B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
B
INNENLANDSE
Z
AKEN
,
DE
A
LGEMENE
Z
AKEN
EN HET
O
PENBAAR
A
MBT
COMMISSION DE L
'I
NTÉRIEUR
,
DES
A
FFAIRES GÉNÉRALES
ET DE LA
F
ONCTION PUBLIQUE
VAN
DU
22-12-1999
22-12-1999
HA 50
COM 079
HA 50
COM 079
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 079
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes conférés pour l'Organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement du citoyens pour le changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social-chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie & ID21
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 50 0000/00 : Documents parlementaires de la 50e
DOC 50 0000/00 : Parlementaire documenten van de 50e zittingsperiode +
législature, suivi du n° et dy n° consécutif
het nummer en het volgnummer
QRVA
: Question et Réponses écrites
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
HA
: Annales (Compte Rendu intégral)
HA
: Handelingen (Beknopt Verslag)
CRA
: Compte Rendu Analitique
BV
: Beknopt Verslag
PLEN
: Séance plénière
PLEN
: Plenum vergadering
COM
: Réunion de commission
COM
: Commissievergadering
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officiele publicaties, van de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation, 1008 Bruxelles
Natieplein, 1008 Brussel
Fax : 02/549 82 60
Fax : 02/549 81 60
Tél. : 02/549 82 74
Tel. : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Woensdag 22 december 1999
COMMISSIE VOOR DE BINNENLANDSE ZAKEN, DE
ALGEMENE
ZAKEN
EN
HET
OPENBAAR
AMBT
COM 079
Mondelinge vraag van de heer Pieter De Crem aan de
minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de
openbare besturen over
de als kerstgeschenk verpakte
ambtenarenhervorming
(nr. 697)
5
sprekers : Pieter De Crem, Luc Van den Bossche,
minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van
de openbare besturen
Samengevoegde interpellaties van :
- de heer Pieter De Crem tot de eerste minister over
de
nieuwe opdracht voor regeringscommissaris F. Willockx
(nr. 178)
- de heer Francis Van den Eynde tot de eerste minister
over
de nieuwe opdracht voor regeringscommissaris F.
Willockx
(nr. 185)
- de heer Geert Bourgeois tot de eerste minister over
de
nieuwe jobinvulling van de heer Willockx
(nr. 186)
7
sprekers : Pieter De Crem, Francis Van den Eynde,
Geert Bourgeois, Guy Verhofstadt, eerste minister,
Gerolf Annemans
Moties
15
Mondelinge vraag van de heer Guido Tastenhoye aan de
eerste minister over
de verklaringen van de vice-eerste
minister en minister van Begroting, Maatschappelijke In-
tegratie en Sociale Economie met betrekking tot de kabi-
netschef van de Koning
(nr. 657)
16
sprekers : Guido Tastenhoye, Guy Verhofstadt, eer-
ste minister
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
eerste minister over
de parlementaire controle op het
beleid van de regeringscommissarissen
(nr. 704)
17
sprekers : Yves Leterme, Guy Verhofstadt, eerste
minister
Mondelinge vraag van de heer Jean-Pol Poncelet aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de gevolgen van
de beslissing om aan een veldpolitiekorps een stedelijk
karakter te verlenen
(nr. 605)
19
sprekers : Jean-Pol Poncelet, Antoine Duquesne, mi-
nister van Binnenlandse Zaken
Interpellatie van de heer Servais Verherstraeten tot de
minister van Binnenlandse Zaken over
het geplande
transport van hoogradioactief afval van La Hague naar
Dessel
(nr. 190)
21
sprekers : Servais Verherstraeten, Antoine Duque-
sne, minister van Binnenlandse Zaken
Sommaire
Mercredi 22 de´cembre 1999
COMMISSION
DE
L'INTE
´ RIEUR, DES AFFAIRES
GE
´ NE´RALES ET DE LA FONCTION PUBLIQUE
COM 079
Question orale de M. Pieter De Crem au ministre de la
Fonction
publique
et
de
la
Modernisation
de
l'administration sur
la re´forme de la fonction publique
pre´sente´e comme un cadeau de Noe¨l
(n° 697)
5
orateurs : Pieter De Crem, Luc Van den Bossche,
ministre de la Fonction publique et de la Modernisation
de l'administration
Interpellations jointes de :
- M. Pieter De Crem au premier ministre sur
la nouvelle
mission du commissaire du gouvernement F. Willockx
(n°
178)
- M. Francis Van den Eynde au premier ministre sur
la
nouvelle mission du commissaire du gouvernement F.
Willockx
(n° 185)
- M. Geert Bourgeois au premier ministre sur
la nouvelle
mission de M. Willockx
(n° 186)
7
orateurs : Pieter De Crem, Francis Van den Eynde,
Geert Bourgeois, Guy Verhofstadt, premier ministre,
Gerolf Annemans
Motions
15
Question orale de M. Guido Tastenhoye au premier mini-
stre sur
les de´clarations du vice-premier ministre et
ministre du Budget, de l'Inte´gration sociale et de
l'Economie sociale relatives au chef de cabinet du Roi
(n° 657)
16
orateurs : Guido Tastenhoye, Guy Verhofstadt, pre-
mier ministre
Question orale de M. Yves Leterme au premier ministre
sur
le contro^le parlementaire concernant la politique des
commissaires du gouvernement
(n° 704)
17
orateurs : Yves Leterme, Guy Verhofstadt, premier
ministre
Question orale de M. Jean-Pol Poncelet au ministre de
l'Inte´rieur sur
les conse´quences de la de´cision de confe´-
rer un caracte`re urbain a` un corps de police rurale
(n° 605)
19
orateurs : Jean-Pol Poncelet, Antoine Duquesne, mi-
nistre de l'Inte´rieur
Interpellation de M. Servais Verherstraeten au ministre de
l'Inte´rieur sur
le projet de transport de de´chets de haute
radioactivite´ de La Hague a` Dessel
(n° 190)
21
orateurs : Servais Verherstraeten, Antoine Duque-
sne, ministre de l'Inte´rieur
HA 50
COM 079
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Moties
24
Mondelinge vraag van mevrouw Claudine Drion aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
over
het opleggen van een aids-test voorafgaand aan het
verlenen van een visum voor beursstudenten
(nr. 687)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van Bin-
nenlandse Zaken)
25
sprekers : Claudine Drion, Antoine Duquesne, minis-
ter van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de behandeling
van visumaanvragen voor de imams
(nr. 694)
25
sprekers : Jo Vandeurzen, Antoine Duquesne, minis-
ter van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Pieter De Crem aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
het van start gaan
van de regularisatieprocedure op 10 januari 2000 en de
vele onduidelijkheden hieromtrent
(nr. 700)
27
sprekers : Pieter De Crem, Antoine Duquesne, minis-
ter van Binnenlandse Zaken
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Guido Tastenhoye aan de minister van Binnen-
landse Zaken over
de ontdekking van een 'reisbureau'
voor illegalen vanuit de voormalige Sovjet-landen naar
Belgie¨
(nr. 706)
- de heer Pieter De Crem aan de minister van Binnen-
landse Zaken, aan de vice-eerste minister en minister van
Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Econo-
mie en aan de vice-eerste minister en minister van Bui-
tenlandse Zaken over
het reisbureau voor illegalen te
Praag
(nr. 707)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van Bin-
nenlandse Zaken)
28
sprekers : Guido Tastenhoye, Pieter De Crem, An-
toine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
Motions
24
Question orale de Mme Claudine Drion au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
le test
sida pre´alable a` l'obtention du visa pour les e´tudiants
boursiers
(n° 687)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre de l'Inte´rieur)
25
orateurs : Claudine Drion, Antoine Duquesne, mini-
stre de l'Inte´rieur
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre de
l'Inte´rieur sur
le traitement des demandes de visa pour
les imams
(n° 694)
25
orateurs : Jo Vandeurzen, Antoine Duquesne, mini-
stre de l'Inte´rieur
Question orale de M. Pieter De Crem au ministre de
l'Inte´rieur sur
le de´marrage de la proce´dure de re´gulari-
sation le 10 janvier 2000 et les nombreuses impre´cisions
la concernant
(n° 700)
27
orateurs : Pieter De Crem, Antoine Duquesne, mini-
stre de l'Inte´rieur
Questions orales jointes de :
- M. Guido Tastenhoye au ministre de l'Inte´rieur sur
la
de´couverte d'une agence de voyage pour ille´gaux en
provenance des anciens pays de l'Union sovie´tique
(n° 706)
- M. Pieter De Crem au ministre de l'Inte´rieur, au vice-
premier ministre et ministre du Budget, de l'Inte´gration
sociale et de l'Economie sociale et au vice-premier mini-
stre et ministre des Affaires e´trange`res sur
l'agence de
voyage pour ille´gaux a` Prague
(n° 707)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre de l'Inte´rieur)
28
orateurs : Guido Tastenhoye, Pieter De Crem, An-
toine Duquesne, ministre de l'Inte´rieur
4
HA 50
COM 079
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE L'INTE´RIEUR,
DES AFFAIRES GE´NE´RALES
ET DE LA FONCTION PUBLIQUE
COMMISSIE VOOR DE BINNENLANDSE
ZAKEN, DE ALGEMENE ZAKEN
EN HET OPENBAAR AMBT
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MERCREDI 22 DE
´ CEMBRE 1999
OPENBARE VERGADERING VAN
WOENSDAG 22 DECEMBER 1999
De vergadering wordt geopend om 14.15 uur door de
heer Paul Tant, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 14.15 heures par M. Paul Tant,
pre´sident.
Mondelinge vraag van de heer Pieter De Crem aan de
minister van Ambtenarenzaken en Modernisering
van de openbare besturen over
de als kerst-
geschenk verpakte ambtenarenhervorming
(nr. 697)
Question orale de M. Pieter De Crem au ministre de la
Fonction publique et de la Modernisation de l'admi-
nistration sur
la re´forme de la fonction publique
pre´sente´e comme un cadeau de Noe¨l
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik dank de minister voor de goede samenwerking. We
hebben gisteren vriendschappelijk gebakkeleid of we
deze vraag vandaag zouden behandelen. In gemeen-
schappelijk overleg hebben we beslist deze kwestie toch
te behandelen.
Mijnheer
de
minister,
u
heeft
als
minister
van
Ambtenarenzaken een rondzendbrief gestuurd in ver-
band met een dienstvrijstelling op vrijdagnamiddag 24
december. Ik wil daarover enkele vragen stellen. Deze
vragen gaan - laat ik duidelijk zijn - niet over de dienst-
vrijstelling op 24 december. Ik kan dat als christen-
democraat onmogelijk afkeuren, zeker omdat ik als lo-
kale bestuurder, net zoals collega's Leterme, Tant en
waarschijnlijk Bourgeois, weet dat er bij deze gelegen-
heid goud, wierook en mirre wordt gegeven. En hoewel
de laatste Melchior al een tijdje van het toneel verdwenen
is, zijn er nog Balthazar en Gaspar, die zich vermomd
hebben in deze rondzendbrief.
Ik wil deze rondzendbrief aangrijpen om nog enkele
vragen te stellen. Het gaat vooral over de aankondiging
in de brief, die ik niet ga voorlezen, maar die ons allen
heeft getroffen. U schreef dat zich het voorbije jaar leuke
en minder leuke gebeurtenissen hebben voorgedaan. Ik
weet niet of u daarmee op ons gemeenschappelijk verlies
tijdens de verkiezingen doelt. U schrijft ook in cryptische
bewoordingen dat de volgende jaren boeiend en soms
vermoeiend worden.
Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om u te vragen
hoe ver het met de hervorming van de federale ambte-
narij staat. We hebben u daarover al enkele keren
kunnen ondervragen. U bent daarover in de commissie
voor de Binnenlandse Zaken op 20 oktober al gei¨nterpel-
leerd. Zo ook bij de voorstelling van uw beleidsnota. Toch
blijven een aantal zaken onduidelijk. We krijgen ook
signalen van de ambtenaren dat over de hervorming
grote
onwetendheid bestaat. Ook mensen van wie
verwacht wordt dat ze bij een hervorming betrokken
worden, worden niet op de hoogte gehouden van wat
gebeurt.
Tijdens de interpellatie van oktober zei u mij dat het beeld
rond deze hervorming klaar moet zijn tegen januari 2000.
We hebben daarover toen nog een gesprek gevoerd. U
zei dat u soms sprak over
the year twenty-five, twenty-
five, if man is still alive, if woman can survive
. Dat was
een schlager uit de jaren 1960-1970. U zei daarna dat het
beeld klaar moest zijn in januari 2000 en dat de werk-
groep Organisatiestructuur een beperkte groep was die
reeds een paar keer was samengekomen. Ik denk dat het
belangrijk is dat u de ambtenaren - de eerste belangheb-
benden - uitlegt wat de hervorming inhoudt. Wij stellen
ons vragen bij hun betrokkenheid.
Een vraag waarop we nog steeds geen antwoord hebben
gekregen, gaat over de bevraging die u daaromtrent
plant. Het gaat dus niet meer om een referendum, maar
om een bevraging. Nadien nuanceerde u die term, ver-
mits u al het antwoord gaf op de vraag of de overheids-
diensten beter moeten functioneren. Als deze vraag
gesteld wordt, krijgt men waarschijnlijk een marxistisch-
leninistische score waarbij 99% inderdaad denkt dat de
overheidsdiensten beter moeten functioneren. We zou-
den graag weten hoe deze kwestie evolueert.
HA 50
COM 079
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pieter De Crem
Wij hebben ook interne vragen. Ik heb met veel interesse
het communique´ gelezen van de coalitiegenoten van de
PS, die daarover heel wat vragen hebben.
De heer Di Rupo spreekt, als voorzitter van de PS, over
een
socle commun. Hij spreekt - u hebt het allicht ook
gelezen - over een gemeenschappelijke basis en ik
citeer :
We zijn volledig gekant tegen de procedure die
men ons wil opdringen. Er is al heel wat veranderd sinds
de eerste versie van het ontwerp, maar de discussies zijn
zeker nog niet bee¨indigd
. Di Rupo wil ook niet dat de
federale beslissingen een te grote financie¨le impact
hebben op andere bevoegdheidsniveaus. Misschien kun-
nen we, mijnheer de minister, de ambtenaren verblijden
met een opgewekte boodschap zodat ze ten volle kun-
nen genieten van hun vrije namiddag op 24 december.
Minister Luc Van den Bossche : Mijnheer de voorzitter,
collega's, de brief was menselijk opgesteld en zeker niet
cryptisch. Ik heb mijn best gedaan en het is bijna een
herderlijke brief geworden. De bedoeling was niet om
ambtelijke taal te schrijven en ook niet om uit te leggen
hoe de zaken zullen verlopen. De veranderingen moeten
er komen. Het is onze plicht tegenover burgers en
bedrijven om te evolueren naar een beter functionerende
administratie. Tegelijk moet alle personeelsleden de kans
geboden worden zichzelf te ontplooien - uiteraard reke-
ning houdend met de noden van de organisatie - en zich
in de nieuwe organisatie te bewijzen. Ik zal niet dus niet
alleen oog hebben voor de externe klanten, maar ook
voor de ambtenaren. Zij moeten door de nieuwe structuur
meer beroepsfierheid en tevredenheid krijgen. De toon
van de brief is dus herderlijk. Nu de CVP niet in de
regering zit, neem ik deze taak over.
De komende jaren worden - daar ben ik zeker van -
uitermate boeiend en soms vermoeiend. Dat klopt, maar
meer staat er niet in. De brief is dus niet cryptisch,
hooguit een beetje badinerend.
Er zal allicht een grote onwetendheid bestaan. Een
veranderingsproces is een proces dat permanent opge-
bouwd wordt en dat dus stap voor stap evolueert. Er is
trouwens wel degelijk sprake van betrokkenheid, maar
dan
afhankelijk
van
de
deelprocessen.
Een
veranderingsproces valt uiteen in heel wat deelproces-
sen. Een goed voorbeeld is het vooruitgeschoven proces
van het Vast Wervingssecretariaat, dat midden januari
afgerond zal en bekendgemaakt zal worden. Dat is een
afgerond proces waarbij twee vormen van betrokkenheid
gehanteerd zijn.
Over de ontwerpnota heb ik eerst een voorlichtings-
vergadering gevoerd met de personeelsleden van het
Vast Wervingssecretariaat. Daarna hebben de perso-
neelsleden een week de mogelijkheid gehad om intern
discussies te voeren en vervolgens hun ideee¨n door te
spelen aan de groep die zorgt voor de teksten van de
hervorming. Als tweede vorm van betrokkenheid zijn de
6 000 laatst aangeworven ambtenaren - gedurende de
laatste 3 jaar - bevraagd over hun ervaringen met het
Vast Wervingssecretariaat. Het responspercentage lag
fenomenaal hoog : 52,8%. De resultaten zullen bekend-
gemaakt worden. Sommige zaken kwamen duidelijk naar
voren en zijn opgenomen in de voorgestelde hervorming.
Zij zullen bij elk stadium van het proces worden betrok-
ken. In een volgend stadium zal de ontwikkeling van het
project ex ante en ex post worden gee¨valueerd. Daarbij
zal vooral de vorming ter sprake komen. Wij gaan daar
niet verder over discussie¨ren. De keuze gaat uit naar het
ex ante en ex post-, en niet naar het EFQM-model. Door
een aangepaste vorming zullen veel mensen leren om-
gaan met een ex ante- en ex post-evaluatie van de
processen. De gesprekspartners zullen daarbij steeds
worden betrokken.
De secretarissen-generaal worden over elke belangrijke
nota geraadpleegd. Elke belangrijke nota wordt namelijk
eerst besproken in het college van secretarissen-
generaal en in het college van leidende ambtenaren van
de sociale parastatalen.
De vakbonden krijgen geregeld een document toege-
speeld, maar ik vind niet dat zij moeten worden betrokken
bij de genese van de documenten. Hoewel ik niet hoef te
onderhandelen over de VWS-nota, heb ik gisteren, in de
voormiddag, deelgenomen aan een vergadering hier-
over.
Ook deze namiddag woon ik een informele vergadering
bij, waar de VWS-nota informeel, maar grondig met de
vakbonden zal worden besproken.Hoewel het geen offi-
cie¨le onderhandelingen zijn, zullen tijdens deze gesprek-
ken sommige punten van de nota worden gewijzigd.
De gesprekspartners zullen dus over de teksten beschik-
ken, vooraleer deze naar buiten worden gebracht. Ik zal
hen niet voor voldongen feiten plaatsen. Formeel zal er
over alle besluiten, die op basis van deze nota worden
genomen, moeten worden onderhandeld, maar de ge-
sprekspartners zullen vooraf in elk geval informeel wor-
den geraadpleegd.
Het is logisch dat zij nog geen weet hebben van wat ik in
mijn hoofd heb, maar nog niet op papier heb gezet, maar
zij zullen bij elke stap van het denkproces worden
betrokken. Het moet wel duidelijk zijn dat het resultaat
van het veranderingsproces niet zal gekend zijn, vooral-
eer dit proces goed en wel op gang is gebracht. Ik
herhaal, een groeiproces kan jaren duren, en moet stap
voor stap worden opgevolgd.
Een aantal punten van het project zullen later wel gelijk-
tijdig moeten worden gerealiseerd. Ik denk daarbij aan de
omzetting van het mandaatsysteem en de evaluatie, de
6
HA 50
COM 079
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Van den Bossche
afvlakking van de hie¨rarchie en de herstructurering. Deze
fasen van het plan zullen parallel moeten worden uitge-
werkt en opgebouwd, zodat zij gelijktijdig kunnen worden
toegepast.
Een vier- tot vijftal fasen van het project zullen niet
afzonderlijk mogen worden uitgevoerd, maar zullen, om
effectief te zijn, simultaan moeten worden opgezet. De
verschillende partners zullen betrokken worden bij de
verschillende uitvoeringsfasen van het project. Commu-
nicatie blijft belangrijk, maar wil niet zeggen dat het
uitdenken van het managementproces wordt overgelaten
aan de basis. Ik geloof niet in zulke vorm van betrokken-
heid.
Wel is het belangrijk dat reeds van in het begin iedereen
bij de discussie wordt betrokken, zodat ideee¨n elkaar
kunnen bevruchten en ieder bijdraagt tot de inhoudelijke
verandering van het proces.
De twee werkgroepen waarover u het had, zullen eind
januari met hun werk klaar zijn. Het is te vroeg om te
verduidelijken op welke wijze de resultaten zullen worden
bekendgemaakt aan de publieke opinie. Ik zal te gelege-
ner tijd wel vertellen hoe wij dit gaan doen.
Ik heb de officie¨le mededeling van de PS niet gelezen,
noch heb ik gekeken naar het tv-optreden van de heer Di
Rupo. Hij is voorzitter van de PS en mag als dusdanig
zeggen wat hij wil. Ik twijfel niet aan de volgzaamheid van
zijn troepen, want bij de PS leeft nog een strakke
discipline. Aangezien ik geen lid ben van de PS, acht ik
mij niet geroepen om uit het hoofd te leren wat Di Rupo
zegt. De regering zal te gelegener tijd een standpunt
innemen.
De voorzitter van een partij - ik hoef dat niet te zeggen
aan degenen onder ons die aan het studeren zijn om
partijvoorzitter te worden - speelt zijn eigen rol, terwijl de
regering inzake andere problemen haar verantwoorde-
lijkheid moet opnemen. Ikzelf zal de vakbonden raadple-
gen over de inhoud van de tekst. Deze gesprekken zullen
wellicht enkele dagen duren.
De regering beslist en dan kunnen wij het verder verloop
van het dossier nog alleen maar afwachten. Ik maak mij
zeker niet druk over alle verklaringen die over de ge-
plande hervorming werden afgelegd. Wij mogen ons
daaraan niet storen, want alleen het resultaat telt.
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, de op til staande hervorming heeft
veel met de minister gemeen. Zij is complex, maar
intelligent.
Mijnheer de minister, wanneer start u met de met veel
verve aangekondigde
bevraging ? Hebt u ze misschien
verwezen naar de Griekse kalender ?
Minister Luc Van den Bossche : Deze bevraging werd
zeker niet naar de Griekse kalender verwezen. Zodra het
dossier is afgerond, zullen wij ons beraden over de
organisatie van dit groot maatschappelijk debat en ik zal
mij daarbij laten leiden door de Latijnse en niet door de
Griekse kalender.
De heer Pieter De Crem (CVP) : Denkt u daarbij aan de
iden van maart of de equinox ?
Minister Luc Van den Bossche : De Kamer zou wat
minder belangstelling moeten opbrengen voor Caesar en
haar aandacht toespitsen op de rol van Brutus.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Samengevoegde interpellaties van :
- de heer Pieter De Crem tot de eerste minister over
de nieuwe opdracht voor regeringscommissaris
F. Willockx
(nr. 178)
- de heer Francis Van den Eynde tot de eerste
minister over
de nieuwe opdracht voor regerings-
commissaris F. Willockx
(nr. 185)
- de heer Geert Bourgeois tot de eerste minister over
de nieuwe jobinvulling van de heer Willockx
(nr. 186)
Interpellations jointes de :
- M. Pieter De Crem au premier ministre sur
la
nouvelle mission du commissaire du gouvernement
F. Willockx
(n° 178)
- M. Francis Van den Eynde au premier ministre sur
la nouvelle mission du commissaire du gouverne-
ment F. Willockx
- M. Geert Bourgeois au premier ministre sur
la
nouvelle mission de M. Willockx
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de eerste minister, collega's, commissaris Wil-
lockx heeft begin december nieuwe bevoegdheden ge-
kregen. De minister van Ambtenarenzaken heeft, als
kerstgeschenk, een ambtenarenhervorming in het kerst-
stalletje gelegd en de heer Willockx heeft, als sinterklaas-
geschenk, een nieuwe opdracht gekregen.
Kort na de regeringsvorming werd in de commissie voor
de Binnenlandse Zaken een debat gehouden over de
benoeming van de regeringscommissarissen. Op 22 juli
hebben wij uw afgevaardigde en doublure, minister
Daems, daarover ondervraagd. Hij bracht op bijzonder
voortreffelijke wijze een bepaalde boodschap over. De
wijze waarop die boodschap werd overgebracht was
natuurlijk niet zo voortreffelijk als de inhoud ervan.
HA 50
COM 079
7
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pieter De Crem
Ik wil dus niet langer uitweiden over de wijze waarop de
commissarissen werden benoemd. U heeft mij bij een
vorige interpellatie gezegd dat ik dan aan antipolitiek zou
doen. De regering hanteert steeds hetzelfde argument.
Wanneer men vragen stelt, de regering interpelleert,
opmerkingen maakt, krijgt men onmiddellijk het verwijt te
horen dat men aan antipolitiek doet en politiek onverant-
woordelijk zou zijn. Ik hoop dat de regering daar een
lapsus maakt en wij nemen in elk geval afstand van haar
uitspraken.
Regeringscommissaris Willockx was fysiek en verbaal
het meest aanwezig. Hij heeft onze televisieschermen en
andere mediatieke mogelijkheden, gebruikt, geteisterd
en soms wat misbruikt. Zijn werkkoorts was omgekeerd
evenredig met die van zijn collega's, de heer Picque´ en
mevrouw Andre´.
Collega Leterme heeft reeds heel wat vragen gesteld
over het statuut van de heer Picque´ en zijn lidmaatschap
van de Kamer. Voor het overige heeft de heer Picque´
weinig van zich laten horen, een bezoek aan de stad
Antwerpen en een verklaring over Brussel buiten be-
schouwing gelaten.
Van mevrouw Andre´ hebben we eigenlijk niets gehoord.
Op een ochtend in de maand juli hoorde ik een verklaring
van mevrouw Andre´ naar aanleiding van een interpellatie
aan bijna vice-premier Daems. minister Daems had toen
gezegd dat ze niet alleen regeringscommissaris zijn,
maar dat ze ook een half kabinet van staatssecretaris
krijgen. Wij zeiden dat dit eigenlijk niet kon omdat de
functie van regeringscommissaris overeenkomt met die
van koninklijk commissaris, dat zij een punctuele op-
dracht hadden en dat zij in hun eigen diensten dienden te
voorzien. Reeds toen begrepen we dat het vooral me-
vrouw Andre´ was die dat kabinet nodig had. Op de
RTBF-radio was zij 's morgens niet cryptisch maar zeer
ad rem :
Madame Andre´, qu'allez-vous faire ? Toen
was haar antwoord :
Franchement, je n'en sais rien.
Dat is het enige wat we ondertussen van mevrouw Andre´
hebben gehoord. Ik veronderstel dat zij de eerste zou
moeten zijn om binnenkort een nieuwe opdracht te
krijgen, want tot nader order hebben we haar nog niet
zien functioneren.
Wat de zeer minieme huisvesting betreft. Er worden veel
mensen gehuisvest in de Wetstraat 16. Commissaris
Willockx, die volgens minister Daems toen nog verbaal
onbestaande was, liet via laatstgenoemde weten dat hij
een optrekje in de Wetstraat 16 had gekregen. Dit
gebeurde waarschijnlijk buiten onze communicatie-
deskundige om, die ons heeft laten weten dat hij nu een
bureau heeft dat het midden houdt tussen een stekje in
de brousse en een welzijnskantoor. Intussen hebben we
vernomen dat die stek in de Wetstraat 16 is opgegeven
voor een andere stek en dat nu andere kantoren in
gebruik genomen werden.
Zeer bijzonder was dat we in juni vernomen hebben dat
een regeringscommissaris -en het temperament, de
verve, het doorzettingsvermogen en de communicatie-
mogelijkheden van commissaris Willockx kennende -
politiek aseksueel, verbaal impotent en institutioneel on-
vermogend was. Dat was de essentie van het ambt van
regeringscommissaris. Dit is geen verzinsel, want een
regeringscommissaris kon niet spreken, kon zich niet
bewegen in de politieke gremia en was zeker niet ge-
machtigd om e´e´n of andere verklaring af te leggen. Hij
heeft echter juist het omgekeerde gedaan. Hij is politiek
seksueel geworden. Hij heeft zich met veel verve bekend
als een lid van de regeringsmeerderheid. Hij is niet
verbaal potent geworden, maar hij heeft gepoogd een
zeker verbalisme te ontwikkelen. Hij is zich institutioneel
bijzonder vermogend gaan begeven in de gremia van de
Belgische en de Europese politiek.
Het tijdelijke mandaat bleek tot onze grote verbazing later
een troostprijs, alhoewel dat later in alle toonaarden werd
ontkend : er zaten te veel partijen in de regeringscoalitie,
de post van minister van Financie¨n werd niet toegekend,
er moest een aantal interne afwegingen worden ge-
maakt. Men heeft Willockx toen niet met een klontje,
maar met een kilo 'minuutsuiker' in het Europese riet
gestuurd. Natuurlijk zag commissaris Willockx tot zijn
grote verwondering, dat zijn opdracht in de dioxine-
commissie en zijn bevoegdheid in die zaak voortijdig
bee¨indigd zouden worden. Het noodscenario was echter
gevonden : een partijacoliet uit Sint-Niklaas laat in de
Gazet van Antwerpen weten dat
Freddy een schoon
cadeau gekregen heeft; na zich zes maanden in de pers
bewogen te hebben, kan hij zich nu voorbereiden op de
gemeenteraadsverkiezingen in Sint-Niklaas; we voorzien
voor hem de post van eerste schepen
. Op dat moment
is het doek gevallen en is het voor iedereen duidelijk
geworden - ook voor alle collega's die geloofd hadden
dat Willockx dit werk omwille van zijn bekwaamheid
gekregen had - dat het een puur politiek akkoord was en
een politieke oplossing om hem tevreden te stellen.
En dan vernemen we begin december, omstreeks de
periode van Sinterklaas, dat commissaris Willockx be-
voegd wordt voor het opvolgen van het omzetten van
Europese richtlijnen naar Belgisch recht. Het handelt
welgeteld over 150 teksten die moeten worden omgezet.
Dat
is
de
bestaansreden
van
het
regerings-
commissariaat, noch min, noch meer. Mijnheer de eerste
minister, u zal wel zeggen dat men het tijdens de vorige
regeringen ook kon gedaan hebben. U weet dat de VLD
in haar oppositierol er ook voor gezorgd heeft dat de
omzetting van een aantal richtlijnen vertraagd en niet
uitgevoerd werd. Dus, dat is de grondtaak van commis-
saris Willockx tot het einde van deze legislatuur. Voor die
150 richtlijnen wordt een half kabinet van staatssecretaris
bevolkt. Ik heb het eventjes uitgerekend : iedereen zal
zich kunnen bezighouden met het omzetten van onge-
8
HA 50
COM 079
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pieter De Crem
veer 7 richtlijnen in Belgisch recht. Dat is dus de grondt-
aak van de heer Willockx, tenzij er natuurlijk nog andere
opdrachten zijn. Ik kan me moeilijk inbeelden dat, nu
commissaris Willockx de schermen heeft gesmaakt, hij
zich daarmee tevreden zal stellen. Want als hij effectief
hard werkt, zoals wordt gezegd en zoals de regerings-
meerderheid ook beweert, dan zal hij vlug door dat werk
zijn. Men zal vrij vlug een ander gegeven moeten gaan
zoeken. Het is natuurlijk jammer dat hij als grote voetbal-
fan en als grondlegger van FC-Waasland niet bevoegd
geweest is voor Euro 2000. Ik denk dat dit wellicht te
maken heeft met het feit dat men heel goed de moeilijk-
heid van het probleem voelt. En dat men echt niet wou
dat commissaris Willockx op Euro 2000 zijn nek zou
breken. Dat zal trouwens evenmin de minister van Bin-
nenlandse Zaken zijn, daar hij vorige week tijdens een
interpellatie antwoordde dat hij geen enkele verantwoor-
delijkheid omtrent de organisatie van voetbalwedstrijden
op zich neemt. Het zullen de burgemeesters zijn die de
eindverantwoordelijkheid dragen.
Ik kom tot mijn vragen, mijnheer de eerste minister. Ik
graag weten wat de nieuwe opdracht is die we aan
regeringscommissaris zullen moeten toekennen. Ik hoop
dat het geen tweehoofdige structuur wordt, zoals hier op
de linkerbank. Wat is de duur van de nieuwe opdracht die
de heer Willockx krijgt ? Blijft hij verder bevoegd voor de
afhandeling van de dioxinecrisis ? Waarom kreeg rege-
ringscommissaris Willockx niet de opdracht om het Bel-
gisch voorzitterschap van de Europese Unie voor te
bereiden ? Want dat was de drijfveer van het op gang
brengen van de opdracht van het commissariaat van
commissaris Willockx. Hij moest op een of andere manier
voor Europa een bevoegdheid krijgen en omdat u voelde
dat dit politiek niet haalbaar was, noch binnen uw meer-
derheid noch daarbuiten, is dit een omweg geworden van
het dioxinegegeven.
Zal commissaris Willockx nog andere opdrachten krij-
gen ? Bevestigt u dan dat de eerste minister de functies
van regeringscommissaris in het leven heeft geroepen
om een nieuwe pariteit op het niveau van de uitvoerende
macht in te voeren ?
Ik wil nog heel concreet de volgende vraag stellen met
betrekking tot het statement waarmee we vertrokken zijn
op 22 juli. Een regeringscommissaris is politiek asek-
sueel, hij is verbaal impotent en hij institutioneel onver-
mogend. Dan vraag ik me af met welk mandaat Freddy
Willockx in de uitzending van Terzake van 21 december
kritiek heeft geleverd. Het is heel duidelijk dat minister
Daems heeft gezegd dat, wanneer hij spreekt, hij eigen-
lijk de buikspreker is van zijn voogdijminister. En we
weten allemaal wie de voogdijminister van commissaris
Willockx is.
Commissaris Willockx heeft daar zonder politiek geman-
dateerd te zijn, institutioneel, verbaal en politiek onver-
mogend te zijn, kritiek geleverd, en niet van het minste,
op de werking van de onderzoekscommissie dioxine. Hij
heeft ook kritiek geleverd op de rol van bepaalde politieke
partijen, in het bijzonder de mijne. Hij is daar duidelijk zijn
boekje te buiten gegaan. Het is een uitschuiver eerste
klasse waarvoor u, mijnheer de eerste minister, de ver-
antwoordelijkheid draagt, want de heer Willockx is ver-
baal impotent.
De regeringscommissaris spreekt een oordeel uit over de
werking van het parlement. Dit kan dus niet. Het is
compleet uitgesloten dat zoiets ook maar in de breedste
interpretaties van ons reglement mogelijk is. Het is hoe
dan ook onaanvaardbaar, tenzij we aannemen dat rege-
ringscommissarissen verkapte ministers of staatssecre-
tarissen zijn en dat ze toch met een zekere vorm van
investituur zijn bekleed.
Aldus heeft de heer Willockx zich ook in de partijpolitieke
strijd gegooid. Volgens ons heeft hij dat opzettelijk ge-
daan. Het is onverenigbaar met zijn statuut, maar wij
vermoeden dat hij aast op een politieke oplossing voor
zijn toch wel nijpend probleem en dat de functie die hij nu
uitoefent hem niet voldoet.
Ik vraag dan ook heel concreet, mijnheer de eerste
minister, wat uw houding terzake is ? Zal u regerings-
commissaris Willockx hiervoor terechtwijzen ? Wat is uw
houding ten opzichte van de werking van de onderzoeks-
commissie ? Wat is uw houding ten opzichte van de
leden die deze commissie hebben bevolkt ?
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, collega's,
de heer De Crem is terecht geschokt door het feit dat een
regeringscommissaris aan politiek doet. Alleen moet het
volgende toch van mijn hart. De gevoelens van de heer
De Crem zijn selectief, want vo´o´r deze commissaris aan
politiek deed, was de CVP in de regering en was me-
vrouw D'Hondt regeringscommissaris. Van haar werd
ook politieke neutraliteit verwacht. Toch viel mevrouw
D'Hondt dagelijks het Vlaams Blok aan, net zoals giste-
ren het Vlaams Blok grof werd aangevallen door com-
missaris Willockx in dat fameuze VRT-programma. Wat
men terecht verwijt aan de heer Willockx, heeft hij
geleerd van de 'zalige' Paula D'Hondt. Maar regerings-
commissarissen kunnen en zouden niet aan politiek
mogen doen.
Men wist op voorhand, ook de eerste minister, dat de
heer Willockx een politicus en niets anders dan een
politicus is. Laten we zeggen dat iemand die vanuit zijn
positie politieke partijen bekritiseert ergernis opwekt.
Voor u is dat nieuw, wij hebben al meer ervaring met die
gevoelens. Het is nog erger wanneer iemand die veron-
dersteld wordt politiek neutraal te zijn, zijn kanonnen richt
op het parlement en op een onderzoekscommissie van
dit parlement en dit is inderdaad niet aanvaardbaar.
HA 50
COM 079
9
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Francis Van den Eynde
Mijnheer de eerste minister, ik moet toegeven dat dit
maar een element is dat bij het dossier Willockx gevoegd
werd. In feite zijn deze interpellaties ingediend voordat dit
incident zich gisteren voordeed.
Ik moet u bekennen dat ik madame Blanche niet ben, ik
had dit niet kunnen voorspellen. Wat wel merkwaardig is,
is het volgende. Op het ogenblik dat deze regering
gevormd werd, werden wij geconfronteerd met de zoge-
naamde nieuwe politieke cultuur, de nieuwe stijl. Alles
moet vooruitgaan en alles loopt op wieltjes. Er zijn
inderdaad niet meer zoveel ministers, maar plots ver-
schijnen in plaats van ministers, een aantal commissa-
rissen. Ze werden hier al eerder vermeld : mevrouw
Andre´ die op de RTBf zei dat ze niet wist waarover het
ging; de heer Picque´ die zich moet bezighouden met
grootstedelijke problematiek - ik moet zeggen, hij heeft
de problemen van de grootstad Brussel perfect opgelost,
hij is duidelijk ervaren - en dan hebben we mijnheer
Willockx, een dioxinespecialist.
Hoe rampzalig die dioxinecrisis voor onze economie en
ons imago in het buitenland ook was, aan alles komt een
einde. Zo dreigde het paradijs van de heer Willockx
weldra achter de rug te zijn.
De krantenknipsels van eind november liegen er niet om.
De heer Willockx moest met luide stem verkondigen dat
de crisis nog lang niet voorbij was. Le Matin van 26
november titelt
Willockx, pas termine´. Hij zocht immers
nog steeds naar werk. Als men in Sint-Niklaas woont en
6 december nadert, wordt men beloond.
Als ik het Belgisch Staatsblad mag geloven - als dit niet
meer zo is, waar gaan we dan naartoe ! - heeft de heer
Willockx als opdracht de coo¨rdinatie van de toepassing
van de Europese richtlijnen. Dat staat in het Staatsblad
van 16 december, 10 dagen na sinterklaas. Willockx krijgt
een opdracht die quasi-perpetueel is en weinig om het lijf
heeft. Tot op heden is er nooit een regeringscommissaris
nodig gebleken, bevoegd voor Europese richtlijnen. Het
staat als een paal boven water dat de opdracht van
onbeperkte duur is. Als de eerste minister dit niet tegen-
spreekt, zal de heer Willockx tot het einde van deze
legislatuur op beide oren kunnen slapen. Een royaal
sinterklaasgeschenk voor de brave man uit Sint-Niklaas !
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, mijnheer de eerste minister, collega's, ik heb de eer
gehad de allereerste interpellatie tot de nieuwe regering
in te dienen en te houden. U was verhinderd door de
bestrijding van de dioxinecrisis. minister Daems ant-
woordde in uw plaats. Dat gebeurde inderdaad in volle
vakantieperiode. Ik heb naar aanleiding van de rege-
ringsverklaring de problematiek van de regeringscom-
missarissen aangekaart en gewezen op de constitutio-
nele en de deontologische onverenigbaarheden, maar u
hebt toen niet geantwoord.
Mijnheer de eerste minister, er is een constitutioneel
probleem, zeker inzake de heer Picque´. Zoals voorge-
schreven door het decreet van 20 juli 1831 heeft de heer
Picque´ als een ambtenaar de eed in uw handen afge-
legd. Het decreet van 20 juli 1831 is e´e´n van de oudste
decreten en bepaalt dat al de ambtenaren in dit land de
eed moeten afleggen. In het federale staatsrecht volgt
het onmiddellijk na het decreet over de onafhankelijk-
heid, het decreet inzake de regeringsvorming van Belgie¨
en het decreet betreffende de eeuwige ontzetting van de
familie Oranje-Nassau.
De heer Picque´ heeft als ambtenaar de eed afgelegd.
Niets belet hem echter ondertussen vrolijk parlementslid
te blijven, vrolijk mee wetten goed te keuren en vrolijk
mee deze regering te controleren die hem zijn opdrach-
ten geeft en aan wie hij de eed van getrouwheid heeft
afgelegd.
Mijnheer de eerste minister, iedereen weet dat u deze
truc gebruikt hebt om een aantal
gebuisden die bij de
regeringsvorming uit de boot waren gevallen, een fa-
meus snoepje te geven. Bovendien moest de aanstelling
van regeringscommissarissen de pariteit invoeren. De
regeringscommissarissen zijn quasi-staatssecretarissen.
Op die manier is uw regering paritair. Dit was wellicht een
van de prijzen die u aan de heer Michel moest betalen.
Mijnheer de eerste minister, ik had niet verwacht zo snel
opnieuw te moeten interpelleren over deze problematiek.
In de kranten lees ik dat de grootste nood in de dioxine-
crisis is gelenigd, dat de heer Willockx zijn werk heeft
gedaan en dat het besmettingsgevaar is geweken.
De gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober 2000 zijn
echter nog veraf. Daarom moet u voor de heer Willockx
een bezigheidstherapie uitdokteren. We hebben terzake
boeiende hypothesen gelezen. Als de dioxinecrisis gele-
nigd was, zou de heer Willockx zich storten op de
voorbereiding van het Belgisch voorzitterschap van de
Europese Unie in het tweede semester van 2001. Dit
scenario bood mooie vooruitzichten voor de brave man
en zijn duur kabinet die op die manier tot eind 2000 aan
de slag konden blijven. Het ego van minister Michel was
echter te groot. Het scenario werd afgevoerd.
Toen viel Euro 2000 als een godsgeschenk uit de hemel.
Ook dit ging echter niet door.
Mijnheer de eerste minister, u hebt uiteindelijk toch het ei
van Columbus gevonden. De heer Willockx zal zich
onledig houden met de coo¨rdinatie van de toepassing
van de Europese richtlijnen. Ik wens terzake een aantal
vragen te stellen.
Als ik goed ben ingelicht, is de heer Willockx verbonden
aan uw kabinet en niet aan dat van minister Michel. De
omzetting van de Europese richtlijnen is een bevoegd-
heid van de minister van Buitenlandse Zaken. In 1997
10
HA 50
COM 079
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Geert Bourgeois
heb ik voormalig eerste minister Dehaene gei¨nterpel-
leerd over de problematiek van de achterstand van
Belgie¨ inzake de omzetting van de Europese richtlijnen.
Dit is een monotoon verhaal. Sinds begin jaren '90 weet
men dat Belgie¨ een slechte leerling is en belooft elke
regering daaraan te zullen werken. Uw regeerverklaring
bepaalt terzake, ik citeer :
Desbetreffend zal de regering
ervoor zorgen dat de Europese richtlijnen tijdig worden
omgezet
. In juli vond u het echter niet nodig hiervoor een
regeringscommissaris aan te stellen. In december wordt
het probleem we´l urgent. Begrijpe wie begrijpe kan.
In 1997 heeft voormalig eerste minister Dehaene toege-
geven dat ons land een achterstand heeft. Met uitzonde-
ring van Griekenland heeft Belgie¨ het meest aantal
veroordelingen opgelopen. Dehaene heeft zijn minister
van Buitenlandse Zaken gelast met de omzetting van de
richtlijnen. Maandelijks moet verslag worden uitgebracht
over de vorderingen. Het departement van Buitenlandse
Zaken heeft een coo¨rdinatieopdracht verleend aan de
dienst omzetting. Ik citeer toenmalig eerste minister
Dehaene :
Naar aanleiding van de herstructurering van
het departement van Buitenlandse Zaken werd de dienst
omzetting ondergebracht in de directie-generaal juridi-
sche zaken die reeds instond voor de verdediging van
Belgie¨ bij het hof van Justitie
.
Dit betekent dat de heer Willockx een taak zal krijgen die
reeds in 1997 expliciet werd toegewezen aan de minister
van Buitenlandse Zaken en waarvoor een gespeciali-
seerde dienst werd opgericht.
Mijnheer de eerste minister, is de minister van Buiten-
landse Zaken niet bekwaam of heeft hij onvoldoende
tijd ? Moet hij absoluut worden bijgestaan door een
regeringscommissaris ? Zijn de ambtenaren van de
dienst omzetting niet bekwaam ?
U wenst Belgie¨ om te bouwen tot een modelstaat en de
ambtenarij te herwaarderen. Om de haverklap verkondi-
gen u en de minister van Ambtenarenzaken dat we over
zeer performante ambtenaren beschikken. Blijkbaar zijn
de ambtenaren van de dienst omzetting niet bekwaam
om de modelstaat te helpen uitbouwen.
Wat gebeurt er met de opdracht van de minister van
Buitenlandse Zaken en de dienst omzetting ?
Zal de dienst omzetting parallel werken ? Onder wiens
bevoegdheid ?
Mijnheer de eerste minister, is de heer Willockx ook
bevoegd voor het omzetten van de richtlijnen door de
Gewesten en de Gemeenschappen ? Is dat vervat in zijn
opdracht of beperkt die zich uitsluitend tot het federale
vlak ? Als dat tot zijn taak behoort, hebt u dan overleg
gepleegd met de Gewesten en Gemeenschappen ?
Hoe lang duurt de opdracht van de heer Willockx ? Is het
een soort perpetuum mobile, dat doorgaat tot alle richt-
lijnen zijn omgezet ? Ik kan u in dat verband kranten-
knipsels geven uit het begin van de jaren '90. Dit blijft een
eeuwig probleem in Belgie¨. Gaat het hier om een op-
dracht
van
bepaalde
duur ?
Eindigt
hij
bij
de
gemeenteraadsverkiezingen ? Eindigt hij bij het benoe-
men van de schepenen en de burgemeester in Sint-
Niklaas ? Blijkbaar is de taak van regeringscommissaris
met veel zaken verenigbaar, maar is ze concreet consti-
tutioneel gezien ook verenigbaar met een uitvoerend
mandaat op gemeentelijk niveau ? Mag een regerings-
commissaris burgemeester of schepen zijn ?
De heer Gerolf Annemans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mag ik mij hier bij aansluiten of moet ik eerst
het antwoord van de minister aanhoren ?
De voorzitter : Het Reglement bepaalt dat de interpel-
lanten achtereenvolgens het woord nemen en dat in de
replieken ook andere leden kunnen spreken. De voorzit-
ter van de Kamer heeft mij uitdrukkelijk gevraagd om op
dit punt enigszins ruimdenkend te zijn. Voor het tussen-
komen als interpellant moet men echter aan de agenda
staan.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Mijnheer de voorzitter,
collega's, ik kan zeer concreet antwoorden op de ge-
stelde vragen. Ter inleiding wil ik hier even verduidelijken
dat de regeringscommissarissen geen deel uitmaken van
de regering, dit in tegenstelling tot de staatssecretaris-
sen, de kabinetsraad en de Ministerraad. Zij hebben allen
een specifieke opdracht. De aanduiding van de heer
Willockx voor het afwikkelen van de gevolgen van de
dioxinecrisis heeft bewezen dat de regering een goede
keuze heeft gemaakt. De heer Willockx heeft zich voor-
namelijk beziggehouden met pogingen om zo snel mo-
gelijk beslissingen te krijgen van de Europese instellin-
gen met betrekking tot de dioxinecrisis. Dit heeft veel
succes gekend. Als een regering van een lidstaat een
beslissing neemt met een dergelijke impact duurt het
vaak maanden nadat die beslissing is genotificeerd bij de
Europese Commissie voor men daar een reactie op krijgt
van de Europese instellingen. Door de inzet en de
werkkracht van de heer Willockx zijn wij er in geslaagd
om tientallen koninklijke besluiten die van uitzonderlijk
belang waren voor de dioxinecrisis op een snelle manier
te laten goedkeuren. Het beste bewijs is dat ook leden
van de oppositie - naar ik meen ook de voorzitter van
deze commissie - naar aanleiding van een interpellatie
de heer Willockx lof hebben toegezwaaid voor het werk
dat hij heeft gepresteerd. Bovendien is de heer Willockx
erin geslaagd om met de hulp van Europese parlements-
leden van diverse partijen een aantal budgettaire lijnen te
openen op Europees vlak. Dit maakt het mogelijk dat er
Europese steun komt voor een aantal inspanningen die
HA 50
COM 079
11
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Guy Verhofstadt
wij op het vlak van de voedselveiligheid doen. Het is niet
evident dat dit in de begroting van 2000 werd goedge-
keurd, zowel door de Europese Raad als in tweede lezing
door het Europees Parlement.
De taak van de heer Willockx is op dat vlak nog absoluut
niet ten einde. Na de goedkeuring van de dioxinewet
moeten er immers nog heel wat uitvoeringsbesluiten
worden genomen. Zo staan er morgen vijf of zes beslui-
ten aan de agenda van de Ministerraad. Ze zijn door de
heer Willockx en de kabinetten van Volksgezondheid en
Landbouw voorbereid ter uitvoering van de dioxinewet.
Ook deze besluiten moeten wij bij Europa laten notifice-
ren om vervolgens de goedkeuring te bekomen. Tegelij-
kertijd zullen wij in de komende maanden enorm veel
werk hebben met het opvolgen en uitbetalen van de
dossiers. Ik wil dan ook stellen dat de opdracht van de
heer Willockx met betrekking tot de dioxinecrisis niet is
afgelopen. Er moeten immers nog heel wat besluiten
door de Europese instellingen worden gesluisd. Boven-
dien moeten nog een groot aantal dossiers worden
afgehandeld in de loop van 2000. Ik meen te mogen
zeggen, waarschijnlijk met instemming van iedereen, dat
de aanstelling van de heer Willockx als regeringscom-
missaris om in nauw overleg met Landbouw en Volksge-
zondheid de dioxinecrisis af te handelen een meer dan
gelukkige keuze is geweest. Dat zal ook in de komende
weken en maanden zo blijven.
De voornaamste taak van de heer Willockx ligt in zijn
contacten met de Europese instellingen. Daarom hebben
wij hem in dezelfde filosofie gevraagd om ook de taak op
zich te nemen van de omzetting van Europese richtlijnen
in intern recht. In de loop van de jaren hebben wij op dat
vlak immers een enorme achterstand opgelopen. Men
heeft hier al een naam voor gevonden, namelijk werk-
groep 181. Het gaat namelijk in totaal om 181 beslissin-
gen die moeten worden omgezet. Ik hoop dat dit cijfer
daalt en dat de heer Willockx de naam van zijn werk-
groep op regelmatige tijdstippen moet aanpassen. Ik heb
hier echter het volste vertrouwen in.
Sommigen doen alsof het hier gaat om een vast aantal
richtlijnen die moeten worden omgezet. Er worden echter
dagelijks richtlijnen goedgekeurd op Europees vlak die
vervolgens in intern recht moeten worden omgezet. Er
zijn al duizenden richtlijnen omgezet, maar in de voorbije
jaren was er een belangrijke achterstand gegroeid die
nog jaarlijks opliep. Het laatste cijfer was een achterstand
van 181 richtlijnen. Het is niet omdat men in een be-
paalde maand 50 richtlijnen omzet in intern recht dat
daarmee de achterstand met 50 stuks vermindert. Er
kunnen intussen immers 60 nieuwe richtlijnen zijn bijge-
komen. Het gaat hier dus niet om een bepaald aantal
richtlijnen dat moet worden omgezet, het gaat om de
opgelopen achterstand die moet worden weggewerkt.
Wij hebben op een bepaald ogenblik beslist om hiervoor
een extern persoon aan te duiden. Onze keuze viel op de
heer Willockx omdat hiervoor veel coo¨rdinerende taken
nodig zijn. Zoals de heer Bourgeois zei, is er regelmatig
coo¨rdinatie met de Gewesten en Gemeenschappen no-
dig. De heer Willockx werkt voor deze taak samen met de
minister van Buitenlandse Zaken en hierdoor ook met de
bevoegde dienst die de heer Bourgeois zojuist heeft
genoemd. Hij moet als motor dienen om de administra-
ties, de kabinetten, de federale overheid, de regionale
overheden en de Europese instellingen met elkaar in
contact te brengen om tot een zo snel mogelijk omzetting
te komen.
Mijnheer de voorzitter, dit is een taak waarmee u elke
dag, elk uur moet bezig zijn om ervoor te zorgen dat niet
alleen die 181 richtlijnen worden omgezet, maar ook dat
de tientallen nieuwe richtlijnen, die maandelijks binnen-
komen, in intern recht worden omgezet. Mochten we er
geen enkele omzetten, dan zouden we op het einde van
het jaar met een achterstand van meer dan duizend
richtlijnen zitten.
Gezien het ook gaat om de relatie Belgie¨, federale
overheid, regio's, Gewesten aan de ene kant en de
Europese instellingen aan de andere kant, lijkt dit mij de
meest gepaste aangelegenheid om dit te doen.
Net zoals de heer Willockx ervoor gezorgd heeft dat we in
enkele maanden tijd, in 182 dagen, die crisis hebben
kunnen keren en een opheffing hebben gekregen van de
draconische maatregelen die door het Europees veteri-
nair comite´ waren getroffen, ben ik ervan overtuigd dat
we ook hier zeer snel van een slechte naar een goede
leerling zullen evolueren. We zijn al een beetje gestegen
in de rangorde van de achterstand. Op de laatste lijst
stonden we al op de achtste of negende plaats van de
vijftien lidstaten. Dat is nog altijd niet bijzonder.
We mogen echter niet tevreden zijn met de achtste of de
negende plaats, we moeten trachten beter te scoren. Ik
ben ervan overtuigd dat we daar snel zullen in slagen
door de inspanningen die we zullen leveren.
Mijnheer de voorzitter, dit waren de antwoorden die ik
kan verstrekken aan de verschillende interpellanten.
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik heb op mijn laatste vraag aan de eerste minister met
betrekking tot de problematiek van de pariteit geen
antwoord gekregen.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Het heeft er niets mee
te maken.
De heer Pieter De Crem (CVP) : U zegt dat dit er niets
mee te maken heeft.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Er is geen paritair
probleem.
12
HA 50
COM 079
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De heer Pieter De Crem (CVP) : Constitutioneel er is dus
geen probleem, ondanks het feit dat velen daarop heb-
ben gewezen.
Mijnheer de eerste minister, u zegt dat iedereen tevreden
is over het werk van commissaris Willockx. Namens mijn
fractie kan ik u echter meedelen dat wij dat helemaal niet
zijn, vooral de overbodigheid van zijn functie heeft daar-
mee veel te maken.
U zegt dat u de heer Willockx hebt gevraagd of hij die
taak op zich zou willen nemen. Ik denk dat er geen vraag
is gesteld aan de heer Willockx. U hebt de heer Willockx,
commissaris, gewoon gezegd dat het enige waarmee hij
zich nog kon bezighouden, voor the time being, het
omzetten van een aantal Europese richtlijnen in Belgisch
recht was, want dat er voor de rest niets meer was. U had
met uw vice-premier, Louis Michel, gesproken en ook
met staatssecretaris Chevalier. Zij zagen het helemaal
niet zitten dat de heer Willockx op een of andere manier
bevoegd zou worden voor Europese aangelegenheden,
voor het omzetten van andere zaken of voor het voorbe-
reiden van iets anders. Er was voor hem niets anders
weggelegd.
Dat is de essentie van wat commissaris Willockx nu krijgt.
U zegt dat hij nu verantwoordelijk is voor de werkgroep
181. Met zijn twaalf medewerkers is dat toch nog altijd
maar het omzetten van vijftien richtlijnen. U zegt dat er
een grote achterstand is. Dit betekent dat commissaris
Willockx nu commissaris van de achterstand wordt in
plaats van commissaris voor de dioxine. Ik kan mij niet
indenken dat hij voor de rest nog iets zal doen. U zegt dat
hij een grote werkkracht is. Het zou er nog aan ontbreken
dat hij niet zou gewerkt hebben, hij heeft een half kabinet
staatssecretarissen. Ik denk dat het toch wel voor het
eerst in de vaderlandse geschiedenis is dat een niet-
minister een quasi-ministerie¨le functie krijgt.
Indien er toch zo'n belangrijke opdracht is, dan waren er
toch ook bij uw voorgangers mogelijkheden tot het uit-
breiden van het prerogatief en de bevoegdheid. Een van
uw illustere voorgangers, Achiel Van Acker, was niet
alleen eerste minister, maar ook minister voor de Steen-
kool. Ik denk dat u toch ook eerste minister kon zijn en,
wanneer er een crisismoment was, ook minister voor de
Dioxine kon geweest zijn. We hebben dat trouwens ook
ten tijde van onze eerste interpellatie gezegd. Het is dus
heel duidelijk dat u nog iets goed had te maken of nog
een soort onderpand diende te lichten.
Hij woonde de kabinetsraad niet bij. Het zou er nog aan
ontbreken
dat
een
niet-minister
of
een
niet-
staatssecretaris de kabinetsraad zou bijwonen. Hij stond
natuurlijk in permanent contact met die kabinetsraad,
want ik weet nog heel goed, zoals een aantal andere
collega's, dat we de heer Gabrie¨ls, de bevoegde minister
uit het verre Bree, 's ochtends op onze radio's hebben
horen omroepen dat het tijd werd dat Willockx eigenlijk
zijn wafel hield, want dat hij met het uitvoerende aspect
van deze regering niets had te maken.
De heer Willockx heeft voortdurend op het scherp van de
snee gespeeld en hij is er soms wel eens afgevallen en
dat heeft voor heel wat problemen binnen uw regering
geleid.
Het concrete werk is dus de grootste misleiding die er
ooit is gebeurd. Indien Brussel Helsinki zou zijn en
Helsinki Brussel, dan zou ik akkoord gaan. De Europese
commissie, de diensten van de Europese commissie en
het Europees Parlement, het Europees Commissariaat
vinden nu hun vast verblijf - ik heb die afstand vanmiddag
afgelegd - op nog geen twee kilometer van het kabinet
van de eerste minister.
Indien u dus eerste minister en minister voor de Dioxine
was geweest, dan had u dat even goed zelf kunnen doen.
U gaat ons niet wijsmaken dat dat de dossiers heeft
bespoedigd.
Commissaris Willockx is nu voorzitter van de werkgroep
Achterstand. Voor ons is hij commissaris voor de Achter-
stand en eigenlijk heeft u van hem een commissaris voor
de Onderstand gemaakt. Hij heeft geen andere taak dan
het oplossen van het politieke probleem van Freddy
Willockx en het politieke probleem van de SP, die niet
tevreden was bij het verdelen van de ministerportefeuil-
les.
Hij blijft voor ons de cadeau, de snoepjesdoos, de
bonbondoos voor een gebuisde minister. We hadden
echt van u verwacht, mijnheer de eerste minister, dat u, in
het kader van die nieuwe politieke cultuur - en dat meen
ik oprecht - en niet zozeer in het kader van het snelle en
het efficie¨nte, maar wel voor de verandering die u zo
prijst, de politieke eerlijkheid had gehad om hier te
zeggen dat de benoeming van Willockx en het uitbreiden
en het verlengen van zijn portefeuille effectief het onder-
pand is. Had u dat gezegd, dan zou u veel aan geloof-
waardigheid winnen. Bovendien is zo'n beslissing van
een ongelooflijke deontologische inconsistentie en dat
zal u zwaar worden aangerekend.
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, de heer
Willockx is geen minister want hij woont de kabinetsraad
niet bij.
Dat bevestigt mijn stelling dat
commissaris een nieuwe
naam is om ministers, die men niet aan de bevolking wil
verkopen omdat de regering al zo groot is, toch te kunnen
benoemen. Het is niet meer of niet minder dan dat. Ik
moet wel toegeven dat u aan de perfecte recyclage bezig
bent.
HA 50
COM 079
13
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Francis Van den Eynde
Aan de ene kant hebben we commissaris Willockx, die
ervoor zou zorgen dat de Europese regels in ons recht
worden omgezet en aan de andere kant hebben we
mevrouw Andre´, die ook commissaris is en die gaat
zorgen voor de vereenvoudiging van de administratie.
Dat is een perfecte recyclageoperatie.
Indien de heer Willockx geen minister en geen politicus
is, waarom keurt u dan niet af dat hij gisteren aan politiek
heeft gedaan op televisie ? Het is duidelijk dat Willockx
een minister is. Het is er eentje meer in uw regering, niet
meer of niet minder.
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, mijnheer de eerste minister, ten eerste had ik graag
dat u nu een antwoord gaf op mijn laatste, pertinente
vraag die u niet hebt beantwoord. Is dit ambt al dan niet
verenigbaar met een uitvoerend gemeentelijk mandaat.
Eerste minister Guy Verhofstadt : De heer Willockx
heeft toch geen uitvoerend gemeentelijk mandaat ?
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) : Ik vraag of dit ambt
van regeringscommissaris verenigbaar is met een uitvoe-
rend mandaat op gemeentelijk vlak.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Ik zie niet in welk
probleem er hier is. De heer Willockx heeft toch geen
uitvoerend gemeentelijk mandaat.
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) : De heer Willockx
verklaart in allerhande interviews dat hij de ambitie heeft
om op 1 januari 2001, na de volgende gemeenteraads-
verkiezingen, een belangrijk uitvoerend gemeentelijk
mandaat in de stad Sint-Niklaas waar te nemen.
Eerste
minister
Guy
Verhofstadt :
Na
de
gemeenteraadsverkiezingen bedoelt u ?
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) : Ik neem aan dat u
weinig tijd hebt om interviews van uw commissarissen te
lezen, maar ik lees herhaaldelijk dat de heer Willockx
deze ambitie openlijk ventileert.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Het is evident dat dit
niet verenigbaar is. Het zijn beide uitvoerende mandaten.
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) : Ik heb ook nog een
volgende beschouwing. Mijnheer de eerste minister, u
zegt dat de heer Willockx geen deel uitmaakt van de
regering. In hetzelfde antwoord zegt u echter dat hij
uitvoeringsbesluiten klaarmaakt. Ik dacht dat dit een taak
was van een minister. Ik stel ook vast dat hij echt politieke
uitspraken doet. Hij heeft vandaag of gisteren in de pers
nog verklaard dat al die vervelende bedrijven hem niet
meer moeten dagvaarden want dat er dan zeker geen
minnelijke schikking komt. Dit is toch een politieke uit-
spraak.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Ja, en gedekt door
mij.
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) : Mijnheer de eerste
minister, ik heb mijn bedenkingen over die verklaring
maar ik hoor dat ze door u wordt gedekt, dus ik neem
daarvan akte.
Ten tweede, ik heb nog steeds de indruk dat er een
bezigheidstherapie voor de heer Willockx wordt gezocht.
De zin van zijn taak ontsnapt mij volkomen. In het
departement voor Binnenlandse Zaken wordt een spe-
ciale dienst opgericht. De heer Dehaene heeft mij in 1997
bevestigd dat daarvoor zelfs een nieuw computerpro-
gramma werd gemaakt. De vorige regering vergaderde
elke maand over dit probleem.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Dat gebeurde toen.
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) : Misschien doet u
dat niet meer. Tot nu toe was het een politieke verant-
woordelijkheid van de minister van Buitenlandse Zaken
en nu wordt het blijkbaar de verantwoordelijkheid van
een ambtenaar, die wij niet kunnen interpelleren. Me-
vrouw Onkelinx heeft onlangs in de commissie evenwel
gezegd dat we de heer Picque´ maar moesten uitnodigen
om hem rechtstreeks te ondervragen.
Ik neem er akte van dat hij wat deze opdracht betreft,
ressorteert onder de bevoegdheid van de minister van
Buitenlandse Zaken, ook al is het koninklijk besluit door
uw diensten gepubliceerd en enkel door u ondertekend.
Als wij dus in de toekomst willen interpelleren over de
omzetting van Europese richtlijnen, moeten wij ons rich-
ten tot de minister van Buitenlandse Zaken, hoewel hij
het aanstellingsbesluit van de heer Willockx niet mede
heeft ondertekend. We zullen deze zaak opvolgen en
nagaan of het aftelrijmpje van de 181 richtlijnen die nog
moeten worden omgezet, voldoende lang blijkt om de
heer
Willockx
bezig
te
houden
tot
aan
de
gemeenteraadsverkiezingen.
De heer Gerolf Annemans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de eerste minister, als ik mij niet
vergis heb ik geen antwoord gehoord op een aantal
opmerkingen die werden gemaakt in verband met de
uitlatingen van de heer Willockx van gisteren. De heer
Willockx, die een agent is van uw regering en al dan niet
voor zijn daden en uitspraken door u wordt gedekt, heeft
zich gisteren gepermitteerd in verband met de parlemen-
taire onderzoekscommissie inzake de dioxine, verklarin-
gen uit te brengen die door mij en een groot deel van de
commissie - mijnheer de voorzitter, ik ben ook lid van
deze commissie en u moet mij eventueel tegenspreken -
worden ervaren als een rechtstreekse aanval op en
inmenging in de werkzaamheden van die commissie. Hij
heeft dat op een vrij algemene manier gedaan. Iemand
die de werkzaamheden van de dioxinecommissie enigs-
14
HA 50
COM 079
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Gerolf Annemans
zins heeft gevolgd zal hebben opgemerkt dat de rol van
het Vlaams Blok daarin tot hier toe nooit poujadistisch is
geweest, maar altijd min of meer constructief. Niemand
kan mij verwijten dat ik een ambtenaar ooit harder heb
aangepakt dan geoorloofd, tenzij misschien uw vriend en
partijgenoot Andre´ Destickere. Voor het overige ben ik
altijd correct geweest.
Wat stellen wij evenwel vast ? Gisteren, in een uitzending
van TerZake, deed de heer Willockx aan de bevolking
kond dat er komaf moet werd gemaakt met de inquisito-
riale methodes van de dioxinecommissies die door het
Vlaams Blok op gang worden gebracht en nadien helaas
worden gevolgd door de CVP. Iedereen weet dat hij naast
de waarheid zit en hij daarmee een politieke uitspraak
doet.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Mag ik voorstellen dat
de heer Annemans morgen een mondelinge vraag stelt,
in plaats van mij te ondervragen over een televisie-
uitzending die ik niet heb gezien.
De voorzitter : De heer Annemans heeft het woord voor
een repliek en moet zich daartoe beperken. Wij praten
over het onderwerp dat aan de orde is, maar daarover
kan geen debat gevoerd. Er zijn terzake immers monde-
linge vragen ingediend.
De heer Gerolf Annemans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, ik heb gehoord dat een interpellant, zonder dat
u hem hebt tegengesproken, daarover een vraag heeft
gesteld aan de eerste minister. De volgende interpellant
heeft daarop allusie gemaakt. De eerste minister heeft
niet gevraagd wat zij eigenlijk bedoelen. Ik neem dus aan
dat hij zeer goed weet waarover het gaat. Mijnheer de
eerste minister, waarom antwoordt u niet op de opmer-
kingen die de interpellanten u maken ?
U weet zeer goed wat de draagwijdte van de woorden
van de heer Willockx is. Als regeringscommissaris geeft
hij een beoordeling over de werking van een parlemen-
taire onderzoekscommissie. Dekt u deze beoordeling ?
Eerste minister Guy Verhofstadt : Mijnheer de voorzitter,
ik heb die uitzending niet gezien, dus ik weet niet
waarover de heer Annemans het heeft. Men vertelt mij
dat daarover morgen mondelinge vragen zullen worden
gesteld. Ik zal op dat moment met veel genoegen ant-
woorden.
De heer Gerolf Annemans (Vlaams Blok) : Zult u het
programma dan gezien hebben ?
Eerste minister Guy Verhofstadt : Ik ben een verwittigd
man.
De heer Gerolf Annemans (Vlaams Blok) : We spreken
af dat u vanavond naar die uitzending kijkt en dat u
morgen een antwoord geeft. U zult morgen toch niet
antwoorden dat u de uitzending niet hebt gezien ?
Eerste minister Guy Verhofstadt : Nee.
De heer Gerolf Annemans (Vlaams Blok) : Dan spreken
wij elkaar morgen. De eerste minister heeft blijkbaar nog
een dagje extra nodig om erover na te denken.
De voorzitter : Tot besluit van deze bespreking werden
volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion, des motions ont e´te´
de´pose´es.
Een eerste motie van aanbeveling werd ingediend door
de heren Gerolf Annemans en Francis Van den Eynde en
luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellaties van de heren Pieter
De Crem, Francis Van den Eynde en Geert Bourgeois
en het antwoord van de eerste minister, verzoekt de
regering ervoor te zorgen dat regeringscommissarissen
voortaan de politieke neutraliteit die van ambtenaren
tijdens de uitoefening van hun ambt verwacht mag wor-
den strikt in acht zouden nemen en kritiek op de werk-
zaamheden van parlementaire onderzoekscommissies
achterwege zouden laten.
Une premie`re motion de recommandation a e´te´ de´pose´e
par MM. Gerolf Annemans et Francis Van den Eynde et
est libelle´e comme suit :
La Chambre, ayant entendu les interpellations de
MM. Pieter De Crem, Francis Van den Eynde et Geert
Bourgeois
et la re´ponse du premier ministre, invite le gouvernement
a` veiller a` ce que les commissaires du gouvernement
respectent strictement, a` l'avenir, la neutralite´ politique
que l'on est en droit d'attendre de fonctionnaires dans
l'exercice de leur fonction et se gardent dore´navant de
critiquer les travaux des commissions d'enque^te parle-
mentaire.
Een tweede motie van aanbeveling werd ingediend door
de heren Geert Bourgeois, Pieter De Crem en Jean-Pol
Poncelet en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellaties van de heren Pieter
De Crem, Francis Van den Eynde en Geert Bourgeois
en het antwoord van de eerste minister, beveelt de
regering aan :
- de functie van regeringscommissaris per 1 januari 2000
af te schaffen;
HA 50
COM 079
15
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
- de bevoegdheid voor de omzetting van Europese
richtlijnen over te dragen aan de minister van Buiten-
landse Zaken;
- het Adviescomite´ voor Europese Aangelegenheden van
het parlement hierbij concreet te betrekken.
Une seconde motion de recommandation a e´te´ de´pose´e
par MM. Geert Bourgeois, Pieter De Crem et Jean-Pol
Poncelet et est libelle´e comme suit :
La Chambre, ayant entendu les interpellations de
MM. Pieter De Crem, Francis Van den Eynde et Geert
Bourgeois
et la re´ponse du premier ministre, recommande au
gouvernement :
- de supprimer au 1er janvier 2000 la fonction de com-
missaire du gouvernement;
- de transfe´rer au ministre des Affaires e´trange`res la
compe´tence en matie`re de transposition de directives
europe´ennes;
- et d'y associer concre`tement le Comite´ d'avis charge´ de
questions europe´ennes.
Een eenvoudige motie werd ingediend door de heren
Patrick Lansens, Jean Depreter, Denis D'hondt en Tony
Smets en mevrouw Ge´raldine Pelzer-Salandra.
Une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par MM. Patrick
Lansens, Jean Depreter, Denis D'hondt et Tony Smets et
Mme Ge´raldine Pelzer-Salandra.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
Mondelinge vraag van de heer Guido Tastenhoye aan
de eerste minister over
de verklaringen van de
vice-eerste minister en minister van Begroting,
Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie
met betrekking tot de kabinetschef van de Koning
(nr. 657)
Question orale de M. Guido Tastenhoye au premier
ministre sur
les de´clarations du vice-premier minis-
tre et ministre du Budget, de l'Inte´gration sociale et
de l'Economie sociale relatives au chef de cabinet du
Roi
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de eerste minister, collega's, tijdens
het VTM-programma het Schaduwkabinet van woensdag
8 december 1999 werd door de vice-eerste minister
verklaard dat de heer Jacques van Ypersele de Strihou,
de kabinetschef van de koning, best niet meer in functie
zou blijven. Als uitspraak van een vice-eerste minister
kan dit tellen. De kabinetschef van de Koning wordt
hierdoor zwaar in de wind gezet. Eigenlijk zegt de
vice-eerste minister tot de kabinetschef dat hij zijn matten
moet rollen en het aftrappen.
Hierover verscheen een interessant artikel in het week-
blad Knack van vorige week. Daarin werd het boekje van
de heer Van Ypersele even open getrokken. De betrok-
ken journalist is van mening dat de uitspraak van de heer
Vande Lanotte allerminst een lapsus of een slip off the
tongue was. Immers, de paars-groene coalitie is, onder
druk van de PRL, druk bezig de dinosaurussen van CVP-
en PSC-signatuur uit het vorige regime op te ruimen.
Bovendien zou de heer Vande Lanotte een bijzondere
reden hebben om de kabinetschef van zijn voetstuk te
halen, want in 1996 zette koning Albert de heer Vande
Lanotte zwaar in de wind in verband met het gevoerde
asielbeleid.
Uzelf, mijnheer de eerste minister, zou eveneens een
eitje te pellen hebben met de heer Van Ypersele. Immers,
in 1991, na de fameuze zwarte zondag, zou Van Ypersele
u veel te vroeg het veld hebben ingestuurd om te trachten
een regering te vormen zodat u wel moest mislukken. Nu
is de tijd van afrekening gekomen en de regering zal met
de heer Van Ypersele de rekening vereffenen.
Het artikel spreekt verder nog over de activiteiten van de
heer Van Ypersele aan het Hof die allerminst neutraal
kunnen worden genoemd. Er zijn er te veel om op te
sommen. Zeer bekend en recent is de inmenging van het
Hof in verband met de overname van de Generale. De
Koning zou toen, op voorstel van de heer Van Ypersele,
Fortis-voorzitter Maurice Lippens op de koffie hebben
uitgenodigd en de bestuurders van de Generale Bank en
de leden van de Commissie voor het Bank- en Financie-
wezen hebben willen overhalen om voor het Fortisbod en
tegen dat van concurrent ABN-Amrobank, te kiezen. Het
resultaat is bekend. Fortis, in feite de ASLK, ging scheep
met de Generale Bank en de heer Lippens mag zich
voortaan graaf noemen.
De heer Van Ypersele de Strihou wordt ook, onder meer
door grootmaarschalk Herman Liebaers, omschreven als
een slechte geest aan het koninklijk hof. De heer Lie-
baers heeft ooit ook verklaard dat de heer Van Ypersele
als een sinister spook op het paleis ronddwaalt.
Mijnheer de eerste minister, ik kom thans tot mijn vragen.
Ten eerste, vertolkt de zwaarwichtige uitspraak van vice-
eerste minister Vande Lanotte het standpunt van de hele
regering ?
Ten tweede, kan de eerste minister uitleggen hoe de
functie van koninklijk kabinetschef van de Koning wordt
toegekend ? Welke criteria worden gehanteerd bij de
16
HA 50
COM 079
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Guido Tastenhoye
toekenning van deze functie ? Gebeurt dit nog steeds,
zoals in het verleden, volgens de politieke kleur ? De
heer Van Ypersele staat immers bekend als een PSC'er.
Kiest de Koning zelf zijn kabinetschef ? Ik kan dat
moeilijk aannemen. Dat is onwaarschijnlijk. Alles wat de
Koning zegt of doet moet immers worden gedekt door de
regering.
Onder welk statuut valt deze functie ? Bestaat er een wet
die in een dergelijk bijzonder statuut voorziet ? Voor
hoelang wordt de functie van koninklijk kabinetschef
toegekend ? Hoe zal de regering ervoor zorgen dat aan
de uitdrukkelijke wens van de heer Vande Lanotte tege-
moet wordt gekomen ?
Wanneer wordt dus in de vervanging van de heer Van
Ypersele voorzien ? Hebt u al een kandidaat voor zijn
vervanging op het oog ? Misschien kunt u nu al een tipje
van de sluier oplichten.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Mijnheer de voorzitter,
de manier waarop de heer Tastenhoye zijn inleiding
geeft, lijkt me niet onschuldig. Zijn partij, het Vlaams Blok,
wenst de monarchie in ons land af te schaffen. Dat
verklaart zijn vragen en de interpretatie die hij de uitspra-
ken van de heer Vande Lanotte toedicht.
Ik zal kort ingaan op de gestelde vragen. We beschikken
over een verslag van 1949, waarin het statuut van de
prive´-medewerkers van de Koning heel duidelijk wordt
bepaald. Dit verslag werd uitgebracht door een bijzon-
dere commissie, op vraag van het ministerie van Justitie.
Ik zal dit verslag aan de interpellant overhandigen. De
benoeming van de leden van het kabinet van de Koning
gebeurt, in tegenstelling tot wat u zei, niet door bemid-
deling van de ministerie¨le medeondertekening. De Ko-
ning kiest en benoemt vrij zijn medewerkers. Het is mijn
intentie, net als die van de regering die ik leid, het hier bij
te laten.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, ik heb een vijftal vragen gesteld en de eerste
minister heeft slechts een vraag beantwoord, met name
de vraag of de Koning zijn kabinetschef zelf kiest dan wel
of dit een beslissing van de regering is.
Op mijn andere vragen heb ik geen antwoord gekregen
wat ik ten zeerste betreur. Dit is geen voorbeeld van
democratie en zeker niet van uw nieuwe politieke cultuur
en uw moderne communicatie met het publiek en de
overheid, mijnheer de eerste minister. Eigenlijk zegt u
hier aan de volksvertegenwoordiging dat ze er geen
zaken mee heeft.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Mijnheer de voorzitter,
collega Tastenhoye, ik wens hier nog even op in te gaan.
Ik zeg wat de realiteit is, namelijk dat de Koning zelf zijn
medewerkers aanduidt, dat er geen duurtijd wordt be-
paald en dat de Koning daar zelf over beslist. De regering
komt daarin niet tussen, er is zelfs geen ministerie¨le
medeondertekening.
Dat levert het duidelijke bewijs dat in onze constitutionele
orde deze functies door de Koning zelf worden ingevuld,
voor de tijdsduur die hij zelf wenst, dat er geen medeon-
dertekening is door de regeringsleden en ik ben niet van
plan om dat in de toekomst te veranderen.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Mijnheer de
eerste minister, op de belangrijkste vraag hebt u niet
geantwoord. Dekt u, als regering en als premier, de
uitspraak van uw vice-premier dat de kabinetschef van
de Koning best zou opstappen ?
Eerste minister Guy Verhofstadt : Ten eerste, hij heeft
dat niet gezegd. Ten tweede, ik heb u een duidelijk
antwoord verstrekt.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
eerste minister over
de parlementaire controle op
het beleid van de regeringscommissarissen
(nr. 704)
Question orale de M. Yves Leterme au premier minis-
tre sur
le contro^le parlementaire concernant la poli-
tique des commissaires du gouvernement
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de eerste minister, collega's, ik wil even op het
voorgaande punt terugkomen. Ik wil niet ingaan op het
betoog van de heer Tastenhoye, maar daarstraks zag ik
nog een bewijs van het feit dat het uitklaren van de
verhoudingen tussen parlement, uitvoerende macht en
monarchie een permanente bezorgdheid moet zijn. Ik las
daarnet een persbericht waarin stond dat prinses Astrid
binnenkort een bezoek aan Oostende brengt. Onderaan
het persbericht stond dat collega-kamerlid Dalila Douifi
tijdens dit bezoek als verantwoordelijke voor de pers-
relaties zal optreden. Dit lijkt me niet voorzichtig. Daarom
wil ik dat hier bespreken, omdat de juiste verhoudingen
tussen de verschillende onderdelen van ons grondwette-
lijk systeem ook daarstraks voorwerp uitmaakten van de
discussie.
Mijn vraag gaat over de positie van de heer Picque´. We
hebben het al een aantal keren over de heer Picque´
gehad, onder meer over zijn pecuniaire toestand, de
verloning die ingeschreven was in de begroting 1999 en
die we hebben rechtgezet met een amendement waar-
door de fout van de regering werd opgelost.
De aanleiding tot mijn vraag is een verklaring van me-
vrouw Onkelinx, de voogdijminister van de heer Picque´.
In antwoord op een aantal vragen en interpellaties inzake
het grootstedenbeleid zegt mevrouw Onkelinx en ik ci-
teer :
de heer Picque´ zelf ter beschikking staat van de
Commissie, in casu de commissie voor de Binnenlandse
HA 50
COM 079
17
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Yves Leterme
Zaken - waarvan collega Picque´ plaatsvervangend lid is -
om daarover meer uitleg te geven
. Ik citeer uit het
Beknopt Verslag van de vergadering van de commissie
voor de Binnenlandse Zaken van 14 december 1999.
Deze verklaring staat haaks op een verklaring die minis-
ter Daems op 22 of 23 juli in de commissie voor de
Binnenlandse Zaken aflegde. minister Daems stelde dat
het beleid van de regeringscommissarissen kan worden
gecontroleerd via controle op de toezichthoudende mi-
nister. Ik wil niet vitten, maar dit is belangrijk voor de
opvolging van het beleid in de drie sectoren waaraan u in
uw regeerakkoord terecht bijzondere aandacht schenkt,
met name de dioxinecrisis, de vereenvoudiging van de
administratie en het grootstedenbeleid. Het is belangrijk
dat daarvoor een bijzonder beleid wordt gevoerd. Van-
daar het grote belang om er met het parlement via de
normale wegen te kunnen aan meewerken en ons par-
lementair controlerecht te kunnen uitoefenen. Daar zit
dus het probleem. De ene minister zegt, en ik citeer uit
het verslag van 22 juli van deze commissie, dat
de heer
Picque´ een medewerker van de minister is
. Vorige week
zegt mevrouw Onkelinx dat de heer Picque´ rechtstreeks
kan worden ondervraagd en gei¨nterpelleerd in deze
commissie voor de Binnenlandse Zaken.
Het is belangrijk om de institutionele positie van de
regeringscommissarissen goed te definie¨ren omwille van
die parlementaire controle en omdat, en dan verwijs ik
naar de actuele verklaringen van regeringscommissaris
Willockx op het werk van de dioxinecommissie, rege-
ringscommissarissen zich blijkbaar geroepen voelen om
niet enkel over de hun toebedeelde bevoegdheden hun
mening te geven, maar ook over de werking van het
parlement, de politieke partijen en de politici. Dat bewijst
nogmaals de noodzaak om duidelijk te weten in welke
hoedanigheid de regeringscommissaris functioneert en
hoe hij kan worden onderworpen aan de normale parle-
mentaire controle. In het geval van de heer Picque´ komt
daar nog bij dat hij als parlementslid deel uitmaakt van
deze assemblee.
Als men de logica van mevrouw Onkelinx volgt, en niet
die van minister Daems, kan men zich bijvoorbeeld
voorstellen dat er op een bepaald moment een interpel-
latie komt gericht tot de heer Picque´ en dat er dus moet
worden gestemd over een eenvoudige motie door een
assemblee waar de heer Picque´ zelf deel van uitmaakt.
Dat staat haaks op de recente regeling uit de Grondwet
waarin het lidmaatschap van de ministers, van de assem-
blee waarin zij verkozen zijn, wordt afgeschaft.
Mijnheer de eerste minister, ik kom thans bij mijn vragen.
Ten eerste, bevestigt de eerste minister de zienswijze
van mevrouw Onkelinx of die van de heer Daems ? Ik
denk dat beide zienswijzen moeilijk verzoenbaar zijn,
tenzij u mij straks het tegendeel bewijst.
Ten tweede, stelt er zich, wat de heer Picque´ betreft,
geen deontologisch probleem ? Enerzijds wordt hij als lid
van dit parlement, waarin hij werd verkozen, vergoed om
de regering te controleren. Anderzijds maakt hij deel uit
van de uitvoerende macht, volgens de heer Daems als
gewone kabinetsmedewerker van de minister, volgens
Onkelinx als volwaardig regeringsvertegenwoordiger die
rechtstreeks in het parlement kan worden gei¨nterpel-
leerd ?
Ten derde, zijn er regels en zo ja, welke regels heeft de
eerste minister de regeringscommissarissen in het alge-
meen en de heer Picque´ in het bijzonder, opgelegd - ook
gelet op wat we met de heer Willockx meemaken - met
betrekking tot hun publiek optreden ?
Mijnheer de voorzitter, dit zijn mijn vragen die echt zijn
ingegeven uit de zorg naar een verduidelijking van de
relaties tussen het parlement en de regeringscommissa-
rissen.
De voorzitter : Mijnheer de eerste minister, ik wil er als
voorzitter op aandringen om daaromtrent een aantal
afspraken te maken. Mevrouw Onkelinx heeft hier in de
commissie inderdaad gesuggereerd, de collega's zijn
mijn getuigen, om de heer Picque´ te horen. We moeten
toch weten wat kan en niet kan.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Mijnheer de voorzitter,
collega's, er is geen enkel probleem. We kunnen de
praktijk van de heer Willockx als leidraad nemen om de
vraag in verband met de heer Picque´ te beantwoorden.
De heer Daems heeft dat op 22 juli 1999 zeer duidelijk
gesteld. Een regeringscommissaris staat onder de ver-
antwoordelijkheid van de toezichthoudende minister. Wat
de heer Picque´ betreft is dit mevrouw Onkelinx. Het is
ook de toezichthoudende minister die naar de commissie
komt om die politieke verantwoordelijkheid uit te oefenen
en op alle vragen te antwoorden.
Er is echter geen enkel bezwaar geuit toen, bij de
behandeling van de dioxinewet bijvoorbeeld, de minister
van Landbouw zich door de heer Willockx liet bijstaan. Ik
heb ooit eens een eerste minister een staatshervorming
zien uitleggen waarbij hij zich door een medewerker, een
latere eerste minister - mijn voorganger - liet bijstaan.
Gelukkig maar, want anders zouden we er nooit veel van
begrepen hebben.
Ik zeg u dit om aan te tonen dat een minister zich vaak
door een expert laat bijstaan. Dat geldt ook voor de heer
Picque´. Als de voorzitter van de betrokken commissie er
geen bezwaar tegen heeft dat de heer Picque´ naar de
commissie komt om, samen met mevrouw Onkelinx,
uitleg te verschaffen, dan is er geen enkel probleem. Wij
hebben dit zo gedaan in de dioxinecommissie en ik zie
niet in waarom dit ook niet zou kunnen voor het groot-
stedelijk beleid met de heer Picque´. Zijn beleidsnota is
18
HA 50
COM 079
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Guy Verhofstadt
trouwens afgerond en bevat een aantal heel concrete
opties inzake grootstedelijk beleid. De heer Picque´ volgt
verder dezelfde regels als de andere regeringscommis-
sarissen, wat onder meer betekent dat elk publiek optre-
den moet gebeuren in samenspraak met de toezichthou-
dende
minister
onder
wiens
politieke
verantwoordelijkheid de uitspraken gebeuren.
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de eerste minister, als ik het goed begrijp had
eerder minister Daems dan minister Onkelinx gelijk. Er is
toch een element waarover duidelijkheid moet komen. Is
het denkbaar dat de heer Picque´ naar de commissie voor
de Binnenlandse Zaken komt om te antwoorden op
vragen in verband met de 300 miljoen frank die hij
Antwerpen heeft toegezegd, dat hij wordt gei¨nterpelleerd
door de oppositie en dat er een gemotiveerde motie
wordt ingediend waarover achteraf wordt gestemd, zon-
der dat minister Onkelinx ook maar fysiek, mentaal of
psychisch aanwezig is in de commissie en daarin tussen-
komt ? Dat is perfect toch denkbaar.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Mevrouw Onkelinx is
fysiek en mentaal altijd aanwezig als de heer Picque´ het
woord neemt, dat vormt geen probleem. Het gebeurt
onder haar verantwoordelijkheid. Zij kan erbij zijn, zoals
dat het geval was met de heren Willockx en Gabrie¨ls bij
de dioxinewet. U voelt haar aanwezigheid altijd.
De heer Yves Leterme (CVP) : Ik voel dat wat minder.
Eerste minister Guy Verhofstadt : U behoort tot de
oppositie.
De heer Yves Leterme (CVP) : Wij voelen andere din-
gen.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Dat kan zijn, maar wij
hebben die 11 jaar gevoeld.
De heer Yves Leterme (CVP) : Daar had ik het niet over.
U zegt dus dat regeringscommissaris Picque´, zonder
onder de rechtstreekse voogdij van mevrouw Onkelinx te
staan, niet kan komen antwoorden op vragen en inter-
pellaties ?
Eerste minister Guy Verhofstadt : Als hij antwoordt,
gebeurt dat altijd onder de verantwoordelijkheid van
mevrouw Onkelinx. U hebt daareven gemerkt dat als de
heer Willockx optreedt, hij dat altijd onder mijn verant-
woordelijkheid doet.
De voorzitter : Ik heb het gevoel dat u uw vraag niet
helemaal hebt geformuleerd.
De heer Yves Leterme (CVP) : De vraag werd geformu-
leerd en in alle duidelijkheid door de eerste minister
beantwoord. Ik zou ze echter graag specificeren naar het
parlementair controlerecht inzake financie¨n van ons land.
Als ik het goed voorheb zijn er twee basisallocaties in de
begroting die elk met 750 miljoen frank zijn gevoed. Het
is de bedoeling 5 maal 300 miljoen frank uit te delen aan
de vijf grote steden. Ik hoop wel dat het grootstedelijk
beleid meer zal zijn dan dat.
Wie is echter verantwoordelijk voor de vastlegging en
ordonnancering van die kredieten ? Wie geeft daar de
opdracht toe.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Dat doet de minister
onder wiens verantwoordelijkheid de heer Picque´ valt.
De heer Yves Leterme (CVP) : Dan komen wij daar
zeker nog op terug.
De voorzitter : Er blijft nog wel een probleem, mijnheer
de eerste minister. Formeel blijft de heer Picque´ volks-
vertegenwoordiger.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Volgens ons kan dat.
De heer Daems heeft dat toegelicht overeenkomstig
artikel 51 van de Grondwet.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- Pre´sident : M. Tony Smets
Question orale de M. Jean-Pol Poncelet au ministre
de l'Inte´rieur sur
les conse´quences de la de´cision
de confe´rer un caracte`re urbain a` un corps de police
rurale
Mondelinge vraag van de heer Jean-Pol Poncelet aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
de gevol-
gen van de beslissing om aan een veldpolitiekorps
een stedelijk karakter te verlenen
(nr. 605)
M. Jean-Pol Poncelet (PSC) : Monsieur le pre´sident,
monsieur le ministre, chers colle`gues, depuis plusieurs
anne´es, les polices rurales avaient la possibilite´ d'e^tre
transforme´es en corps de police urbaine et, a` cette
occasion, un certain nombre de dispositions transitoires
devaient e^tre rencontre´es.
Je ne peux e´viter de faire re´fe´rence - et je suis de´sole´ si
cela peut e^tre mal interpre´te´ - a` des de´cisions auxquelles
j'ai du^ participer a` l'e´poque. En effet, le 7 mai de cette
anne´e, le Conseil des ministres avait adopte´, a` ma
demande, un projet d'arre^te´ royal modifiant un arre^te´ du
7 juillet 1994 re´glant pre´cise´ment les conse´quences pour
une commune de la de´cision de confe´rer un caracte`re
urbain a` un corps de police rurale. Il avait bien entendu
e´te´ de´cide´ de soumettre ce texte a` la signature du chef
de
l'Etat.
Cette
disposition
permettait
au
garde-
HA 50
COM 079
19
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Pol Poncelet
champe^tre en chef ou unique d'e^tre pre´sente´ comme
candidat a` la premie`re nomination au grade de commis-
saire de police lors de la transformation du corps de
police rurale concerne´ en formation urbaine.
Le 28 septembre dernier, le ministre a re´pondu a` une
question en disant qu'il
proposerait un nouvel arre^te´, ne
proposant pas de re´troactivite´, mais qui serait d'applica-
tion jusqu'en 2001
. Monsieur le ministre, vous aviez
pre´cise´ que vous souhaitiez
que personne ne soit
pe´nalise´
. Je partage e´videmment cette pre´occupation.
Comme nous n'avons pas eu l'occasion de discuter
ulte´rieurement de ce sujet - lors de la commission
Octopus en particulier, ce proble`me n'a pas e´te´ e´voque´ -,
et que le temps presse car la fin de l'anne´e approche,
j'aurais voulu vous poser trois bre`ves questions.
Premie`rement, y a-t-il des raisons particulie`res et impe´-
rieuses pour lesquelles le projet d'arre^te´ royal n'a pas e´te´
transmis au chef de l'Etat comme cela avait e´te´ de´cide´ ?
Deuxie`mement, ou` en e^tes-vous dans la pre´paration du
nouvel arre^te´ royal que vous avez annonce´, compte tenu
du fait que nous sommes maintenant pratiquement a` la
fin de l'anne´e 1999 et que la pe´riode transitoire pre´vue
par les dispositions telles qu'elles existent s'est acheve´e
en de´cembre 1998, c'est-a`-dire il y a un an ?
Troisie`mement,
pourquoi
pre´voyez-vous
une
non-
re´troactivite´ de la mesure de prolongation ? Cela me
parai^t fondamentalement illogique et pe´nalisant. Illogique
parce que cela reviendrait a` dire que les garde-
champe^tres en chef e´taient conside´re´s comme re´unis-
sant les diffe´rentes conditions en matie`re de nomination
jusqu'en de´cembre 1998, puis comme ne les re´unissant
plus, et qu'ils les re´uniront a` nouveau quand vous
publierez votre nouvel arre^te´ et ce, jusqu'en 2001. Pe´-
nalisant parce que certaines fonctions ont e´te´ pourvues
depuis le de´but de cette anne´e et que des garde-
champe^tres en chef n'ont donc pas pu postuler pour cette
fonction ouverte puisqu'ils e´taient dans cette pe´riode
transitoire pendant laquelle il y avait, d'une certaine
manie`re, un vide juridique.
Monsieur le pre´sident, ma triple question se re´sume a`
ces quelques commentaires.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
M. Poncelet me permettra de faire un peu d'histoire
re´cente dont il a e´te´, en effet, un te´moin privile´gie´.
Lors de sa re´union du 7 mai 1999, le Conseil des
ministres du pre´ce´dent gouvernement a effectivement
approuve´ le projet d'arre^te´ royal dont question - qu'il avait
d'ailleurs de´ja` approuve´ le 19 novembre 1998 - mais en
demandant expresse´ment que l'on examine les conse´-
quences de cette mesure transitoire sur les communes
qui auraient de´ja` entame´ la proce´dure de changement de
caracte`re de leur corps de police.
Force m'est de constater que mon pre´de´cesseur a
interpre´te´ cette de´cision du Conseil des ministres comme
une condition a` l'adoption de cet arre^te´ royal puisqu'il a
charge´ son administration, le 12 mai 1999, de l'examen
en question sans prendre d'initiative pour poursuivre la
proce´dure d'adoption de cet arre^te´. Le 16 juin 1999,
l'administration a soumis a` mon pre´de´cesseur les re´sul-
tats de l'examen demande´ ainsi que les documents
ne´cessaires a` la poursuite de la proce´dure.
Le 5 juillet 1999, mon pre´de´cesseur a retourne´ le dossier
a` l'administration en lui demandant de me le soumettre et
d'attendre mes instructions. Ce dossier m'a finalement
e´te´ transmis fin septembre 1999, avec un avis de l'admi-
nistration qui concluait au caracte`re inopportun de la
prolongation de la mesure envisage´e et ce, certainement
si l'on voulait lui donner une effet re´troactif, compte tenu
du fait que 9 mois s'e´taient de´ja` e´coule´s depuis qu'elle
avait pris fin.
Au terme d'un examen approfondi de cette question,
comme je l'ai de´ja` annonce´ en commission de l'Inte´rieur,
j'ai propose´ au gouvernement de re´instaurer cette me-
sure, mais sans effet re´troactif et jusqu'a` la mise en place
du service de police inte´gre´. Un projet d'arre^te´ en ce sens
sera soumis dans les prochaines semaines au Conseil
des ministres. Je l'ai demande´ a` mon administration,
mais vous savez certainement d'expe´rience le nombre
d'e´tages qu'il faut lui faire gravir avant qu'un dossier
parvienne chez un ministre, quelles que soient les majo-
rite´s au pouvoir.
Cette initiative a pour conse´quence de donner de nou-
velles chances de nomination a` des gardes-champe^tres
en chef qui pouvaient craindre les avoir perdues a`
jamais. La mesure en soi n'est donc nullement pe´nali-
sante.
Par ailleurs, je ne peux pas e^tre tenu pour responsable
du fait que le gouvernement pre´ce´dent n'a pas exe´cute´
une de´cision qu'il avait prise a` deux reprises. Ce que
j'estime le plus important, c'est de faire aboutir la mesure.
En ce qui me concerne, je ne souhaite pas pre´voir de
re´troactivite´. Chez moi, c'est bien souvent une question
de principe. Je crois me souvenir que dans le passe´, j'ai
publie´ a` titre scientifique une monographie sur les dan-
gers de la re´troactivite´. Trop souvent, le gouvernement et
parfois le parlement prennent des mesures re´troactives;
la caracte´ristique de la puissance publique, c'est de
prendre les de´cisions dans l'instant et pour le lendemain.
20
HA 50
COM 079
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
Monsieur Poncelet, le me´rite de votre question est que je
vais rappeler certains points a` mon administration en lui
demandant une diligence toute particulie`re.
M. Jean-Pol Poncelet (PSC) : Monsieur le pre´sident, je
remercie le ministre pour sa re´ponse.
Cependant, ce qui m'inquie`te, monsieur le ministre, ce
n'est pas du tout l'aspect positif du proble`me mais le ro^le
de l'administration, quel qu'en soit le ministre d'ailleurs.
En effet, il est clair que dans le cas que vous avez
e´voque´, l'administration du de´partement n'a pas suivi les
instructions politiques donne´es, car une position politique
avait pourtant e´te´ arre^te´e de prendre cette mesure. Je
voudrais m'assurer que l'administration, qui n'a pas
change´, n'agisse pas de la me^me manie`re a` votre e´gard
qu'a` l'e´gard de votre pre´de´cesseur.
Je compte donc sur vous pour mettre la pression ne´ces-
saire afin de re´diger et de promulguer cette disposition
dans les meilleurs de´lais.
Quant a` la pe´riode transitoire, je puis comprendre votre
argumentation, d'autant plus que, comme vous l'avez
rappele´, c'est une matie`re qui vous a pre´occupe´ sur le
plan personnel.
Mais je vais de´poser une question e´crite pour que vous
m'expliquiez combien de cas se sont pre´sente´s durant
cette pe´riode transitoire : en effet, je ne voudrais pas que,
sous pre´texte de ne pas prendre de mesures re´troacti-
ves, soit concre`tement pe´nalise´ dans les faits l'un ou
l'autre agent qui aurait pu be´ne´ficier de cette capacite´ de
promotion et qui en aurait e´te´ empe^che´ par l'incapacite´
de l'administration a` appliquer une de´cision de nature
politique, quel qu'en soit le titulaire.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur Poncelet, je
ne me laisserai pas faire pour deux raisons que vous
comprendrez : la premie`re, c'est que je suis Ardennais; la
deuxie`me, c'est que ceci concerne les polices rurales qui
me sont tre`s proches, comme vous le savez.
M. Jean-Pol Poncelet (PSC) : Je partage vos deux
arguments, monsieur le ministre.
Le pre´sident : L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Interpellatie van de heer Servais Verherstraeten tot
de minister van Binnenlandse Zaken over
het ge-
plande transport van hoogradioactief afval van La
Hague naar Dessel
(nr. 190)
Interpellation de M. Servais Verherstraeten au minis-
tre de l'Inte´rieur sur
le projet de transport de de´-
chets de haute radioactivite´ de La Hague a` Dessel
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, zoals u weet maakt de
nucleaire
sector
het
leeuwenaandeel
uit
van
de
elektriciteitsvoorziening in ons land. Het belangrijkste
nadeel hieraan is natuurlijk het nucleair afval. Het laag-
radioactief afval is het minst gevaarlijk. Vroeger dumpten
wij dat in zee, nu wil men het opslaan. Hierover is reeds
enig studiewerk verricht en 48 gemeentes kwamen toen
in aanmerking. Bij beslissing van de Ministerraad van 16
januari 1998 werd ook dit naar af verwezen. De toenma-
lige regering verkoos te zoeken naar een definitieve
oplossing en liet de keuze tussen diepteberging en
oppervlakteberging nog open; enkel werd het principe
van de omkeerbaarheid behouden.
Het NIRAS kreeg toen de opdracht te zoeken naar sites
hiervoor, hetzij bestaande nucleaire sites, hetzij gemeen-
tes die zich kandidaat stelden. Hoe gevoelig dit thema bij
de bevolking ligt, zelfs voor laagradioactief afval, heeft
het referendum in Beauraing aangetoond. Het NIRAS
gooit er voor deze materie de nodige financie¨le middelen
tegenaan om lokale partnerschappen te sluiten en met
lokale overheden overleg te plegen, en wil er per ge-
meente per jaar 10 miljoen frank aan besteden, met nog
eens een vaste investering van 3 miljoen frank. Er
gebeurt dus zeer grondig overleg.
Hier gaat het om minder dan 1% van het nucleaire afval.
Het hoogradioactief afval vormt echter meer dan 99%
hiervan. In tegenstelling tot de discussies over het laag-
radioactief afval krijg ik voor dit veel gevaarlijker afval de
indruk dat de regering hier over ijs van een nacht gaat.
De eerste minister heeft in antwoord op een mondelinge
vraag gezegd dat het hoogradioactief afval vanuit La
Hague terug zou keren naar Belgie¨, zoals ook overigens
contractueel werd bepaald, begin volgend jaar, dus over
enkele weken. In tegenstelling tot het laagradioactief
afval gebeurt alles hier zeer snel en, tot mijn grote
verbazing, zonder overleg met de betrokken overheden
als gemeentebesturen en provinciebesturen waar dit
transport doorheen zal gaan. Het gebeurt ook zonder
overleg met de lokale overheden waar dit afval tijdelijk zal
worden opgeslagen ter afkoeling, om later een definitieve
bestemming te krijgen.
Blijkbaar heeft de eerste minister ook degenen die belast
zijn met de uitvoering van dit dossier in snelheid geno-
men. Snel is het in elk geval, maar bij de efficie¨ntie stel ik
mij de vraag hoe het zit met de informatie van de lokale
overheden door het NIRAS en door Synatom. Uit de pers
weten wij dat die bestraalde kernbrandstof vanuit La
Hague zal terugkeren en wij stellen u nu dus op de
hoogte van wat wij in de pers lezen.
Nu klinkt het dat het toch allemaal niet zo snel zal gaan,
want dat dit nog een hoop administratieve en professio-
nele voorbereiding veronderstelt. NIRAS en Synatom
HA 50
COM 079
21
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Servais Verherstraeten
relativeren dus eigenlijk gedeeltelijk wat de eerste minis-
ter hier in dit parlement heeft gezegd. Ik heb daar een
aantal bedenkingen bij en vragen over.
Is de regering van plan om dit dossier totaal los te zien
van de andere aspecten van het nucleair beleid ? Behan-
delen wij de nucleaire problematiek als een salami ?
Wordt de behandeling van het laag-radioactief afval
losgekoppeld van de behandeling van het hoog-
radioactief afval ? Wordt er voor het nucleaire passief
tenslotte, nog een derde dossier aangelegd ?
Wij gaan deze drie problemen dus niet globaal bekijken.
Terwijl er niets vaststaat over de ontmanteling van het
nucleair passief, pakt men het hoog-radioactief afval aan,
zonder een beslissing te hebben genomen over de
behandeling van het laag-radioactief afval ? Is dit de
optie van de regering ?
Welke zijn de afspraken die de eerste minister gemaakt
heeft bij zijn officieel bezoek aan de Franse eerste
minister en president ?
Het is oppassen geblazen als de eerste minister een
bezoekje aflegt, een kopje koffie drinkt want blijkbaar
verrast hij daarna de bevoegde administraties. Wat werd
er concreet afgesproken ? Zijn de vergunningen, die
onder de vorige bewindsploeg niet in orde waren, onder-
tussen geregeld ? Wat omvatten die vergunningen ?
Indien de vergunningen klaar liggen, sinds wanneer is
dat dan ? Hoe lang zijn die vergunningen geldig en welke
voorwaarden worden erin opgelegd ? Welk normen lig-
gen erin vervat voor de bescherming van de gezondheid,
de veiligheid en het milieu ?
De eerste minister zegt dat de vergunningen begin
volgend jaar worden afgeleverd. Volgens het NIRAS kan
dit niet en zal het nog een paar maanden duren. Mijnheer
de minister, wanneer zal het eerste transport precies
plaatsvinden ?
Wat bedoelt u als u spreekt over het begin van het jaar ?
Aan hoeveel transporten denkt u ? Hoeveel hoog-
radioactief afval zal er terugkeren ? Door welke gemeen-
ten loopt het transport en welke transportmiddelen zullen
worden aangewend ?
Zullen de lokale overheden bij de organisatie van het
transport worden betrokken ? Hoe zal dit gebeuren ?
Wordt de bevolking vooraf gei¨nformeerd ?
Het kan toch niet dat over een nucleariteit van minder
dan 1% vooraf grondig overleg wordt gepleegd en infor-
matie georganiseerd, alvorens er zelfs maar een beslis-
sing valt of overleg wordt gepleegd over iets dat in
gevaarlijke omvang een honderdvoudig risico kan inhou-
den ?
Wanneer heeft het eerste transport plaats ? In het verle-
den hebben er proeftransporten plaatsgevonden. Heeft
de regering de intentie om deze ook nu te organiseren ?
Welke maatregelen plant u om de gezondheid en de
veiligheid van de mensen die in de gebieden wonen,
waar er getransporteerd en gestockeerd wordt, te be-
schermen ?
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, j'assume la continuite´ de l'Etat et j'exe´-
cute sans tarder, mais sans aucune pre´cipitation, les
engagements pris par le pre´ce´dent gouvernement, qui a
peut-e^tre tarde´ a` les concre´tiser.
En ce qui me concerne, je suis responsable de la se´curite´
nucle´aire. Je n'ai pas de compe´tence unique en matie`re
nucle´aire. Je ne peux donc re´pondre a` la place du
premier ministre en ce qui concerne les contacts qu'il a
pu avoir a` l'e´tranger avec le ministre des Affaires e´tran-
ge`res ou encore en lieu et place du secre´taire d'Etat a`
l'Energie.
Vous savez qu'en matie`re nucle´aire, ce qui est pre´vu par
l'accord de gouvernement, c'est une politique globale.
Je ne ferai pas de re´ve´lation aujourd'hui en ce qui
concerne le jour et l'heure du transport et son trajet. Cela
se passera de`s lors que toutes les conditions de se´curite´
seront re´unies, pas avant, ni apre`s.
En ce qui concerne le retour de ces de´chets nucle´aires
vitrifie´s de France, j'ai eu une concertation avec mes
colle`gues Louis Michel, ministre des Affaires e´trange`res,
et Olivier Deleuze, secre´taire d'Etat a` l'Energie et au
De´veloppement durable. Les autorisations ne´cessaires
pour le retour des de´chets vitrifie´s de La Hague a` Dessel
ont e´te´ octroye´es le 22 novembre dernier. Ces autorisa-
tions se rapportent a` l'emballage, au transport et a`
l'importation. Les autorisations sont valables pour trois
transports, qui couvrent une pe´riode qui se clo^turera le
1er avril 2001.
L'emballage doit assurer le confinement du contenu
radioactif, aussi bien lors de conditions de transport
normales que lors d'accidents impre´vus, pre´server la
protection contre les radiations et assurer le de´gagement
de la chaleur produite par le contenu. Les conditions
d'accident auxquelles l'emballage doit re´sister sont simu-
le´es par une se´rie de tests me´caniques et thermiques et
d'analyses. Les exigences ne sont pas fondamentale-
ment diffe´rentes de celles qui sont applicables lors du
transport de sources radioactives importantes pour les
applications me´dicales. L'approbation de l'emballage im-
plique que ces conditions soient remplies.
Le permis de transport de´livre´ a` la SNCB pour le trans-
port ferroviaire jusqu'a` la gare de Mol et le permis de
transport routier comple´mentaire jusqu'au site de Belgo-
process a` Dessel contiennent des exigences supple´men-
22
HA 50
COM 079
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
taires relatives au recouvrement de l'emballage durant le
transport et au traitement lors de la manipulation pendant
les ope´rations de transvasement a` la gare de Mol, ainsi
que des dispositions classiques en matie`re de signalisa-
tion, d'e´tiquetage et d'accompagnement du transport
routier.
L'initiative d'organiser le transport appartient a` la CO-
GEMA, demandeur, qui est titulaire de l'autorisation de
transport. J'ai demande´ a` mon colle`gue le ministre des
Affaires e´trange`res de prendre contact avec la commis-
sion interministe´rielle de su^rete´ nucle´aire en France afin
de prendre des dispositions concre`tes. Toutefois, vu
l'importance des aspects de se´curite´ publique et de
maintien de l'ordre sur le territoire belge qui rele`vent de
ma compe´tence, j'ai ordonne´ la concertation avec les
parties concerne´es, a` savoir le proprie´taire, les transpor-
teurs, les organismes de contro^le et les services d'ordre,
afin de commencer les transports et d'assurer leur de´-
roulement dans des conditions optimales.
Pour le planning des transports et pour la de´termination
du trajet, nous utiliserons l'expe´rience du transport a`
blanc qui fut effectue´ en septembre 1996, avec un
emballage vide pour tester le trajet et les installations de
transbordement, ainsi que l'installation de re´ception du
ba^timent 136, c'est-a`-dire le ba^timent qui accueillera les
de´chets nucle´aires.
Les transports sont accompagne´s par l'organisme de
contro^le du transporteur et, bien entendu, par la gendar-
merie pour ce qui concerne la se´curite´ et l'ordre public.
Le ba^timent 136 fut spe´cialement conc¸u pour l'entrepo-
sage des de´chets vitrifie´s et fut autorise´, en application
de l'article 6 du re`glement ge´ne´ral relatif a` la protection
de la population et des travailleurs contre les dangers
des radiations ionisantes qui pre´voit que l'avis des col-
le`ges e´chevinaux est sollicite´ pour chaque commune qui
se trouve dans un rayon de 500 me`tres autour d'une
installation nucle´aire.
Ce ba^timent assure l'entreposage se´curise´ des de´chets
vitrifie´s pour une pe´riode d'au moins cinquante ans avec
un impact ne´gligeable pour l'homme et son environne-
ment.
En 1997, le ba^timent 136 fut ouvert au public a` l'occasion
d'une journe´e portes ouvertes organise´e par Belgopro-
cess.
Pour ce qui concerne les contacts avec la population
locale et l'information de celle-ci, je vous renvoie, mon-
sieur Verherstraeten, a` mon colle`gue, le secre´taire d'Etat
a` l'Energie et au De´veloppement durable.
En ce qui concerne les accords concrets conclus par le
premier ministre, je vous invite a` vous adresser directe-
ment a` ce dernier. Mais ils ne peuvent d'aucune fac¸on
innerver ce qui a` trait a` la se´curite´. Je m'en suis stricte-
ment tenu aux dispositions le´gales et re´glementaires et
aux conventions passe´es avec la France.
J'en viens a` votre dernie`re question qui figure dans le
texte e´crit de votre interpellation.
Les autorite´s publiques ne paient pas d'amende pour le
retour tardif des de´chets. Nous prenons le maximum de
pre´cautions pour que ce retour soit effectue´ dans de
bonnes conditions. Les informations doivent e^tre don-
ne´es. Les consultations ne´cessaires doivent avoir lieu.
Je re´pe`te qu'il y a de´ja` eu une expe´rience
a` blanc, en
1996, qui devrait faciliter les choses.
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mijnheer de
voorzitter, uit het antwoord van de minister leid ik af dat,
indien hij eerst nog overleg wenst te plegen met de
eigenaars, de vervoermaatschappij en de controle-
organen, het transport sowieso niet op korte termijn zal
kunnen gebeuren en zeker niet begin volgend jaar, zoals
hij had beloofd.
Voorts, mijnheer de minister, wenst u slechts te overleg-
gen met de gemeentebesturen van de gemeenten die
zich bevinden binnen een straal van 500 meter van het
gebouw 136, maar dat zijn slechts twee gemeenten.
Welnu, dergelijk gevaarlijk transport zal tientallen ge-
meenten aandoen alvorens de site te Dessel te bereiken.
Mij lijkt het in elk geval aangewezen dat de betrokken
gemeenten worden gei¨nformeerd en dat dienaangaande
een overleg plaatsvindt met de lokale overheden. Zowel
de eerste minister, de staatssecretaris, de minister van
Buitenlandse Zaken, de minister van Werkgelegenheid
als uzelf, mijnheer de minister, zijn terzake bevoegd. Als
antwoord op een van mijn vorige vragen, pleitte u er zelf
voor om deze materie onder een enkele bevoegdheid te
laten ressorteren, terwijl reeds vijf ministers terzake
bevoegd zin.
De heer Deleuze moest, qua bevoegdheid, een en ander
inruilen, maar volgens mij zou dat ook bij een aantal van
zijn collega's moeten gebeuren wil men terzake een
coherent, snel en efficie¨nt beleid voeren.
De staatssecretaris schreef naar de twee betrokken
gemeentebesturen dat hij, met betrekking tot deze ma-
terie, overleg wil plegen zonder zich echter te beperken
tot hoogradioactief afval. Als dat nog allemaal dient te
worden georganiseerd, dan ben ik ervan overtuigd dat er
nieuwe vergunningen zullen moeten worden uitgeschre-
ven omdat de vastgelegde termijn zal zijn verstreken.
HA 50
COM 079
23
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Servais Verherstraeten
Alle democratische partijen uit de regio zijn de mening
toegedaan dat deze aangelegenheid een globale bena-
dering vergt. Daarom stel ik voor dat het vervoer van het
hoogradioactief afval pas zou plaatsvinden na een par-
lementair overleg omtrent de globale benadering van
deze nucleaire problematiek, nadat absolute veiligheids-
garanties zijn geboden en nadat overleg met en grondige
informatie van alle betrokken lokale overheden.
Die garantie vind ik echter niet terug in uw antwoord,
mijnheer de minister, en in die zin zal ik een motie van
aanbeveling indienen.
M. Antoine Duquesne, ministre : Je regrette que M. Ve-
rherstraeten n'ait pas pense´ plus to^t a` tout cela. Moi, je
rec¸ois un he´ritage. Je ne fais rien d'autre que d'exe´cuter
les engagements qui ont e´te´ pris par le pre´ce´dent
gouvernement, en respectant les proce´dures qui e´taient
convenues par ce me^me gouvernement. Vous pouvez
avoir des regrets, mais c'est a` titre posthume.
En ce qui concerne les pre´cautions, je puis vous assurer
que l'on en prend le maximum, chacun dans sa sphe`re
de compe´tences. Je vous invite a` contacter notamment
le secre´taire d'Etat a` l'Energie et tous ceux qui peuvent
jouer un ro^le en la matie`re, comme la ministre des
Transports et de la Mobilite´. De`s lors que les conditions
de transport sont re´unies, le ro^le du ministre de l'Inte´rieur
ne porte que sur la se´curite´ lors du transport.
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mijnheer de
minister, u erft wat u wenst te erven. U had de erfenis ook
kunnen verwerpen.
Het gaat niet op dat een minister die al gedurende zes
maanden zijn ambt vervult, alle problemen blijft afwente-
len op het verleden. Ik meende te hebben begrepen dat
deze regering - althans volgens het regeerakkoord - een
brug wil leggen naar de 21ste eeuw, maar niet dat ze een
brug met het verleden wil bouwen.
De engagementen die u thans uitvoert, mijnheer de
minister, hebben betrekking op laagradioactief afval. Mo-
menteel voert u een beslissing uit van de Ministerraad
van 18 januari 1998. Ik bekommer mij om de beslissing
die de eerste minister en de minister van Buitenlandse
Zaken in Frankrijk namen, met of zonder uw kennisname
- wellicht zonder, maar in elk geval zonder de kennis-
name van de betrokken administraties - om een product
te laten terugkeren, terwijl de vorige regering op dat vlak
geen engagementen was aangegaan. In die zin moet ik
u tegenspreken.
M. Antoine Duquesne, ministre : De`s lors que les condi-
tions de se´curite´ sont re´unies, je poursuivrai les engage-
ments internationaux pris par la Belgique, car contraire-
ment a` vous, monsieur Verherstraeten, j'ai le sens de la
continuite´ de l'Etat.
Dat kan nog steeds na overleg.
De voorzitter : Tot besluit van deze bespreking werden
volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion, des motions ont e´te´
de´pose´es.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer
Servais Verherstraeten en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellatie van de heer Servais
Verherstraeten
en het antwoord van de minister van Binnenlandse
Zaken, beveelt aan de terugkeer van het hoogradioactief
afval naar ons land slechts toe te laten :
- na parlementair overleg omtrent de globale benadering
van de nucleaire problematiek;
- na absolute veiligheidsgaranties te hebben geboden
zowel qua controle, opleiding van professionelen, weten-
schappelijk onderzoek naar de toekomst toe, uitbouw en
functioneren van een rampenplan, financiering van
verwerkings- en ontmantelingskosten, berging van hoog-
radioactief afval en transport en stockering van hoog-
radioactief afval;
- na informatie en overleg met alle betrokken lokale
overheden.
Une motion de recommandation a e´te´ de´pose´e par
M. Servais Verherstraeten et est libelle´e comme suit :
La Chambre, ayant entendu l'interpellation de M. Ser-
vais Verherstraeten
et la re´ponse du ministre de l'Inte´rieur, recommande de
n'autoriser le retour de de´chets hautement radioactifs
dans notre pays :
- qu'apre`s une concertation parlementaire au sujet de
l'approche globale de la proble´matique nucle´aire;
- qu'apre`s avoir offert des garanties de se´curite´ absolues
en ce qui concerne le contro^le, la formation de profes-
sionnels, la recherche scientifique axe´e sur l'avenir,
l'e´laboration et le fonctionnement d'un plan de calamite´,
le financement des cou^ts de traitement et de de´mante`-
lement, l'entreposage de de´chets hautement radioactifs,
le transport et le stockage de de´chets hautement actifs;
- qu'apre`s information et concertation avec tous les
pouvoirs locaux concerne´s.
Een eenvoudige motie werd ingediend door de heren
Jean Depreter, Denis D'hondt, Franc¸ois-Xavier de Don-
ne´a, Willy Cortois en Patrick Lansens en mevrouw Ge´-
raldine Pelzer-Salandra.
24
HA 50
COM 079
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
Une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par MM. Jean
Depreter, Denis D'hondt, Franc¸ois-Xavier de Donne´a,
Willy Cortois et Patrick Lansens et Mme Ge´raldine
Pelzer-Salandra.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
Question orale de Mme Claudine Drion au vice-
premier ministre et ministre des Affaires e´trange`res
sur
le test sida pre´alable a` l'obtention du visa pour
les e´tudiants boursiers
(La re´ponse sera donne´e par le ministre de l'Inte´-
rieur)
Mondelinge vraag van mevrouw Claudine Drion aan
de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse
Zaken over
het opleggen van een aids-test vooraf-
gaand aan het verlenen van een visum voor beurs-
studenten
(nr. 687)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Binnenlandse Zaken)
Mme Claudine Drion (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, monsieur le ministre, chers colle`gues, il appa-
rai^t que des e´tudiants boursiers - j'ai e´te´ avertie par des
e´tudiants africains - doivent proce´der, dans leur pays, a`
un test sida aupre`s d'un me´decin accre´dite´ par l'ambas-
sade de Belgique avant d'obtenir leur visa. Toute une
se´rie d'ONG se sont e´mues au sujet de deux proble`mes
lie´s a` cela. D'abord, il y a le cou^t lie´ a` cet examen. Certes,
cela s'est arrange´ et de plus, cela n'entrait pas dans vos
compe´tences. Signalons ne´anmoins que ledit cou^t est
souvent e´leve´ car il demande un voyage a` la capitale.
Bref, ce cou^t a justifie´ un accord avec le VLIR-CIUF pour
que la prise en charge puisse e^tre faite sur le subside
octroye´.
En ce qui concerne vos compe´tences, monsieur le
ministre, pouvez-vous me dire :
- ce qui justifie cette pratique paraissant a priori discrimi-
natoire;
- si cette pratique est en vigueur pour tous les e´tudiants
boursiers ou si seuls les ressortissants de certains pays
sont vise´s;
- ce qui se passe si la personne refuse de se pre^ter au
test;
- de quelle manie`re ces personnes sont informe´es du
re´sultat du test et de quelle garantie de confidentialite´
elles sont assure´es;
- ce qui se passe par rapport a` la de´livrance du visa si le
test pre´sente un re´sultat positif;
- si de telles pratiques sont applique´es a` d'autres cate´-
gories de personnes demandant un visa.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
che`re colle`gue, vous avez pose´ la question a` M. le
ministre des Affaires e´trange`res, je vais vous donner
connaissance de la re´ponse qu'il m'a transmise.
Je vais y re´pondre en termes ge´ne´raux, car votre ques-
tion ne pre´cise pas de quelle ambassade il s'agit. C'est
sur la base de l'article 58,3° de la loi du 15 de´cembre
1980 sur l'acce`s au territoire, le se´jour, l'e´tablissement et
l'e´loignement des e´trangers qu'un certificat me´dical est
demande´ aux e´tudiants boursiers ou non en vue de
l'obtention d'une autorisation de se´jour provisoire. Les
maladies et infirmite´s dont les demandeurs ne peuvent
pas e^tre atteints sont e´nume´re´es a` l'annexe de ladite loi.
Le sida n'y figure pas. Me^me si un poste diplomatique ou
consulaire belge vient a` e^tre au courant qu'une personne
est atteinte du sida, il ne pourrait en aucun cas refuser de
recevoir sa demande de visa sur la base de ce seul motif.
Si vous aviez connaissance d'un cas concret ou` ceci se
serait ne´anmoins passe´, le ministre des Affaires e´trange`-
res me dit qu'il y reviendrait apre`s enque^te.
Mme Claudine Drion (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, je remercie le ministre pour sa re´ponse. Je
vais effectivement prendre la liste des cas qui m'ont e´te´
confie´s et je reposerai une question au ministre des
Affaires e´trange`res.
Le pre´sident : L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de behande-
ling van visumaanvragen voor de imams
(nr. 694)
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre de
l'Inte´rieur sur
le traitement des demandes de visa
pour les imams
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, mijn vraag heeft betrekking op een
probleem dat in de regio waar ik woon toch wel regelma-
tig gesignaleerd wordt, namelijk het probleem van de visa
die afgeleverd of aangevraagd moeten worden voor
imams, die in Turkse moskeee¨n de eredienst verzekeren.
HA 50
COM 079
25
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jo Vandeurzen
Men signaleert mij vanuit het Provinciaal Integratie-
centrum dat de visumaanvraag voor de imam van Leo-
poldsburg, Houthalen en Genk vorige jaar geweigerd
werd. Dat wordt mij bevestigd vanuit eigen contacten in
Genk, maar dit heeft uiteraard niets te maken met de
huidige minister van Binnenlandse Zaken.
Aanvankelijk werd als reden opgegeven dat de vorige
imams niet naar Turkije terugkeerden. Dat was het
argument om de toegang voor een nieuwe imam te
weigeren. Intussen verzekert men mij toch dat de nodige
documenten aan de administratie werden overhandigd,
waaruit blijkt dat ze wel degelijk niet meer in Belgie¨
verblijven. Het is ook niet de schuld van de moskeee¨n of
de verenigingen dat de betrokkene niet terugkeert. De
vraag is of dat repercussies moet hebben op de moslim-
gemeenschap.
Men zegt mij dat er eenentwintig aanvragen voorliggen.
Er wordt geen beslissing genomen. De godsdienstige
feestelijkheden in de islamitische cultuur volgen natuurlijk
de chronologie van het jaar. Dat stelt de Turkse gemeen-
schap voor een ernstig probleem. Men zou suggereren
dat de moslimexecutieve nog niet operationeel is, maar
dat lijkt me toch niet een argument om bij de normale
afhandeling van de visa vertragingen op te lopen.
Mijnheer de minister, is het waar dat er problemen zijn bij
het verlenen van die visa ? Waarom zijn die visa gewei-
gerd ? Hebt u er begrip voor - ik neem aan van wel - dat
geloofsbeleving voor iedereen veronderstelt dat men
daarvoor de nodige geestelijke ondersteuning toelaat en
dat men dus aan die imams een vergunning aflevert ?
Worden daartoe eventueel initiatieven genomen ?
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
cher colle`gue, la de´livrance d'une autorisation de se´jour
provisoire aux imams de nationalite´ turque soule`ve ef-
fectivement certains proble`mes.
Pour ce qui concerne les demandes d'autorisation de
se´jour provisoire introduites par les imams de Leopolds-
burg, Houthalen et Genk (Sledderlo), l'Office des e´tran-
gers n'est pas en mesure de re´pondre a` votre question
pour l'instant. Il pourra le faire lorsque l'identite´ des
personnes concerne´es aura e´te´ communique´e, ce qui
permettra l'examen des dossiers individuels des inte´res-
se´s.
Depuis longtemps, nous sommes pre´occupe´s par l'enca-
drement des cours de religion et du culte islamiques. Je
vous rappelle que depuis 1986, un stop a l'immigration a
e´te´ de´cre´te´ par le ministre de la Justice compe´tent a`
l'e´poque en matie`re d'immigration pour ce qui concerne
les professeurs de religion tels que les imams. Depuis
lors, les imams doivent e^tre choisis dans la communaute´
musulmane de Belgique.
Afin d'assurer l'enseignement du culte islamique dans les
e´coles, l'Office des e´trangers peut accorder des de´roga-
tions a` cet arre^t a` l'immigration lorsque, pour des raisons
linguistiques ou ethniques, il n'est pas possible de trou-
ver en Belgique une personne apte a` exercer la fonction,
ce qui est notamment le cas pour la communaute´ turque.
C'est ainsi qu'une autorisation de se´jour provisoire n'est
accorde´e a` un professeur de religion islamique qui
assume paralle`lement les fonctions d'imam, que lorsque
l'imam pre´ce´demment en fonction a quitte´ de´finitivement
le territoire. Un avis est e´galement demande´ au pre´alable
au bourgmestre compe´tent, tant sur le remplacement de
l'imam que sur la ne´cessite´ de la fonction d'imam dans la
mosque´e du territoire de sa commune. L'avis de la
Su^rete´ de l'Etat sur la personne en question, selon le
pays dont elle est originaire, est e´galement requis.
Si une de´cision se fait attendre, il ne s'agit pas d'un refus
de principe, il faut en chercher l'origine dans le retard de
la prise de de´cision du^ au fait que les conditions susmen-
tionne´es pour l'obtention d'une autorisation de se´jour
provisoire qui permettent de de´roger au principe du stop
a` l'immigration ne sont pas remplies. Entre-temps, cette
autorisation de se´jour provisoire a e´te´ accorde´e pour cinq
demandes, preuve qu'il n'y a pas de refus de principe.
Cette proble´matique pourrait e^tre utilement re´examine´e a`
la suite de la reconnaissance par l'arre^te´ royal du 3 mai
1999 de l'Exe´cutif des musulmans de Belgique comme
organe repre´sentatif du culte islamique.
Pour faire suite a` votre question, j'ai l'intention d'interro-
ger le ministre de la Justice a` ce sujet.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik dank de minister voor zijn oprecht antwoord.
Mijnheer de minister, in een andere commissie, waar de
nationaliteitswetgeving wordt besproken, heb ik reeds
gesignaleerd dat u enerzijds via uw administratie en via
de dienst vreemdelingenzaken erg uw best doet om een
aantal zaken in verband met verblijfsvergunningen te
regelen, maar dat anderzijds uw initiatieven via de
nieuwe wet zwaar zullen worden ondermijnd. Het feit dat
de dienst vreemdelingenzaken een aantal verblijven niet
kan traceren toont nogmaals aan in welke toestand de
dienst moet functioneren.
Ik begrijp wel dat deze dienst onder hoge druk staat,
maar het is niet correct de lokale gemeenschap als het
ware te gijzelen wanneer iemand weigert het grondge-
bied te verlaten. Ik begrijp ook dat men niet de indruk wil
wekken alsof een reisvisum dezelfde waarde heeft als
een permanente verblijfsvergunning. Voorts ben ik van
oordeel dat een lokale gemeenschap het recht heeft om
op een serene manier haar geloof te belijden en dat men
haar die geestelijke bijstand niet kan ontzeggen.
26
HA 50
COM 079
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jo Vandeurzen
Mijnheer de minister, als u het mij toestaat zal ik u een
paar situaties melden waarbij, hoewel aan alle gestelde
voorwaarden wordt voldaan, al lang wordt gewacht op
een antwoord en waarbij de reden, zoals door u naar
voren gebracht, niet wordt teruggevonden om een beslis-
sing terzake nog langer uit te stellen.
Ik hoop dat het probleem terzake structureel kan worden
opgelost via overleg met de moslimexecutieve.
M. Antoine Duquesne, ministre : Je reconnais que
certaines difficulte´s se posent. Un e´quilibre doit e^tre
trouve´ entre, d'une part, le respect du libre choix de
chacun en matie`re religieuse et, d'autre part, les pre´cau-
tions ne´cessaires a` prendre sur le plan de la se´curite´.
Comme je vous l'ai indique´, je reprendrai contact avec le
ministre de la Justice afin de voir de quelle manie`re nous
pourrions ame´liorer les choses.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Ik wil uw intenties wel
geloven, maar ik ben verbijsterd als ik zie hoe de minister
van Binnenlandse Zaken de veiligheid en het verkeer in
ons land behartigt terwijl de minister van Justitie de
veiligheid op het spel zet, zelfs na uw brief waarin staat
dat de dienst vreemdelingenzaken in slechts e´e´n maand
kan adviseren.
Minister Antoine Duquesne : De minister van Binnen-
landse Zaken is voorzichtig, mijnheer Vandeurzen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Pieter De Crem aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
het van start
gaan van de regularisatieprocedure op 10 januari
2000 en de vele onduidelijkheden hieromtrent
(nr. 700)
Question orale de M. Pieter De Crem au ministre de
l'Inte´rieur sur
le de´marrage de la proce´dure de
re´gularisation le 10 janvier 2000 et les nombreuses
impre´cisions la concernant
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, zowel de eerste minister
als de minister van Binnenlandse Zaken hebben in
verband met de start van de regularisatieperiode een
aantal verklaringen afgelegd en er blijven een aantal
onduidelijkheden. De regularisatieprocedure gaat van
start op 10 januari 2000 en de oorspronkelijke datum,
door de regering vastgesteld, was 5 januari. Ik had de
minister hierover graag enkele vragen gesteld. Die vra-
gen komen tegemoet aan de behoeften van heel wat
plaatselijke bestuurders.
Mijnheer de minister, hoe worden de in de regularisatie
betrokken administraties op de hoogte gebracht van de
maatregelen die ze moeten nemen ? Welke stappen
worden gezet om de stads- en gemeentebesturen duide-
lijke en niet voor interpretatie vatbare richtlijnen door te
geven ? Velen vrezen dat ze geconfronteerd zullen wor-
den met gevallen van individuele manifeste fraude en
georganiseerde fraude. Welke bevoegdheid hebben de
ambtenaren van Burgerlijke Stand als er gevallen worden
vastgesteld tijdens de procedure ? Die ambtenaren zijn
namelijk in vele steden en gemeenten bevoegd. Op
welke wijze zullen de burgemeesters worden gei¨nfor-
meerd ? Dient de burgemeester gebruik te maken van
zijn politionele bevoegdheden als aanvragers Schengen-
geseind zijn of onderwerp uitmaken van gerechtelijke
onderzoeken ?
De regularisatie, die drie weken zal duren, wordt nogal
cryptisch omschreven. Gaat het om een periode van drie
weken of om een periode van drie werkweken, dus een
accumulatie van werkdagen ? Dat is toch bijzonder be-
langrijk. In de commissie hebben we daarover al een
aantal keren kunnen discussie¨ren, maar omdat de oor-
spronkelijke periode is opgeschoven van 5 januari naar
10 januari 2000 wens ik daaromtrent de nodige duidelijk-
heid. Wat gebeurt er na de regularisatieperiode van drie
weken ?
Ten slotte wil ik u vragen of het geschorste koninklijk
besluit van oktober en de daarbij horende circulaire reeds
officieel werden ingetrokken en of de regularisatie-
circulaire Van den Bossche, die dateert van december
1998, gedurende deze periode ook van toepassing is.
Dan blijft nog het probleem van de interpretatie van de
uitvoerbare beslissing, waarop ik tot op heden nog geen
antwoord heb.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
je remercie M. De Crem pour son inte´re^t persistant pour
la proce´dure de re´gularisation.
Ik zal op zijn tien vragen proberen te antwoorden.
1. Les administrations communales seront informe´es par
le biais d'une lettre qui leur sera envoye´e cette semaine.
Une circulaire, qui reprendra le contenu de cette lettre,
sera publie´e au
Moniteur belge en me^me temps que la
loi, l'arre^te´ royal, la circulaire d'informations ge´ne´rales et
l'appel aux candidatures pour les chambres de la com-
mission de re´gularisation.
2. Cette lettre pre´cise la ligne a` suivre pour les commu-
nes qui seront charge´es de recueillir et de transmettre les
demandes.
3. L'administration communale doit se contenter de trans-
mettre les demandes et n'a pas de pouvoir d'appre´ciation
sur la recevabilite´ ou non des demandes. Elle ne peut
HA 50
COM 079
27
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
donc refuser ni d'accuser re´ception ni de transmettre des
pie`ces. Le rapport social peut, ne´anmoins, faire mention
d'une fraude dont le bourgmestre aurait eu connais-
sance.
4. Les fonctionnaires de l'e´tat civil n'ont aucun pouvoir
discre´tionnaire en la matie`re. Le gouvernement a voulu
confier a` une commission inde´pendante et non aux
communes le soin d'examiner les demandes de re´gula-
risation.
5. Les unions des villes et communes (Wallonie, Bruxel-
les, Flandre) ont dispose´ d'une semaine pour faire part
de leurs observations sur le contenu de la circulaire,
observations dont il a e´te´ tenu compte.
6. La demande de re´gularisation ne cre´e pas d'impunite´.
Le bourgmestre exerce donc ses compe´tences de police
normale, y compris dans les cas ou` la personne fait
l'objet de poursuites judiciaires.
7. Le de´lai pour l'introduction des demandes expire trois
semaines apre`s l'entre´e en vigueur de la loi. Donc, en
principe, le 10 janvier 2000.
8. A l'issue du de´lai de trois semaines, le bourgmestre ou
son de´le´gue´ ne peuvent plus accuser re´ception de
demandes de re´gularisation.
9. L'arre^te´ royal suspendu sera retire´, ce qui rendra la
pre´ce´dente circulaire sans objet.
10. A compter du jour de l'entre´e en vigueur de la loi, la
circulaire du 15 de´cembre 1998 relative a` l'application de
l'article 9 de la loi du 15 de´cembre 1980 relative a` l'acce`s
au territoire, au se´jour, a` l'e´tablissement, a` l'e´loignement
des e´trangers et a` la re´gularisation est retire´e, a` l'excep-
tion de la partie 1 de la circulaire, qui concerne les
re´gularisations dites techniques, puisque l'article 9 sub-
siste. Nous nous en sommes d'ailleurs longuement ex-
plique´s en commission, monsieur De Crem.
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik dank de minister voor zijn antwoord.
Met betrekking tot vraag 7 inzake het bee¨indigen van de
drieweekse regularisatieperiode, heb ik u nochtans niet
zo goed begrepen.
M. Antoine Duquesne, ministre : J'espe`re que cela
pourra effectivement commencer le 10 janvier. Vous
savez que la loi entre en vigueur le jour de la parution au
Moniteur belge. C'est pourquoi je suis prudent.
Si cela peut effectivement entrer en vigueur le 10 janvier,
comptez trois semaines a` partir de cette date.
M. Pieter De Crem (CVP) : Parlez-vous de jours ouvra-
bles ou de jours calendrier, monsieur le ministre ?
M. Antoine Duquesne, ministre : On a discute´ de la
chose au parlement. Je pre´fe`re e^tre prudent dans la
re´ponse. Je vais donc faire ve´rifier cela et vous enverrai
une lettre pour vous pre´ciser la chose.
Je suis prudent parce qu'on a pose´, durant les discus-
sions parlementaires, la question pour le de´lai de cinq
jours. J'ai en effet re´pondu qu'il s'agissait de jours
ouvrables. Mais je ne crois pas qu'on m'ait pose´ la
question pour les trois semaines. Je souhaite donc
ve´rifier avant de vous faire ma re´ponse.
Le pre´sident : L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
- Voorzitter : de heer Paul Tant
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Guido Tastenhoye aan de minister van
Binnenlandse Zaken over
de ontdekking van een
'reisbureau' voor illegalen vanuit de voormalige
Sovjet-landen naar Belgie¨
(nr. 706)
- de heer Pieter De Crem aan de minister van Binnen-
landse Zaken, aan de vice-eerste minister en minister
van Begroting, Maatschappelijke Integratie en So-
ciale Economie en aan de vice-eerste minister en
minister van Buitenlandse Zaken over
het reisbu-
reau voor illegalen te Praag
(nr. 707)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Binnenlandse Zaken)
Questions orales jointes de :
- M. Guido Tastenhoye au ministre de l'Inte´rieur sur
la de´couverte d'une agence de voyage pour ille´gaux
en provenance des anciens pays de l'Union sovie´ti-
que
- M. Pieter De Crem au ministre de l'Inte´rieur, au
vice-premier ministre et ministre du Budget, de l'In-
te´gration sociale et de l'Economie sociale et au
vice-premier ministre et ministre des Affaires e´tran-
ge`res sur
l'agence de voyage pour ille´gaux a` Pra-
gue
(La re´ponse sera donne´e par le ministre de l'Inte´-
rieur)
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het signaal dat
u deze zomer hebt gegeven bij het afleggen van de
regeringsverklaring, namelijk dat deze regering massaal
regularisaties en naturalisaties zou doorvoeren, begint
blijkbaar zijn vruchten af te werpen.
28
HA 50
COM 079
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Guido Tastenhoye
Het begint grote weerklank te vinden in de rest van de
wereld. Met name in Oost-Europa worden blijkbaar nu al
een soort van firma's - De Morgen noemt het
reisbu-
reaus
- opgericht, met als doel zogenaamde vluchtelin-
gen vanuit Oost-Europa naar Belgie¨ te brengen zodanig
dat ze hier van onze faciliteiten kunnen genieten.
Ik had u willen vragen of de gegevens zoals vermeld in
De Morgen van 18 december 1999 juist zijn, maar
eigenlijk heb ik daar al een antwoord op gekregen, want
ik ben via het internet in het bezit gekomen van een
vertaling van een folder, waaruit ik kan opmaken dat men
in het buitenland zeer goed, tot in de details, op de
hoogte is van de organisatie van ons asielsysteem.
Het handelt hier over de firma East-West-Express, ge-
vestigd in de Tsjechische hoofdstad Praag. Zowel het
telefoonnummer, het faxnummer en het e-mailadres
staan erbij vermeld. In deze folder wordt uitvoerig be-
schreven hoe deze firma een totaalpakket aanbiedt aan
mensen die naar Belgie¨ willen komen. Dit totaalpakket
wordt aangeboden voor de totale som van 2 500 US$ per
volwassene, omgerekend ongeveer 100 000 Belgische
frank, en voor kinderen is het gratis.
Uit de folder blijkt dat men vooral mikt op burgers
afkomstig uit Wit-Rusland en uit de Aziatische republie-
ken van de voormalige Sovjet-Unie. Verder kan men
afleiden dat deze mensen naar hier worden gebracht,
ondergebracht worden in een hotel en dat ze ook een
advocaat ter beschikking gesteld krijgen, allemaal in de
prijs inbegrepen. Er wordt gezegd dat de vreemdelingen
het statuut van vluchteling krijgen voor het leven, met, ik
citeer,
alle daarmee verbonden privileges. Dus, in het
buitenland is men ervan op de hoogte dat hier aan deze
mensen een hoop faciliteiten en privileges, zoals zij het
noemen, worden toegekend.
De folder vervolgt :
Na verloop van 5 jaar na uw
aankomst in Belgie¨ kan u aanspraak maken op het
staatsburgerschap
. Deze firma loopt een beetje achter
op de stand van zaken, want dit zal moeten worden
na
verloop van 3 jaar
. Zoals u weet is deze wet bijna
goedgekeurd.
Dan staat er verder :
In afwachting van de definitieve
beslissing van uw zaak, kunt u gratis verblijven in een
centrum
, en dan wordt het grappig, want tussen haakjes
staat vermeld :
soort van gezinspension.
Dan vervolgt men :
Gratis krijgt u vier maal per dag een
verschillende maaltijd, medische hulpverlening (thera-
peut, tandheelkunde, chirurg) enzovoort, plus het leren
van de Franse of de Nederlandse taal en school voor de
kinderen
.
Men is ook tot in de details op de hoogte van de
financie¨le voordelen die hier te krijgen zijn wanneer men
aanklopt bij het OCMW. Voor een koppel is dat 28 000
Belgische frank per maand - het staat zelfs vermeld in
Amerikaanse dollars, namelijk 756 US dollar -, voor een
koppel met e´e´n kind wordt dat 34 000 frank, plus 5 000
frank, dus 39 000 frank. Voor elk volgend kind komt er
nog eens 5 000 frank bij. Mijnheer de minister, tot daar de
grote lijnen van de inhoud van deze folder, die blijkbaar
ook al op het internet te lezen is.
Mijnheer de minister, zijn deze feiten u bekend ? Ik neem
aan van wel. Wat belangrijker is, welke maatregelen hebt
u genomen om deze specifieke trafiek van mensen-
handel, zoals die hier beschreven wordt, op te doeken ?
Er is ook sprake van advocaten, die in Belgie¨ ingescha-
keld worden om de asielaanvraag van deze mensen te
behartigen. Hebt u er kennis van om welke advocaten het
hier gaat ? Het kan toch niet zo moeilijk zijn om dat uit te
vissen. Ik heb mij laten vertellen dat er zelfs advocaten-
bureaus zijn die van dit soort zaken hun specialisatie
hebben gemaakt. Hebt u daar weet van en bent u van
plan om daar iets tegen te ondernemen ? Het komt mij
toch voor dat het beroep van advocaat niet bepaald
daarvoor in het leven geroepen is.
Welke maatregelen hebt u in het algemeen genomen om
dergelijke filie`res in de toekomst de pas af te snijden ? Ik
zou ook nog graag vernemen welke conclusies u uit deze
feiten voor het geheel van het asielbeleid trekt. Is u niet
van mening dat aangaande het gevoerde beleid, zoals
het thans in de steigers staat, met massale regularisaties
die eraan komen, bewezen is dat het roer volledig moet
worden omgegooid en dat men opnieuw naar een ver-
strenging van de wetgeving moet evolueren ?
De voorzitter : Mijnheer Tastenhoye, ik moet u wel
verzoeken in de toekomst uw vraag iets beknopter te
maken. U hebt negen minuten gesproken. Strikt geno-
men moeten vraag en antwoord - weliswaar zijn er hier
nu twee - gesteld en gegeven worden binnen de vijf
minuten gezamenlijk.
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
zoals u hebt gevraagd zal ik kort zijn.
Mijnheer de minister, het spijt me met lede ogen te
moeten vaststellen dat onze voorspelling uitkomt. We zijn
het grondig oneens over de aangekondigde regularisatie-
beweging. De bewijzen zijn er : het aanzuigeffect is
enorm groot, het is echt een magneeteffect naar ons land
toe. Iemand belde me eergisterenmorgen nog uit Ouag-
adougou. Hij kon mij het document niet meer tijdig voor
deze vergadering bezorgen - ik zal het dus na nieuwjaar
voorleggen - maar het gaat om een analoog document,
weliswaar niet zo uitgebreid als dat van Praag, dat ook in
andere landen van het voormalige Oostblok verspreid
wordt. Het document is een beetje gedateerd, men
spreekt er effectief nog over :
En Belgique, a` Bruxelles,
il y a un petit cha^teau ou` vous seriez accueilli...
HA 50
COM 079
29
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pieter De Crem
Het is heel duidelijk dat we compleet verkeerd bezig zijn.
Het is de verpletterende verantwoordelijkheid van deze
regering, daar zullen we het nog vaak over hebben.
Ik wil een aantal punctuele vragen stellen over deze
specifieke zaak. Dat reisbureau is uiteindelijk niet nieuw.
Duidelijk georganiseerde trafieken zijn ook niet nieuw,
dat komt nu met 'East-West' aan het licht. We hebben de
fameuze 'Euroline Cars', waar ik u al op gewezen heb.
We hebben de georganiseerde taxitransporten, die men-
sen met grote bussen rechtstreeks vanuit Praag, Bratis-
lava, Pilsen en Passau tot in de Emile Jacqmainlaan
voeren, tot aan de poorten van de D.V.Z., daar hun
deuren openen en opnieuw vertrekken. Dit is eigenlijk het
falende beleid. In the long run is dit een beleid dat als een
pudding volledig in elkaar aan het zakken is. Ik ben ervan
overtuigd dat we in het voorjaar de regularisatie-
ontwerpen, zoals u die heeft voorgesteld, opnieuw gaan
bekijken.
Mijnheer de minister, het aantal asielzoekers uit het
voormalige Oostblok neemt opnieuw toe. Ik heb u de
vraag gesteld omtrent het aantal. We hebben het intus-
sen al in de krant kunnen lezen. U doet daar zeer
cryptisch over. U zegt : er zijn zevenhonderd uitwijzingen.
Dat is effectief het geval, ik bedoel daarmee dat er
zevenhonderd mensen zijn die het bewijs krijgen om het
land te verlaten. Dan zegt u dat 90% van de mensen
daarop ingaat, of effectief uit het land wordt gezet. Van
die zevenhonderd zijn er dus achtenveertig die begeleid
worden om het land te verlaten, en van die achtenveertig
zijn er 90% die al dan niet onder dwang het land verlaten.
Dat is dus iets heel anders dan met cijfers zwaaien die
zevenhonderd eenheden per maand zouden naar voor
schuiven.
Welke maatregelen neemt u nu om die mensensmokkel
effectief te gaan bestrijden ? Er is, in de naweee¨n van het
hetgeen met de Slowaken is gebeurd in Kozice, met veel
bravoure aangekondigd dat er bilaterale programma's op
gang zouden worden gebracht. Ik heb deze namiddag
nog contact gehad met onze diplomaten op post, zowel in
Praag als in Bratislava. Er blijkt niets op gang gebracht.
Er gebeurt dus niets. Noch vanuit het ministerie van
Binnenlandse Zaken, noch vanuit het ministerie van
Buitenlandse Zaken, noch op het bilaterale vlak. Dit is de
grote leugen die u ons op de mouw gespeld heeft. Ik
mocht van diplomaten op post - en dit is niet gemakkelijk
- u meedelen dat er niets is gebeurd en dat zij, met dit
systeem-Pontius Pilatus en systeem-paraplu dat deze
regering zo gemakkelijk wil toepassen, op geen enkele
wijze in de toekomst nog verantwoordelijk willen gesteld
worden. De regering gaat in deze volledig in de fout.
Mijnheer de minister, wanneer gaat u nu eindelijk werk
maken van de vereenvoudigde asielprocedure die u hebt
aangekondigd ? Wij gaan de politieke items en de ge-
vechten die daaromtrent werden geleverd bij de totstand-
koming van deze coalitie en in de verschillende debatten
niet meer herhalen, maar ik constateer dat u er gewoon
geen werk van maakt. De enige manier om dergelijke
zaken te counteren, is een drastisch vereenvoudigde
procedure.
Mijnheer de voorzitter, ik vraag nogmaals om ons voor-
stel, dat nog van de vorige legislatuur dateert, opnieuw te
bespreken.
Mijnheer de minister, ik had ook een aantal vragen
gesteld aan andere ministers. U kan er op antwoorden
indien u dat wenst. Ik ben als volksvertegenwoordiger
bijzonder ontgoocheld. Ondanks de grondstroming van
uw voorstel, dat het achtste wereldwonder zou worden
en de problematiek zou oplossen, stellen we vast dat de
problemen schrijnender worden. Dit is de kroniek van
een aangekondigde mislukking, waardoor wij organise-
ren wat wij nooit hebben gewild, namelijk de onverdraag-
zame maatschappij. Ik kan niet anders dan herhalen dat
dit een verpletterende verantwoordelijkheid is van deze
regering.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, je vais re´pondre en mon nom, de me^me
qu'au nom des ministres des Affaires e´trange`res et de
l'Inte´gration sociale. Je serai aussi court que M. De
Crem, dont le discours consiste pourtant a` dire
il n'y a
qu'a`
.
J'ai effectivement e´te´ informe´ de l'existence d'une so-
cie´te´ e´tablie a` Prague et proposant information et assis-
tance juridique pour obtenir le statut de re´fugie´ en
Belgique. J'en ai imme´diatement informe´ la gendarmerie
qui a pris toutes les dispositions afin d'y donner les suites
ne´cessaires. Je regrette, pour ma part, que ces informa-
tions aient entre-temps e´te´ communique´es a` la presse,
rendant ainsi plus difficile le travail d'investigation. Je ne
dispose, pour l'instant, pas de davantage d'informations
que celles figurant dans l'article du quotidien
De Mor-
gen
. Le ministre des Affaires e´trange`res a e´te´ informe´ le
vendredi 18 de´cembre des actions de la socie´te´ East-
West Express. Le me^me jour, il a donne´ instruction a`
notre ambassade a` Prague de mener une enque^te et de
prendre contact avec les autorite´s tche`ques. Celles-ci se
sont engage´es a` instruire l'affaire. Ce pays est confronte´
a` une immigration massive d'ille´gaux - pre`s de 300 000
personnes - et envisage de`s lors de re´instaurer l'obliga-
tion de visa a` l'e´gard des ressortissants de plusieurs
pays de l'Est. Les autorite´s tche`ques de´plorent e´gale-
ment que la presse ait re´pandu l'information relative a`
l'existence d'une filie`re avant que les re´sultats de l'en-
que^te soient connus. D'autres pays europe´ens ont e´ga-
lement maille a` partir avec semblables filie`res, non pas
uniquement en provenance des pays de l'Est, mais
e´galement a` partir de l'Asie et de l'Afrique. Selon les
informations dont nous disposons actuellement, la firme
East-West Express aurait surtout de´ploye´ ses activite´s
30
HA 50
COM 079
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
en Belgique. Comme je l'ai dit depuis le de´but, la
politique gouvernementale repose sur trois piliers et ce
sont ceux-ci qui doivent effectivement e^tre mis en
oeuvre : la modification de la le´gislation sur l'asile qui doit
permettre de re´duire les de´lais avant qu'une de´cision
puisse e^tre prise, de me^me que les de´cisions effectives
d'e´loignement qui s'ensuivent. En ce qui concerne l'asile,
re´former l'ensemble de la loi de 1980 est une ta^che
extre^mement importante et je veux donc prendre des
pre´cautions. Je serai pre^t au moment des vacances de
Pa^ques. Je recours a` des experts; je re´alise e´galement
un examen compare´ des proce´dures existant dans les
pays europe´ens afin de rechercher le bon e´quilibre entre
l'efficacite´ et le respect des droits.
Il est vrai que les demandes d'asile de ressortissants des
pays de l'ex-bloc sovie´tique ont connu une hausse
spectaculaire ces six derniers mois, passant de 364 en
juin a` 1 148 en de´cembre. Ainsi, pour le Kazakhstan, les
demandes sont passe´es de 10 a` 111 par mois et pour le
Kirghizistan, de 0 a` 84. J'ai de´ja` donne´ instruction a` la
gendarmerie de renforcer les contro^les et ceux-ci sont
effectifs depuis aujourd'hui, 00 heure. J'ai e´galement
charge´ un groupe de travail spe´cifique, comprenant entre
autres des repre´sentants de l'Office des e´trangers et de
la gendarmerie, de s'attaquer en particulier aux filie`res de
traite d'e^tres humains en provenance de l'ex-Union so-
vie´tique. Un sous-groupe, auquel participe en outre un
magistrat, va se re´unir re´gulie`rement afin de coordonner
les actions mene´es en matie`re de traite des e^tres hu-
mains, celle-ci constituant une des priorite´s de ce gou-
vernement.
J'ai pris des contacts sur le plan international, notamment
avec l'Allemagne, de manie`re a` ce que le processus que
nous mettons en place permette a` la fois le renforcement
des contro^les et les enque^tes judiciaires. Je rappelle
d'ailleurs que c'est le dispositif que j'avais mis en place
dans le courant du mois d'aou^t et la demande que j'avais
adresse´e a` mon colle`gue de la Justice de charger un
magistrat national d'indaguer en la matie`re qui ont permis
d'ouvrir des dossiers judiciaires ayant entrai^ne´ arresta-
tions et inculpations. Dans un proble`me comme celui-la`,
la collaboration des pays voisins est tout a` fait essen-
tielle, et notamment la collaboration de la Re´publique
fe´de´rale allemande.
Les signaux que l'on donne vis-a`-vis de l'exte´rieur sont
tre`s importants. Tout ce que je viens de vous dire
participe de cette volonte´. Mais il y en a d'autres,
notamment en ce qui concerne l'octroi d'une aide en
nature qui, me dit le ministre de l'Inte´gration sociale, est
de´ja` applique´e concre`tement. Un certain nombre de
CPAS ont conclu un accord avec l'Etat fe´de´ral et ont pris
des initiatives afin d'assurer uniquement une aide mate´-
rielle. Il s'agit notamment des CPAS de Roulers et
d'Assesse.
Des accords seront encore conclus avec d'autres CPAS,
probablement avant la fin de l'anne´e ou au de´but de
l'anne´e prochaine.
L'arre^te´ ministe´riel du 29 novembre 1999 modifiant l'ar-
re^te´ ministe´riel du 30 janvier 1995 re´glant le rembourse-
ment par l'Etat des frais relatifs a` l'aide accorde´e par les
centres publics d'aide sociale a` un indigent qui ne
posse`de pas la nationalite´ belge et qui n'est pas inscrit au
registre de la population instaure le remboursement
majore´ aux CPAS qui organisent un accueil. Cet arre^te´
est entre´ en vigueur le 8 de´cembre 1999. Plusieurs
CPAS sont inte´resse´s par cette nouvelle formule d'ac-
cueil mais certains doivent toutefois encore concre´tiser
l'accueil sur le terrain ou prendre une se´rie de mesures
pre´paratoires. Actuellement, la cellule d'accueil de se-
conde ligne du ministe`re des Affaires sociales, de la
Sante´ publique et de l'Environnement diffuse de´ja` des
informations aux assistants sociaux et aux secre´taires
des CPAS avec lesquels elle est en contact quotidien.
Cette information ainsi que des informations pratiques
seront biento^t diffuse´es aux CPAS par circulaire.
A propos de l'attrait que repre´senteraient les centres
ouverts conside´re´s comme des pensions de famille, le
ministre de l'Inte´gration sociale me dit que cette question
te´moigne d'une me´connaissance totale de la situation
sur le terrain. Beaucoup de faux candidats re´fugie´s sont
attire´s par la perspective d'une aide financie`re par un
CPAS. Cette constatation est illustre´e par le comporte-
ment agressif de certains candidats re´fugie´s lorsqu'ils
apprennent qu'aucun CPAS aupre`s duquel ils pourraient
obtenir une aide financie`re ne leur sera de´signe´ dans
l'imme´diat.
Compte tenu de la succession rapide des plans de
re´partition et, partant, du nombre e´leve´ de demandeurs
d'asile qui font appel a` l'aide sociale des CPAS, plusieurs
CPAS e´prouvent des difficulte´s a` remplir leur mission
le´gale a` l'e´gard des demandeurs d'asile. Bien que plu-
sieurs CPAS s'e´vertuent a` assurer un accueil digne aux
demandeurs d'asile, la situation actuelle place a` nouveau
les demandeurs dans des situations telles que l'exploita-
tion, la prostitution, le manque d'accompagnement, que
l'on a pre´cise´ment voulu e´viter par la mise en place de
centres d'accueil spe´cifiques. La nouvelle formule d'ac-
cueil vise e´galement a` assurer un logement, afin que les
demandeurs d'asile qui se voient de´signer un CPAS
puissent effectivement trouver un lieu d'accueil, ce qui
n'est actuellement pas le cas malgre´ la bonne volonte´ de
la majorite´ des CPAS.
Comme je l'ai dit au cours de ma re´ponse, les signaux
que nous envoyons sont extre^mement importants. A co^te´
de la ge´ne´rosite´ et de la dignite´ avec lesquelles nous
voulons accueillir ceux qui peuvent l'e^tre, dans le me^me
temps par contre, notre fermete´ doit e^tre totale et entie`re
en ce qui concerne l'exe´cution des autres volets de cette
politique.
HA 50
COM 079
31
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
Ce n'est pas chose aise´e, monsieur De Crem. C'est en
tout cas plus facile de le dire que de le faire. J'en ai
l'expe´rience depuis le 12 juillet de cette anne´e. Il est vrai
que, dans ce pays, tout le monde n'a pas encore compris
la ne´cessite´ de cette attitude. Certains entretiennent
encore des illusions ou refusent la perspective d'une
politique de frontie`res ouvertes mais ont des comporte-
ments qui pourraient, s'ils e´taient suivis, conduire a` cette
situation.
En ce qui me concerne, je suis bien de´cide´ a` exe´cuter
comple`tement et totalement, avec l'e´nergie voulue, les
trois volets de la politique de´cide´e par le gouvernement.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Mijnheer de
minister, ik kan slechts een conclusie trekken uit heel uw
uiteenzetting, met name dat uw beleid er een is van
dweilen met de kraan open.
Er is evenwel een punt dat ik niet goed heb begrepen en
misschien wilt u dit wel even verduidelijken. U hebt
gesproken over het opnieuw invoeren van de visum-
plicht. U herinnert zich dat ik u daarover eens heb
ondervraagd en dat ik u toen over de Tsjechen heb
gesproken.
M. Antoine Duquesne, ministre : Je vous ai dit que les
Tche`ques devaient affronter une situation tre`s difficile
puisque pre`s de 300 000 ille´gaux sont arrive´s sur leur
territoire. De`s lors, ils envisagent de re´instaurer le visa a`
l'e´gard des pays de l'ex-Union sovie´tique.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Zij willen
dus een visumplicht invoeren voor de andere ex-
Sovjetlanden ?
Ik vraag u evenwel heel goed mijn suggestie in overwe-
ging te nemen, met name dat Belgie¨ opnieuw een
visumplicht zou invoeren voor de betrokken Oost-
Europese landen. Dat zou heel wat problemen oplossen.
Bovendien is dit een vrij eenvoudige maatregel die niets
kost en ons veel geld en veel ellende kan doen uitsparen.
Ik dring dus nogmaals aan om deze suggestie in over-
weging te nemen.
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de minister,
we zullen zien hoe deze zaak zal aflopen.
Ik wens u echter nog een bijkomende vraag te stellen. ik
heb u ooit gevraagd of gei¨nterpelleerd omtrent het feit of
u voorzag om tijdens de periode van de regularisatie-
procedure de grensbewaking op te drijven naar een
systeem van het sluiten van de grenzen tijdens die
periode. U hebt toen eigenlijk niet afwijzend gereageerd
maar wel gezegd dat de controles - en niet de grens-
controles omdat dit niet meer kan worden gedaan -
zouden worden opgedreven. Ik heb u toen voorgesteld
om territoriale controles, dus controles binnen de gren-
zen, uit te voeren. Mijn vraag is dus of u dit overweegt ?
Ik verneem dat uw collega, de heer Vande Lanotte, een
voorstander zou zijn om dit tijdens de periode van de
regularisatieprocedure te doen. Dit is volgens ons in elk
geval een maatregel die zeker van toepassing zou kun-
nen zijn omdat we anders zullen worden geconfronteerd
met een grote toevloed van asielzoekers.
M. Antoine Duquesne, ministre : S'il le fallait, je n'he´si-
terais pas a` le faire. Cela figure d'ailleurs dans l'expose´
des motifs du projet relatif a` la re´gularisation. Il faut se
rendre compte qu'il s'agit d'un instrument dont, bien
entendu, on ne peut et ne doit abuser sur le plan
europe´en a` l'e´gard d'autres pays. Cela nous confirme
qu'une politique europe´enne s'impose en la matie`re. Il
faut d'autant moins abuser de cet instrument que, dans le
cadre de l'Euro 2000, j'ai l'intention, ainsi que mon
homologue hollandais, de re´tablir des contro^les ponc-
tuels aux frontie`res. L'organisation de ces contro^les aux
frontie`res impose des mobilisations extre^mement impor-
tantes et de tre`s lourdes capacite´s. Mais s'il le faut, je
n'he´siterai pas a` proce´der a` ces contro^les.
En ce qui concerne le visa, vous devez savoir, monsieur
Tastenhoye, qu'un certain nombre de pays sont soumis a`
l'obligation du visa. Mais cela n'empe^che rien. Ce n'est
pas la Belgique qui octroie le visa; ce sont parfois nos
partenaires europe´ens. Une fois en possession du visa,
ces personnes peuvent pe´ne´trer dans l'espace Schen-
gen et se retrouver chez nous. Par conse´quent, les
choses ne sont pas aussi simples qu'il y parai^t a` pre-
mie`re vue.
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de minister,
mocht u een dergelijke, drastische maatregel nemen, wat
we eigenlijk aanbevelen, dan zullen wij u tenvolle steu-
nen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De mondelinge vraag nr. 712 van de heer Tony Smets
wordt naar een latere datum verschoven.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 17.25 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 17.25 heures.
32
HA 50
COM 079
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000