B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR HET
B
EDRIJFSLEVEN
,
HET
W
ETENSCHAPSBELEID
,
HET
O
NDERWIJS
,
DE
N
ATIONALE WETENSCHAPPELIJKE
EN CULTURELE INSTELLINGEN
,
DE
M
IDDENSTAND
EN DE
L
ANDBOUW
COMMISSION DE L
'E
CONOMIE
,
DE LA
P
OLITIQUE SCIENTIFIQUE
,
DE L
'E
DUCATION
,
DES
I
NSTITUTIONS SCIENTIFIQUES
ET CULTURELLES NATIONALES
,
DES
C
LASSES MOYENNES
ET DE L
'A
GRICULTURE
VAN
DU
01-02-2000
01-02-2000
HA 50
COM 099
HA 50
COM 099
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 1 februari 2000
COMMISSIE VOOR HET BEDRIJFSLEVEN, HET WE-
TENSCHAPSBELEID, HET ONDERWIJS, DE NATIO-
NALE
WETENSCHAPPELIJKE
EN
CULTURELE
INSTELLINGEN,
DE
MIDDENSTAND
EN
DE
LANDBOUW
-
COM 099
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Jan Peeters aan de staatssecretaris voor
Energie en Duurzame Ontwikkeling over
het sanerings-
dossier van de radioactief verontreinigde site te Olen
(nr. 761)
- de heer Joos Wauters aan de staatssecretaris voor
Energie en Duurzame Ontwikkeling over
de sanerings-
dossiers van verontreinigde sites in Olen
(nr. 771)
5
sprekers : Jan Peeters, Joos Wauters, Olivier De-
leuze
, staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ont-
wikkeling
Mondelinge vraag van de heer Patrick Lansens aan de
staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling
over
de ontwikkeling van alternatieve energiebronnen en
de aanmoediging van energiebesparingen
(nr. 826)
8
sprekers : Patrick Lansens, Olivier Deleuze, staatsse-
cretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling
Sommaire
Mardi 1 fe´vrier 2000
COMMISSION DE L'E
´ CONOMIE, DE LA POLITIQUE
SCIENTIFIQUE, DE L'E
´ DUCATION, DES INSTITUTIONS
SCIENTIFIQUES
ET
CULTURELLES
NATIONALES,
DES CLASSES MOYENNES ET DE L'AGRICULTURE
COM 099
Questions orales jointes de :
- M. Jan Peeters au secre´taire d'Etat a` l'Energie et au
De´veloppement
durable
sur
le dossier relatif a`
l'assainissement du site radioactif d'Olen
(n° 761)
- M. Joos Wauters au secre´taire d'Etat a` l'Energie et au
De´veloppement durable sur
les dossiers de de´contami-
nation des sites pollue´s a` Olen
(n° 771)
5
orateurs : Jan Peeters, Joos Wauters, Olivier De-
leuze
, secre´taire d'Etat a` l'Energie et au De´veloppe-
ment durable
Question orale de M. Patrick Lansens au secre´taire d'Etat
a` l'Energie et au De´veloppement durable sur
le de´velop-
pement
des
sources
d'e´nergie
alternatives
et
l'encouragement des e´conomies d'e´nergie
(n° 826)
8
orateurs : Patrick Lansens, Olivier Deleuze, secre´-
taire d'Etat a` l'Energie et au De´veloppement durable
2
HA 50
COM 099
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van mevrouw Leen Laenens aan de
staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling
over
de liberalisering van de elektriciteitssector (nr. 882)
9
sprekers : Leen Laenens, Olivier Deleuze, staatsse-
cretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling
Mondelinge vraag van mevrouw Muriel Gerkens aan de
minister van Landbouw en Middenstand over
de gei¨nte-
greerde productie van vruchten
(nr. 818)
10
sprekers : Muriel Gerkens, Jaak Gabriels, minister
van Landbouw en Middenstand
Mondelinge vraag van mevrouw Muriel Gerkens aan de
minister van Landbouw en Middenstand over
het gebruik
van slib op landbouwgronden
(nr. 820)
11
sprekers : Muriel Gerkens, Jaak Gabriels, minister
van Landbouw en Middenstand
Mondelinge vraag van de heer Jaak Van den Broeck aan
de minister van Landbouw en Middenstand over
de
praktijken van zuivelbedrijven ten aanzien van de
melkveehouders
(nr. 843)
12
sprekers : Jaak Van den Broeck, Jaak Gabriels,
minister van Landbouw en Middenstand
Mondelinge vraag van mevrouw Magda De Meyer aan de
minister van Landbouw en Middenstand over
de controle
op veldproeven met transgene gewassen op Belgisch
grondgebied
(nr. 774)
13
sprekers : Magda De Meyer, Jaak Gabriels, minister
van Landbouw en Middenstand
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Landbouw en Middenstand over
de uitvoe-
ring van de dioxinewet ten aanzien van de varkenshoude-
rij
(nr. 778)
15
sprekers : Yves Leterme, Jaak Gabriels, minister van
Landbouw en Middenstand
Mondelinge vraag van mevrouw Frieda Brepoels aan de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek
over
de uitvoering van de motie van aanbeveling van 25
november 1999 rond het uitwerken van een sperperiode
voor kinderfeesten.
(nr. 770)
17
sprekers : Frieda Brepoels, Rudy Demotte, minister
van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek
Question orale de Mme Leen Laenens au secre´taire d'Etat
a` l'Energie et au De´veloppement durable sur
la libe´rali-
sation du secteur de l'e´lectricite´
(n° 882)
9
orateurs : Leen Laenens, Olivier Deleuze, secre´taire
d'Etat a` l'Energie et au De´veloppement durable
Question orale de Mme Muriel Gerkens au ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes sur
la production
inte´gre´e de fruits
(n° 818)
10
orateurs : Muriel Gerkens, Jaak Gabriels, ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes
Question orale de Mme Muriel Gerkens au ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes sur
l'utilisation des
boues d'e´puration sur les terres agricoles
(n° 820)
11
orateurs : Muriel Gerkens, Jaak Gabriels, ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes
Question orale de M. Jaak Van den Broeck au ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes sur
les pratiques
des laiteries a` l'e´gard des e´leveurs de vaches laitie`res
(n° 843)
12
orateurs : Jaak Van den Broeck, Jaak Gabriels, mini-
stre de l'Agriculture et des Classes moyennes
Question orale de Mme Magda De Meyer au ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes sur
le contro^le des
expe´rimentations sur les surfaces agricoles belges relati-
ves aux plantes transge´niques
(n° 774)
13
orateurs : Magda De Meyer, Jaak Gabriels, ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes
Question orale de M. Yves Leterme au ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes sur
la mise en
application de la loi dioxine a` l'e´gard des e´levages de
porcs
(n° 778)
15
orateurs : Yves Leterme, Jaak Gabriels, ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes
Question orale de Mme Frieda Brepoels au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique sur
la mise en
oeuvre de la motion de recommandation du 25 novembre
1999 tendant a` instaurer une pe´riode d'interdiction des
campagnes publicitaires se re´fe´rant a` des fe^tes enfanti-
nes
(n° 770)
17
orateurs : Frieda Brepoels, Rudy Demotte, ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique
HA 50
COM 099
3
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
4
HA 50
COM 099
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE L'E´CONOMIE,
DE LA POLITIQUE SCIENTIFIQUE,
DE L'E´DUCATION, DES INSTITUTIONS
SCIENTIFIQUES ET CULTURELLES
NATIONALES, DES CLASSES MOYENNES
ET DE L'AGRICULTURE
COMMISSIE VOOR HET BEDRIJFSLEVEN,
HET WETENSCHAPSBELEID,
HET ONDERWIJS, DE NATIONALE
WETENSCHAPPELIJKE EN CULTURELE
INSTELLINGEN, DE MIDDENSTAND
EN DE LANDBOUW
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 1 FE
´ VRIER 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 1 FEBRUARI 2000
De vergadering wordt geopend om 10.04 uur door de
heer Jos Ansoms, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 10.04 heures par M. Jos
Ansoms
, pre´sident.
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Jan Peeters aan de staatssecretaris voor
Energie
en
Duurzame
Ontwikkeling
over
het
saneringsdossier van de radioactief verontreinigde
site te Olen
(nr. 761)
- de heer Joos Wauters aan de staatssecretaris voor
Energie
en
Duurzame
Ontwikkeling
over
de
saneringsdossiers van verontreinigde sites in Olen
(nr. 771)
Questions orales jointes de :
- M. Jan Peeters au secre´taire d'Etat a` l'Energie et au
De´veloppement durable sur
le dossier relatif a` l'as-
sainissement du site radioactif d'Olen
(n° 761)b>
- M. Joos Wauters au secre´taire d'Etat a` l'Energie et
au De´veloppement durable sur
les dossiers de de´-
contamination des sites pollue´s a` Olen
(n° 771)b>
De heer Jan Peeters (SP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de staatssecretaris, collega's, het dossier in-
zake het radioactief stort van Union Minie`re langs het
Albertkanaal te Olen is een oud zeer. De voorbije jaren
werd in dit dossier weinig vooruitgang geboekt. Men kent
de problemen. Oplossingen blijven echter uit.
Olen wordt niet alleen geconfronteerd met het zwaar
verontreinigde stort van Union Minie`re maar ook met
andere diffuse verontreinigde terreinen onder meer in de
Kapellekensstraat en onder de fundamenten van een
aantal woningen. De gemeente en Union Minie`re hebben
een aantal kleinere verontreinigde terreinen reeds op
eigen kosten gesaneerd. Het grote D1-stort moet, mijns
inziens, door de overheid worden aangepakt.
In januari 1999 heeft de toenmalige minister van Binnen-
landse Zaken, bevoegd voor nucleair beleid het studie-
bureau Esscher de opdracht gegeven enerzijds, een
studie te maken inzake de bestuurrechtelijke aspecten
van het saneringsdossier en anderzijds, een aantal
saneringsmodellen op te stellen. Het studiebureau kreeg
een precieze opdracht. Het moest niet alleen een inven-
taris opstellen van de beschikbare gegevens maar ook
een informatieronde houden inzake de standpunten van
de betrokken instanties zoals Union Minie`re, de OVAM
en het NIRAS. Bovendien moest het studiebureau een
analyse maken van de juridische en institutionele context
van het dossier en een voorstel van een juridisch aan-
vaardbare oplossing van de knelpunten uitwerken.
Naar verluidt heeft het studiebureau zijn verslag voor de
zomervakantie afgeleverd. Sindsdien is het rond dit dos-
sier windstil geworden.
Mijnheer de staatssecretaris, ik wens een aantal con-
crete vragen te stellen.
Wat is de inhoud van de studie-Esscher ? Wat zijn de
aanbevelingen inzake een snelle sanering ? Wat bent u
van plan te doen met de studie en de eventuele aanbe-
velingen ? Welke initiatieven zult u nemen om de site die
gemakkelijk toegankelijk is voor het publiek snel te
saneren ? Hebt u reeds contact opgenomen met Union
Minie`re en het gemeentebestuur van Olen om terzake
afspraken te maken ? Hebt u het NIRAS reeds de
opdracht gegeven werk te maken van deze sanering ?
Wat is de reactie van het NIRAS ?
HA 50
COM 099
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik kan alleen
maar bevestigen dat Olen een van de meest verontrei-
nigde gemeenten in ons land is en dat onder meer Union
Minie`re met zijn radiumfabriek daartoe heeft bijgedragen.
Er zijn verschillende besmettingshaarden. In de eerste
plaats is er het bedrijf zelf en de sites op het bedrijf met
de roestende draad eromheen. Een ander element is dat
men het radioactief afval in de Bankloop heeft geloosd.
Doordat het slib er werd uitgehaald en op de bedding
gelegd, is door overstroming heel de vallei van de
Bankloop eveneens besmet geraakt. Tevens heeft men
materialen van Union Minie`re gebruikt om het gemeen-
telijk wegennet in Olen aan te leggen. Het gemeentebe-
stuur heeft daartoe destijds de opdracht gegeven. Er zijn
dus nogal wat besmettingshaarden.
Omdat men zich bewust was van de omvang van het
probleem werd in maart 1993 een onderzoek uitgevoerd
met betrekking tot de verspreiding van radium 226. Dit
heeft geleid tot de oprichting van een begeleidings-
commissie, samengesteld uit afgevaardigden van de
OVAM, Union Minie`re, het NIRAS, de gemeente, de
provincie en de bevoegde overheden. In 1996 heeft deze
begeleidingscommissie plots haar werkzaamheden ge-
stopt. Mijnheer de staatssecretaris, graag vernam ik wat
de reden daarvoor was. Waarom is de commissie niet
meer bijeen geweest ? Wat heeft het NIRAS gezegd in
verband met het saneringsdossier ?
Los van de werkzaamheden van de commissie, werden
nog verschillende studies gemaakt door zowel Union
Minie`re, OVAM als DBIS om de radiologische en chemi-
sche karakterisering en inventarisatie van het D1-stort en
de Bankloop in kaart te brengen. In 1995 heeft men een
effectstudie uitgevoerd en heeft het SCK in Mol verschil-
lende scenario's uitgetekend. Blijkbaar zijn deze studies
onder curatele geplaatst. Ze werden niet openbaar ge-
maakt. Het gemeentebestuur, noch de gemeenteraad-
sleden hebben daarin inzage gekregen. Om uiteindelijk
uit de moeilijkheden te geraken, heeft minister Van den
Bossche de Esscher-studie laten uitvoeren. Dienaan-
gaande sluit ik mij aan bij de vragen van de heer Peeters.
Ik heb echter nog een aantal bijkomende vragen. Men
spreekt altijd over het D1-stort. Naar verluidt zou er nog
een stortplaats zijn op de terreinen van Union Minie`re.
Naast het D1-stort dat 9 ha groot is en een volume heeft
van 270 000 m3 zou op de terreinen van Union Minie`re
nog een dergelijk stort zijn, dat voor het publiek toegan-
kelijk is.
Mijnheer de staatssecretaris, graag vernam ik waarom
de begeleidingscommissie haar werkzaamheden in 1996
heeft gestaakt. Tot welke resultaten is deze begeleidings-
commissie gekomen ? Wat waren de conclusies van het
NIRAS over het saneringsdossier ? Bent u in het bezit
van de resultaten van de studies die sinds 1993 door de
verschillende instanties zijn uitgevoerd ? Zijn de gege-
vens openbaar en kunnen ze ter beschikking van het
gemeentebestuur worden gesteld ? Zijn naast de D1-
stortplaats nog andere plaatsen radioactief besmet ?
Komen ze in bevestigend geval voor sanering in aanmer-
king ? Binnen welke tijdsspanne zal de sanering van de
verschillende besmettingshaarden plaatsvinden ?
Staatssecretaris Olivier Deleuze : Mijnheer de voorzitter,
tijdens de beginmaanden van een nieuwe legislatuur zijn
interpellaties vaak een goede gelegenheid voor een lid
van de regering om zich over bepaalde problemen te
buigen. Daarvoor dank ik thans de interpellanten, aan-
gezien ik niet helemaal op de hoogte was van de details
van dit dossier.
Tussen 1922 en 1969 zorgde Belgie¨ voor 50% van de
wereldproductie van radium. Na stopzetting van de pro-
ductie bleef er een reusachtig nucleair passief over.
Volgens de informatie waarover ik beschik, deden zich
problemen voor op vier sites. Wat de eerste site van
ongeveer 1 000 m
3
` betreft, dateert de fundering van
sommige wegen naar het dorp van vo´o´r de tweede
wereldoorlog. Die site werd gesaneerd op kosten van de
betrokken gemeente en al het afval werd op de D1-
stortplaats gestort. Die saneringswerken waren noodza-
kelijk en dringend, hoewel het woord dringend in dit geval
enigszins relatief is, aangezien de site dateert van vo´o´r
de tweede wereldoorlog. Hoe dan ook, de problemen in
dat verband behoren aldus tot het verleden.
De tweede site is de D1-stortplaats. Volgens mijn infor-
matie gaat het om iets meer dan 100 000 m
3
`. Het is
belangrijk te weten welke activiteiten aan die site zijn
verbonden. Er moet dus worden nagegaan of die site
alleen radioactief afval bevat of ook chemisch afval. Die
site is niet toegankelijk via de fabriek. Op basis van een
koninklijk besluit werd Union Minie`re verplicht een studie
uit te voeren omtrent de sanering via een werk-
programma. Dat programma werd goedgekeurd door
NIRAS. Bovendien werd in uitvoering van voormeld
koninklijk besluit in 1998 een conventie ondertekend,
waarin het werkprogramma wordt bevestigd en waarin
wordt bepaald dat de studies eind 2000 moeten zijn
bee¨indigd. Wat de stortplaats D1 betreft zal eind 2000
wellicht voldoende informatie beschikbaar zijn om naar
een oplossing te zoeken.
Ik voeg er meteen aan toe dat deze aangelegenheid
onder de gemengde bevoegdheid van minister Duque-
sne en mijzelf valt. Ik ben bevoegd voor de inventarisatie
van de passiva. Dit moet gebeuren ingevolge de bepa-
lingen van de wet van 1997. Mijn collega Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken, is bevoegd inzake de
veiligheid.
6
HA 50
COM 099
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Olivier Deleuze
De derde site is de opslagbunker, eveneens binnen de
fabriek, waar de grootste hoeveelheid radioactief afval
aanwezig is. Dat afval is afkomstig van de ontmanteling
van de fabriek, die plaatsvond tussen 1979 en 1982.
Volgens mijn informatie gaat het om 50 000 m
3
` laag en
middelradioactief afval. Voor die opslagbunker werd trou-
wens een vergunning klasse 2 afgeleverd. Het gaat hier
om gevaarlijk afval, waarvoor een oplossing moet wor-
den gevonden. De opslagbunker is uiteraard niet toegan-
kelijk, maar het afval blijft toxisch gedurende honderden
jaren. Voor radium is dat iets meer dan 1 000 jaar. Een
bunker is geenszins een oplossing voor laag en middel-
radioactief afval.
Men heeft daar waarschijnlijk een reusachtig nucleair
arsenaal. Indien het bedrijf geen voorzorgen heeft geno-
men voor het bewerken van het afval, is er een nucleair
arsenaal. Ik heb de heer Karel Vinck, voorzitter van
Union Minie`re, en de heer Jean-Luc Dehaene, beheerder
van Union Minie`re, aangeschreven. Ik denk namelijk dat
die mensen een verantwoordelijkheid tegenover de sa-
menleving hebben. Ik heb gevraagd ze te ontmoeten en
een eerste contact te hebben. Dit is volgens mij een
signaal dat de Staat de zaak volgt. Corporate gouver-
nance is ook zorgen dat de activiteiten geen gevolgen
hebben voor de volgende generaties. Dit is duurzame
ontwikkeling.
De Bankloop is een dringend probleem. De beek werd
gedurende jaren gebaggerd. Het slib werd op de oevers
achtergelaten. Het zou gaan om ongeveer 40 000 m3.
De oppervlakte is 400 meter lang en 9 meter breed. Dit is
het meest dringende probleem. Zoals u zei, mijnheer
Peeters, is het gebied toegankelijk voor het publiek en is
bijgevolg de bevolking aan besmetting blootgesteld. Vol-
gens mij is het een rechtstreekse bevoegdheid van
minister Duquesne, maar het is de verantwoordelijkheid
van de hele regering. Ik weet dat de minister van
Binnenlandse Zaken ermee bezig is. Er moet natuurlijk
een oplossing komen, zoals voor de vorige twee proble-
men.
Het Esscher-rapport is, zoals u zei, een rapport dat werd
besteld door de minister van Binnenlandse Zaken. Het is
dus eigendom van Binnenlandse Zaken. Ik heb minister
Duquesne nog niet gevraagd of het mogelijk is dit aan het
parlement te bezorgen. Ik weet niet wat zijn reactie zal
zijn. Ik zal in ieder geval aan de heer Duquesne vragen
het u of de commissie te overhandigen. Ik kan daarin
echter geen beslissing nemen; het is mijn rapport niet. Er
is nog een ander rapport dat u misschien kent, met name
dat van het SCK. Ik zal het u overhandigen. Het gaat om
een studie uitgevoerd door het SCK in juni 1997 over de
sanering van de milieubesmetting met radium 226 te
Olen en Geel. Het rapport telt 80 bladzijden en geeft een
goede beschrijving van het probleem. IK zal het ook aan
het parlement bezorgen.
Vervolgens kom ik tot de rol van NIRAS in de hele zaak ?
De rol van NIRAS is beschreven in de programmawet
van 12 december 1997. Deze geeft opdracht aan NIRAS
om een inventaris te maken van die plekken om te zien of
er een nucleair passief bestaat, met name het bestaan
van radioactief afval zonder enige provisies. Deze op-
dracht omvat het opstellen van een repertorium van de
lokalisatie en de staat van alle nucleaire installaties, het
opstellen van de inventaris van de installaties en plaat-
sen op het vlak van aanwezige radioactieve stoffen, de
raming van de kosten van hun ontmanteling en sanering,
de evaluatie van het bestaan en de toereikendheid van
middelen voor de financiering van deze operaties en het
afbakenen van eventuele passiva door vergelijking van
kosten en middelen. Het opstellen van dit repertorium is
onder andere gebaseerd op de informatie die ter beschik-
king is gesteld door de bestendige deputatie van de
provincies via de door hen uitgereikte vergunningen. Er
zijn evenwel ook plaatsen waar er geen vergunningen
zijn. Op dit ogenblik beschikt NIRAS over een reperto-
rium van de ondernemingen die beschikken over een
vergunning voor een installatie van klasse 1 of klasse 2.
Uit dit repertorium blijkt dat Union Minie`re beschikt over
een vergunning van klasse 2.
Het opstellen van de inventaris is gebaseerd op een
methodologie die gebruik maakt van een vragenlijst.
Deze vragenlijst is gericht tot de exploitanten van die
nucleaire installaties of de eigenaars van de radioactieve
materialen. Union Minie`re zal deze vragenlijst ontvangen
in de loop van maart 2000, zoals alle installaties die niet
van klasse 1 zijn.
Eind maart eindigt de inventaris en het repertorium voor
klasse 1 en begint deze voor klasse 2.
Voor de in Olen gebruikte vragenlijst zullen de gegevens
onder meer komen uit de studies die Union Minie`re
uitvoert in het kader van het KB waarover ik daarnet
sprak.
In dit KB van 20 juni 1995 staat in artikel 2.6 : de
exploitant dient een studie uit te voeren over de in de
toekomst noodzakelijke beheersmaatregelen met betrek-
king tot dit afval. De exploitant zal de NIRAS regelmatig
informeren over het verloop en de resultaten van deze
studie. Het eindrapport moet, vergezeld van het advies
van de NIRAS, aan de bevoegde overheid ter goedkeu-
ring voorgelegd worden, dus tegen eind 2000.
De heer Jan Peeters (SP) : Mijnheer de staatssecretaris,
ik dank u voor de informatie en omdat u de studies die u
ter beschikking hebt gekregen, ook zult overmaken aan
de leden van deze commissie en, naar ik aanneem, ook
aan degenen die hierover vandaag vragen hebben ge-
steld. Uw antwoord bevredigt mij niet in die zin dat ik
vaststel dat wij niet verder staan dan enkele jaren gele-
den. Dat is niet echt een verwijt aan u, omdat u nog maar
HA 50
COM 099
7
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jan Peeters
een zestal maanden hiervoor bevoegd bent. Alle dien-
sten en met name het NIRAS beperken zich nog steeds
tot de inventarisatie van het probleem. Die inventaris is al
lang bekend. Daarover zijn al veel studies uitgevoerd.
Men is echter nog niet gevorderd met het rond de tafel
krijgen van de betrokken partijen voor het uitstippelen
van de financieringsvorm voor de sanering. Het verheugt
mij dat u de afgevaardigde beheerders van Union Minie`re
op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid wijst. Ik
hoop dat dit snel tot een conclusie kan leiden. Inventa-
rissen en studies heeft men in Olen de laatste jaren reeds
genoeg gezien, maar concrete maatregelen te velde zijn
er tot nu toe slechts gekomen door toedoen van de
gemeenten zelf, niet door de hogere overheid. Daarin
zullen wij in de komende jaren verandering moeten
proberen te brengen.
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
staatssecretaris, er moet inderdaad dringend werk wor-
den gemaakt van maatregelen. Volgens ons is er nog
een vijfde besmettingshaard die ook in kaart moet wor-
den gebracht. Ik ga ermee akkoord dat van het volume
van het ene stort 60% radioactief is. Het is goed dat u
Dehaene en Vinck gaat contacteren. Omwille van de
bezorgdheid op het lokale vlak wil ik er toch op aandrin-
gen dat u zich ter plekke zou begeven, gezien de talrijke
problemen. De verantwoordelijken moeten hun maat-
schappelijke verantwoordelijkheid dragen, maar ik zou
graag zien dat u zich ter plaatse begaf. U noemt het goed
dat wij dit dossier aankaarten, zodat u het kunt bekijken.
Mij lijkt het echter ook wenselijk dat u een onderhoud zou
hebben met het gemeentebestuur en de gemeenteraad-
sleden, waarop u het dossier verder zou kunnen uitspit-
ten. Zo kan er een saneringsdossier tot stand komen,
met vastgelegde etappes. Bent u daartoe bereid, mijn-
heer de staatssecretaris ?
Staatssecretaris Olivier Deleuze : Mijnheer Peeters, ik
ben het met u eens dat de tijd om maatregelen te nemen
is gekomen en dat men het niet bij studies mag houden.
Het NIRAS is daarrond echter wel blijven werken. De
conventie werd getekend in 1998 en bevat een werk-
programma tot einde 2000. Het NIRAS houdt zich daar-
mee bezig.
Mijnheer Wauters, ik ben natuurlijk bereid ter plaatse te
gaan, vooral als dit het dossier ten goede komt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Simonne Creyf aan
de staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ont-
wikkeling over
de veiligheid van onze kerncentrales
bij overstromingen
(nr. 752)
Question orale de Mme Simonne Creyf au secre´taire
d'Etat a` l'Energie et au De´veloppement durable sur
la su^rete´ de nos centrales nucle´aires en cas d'inon-
dations
(n° 752)
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik heb mijn vraag al gesteld aan minister Duquesne. Ik
stelde verrast vast dat hij opnieuw geagendeerd stond.
Minister Duquesne heeft er echter nogal cryptisch op
geantwoord.
Graag had ik van de staatssecretaris wat meer informatie
gekregen, indien hij die heeft.
Staatssecretaris Olivier Deleuze : Dat behoort niet tot
mijn bevoegdheid.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Patrick Lansens aan
de staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ont-
wikkeling over
de ontwikkeling van alternatieve
energiebronnen en de aanmoediging van energiebe-
sparingen
(nr. 826)
Question orale de M. Patrick Lansens au secre´taire
d'Etat a` l'Energie et au De´veloppement durable sur
le de´veloppement des sources d'e´nergie alternati-
ves et l'encouragement des e´conomies d'e´nergie
(n° 826)b>
De heer Patrick Lansens (SP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de staatssecretaris, in het federaal regeerak-
koord staat dat de regering de nadruk zal leggen op de
ontwikkeling van alternatieve energiebronnen en de
energiebesparing zal aanmoedigen, en dat ze zich gelei-
delijk zal terugtrekken uit de sector van de nucleaire
energie.
In het Vlaamse regeerakkoord gaat men echter verder.
Tegen het einde van deze legislatuur moet 3% van de
totale elektriciteitsvoorziening uit hernieuwbare energie-
bronnen worden gehaald. In ons land betekent dat in
eerste instantie windenergie, waarvoor de kust de regio
bij uitstek is. Het rendement van een windmolen ge-
plaatst in bijvoorbeeld Gent zal trouwens maar 60% van
het rendement bedragen van dezelfde investering aan de
Belgische kust.
In het verleden werd reeds hier en daar een initiatief tot
het plaatsen van een windmolen genomen. Het had
echter heel wat voeten in de aarde, want de plaatsing is
alleen toegelaten in industriezones en zones van open-
baar nut. Het is duidelijk we door hier en daar een
windmolen te plaatsen niet aan de vooropgestelde 3%
zullen geraken. Om dat doel te bereiken zijn verschei-
dene honderden windmolens vereist.
8
HA 50
COM 099
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Patrick Lansens
Ofwel worden ze alle op het land geplaatst, ofwel op zee,
ofwel een combinatie van beide. Ik heb trouwens een
artikel gelezen over een maatschappij die bereid zou zijn
te investeren in het cree¨ren van een windmolenpark op
de Westendebank, zes kilometer buiten de Belgische
kust. Op dit ogenblik is dat echter niet mogelijk. Er is dus
een dringende noodzaak aan een coherente, globale
visie, waarbij zones voor windmolenparken ruimtelijk
worden vastgelegd.
Mijnheer de staatssecretaris, wordt hiervan werk ge-
maakt en hoever staat men met het windmolenplan ? Zijn
er plannen om windmolens te plaatsen op zee ? Is dat
haalbaar ? Dit behoort immers tot uw bevoegdheid.
Is er al overleg gepleegd met uw Vlaamse collega's, de
heer Stevaert, bevoegd voor energiebeleid, en de heer
Van Mechelen, minister van Ruimtelijke ordening, om
een windmolenplan op te stellen ? Wat de Belgische kust
betreft, waar er het meeste wind is, vindt er best overleg
plaats tussen het federale en het Vlaamse niveau.
Staatssecretaris Olivier Deleuze : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer Lansens, ik deel uw bezorgdheid en ik hoop dat
zo vlug mogelijk windmolens zullen worden geplaatst in
de Noordzee.
Gevolggevend aan uw vraag deel ik u mee dat de
materie van de hernieuwbare energiebronnen verdeeld is
over de federale en de gewestelijke overheden. Enkel de
uitrustingen die in de territoriale wateren gei¨nstalleerd
zijn, behoren tot de gewestelijke bevoegdheid. Met be-
trekking tot deze materie wordt echter binnen de
ENOVER-groep overleg gepleegd tussen de federale
overheid en de Gewesten. De regering is wel degelijk van
plan de ontwikkeling van het gebruik van windenergie op
zee te stimuleren.
Zoals door u aangehaald, biedt deze vorm van energie
bijzonder goede perspectieven rekening houdend met de
realiteit van het Belgische grondgebied. Toch is in Belgie¨
de verhouding tussen de oppervlakte van de territoriale
wateren en de oppervlakte van het grondgebied niet zo
groot als in sommige andere landen, zoals bijvoorbeeld
Nederland en Denemarken. Daarnaast worden tal van
activiteiten ontwikkeld en worden de territoriale wateren
uitgebaat. Ik denk daarbij aan de scheepvaart en de
visserij maar tevens aan de zandexploitatie en de aanleg
van kabels en pijpleidingen. Het is dus nodig de
inplantingszones oordeelkundig te kiezen en te streven
naar een optimale uitbating door particuliere onderne-
mingen in het kader van een globaal plan.
Tussen het bestuur Energie en zijn tegenhanger in
Denemarken vinden momenteel besprekingen plaats. Op
die manier kunnen wij gebruik maken van de ervaring die
dat land heeft opgebouwd en kunnen wij fouten vermij-
den. Voor de territoriale wateren zijn verscheidene de-
partementen betrokken bij het onderzoek van de zones.
Ook zij kunnen zich buigen over deze activiteit, bijvoor-
beeld Leefmilieu. Momenteel is men bezig met de voor-
bereiding van reglementaire teksten waarin bepalingen
staan omtrent de voor inplanting voorziene zones, de
procedures voor de aanvraag van vergunningen, de
maatregelen voor de bescherming van het leefmilieu en
de raadpleging die moet gebeuren. In mijn streven naar
een samenhang tussen deze teksten en teneinde deze
werkelijk toepasbaar te maken, wens ik de verschillende
betrokken partijen te raadplegen over dit voor Belgie¨
totaal nieuwe aspect.
Met betrekking tot het overleg waarnaar u verwijst, met
name besprekingen met mijn collega's Stevaert en Van
Mechelen die in de Vlaamse regering respectievelijk
bevoegd zijn voor Energie en Leefmilieu, wens ik eraan
te herinneren dat de zee tot aan de laagwaterlijn tot de
federale bevoegdheid behoort. Dit belet evenwel niet dat
er een concertatie plaatsvindt met deze heren van het
Vlaams Gewest. Trouwens, op zeker ogenblik moet de
stroom aan land komen en terzake is het Vlaams Gewest
bevoegd.
Ik meen dat de besluiten inzake procedure in de ko-
mende maanden moeten worden voltooid. Mijn kabinet is
daarmee volop bezig.
De heer Patrick Lansens (SP) : Mijnheer de staatsse-
cretaris, betekent dit dat in de komende maanden zones
zullen worden bepaald waarin de plaatsing van windmo-
lens mogelijk zal zijn ?
Staatssecretaris Olivier Deleuze : Ja.
De heer Patrick Lansens (SP) : Er wordt ernstig aan dit
dossier gewerkt ?
Staatssecretaris Olivier Deleuze : Ja, absoluut.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Leen Laenens aan
de staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ont-
wikkeling over
de liberalisering van de elektriciteits-
sector
(nr. 882)
Question orale de Mme Leen Laenens au secre´taire
d'Etat a` l'Energie et au De´veloppement durable sur
la libe´ralisation du secteur de l'e´lectricite´ (n° 882)b>
Mevrouw Leen Laenens (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik wil niet
vooruitlopen op het volgende punt, maar indien ik gewe-
ten had dat de hoorzitting geagendeerd was, dan was
mijn vraag waarschijnlijk een onderdeel van het debat
geweest. Daarom zal ik het kort houden.
HA 50
COM 099
9
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Leen Laenens
Zoals bij vele toepassingen van nieuwe wetgeving en
zeker bij de complexe materie van de organisatie van de
elektriciteitsmarkt in het kader van liberalisering van deze
sector, is er onduidelijkheid in de toepassing van die wet,
meer bepaald het artikel 16.
Mijn concrete vraag hierover is of afnemers contracten
kunnen afsluiten met verscheidene producenten of tus-
senpersonen. Of mag dat contractueel maar met e´e´n
producent of e´e´n tussenpersoon ?
Staatssecretaris Olivier Deleuze : Mijnheer de voorzitter,
collega, vanaf het moment dat afnemers verkiesbaar zijn,
mogen zij hun elektriciteit kopen waar zij willen, zowel bij
e´e´n of verscheidene producenten. Voor de wet zijn zij
absoluut vrij.
Natuurlijk, indien zij reeds contracten hebben getekend,
dan moeten de contracten worden gevolgd. Dat is even-
wel geen probleem voor de staatssecretaris voor Ener-
gie, het is een probleem van privaatrecht. Vanaf het
moment dat de afnemers verkiesbaar zijn, kunnen zij
kiezen waar zij hun elektriciteit kopen. Indien u dezelfde
vraag stelt aan de voorzitter van de experts, zou het mij
verbazen dat hij een ander antwoord geeft.
Mevrouw Leen Laenens (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer
de minister, uw antwoord is duidelijk. Wel merk ik u op dat
de term verkiesbaar een zeer ongelukkig gekozen term
is.
De voorzitter : Mevrouw, misschien kunt u de voorzitter
van de experts vragen of hij intussen al een andere
Nederlandse term heeft gevonden die beter is. Verkies-
baar is voor het Nederlands een slecht gekozen term.g
Staatssecretaris Olivier Deleuze : Wat zou het dan
moeten zijn ?
De voorzitter : Ik weet het niet.
Staatssecretaris Olivier Deleuze : In het Frans is het de
term e´ligible.
De voorzitter : Eligibel misschien ? (Gelach) Tot op
heden heeft men nog geen betere term dan verkiesbaar
gevonden. Toch geeft deze term in het Nederlands niet
precies weer wat met e´lisible in het Frans wordt bedoeld.
In aanmerking komende afnemer is misschien een term
die kan worden overwogen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- La se´ance est suspendue a` 10.38 heures.
- De vergadering wordt geschorst om 10.38 uur.
- La se´ance est reprise a` 14.04 heures.
- De vergadering wordt hervat om 14.04 uur.
Question orale de Mme Muriel Gerkens au ministre
de l'Agriculture et des Classes moyennes sur
la
production inte´gre´e de fruits
Mondelinge vraag van mevrouw Muriel Gerkens aan
de minister van Landbouw en Middenstand over
de
gei¨ntegreerde productie van vruchten
(nr. 818)
Mme Muriel Gerkens (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, monsieur le ministre, j'ai e´te´ interpelle´e a`
plusieurs reprises par les fruiticulteurs wallons qui tra-
vaillent dans la fruiticulture inte´gre´e. Ils m'ont exprime´
toute une se´rie de craintes.
La fruiticulture inte´gre´e implique le respect d'un cahier
des charges relativement strict, e´tabli par arre^te´ ministe´-
riel, en partenariat avec l'ensemble des acteurs.
Les fruiticulteurs expriment leur inquie´tude apre`s avoir lu
des documents et entendu des associations du Nord du
pays qui envisageaient de proposer des cahiers des
charges nettement plus minimalistes. Ce qui aurait pour
conse´quence d'assouplir les normes relatives a` la fruiti-
culture inte´gre´e.
Mon intention n'est nullement de pre´tendre que la Flan-
dre agit mal et que la Wallonie agit bien. Je me me´fie
aussi des Wallons, ce, d'autant qu'il existe aujourd'hui en
Wallonie un projet de poulailler qui devrait produire
un million de poulets. Nous sommes donc e´galement
capables de faire de mauvaises choses.
Ne´anmoins, j'aurais voulu savoir s'il e´tait effectivement
pre´vu de revoir le cahier des charges de la fruiticulture
inte´gre´e. Si oui, dans quel sens ?
Les fruiticulteurs wallons m'ont fait savoir qu'au regard de
l'e´volution des me´thodes, des recherches permettant
l'application de crite`res de plus en plus stricts, ils seraient
favorables a` un cahier des charges plus exigeant.
Quel est votre avis a` ce sujet ?
Les fruiticulteurs insistent e´galement sur le fait que si un
renforcement des aides e´tait pre´vu, ces dernie`res de-
vraient servir a` ame´liorer les contro^les et a` faciliter la
recherche en matie`re de techniques. Je rappelle, a` cette
occasion, que ce type de culture est rentable.
Je voudrais encore ajouter qu'il apparai^trait que la Fe´de´-
ration europe´enne des distributeurs a l'intention d'exiger
le respect d'un cahier des charges pour la vente de fruits
correspondant aux normes de la culture inte´gre´e.
M. Jaak Gabriels, ministre : Monsieur le pre´sident, j'ai
l'honneur de fournir a` l'honorable membre les donne´es
suivantes, en re´ponse a` sa question.
1. Diffe´rents cahiers des charges re´glant des modes de
production pour des fruits a` pe´pins circulent effective-
ment en ce moment. D'une part, il y a le cahier des
10
HA 50
COM 099
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jaak Gabriels
charges officiel de la me´thode de production inte´gre´e
pour fruits a` pe´pins, inscrit dans les arre^te´s royaux et
ministe´riels; d'autre part, il y a les me´thodes de produc-
tion appele´es
contro^le´es, qui sont des initiatives pri-
ve´es du Nord du pays et qui ont des exigences moins
strictes. Je de´plore fortement cette diffe´rence d'approche
qui ne favorise certainement pas la transparence du
marche´.
2. Les me´thodes e´cologiques deviendront dans les pro-
chaines anne´es une exigence primordiale du marche´.
C'est pourquoi une concertation se poursuit pour e´tudier
les possibilite´s de stimuler les producteurs a` appliquer la
me´thode de production inte´gre´e, comple´mentairement a`
l'octroi d'une prime annuelle de 10 000 francs belges
pendant cinq ans. Elle est de´ja` octroye´e aux producteurs
qui appliquent cette me´thode officielle, ce qui concerne
actuellement environ 20% de la production de fruits a`
pe´pins en Belgique. L'objectif est qu'a` moyen terme,
cette me´thode de production soit plus ge´ne´ralise´e.
3. Il n'est pas exclu qu'a` moyen terme, quelques moda-
lite´s pour atteindre le niveau de garantie offert par le
cahier des charges actuel soient rediscute´es. Toutefois, il
n'est pas question d'assouplir le cahier des charges
officiel quant au niveau de la protection de l'environne-
ment et de la sante´.
4. Par ailleurs, toute modification du cahier des charges
officiel sera soumise a` la concertation pre´alable du
secteur par le biais du comite´ technique institue´ dans ce
but.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Question orale de Mme Muriel Gerkens au ministre
de l'Agriculture et des Classes moyennes sur
l'uti-
lisation des boues d'e´puration sur les terres agrico-
les
Mondelinge vraag van mevrouw Muriel Gerkens aan
de minister van Landbouw en Middenstand over
het
gebruik van slib op landbouwgronden
(nr. 820)
Mme Muriel Gerkens (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, monsieur le ministre, quelle ne fut pas ma
surprise de lire, dans un journal destine´ au monde
agricole, la mise en garde adresse´e par les sucreries aux
producteurs de betteraves sucrie`res relativement a` une
pratique qui consisterait a` ajouter sur les terres des
engrais ne provenant pas de leur exploitation. Ainsi, e´tait
particulie`rement vise´e l'utilisation de boues d'e´puration
comme engrais sur les terrains.
De la` mon e´tonnement : dans la mesure ou` les normes
au niveau fe´de´ral concernant les ajouts qualitatifs sur les
terres agricoles sont pre´cises et les contro^les, re´alise´s
avec rigueur, il est raisonnable de s'interroger sur le motif
d'une telle inquie´tude manifeste´e par les sucreries.
En conse´quence, je me sens interpelle´e par cette mise
en garde des sucreries et je me demande, e´tant donne´
que les boues d'e´puration se trouvent e^tre conside´re´es
comme des de´chets au niveau re´gional et e´ventuelle-
ment comme des engrais au niveau fe´de´ral, si les
contro^les et les crite`res mis en oeuvre aux diffe´rents
niveaux de pouvoir sont compatibles entre eux. En outre,
ces matie`res ajoute´es sur les terres agricoles font-elles
l'objet de contro^les syste´matiques ou seulement pe´riodi-
ques, sachant que la composition de ces boues d'e´pu-
ration varie selon leur niveau dans les cuves de de´can-
tation ou` elles sont conserve´es ?
Enfin, un contro^le particulier est-il re´alise´ vis-a`-vis des
me´taux lourds dont l'usage sur les terres agricoles est
absolument prohibe´ par les sucreries ?
M. Jaak Gabriels, ministre : Monsieur le pre´sident, chers
colle`gues, comme vous le savez, les boues d'e´puration,
les fientes et les lisiers rele`vent de la compe´tence des
re´gions. Toutefois, le ministe`re fe´de´ral des Classes
moyennes et de l'Agriculture est compe´tent pour le
commerce des engrais, des amendements du sol et des
substrats de culture qui sont des produits. C'est un arre^te´
royal du 7 janvier 1998 modifie´ par arre^te´ royal du 18 mai
1998 qui re`gle cette matie`re et e´tablit une liste positive
des fertilisants susceptibles d'e^tre commercialise´s sur
notre territoire. Les matie`res fertilisantes ou amende-
ments du sol provenant de sources naturelles et de la
ferme et vendus dans leur e´tat naturel e´chappent a` cette
re´glementation. C'est donc le cas des fumiers ou lisiers
non transforme´s et non de´shydrate´s par exemple.
Par contre, pour que des boues d'e´puration soient valo-
rise´es en agriculture, elles doivent recevoir le feu vert a` la
fois des autorite´s re´gionales, compe´tentes pour qu'un
de´chet soit requalifie´ en matie`re premie`re secondaire, et
de mon de´partement. Une bonne coordination existe en
ce domaine entre les services concerne´s qui examinent
les demandes au cas par cas. Certaines stations d'e´pu-
ration produisent des boues impropres a` e´pandre sur les
terres agricoles et se voient ainsi opposer un refus.
Quant aux composts, il en existe de diffe´rents types
de´finis dans la liste des amendements de sol autorise´s.
Ceux qui n'y figurent pas doivent faire l'objet d'une
de´rogation pre´alable. Toute autorisation ou de´rogation se
base sur deux principes : le produit doit pre´senter un
inte´re^t agronomique et ne peut pre´senter des effets
inacceptables pour l'environnement ou la sante´ lorsqu'il
est applique´ selon la bonne pratique agricole.
HA 50
COM 099
11
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jaak Gabriels
Les contro^les sur les engrais et les amendements du sol
sont effectue´s par l'inspection ge´ne´rale des matie`res
premie`res de mon de´partement. Il ne s'agit pas d'une
certification de produits; donc, les contro^les ne sont pas
syste´matiques. En 1998, 2 734 contro^les furent effectue´s
dans le secteur des fertilisants et 902 e´chantillons furent
pre´leve´s. Si les re´sultats ne sont pas satisfaisants, ils
sont communique´s aux producteurs responsables sous
la forme d'un avertissement ou d'un pro-justitia.
Les concentrations en me´taux lourds figurent parmi les
analyses effectue´es, spe´cialement sur les boues. L'ins-
pection ge´ne´rale des matie`res premie`res publie un rap-
port annuel qui renferme plus de pre´cisions.
En ge´ne´ral, beaucoup de produits e´voque´s dans la
question sont distribue´s en circuit court, c'est-a`-dire sans
interme´diaires. Dans le cas contraire, l'agriculteur n'est
pas ne´cessairement informe´ de l'origine des produits,
mais ceux-ci doivent re´pondre aux descriptions et nor-
mes le´gales, ainsi qu'aux garanties donne´es par le
vendeur.
Enfin, en ce qui concerne la position des ope´rateurs
e´conomiques que vous e´voquez, il doit e^tre rappele´ que
ce n'est pas parce qu'un produit est autorise´ en agricul-
ture que les agriculteurs sont oblige´s d'y recourir. Les
transformateurs peuvent librement poser leurs exigences
de manie`re contractuelle au sujet des intrants utilise´s
pour la production des produits qu'ils transforment.
Je tiens a` ajouter que ces proble`mes sont e´galement
e´tudie´s dans la filie`re
grandes cultures de mon admi-
nistration afin d'y apporter des solutions concre`tes.
Mme Muriel Gerkens (AGALEV-ECOLO) : Il se peut
donc que ce type de matie`res arrivant sur le terrain
comportent des ingre´dients qu'elles ne devraient pas
comporter. Existe-t-il une intention d'organiser des
contro^les de manie`re syste´matique, ou cela s'ave`re-t-il
impossible ?
M. Jaak Gabriels, ministre : Comme vous le savez, nous
avons maintenant quatre filie`res, dont une qui s'occupe
surtout de la grande culture et qui est en train d'e´tudier la
possibilite´ d'avoir un syste`me de contro^le syste´matique,
car, jusqu'a` pre´sent, il reste occasionnel.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van de heer Jaak Van den Broeck
aan de minister van Landbouw en Middenstand over
de praktijken van zuivelbedrijven ten aanzien van de
melkveehouders
(nr. 843)
Question orale de M. Jaak Van den Broeck au minis-
tre de l'Agriculture et des Classes moyennes sur
les
pratiques des laiteries a` l'e´gard des e´leveurs de
vaches laitie`res
De heer Jaak Van den Broeck (Vlaams Blok) : Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, op 3 december laatst-
leden heeft de Kamer de dioxinewet goed-gekeurd. Deze
wet bracht voor heel wat van de betrokken bedrijven een
nieuwe hoop. Daags na de goedkeuring, op 4 december,
werd die hoop, zeker voor de melkveehouders, opnieuw
de grond ingeboord. Inderdaad, op voornoemde datum
zijn bepaalde zuivelfabrieken, of melkophalers zoals zij
ook worden genoemd, gestart met het instellen van
retroactieve schuldvorderingen ten aanzien van de
melkveehouders.
Eigenlijk eisen zij hiermee zowat de hele geplande
schadeloosstelling op, gaande van 2,5 frank per liter voor
Belgomilk - ik heb hier de faxen bij, mocht u dat betwij-
felen - tot bijna het dubbele, namelijk 4 frank voor Inex.
Het betreft hier nog aan te vragen schadevergoedingen,
terwijl de banken de boeren zwaar onder druk zetten en
de dioxineschade of -vergoedingen, pas einde mei tot
juni 2000 zullen worden uitbetaald.
De zuivelbedrijven spelen dus op zeker en houden hun
mogelijke verliezen in op de maandelijkse melk-
afrekeningen en wel in de vorm van debetnota's. Als
schaamlapje,
de
zogenaamde
compensatie
voor
liquiditeitsproblemen, ontvangt de boer een equivalent
als terugbetaalbaar voorschot. Er staat heel laconiek bij :
De modaliteiten voor terugbetaling zullen later worden
meegedeeld
.
Dergelijke praktijken of dictaten vind ik persoonlijk op zijn
zachtst uitgedrukt, grenzend aan maffiapraktijken. Belgie¨
zou Belgie¨ niet zijn, zo lazen wij, meen ik, in de Finan-
cieel Economische Tijd, indien in Wallonie¨ de melkopha-
lers niet, via een administratieve truc, een nog grotere
schade hebben kunnen verhalen op de producenten. De
schadevergoeding die de Waalse boeren zullen ontvan-
gen zal hierdoor nog een stuk hoger liggen dan die van
hun Vlaamse collega's. Het prijskaartje voor de overheid
zal daardoor een stuk hoger zal uitvallen dan begroot.
Graag vernam ik de houding en de maatregelen van de
minister terzake.
Minister
Jaak
Gabriels :
Mijnheer
de
voorzitter,
collega's, het is mij inderdaad bekend dat bepaalde
zuivelfabrieken de melkprijs, uitbetaald voor de maanden
mei, juni en juli 1999, retroactief gewijzigd hebben. Ik kan
het geachte lid meedelen dat het niet de bedoeling is om
met deze retroactieve wijziging rekening te houden bij de
uitbetaling van de schadevergoeding van de melkvee-
houders.
12
HA 50
COM 099
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jaak Gabriels
Mijn diensten zijn volop bezig met de voorbereiding van
de verspreiding van de aanvraagformulieren voor het
bekomen van de schadevergoeding voor de landbouw-
bedrijven. Bij deze formulieren is een toelichtingsnota
gevoegd waarin voor de melkveesector expliciet is be-
paald wat precies wordt vergoed.
Alleen de gegevens vermeld op de originele melk-
afrekeningen, respectievelijk voor de melk geleverd in de
maanden mei, juni en juli, zullen worden gebruikt.
Indien uit de melkafrekeningen deze afhouding niet blijkt,
zal de afhouding berekend worden door de basisprijs
voor de geleverde melk van deze maanden te vergelijken
met de basisprijs voor de corresponderende maanden
van 1998, verminderd met 0,45 frank per liter. Deze
gegevens zullen rechtstreeks bij de koper worden opge-
vraagd.
De R.I. zal met een contractiefactor van 0,3 vermenig-
vuldigd worden. Dit is een vrij technische zaak, maar de
landbouworganisaties waren het met deze formule eens.
De melk die ingevolge de toepassing van het ministerieel
besluit van 9 december 1999 betreffende de vergoeding
van melkproducenten in het kader van de dioxine-
besmetting in aanmerking komt voor de vergoeding, kan
eveneens in aanmerking worden genomen voor de be-
rekening van deze economische schade.
Het is duidelijk de bedoeling om voor de berekening van
de forfaitaire schadevergoeding alleen rekening te hou-
den met de gegevens die vermeld zijn op de originele
melkafrekeningen.
De heer Jaak Van den Broeck (Vlaams Blok) : Als ik u
goed begrijp, mijnheer de minister, bent u het niet eens
met dergelijke retroactieve praktijken ?
Minister Jaak Gabriels : Naar aanleiding van de gebeur-
tenissen in deze sector richtten wij een expliciet verzoek
tot de Europese Commissie, maar indien de Europese
Commissie een dergelijke handelwijze duidelijk van de
hand wijst, hebben wij geen poot om op te staan. In dat
verband wens ik absolute zekerheid alvorens een even-
tuele bijkomende schadevergoeding die op dergelijke
wijze tot stand kwam, af te handelen.
Momenteel kan ik slechts mededelen wat er tot op heden
werd ondernomen. Zodra de Europese Commissie de
handelwijze aanvaardt, moeten wij nagaan in hoeverre
wij tot uitvoering kunnen overgaan. Inderdaad, op een
gegeven ogenblik werden de zaken anders aangepakt, in
die zin dat de melkprijs met twee frank daalde, behalve in
het noorden van het land, hoewel er in dat verband
afspraken werden gemaakt. Ingevolge het koninklijk be-
sluit op de economische zelfstandigheid, dat bij de
dioxinewet is gevoegd, kunnen wij alleen de boeren
uitbetalen, niet de bedrijven. Vandaar de non possumus.
Dat is trouwens de reden waarom wij niet meteen op dat
verzoek konden ingaan.
Hoe dan ook, het verzoek werd expliciet gericht tot de
Europese instanties en ik wacht op het antwoord om te
weten of verder kan worden gegaan wat de schadever-
goeding betreft.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Magda De Meyer aan
de minister van Landbouw en Middenstand over
de
controle op veldproeven met transgene gewassen op
Belgisch grondgebied
(nr. 774)
Question orale de Mme Magda De Meyer au ministre
de l'Agriculture et des Classes moyennes sur
le
contro
^ le des expe´rimentations sur les surfaces agri-
coles belges relatives aux plantes transge´niques
Mevrouw Magda De Meyer (SP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, uit de verzamelde informatie over
dit onderwerp blijkt dat in 1995 in Belgie¨ 245 709m
2
landbouwoppervlakte gebruikt is geweest voor proeven
met zogenaamde transgene gewassen. In 1999 was dit
al verviervoudigd tot 965 536m
2
.
In 1998 en 1999 werd voornamelijk koolzaad geculti-
veerd. Het gaat om transgene koolzaadlijnen die klaar-
staan voor commercialisering en alleen nog wachten op
een Europese toelating.
In 1999 werden, naar verluidt, veel proeven genomen om
informatie te bekomen over pollentransfers en uitkruising
naar verwante onkruiden in onze klimaatcondities. Mo-
menteel kunnen deze transgene gewassen niet gebruikt
worden in voeding of veevoeder zolang er geen Euro-
pese toelating is.
Ondertussen dient er wel een oplossing gevonden te
worden voor de oogst - vernietiging, stockering - van al
deze experimenten.
De vragen die ik aan de heer minister wilde stellen zijn
dan ook bedoeld om hierover wat meer informatie te
krijgen.
Kan de heer de minister mededelen wat de juiste locatie
is van de proeven die in 1998 en 1999 zijn uitgevoerd ?
Hoe gebeurt de beveiliging rond deze proefvelden ? Op
welke manier wordt de controle door het ministerie van
Landbouw georganiseerd ? Met hoeveel mensen, hoe
vaak, op welke punten ? Wat zijn de eventueel geplande
HA 50
COM 099
13
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda De Meyer
noodmaatregelen ? Is er al een eerste evaluatie van
deze experimenten rond de pathogene effecten en/of
milieuschade ? Gebeurt er op dit moment een stockage
van transgene gewassen ? Welke zijn hierrond de al of
niet aanwezige beveiligingsmaatregelen ? Wat wordt er
gedaan om eventueel bederf tegen te gaan ? Wat is de
programmatie rond deze proefvelden in het jaar 2000 ?
Hoever staat het met de Europese toelatingsprocedure ?
Minister Jaak Gabriels : Mijnheer de voorzitter, collega's
ik kan u volgende gegevens verstrekken als antwoord op
de vraag. Ik wil in dat verband ook verwijzen naar de
parlementaire vragen van Frieda Brepoels van 5 oktober
1999 betreffende de proefvelden van transgene gewas-
sen en van de heer Jean-Pierre Viseur van 12 oktober
1999 betreffende genetisch gewijzigde zaden in ge-
zaaide oppervlakten. Hier werd al ingegaan op een
aantal aspecten van genetisch gemodificeerde organis-
men.
Ik kan u informatie geven over de juiste lokalisatie van de
proeven die in 1998 en 1999 plaatsvonden. In Belgie¨ zijn
in 1998 in het kader van 15 notificatiedossiers proeven
uitgevoerd op een totale oppervlakte van 51,4 hectare en
op 98 verschillende locaties.
In 1999 werden er 22 notificatiedossiers ingediend voor
een totale oppervlakte van 96,5 hectare op 121 verschil-
lende locaties. Er is een volledig overzicht opgesteld en
dit zal u ter beschikking worden gesteld.
Hoe gebeurt de beveiliging rond deze proefvelden, op
welke manier worden ze gecontroleerd, hoeveel mensen,
hoe dikwijls, op welke punten, voorziene noodmaatrege-
len ? Alle dossiers die naar het ministerie van Midden-
stand en Landbouw werden gestuurd, zijn gee¨valueerd
door de Bioveiligheidsraad bij het ministerie van Volks-
gezondheid. In bepaalde gevallen heeft deze raad stren-
gere voorwaarden gee¨ist dan deze die werden voorge-
steld door de aanvragers van de toelating.
Na ontvangst van de toelating worden de veldproeven
opgevolgd door het ministerie om het eerbiedigen van de
bioveiligheidsmaatregelen voor leefmilieu en volksge-
zondheid te verifie¨ren. Voor 1999 is er een versterkt
controleprogramma opgesteld. De controle wordt voor
elke proeflocatie uitgevoerd tijdens drie welbepaalde
stappen van de proef.
Op de eerste plaats gebeurt dit bij het zaaien, om de
exacte ligging en het plan van de proef en haar opper-
vlakte te eerbiedigen met de randen met niet-GGO-
gewassen en isolatie-afstanden te verifie¨ren.
De controle gebeurt ook tijdens de teelt. Zo kan men er
zich van overtuigen dat de proefnemingsvoorwaarden en
de bioveiligheidsmaatregelen gee¨erbiedigd worden. Tij-
dens dit bezoek wordt ook een bemonstering uitgevoerd.
Een laatste controle gebeurt bij de oogst. Zo wil men de
modaliteiten van de oogstvernietiging controleren. Hier-
mee bedoelt men het hakselen, het inwerken in de grond,
de verbranding, het mechanisch of manueel rooien, het
gebruikte type rooi-apparaat, de reiniging van het ge-
bruikte materiaal, enzovoort. Zo wil men de verspreiding
van GGO's in het leefmilieu vermijden.
Uit de controles, die uitgevoerd werden door inspecteurs
van het inspectie-generaal Grondstoffen en Verwerkte
Producten DG4, blijkt dat de proefvoorwaarden in het
algemeen zeer goed worden opgevolgd. Slechts in
e´e´n geval werd vastgesteld dat niet alle door de Biovei-
ligheidsraad vereiste proefnemingsvoorwaarden werden
gee¨erbiedigd. De vernietiging van de betreffende proef
werd opgelegd en vervolgens gecontroleerd.
In een aantal gevallen werd er controle uitgevoerd op het
genetisch vlak. Hierbij wilde men nagaan of de gewassen
in het veld overeen kwamen met de beschrijving van de
genetische modificatie die in het toelatingsdossier was
opgegeven. Hier werden geen overtredingen vastge-
steld.
Bij de centrale dienst van deze inspectie-generaal zijn
twee personen belast met de opvolging van deze dos-
siers. De controles in de buitendiensten worden uitge-
voerd door verschillende inspecteurs in de buitendienst.
Uit een eerste evaluatie van de eventuele pathogene
effecten en/of milieuschade die op Europees niveau
plaatsvindt, blijkt dat er geen aanwijzigingen zijn voor
pathogene effecten. Uit deze dossiers blijkt eveneens dat
het gebruik van transgene gewassen op zich geen scha-
delijke effecten heeft voor het milieu.
Bij het gebruik van deze gewassen zullen wel de gebrui-
kelijke bestaande goedkope landbouwpraktijken, zoals
rotatie van gewassen, toegepast moeten worden om
bijvoorbeeld resistentie te vermijden.
In dit verband kan ik vermelden dat Belgie¨ meewerkt aan
het Europees programma Fame. Dit programma beoogt
de vaststelling van de frequentie van overbrenging van
genetisch gemanipuleerd materiaal van genetisch gemo-
dificeerd koolzaad naar niet-transgene gewassen en
verwante onkruiden.
Bij de stockage van transgene gewassen bepaalt men
welke beveiligingsmaatregelen moeten worden getrof-
fen, en wat men moet doen om bederf tegen te gaan. De
oogst van de gewassen uit de proefnemingen moet
worden vernietigd. Er kunnen wel monsters worden
genomen om verdere wetenschappelijke proefnemingen
te verrichten of om het inspectoraat-generaal toe te laten
bijkomende controles te doen.
14
HA 50
COM 099
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jaak Gabriels
Wat is de programmatie van de proefvelden voor het jaar
2000 ? Voor 2000 zijn de nieuwe dossiers nog niet
ingediend. De proefnemingen op basis van afgeleverde
toelatingen uit 1999, worden voortgezet onder dezelfde
strikte voorwaarden. De controles zullen op dezelfde
wijze worden uitgevoerd.
Hoe ver staat het met de Europese toelatingsprocedure ?
Sinds juni 1999 is er op Europees vlak een moratorium
van kracht op de toelating van commercialisatie van
genetisch gemodificeerde gewassen. Dit moratorium zal
worden opgegeven zodra de Europese Raad de nieuwe
richtlijn heeft goedgekeurd. Vo´o´r het moratorium waren
er reeds 17 dossiers goedgekeurd, waarvan er e´e´n via
Belgie¨ werd ingediend. Als gevolg van het moratorium
zijn er nog een tiental dossiers hangende.
Ik stel met genoegen vast dat mijn departement in dit
dossier zijn verantwoordelijkheid ten opzichte van de
bescherming van de volksgezondheid en het milieu, ten
volle opneemt. Er is bovendien een perfecte samenwer-
king met de Bioveiligheidsraad van het ministerie van
Volksgezondheid. Er worden ook doorgedreven contro-
les uitgevoerd ondanks de nauwe betrokkenheid van de
dienst bij de beheersing van de dioxinecrisis. Men is,
waar nodig, streng opgetreden.
Ik kan u ook zeggen dat het debat over deze thematiek
volop op gang is gekomen. Vorige week heb ik deelge-
nomen aan een debat van de Rijksuniversiteit van Gent.
In verband met deze problematiek, werd er onder meer
de ethiek van landbouw en landbouwbedrijven als punt
gesteld. Ik vind het een goede zaak dat wij op weten-
schappelijk vlak trachten daarmee op korte termijn in het
reine te komen. We moeten weten welke richting we
willen uitgaan en waar de krijtlijnen van de begrenzing
liggen. Uw vragen daarrond waren terecht. De controles
die nu gebeuren hebben dat concreet als doel.
Mevrouw Magda De Meyer (SP) : Mijnheer de minister,
ik dank u voor uw uitgebreid antwoord, dat mij in grote
mate geruststelt. Het blijkt duidelijk dat een goede,
doelmatige controle wordt uitgevoerd.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De mondelinge vraag nr. 930 van de heer Arnold Van
Aperen wordt geschrapt.
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Landbouw en Middenstand over
de
uitvoering van de dioxinewet ten aanzien van de
varkenshouderij
(nr. 778)
Question orale de M. Yves Leterme au ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes sur
la mise
en application de la loi dioxine a` l'e´gard des e´levages
de porcs
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, mijn vraag betreft de uitvoering van
de dioxinewet. U zal zich herinneren dat wij tijdens de
vakantie van Allerheiligen en ook nadien in deze com-
missie regelmatig de degens hebben gekruist. Intussen
is de wet van 3 december 1999 goedgekeurd en zijn de
belangrijkste uitvoeringsmaategelen genomen, onder
meer door het koninklijk besluit van 30 december 1999.
Net op tijd, want u had gezegd dat de boeren volledig
vergoed zouden worden en dat dit zou aanvangen vo´o´r
het einde van het jaar.
De schaderegeling die u hebt uitgewerkt behandelt de
varkensboeren verschillend, naargelang hun bedrijf op-
geruimd werd of niet. Nu is het onduidelijk of de boeren,
van wie de varkens werden opgeruimd, naast de zoge-
naamde voorschotten-Chaffart van 24 frank per kilogram,
ook een beroep zullen kunnen doen op economische
steun, zoals uitgewerkt in het koninklijk besluit van
30 december 1999.
Graag kreeg ik van u opheldering van deze onduidelijk-
heid, ook gecree¨erd door de verschillende signalen die
de interprofessionele organisaties - de Boerenbond en
het ABS - hebben gegeven. Deze signalen hebben geleid
tot onzekerheid bij de betrokken boeren.
Daarnaast blijkt dat door uw regeling vooral de familiale,
kleinschalige bedrijven, die varkens van een betere kwa-
liteit leveren, in feite worden gediscrimineerd. Er wordt bij
het bepalen van de forfaitaire vergoeding namelijk geen
rekening gehouden met de geleverde kwaliteit. Boven-
dien bei¨nvloedt de speciale BTW-regeling voor landbou-
wers de onderlinge positie tussen de boeren die hun
bedrijf opruimden en zij die dat niet deden op negatieve
wijze.
Hoe verantwoordt u deze onverdedigbare en ongelijke
behandeling, gebaseerd op het forfaitair systeem dat
geen rekening houdt met de kwaliteit en op de speciale
BTW-regeling ?
U hebt herhaaldelijk een vergoeding van 100% toege-
zegd - op 30 augustus 1999 in Brugge, en ook op andere
plaatsen.
Voor
opgeruimde
bedrijven
betekent
dit
24 frank per kilogram voor het voorschot-Chaffart, met
daarbij eventueel 4 frank economische schade - naarge-
lang het ABS of de Boerenbond gelijk hebben - dus 28
frank per kilogram. Voor varkens van kwaliteit werd in de
periode juni-oktober gemiddeld ongeveer 31 frank per
kilogram betaald door de afnemers. Familiale bedrijven
slaagden er soms in daar nog een paar frank bovenop te
krijgen, dus tot 36, 37 frank. Rekening houdend met de
BTW en de economische schadevergoeding komt dat op
HA 50
COM 099
15
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Yves Leterme
inkomsten tot 40 frank per kilogram voor de niet-
opgeruimde bedrijven. Als 40 frank staat voor 100%, dan
staat de vergoeding voor de opgeruimde familiale bedrij-
ven voor 70%, wat schril afsteekt tegenover de beloofde
volledige vergoeding.
Ten slotte vermeldt het koninklijk besluit dat de toege-
kende steun slechts voor 90% van de vermelde forfaitaire
schadebedragen staat. Samen met commissaris Wil-
lockx zegt u dat de overige 10% gefinancierd moet
worden vanuit het fonds met de al dan niet vrijwillige
bijdragen van de betrokken sectoren.
Wat is nu de stand van zaken in het dioxinefonds, wat de
vrijwillige bijdragen betreft ?
Zijn de vrijwillige bijdragen niet voldoende ? Wordt de
mogelijkheid, vastgelegd in artikel 12, van verplichte
bijdragen - heffingen dus - overwogen ?
De dioxinewet dateert van 3 december 1999. Het konink-
lijk besluit, de belangrijkste uitvoeringsmaatregel, dateert
van 30 december 1999. U hebt herhaalde malen gezegd
dat vo´o´r het einde van het jaar zou begonnen worden
met vergoeden.
Als ik het goed voorheb, was er tot vorige week nog enige
onduidelijkheid over de formulieren. Ondertussen is het
begin februari 2000. Hoe zit het nu eigenlijk met de
uitbetaling van de economische steun, die u reeds had
aangekondigd voor het einde van vorig jaar ?
Minister
Jaak
Gabriels :
Mijnheer
de
voorzitter,
collega's, de eerste vraag betreft zogenaamde Chaffart-
voorschotten, die echter niets met de heer Chaffart te
maken hebben. De opgeruimde zeugenbedrijven kunnen
geen beroep doen op de bijkomende economische scha-
devergoeding. Bij de berekening van het bijkomende
bedrag van 7 993 frank waarop de opgeruimde bedrijven
nog recht hebben, werd reeds rekening gehouden met de
economische schade. Deze werkwijze heeft ons toege-
laten om aan deze familiale landbouwbedrijven de eco-
nomische schade reeds uit te betalen. De opgeruimde
mestvarkensbedrijven kunnen een beroep doen op de
economische schade indien zij aan de voorwaarden
voldoen. De varkenshouders van wie de varkens werden
opgeruimd kregen een terugvorderbaar voorschot dat
later werd omgezet in 9 770 frank als vergoeding per
zeug. Deze varkenshouders hebben nog recht op een
bijkomende vergoeding van 7 993 frank per zeug. Bij de
berekening van het bijkomende bedrag waarop de opge-
ruimde bedrijven nog recht hebben, werd reeds rekening
gehouden met de economische schade. Enkel de dos-
siers van de opgeruimde varkensbedrijven zijn ingediend
en bekend. Zij waren ook reeds voor Nieuwjaar goedge-
keurd, zoals trouwens afgesproken. Wij hebben de beta-
lingsopdracht gegeven aan het BIRP. Het gaat over 939
bedrijven die vorige week hoe dan ook de uitbetaling
hebben gekregen. Er was nog een betwisting tussen de
administratie en de mensen zelf in hoe ver men reeds
meteen afstand van schuldvordering zou moeten hebben
getekend op voorhand. Wij hebben dat administratieve
euvel uit de weg geruimd, waardoor meteen de uitbeta-
ling kon gebeuren.
Voor de schadeloosstelling van de landbouwbedrijven
die getroffen zijn door de dioxinecrisis heeft men, zoals u
weet, gekozen voor een forfaitaire regeling omwille van
de snelle uitvoering ervan. Indien men op basis van
kwaliteit zou uitbetalen, zou er telkens een schatter ter
plaatse moeten afstappen om de kwaliteit van de varkens
te bepalen. Dit vergt enorm veel tijd en komt de varkens-
houder zeker niet ten goede. De familiale bedrijven
worden zeker gesteund, aangezien men enkel de eco-
nomisch zelfstandige bedrijven zal uitbetalen. Indien
daarbij de aanvrager van oordeel is dat hij voor de
afgemaakte of tijdens een substantie¨le periode geblok-
keerde dieren niet de volledige economische schade
vergoed zal krijgen op basis van de eerder vermelde
forfaitaire bedragen, kan hij in afzonderlijke bijlage aan
dit dossier hiervoor een bijkomende schadevergoeding
aanvragen. Hij voegt aan dit dossier alle nuttige docu-
menten toe die kunnen bijdragen tot het ondersteunen
van deze stelling. De aanvragen met betrekking tot deze
bijlagen zullen het voorwerp uitmaken van een afzonder-
lijke beslissing die later zal worden genomen.
In alle bedragen die door de overheid werden uitbetaald,
is de BTW inbegrepen. Dat is ook het geval bij de
premieregelingen. De landbouwers opteren zelf voor het
BTW-stelsel waaronder zij wensen te vallen. De speciale
BTW-regeling is er op vraag van de landbouwsector zelf
en de wijze van uitbetaling in vraag stellen is de speciale
regeling zelf in vraag stellen. Met de veevoederindustrie
zijn de onderhandelingen gestart om tot een billijke
verdeling van de bijdrage te komen. De industrie zal
hierover een gezamenlijk standpunt innemen. Wij hoe-
ven echter niet te wachten met de uitbetaling, omdat wij
al 200 miljoen frank kunnen putten uit het sanitair fonds
of 10% van die twee miljard frank. Als wij daar 1,8 miljard
frank aan toevoegen, kunnen wij meteen de vergoedin-
gen beginnen uitbetalen. Trouwens, wij hebben niet
alleen de eerste vergoedingen voor de geblokkeerde
varkens- en pluimveebedrijven gestort en waren daar-
mee klaar voor Nieuwjaar zoals beloofd, maar de prijzen
werden bovendien afgesproken met de organisaties op
basis van de concurrentie¨le prijzen met ons omringende
landen als Frankrijk, Nederland en Duitsland. Dit is dus
niet alleen op Belgisch niveau. Ik heb op de laatste
landbouwraden tot twee maal toe de ministers van Land-
bouw van Frankrijk, Ierland en Engeland hun beklag
horen doen over de terugval van de prijs sinds maanden
in, bijvoorbeeld, de varkenssector. Dat gaat tot 10%
minder. Men moet natuurlijk alle elementen in aanmer-
king nemen.
16
HA 50
COM 099
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jaak Gabriels
Men moet alle elementen meetellen. Er is dus een lichte
terugval. Deze werd twee jaar geleden voor een stuk
gerecupereerd door een plotse uitvoer naar Rusland, die
nu ook is stilgevallen en geblokkeerd. Dat is een gevolg
van de praktijken en de liquiditeiten. Daar hoeven we het
niet over te hebben. Dit heeft ook de prijs in Europa voor
een groot stuk doen dalen.
De formulieren waren vorige week klaar. U zei dat dat
lang duurde. Het heeft dus helemaal niet lang geduurd.
Wij hebben die formulieren telkens vereenvoudigd. Ik
heb de gelegenheid gehad om tijdens een vergadering
van honderden boeren, de formulieren toe te lichten. De
formulieren zijn zeer eenvoudig opgesteld en kunnen
zelfs zonder consulent door de berokkenen zonder pro-
blemen worden ingevuld. Ik kan daar nog aan toevoegen
dat het in nauw overleg met de grote organisaties ge-
beurt en op het Agrofront vorige week hebben zowel de
Boerenbond als het Algemeen Boerensyndicaat als de
twee Franstalige organisaties ons gefeliciteerd met de
aanpak, de resultaten en het uitstekende tijdsbestek
waaraan wij ons houden. U mag dat bij de betrokken
organisaties navragen. Het gebeurde vorige donderdag.
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
wat dit laatste betreft, is het verschil tussen de minister
en mezelf misschien dat ik niet zozeer via organisaties de
mensen tracht te bereiken, maar eerder op het terrein, bij
de landbouwers. Ik heb begrepen dat u er eerder de
voorkeur aan geeft om met de sterke organisaties te
spreken, dan met de mensen op het terrein.
Minister Jaak Gabriels : Ik heb alleen gezegd dat men
mij feliciteerde. Ik heb niet gezegd dat ik mij beperk tot
die contacten. Ik heb zelfs gezegd dat ik regelmatig te
velde ga. U hebt mij op dat vlak trouwens geciteerd. Ik ga
regelmatig te velde om contact te houden met de boeren.
De heer Yves Leterme (CVP) : Ik geef toe dat ik hier een
val had gespannen en u hebt die ontweken.
Het blijft onduidelijk wat de economische steun betreft.
Het standpunt van de boeren en uw standpunt van
integrale vergoeding blijven mijlenver uit elkaar. Ik wil nog
een kleine bedenking formuleren met betrekking tot de
verplichte bijdragen. Ik herinner mij dat - gedreven door
het ideologische dispuut binnen de regering - het fonds
belangrijk was voor deze coalitie, of het nu ging om
vrijwillige of verplichte bijdragen. De coalitie wou een
glijmiddel dat nodig was in de complexe besluitvorming in
deze meerderheid. Er is op dat moment - ook door de
commissaris - verwezen naar goede contacten met de
industrie en de veevoedersector in verband met het
spijzen vanuit vrijwillige bijdragen. Vandaag, 1 februari
2000, vernemen wij dat in het fonds alleen 200 miljoen
zit, bewust geput uit Sanitel. Noch vanuit de industrie,
noch vanuit de veevoeder is er ook maar e´e´n frank
gestort in het fonds. Wij moeten daar uiteraard op
terugkomen, onder meer via het aanpassingsblad dat zal
moeten ingediend worden op de begroting 1999.
Ik zit vol spanning te wachten op de afloop van dit wat
was aangekondigd als een co-responsabilisering van de
sector van de veevoederindustrie. Ik stel vast dat men
daar nog nergens staat en dat men tot nu toe enkel de
gemakkelijkheidsoplossing van het putten uit het Sanitel
heeft kunnen hanteren. Wordt vervolgd.
Minister Jaak Gabriels : Ik zal nog even kort repliceren.
Omdat het toch vervolgd wordt, moet ik nog niet in detail
treden. Mijnheer Leterme weet welk engagement Be-
mefa heeft genomen. De heer Willockx zit deze week - ik
denk vandaag of ten laatste morgen - opnieuw met de
verschillende partners rond te tafel en ik hoop dat wij op
zeer korte termijn dat fonds zien aandikken. Dan kunnen
we u de volgende keer nog wat meer cijfers geven.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De vergadering wordt geschorst om 14.50 uur.
- La se´ance est suspendue a` 14.50 heures.
- De vergadering wordt hervat om 15.30 uur.
- La se´ance est reprise a` 15.30 heures.
Mondelinge vraag van mevrouw Frieda Brepoels aan
de minister van Economie en Wetenschappelijk On-
derzoek over
de uitvoering van de motie van aanbe-
veling van 25 november 1999 rond het uitwerken van
een sperperiode voor kinderfeesten.
(nr. 770)
Question orale de Mme Frieda Brepoels au ministre
de l'Economie et de la Recherche scientifique sur
la
mise en oeuvre de la motion de recommandation du
25 novembre 1999 tendant a` instaurer une pe´riode
d'interdiction des campagnes publicitaires se re´fe´-
rant a` des fe^tes enfantines
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, mijnheer de minister, collega's, ik stel deze vraag
eigenlijk op initiatief van de collega's in deze commissie
naar aanleiding van een gesprek over de uitvoering van
een aantal parlementaire initiatieven over deze proble-
matiek.
Op 25 november werd in de plenaire vergadering een
motie van aanbeveling goedgekeurd die werd ingediend
naar aanleiding van een interpellatie van collega Creyf. In
deze motie van aanbeveling werd gevraagd dat de
betrokken ministers een raadpleging op het getouw zou-
den zetten en met de actoren een systeem zouden
HA 50
COM 099
17
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frieda Brepoels
uitwerken dat oog heeft voor zowel de economische
ontwikkelingen, de rendabiliteit van de handelszaken als
de belangen van het kind. Uiteindelijk zou men dan
moeten komen tot een gedragscode of een wettelijk
initiatief.
Mijnheer de minister, u weet dat ik met een aantal
collega's een parlementair initiatief heb genomen om in
een sperperiode te voorzien. In de commissie is men
bereid dit voorstel te bespreken maar ik had de betrokken
ministers graag gevraagd wat zij ondertussen hebben
gedaan. Bent u reeds gestart met de raadpleging ? Zo ja,
sinds wanneer ? Wie werd hierop uitgenodigd ? Vonden
er reeds samenkomsten plaats ? Heeft u zelf reeds een
voorstel uitgewerkt ? Werd dit voorstel aan de betrokke-
nen voorgelegd ? Verwacht u zelf voorstellen van een
aantal instanties ? Wie begeleidt deze raadpleging ?
Wanneer verwacht u een advies ? Heeft u opdracht
gegeven om de parlementaire voorstellen te betrekken in
dit overleg ? Zullen de betrokken parlementsleden hier-
voor worden uitgenodigd ? Zal de commissie voor het
Bedrijfsleven hierin worden betrokken ? Hoe zult u het
overleg organiseren tussen de verschillende ministers
vermits de bevoegdheden over verschillende departe-
menten zijn verdeeld ? Zou de coo¨rdinatie voor dit over-
leg niet beter aan de minister die bevoegd is voor
consumentenzaken worden toevertrouwd vermits in de
parlementaire initiatieven vooral de belangen van het
kind-consument primeren ? Andere collega's hebben
heel deze zaak misschien vanuit economisch oogpunt
benaderd maar ik weet dat de parlementaire initiatieven
vooral het kind als consument willen beschermen. De
collega's hadden volgens mij graag een antwoord op
deze vragen gekregen vooraleer wij hier eventueel star-
ten met het organiseren van hoorzittingen met de betrok-
ken sectoren.
Minister Rudy Demotte : Mijnheer de voorzitter, me-
vrouw Brepoels, als gevolg van de interpellatie van
mevrouw Creyf en van het debat dat in deze commissie
werd gevoerd, heb ik persoonlijk voorgesteld dat die
problematiek het onderwerp zou zijn van een debat
tussen de verschillende betrokken partijen.
Ik was er ook voorstander van dat dit debat zou uitmon-
den in een gedragscode van zelfdiscipline, uitgewerkt in
gemeenschappelijk overleg tussen adverteerders en ver-
bruikers. Bijgevolg heb ik aan de Raad voor het Verbruik
gevraagd dit debat te leiden. Deze Raad is een consul-
tatieve instelling die prioritair samengesteld is uit verte-
genwoordigers van verbruikers en beroepsmensen.
Ik heb de Raad ook voorgesteld om de vertegenwoordi-
gers van de verenigingen die geen lid zijn - zoals de
federaties van ouderverenigingen - eveneens uit te no-
digen tot de discussie. Ik denk dat het debat, dat nu
binnen de Raad wordt gevoerd, zal vruchten afwerpen en
zal uitmonden in een gedragscode.
Het spreekt voor zich dat ik de Commissie op de hoogte
zal brengen van het resultaat van de werkzaamheden
van de Raad voor het Verbruik. Over dat ontwerp werd
overleg gepleegd met de minister van Consumenten-
zaken.
Ik zal nu uw vragen concreet beantwoorden.
Ten eerste, is de minister reeds gestart met de raadple-
ging ? Zo ja, sinds wanneer, en wie werd hiervoor
uitgenodigd ? Ik ben inderdaad sinds 24 november 1999
met de raadpleging gestart en het betreft de Raad voor
het Verbruik.
Ten tweede, heeft de minister reeds een systeem voor-
gesteld om aan de betrokkenen voor te leggen ? Neen,
want ik verwacht een voorstel van de Raad voor het
Verbruik.
Ten derde, wie begeleidt deze raadpleging ? Dat is dus
de Raad voor het Verbruik. Er is geen vastgestelde
termijn, maar men mag een antwoord verwachten vo´o´r
einde maart.
Ten vierde, heeft de minister opdracht gegeven om de
parlementaire voorstellen in dit overleg te betrekken ? Ik
wacht op het antwoord van de Raad voor het Verbruik,
maar heb gevraagd alle voorstellen te bestuderen.
Ten vijfde, is er overleg nodig, vermits het hier gaat om
een complex probleem, verdeeld over de bevoegdheden
van verschillende ministers ? Ik pleeg overleg met mijn
collega, mevrouw Aelvoet.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, ik dank de minister voor dit antwoord. Ik heb echter
de indruk dat wij er niet veel mee opschieten.
Ten eerste, is de Raad voor het Verbruik op dit ogenblik
reeds om een officieel advies gevraagd ? Ik begrijp van
een aantal mensen op het terrein dat, indien de Raad
voor het Verbruik aan de minister een negatief advies
betreffende een wettelijke sperperiode zou formuleren,
de discussie feitelijk gesloten wordt en dat de officie¨le
procedure afgewerkt is.
Dat is te betreuren, want wij hoopten op een openlijk
debat tussen de betrokken actoren en partners.
Ik kan mij voorstellen dat bijvoorbeeld de twee kleuter-
leidsters uit Houthalen, die heel wat initiatief hebben
genomen, vanuit hun invalshoek en hun grote bezorgd-
heid om de opvoeding van de kinderen een weinigzeg-
gend advies kunnen geven als zij gehoord worden door
een Raad voor het Verbruik. Voor een Raad voor het
Verbruik doet hun advies waarschijnlijk weinig ter zake.
In dat geval worden zij daar enigszins voor de leeuwen
geworpen. Zij kunnen daar niet echt terecht met hun
bezorgdheid en hun argumenten. Mijnheer de minister, u
had het ook over de vertegenwoordigers van de ouder-
18
HA 50
COM 099
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frieda Brepoels
groepen. Net als de kleuterleidsters zouden zij in de
beslotenheid van een commissie met parlementsleden
die dezelfde bezorgdheid delen op een andere wijze aan
bod kunnen komen. U zegt dat u eind maart het advies
verwacht. Dat duurt dus nog twee maanden.
Mijnheer de voorzitter, ik stel vast dat wij nu niet voltallig
zijn. Misschien kunnen wij ons in de loop van de vol-
gende vergadering over verdere stappen beraden. Ik
verzoek u om ons verslag te laten uitbrengen van het
antwoord van de minister. Op basis daarvan kan de
commissie dan beslissen om gelijklopend andere stap-
pen te zetten.
Mijnheer de minister, ik had wel graag een antwoord
gekregen op de vraag over de Raad voor het Verbruik. Is
dat officieel of is dit enkel een advies voor u ?
Minister Rudy Demotte : Voor mij is dat natuurlijk alleen
een advies. Ik heb tot nog toe ook steeds gezegd dat
volgens mij een gedragscode gebaseerd op zelfdiscipline
beter was. Ik zal echter het advies van de Raad voor het
Verbruik afwachten en ik ben bereid om hier een echt
debat te voeren. Ik ben een open persoon. Het is nodig
dat wij samen alle aspecten bestuderen. Ik ben er niet
van overtuigd dat ik hier alleen de vertegenwoordiger ben
van de economische aspecten want ik ben ook gevoelig
voor de ethische aspecten. Reglementering vormt niet
altijd de beste weg om dit te bereiken. Ik ben ervan
overtuigd dat zelfdiscipline ook kan werken.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de minis-
ter, ik stel vast dat volgens u de keuze op een gedrags-
code gebaseerd op zelfdiscipline moet vallen, zonder dat
u het advies afwacht. U hebt geen voorkeur voor het
instellen van een wettelijke sperperiode. Tijdens de vo-
rige vergadering heb ik nog gezegd dat wij eind vorig jaar
een debat hadden in het provinciehuis in Limburg waar
vertegenwoordigers van uw collega's Aelvoet en Gabrie¨ls
aanwezig waren. Na afloop van het debat hadden zij een
totaal ander idee over het al dan niet instellen van een
wettelijke sperperiode. Zij stelden namelijk ter plekke
vast dat de vertegenwoordigers van de Kamer voor
Handel en Nijverheid maar ook van de middenstands-
organisatie zeer negatief stonden tegenover het aanne-
men van een bewust eigen initiatief uit de sector. De
vertegenwoordiger van minister Aelvoet heeft gesteld dat
dit opnieuw moest worden bekeken omdat er duidelijk
helemaal geen bereidheid bestond om hiertoe over te
gaan. Op dat ogenblik rest ons natuurlijk alleen het
verder bespreken van een eventuele wettelijke sper-
periode. Wij zijn immers allen begaan met deze proble-
matiek. Voor de kinderfeesten van dit jaar moet er zeker
iets gebeuren. Tegen de tijd waarin die feesten komen
heeft anders iedereen weer de mond vol over deze
problemen zonder dat we tot een oplossing komen.
Minister Rudy Demotte : Mevrouw, ik kan alleen maar
antwoorden dat indien men geen consensus bereikt met
de sector, wij een initiatief zouden kunnen nemen, maar
ik wil een kans geven aan de sector om voorstellen te
doen.
Ik wil ook nog toevoegen dat mijn mening gebaseerd is
op coherentie. Ik heb de eerste keer aan Mevrouw Creyf
geantwoord dat in de huidige omstandigheden een ge-
dragscode, gebaseerd op zelfdiscipline, beter was. Als dit
niet haalbaar blijkt, moeten we een andere manier vin-
den. Tot nu toe heb ik geen concrete elementen om dat te
beslissen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 15.45 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 15.45 heures.
HA 50
COM 099
19
01-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000