B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
COMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
VAN
DU
26-01-2000
26-01-2000
HA 50
COM 096
HA 50
COM 096
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 096
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Woensdag 26 januari 2000
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE ZAKEN
-
COM 096
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
de
RSZ-achterstallen van basketbalclubs en andere sport-
clubs
(nr. 767)
5
sprekers : Yves Leterme, Frank Vandenbroucke, mi-
nister van Sociale Zaken en Pensioenen
Mondelinge vraag van de heer Paul Timmermans aan de
vice-eerste minister en minister van Begroting, Maat-
schappelijke Integratie en Sociale Economie over
Mari-
bel
(nr. 739)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen)
7
sprekers : Paul Timmermans, Frank Vandenbroucke,
minister van Sociale Zaken en Pensioenen
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- mevrouw Trees Pieters aan de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen over
de uitgavenontsporingen in
de ziekteverzekering
(nr. 769)
- de heer Joos Wauters aan de minister van Sociale Zaken
en Pensioenen over
het jaartekort in het RIZIV (nr. 835)
- mevrouw Kathleen van der Hooft aan de minister van
Sociale
Zaken
en
Pensioenen
over
de budget-
overschrijdingen in de gezondheidszorg
(nr. 881)
9
sprekers : Trees Pieters, Joos Wauters, Kathleen van
der Hooft, Frank Vandenbroucke, minister van So-
ciale Zaken en Pensioenen
Mondelinge vraag van de heer Bruno Van Grootenbrulle
aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
de RIZIV-terugbetaling van inhibitoren van acetylcholine-
esterase
(nr. 790)
11
sprekers : Bruno Van Grootenbrulle, Frank Vanden-
broucke, minister van Sociale Zaken en Pensioenen
Mondelinge vraag van mevrouw Magda De Meyer aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu en aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over
de problemen van allochtonen op het
vlak van gezondheid en de toegang tot de gezondheids-
zorg
(nr. 831)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen)
13
sprekers : Magda De Meyer, Frank Vandenbroucke,
minister van Sociale Zaken en Pensioenen
Sommaire
Mercredi 26 janvier 2000
COMMISSION DES AFFAIRES SOCIALES - COM 096
Question orale de M. Yves Leterme au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur
les arrie´re´s de
cotisations ONSS du^s par les clubs de basket-ball et
d'autres clubs
(n° 767)
5
orateurs : Yves Leterme, Frank Vandenbroucke, mi-
nistre des Affaires sociales et des Pensions
Question orale de M. Paul Timmermans au vice-premier
ministre et ministre du Budget, de l'Inte´gration sociale et
de l'Economie sociale sur
Maribel (n° 739)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre des Affaires
sociales et des Pensions)
7
orateurs : Paul Timmermans, Frank Vandenbroucke,
ministre des Affaires sociales et des Pensions
Questions orales jointes de :
- Mme Trees Pieters au ministre des Affaires sociales et
des Pensions sur
les de´rapages budge´taires en matie`re
d'assurance maladie
(n° 769)
- M. Joos Wauters au ministre des Affaires sociales et des
Pensions sur
le de´ficit annuel a` l'INAMI (n° 835)
- Mme Kathleen van der Hooft au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur
les de´passements budge´-
taires en soins de sante´
(n° 881)
9
orateurs : Trees Pieters, Joos Wauters, Kathleen van
der Hooft, Frank Vandenbroucke, ministre des Affai-
res sociales et des Pensions
Question orale de M. Bruno Van Grootenbrulle au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur
l'admission au
remboursement INAMI des inhibiteurs de l'ace´tylcholine
este´rase
(n° 790)
11
orateurs : Bruno Van Grootenbrulle, Frank Vanden-
broucke, ministre des Affaires sociales et des Pensions
Question orale de Mme Magda De Meyer a` la ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique et
de l'Environnement et au ministre des Affaires sociales et
des Pensions sur
les proble`mes des allochtones en
matie`re de sante´ et d'acce`s aux soins de sante´
(n° 831)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre des Affaires
sociales et des Pensions)
13
orateurs : Magda De Meyer, Frank Vandenbroucke,
ministre des Affaires sociales et des Pensions
HA 50
COM 096
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van mevrouw Yolande Avontroodt aan
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
de
financiering van centra voor dagverzorging voor zwaar
zorgbehoevende bejaarden
(nr. 813)
15
sprekers :
Yolande
Avontroodt,
Frank
Vanden-
broucke, minister van Sociale Zaken en Pensioenen
Mondelinge vraag van de heer Daniel Bacquelaine aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
het
neurologisch centrum van Fraiture
(nr. 836)
17
sprekers : Daniel Bacquelaine, voorzitter van de PRL
FDF MCC-fractie, Frank Vandenbroucke, minister van
Sociale Zaken en Pensioenen
Mondelinge vraag van de heer Richard Fournaux aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
de
voortgezette verzekering ten gunste van ambtenaren die
het politiek verlof genieten
(nr. 848)
18
sprekers : Richard Fournaux, Frank Vandenbroucke,
minister van Sociale Zaken en Pensioenen
Mondelinge vraag van mevrouw Marie-The´re`se Coenen
aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
de invoering van de SIS-kaart (nr. 862)
19
sprekers : Marie-The´re`se Coenen, Frank Vanden-
broucke, minister van Sociale Zaken en Pensioenen
Mondelinge vraag van mevrouw Anne-Marie Deschee-
maeker aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over
de euro (nr. 863)
20
sprekers : Anne-Marie Descheemaeker, Frank Van-
denbroucke, minister van Sociale Zaken en Pensioe-
nen
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
de
uitbreiding van de terugbetaling van Beta-Interferon bij de
behandeling van multiple sclerose
(nr. 872)
21
sprekers : Yves Leterme, Frank Vandenbroucke, mi-
nister van Sociale Zaken en Pensioenen
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
de
supplementen in de radiotherapie
(nr. 893)
22
sprekers : Trees Pieters, Frank Vandenbroucke,
minister van Sociale Zaken en Pensioenen
Question orale de Mme Yolande Avontroodt au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur
le financement
des centres de soins de jour pour les personnes a^ge´es
fortement tributaires de soins
(n° 813)
15
orateurs :
Yolande
Avontroodt,
Frank
Vanden-
broucke, ministre des Affaires sociales et des Pensions
Question orale de M. Daniel Bacquelaine au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur
le centre neurolo-
gique de Fraiture
(n° 836)
17
orateurs : Daniel Bacquelaine, pre´sident du groupe
PRL FDF MCC, Frank Vandenbroucke, ministre des
Affaires sociales et des Pensions
Question orale de M. Richard Fournaux au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur
le be´ne´fice de
l'assurance continue´e dans le chef des fonctionnaires en
conge´ politique
(n° 848)
18
orateurs : Richard Fournaux, Frank Vandenbroucke,
ministre des Affaires sociales et des Pensions
Question orale de Mme Marie-The´re`se Coenen au mini-
stre des Affaires sociales et des Pensions sur
la mise en
oeuvre de la carte SIS
(n° 862)
19
orateurs : Marie-The´re`se Coenen, Frank Vanden-
broucke, ministre des Affaires sociales et des Pensions
Question orale de Mme Anne-Marie Descheemaeker au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
l'euro
(n° 863)
20
orateurs : Anne-Marie Descheemaeker, Frank Van-
denbroucke, ministre des Affaires sociales et des Pen-
sions
Question orale de M. Yves Leterme au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur
l'extension du
remboursement du Beta-Interferon lors du traitement de la
scle´rose multiple
(n° 872)
21
orateurs : Yves Leterme, Frank Vandenbroucke, mi-
nistre des Affaires sociales et des Pensions
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur
les supple´ments en
radiothe´rapie
(n° 893)
22
orateurs : Trees Pieters, Frank Vandenbroucke, mini-
stre des Affaires sociales et des Pensions
4
HA 50
COM 096
26-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DES AFFAIRES SOCIALES
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE ZAKEN
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MERCREDI 26 JANVIER 2000
OPENBARE VERGADERING VAN
WOENSDAG 26 JANUARI 2000
De vergadering wordt geopend om 14.10 uur door de
heer Joos Wauters, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 14.10 heures par M. Joos
Wauters, pre´sident.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De mondelinge vragen nr. 681 en 867 van de heer Peter
Vanvelthoven worden naar een latere datum verschoven.
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
de
RSZ-achterstallen van basketbalclubs en andere
sportclubs
(nr. 767)
Question orale de M. Yves Leterme au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur
les arrie´re´s de
cotisations ONSS du
^ s par les clubs de basket-ball et
d'autres clubs
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijn vraag is een vervolg van een aantal schriftelijke
vragen die ik aan de minister van Sociale Zaken en de
minister van Financie¨n heb gesteld. Ze handelt over
schulden, zowel bij de BTW-administratie als bij de
Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, die profclubs in eer-
ste en tweede klasse stilaan aan het opstapelen zijn.
In opvolging van de schriftelijke antwoorden die ik van de
minister heb gekregen, wil ik om enkele bijkomende
verduidelijkingen vragen. Deze vragen stel ik vanuit twee
invalshoeken. Ik vermoed dat mijn bezorgdheden door
de minister gedeeld worden als ik de verslaggeving van
de vragen rond de problematiek van de voetbalclubs van
senator Ramoudt en collega Vanvelthoven zie.
Enerzijds, is er de problematiek van al dan niet be-
staande concurrentievervalsing tussen sportclubs, die
ondertussen KMO's zijn geworden. Het gaat om kleine
bedrijven die soms tien tot vijftien mensen op de loonlijst
hebben staan en een omzet realiseren die in ons land
gaat van 35 miljoen tot 100 a` 120 miljoen Belgisch frank,
zeker als het om eerste klasse gaat.
Via het opstapelen van schulden bij belastingen en RSZ
moeten we oppassen dat er geen concurrentievervalsing
optreedt. Ondanks een belangrijke schuldpositie bij de
RSZ en bij Financie¨n gaan sommige clubs toch contrac-
ten aan met nieuwe spelers en met nieuwe werknemers.
Deze contracten zijn vaak onbetaalbaar voor clubs die
het spel wel correct spelen.
Daarnaast volgt men vanuit het normaal economisch
circuit van KMO's dit dossier met argusogen. Men heeft
namelijk de indruk dat ten aanzien van sportclubs in
financie¨le problemen er een soepelere houding zou
worden aangenomen.
Gaat het bij de basketbalclubs enkel om achterstallen of
zijn er met betrekking tot de schulden nog betwistingen ?
Zo ja, graag meer uitleg met dien verstande dat zowel
artikel 85 van het Reglement van de Kamer als de
geplogenheden van de RSZ niet toelaten om hier met
naam en toenaam concrete individuele dossiers te be-
handelen.
Mijnheer de minister, is er sprake van een specifieke
houding van de administratie ten aanzien van RSZ-
plichtige sportclubs of een houding die verschilt met deze
aangenomen tegenover andere RSZ-plichtigen ? U hebt
in een antwoord op een vraag van senator Ramoudt
verwezen naar de bijlagen van het jaarverslag van de
RSZ waar aandacht wordt besteed aan de achterstallen
en de invorderingen. Ik heb daaruit niets nieuw geleerd
en ik heb geen eenduidige informatie gekregen over het
antwoord op de vraag.
Mijnheer de minister, wat is volgens u de reden dat clubs
RSZ-schulden kunnen blijven opstapelen ? Een be-
paalde club heeft volgens uw cijfers een schuldpositie
van iets meer dan vier miljoen. Deze club heeft een
jaarbegroting van 23 tot 24 miljoen Belgische frank. Dit is
dan toch wel een aanzienlijke schuld. Op welke manier
denkt u deze problematiek aan te pakken ?
Zijn er inmiddels al initiatieven genomen om de RSZ-
achterstallen terug te vorderen ?
HA 50
COM 096
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Zijn er met alle of sommige clubs betalingsplannen
afgesproken ? Wat is de draagwijdte van deze plannen
en wat zijn de methodes die door de RSZ gehanteerd
worden om de achterstallige bedragen terug te vorde-
ren ? Is er in dit dossier sprake van kwijtschelding van
RSZ-schulden ? Uw antwoord zal waarschijnlijk negatief
zijn.
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer Leterme, ik dank u voor het antwoord en ik wil
ook mijn waardering uitdrukken voor wat u terloops hebt
gezegd bij het begin van uw vraag, namelijk dat het gaat
om een belangrijk probleem. Het gaat hier onder meer
om billijkheid en concurrentievervalsing, ook op het spor-
tieve vlak. Ik deel die bezorgdheid. Zoals de heer Lete-
rme al zei, is het niet nodig om namen van individuele
clubs te noemen om dit probleem te bespreken. Ik
betreur eerlijk gezegd dat een aantal van uw collega's die
ik het hele dossier met alle details heb bezorgd dit
meteen verder zijn gaan vertellen. Dat leidt tot allerlei
discussies. Het gaat dikwijls om verschillende situaties,
bijvoorbeeld betwistingen versus gewone achterstallen.
Ik denk dan ook dat het beter is dat we geen namen van
individuele clubs noemen. Dat is geen onderdeel van het
publieke debat in het parlement. Als er parlementsleden
zijn die het omwille van hun controlefunctie nodig vinden
om bij mij naar de namen te komen kijken, dan kan ik
daarmee instemmen. Ik ben enigszins teleurgesteld dat
sommige collega's daarmee rondgelopen hebben en ik
waardeer wat u daarover zegt.
Ik verwijs even naar wat er gebeurt bij de voetbalbond. Ik
heb een zeer goed gesprek gehad met Jan Peeters, de
secretaris-generaal. Wij hebben eigenlijk dezelfde be-
kommering. De heer Peeters heeft gezegd dat men
binnen de voetbalbond aan een reglement werkt waarbij
het licentiesysteem afhankelijk wordt gemaakt van het in
orde zijn met de RSZ-bijdragen. Wij hebben een goed
gesprek gehad over de timing. Dit laat mij toe om vanaf
vandaag afbetalingsplannen op te stellen met de voet-
balclubs. De voetbalclubs die deze plannen niet zouden
respecteren, zullen effectief in moeilijkheden komen
wanneer het licentiesysteem in werking treedt. Als minis-
ter kan ik daar alleen zeer strikt in zijn. Mijn medewerkers
bespreken dit verder met de heer Peeters. Het systeem
van de licenties, waarbij de organisatie zelf - in casu de
voetbalbond - een deel van de verantwoordelijkheid
krijgt, is echt wel het beste.
Ik kom dan tot uw precieze aandachtspunt, namelijk het
basket. Ik heb u reeds schriftelijk een paar elementen
van antwoord gegeven op uw vraag nummer 19 van 28
september 1999. Sommige basketbalclubs hebben in-
derdaad RSZ-achterstallen. Net als in andere sport-
takken zijn er clubs die problemen hebben en zijn er
problemen met clubs omdat ze er niet in slagen hun
RSZ-schulden tijdig te betalen. Ik denk niet dat men deze
situatie als overdreven kan beschouwen. Uit een actua-
lisering van de gegevens blijkt de schuldsituatie van de
basketbalclubs in de eerste en de tweede nationale
afdeling. Ten eerste, zijn er in de eerste nationale afde-
ling acht clubs in orde met de betaling van hun bijdragen
en in de tweede zijn dat er zeven. Ten tweede, zijn er in
de eerste nationale afdeling zes clubs niet in orde met de
betaling van de bijdragen. De totale bijdragenschuld
bedraagt 14 583 321 frank. In de tweede nationale afde-
ling zijn zeven clubs niet in orde. De totale bijdragen-
schuld bedraagt daar 1 011 417 frank. Het gaat veelal om
achterstallen wegens betalingsmoeilijkheden.
Wel is het zo dat sommige clubs de onderwerping van
hun spelers aan het sociale zekerheidsstelsel voor werk-
nemers betwisten. Tot op heden is de rechtspraak in
deze unaniem gunstig voor de Rijksdienst voor Sociale
Zekerheid. Zoals ik reeds heb aangegeven met betrek-
king tot de problematiek in het voetbal, voert de RSZ
geen toleranter invorderingsbeleid dan ten opzichte van
andere debiteuren. Het is dus niet juist dat sportclubs
schulden blijven opstapelen zonder dat er van overheids-
wege wordt opgetreden.
Het is wel juist dat het voor de RSZ niet altijd eenvoudig
is om tot een effectieve invordering van de schulden over
te gaan bij VZW's die over weinig of geen activa beschik-
ken. Ik heb bij de RSZ zeer sterk beklemtoond dat ik in
eer en geweten wil kunnen zeggen dat er geen bijzonder
voorkeurregime is, en dat men juridisch even stipt is als
bij andere bedrijven. De RSZ bevestigt mij dat. Ik moet
wel vaststellen dat het over een andere situatie gaat.
Men kan een dergelijke VZW eventueel failliet verklaren,
maar men kan er geen geld uithalen. Er zit heel weinig
geld in. Dat is het verschil met een industrieel bedrijf, dat
stocks en installaties bezit. Men zit hier in een totaal
andere situatie. Daarom heeft de RSZ het niet gemakke-
lijk om effectief resultaten te boeken bij de invorderingen.
Daarom is het beter een beetje verantwoordelijkheid bij
de sportieve organisaties zelf te leggen, zoals ik nu bij de
bond heb gedaan. Men kan hen bijvoorbeeld verantwoor-
delijkheid geven via een licentiesysteem waarbij men
vraagt of de clubs financieel in orde zijn. Hierdoor kan
men ook preventief werken, wat de bedoeling van de
heer Peeters is. Als de oplossingen die ik met de
voetbalbond heb uitgewerkt effectief blijken te zijn, sluit ik
niet uit dat ik dat als voorbeeld zal gebruiken voor de
andere sporttakken. Ik wil eerst voortwerken met de heer
Peeters want we moeten het systeem nog preciseren.
Maar, ik denk dat het nuttig kan zijn voor andere sport-
takken.
Ik wil er ook nog op wijzen dat aan sommige basketbal-
clubs een afbetalingsakkoord met betrekking tot hun
sociale zekerheidsschuld werd toegestaan. Ze hebben
dat tot nu toe niet in alle gevallen correct nageleefd. Maar
voor degene die de toegestane afbetalingstermijnen niet
6
HA 50
COM 096
26-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frank Vandenbroucke
respecteert, zal de normale invorderingsprocedure wor-
den hernomen. Er bestaat geen specifieke regeling die
voorziet in een kwijtschelding van de wettelijk voorziene
burgerlijke sancties, die worden aangerekend wanneer
een werkgever zijn bijdragen niet tijdig betaalt. De
basketbalclubs kunnen net zoals andere debiteuren van
een vermindering van die sancties genieten, mits wordt
voldaan aan de terzake geldende wettelijke bepalingen
van artikel 55 van het koninklijk besluit van 28 november
1969. Dat is juist hetzelfde als in de particuliere bedrijfs-
sector.
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de voorzitter, ik
steun de beleidslijn die de minister uitstippelt. Dit is de
goede werkwijze.
Mijnheer de minister, u verwees naar de Voetbalbond. Ik
wil het voorbeeld van het wielrennen aanhalen. In de
eerste helft van de jaren '80 waren er problemen met
sportploegen waarbij niet steeds duidelijk was wie rechts-
persoonlijkheid had. Er werd met renners een contract
gesloten, maar na 3 tot 4 maanden, meestal na de grote
klassiekers, bleken er plots betalingsmoeilijkheden te
zijn. De wielerbond heeft toen op eigen initiatief een
licentiesysteem uitgewerkt, waarbij in het begin van het
seizoen de contractueel afgesproken loonmassa, inclu-
sief alle lasten die erop wegen, moeten worden geblok-
keerd bij de BWB, de wielrijdersbond, onder patronage
van de UCI en de organisatie voor profwielrenners. Ik
denk dat dit de goede weg is. Ik moedig u aan om de
gesprekken met de voetbalbond te finaliseren. Wat de
basketbalbond betreft, die ik vanuit mijn club wat beter
ken, is er ook een grote bereidheid om die weg te volgen.
Sinds een aantal maanden probeert men via inhuring van
gespecialiseerde auditfirma's tot een financie¨le scree-
ning van de clubs te komen. Ook zij willen het licentie-
systeem invoeren. De recente bestraffing van Aalst is het
gevolg van het orde op zaken stellen en het maken van
afspraken in verband met achterstallige bondsschulden.
Samengevat, ik vind uw voorstel zeer goed en ik zou u
willen aanmoedigen om het uit te breiden naar andere
sportbonden. Dit is de goede weg.
Ik wil wel een kanttekening maken bij de grootte van de
bedragen. U spreekt over 14 miljoen in eerste klasse en
1,5 miljoen in tweede klasse. Dat is globaal gezien
ongeveer 16 miljoen. Mijn informatie is nog onvolledig
omdat de antwoorden van minister Reynders wat trager
binnenkomen.
Als dit bij de fiscale schulden wordt gevoegd, vooral de
BTW, komt men voor die sector die toch kleinschaliger is
dan de voetbalsector, wel ergens anders uit. Neem dat
een modale basketbalclub uit eerste klasse een budget
heeft van 30 tot 35 miljoen frank. Voor een gelijkaardige
voetbalclub bedraagt dat 100 miljoen frank. De verhou-
dingen zijn inderdaad kleiner, maar gegeven de situatie
van het basket en de bedragen die daar circuleren, is dat
na samenvoeging van RSZ-schulden en nog gekoppeld
aan de belastingschulden een vrij aanzienlijk bedrag. Ik
vraag u dit dossier niet te laten rusten, want zowel de
invalshoek van de concurrentievervalsing op sportief vlak
als de invalshoek van ook andere sectoren over de eigen
situatie inzake RSZ maken het nodig dat men een
schone lei bereikt.
Een kleine vraag nog. Ik ken de wetgeving terzake niet
helemaal, maar ik meende dat VZW's thans verplicht zijn
een reserve aan te leggen voor het aanzuiveren van het
sociaal passief in geval van ontbinding. Geldt dit ook voor
VZW's die houder zijn van een stamnummer om aan een
sportcompetitie deel te nemen en die zo arbeidsovereen-
komsten afsluiten ? Vooral de laatste jaren werden ge-
meentelijke VZW's hiertoe verplicht. Wellicht bestaat er
een wet hiervoor; ik ken de wetgeving terzake niet
perfect. De VZW Speelpleinwerking in mijn stad is ver-
plicht om aan reservevorming te doen om bij ontbinding
het volledig sociaal passief te kunnen honoreren. Mis-
schien is dat ook een denkspoor om te ontwikkelen, zo dit
al niet zo zou zijn op dit ogenblik. Ik beaam immers dat in
de meeste gevallen het patrimonium van VZW's onvol-
doende is om uiteindelijk invordering te verzekeren.
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer Leterme,
voor de vuist weg durf ik u daarop niet te antwoorden.
Toch wil ik onderscheid maken tussen het in faillissement
drijven van een organisatie of het op een andere manier
te werk gaan. Men kan ook beslag leggen zonder in een
faillissement te drijven. De RSZ zegt mij alleszins dat het
rendement dat zij met de klassieke methodes kunnen
halen bij de sportieve VZW's, echt veel te klein is. Maar
dat is geen technisch antwoord.
De voorzitter : Ik wil graag even herinneren aan de
opgelegde spreektijdbeperking voor mondelinge vragen.
Enige discipline is welkom.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De mondelinge vraag nr. 685 van mevrouw Greta
D'Hondt wordt naar een latere datum verschoven.
Mondelinge vraag van de heer Paul Timmermans aan
de vice-eerste minister en minister van Begroting,
Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie
over
Maribel (nr. 739)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen)
HA 50
COM 096
7
26-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
Question orale de M. Paul Timmermans au vice-
premier ministre et ministre du Budget, de l'Inte´gra-
tion sociale et de l'Economie sociale sur
Maribel
(La re´ponse sera donne´e par le ministre des Affaires
sociales et des Pensions)
M. Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, monsieur le ministre, vous avez de´ja` e´te´
interpelle´ maintes fois sur le remboursement du Maribel.
Mon homonyme de la Fe´de´ration des Entreprise de
Belgique vous interpelle aussi re´gulie`rement a` ce sujet.
Je n'ai aucun lien de parente´ avec ce M. P. Timmermans
et mon point de vue est assez divergent du sien.
Vous avez de´clare´, fin de´cembre, que les entreprises
devraient rembourser les aides Maribel-bis et ter a` partir
du 1er avril 2000. Vous avez d'ailleurs e´voque´ diverses
modalite´s de remboursement sur lesquelles il n'est pas
utile de revenir ici.
J'ai trois questions a` vous poser.
Peut-on estimer de`s maintenant le montant qui pourrait
e^tre rembourse´ et inscrit au budget pour l'an 2000 ?
Y avait-il un engagement du gouvernement vis-a`-vis des
entreprises pour que l'ope´ration de remboursement soit
blanche, autrement dit pour que ce que les entreprises
devraient rembourser corresponde a` ce qu'elles pour-
raient obtenir en termes de re´ductions futures de char-
ges ?
Si l'ope´ration e´tait blanche pour les entreprises, elle
devrait aussi l'e^tre pour le gouvernement puisqu'il rece-
vrait des entreprises ce qu'il leur donne par ailleurs. Dans
l'affirmative, comment justifier les 24 milliards supple´-
mentaires de diminution des charges de´cide´s lors du
dernier conclave ? Y a-t-il un lien ? Je me pose un certain
nombre de questions sur la logique budge´taire.
M. Frank Vandenbroucke, ministre : Monsieur le pre´si-
dent, chers colle`gues, dans le cadre des ne´gociations
avec la Commission europe´enne, un protocole d'accord
est finalement intervenu entre le gouvernement belge et
la Commission en date du 23 juin 1999. Ce protocole
dispose que la plus grande partie des montants re´cu-
pe´re´s sera redistribue´e sous forme de re´ductions patro-
nales de cotisations sociales pour l'ensemble des
ouvriers dans tous les secteurs.
Le gouvernement belge est strictement tenu d'appliquer
ce protocole d'accord de fac¸on a` ne plus favoriser les
employeurs soumis a` la concurrence internationale. Le
recyclage des aides Maribel est donc inclus dans la
re´duction structurelle des cotisations en tenant compte
de cette obligation.
L'augmentation des exone´rations des charges structurel-
les n'est pas destine´e a` compenser le manque a` gagner
des entreprises du^ au remboursement. Ces 24,3 milliards
sont destine´s a` une re´duction structurelle renforce´e des
charges patronales, tant pour les ouvriers que pour les
employe´s. Celle-ci entrera en vigueur a` partir du
deuxie`me trimestre 2000. Toutefois, un montant spe´cifi-
que concernant le recyclage est inclus dans cette aug-
mentation, mais n'en constitue en aucun cas la totalite´. Il
y a la` un certain malentendu qui a de´ja` fait l'objet de
discussions.
Le nouveau gouvernement a lance´ un vaste programme
de re´duction des charges sociales. Par ailleurs, un
accord a e´te´ conclu avec l'Europe. Les entreprises
devront rembourser le Maribel budge´taire, mais la Belgi-
que est autorise´e a` redistribuer cette source de revenus
a` toutes les entreprises. La re´duction structurelle pour
toutes les entreprises et la redistribution des sommes
rembourse´es sont donc deux mesures le´gitimes.
Une discussion d'ordre technique a e´galement eu lieu.
J'ai eu de nombreux contacts avec votre homonyme,
M. Pieter Timmermans, a` ce sujet. Nous sommes arrive´s
a` un accord. Il y avait un certain malentendu en ce qui
concerne la technique administrative parce que les en-
treprises auraient pre´fe´re´ qu'il n'y ait pas de rembourse-
ment et qu'il n'y ait donc, sur le plan administratif, qu'une
seule ope´ration a` re´aliser. Mais c'est impossible pour les
raisons que je vous avais longuement explique´es fin
de´cembre. Toutefois, l'effet administrativement et techni-
quement ne´gatif pour les entreprises a e´te´ neutralise´ par
une se´rie de mesures techniques que je mets actuelle-
ment sur pied. Cette discussion a` caracte`re purement
technique et administratif est maintenant termine´e. Ce
proble`me technique n'est pas tre`s important en ce qui
concerne la gestion de la chose publique, mais il l'est
pour les comptables, les dirigeants d'entreprises, les
re´viseurs, etc.
En ce qui concerne le budget, 12 milliards vont e^tre
re´cupe´re´s et redistribue´s. Les employeurs auront le choix
entre un remboursement en une fois le 1er avril 2000 et
un remboursement e´tale´ sur 12 trimestres. Pour l'anne´e
2000, le recyclage sera de 3 milliards. Ceux-ci sont inclus
dans les 24,3 milliards de re´duction structurelle.
M. Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, je remercie le ministre pour la clarte´ de sa
re´ponse.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- mevrouw Trees Pieters aan de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen over
de uitgavenontsporingen
in de ziekteverzekering
(nr. 769)
8
HA 50
COM 096
26-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
- de heer Joos Wauters aan de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen over
het jaartekort in het
RIZIV
(nr. 835)
- mevrouw Kathleen van der Hooft aan de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over
de budget-
overschrijdingen in de gezondheidszorg
(nr. 881)
Questions orales jointes de :
- Mme Trees Pieters au ministre des Affaires sociales
et des Pensions sur
les de´rapages budge´taires en
matie`re d'assurance maladie
- M. Joos Wauters au ministre des Affaires sociales et
des Pensions sur
le de´ficit annuel a` l'INAMI (n° 835)b>
- Mme Kathleen van der Hooft au ministre des Affai-
res sociales et des Pensions sur
les de´passements
budge´taires en soins de sante´
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, tijdens de begrotingsbespreking en
tijdens de discussie over de beleidsnota hebben wij u
bevraagd over de bedragen van RIZIV-tekorten die op
dat moment circuleerden. Uw kabinetschef deelde op dat
moment mee geen weet te hebben van het geciteerde
bedrag van acht miljard. Op 11 januari schoof de pers
dan toch dit bedrag naar voren als tekort voor het jaar
1999. U maakte voordien gewag van een bedrag van vier
tot vijf miljard, maar zeker geen acht miljard.
Nu blijkt het eerder geciteerde bedrag toch te kloppen.
De budgetoverschrijdingen in 1999 zouden niet te maken
hebben met een te hoog consumptieniveau, maar wel
met niet uitgevoerde besparingen. Het zou gaan om een
discontinui¨teit in het beleid.
Daarnaast vernemen wij dat de uitgaven in november
sterk zouden zijn gestegen. Bovendien zou de griepepi-
demie van december het tekort kunnen laten oplopen tot
10 tot 11 miljard. Het ABVV maakt zelfs gewag van een
tekort van 15 miljard voor 1999.
Mijnheer de minister, wist u op het moment van de
bespreking in de Kamer niet wat er werkelijk gaande
was ?
Ten tweede, hoe gaat u het probleem oplossen ? Gaat u
lineaire maatregelen treffen ?
Ten derde, hoe zult u garanderen dat het persoonlijk
aandeel van de patie¨nt niet verhoogt, zoals wij in ons
amendement op de sociale programmawet hebben voor-
gesteld ?
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
minister, collega's, ik neem aan dat u geen bezwaar hebt
dat ik mijn vraag vanuit de voorzittersstoel stel.
Mijnheer de minister, de discussie gaat inderdaad om de
cijfers. Is het 8, 10 of 15 miljard ? In het begin van 1999
heeft men na vaststelling van ontsporing wat bijgestuurd,
maar later heeft men blijkbaar niet de nodige discipline
opgebracht om binnen de budgetten te blijven. Vanuit
onze bezorgdheid om het geheel van de ziekteverzeke-
ring willen wij vermijden dat de patie¨nt het slachtoffer van
deze toestand wordt. Wij weten ook dat men bij de
bespreking van de beleidsbrieven en de begroting niet
alles kon voorzien. Vandaar dat ik graag van u vernam
welke concrete cijfers nu voorliggen. In welke sectoren
en waar precies zijn de tekorten gesitueerd ?
Tot slot, welke maatregelen stelt u voor om deze tekorten
op te vangen ?
Mevrouw Kathleen van der Hooft (VLD) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, ik sluit mij aan bij deze
problematiek. Graag vernam ik van u in welke sectoren
die overschrijding zich voordoet. Wat is de oorzaak
ervan ? Welke maatregelen zult u nemen om dit tekort op
te vangen ? In welke sectoren denkt u de besparings-
maatregelen te nemen ? Ten slotte, welke conclusie trekt
u uit de jaarlijks weerkerende tekorten in de sector,
teneinde ze in de komende jaren te vermijden ?
Minister Frank Vandenbroucke : Mevrouw Pieters, ik
denk wel dat ik weet wat er gebeurt. Er zijn hier evenwel
verschillende soorten van cijfers in het spel. Een minister
moet zeer voorzichtig zijn in hetgeen hij zegt met welk
soort cijfers. Ik probeer dat te verduidelijken.
In de loop van de week van 10 tot 14 januari 2000 werd
in de pers gewag gemaakt van een ontsporing van de
uitgaven
in
de
ziekteverzekering.
De
begrotings-
doelstelling 1999 zou worden overschreden met 8 miljard
frank. Deze commentaren in de pers waren wellicht het
gevolg van de mededeling in het Verzekeringscomite´ van
de dienst voor geneeskundige verzorging van het RIZIV
over de evolutie van de thesauriegegevens van de
verzekeringsinstellingen tot en met de maand november
1999. Hierbij wens ik twee opmerkingen te maken.
Ten
eerste,
een
mogelijke
overschrijding
van
de
begrotingsdoelstelling wordt formeel vastgesteld door de
begrotingsdoelstelling te vergelijken met de geboekte
uitgaven van de verzekeringsinstellingen en niet met de
thesauriegegevens. De thesauriegegevens geven een
beeld van de aangegane uitgaven op het niveau van de
verzekeringsinstellingen. Zij zijn dus een vrij goede indi-
cator van de evolutie van de geboekte uitgaven en de
gegevens zijn ook sneller beschikbaar dan de boekhoud-
kundige uitgaven. Men kan echter niet uitsluiten dat de
evolutie van de thesauriegegevens afwijkt van de evolu-
tie van de geboekte uitgaven voor geneeskundige ver-
strekkingen omdat ze ook andere uitgaven bevatten. De
HA 50
COM 096
9
26-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frank Vandenbroucke
formele overschrijding van de begrotingsdoelstelling
1999 zal pas exact bekend zijn begin april 2000. Op dat
moment beschikken de diensten van het RIZIV over de
geboekte uitgaven van de verzekeringsinstellingen voor
het dienstjaar 1999.
Ten tweede, een mogelijke overschrijding van 8 miljard
frank op basis van de thesauriegegevens blijft een ra-
ming. Men kan dus niet met zekerheid zeggen dat de
ontsporing effectief 8 miljard frank bedraagt.
De geboekte uitgaven van de verzekeringsinstellingen
zijn bekend tot september 1999. De toename van de
uitgaven in de eerste negen maanden van 1999, in
vergelijking met de eerste negen maanden van 1998,
bedraagt 6,15%. In de hypothese dat de toename op
jaarbasis dezelfde zou zijn als de toename tijdens deze
eerste negen maanden, kan men zich verwachten aan
een overschrijding van 6 miljard frank.
Derhalve kan niemand momenteel exact zeggen wat de
overschrijding voor het dienstjaar 1999 zal zijn. Op basis
van de beschikbare gegevens - en rekening houdende
met een veiligheidsmarge - kan men verwachten dat de
overschrijding wellicht 6 tot 8 miljard frank zal bedragen.
Bij de opstelling van de begrotingsdoelstelling 1999,
tijdens de vorige legislatuur, werd rekening gehouden
met een reeks besparingen voor een totaal pakket van 6
miljard frank, hoofdzakelijk in de sector van de genees-
middelen, waar men 5,8 miljard frank wou besparen. In
deze sector werden echter maar besparingsmaatregelen
genomen voor een bedrag van 1,6 miljard frank.
Op basis van de huidige bepalingen van het koninklijk
besluit op de
knipperlichten vertoonden de volgende
sectoren een risico op beduidende overschrijding, op
basis van de geboekte uitgaven voor het eerste semester
1999 : de thuiszorg verpleegkundigen, de geneesmidde-
len, de dagopnames, de rustoorden voor bejaarden en
de logopedie.
Eerlang zal een analyse worden uitgevoerd op basis van
de geboekte uitgaven, voor het derde trimester cumula-
tief 1999. Dit zal voor de eerste keer gebeuren op basis
van de nieuwe en strengere reglementaire bepalingen
met betrekking tot de
knipperlichten.
Men kan uiteraard aanvoeren dat de behoeften in de
bovengenoemde sectoren zeer groot zijn. Ik doe daar-
over geen uitspraken. Wat bijvoorbeeld de logopedie
betreft, werd erop aangedrongen het budget voor 2000 te
verhogen, wat ook werd gedaan.
Ik haal nu een aantal elementen aan voor het begrotings-
jaar 2000. De begrotingsdoelstelling voor 2000 is vast-
gesteld op 500,7 miljard frank. Daarin zit een pakket
beheersingsmaatregelen voor 9,5 miljard frank maar ook
een reeks positieve maatregelen ten belopen van 2
miljard frank. Ik wil die begrotingsdoelstelling doen res-
pecteren en ik wil dat zowel de uitgavenbeheersings-
maatregelen als de positieve maatregelen worden uitge-
voerd. Gisterenavond heeft de medico-mutualistische
commissie overigens helemaal gevolg gegeven aan de
suggestie die ik had gedaan met betrekking tot het
medisch dossier en de betere bescherming voor mensen
die thuis verblijven en chronisch ziek zijn of boven een
bepaalde leeftijd komen. Dat is een eerste element van
het uitvoeren van een positieve maatregel. Er zal echter
zeker nog meer in de praktijk moeten worden gebracht.
Wat de algemene beheersing van het budget betreft,
verwijs ik naar de publicatie van het koninklijk besluit tot
uitvoering van artikel 51 §4 van de ziekteverzekeringswet
in het
Belgisch Staatsblad. Dat koninklijk besluit be-
paalt wat onder een beduidende overschrijving van een
partie¨le begrotingsdoelstelling of onder het risico daarop
moet worden verstaan. Door dat koninklijk besluit wordt
het huidige systeem van knipperlichten in de geneeskun-
dige verzorging sterk verbeterd, onder meer door te
werken met meer stabiele gegevens. Ik heb dat uitgelegd
voor kerstmis. Men krijgt een mobiel gemiddelde en de
mobiele gemiddelden worden vervolgens met elkaar
vergeleken. Sectoren die een risico op beduidende over-
schrijving vertonen, zullen nu veel minder argumenten
vinden om geen besparingsmaatregelen te moeten ne-
men.
Naast de publicatie van dit koninklijk besluit kan ik
eveneens verwijzen naar de publicatie van de recente
wet van 24 december 1999 die u hebt goedgekeurd.
Daarin is onder andere via artikel 5 voorzien in het
nemen van automatische correctiemaatregelen door de
algemene
raad
wanneer
blijkt
dat
een
bepaalde
overeenkomstencommissie
geen
of
onvoldoende
correctiemaatregelen heeft genomen. We gaan dus wer-
ken met een strengere methodiek.
Ik wens de maatregelen uit te voeren waartoe werd
besloten. Ik wil dat de mechanismen beginnen te werken
en verder wil ik absoluut de hand houden aan de
budgettaire afspraak. Men kan dus niet uitsluiten dat er
bijkomende besparingsmaatregelen nodig zullen zijn in
sectoren waar zich ontsporingen voordoen.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mijnheer de minister, ik
dank u voor de uitleg. Ik meen dat u weet wat er gebeurt
en dat u de overschrijdingen die zich jaar na jaar voor-
doen binnen de ziekteverzekering wil verhelpen. Het
koninklijk besluit inzake de knipperlichten heeft dan toch
iets opgeleverd, namelijk dat u de sectoren die de
overschrijdingen veroorzaken heel snel kunt opsporen.
Daarnaast heb ik uit deze kleine studie kunnen opmaken
dat men reeds na zes maanden voor 1999 heel duidelijk
wist welke grote sectoren verantwoordelijk waren voor de
overschrijding van het budget. Men sprak na zes maan-
den van een overschrijding met ongeveer 7%. Dit was
voornamelijk gesitueerd bij de forfaitaire dagprijs van de
10
HA 50
COM 096
26-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frank Vandenbroucke
ziekenhuizen, ongeveer 19%; bij de bandagisten, 17%;
bij de revalidatie, 17% en bij de geneesmiddelen, 10%.
Dit wijkt wat af van de knipperlichten maar die vormen
waarschijnlijk een onderdeel van dit geheel. Eigenlijk
sukkelen we van jaar tot jaar met deze overschrijdingen.
Ik wil dus nogmaals geloven wat de minister zegt,
namelijk dat dit de laatste keer is en dat we naar een
betere beheersing van de overschrijdingen moeten gaan
onder meer met het koninklijk besluit inzake de knipper-
lichten en het koninklijk besluit dat bepaalt dat het risico
op overschrijdingen moet worden beperkt. Wij zullen
wellicht op 1 april weten wat de stand van zaken voor
1999 is. Het is echter zeer raadzaam om de uitgaven op
de voet te volgen.
Mevrouw Kathleen van der Hooft (VLD) : Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor zijn uiteenzetting.
Uiteraard zijn wij er ons van bewust dat nog niet alle
cijfers gekend zijn. Mijn vraag over de sectoren waarin de
overschrijdingen zich voordoen was geen aanval op deze
sectoren. Het zijn immers effectief sectoren die nood
hebben. De vraag is alleen of bepaalde sectoren niet
onderschat worden terwijl andere overschat worden als
men met de begrotingscijfers bezig is. Ik zal niet zeggen
dat wij voor april in hoopvolle verwachting verkeren, maar
wij zijn zeker waakzaam voor wat wij dan te horen zullen
krijgen.
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
minister, ik sluit mij daarbij aan. Uiteraard weet ik dat er
een koninklijk besluit met betrekking tot de
knipperlich-
ten
bestaat. U hebt duidelijk aangegeven dat u hiermee
rekening zult houden en waar nodig zult optreden. Het is
belangrijk dat maatregelen worden genomen voor het
jaar 1999. In de geneesmiddelensector werden ten be-
lope van 4 miljard maatregelen die waren genomen niet
uitgevoerd. Jaar na jaar stellen we in dezelfde sector een
stijging van de uitgaven en een stijging van het budget
vast. Er worden steeds maatregelen genomen, maar ze
worden nooit uitgevoerd. Ik heb begrepen dat u de
nodige conclusies voor 1999 zult trekken als de uitein-
delijke cijfers in april zouden aantonen dat dit noodzake-
lijk is. Ik hoop dat dit niet het geval zal zijn, maar als het
moet dan moet het. Ook heb ik begrepen dat u in de
toekomst erop zult toezien dat de uitgaven het voorop-
gestelde budget niet overschrijden.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Question orale de M. Bruno Van Grootenbrulle au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
l'admission au remboursement INAMI des inhibi-
teurs de l'ace´tylcholine este´rase
Mondelinge vraag van de heer Bruno Van Grooten-
brulle aan de minister van Sociale Zaken en Pensioe-
nen over
de RIZIV-terugbetaling van inhibitoren van
acetylcholine-esterase
(nr. 790)
M. Bruno Van Grootenbrulle (PS) : Monsieur le pre´si-
dent, monsieur le ministre, chers colle`gues, le vieillisse-
ment croissant de la population belge a pour conse´-
quence que le nombre de personnes souffrant de la
maladie d'Alzheimer est en constante augmentation de-
puis vingt ans. Cette maladie qui entrai^ne une de´te´riora-
tion progressive des cellules nerveuses du cerveau des
personnes atteintes repre´sente, pour les malades mais
e´galement pour la socie´te´ dans son ensemble, un pro-
ble`me e´conomique, social et me´dical.
Actuellement, il n'existe aucun me´dicament curatif. Ce-
pendant, un groupe de me´dicaments appele´s
inhibiteurs
de l'ace´tylcholine este´rase
et comprenant entre autres
Aricept, Cognex, Exelon et Me´trifonate, permet une
ame´lioration ou un arre^t de la de´te´rioration des faculte´s
cognitives et du fonctionnement chez les patients dans
les phases initiale et interme´diaire de la maladie.
Un communique´ de votre pre´de´cesseur, le ministre Colla,
date´ du 16 juillet 1998, a e´value´ le cou^t de l'utilisation
d'un me´dicament tel que l'Aricept a` 40 000 FB sur une
base annuelle. Or, ce type de me´dicament ne fait l'objet
pour l'instant d'aucun remboursement de la part de
l'INAMI.
M. le ministre pourrait-il me dire si des demandes d'ad-
mission au remboursement sont a` l'examen par les
instances de l'INAMI ? Si oui, quand leur remboursement
peut-il e^tre envisage´ ? Si non, M. le ministre pourrait-il
faire proce´der a` une e´tude sur l'opportunite´ d'inscrire ces
me´dicaments sur la liste des spe´cialite´s pharmaceuti-
ques faisant l'objet d'un remboursement ? Pourrait-il
notamment intervenir aupre`s du conseil technique des
spe´cialite´s pharmaceutiques et du comite´ de gestion du
service des soins de sante´ de l'INAMI afin que ces
organes d'avis proposent l'admission au remboursement
de ces me´dicaments ?
J'ajoute que Mme De Galan avait donne´ des instructions
a` l'INAMI pour que le remboursement des me´dicaments
destine´s aux malades chroniques soit examine´ de fac¸on
prioritaire.
M. Frank Vandenbroucke, ministre : Monsieur le pre´si-
dent, chers colle`gues, a` l'heure actuelle, trois spe´cialite´s
ont e´te´ enregistre´es en Belgique pour le traitement
symptomatique des
formes le´ge`res a` mode´re´es de la
de´mence d'Alzheimer
.
La premie`re spe´cialite´, la tacrine (de la marque Cognex)
a e´te´ refuse´e il y a quelque temps au remboursement par
l'INAMI. Les motifs de cette de´cision e´taient qu'il y avait
HA 50
COM 096
11
26-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frank Vandenbroucke
des preuves de l'efficacite´ au niveau cognitif, mais pas au
niveau de l'autonomie et qu'il y avait des effets secon-
daires importants au niveau du foie. L'he´patotoxicite´ de
ce me´dicament exclut donc sa prise en conside´ration
pour un remboursement.
Deux autres spe´cialite´s, le donezepil (Exelon) et la
rivastigmine (Aricept) sont cependant a` l'e´tude a` l'INAMI.
Si ces me´dicaments ne pre´sentent plus l'he´patotoxicite´
de la tacrine, leur efficacite´ est a` peu pre`s la me^me, pour
autant qu'on puisse en juger en l'absence d'e´tudes
comparatives. Par conse´quent, ils apportent une certaine
ame´lioration des fonctions cognitives et du fonctionne-
ment quotidien du patient. Toutefois, rien ne prouve que
le degre´ de besoin de soins diminue. L'ame´lioration
prouve´e est me´diocre et ne se produit pas chez tous les
malades.
Quel en est le cou^t ? Le cou^t minimal de ces me´dica-
ments est de 135 francs par jour. Ne´anmoins, le cou^t
peut doubler pour certains patients en fonction de la
posologie. En effet, il existe une tendance a` augmenter la
dose ordinaire lorsque la tole´rance du patient est bonne.
Le nombre de patients atteints de la maladie d'Alzheimer
en Belgique est e´value´ a` 100 000. Si l'on prend en
conside´ration les indications reconnues - la maladie
n'e´tant ni a` un stade pre´coce ni a` un stade avance´ -, ainsi
que l'estimation du nombre de patients suivant dans la
pratique une the´rapie indique´e, le marche´ potentiel de
cette me´dication porte sur 15 000 a` 20 000 patients. Le
budget total est donc de 739 a` 985 millions de francs.
Si une proce´dure doit e^tre engage´e pour prendre ces
patients en traitement, il faut d'abord poser un diagnostic
et puis appliquer le traitement. Cependant, si la maladie
s'aggrave, le traitement doit e^tre arre^te´.
Mais la progression de la maladie est impre´visible, ce qui
implique que l'appre´ciation de l'efficacite´ des me´dica-
ments ne peut se faire que par des e´tudes contro^le´es.
L'appre´ciation sur une base individuelle est tre`s difficile.
L'ide´e que l'on pourrait, apre`s quelques mois de the´rapie
expe´rimentale, dire qui re´agit et qui ne re´agit pas n'est
probablement pas fonde´e. De me^me, il est vain de croire
que l'on pourrait aise´ment arre^ter la the´rapie une fois que
le patient se trouve dans un stade avance´. Psychologi-
quement, il est souvent impossible de dire a` un malade
que sa situation a empire´ et qu'il faut arre^ter la the´rapie;
bien que ce soit me´dicalement tout a` fait correct.
Les avis du CTSP et du comite´ de l'assurance ne me
sont pas encore parvenus a` ce jour. J'ai cependant
appris que l'avis du CTSP contient certaines conditions.
Premie`re condition : le cou^t journalier du traitement de la
maladie d'Alzheimer par des spe´cialite´s pharmaceuti-
ques ne peut pas de´passer 138 francs (prix de vente au
public), inde´pendamment de la dose dont chaque patient
individuel a besoin.
Deuxie`me condition : la base de remboursement d'Ari-
cept doit diminuer de 50%.
Troisie`me condition : un budget distinct de 600 millions
de francs doit e^tre pre´vu pour le traitement de la maladie
d'Alzheimer par des spe´cialite´s pharmaceutiques, en
dehors du budget pre´vu pour les me´dicaments, e´tant
donne´ qu'actuellement, le conseil ne conside`re pas le
remboursement de ce traitement comme prioritaire. Le
conseil conside`re donc ce budget comme un facteur
exoge`ne.
Cela nous rame`ne a` une discussion que nous avons de´ja`
eue dans cette commission, a` savoir, est-ce qu'on peut
jouer avec ce facteur et comment faut-il alors juger toute
la pre´sentation du budget ?
Certains membres du conseil ont souligne´ e´galement
qu'ils conside`rent comme insuffisante la preuve de l'effi-
cacite´ de ce me´dicament.
Ma conclusion est la suivante.
1. Il s'agit de me´dicaments dont l'effet est me´diocre chez
certains patients.
2. Il semble tre`s malaise´ d'e´tablir des crite`res contro^la-
bles lorsque seuls les patients qui pre´sentent des formes
le´ge`res a` mode´re´es de la maladie d'Alzheimer rec¸oivent
le me´dicament. Comment e´viter que toute personne
souffrant d'oublis se voie prescrire le me´dicament ?
Comment mettre fin au traitement parce qu'il est ineffi-
cace, alors que ces me´dicaments n'ont qu'un effet me´-
diocre, pratiquement inde´celable, chez l'individu ? Il est
en effet tre`s difficile d'e´valuer la the´rapie au niveau
individuel. Comment vaincre la pression psychologique
pour ne pas arre^ter le traitement, me^me lorsque l'e´tat du
patient aura e´volue´ vers un stade trop avance´ ?
3. Ce traitement reste cou^teux et, jusqu'a` pre´sent, nous
n'avons trouve´ aucun moyen pour contraindre les firmes
a` diminuer les prix en cas d'augmentation du volume de
la consommation. De tels me´canismes sont en pre´para-
ton, mais ils ne sont pas encore pre^ts aujourd'hui.
Pour toutes ces raisons, je n'envisage pas encore le
remboursement de ces me´dicaments mais je poursuis
l'examen du dossier.
M. Bruno Van Grootenbrulle (PS) : Monsieur le pre´si-
dent, je remercie le ministre des mesures qu'il pourrait
prendre dans le cadre du traitement de la maladie
d'Alzheimer.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
12
HA 50
COM 096
26-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van mevrouw Magda De Meyer aan
de minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu en aan de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen over
de problemen van al-
lochtonen op het vlak van gezondheid en de toegang
tot de gezondheidszorg
(nr. 831)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen)
Question orale de Mme Magda De Meyer a` la ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement et au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur
les proble`mes
des allochtones en matie`re de sante´ et d'acce`s aux
soins de sante´
(La re´ponse sera donne´e par le ministre des Affaires
sociales et des Pensions)
Mevrouw Magda De Meyer (SP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, in het jongste jaarboek Armoede
van Jan Vrancken, staat de boude bewering dat drem-
pels de toegang tot de gezondheidszorg voor allochtonen
bemoeilijken en dat adequate voorzieningen ontbreken.
In het boek wordt verslag gegeven van een aantal
projectmatige onderzoeksresultaten van de voorbije tien
jaar die enerzijds, wijzen op een verschillend ziektebeeld
tussen allochtonen en autochtonen en anderzijds, aan-
tonen dat beide groepen op een verschillende wijze een
beroep doen op de gezondheidszorg. Bovendien blijkt de
kwaliteit van de gezondheidszorg ten aanzien van de
allochtonen niet altijd optimaal te zijn.
Wat het verschillend ziektebeeld betreft wordt in het boek
vermeld dat onderzoeksresultaten wijzen op twee- tot
driemaal hogere TBC-incidentie bij Turken en Marokka-
nen, alsook op een hogere frequentie van diabetes,
maagzweren en dergelijke. Bovendien zou ook de peri-
natale
mortaliteit
significant
hoger
liggen
bij
de
allochtonenbevolking.
Eveneens uit onderzoek blijkt dat Turken en Marokkanen
minder een beroep doen op de gezondheidszorg; zij
wachten langer alvorens de huisarts te raadplegen en
doen minder een beroep op preventieve zorg.
De kwaliteit van de gezondheidszorg blijkt enorm te
leiden onder communicatieproblemen. Blijkbaar wordt
voortdurend een te grote voorkennis verondersteld en
wordt niet-verbale communicatie verkeerd gei¨nterpre-
teerd.
Dit heeft echter belangrijke gevolgen en ook in dat
verband blijkt uit onderzoek dat er bij allochtonen meer
technische onderzoeken worden uitgevoerd, dat zij vaak
langer in observatie worden gehouden, dat zij vaker na
hun ontslag met vermijdbare complicaties opnieuw in het
ziekenhuis belanden. Kortom, alles blijkt het gevolg te
zijn van gebrekkige communicatie.
Bovendien speelt taboe rond seks en zwangerschap nog
een bijkomende rol bij de vrouwelijke allochtonen.
De overheid trachtte dit te verhelpen via het project van
de interculturele bemiddelaar. Het was een goed project
dat in 1998 echter ten einde liep en aan een evaluatie
werd onderworpen. Uit die evaluatie blijkt dat de inter-
culturele bemiddelaar in de gezondheidszorg aan een
grote nood tegemoetkwam en dat de waardering bij de
patie¨nten erg hoog lag.
Daarnaast toonde de evaluatie echter aan dat het sys-
teem een aantal handicaps vertoonde, zoals een te
beperkte kennis van de hulpverleners zelf om het
communicatieprobleem tussen hen en de allochtonen te
erkennen, tekorten in de opleiding van de bemiddelaars
en een te lage status van de bemiddelaars in de
ziekenhuishie¨rarchie.
Via een ministerieel besluit werd de aanstelling van
interculturele bemiddelaars in de gezondheidszorg effec-
tief. Hoewel normaal gezien vanaf 1 januari 1999 in
middelen zou worden voorzien, werden de ziekenhuizen
voor deze functie naar verluidt pas in december 1999
bezoldigd. Slechts een vijfentwintigtal ziekenhuizen zou-
den beschikken over een cultureel bemiddelaar en bo-
vendien zouden sommige ziekenhuizen de middelen
oneigenlijk aanwenden voor bezoldiging van personen
die geen enkele allochtone taal machtig zijn. Anderzijds
is het niet voldoende dat de bemiddelaar een allochtone
taal beheerst, in die zin zou een pool van bemiddelaars
een interessante piste zijn.
Zowel de onderzoeksresultaten als de feiten bewijzen dat
het belangrijk is de functie van intercultureel bemiddelaar
met argusogen te blijven volgen.
Mijnheer de minister, tot op heden gebeurde slechts
projectmatig onderzoek terzake, maar ware het niet
aangewezen een variabele in te bouwen in bestaande
databanken, zodat etnische gezondheidspatronen zicht-
baar worden ? Meent u niet dat het probleem verder
moet worden uitgespit in de Belgische gezondheids-
enque^te ? Vereist die doelgroep volgens u geen specifiek
beleid, aangezien het probleem verder reikt dan louter
sociaal-economische achterstelling ?
Hoe zal het significant verhoogd risico op perinatale
sterfte en babysterfte worden aangepakt ?
In welke mate werd gevolg gegeven aan de opmerkingen
omtrent de gebreken van het project van interculturele
bemiddelaars ? Hebt u enig zicht op eventuele misbrui-
ken in verband met de functie van interculturele bemid-
delaars ? Is het uitgetrokken budget van 30 miljoen
toereikend ?
HA 50
COM 096
13
26-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda De Meyer
Tot slot, mijnheer de minister, had ik graag vernomen of
er reeds plannen bestaan om informatiecampagnes te
voeren omtrent geneesmiddelen ten aanzien van de
allochtonen ?
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer de voorzitter,
collega's, in antwoord op de vragen van mevrouw De
Meyer in verband met de specifieke gezondheids-
problemen van allochtonen en de lagere toegankelijkheid
van de zorg voor deze groep, verwijs ik naar een
onderzoek uit 1995-1997 onder leiding van professor
Louckx naar de haalbaarheid van etnische registratie.
Uit de conclusies en aanbevelingen van het onderzoek-
steam blijkt dat er methoden bestaan om etnische min-
derheden in databestanden rond gezondheid zichtbaar te
maken. Het volstaat een adequate variabele, de wijze
waarop men het begrip etniciteit invult en operationali-
seert, in te voeren.
Ook blijkt dat de invoering van een dergelijke etnische
variabele niet eenvoudig is en dat zij intensief moet
worden begeleid, zowel bij de instanties die de registratie
uitvoeren als bij de personen aan wie de vragen worden
gesteld.
Om deze gegevens te kunnen aanwenden voor het
bepalen en implementeren van specifieke beleids-
interventies - dat is toch het doel van het verzamelen van
gegevens - is het opnemen van andere variabelen, zoals
de sociaal-economische status noodzakelijk.
Specifiek wat uw bezorgdheid voor de toegankelijkheid
betreft, wijs ik erop dat registraties op het niveau van
hulpverleningsinstellingen, zoals ziekenhuizen, op zich
ongeschikt zijn om de toegankelijkheid of ontoegankelijk-
heid in te schatten. Ook moet worden opgemerkt dat de
invoering van een etnische variabele op dit moment
juridisch niet kan in dit land, behalve in uitzonderlijke
gevallen.
Bovendien mogen we niet uit het oog verliezen dat het
opnemen van een etnische variabele het risico inhoudt
dat de gegevens zullen worden gebruikt tegen de belan-
gen van de etnische minderheden, bij
victim blaming of
verregaand misbruiken of manipuleren van gegevens.
Naar aanleiding van uw tweede vraag, kan ik bevestigen
dat de Belgische gezondheidsenque^te enkele, zij het
beperkte, mogelijkheden biedt voor het in kaart brengen
van de gezondheidsproblemen van etnische minderhe-
den. Zoals altijd rijst het probleem dat de aantallen
allochtonen die werden bevraagd aan de lage kant zijn
en dat er dus een probleem van grootte van steekproef
is. De allochtone gezinnen maakten 13,5% uit van de
ondervraagde huishoudens. Dit probleem kan gedeelte-
lijk worden opgelost door verschillende etnische groepen
samen te brengen, zoals het WIV heeft gedaan om de
gezondheidsproblemen van etnische minderheden in
kaart te brengen.
Uiteindelijk werkte men met drie categoriee¨n : Belgen,
Unieburgers en niet-Unieburgers. Voor de laatste twee
categoriee¨n moeten we opmerken dat de nationaliteiten
zeer heterogeen zijn samengesteld.
Uiteraard zijn voor deze bevolkingsgroep - zoals voor
andere doelgroepen - specifieke maatregelen nodig op-
dat het effect van de aangeboden gezondheidszorg
hetzelfde zou zijn en de achterstand op de toegang tot de
gezondheidszorg zou worden weggewerkt.
Op dit ogenblik hebben we slechts een zeer fragmenta-
rische kijk op de punten waarop de gezondheidszorg
voor allochtonen tekortschiet. We weten dat zich zeer
grote communicatieproblemen voordoen en dat de
prenatale begeleiding van allochtone vrouwen onvol-
doende is. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat de ambu-
lante geestelijke gezondheidszorg te weinig toegankelijk
is en dat veel preventieprojecten deze groepen onvol-
doende bereiken.
Een belangrijk onderdeel van het gezondheidsbeleid
voor allochtonen dient te bestaan uit het verhogen van
cross-culturele vaardigheden van alle hulpverleners.
Ten
slotte
moet
het
beleid
niet
alleen
een
gezondheidszorgbeleid zijn, maar ook een gezondheids-
beleid. Ik verwijs hier naar inzichten die ook in het
rapport-Peers sterk werden beklemtoond.
U haalt ook de problematiek van de prenatale begelei-
ding van allochtone vrouwen aan, in het licht van de
verhoogde perinatale mobiliteit en mortaliteit van de
groep. Ik denk dat de doelgroepen voldoende op de
hoogte moeten zijn van het bestaan en het belang van
dat onderdeel van de gezondheidszorg, alvorens men
kan verwachten dat ze er effectief gebruik van maken.
Voorlichting is echter geen federale bevoegdheid. Een
mogelijke federale inbreng zou kunnen bestaan uit het
inzetten hiervoor van de bemiddelaars verbonden aan de
ziekenhuizen. In sommige ziekenhuizen gebeurt dit al,
maar niet op een systematische wijze.
Het budget voor de interculturele bemiddelaars bedraagt
30 miljoen frank. Dit bedrag is 50% hoger dan het bedrag
dat vorig jaar was vastgelegd. Hierdoor zullen de zieken-
huizen die in 1999 werden gekozen in 2000 over vol-
doende
middelen
beschikken
om
een
halftijdse
bemiddelingsfunctie in te vullen. Zo kunnen eventueel
nieuwe aanvragen van andere ziekenhuizen en psychia-
trische instellingen gehonoreerd worden. Of deze midde-
14
HA 50
COM 096
26-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frank Vandenbroucke
len toereikend zullen zijn, hangt af van de werkelijke
behoefte aan bemiddeling, die op dit ogenblik niet ge-
kend is. De werkzaamheden van de coo¨rdinatiecel Inter-
culturele Bemiddeling zullen op dit vlak veel duidelijk
maken.
Er zijn ook bijkomende middelen nodig voor de correctie
van sociale factoren. In 2000 is in dit verband 110 miljoen
vastgelegd voor ziekenhuizen die op basis van patie¨nten-
karakteristieken een uitgesproken sociaal profiel verto-
nen. Bijkomend is 110 miljoen vrijgemaakt voor zieken-
huizen die op basis van patie¨ntendossiers aantonen dat
sociale factoren een invloed hebben gehad op de
verblijfsduur.
De begeleiding en opvolging van de interculturele bemid-
delaars in de ziekenhuizen zal gebeuren door de recent
opgerichte coo¨rdinatiecel Interculturele Bemiddeling. Die
cel zal onder meer door aanwezigheid in de ziekenhuizen
zelf de situatie onderzoeken. In geval van misbruiken zal
worden ingegrepen. De idee om met een groep van
bemiddelaars te werken is zeer interessant. Uit contacten
met de meeste ziekenhuizen blijkt dat hiertoe een be-
hoefte bestaat. Enkel in Brussel bestaat reeds een
dergelijke
groep.
Er
moeten
dan
ook
regionale
bemiddelingsgroepen worden opgericht. Dit behoort ech-
ter tot de bevoegdheden van de Gemeenschappen. Ik wil
absoluut met de suggesties van het lid rekening houden.
Het voorstel om binnen de verwachte publiekgerichte
informatiecampagne met betrekking tot de geneesmid-
delen specifiek met deze doelgroep rekening te houden
vond ik zeer interessant. Om efficie¨nt te zijn moeten
dergelijke campagnes trouwens specifiek op een doel-
groep zijn gericht.
Mevrouw Magda De Meyer (SP) : Mijnheer de voorzitter,
de minister had het over het verhogen van de inter-
culturele vaardigheden van alle hulpverleners. Denkt hij
in dit verband aan programma's tijdens de opleiding ?
Minister Frank Vandenbroucke : Ook hier ben ik niet
bevoegd om een antwoord te geven, maar het is in elk
geval mijn bedoeling.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Yolande Avontroodt
aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over
de financiering van centra voor dagverzorging
voor zwaar zorgbehoevende bejaarden
(nr. 813)
Question orale de Mme Yolande Avontroodt au minis-
tre des Affaires sociales et des Pensions sur
le
financement des centres de soins de jour pour les
personnes a^ge´es fortement tributaires de soins
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Mijnheer de voor-
zitter, de Ministerraad van 12 januari heeft zoals de
minister had aangekondigd beslist een tegemoetkoming
in te stellen en een stimulerend beleid te voeren ten
aanzien van de centra voor dagverzorging voor zwaar
zorgbehoevende bejaarden. In de eerste plaats wens ik
mijn steun voor dit initiatief kenbaar te maken; het is een
belangrijke stap voor een gedifferentieerd bejaarden-
beleid en zeker voor het stimuleren van de thuiszorg
waardoor bejaarden zo lang mogelijk in hun huiselijk
milieu kunnen verblijven en hun autonomie kan worden
verzekerd.
Ik heb echter wel enkele specifieke vragen rond de
voorwaarden die aan deze steun zijn gekoppeld. Ik
beschik alleen over informatie uit de pers, maar ik heb
vernomen dat de tegemoetkoming enkel is bedoeld voor
zwaar zorgbehoevenden. In een beleid dat de thuiszorg
stimuleert en de periode waarin de bejaarde autonoom is
wil verlengen, lijkt mij dit niet voor de hand te liggen. Ik
zou deze middelen ook in een eerste fase aanwenden
voor de gewone zorgbehoevenden. Hierdoor kan de
periode van autonoom thuisblijven worden verlengd. Om
die reden vraag ik de minister wat zijn mening is over de
voorwaarde dat de middelen enkel worden gebruikt voor
de zwaar zorgbehoevenden.
Mijn tweede vraag sluit zeker aan bij de zorg voor het
voeren van een creatief en innovatief bejaardenbeleid.
De minister onderstreept dat een structurele band met
een rusthuis moet bestaan. Ik besef dat er aan instellin-
gen voordelen zijn verbonden : ze beschikken over per-
soneel en eventueel ook over infrastructuur. Ik vraag de
minister of een samenwerkingsverband met een be-
staande instelling volstaat zodat de continui¨teit van de
zorg en een terugvalpositie kan worden gegarandeerd.
Teneinde nieuwe initiatieven niet de kop in te drukken
zou het goed zijn dat prive´-instellingen of nieuwe instel-
lingen in aanmerking worden genomen. Natuurlijk moe-
ten ze voldoen aan de kwaliteitscriteria die de overheid
vooropstelt.
Een derde punt is dat dagelijks een minimum van zes uur
moet worden opgenomen. Ik meen dat dit niet overeen-
komt met de ree¨le behoeften. Ik denk aan de opvang van
ouderen door gezinsleden die deeltijds werken of aan de
ondersteuning van de thuiszorger die niet werkt. Voor
dergelijke categoriee¨n zal vier uur hulp per dag waar-
schijnlijk volstaan. Ik begrijp niet waarop de minister zich
baseert voor de voorwaarde van zes uur hulp per dag.
Ten vierde, wens ik van de minister te weten hoe hij een
dubbele financiering van de thuiszorg meent te voorko-
men. Deze bedreiging bestaat als er tegelijk sprake is
van thuiszorg in het eigen milieu en hulp. Ik neem aan dat
niet op voorhand een contract moet worden gesloten om
naar een dagcentrum te gaan.
HA 50
COM 096
15
26-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Yolande Avontroodt
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer de voorzitter,
collega's, allereerst wil ik opmerken dat het ministerieel
besluit waarnaar u verwijst en dat onderwerp is van uw
vragen, aan mij nog niet is voorgelegd en dus ook nog
niet is bekrachtigd. Ik kan u wel meedelen dat het op de
agenda stond van het Verzekeringscomite´ van 10 januari
jongstleden en mij ongetwijfeld eerstdaags zal worden
bezorgd. Zodra dat het geval is en ik formeel word
ingelicht over de opmerkingen die werden gemaakt door
het Verzekeringscomite´, zal ik het grondig bestuderen en
beslissingen nemen. Hoewel de punten die u hebt aan-
gehaald het overwegen waard zijn, is het voorbarig nu
mijn conclusies mee te delen.
Toch stel ik het op prijs toelichting te verstrekken in
verband met de dagverzorgingscentra.
Cruciaal om weten is dat de criteria of de bepalingen
waarover u vragen stelt, zo goed als integraal zijn
vastgelegd in het Protocol van 9 juni 1997, dat is afge-
sloten tussen de federale regering en de overheden
bedoeld in de artikelen 128, 130 en 135 van de Grond-
wet. Dat Protocol is door de Ministerraad van 12 februari
1999 goedgekeurd door alle vertegenwoordigers van de
bevoegde overheden. Het is ondertekend op 25 mei
1999 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 20
oktober 1999.
Vele punten die u hebt aangehaald zijn in het Protocol
opgenomen. Er is onder meer de bepaling dat centra
voor dagverzorging slechts personen kunnen opnemen
die minstens in de categorie B zitten van de in de
rusthuizen gebruikte KATZ-schaal. De reden waarom
deze voorwaarde is opgenomen is de volgende. De
filosofie van de dagverzorgingscentra bestaat erin de
zorgbehoevende bejaarde een kans te bieden om over-
dag opvang in zorgverlening te vinden in een aangepast
milieu, terwijl hij aldus toch de mogelijkheid behoudt om
's avonds en tijdens de nacht bij een van zijn familieleden
te verblijven. Op deze manier bieden wij een antwoord op
een evolutie in de gezinsstructuur.
Men stelt hierbij de vraag wie wordt gefinancierd in de
dagverzorgingscentra. De dagverzorgingscentra staan
ook open voor minder zwaar zorgbehoevende bejaarden
of de O- en A-zorgbehoevenden. Deze patie¨nten kunnen
rekenen op een tegemoetkoming via de nomenclatuur
van de geneeskundige verstrekkingen. De voorwaarde
om minstens categorie B te scoren is alleen noodzakelijk
om recht te hebben op het forfait.
Dagverzorgingscentra zijn nieuw. De gehanteerde crite-
ria zullen ongetwijfeld evolueren omdat we ze zullen
evalueren, zoals trouwens is bepaald in het Protocol. Ik
ben bereid in het kader van die evaluatie specifieke
aandacht te vragen voor een eventuele versoepeling van
het criterium zorgbehoevendheid als voorwaarde voor
het verkrijgen van het forfait.
U had een vraag over het transport van de rechthebben-
den. De erkenningsvoorwaarden van de Gemeenschap-
pen voor de centra voor dagverzorging voorzien in de
verplichting van de instelling om te zorgen voor aange-
past vervoer.
Een andere bepaling is dat de opening van een plaats in
een centrum voor dagverzorging verplicht moet samen-
gaan met de sluiting van een bed in een rustoord of met
de niet-openstelling van een rustoordbed die geprogram-
meerd is voor het lopende jaar. De verplichting van de
structurele band heeft tot doel de diverse mogelijkheden
in het aanbod van de bejaardenverzorging te verbinden.
Men ging ervan uit dat in het aanbod een zekere her-
schikking moest plaatsvinden. Dat is integraal opgeno-
men in het Protocol.
Er is de bepaling dat een forfaitaire tegemoetkoming pas
wordt gegeven wanneer de persoon minstens 6 uur in het
dagcentrum is opgenomen. Naar mijn mening hebt u
dienaangaande een interessante bedenking gemaakt,
door bijvoorbeeld te verwijzen naar deeltijdse arbeid.
Hetgeen u zegt is terecht, hoewel men bepaalde beper-
kingen moet inbouwen. Het is een zaak waarover ik wil
nadenken in de loop van het proces.
Wat de dubbele financiering betreft, wens ik de tekst van
artikel 4 van het protocol te citeren :
De toekenning van
het dagforfait vormt geen beletsel voor de terugbetalin-
gen zoals bedoeld in artikel 34, 1° b van de wet betref-
fende de verplichte verzekering geneeskundige verzor-
ging en uitkeringen, gecoo¨rdineerd op 14 juli 1994
. Dit
artikel slaat op de verpleegkundige verstrekkingen. Het
koninklijk besluit van 13 juni heeft deze bepaling reeds
verder verfijnd. Er is geen cumul mogelijk tussen een
forfait
dagverzorgingscentrum en een forfait voor ROB
of RVT.
Vraag is wat er gebeurt met de forfaits in de thuis-
verpleging.
Iemand
die
overdag
in
een
dag-
verzorgingscentrum verblijft, kan 's avonds verzorging
nodig hebben. We zullen deze problematiek moeten
bestuderen.
Ik herhaal dat ik het advies van het verzekeringscomite´
afwacht. Op het ogenblik dat de centra volledig operatio-
neel zijn, zal een evaluatie worden gemaakt. Deze com-
missie zal de gelegenheid krijgen hierover van gedach-
ten te wisselen.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Mijnheer de mi-
nister, mijn vraag was just in time. Dat is, mijns inziens,
een toegevoegde waarde van het parlement. Bent u
bereid het protocol aan de leden van de commissie toe te
zenden ?
Minister Frank Vandenbroucke : U vindt de tekst in Het
Belgisch Staatsblad van 20 oktober 1999.
16
HA 50
COM 096
26-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : U hebt gezegd
dat het bijzonder moeilijk zal zijn om al de prestaties in
een dagcentrum in de nomenclatuur op te nemen.
Minister Frank Vandenbroucke : Dit geldt zeker voor de
verzekerden die niet tot de categorie B behoren.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Is het correct dat
de verpleegkundige van de betrokken patie¨nt prestaties
kan leveren in het dagcentrum ?
Minister Frank Vandenbroucke : Mevrouw, ik kan uw
vraag niet beantwoorden omdat ik niet al de details van
dit zeer technische probleem ken.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Zijn er reeds
dagcentra operationeel ?
Minister Frank Vandenbroucke : Ik vestig uw aandacht
erop dat het besluit terzake nog niet is gepubliceerd.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De mondelinge vraag nr. 828 van de heer Luc Goutry
werd ingetrokken. Ze wordt vervangen door de monde-
linge vraag nr. 893 van mevrouw Trees Pieters die later
tijdens deze vergadering zal worden gesteld.
Question orale de M. Daniel Bacquelaine au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur
le centre
neurologique de Fraiture
Mondelinge vraag van de heer Daniel Bacquelaine
aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over
het neurologisch centrum van Fraiture
(nr. 836)
M. Daniel Bacquelaine (PRL FDF MCC) : Monsieur le
pre´sident, monsieur le ministre, ma question porte sur le
centre neurologique de re´adaptation fonctionnelle de
Fraiture. Je sais combien vous e^tes sensibilise´ a` la
ne´cessite´ de conside´rer les maladies chroniques comme
relevant d'une priorite´ quant a` l'affectation des presta-
tions et des moyens financiers. Or, ma question concerne
un centre qui s'occupe particulie`rement des scle´roses en
plaques et de maladies neurologiques e´volutives graves.
Le centre neurologique de Fraiture traite habituellement
ces patients. Depuis pre`s de dix ans, ce centre souhaite
obtenir et sollicite le be´ne´fice d'une convention avec
l'INAMI dans le cadre de la re´adaptation fonctionnelle,
convention qui existe dans d'autres centres spe´cialise´s
dans le me^me type de pathologies. Cette demande est
motive´e par le fait que le centre assure des traitements
de tre`s longue dure´e : ces pathologies, en effet, sont
essentiellement chroniques.
A l'heure actuelle, ces traitements sont pris en charge et
rembourse´s uniquement sur la base de la nomenclature
des prestations de soins de sante´, alors que ces presta-
tions sont accompagne´es de limitations en termes de
nombre de se´ances ou d'indications me´dicales; je songe
notamment a` la kine´sithe´rapie.
Ainsi, le centre ne peut actuellement dispenser les
meilleurs soins envers ces pathologies qu'a` partir du
moment ou` cela se fait sans be´ne´ficier du financement
optimal. Voila` qui met en pe´ril l'e´quilibre financier de
l'institution. D'ailleurs, la situation en est au point que
plusieurs demandeurs de soins concerne´s par ce type de
pathologie doivent parfois s'adresser a` d'autres centres,
dont le centre neurologique de Melsbroek, ce qui impose
des de´placements extre^mement difficiles pour ces mala-
des atteints de pathologies handicapantes.
C'est la raison pour laquelle nous vous demandons si
votre ministe`re pourrait suivre l'avis favorable accorde´
par les me´decins directeurs de l'INAMI en ce qui
concerne la convention sollicite´e, de sorte a` trouver une
solution favorable a` ce dossier et a` rendre re´ellement
service aux patients qui souffrent de ce type de patholo-
gies et qui me´ritent sans aucun doute une priorite´ de la
part de la politique de sante´ dans notre pays.
M. Frank Vandenbroucke, ministre : Monsieur le pre´si-
dent, chers colle`gues, il est vrai qu'en sa se´ance du
14 avril 1999, le colle`ge des me´decins directeurs a donne´
un avis de principe favorable a` la demande de conven-
tion spe´cifique pour patients atteints de scle´rose en
plaques de Fraiture.
Le cou^t estime´ e´tait de 35 millions de francs. Il est vrai
que ce projet ne peut pas actuellement e^tre accorde´ pour
des motifs d'ordre budge´taire. En effet, selon les dernie`-
res constatations effectue´es le 19 novembre 1999 par la
commission de contro^le budge´taire, sur la base notam-
ment des montants comptabilise´s pendant les deux
premiers trimestres de 1999 dans le secteur de la
re´e´ducation, il n'existe pratiquement plus de marge pour
la re´alisation de nouvelles conventions de re´e´ducation en
2000.
Le colle`ge e´tudie actuellement, a` la lumie`re des de´pen-
ses dans le secteur de la re´e´ducation du troisie`me
trimestre 1999, l'espace budge´taire disponible; le cas
e´che´ant, il de´cidera des projets favorablement rec¸us en
1999, qui pourront e^tre concre´tise´s. Le projet de Fraiture
devrait figurer en bonne place lors de cet exercice.
HA 50
COM 096
17
26-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frank Vandenbroucke
En deux mots, la re´putation du centre de Fraiture est tre`s
positive. Des contacts re´cents m'ont appris qu'il serait
possible de parvenir a` des solutions pratiques, mais le
budget actuel pose proble`me. Ne´anmoins, je souligne
que nous ne restons nullement insensibles a` l'affaire :
nous sommes conscients de la qualite´ des services
offerts par le centre de Fraiture.
M. Daniel Bacquelaine (PRL FDF MCC) : Monsieur le
pre´sident, monsieur le ministre, je suis heureux de cons-
tater que vous e^tes sensible a` la question. Il me semble,
en effet, que le sujet rentre tout a` fait dans le cadre de la
politique du gouvernement, celui-ci s'inte´ressant plus
particulie`rement au proble`me des maladies chroniques.
Comme pour tout, le budget est une question de choix. Et
ceux qui, par malheur, souffrent de ce type de patholo-
gies doivent, selon moi, retenir l'attention particulie`re des
pouvoirs publics. Je me pose toujours la question de
savoir si l'argent consacre´ au remboursement des
consultations dues aux rhumes ou aux entorses est
vraiment bien utilise´ par rapport aux pathologies les plus
graves. Cette question, j'en conviens, est davantage
d'ordre philosophique.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Question orale de M. Richard Fournaux au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur
le be´ne´fice
de l'assurance continue´e dans le chef des fonction-
naires en conge´ politique
Mondelinge vraag van de heer Richard Fournaux aan
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
de voortgezette verzekering ten gunste van ambte-
naren die het politiek verlof genieten
(nr. 848)
M. Richard Fournaux (PSC) : Monsieur le pre´sident,
monsieur le ministre, il y a quelque temps, j'ai interpelle´
votre colle`gue de la Fonction publique au sujet de la
compatibilite´ du statut d'homme (ou femme) politique
avec un statut ancien ou toujours actuel de fonctionnaire.
Lorsqu'un fonctionnaire devient mandataire d'une com-
mune de plus de 80 000 habitants, la loi du 18 septembre
1986 lui impose de se mettre en
conge´ politique d'office
a` temps plein
pour exercer ses fonctions.
Selon l'appellation reprise par le dernier employeur sur
l'attestation de suspension d'activite´, le travailleur-
fonctionnaire, devenu mandataire, se verra attribuer une
qualification et un statut diffe´rent en matie`re de couver-
ture mutuelle.
Faisant suite a` la re´ponse du ministre de la Fonction
publique du 12 janvier dernier relativement aux aspects
strictement
fonction publique, ma question est la sui-
vante : peut-on assimiler les personnes qui be´ne´ficient
d'un conge´ politique aux be´ne´ficiaires de l'assurance
continue´e lorsqu'elles e´taient pre´alablement fonctionnai-
res ou salarie´es ?
Cette question porte davantage sur le statut en matie`re
de se´curite´ sociale que sur les possibilite´s de conge´. La
loi actuelle sur les conge´s politiques ne pre´voit rien en
matie`re de statut de se´curite´ sociale et le syste`me de
conge´ actuel n'est nullement conteste´.
Pour rappel, le libelle´ du formulaire de´livre´ par l'ancien
employeur de´termine le moyen de couverture auquel
peut pre´tendre le be´ne´ficiaire.
M. Frank Vandenbroucke, ministre : Monsieur le pre´si-
dent, chers colle`gues, le
conge´ politique d'office a` temps
plein
est octroye´ selon les dispositions de la loi du 18
septembre 1986. Cette matie`re rele`ve, ainsi que souligne´
dans la question, de la compe´tence du ministre de la
Fonction publique.
Dans le cadre de l'assurance obligatoire soins de sante´
et indemnite´s, la re´glementation ne contient aucune
disposition spe´cifique a` ce type de conge´. Le droit aux
soins de sante´ des fonctionnaires concerne´s sera de´ter-
mine´ en fonction de leur situation au regard du statut des
agents du secteur public.
Si la personne susvise´e se trouve en conge´ pour conve-
nance personnelle, l'article 247, §1er, 20°, a, de l'arre^te´
royal du 3 juillet 1996 portant exe´cution de la loi relative
a` l'assurance obligatoire soins de sante´ et indemnite´s,
coordonne´e le 14 juillet 1994, peut lui e^tre applique´.
Elle pourra donc be´ne´ficier du droit aux soins en sa
qualite´ de titulaire en assurance continue´e et ce, pour
une dure´e e´gale a` celle de la pe´riode pendant laquelle
elle est dispense´e de fournir des prestations. Ce droit est
subordonne´ au paiement de cotisations personnelles
s'e´levant a` 1250 francs par mois.
Par contre, si cette personne ne se trouve pas en conge´
pour convenance personnelle, le droit aux soins de sante´
peut lui e^tre octroye´ sur la base de son inscription au
registre national des personnes physiques. C'est une
application de l'article 32, 15° de la loi coordonne´e
susmentionne´e.
Le paiement d'une cotisation trimestrielle est exige´.
Celle-ci est de´termine´e en fonction du montant des
revenus de son me´nage. Elle peut atteindre 20 514
francs.
M. Richard Fournaux (PSC) : Monsieur le pre´sident, je
remercie le ministre pour sa re´ponse. Je voudrais quand
me^me insister sur un e´le´ment dont j'ai e´galement fait part
18
HA 50
COM 096
26-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Richard Fournaux
a` votre colle`gue : a` partir de l'anne´e prochaine, un
nouveau mode de re´tribution entre en vigueur. Sont
notamment concerne´s, les mandataires, y compris ceux
des communes de moindre importance. Nous nous de-
mandons si cela n'aura pas une influence sur les e´le´-
ments que vous venez de de´crire dans votre re´ponse.
Ne serait-il pas judicieux, monsieur le ministre, qu'avec
votre colle`gue de la Fonction publique, nous fassions le
point sur les implications e´ventuelles de ce changement
vis-a`-vis de la situation en matie`re de couverture sociale
de chacun des mandataires qui pourraient e^tre concer-
ne´s, y compris dans les plus petites communes ?
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Question orale de Mme Marie-The´re`se Coenen au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
la
mise en oeuvre de la carte SIS
Mondelinge vraag van mevrouw Marie-The´re`se Coe-
nen aan de minister van Sociale Zaken en Pensioe-
nen over
de invoering van de SIS-kaart (nr. 862)
Mme Marie-The´re`se Coenen (AGALEV-ECOLO) : Mon-
sieur le pre´sident, monsieur le ministre, au moment ou` je
pre´parais ma question, j'ai eu la possibilite´ de lire votre
re´ponse a` la question de M. Chastel concernant la mise
en route de la carte SIS. Comme le te´le´phone avait
chauffe´, car j'avais rec¸u beaucoup d'appels et d'interpel-
lations a` ce sujet, je rejoins l'inquie´tude quant a` la
difficulte´ et a` la non-pre´paration de cette mise en route de
la carte SIS.
Nous ne sommes pas les seuls, car un journal mutuelliste
voulait ce matin rassurer ses adhe´rents en disant :
Tout
va rentrer dans l'ordre
. J'aimerais cependant encore
e´pingler quelques proble`mes qui n'ont pas e´te´ souleve´s
par M. Chastel.
Les pharmaciens sont oblige´s de travailler avec la carte.
Les clients dont la carte n'est pas en ordre ou qui ne sont
pas couverts a` 100% a` cause de difficulte´s proce´durie`res
lors du dernier trimestre 1999 sont oblige´s d'avancer ou
de prendre en charge la totalite´ du prix des spe´cialite´s,
des pre´parations, etc. Or, suivant ce qui est achete´, cela
peut prendre un temps conside´rable en termes de ges-
tion mutuelliste et de remboursement.
La deuxie`me proble´matique envisageable est la question
des minimexe´s. Ils ont droit a` la couverture sociale mais
les CPAS du pays ne sont pas relie´s a` la Banque-
Carrefour. De nombreuses manipulations administratives
sont ne´cessaires pour traiter l'information dans les diffe´-
rentes mutuelles et pour savoir si un dossier est en ordre
et comple`tement a` jour. Ainsi, beaucoup de minimexe´s
ne sont pas couverts pour ce mois de janvier.
J'ai contacte´ plusieurs ho^pitaux; bien souvent, de`s que la
mutuelle annonce qu'elle couvre l'assure´, ils acceptent
encore la vignette et enregistrent le patient sans pro-
ble`me, sous re´serve d'une mise en ordre. Pour les
pharmaciens, l'affaire est nettement plus difficile, voire
impossible.
Un troisie`me point concerne l'information vis-a`-vis du
public. Cette re´forme fondamentale est tre`s importante et
moderne, et son impact en termes de facilite´ n'est plus a`
de´montrer. Cependant, elle est encore tre`s mal comprise
par le public et engendre un sentiment d'inse´curite´.
Une question m'a e´te´ pose´e par plusieurs intervenants
de terrain de premie`re ligne, ceux qui ont du^ recevoir en
toute urgence de nombreuses personnes pendant ces
trois premie`res semaines de janvier.
N'est-il pas possible, dans le cas ou` une carte n'est pas
en ordre ou encore trop e´trange`re aux pratiques de
l'usager, de travailler en paralle`le avec le syste`me des
vignettes, pendant une pe´riode interme´diaire de trois ou
six mois, voire un an, en fonction des objectifs ?
- Pre´sident : M. Jean-Marc Delize´e
Enfin, vous avez annonce´ a` M. Chastel une re´union de
coordination de l'ensemble des acteurs; elle e´tait pre´vue
pour le 17 janvier. Dans quel sens s'est faite la mise en
route ? Comment l'e´valuez-vous ? Quelles perspectives
d'avenir se dessinent-elles dans ce cadre ?
M. Frank Vandenbroucke, ministre : Monsieur le pre´si-
dent, en re´ponse aux questions de Mme Coenen, j'en-
tends tout d'abord souligner que, de manie`re ge´ne´rale,
l'instauration de la carte SIS se de´roule tre`s bien.
Il ressort d'une e´valuation que le syste`me fonctionne tre`s
bien sur le plan technique. Les pharmaciens et les
ho^pitaux ont correctement installe´ le logiciel. Il n'y aura,
pour ainsi dire, pas de circonstances au cours desquelles
les cartes ne pourront e^tre lues.
Le fait qu'il faille pre´senter syste´matiquement la carte SIS
dans les ho^pitaux et pharmacies en remplacement des
vignettes afin de pouvoir be´ne´ficier du re´gime du tiers
payant est conside´re´ par l'honorable membre comme
une rigidite´ du syste`me. J'en suis tre`s e´tonne´.
Selon moi, il s'agit pluto^t d'une question de changement
de comportement. Il est bien connu que les changements
de comportement demandent un certain temps. Chacun
HA 50
COM 096
19
26-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frank Vandenbroucke
doit, en effet, prendre l'habitude d'avoir la carte SIS de
l'assure´ ou du malade sur soi, tout comme ce fut le cas
pour les vignettes. Je ne vois donc pas tre`s bien en quoi
le syste`me pourrait e^tre rigide.
Quant a` l'obligation d'avoir valide´ sa carte SIS, elle ne
concerne que certains groupes spe´cifiques. Pour plus de
90% des assure´s, aucun proble`me ne se pose actuelle-
ment, puisque pour l'an 2000, les mutualite´s, les phar-
maciens, les ho^pitaux et l'INAMI ont convenu que les
donne´es de la carte SIS ne doivent pas e^tre actualise´es
pour tous ceux dont la situation en matie`re d'assurabilite´
est la me^me en l'an 2000 qu'en l'an 1999. Concre`tement,
le logiciel que les pharmaciens et les ho^pitaux utilisent
pour la lecture de la carte SIS a e´te´ programme´ de telle
sorte que les donne´es stocke´es dans la puce-me´moire
de la carte sont valables jusqu'au 31 de´cembre 2000
pour ces personnes.
En ce qui concerne les groupes spe´cifiques au sein
desquels les proble`mes se posent, on sait, premie`re-
ment, qui en fait partie; deuxie`mement, que le nombre de
personnes concerne´es est limite´ (+/- 6% des assure´s au
de´but de l'anne´e); et troisie`mement, que des mesures
spe´cifiques sont prises a` leur e´gard en vue de re´soudre
les proble`mes.
Il s'agit plus particulie`rement des assure´s dont la situa-
tion en matie`re d'assurabilite´ n'est pas la me^me en 2000
qu'en 1999, parce qu'ils ne sont plus assurables, sont
devenus des travailleurs inde´pendants et se sont as-
sure´s volontairement contre les petits risques - ce sous-
groupe est le plus important en termes de nombre de
personnes concerne´es - et ceux dont la situation en
matie`re d'assurabilite´ est base´e sur des conventions
internationales.
La majorite´ de ces personnes ont de´ja` rec¸u une invitation
e´crite de la part de leur mutualite´ pour faire actualiser les
donne´es de leur carte SIS, ce qui, pour l'instant, ne peut
se faire qu'en se rendant avec la carte aupre`s du guichet
de sa mutualite´.
De surcroi^t, tant les mutualite´s que les pharmaciens et
les unions professionnelles de travailleurs inde´pendants
utilisent tous les canaux utiles afin d'informer les inte´res-
se´s.
Le proble`me devrait donc cesser d'exister tre`s biento^t. La
suggestion de l'honorable membre de pre´voir une pe´-
riode transitoire allant de 3 a` 12 mois pour l'usage des
vignettes de mutuelle ne sera donc pas envisage´e. Ce
n'est pas le moment d'avoir recours a` un moratoire. Il
convient d'exe´cuter cette re´forme. Techniquement, elle
fonctionne de fac¸on impeccable.
Mme Marie-The´re`se Coenen (AGALEV-ECOLO) : Mon-
sieur le ministre, il y a une diffe´rence entre la carte et les
vignettes. Dans les publics les plus fragilise´s dont je
parlais, par exemple les minimexe´s, en cas de perte, on
peut aller a` la mutuelle rechercher des vignettes et avoir
imme´diatement acce`s aux services me´dicaux, tandis que
pour remplacer une carte, il faut payer 100 francs et
attendre au moins deux semaines. Il peut y avoir un
proble`me de couverture pendant ces deux semaines.
Les ho^pitaux que j'ai contacte´s par te´le´phone acceptent
encore les vignettes comme preuve d'affiliation a` une
mutuelle. Ils prennent ensuite un arrangement avec le
secre´tariat de la mutualite´.
Vous ne m'avez pas non plus re´pondu sur les re´unions
entre les CPAS et la Banque-Carrefour.
M. Frank Vandenbroucke, ministre : Je n'ai pas re´-
pondu sur ce point parce qu'il ne figurait pas dans votre
question e´crite. Je ne peux pas improviser une re´ponse,
mais j'ai pris note de vote question et j'en parlerai avec
M. Vande Lanotte.
Mme Marie-The´re`se Coenen (AGALEV-ECOLO) : En
ce qui concerne la re´union de coordination du 17, y a-t-il
des perspectives ?
M. Frank Vandenbroucke, ministre : Oui, tant en ce qui
concerne l'e´valuation qu'en ce qui concerne l'e´largisse-
ment du champ d'action de la carte. L'ide´e est de ne pas
tarder.
L'e´valuation a e´te´ assez positive et les proble`mes que
vous avez e´voque´s sont connus.
Je propose que nous revenions sur ce sujet ulte´rieure-
ment et que nous ayons un de´bat sur le bilan, les
perspectives, etc.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Anne-Marie De-
scheemaeker aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over
de euro (nr. 863)
Question orale de Mme Anne-Marie Descheemaeker
au ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
l'euro (n° 863)b>
Mevrouw
Anne-Marie
Descheemaeker
(AGALEV-
ECOLO) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister,
collega's , op 1 januari start de effectieve invoering van
de euro waarmee wij allemaal moeten leren omgaan,
zowel theoretisch wat het omrekenen betreft, als prak-
tisch wat het hanteren van nieuwe biljetten en munten
betreft. Dat geldt voor iedereen, onze blinde en slecht-
ziende medeburgers incluis. Voor hen vereist dat een
heel specifieke voorbereiding omdat ze het geld gevoels-
matig moeten leren herkennen. In het kader van gelijke
20
HA 50
COM 096
26-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Anne-Marie Descheemaeker
rechten en kansen hebben zij nood aan opgeleide trai-
ners enerzijds, en efficie¨nt en aangepast studiemateriaal
anderzijds. Op informatief vlak moeten zij kunnen be-
schikken over documentatie in braille, in grootletterschrift
of op luistercassettes. Voor de praktische inoefening
hebben zij concreet studiemateriaal nodig om de biljetten
en de munten te kunnen herkennen.
Uiteraard worden er op dat vlak maatregelen genomen
op Europees niveau, maar dat sluit de Belgische verant-
woordelijkheid niet uit.
Mijnheer de minister, zijn er al specifieke voorzieningen
getroffen ? Zo ja, welke zijn dat ? Zijn er de nodige
financie¨le middelen voor vrijgemaakt ? Bestaan er al
effectieve afspraken met de betrokkenen, zoals de
gehandicaptenorganisaties,
de
consumenten-
verenigingen, de banken, de doelgroepen ? Bestaan er
al realistische voorbeelden van de bankbiljetten en de
munten ? Wanneer zullen die voorhanden zijn ?
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer de voorzitter,
ik wil er het geachte lid op wijzen dat dit eigenlijk tot de
bevoegdheid behoort van Johan Vande Lanotte, de mi-
nister van Maatschappelijke Integratie. Ik heb met hem
gesproken en ik mag u het volgende, nogal positieve
antwoord geven.
Onder impuls van een aantal verenigingen voor blinden
werden er aantal acties in verband met de invoering van
de euro voor blinden en slechtzienden voorgesteld. De
kostprijs van die acties zou 3 956 600 frank bedragen,
waarvan 1 miljoen door de Europese Unie zou worden
gefinancierd. Onder coo¨rdinatie van de Nationale Bank
werd een werkgroep opgericht met vertegenwoordigers
van de blindenverenigingen, de federale ministers, de
Gemeenschappen en de Gewesten, teneinde de bijko-
mende financiering van 3 miljoen frank rond te krijgen.
Wat concreet het ministerie van Sociale Zaken, Volksge-
zondheid en Leefmilieu betreft, werd overeengekomen
dat de dienst Tegemoetkomingen aan Gehandicapten de
kostprijs zou dragen van de omzetting, in de verschil-
lende blindentalen, van de brochure over de invoering
van de euro en de tegemoetkoming aan de gehandicap-
ten. De blindenverenigingen zullen het concreet uitvoe-
ren.
Mevrouw, dat is een positief initiatief, denk ik. De af-
spraak is ook duidelijk gemaakt. Er zaten natuurlijk
meerdere mensen om de tafel, waarvan ook iets wordt
verwacht, maar wat ons ministerie betreft, denk ik dat we
een positieve afspraak hebben gemaakt.
Mevrouw
Anne-Marie
Descheemaeker
(AGALEV-
ECOLO) : Mijnheer de minister, als ik het goed heb
begrepen, is dat tot nu toe beperkt tot de informatie ? De
begeleiders zullen toch ook veel tijd nodig hebben om
iedereen aan te leren hoe zij die biljetten moeten aan-
voelen ? Daarvoor is er materiaal nodig.
Minister Frank Vandenbroucke : Ik neem aan dat dit
juist is, maar de blindenverenigingen zelf zijn heel gesen-
sibiliseerd. Ik heb enkele persknipsels meegebracht. U
heeft ze waarschijnlijk ook gezien. Men is heel gesensi-
biliseerd, maar men heeft vooral feitelijk materiaal in
blindentalen nodig, zodat men het aan de betrokken
mensen kan laten lezen. Daar steken we geld in.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
de
uitbreiding van de terugbetaling van Beta-Interferon
bij de behandeling van multiple sclerose
(nr. 872)
Question orale de M. Yves Leterme au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur
l'extension du
remboursement du Beta-Interferon lors du traitement
de la scle´rose multiple
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, mijn vraag handelt over de terug-
betaling van geneesmiddelen bij de behandeling van
multiple sclerose. Men heeft reeds beslist de terugbeta-
ling te verzekeren van een aantal middelen die worden
toegediend bij beginnende multiple sclerose. Patie¨nten
met secundaire progressieve multiple sclerose blijven
echter in de kou staan. Ik ben geen expert terzake maar
heb kunnen vaststellen dat patie¨nten en hun organisaties
in het ongewisse blijven over een mogelijke terugbetaling
van Beta-Interferon dat positieve effecten kan hebben op
het ziektebeeld.
Mijnheer de minister, wat is uw standpunt inzake de
terugbetaling van Beta-Interferon voor de secundaire
progressieve multiple sclerose-patie¨nten ? Wanneer zal
de terugbetaling ten vroegste gebeuren ? De patie¨nten
kijken met belangstelling naar uw beslissing uit.
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer de voorzitter,
collega's, deze vraag geeft me de kans een essentieel
probleem inzake de terugbetaling van geneesmiddelen
aan te kaarten.
De medische vooruitgang inzake multiple sclerose is een
verhaal van veel hoop en verwachting maar ook van veel
ontgoochelingen. Dat geldt eveneens voor het betrokken
geneesmiddel. Men weet reeds meer over de oorzaken
van de pathologie. Echte doorbraken zijn er echter nog
niet. Vijfentwintig jaar geleden hoopte men vandaag
reeds veel verder te staan inzake curatieve middelen
tegen multiple sclerose. Het ziektebeeld vertoont ver-
schillende stadia.
HA 50
COM 096
21
26-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frank Vandenbroucke
In het benigne stadium krijgen de patie¨nten een initie¨le
aanval maar blijven daarna lange tijd
onbeschadigd.
Het volgend stadium is relaps remitting. De patie¨nten
hebben aanvallen met een tijdelijke handicap die ach-
teraf al dan niet volledig herstelt. Er is nog altijd herstel.
In het stadium van de secundaire progressie is er minder
herstel en de handicap tussen de aanvallen accumuleert.
In de primaire progressie is er functieverlies en toename
van de handicap zonder enig herstel. Dit is een theore-
tische indeling. In de praktijk verloopt de overgang niet
altijd in die volgorde.
Het eerste interferon was Beta-feron en was alleen
geregistreerd voor relaps remitting, vormen van het
tweede stadium van multiple sclerose. Het was een
overwinning van de wetenschap en een heuglijk feit. De
keerzijde van de medaille was de kostprijs van de
behandeling voor de sociale zekerheid die 36 345 frank
per maand bedraagt waarvan de patie¨nt slechts 365
frank ten laste neemt.
Dit dossier is een schoolvoorbeeld van de wijze waarop
bedrijven hun prijs afstellen op de ernst van de aandoe-
ning. Men weet heel goed dat MS een vreselijke ziekte is.
Men brengt een zeer duur geneesmiddel uit. Geen
terugbetaling zou onmenselijk zijn geweest. Alleen pa-
tie¨nten met relaps remitting konden dit geneesmiddel
gebruiken. Hierdoor werd de kostprijs voor de sociale
zekerheid beperkt.
Nadien zijn Avonex en Rebif gekomen, gelijkaardigen
geneesmiddelen, terugbetaald onder dezelfde voorwaar-
den. Dat is het hoofdstuk 4 in de reglementering. Ik denk
dat uw collega's dat goed kennen.
Betaferon heeft als eerste van de drie een bijkomende
indicatie gekregen. Het mag nu ook voor de secundaire
progressieve vormen van MS worden gebruikt.
De Technische Raad voor farmaceutische specialiteiten
heeft dat dossier vorige week donderdag behandeld en
zal het betrokken bedrijf laten weten dat zij enkel akkoord
gaat met de terugbetaling mits een prijsdaling van het
geneesmiddel. We schatten immers dat het hier gaat om
een verdubbeling van het aantal patie¨nten.
Ik kan uiteraard de reactie van de firma niet voorspellen,
maar analoge dossiers uit het verleden tonen aan dat de
bedrijven soms een kleine toegeving doen. Dit is een
voorbeeld van hoe de farmaceutische industrie met een
zeer hoge prijs een klein deel van de markt in handen
krijgt en haar dan progressief helemaal verovert. Op het
domein van kanker bestaan er ook dergelijke dossiers.
Daar gaat men van heel ernstige vormen, waar men
enkele patie¨nten kan helpen, naar meer courante vor-
men.
Ik sta positief tegenover een uitbreiding van het gebruik
van Beta-Interferon als dat aan de medische evidentie
beantwoordt. Ik verheug mij erover dat er altijd maar
meer patie¨nten zullen kunnen worden geholpen. Toch
kan men dit niet losmaken van het economische principe
dat bij een stijging van de omzet de prijs van een product
moet dalen.
Ik begrijp dat het betrokken bedrijf heel veel inspannin-
gen op het vlak van onderzoek en klinische studies heeft
gedaan. Als het echter gaat over een verdubbeling van
het potentieel aantal patie¨nten, moet er toch een inspan-
ning inzake de prijs gebeuren.
Dat is ook de reden waarom we in de programmawet van
voor Kerstmis het principe van budgetten per therapeu-
tische klassen hebben ingeschreven. De verdere uitwer-
king van dit principe is in voorbereiding op mijn kabinet.
Binnen welke termijn ik de huidige terugbetalings-
voorwaarden zal kunnen aanpassen, zal afhangen van
de reactie van het betrokken bedrijf op de brief van de
Technische Raad voor farmaceutische specialiteiten,
waarin men vraagt om een daling van de vergoedings-
basis. Ik hoop daarin heel snel te kunnen vooruitgaan.
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de minister, ik
dank u voor dit antwoord. Dit is meer dan een retorische
reactie van mijnentwege want dit biedt enige hoop voor
de betrokkenen. Vanuit een algemene beleidsbenadering
is het zeer terecht dat u ook het economisch principe laat
doorklinken en dat u van het betrokken bedrijf verwacht
dat er garanties komen inzake prijsdalingen. Laten wij
hopen dat ook van die kant de nodige goede wil aan de
dag wordt gelegd zodat op korte termijn een belangrijke
stap vooruit kan worden gezet. Voor heel wat mensen die
met deze ziekte te kampen hebben, kan dit enig licht in
de duisternis laten schijnen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
de
supplementen in de radiotherapie
(nr. 893)
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur
les supple´-
ments en radiothe´rapie
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, een aantal grote ziekenhuizen,
voornamelijk in West- en Oost-Vlaanderen rekent aan-
zienlijke supplementen aan voor een behandeling van
radiotherapie. Andere ziekenhuizen doen dat niet. Deze
22
HA 50
COM 096
26-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Trees Pieters
ziekenhuizen verantwoorden de supplementen door te
verwijzen
naar
de
verouderde
nomenclatuur,
de
investerings- en onderhoudskosten van de apparatuur en
de kosten van bestaffing van de apparatuur door ver-
pleegkundigen en technici.
In 1998 heeft gewezen collega Lenssens reeds aan
minister De Galan de vraag gesteld of de ziekenhuizen
deze kosten konden afwentelen op de patie¨nt. Minister
De Galan heeft toen geantwoord dat bij gebrek aan een
akkoord, de erelonen van de artsen vrij waren en de
nieuwe nomenclatuur zou worden uitgewerkt in de loop
van 1999. Ondertussen is 1999 voorbij en worden nog
steeds aanzienlijke supplementen ten laste gelegd van
de patie¨nt.
Mijnheer de minister, mijn vragen zijn de volgende. Ten
eerste, zal de nomenclatuur eindelijk worden aangepast
en indien ja, tegen welke datum ? Ten tweede, kan het
volgens u dat sommige ziekenhuizen de patie¨nt deze
kosten aanrekenen en andere niet ? Ten derde, kan een
ziekenhuis investerings-, onderhoudskosten en kosten
voor verpleegkundigen ten laste leggen van de patie¨nt ?
Met andere woorden, kan een ziekenhuis, rekening hou-
dend met een correcte interpretatie van de nomenclatuur,
de patie¨nt supplementen aanrekenen wanneer het gaat
om ambulante prestaties, prestaties gepaard gaande met
opname en prestaties verricht in een universitair zieken-
huis dat een bijzondere financiering geniet voor nieuwe
medische technologiee¨n en bijgevolg op basis van artikel
48, §14, 7° van het ministerieel besluit van 2 augustus
1986 zich ertoe heeft verbonden om de conventie-
tarieven toe te passen voor het geheel van het zieken-
huis ?
Ten vierde, hoe zult u beletten dat na een eventuele
aanpassing van de nomenclatuur radiotherapie nog sup-
plementen voor de niet-vergoede prestaties worden aan-
gerekend als de ziekenhuizen van mening blijven dat hun
kosten nog onvoldoende worden gedekt door de nieuwe
nomenclatuur ?
Ten vijfde, hoe zult u, meer in het algemeen, in de
toekomst vermijden dat een gebrekkige financiering of
vermeende gebrekkige financiering van prestaties in de
verplichte ziekteverzekering voor levensnoodzakelijke
gezondheidszorg wordt doorgeschoven naar de patie¨nt,
die zich in een afhankelijke positie bevindt ?
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer de voorzitter,
collega's, de heer Goutry en mijn voorgangster hebben
daarover inderdaad reeds gesproken. Ik zal dus een vrij
volledig antwoord kunnen geven.
Er is inderdaad een nieuwe nomenclatuur radiotherapie,
artikel 18 van de nomenclatuur voor geneeskundige
verstrekkingen. Deze is goedgekeurd door de Technisch
Geneeskundige Raad in plenaire zitting op 7 december
1999.
De geraamde meerkosten tegenover de huidige ge-
raamde vergoedingen bedraagt 600 miljoen frank. Ik heb
daarover naar aanleiding van
positieve zaken in de
begroting 2000 gesproken. Het betrokken ontwerp zal
vermoedelijk worden onderzocht op de eerstkomende
vergadering
van
de
Nationale
Commissie
ziekenfondsen-geneesheren van 28 februari.
Daarna kan een ontwerp van koninklijk besluit worden
voorgelegd aan het Verzekeringscomite´. Vervolgens
dient het advies van de Raad van State te worden
ingewonnen. Dan kan het worden voorgelegd aan de
Koning.
Ik ben het met u eens dat de niet-eenvormige toepassing
van de wetgeving niet kan worden aanvaard. Dit is een
belangrijk uitgangspunt.
Met betrekking tot de bijkomende kosten voor de patie¨nt
moet een onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds,
honorariumsupplementen van geneesheren en ander-
zijds, aanvullende bedragen die zouden worden ge-
vraagd door de ziekenhuizen.
In uw betoog citeert u ook vraag nr. 708 van de heer
Lenssen van 9 december 1998 aan mijn voorgangster.
Voor alle duidelijkheid wil ik vermelden dat in het ant-
woord op de vraag enkel het eerste deel, namelijk de
honorariumsupplementen, werd behandeld. We dienen
het ook te zien in het licht van de toenmalige juridische
context.
Met betrekking tot de geneesheren moet erop worden
gewezen dat er thans een medico-mutualistisch akkoord
van kracht is, zodat de geconventioneerde geneesheer
verplicht is de conventionele tarieven toe te passen en
slechts supplementen kan vragen waar het akkoord het
toelaat.
Voor een opgenomen patie¨nt betekent dit onder meer dat
supplementen kunnen worden gevraagd aan patie¨nten
die zijn opgenomen in een eenpersoonskamer om per-
soonlijke redenen. Ik vestig er ook de aandacht op dat
artikel 50bis van de gecoo¨rdineerde ZIV-wet de mogelijk-
heid biedt om maximumhonoraria op te leggen voor
prestaties verleend aan patie¨nten die zijn opgenomen in
een twee- of meerpersoonskamer, ongeacht of de ge-
neesheer al dan niet is toegetreden tot het akkoord. De
procedure daarrond is lopende.
De ziekenhuizen kunnen voor rechthebbenden op de
verzekering geneeskundige verzorging alleen bijko-
mende kosten aanrekenen vermeld in artikel 7 van de
nationale overeenkomst tussen de verpleeginrichtingen
en de verzekeringsinstellingen. We spreken hier niet over
de vraag van de heer Lenssen aan mevrouw De Galan.
In verband met de ziekenhuizen verwijs ik naar artikel 7
van de nationale overeenkomst. Die bepaalt dat enkel
vier soorten kosten mogen worden aangerekend :
HA 50
COM 096
23
26-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Minister Frank Vandenbroucke
ten eerste, de supplementen voor e´e´n- of tweepersoons-
kamers;
ten tweede, de persoonlijke aandelen in de verpleegdag-
prijs en in de terugbetaalbare farmaceutische verstrek-
kingen;
ten derde, de honoraria van geneesheren en van para-
medische medewerkers zoals kinesitherapeuten, vroed-
vrouwen, verstrekkers van implantaten, brillen, prothe-
sen enzovoort, evenals alle wegens revalidatie en
herscholing vereiste verzorging en de niet-vergoedbare
farmaceutische specialiteiten;
ten vierde, producten of diensten die geen strikte medi-
sche indicatie hebben en die door de patie¨nt of zijn
vertegenwoordiger zijn gevraagd.
Volgens de overeenkomst moet de lijst van de producten
of diensten waarvan sprake in het ten vierde aan de
patie¨nt kenbaar worden gemaakt bij de opname. Voor
eventuele producten of diensten die niet op deze lijst
voorkomen is een schriftelijk akkoord van de patie¨nt of
zijn vertegenwoordiger vereist.
Het bedrag dat voor een radiotherapieprestatie door een
ziekenhuis zou worden aangerekend is noch een supple-
ment voor een e´e´n- of tweepersoonskamer, noch een
persoonlijk aandeel in de verpleegdagprijs of in de far-
maceutische verstrekking, noch een honorarium of far-
maceutische specialiteit of een aflevering van een im-
plantaat, bril, enzovoort, noch een product of dienst
zonder strikte medische indicatie.
Het toepassingsgebied van de betrokken bepaling is niet
beperkt tot een bepaalde categorie van rechthebbenden,
bijvoorbeeld de opgenomen rechthebbenden. Het slaat
ook op ziekenhuisopname, dagopname en ambulante
verstrekkingen.
Evenmin kunnen supplementen worden gevraagd aan
patie¨nten die verblijven in twee- of meerpersoonskamers
van een ziekenhuis dat extra financiering geniet voor
nieuwe medische technologie en dit ook indien het gaat
om prestaties van niet-verbonden artsen of prestaties
verricht in een periode waarin geen akkoord van kracht
is. Dit is artikel 48, § 14b, 7° van het ministerieel besluit
van 2 augustus 1986. Dat is in de praktijk van toepassing
op de universitaire ziekenhuizen. Ik weet niet of u het
gezegd heeft, maar het gaat hier over een universitair
ziekenhuis.
Uiteraard verzoek ik u mij in kennis te stellen van
situaties waarin voornoemde wettelijke bepalingen niet
zouden worden nageleefd. Ik zal de bevoegde diensten
van het RIZIV en het departement vragen op basis van
die elementen de nodige inspecties te verrichten. Het is
duidelijk dat in de toekomst verder aandacht zal moeten
worden besteed aan de toegankelijkheid van de gezond-
heidszorg en aan het vaststellen van prioriteiten. Het
rapport Peers, waarover wij in maart zullen spreken,
bevat een aantal interessante inzichten op dat vlak.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mijnheer de minister, ik
dank u voor deze uitgebreide uitleg en neem daar vrede
mee.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 16.15 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 16.15 heures.
24
HA 50
COM 096
26-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000