines autres catégories
d'étrangers, prévaut dorénavant un principe général de non-
expulsion.
Ce texte, pas plus que ceux de mes prédécesseurs, n'est une norme
juridique opposable à quiconque. Si mes instructions sont
contraignantes pour l'Office, elles ne créent cependant aucun droit ni
aucune obligation dans le chef de tiers. S'agissant d'une instruction
interne, elle ne doit pas être publiée. Je me contente d'y expliquer, à
la seule intention de mon administration, que dans un certain nombre
de cas, elle ne doit plus soumettre de projet d'expulsion ou de renvoi.
Vous avez raison de souligner que mes prédécesseurs ont eux aussi
adressé leurs propres directives à l'Office des étrangers. Aucun
d'entre eux ne les a publiées.
Au fil des mois et des années, les instructions en question ont circulé
parmi les praticiens de manière telle que tout le monde en connaît
désormais le contenu exact.
ervan kent.
09.03 Josy Arens (cdH): Merci, monsieur le ministre, pour cette
réponse mais, personnellement, j'estime que tout régime couvert de
confidentialité est obscur et probablement injuste. Un Etat de droit a
besoin d'un système clair pour pouvoir fonctionner en toute légalité.
J'ai une petite question supplémentaire. D'après mes informations,
ces circulaires ne seraient pas contraignantes pour l'administration,
mais si je vous ai bien entendu et bien compris, elles le sont.
09.03 Joseph Arens (cdH):
Geheimhouding leidt tot een
gebrek aan transparantie en doet
onrechtvaardigheid vermoeden.
Volgens sommige bronnen zou
die rondzendbrief niet bindend zijn
voor de administratie.
09.04 Antoine Duquesne, ministre: Si l'administration ne respecte
pas les instructions de son ministre en ce qui concerne les
opportunités dans l'application de la loi, où va-t-on?
Qui vous a dit cela? Un juriste? Sinon, c'est un fonctionnaire qui ne
les applique pas. Donnez-moi son nom et je vous promets qu'il fera
l'objet d'une enquête disciplinaire!
09.04
Minister
Antoine
Duquesne: Waar gaat het heen
als de administratie de
onderrichtingen van de minister
niet meer volgt? Indien uw bron
een ambtenaar is die de
rondzendbrief niet toepast, geef
me zijn naam en ik laat een
onderzoek voeren.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
10 Vraag van de heer Jos Ansoms aan de minister van Binnenlandse Zaken over
"verkeerscontroles op de autosnelwegen in het algemeen en op de Grote Ring rond Brussel en op
de Ring rond Antwerpen in het bijzonder" (nr. B292)
10 Question de M. Jos Ansoms au ministre de l'Intérieur sur "les contrôles routiers sur les
autoroutes en général et, en particulier, sur le Ring de Bruxelles et le Ring d'Anvers" (n° B292)
10.01 Jos Ansoms (CD&V): Mijnheer de minister, ik kom terug op 10.01 Jos Ansoms (CD&V): Le
19/03/2003
CRIV 50
COM 1027
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26
iets waarmee ik reeds lang bezig ben, met name mijn vraag om in
ons land verhoogd verkeerstoezicht te krijgen. Ik speel ook een
beetje in op de aankondigingen van de regering dat er verschillende
maatregelen worden genomen om de verkeersveiligheid in dit land te
doen toenemen. Door een van de maatregelen zouden de
verkeerscontroles op de autosnelwegen met 10% toenemen. Met
veel toeters en bellen werd aangekondigd dat het
verkeershandhavingsproject voor de grote Ring rond Brussel als
model zou dienen. Daarover is ook heel wat mediaheisa geweest en
af en toe lezen wij in de krant of zien wij op tv daarvan enig effect.
Mijn vraag heeft tot doel zicht te krijgen op de betekenis van die
verhoging met 10%. In de eerste plaats zou ik graag een vergelijking
krijgen tussen januari-februari 2002 en januari-februari 2003 voor het
hele grondgebied. Men kan immers wel focussen op de grote Ring
rond Brussel, maar de belofte van de regering had betrekking op het
hele grondgebied.
Mijnheer de minister, ik had dus graag van u vernomen welk de
evolutie is van de cijfers voor januari-februari 2002 ten opzichte van
2003: het aantal uren gerichte verkeershandhaving door de
provinciale verkeerseenheden op alle autosnelwegen en een
vergelijking van het aantal processen-verbaal op de autosnelwegen
voor de twee jaren. Kunt u in de mate van het mogelijke ook laten
blijken uit die cijfers dat u op een strategische wijze gerichte
controles hebt gedaan?
Ik kom tot een tweede punt, dat meer specifiek betrekking heeft op
het handhavingsproject op de Brusselse Ring. Toen de regering dat
aankondigde, heb ik daarover enkele kritische bemerkingen
gemaakt. De Ring rond Brussel is ongeveer 58 kilometer lang, zowat
3% van het autosnelwegennet. Welnu, het aantal
verkeersslachtoffers ik bedoel doden en zwaargewonden is
ongeveer 3,6% van het geheel. Eigenlijk is dat in overeenstemming
met de lengte van de Ring ten opzichte van het gehele
autosnelwegennet.
Is het wel zinvol u daarop te richten voor verhoogde inspanningen?
Er zijn hoogstwaarschijnlijk andere stukken autosnelweg in dit land
waar dat noodzakelijker is. Ik heb ook een voorbeeld gegeven, de
Antwerpse Ring. Die is veel kleiner, maar 18 kilometer, maar in
verhouding gebeuren er veel meer ongevallen, ongeveer evenveel
als op de Brusselse Ring. Ik heb toen gezegd dat men zich op
objectieve criteria zou moeten baseren om her en der verhoogde
inspanningen te leveren. Volgens mij is dat blijkbaar niet gebeurd u
zult dat zo dadelijk kunnen tegenspreken , maar ik heb sterk de
indruk dat het actieplan voor de Brusselse Ring eerder als een
showelement mag worden aangezien en niet als een optreden ten
gronde.
Ik kom tot mijn vragen. Ten eerste, wat is het motief van de regering
geweest om een prioritaire behandeling van de Brusselse Ring te
geven tegenover bijvoorbeeld de Antwerpse Ring? Er kunnen
misschien nog andere voorbeelden worden gegeven.
Ten tweede, wat betekent dat voor de manschappen en de uren die
daar werden gepresteerd in verhouding tot heel Waals- en Vlaams-
Brabant? Ik hoor immers het gerucht dat door de verhoogde
gouvernement souhaite prendre
diverses mesures en vue de
renforcer la sécurité routière.
L'engagement d'augmenter de dix
pour cent le nombre des contrôles
sur les autoroutes constituait l'une
de ces mesures. Le projet relatif
au respect du code de la route sur
le grand ring de Bruxelles avait
été annoncé à grand renfort de
publicité et devait faire office
d'exemple.
Quelle est, pour l'ensemble du
territoire, l'évolution des chiffres
entre janvier et février 2002 et les
mêmes mois en 2003? Combien
d'heures les unités provinciales de
la route ont-elles consacrées en
2002 et en 2003 aux contrôles
ciblés sur l'ensemble de nos
autoroutes? Combien de procès-
verbaux ont-ils été établis? Le
ministre est-il en mesure de
démontrer, chiffres à l'appui, que
ces contrôles ciblés ont été mis en
oeuvre d'une manière stratégique?
Les 58 kilomètres que compte le
ring autour de Bruxelles
correspondent à 3 pour cent de
l'ensemble du réseau autoroutier
belge et à un pourcentage
analogue des morts sur nos
routes. Ne serait-il pas plus
opportun d'effectuer des contrôles
ciblés sur d'autres parties de notre
réseau autoroutier où l'on
dénombre plus de victimes,
comme le ring d'Anvers?
Pourquoi la priorité a-t-elle été
accordée au ring de Bruxelles?
Quelles sont les conséquences de
ce choix sur les effectifs et les
heures-hommes par rapport au
reste du Brabant, pour lequel,
selon certaines informations, les
prestations seraient moindres? Le
ministre peut-il nous communiquer
des chiffres à ce propos?
Le ministre peut-il effectuer une
comparaison entre le nombre
d'heures consacrées aux contrôles
routiers sur le ring de Bruxelles,
d'une part, et celui d'Anvers,
d'autre part?
CRIV 50
COM 1027
19/03/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
27
inspanningen op de Brusselse Ring er veel minder inspanningen zijn
in de rest van Vlaams- en Waals-Brabant. De politie wordt immers bij
wijze van spreken opgevorderd om uren te presteren op de Brusselse
Ring. Daarover had ik ook graag cijfers van u gekregen.
Ten slotte, kunt u mij bij wijze van vergelijking zeggen wat het aantal
uren was voor de handhaving op de Brusselse Ring ten opzichte van
bijvoorbeeld de Antwerpse Ring?
10.02 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer de voorzitter, de cijfers
voor de maanden januari en februari 2000 en 2003 aangaande het
aantal uren gerichte verkeershandhaving zijn onderling niet
vergelijkbaar aangezien het registratiesysteem volledig veranderd
werd in juli 2002 door de verbreiding van het actieplan Verkeer dat
van start ging in oktober 2002. Het proacief toezicht verkeer was
toen geen rubriek die apart werd bijgehouden. Vanaf juli 2002 worden
die cijfergegevens wel als dusdanig bijgehouden. In 2003 werd in
januari in totaal 20.906 uur gewijd aan proactieve
verkeersopdrachten en in februari 18.937 uur.
10.02
Antoine Duquesne,
ministre: Vu la modification du
système d'enregistrement en
juillet 2002, les chiffres de janvier
et de février 2002 et 2003 en
matière de circulation routière ne
sont pas comparables entre eux.
En 2003, 20.906 heures ont été
consacrées aux missions de
circulation proactives en janvier,
pour 19.937 en février.
En janvier et en février 2002, respectivement 8.186 et 8.765 procès-
verbaux ont été dressés par les équipes de circulation. En janvier et
en février 2003, ces chiffres étaient respectivement de 6.735 et
7.289 procès-verbaux rédigés, sans compter les procès-verbaux à
l'aide des radars.
En ce qui concerne les caméras automatiques et radars mobiles,
respectivement 28.674 et 30.394 procès-verbaux ont été rédigés en
janvier et février 2002 contre 33.769 et 39.083 procès-verbaux
rédigés en janvier et février 2003.
In januari en februari 2002 hebben
de verkeerseenheden 8.185 en
8.765 processen-verbaal
opgemaakt. In januari en februari
2003 bedroegen die cijfers
respectievelijk 6.735 en 7.289.
Wat de mobiele radars en de
onbemande camera's betreft,
werden in januari en februari
28.674 en 30.394 processen-
verbaal opgemaakt tegen 33.769
en 39.083 in januari en februari
2003.
Elk van de 25 verkeersposten van de federale politie heeft prioritaire
risicozones waarin men het meest werkt, maar de andere zones
worden niet uit het oog verloren.
Pour chaque poste de circulation
de la police fédérale, des zones à
risques prioritaires ont été
déterminées, mais les autres
zones ne sont pas oubliées.
L'unité provinciale du Brabant wallon et du Brabant flamand a débuté
en octobre 2002, en même temps que le plan national de sécurité
routière, un projet complet avec la collaboration des gestionnaires de
voiries et l'Institut belge de sécurité routière.
Une partie du Ring d'Anvers est également une zone à risques, pour
laquelle l'unité provinciale d'Anvers a engagé de manière prioritaire
sa capacité afin de lutter contre l'insécurité routière. Les deux Rings
sont effectivement visés dans la lutte pour plus de sécurité routière.
Ce n'est que la stratégie de communication qui est différente pour le
Ring de Bruxelles et celui d'Anvers.
De provinciale eenheid van
Waals-Brabant en Vlaams-
Brabant is in oktober 2002 met
een volledig project gestart. De
Antwerpse ring is eveneens een
prioritaire risicozone. Enkel de
communicatiestrategie is
verschillend voor de Antwerpse en
de Brusselse ring.
Drie van de vier verkeersposten van de provinciale verkeerseenheid
Brabant zijn betrokken bij het actieplan van de Brusselse Ring. Geen
enkele andere provincie is betrokken bij dit lokale actieplan.
Trois postes de l'unité provinciale
de circulation du Brabant sur
quatre sont associés au plan
d'action Ring de Bruxelles.
19/03/2003
CRIV 50
COM 1027
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
28
In totaal gaan 1.678 uur van de capaciteit van de georiënteerde
verkeershandhaving van de verkeersposten van Brabant naar het
project op de Ring in de eerste evaluatieperiode. Er worden
2.240 uur besteed aan de autosnelwegen buiten de Ring in dezelfde
periode. In totaal gingen 273 uur van de beschikbare capaciteit van
de radarcontroles van Brabant naar het Ringproject en 222 uur naar
het overige grondgebied.
De cijfers zijn onderling niet vergelijkbaar. De Antwerpse Ring in haar
geheel is immers geen risicozone. Dat is slechts het geval voor een
gedeelte ervan. Aangezien enkel de risicozones naar gericht
verkeerstoezicht apart worden bekeken, is het als dusdanig niet
mogelijk cijfers te geven voor de volledige Antwerpse Ring.
Aucune autre province n'y est
associée. 1.678 heures de travail
ont été consacrées au projet du
Ring alors que, durant la même
période, plus de 2.240 heures de
travail ont été consacrées à
d'autres autoroutes. Au total, 273
heures de la capacité disponible
des contrôles radar du Brabant ont
été consacrées au projet du Ring
et 222 au reste du territoire.
Il n'est pas judicieux d'établir une
comparaison entre le Ring de
Bruxelles et le Ring d'Anvers
parce que ce dernier n'est une
zone à risque que partiellement.
Nous considérons isolément les
statistiques ayant trait aux zones à
risque et c'est la raison pour
laquelle nous ne disposons pas de
statistiques pour l'ensemble du
Ring d'Anvers.
10.03 Jos Ansoms (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik kan moeilijk
onmiddellijk reageren op een dergelijke overvloed van cijfers. Ik zou
graag de tekst van de minister krijgen.
10.03 Jos Ansoms (CD&V): Il
m'est difficile de réagir à brûle-
pourpoint à tant de statistiques. Le
ministre pourrait-il me les
communiquer par écrit?
10.04 Minister Antoine Duquesne: Ik geef u hierbij mijn
cijfergegevens.
10.05 Jos Ansoms (CD&V): Mijnheer de minister, ik had nog twee
kleine bemerkingen. Ten eerste, wanneer u het hebt over proactieve
verkeersprojecten, gaat het dan over iets anders dan
verkeershandhaving? Zit er meer in dan verkeershandhaving? Ik
weet dat de federale politie bijvoorbeeld nog altijd preventieve acties
houdt voor scholen, en optreedt bij verkeersparken en eventueel bij
ongevallen. Zijn daarin ook de proactieve uren vervat die worden
gepresteerd inzake verkeer? Mijn aandacht is vooral gericht op de
concrete verkeershandhaving.
10.05 Jos Ansoms (CD&V): Et
qu'entend-il par missions
proactives en matière de
circulation routière? Par exemple,
les actions préventives menées
dans les écoles en font-elles
partie également? Ma question se
rapportait en particulier à la police
de la circulation routière.
10.06 Minister Antoine Duquesne: De proactieve verkeersprojecten
vormen een aparte rubriek.
10.06
Antoine Duquesne,
ministre: Les missions de
circulation routière proactives ne
recouvrent que les missions de
police de la circulation routière.
C'est donc une rubrique distincte.
10.07 Jos Ansoms (CD&V): Betreft het dan enkel maar
verkeershandhaving in de enge zin van het woord?
10.08 Minister Antoine Duquesne: Ik denk van wel. Het antwoord
werd mij door de federale politie verstrekt.
Het incident is gesloten.
CRIV 50
COM 1027
19/03/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
29
L'incident est clos.
11 Vraag van mevrouw Joke Schauvliege aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
werking van het rampenfonds" (nr. B293)
11 Question de Mme Joke Schauvliege au ministre de l'Intérieur sur "le fonctionnement du fonds
11.01 Joke Schauvliege (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de minister, ongeveer twee maanden geleden hebben wij de eerste
minister ondervraagd over de wateroverlast en over de vergoedingen
die de mensen die te lijden hadden van die wateroverlast, zouden
krijgen. Niettegenstaande het goede nieuws dat de eerste minister
daarover had verspreid, blijkt nu dat de procedure voor het verkrijgen
van een schadevergoeding bij het Rampenfonds bijzonder moeizaam
en traag verloopt. Ambtenaren, voornamelijk van de provincie Oost-
Vlaanderen, hebben openlijk verklaard dat er in Oost-Vlaanderen 77
dossiers zijn ingediend maar dat er hiervan slechts zeven
administratief in orde zouden zijn. De ambtenaren maken er hun
beklag over dat de procedure veel te moeilijk is en dat er een zeer
verregaande vereenvoudiging zou moeten komen opdat de
ingediende dossiers ook allemaal in orde zouden zijn, zoniet wordt
het opvolgen van al die dossiers onmogelijk. Zij klagen er ook over
dat er veel te weinig personeel is en dat er een probleem zou zijn
met de experts. Men had aangekondigd dat het geen probleem zou
zijn om voldoende experts te vinden om ter plaatse te gaan. Het blijkt
nu dat het helemaal niet in orde is en dat de experts pas vanaf 6
maart definitief aan de slag zouden kunnen gaan.
Daarom had ik graag van u vernomen, mijnheer de minister, welke
maatregelen reeds werden genomen om de procedure veel
eenvoudiger te maken, zodat zij ook veel sneller zal kunnen
verlopen? De eerste minister had toch beloofd dat in juni alles rond
zou moeten zijn. Welke acties werden er terzake al ondernomen?
Waarom is alles zo traag gegaan en waarom kunnen de experts pas
vanaf zes maart aan de slag?
Zult u nog bijkomende initiatieven nemen?
Een allerlaatste vraag heeft betrekking op de vergoedingen van de
rampen die in het verleden zijn erkend. Toen wij de eerste minister
hadden ondervraagd over de vergoedingen die in het verleden reeds
werden uitbetaald, heeft uw kabinet ons cijfers gegeven waaruit blijkt
dat voor de rampen van vorige zomer nog geen enkel bedrag werd
uitbetaald en geen enkel slachtoffer werd vergoed. Uit het
cijfermateriaal bleek ook dat voor de rampen van juli 2001 en
september 2001 nog geen enkele vergoeding aan de slachtoffers
werd uitbetaald. Ik had graag van u vernomen of u meer actuele
cijfers hebt. Is er ondertussen al iets uitbetaald, zoals beloofd door de
eerste minister?
11.01 Joke Schauvliege (CD&V):
Obtenir une indemnisation du
Fonds des calamités n'est toujours
pas une sinécure, comme on a
encore pu s'en apercevoir après
les dernières inondations. En
Flandre orientale, 7 dossiers
seulement sur 77 s'avèrent être
administrativement en ordre. Les
fonctionnaires concernés
dénoncent publiquement la
complexité excessive de la
procédure et se plaignent de ne
pas être assez nombreux pour
traiter efficacement les dossiers.
Quant à l'arrêté royal qui doit
régler la question de la
rémunération des experts, il se fait
toujours attendre.
Quelles initiatives ont-elles déjà
été prises pour accélérer la
procédure? Pourquoi ces mesures
ne sont-elles pas mises en
oeuvre? Le ministre compte-t-il
prendre des initiatives
complémentaires?
En janvier, les paiements dans le
cadre de dossiers du passé
accusaient toujours un retard
important Le ministre peut-il nous
fournir un aperçu de la situation?
11.02 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le président, dans le
cadre des dernières inondations, fin 2002 début 2003, différentes
initiatives ont été mises en oeuvre afin d'accélérer le traitement des
dossiers:
1. Mesures de simplification de la procédure et d'information de la
11.02
Minister
Antoine
Duquesne: In het kader van de
overstromingen van eind 2002 -
begin 2003 werden diverse
initiatieven genomen om de
behandeling van de dossiers te
19/03/2003
CRIV 50
COM 1027
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
30
population sinistrée: un numéro de téléphone vert gratuit a été mis
en place à partir du 20 janvier 2003 et a été communiqué à tous les
médias. Ce numéro est d'ailleurs toujours en fonction.
2. L'accent a d'abord été mis sur une information ciblée des
intéressés: une notice a été diffusée dans toutes les communes
concernées à l'attention des sinistrés. Elle reprend notamment le
numéro du téléphone vert fédéral mis en place, les numéros des
services communaux et provinciaux où des informations peuvent
être obtenues, l'adresse du website de la direction des calamités du
SPF Intérieur, ainsi que la manière de se procurer le vade mecum
existant.
3. La collaboration des communes a été davantage encore sollicitée
afin d'informer les sinistrés et de les aider, le cas échéant, à remplir
leur demande d'intervention financière, ainsi qu'à compléter leur
dossier. Des réunions d'information ont été organisées dans les
communes. Les administrations communales qui introduisent elles-
mêmes les dossiers des sinistrés auprès du gouverneur compétent
ont en outre été invitées à les transmettre à ce dernier, au fur et à
mesure de leur mise en ordre. En effet, plus vite un dossier est
transmis au gouverneur, plus vite il est mis à l'instruction, plus vite la
décision est prise et donc l'indemnité payée. En outre, la possibilité a
été prévue qu'à la demande des sinistrés, des experts se rendent
immédiatement sur place pour les aider dans la composition du
dossier et faire l'expertise des dégâts.
4. Je vous signale également que le conseil des ministres du 10
janvier 2003 a décidé que les dossiers inférieurs à 10.000 euros
seront transmis, après la décision du gouverneur, directement à la
Caisse des calamités pour paiement immédiat.
5. Il y a eu aussi des mesures d'aide logistique: 20 assistants
administratifs supplémentaires, dont trois pour la Flandre orientale,
ont été recrutés afin de renforcer les cellules provinciales. Pour le
service des calamités de la Flandre orientale, un fonctionnaire de
niveau 1 a été engagé pour combler une vacance d'emploi. Le
recrutement de ces forces nouvelles sera suffisant pour apurer le
retard dans le traitement des dossiers et permettra d'atteindre les
objectifs fixés. Actuellement, 10 équivalents temps-plein
supplémentaires ont été mis à disposition par la Régie des bâtiments.
Il est pour l'instant envisagé d'augmenter encore ce nombre. Ces
experts ont reçu une formation au sein de la direction fédérale des
calamités du SPF Intérieur. Leur tâche consiste à effectuer eux-
mêmes des expertises ainsi qu'à diriger des experts privés auxquels
les gouverneurs peuvent faire appel. Le recours par les gouverneurs
aux experts privés a été encouragé par décision du conseil des
ministres du 10 janvier 2003. L'indemnité dont bénéficient les experts
privés pour une vacation a été portée de 100 à 150 euros. Après
avoir parcouru la procédure administrative et budgétaire, cette
décision a été concrétisée par un arrêté royal du 18 février 2003,
entré en vigueur le 7 mars 2003.
D'après les gouverneurs, le nombre limité des décisions prises est dû
au fait que la composition des dossiers est actuellement en cours,
certains attendent d'ailleurs le dernier moment avant de le renvoyer.
Il y a, finalement, peu de sinistrés demandant à bénéficier de la
procédure rapide, en faisant appel immédiatement à un expert.
bespoedigen.
Vooreerst werden er maatregelen
getroffen om de procedure te
vereenvoudigen en de
betrokkenen te informeren. Er
werd een gratis telefoonnummer
geopend. De nadruk werd gelegd
op gerichte informatie ten
behoeve van de betrokkenen. Er
werd een nog groter beroep
gedaan op de medewerking van
de gemeenten om de slachtoffers
te informeren en te helpen. Er
werden informatievergaderingen
in de betrokken gemeenten
georganiseerd. De
gemeentebesturen die zelf de
dossiers van de slachtoffers bij de
gouverneur indienen werden
verzocht dat te doen zodra een
dossier in orde is. Er werd
voorzien in de mogelijkheid dat de
deskundigen zich op verzoek van
de slachtoffers onmiddellijk ter
plaatse zouden begeven om hen
te helpen. Ten slotte werd beslist
dat dossiers voor een bedrag van
minder dan 10.000 euro
rechtstreeks aan het
Rampenfonds zouden worden
doorgestuurd voor een
onmiddellijke uitbetaling.
Tevens werden maatregelen
getroffen op het stuk van de
logistieke ondersteuning. Twintig
bijkomende administratieve
assistenten werden in dienst
genomen voor de provinciale
cellen, van wie drie voor Oost-
Vlaanderen. Binnen de dienst
rampen van Oost-Vlaanderen
werd een vacante betrekking van
niveau 1 ingevuld. Aldus zal de
achterstand kunnen worden
weggewerkt.
CRIV 50
COM 1027
19/03/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
31
Je suis néanmoins convaincu que la procédure d'indemnisation peut
et doit encore être améliorée. J'ai déjà annoncé que la procédure
serait encore assouplie. Vous comprendrez toutefois qu'il était
impossible de finaliser cette nouvelle procédure à l'occasion de la
reconnaissance des inondations récentes. Cela n'aurait pu
qu'engendrer un retard considérable dans le traitement des dossiers
parce que les formulaires à utiliser devaient être disponibles
immédiatement. J'ai créé une "task force" composée de
responsables du service fédéral des calamités et de représentants
des services provinciaux des calamités. Un des objectifs est la
simplification des formulaires, mais aussi et surtout d'examiner les
mesures à prendre pour éviter l'introduction par les sinistrés de
dossiers incomplets. L'expérience montre, en effet, que l'absence
des documents et attestations nécessaires constitue la pierre
d'achoppement de toute la procédure.
Enfin, en ce qui concerne le paiement des indemnités, je dois tout
d'abord vous signaler que les inondations du 17 au 20 septembre
2001, reconnues comme calamité publique par l'arrêté royal du 13
septembre 2002, n'ont pas touché des communes de la Flandre
orientale.
Avant de réaliser le remboursement, les dossiers doivent encore être
complétés.
En janvier 2003, le gouverneur de la Flandre orientale a cependant
signalé au total 57 décisions, 69 en février 1999 et, du 1
er
mars au 18
mars 2003, 104 décisions ont été signées, pour la plupart des
dossiers antérieurs aux inondations de juillet 2001. Cette tendance
positive doit se poursuivre, compte tenu des mesures prises dont
l'effet se fait actuellement ressentir.
11.03 Joke Schauvliege (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u
voor uw uitvoerig antwoord en het verheugt mij dat u zelf toegeeft
dat er nog heel wat moet gebeuren, opdat de procedure eenvoudiger
zou kunnen verlopen. Heel wat personen hebben de intentie om een
degelijk dossier in te dienen, maar blijkbaar is de procedure nog veel
te complex om alles in orde te kunnen krijgen, waardoor er veel last
terechtkomt op de schouders van de ambtenaren.
Het is toch een signaal dat de ambtenaren publiek, via een
persconferentie, verklaren dat zij met veel te weinig zijn en dat het
voor hen onmogelijk is alles op korte termijn te volgen. Bovendien
zeggen zij dat van de zevenenzeventig dossiers er slechts zeven
administratief in orde zijn. Dat is een teken aan de wand.
U heeft de reeds genomen maatregelen opgesomd en dat is al een
kleine stapje voorwaarts, maar blijkbaar functioneert alles nog niet
optimaal. Integendeel, het dreigt opnieuw lang te duren alvorens er
effectief iets wordt betaald.
De goednieuwsshow die de eerste minister dienaangaande twee
maand geleden heeft verspreid, zou ik dus enigszins willen
afzwakken. Men moet afwachten of alles in orde zal zijn tegen de
maand juni. Ik zal nauwlettend in de gaten houden of die belofte
wordt nagekomen.
11.03 Joke Schauvliege (CD&V):
Je me réjouis que le ministre
admette qu'il y a encore beaucoup
à faire. Le plus important, c'est
que le traitement administratif des
dossiers est trop complexe pour
les victimes et que les
fonctionnaires sont dès lors
confrontés à un volume de travail
trop important. Ils se plaignent
ouvertement d'être trop peu
nombreux.
19/03/2003
CRIV 50
COM 1027
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
32
Wat de cijfers van in het verleden betreft, dat is een bevestiging van
de cijfers waarover ik reeds beschikte. Ik had evenwel niet alleen
gevraagd naar de situatie in Oost-Vlaanderen, maar ik weet uiteraard
niet of de actuele cijfers ter beschikking zijn. Wat dat betreft, zal ik
dan contact opnemen met uw kabinet, mijnheer de minister.
11.04 Antoine Duquesne, ministre: On ne peut pas se mettre à la
place des sinistrés pour introduire les dossiers. On peut les aider
mais c'est à eux qu'il appartient de prendre la décision.
Ensuite, il n'y a pas de surcharge du personnel. J'ai d'ailleurs fait
procéder à des analyses de productivité. Nous avons prévu des
primes spéciales dès lors que les moyennes de traitement des
dossiers sont supérieures à celles que nous avons connues jusqu'à
présent.
11.04 Minister Antoine
Duquesne: Men kan toch de
dossiers niet invullen in de plaats
van de slachtoffer.
Er werd in speciale premies
voorzien omdat de gemiddelde
behandeling van de dossiers
overschreden is.
11.05 Joke Schauvliege (CD&V): Ik wens nog even zeer kort de
vaststelling te maken dat het blijkbaar te ingewikkeld of te moeilijk is
voor veel mensen om het allemaal rond te krijgen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.14 uur.
La réunion publique de commission est levée à 16.14 heures.