B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
V
OLKSGEZONDHEID
,
HET
L
EEFMILIEU
EN DE
M
AATSCHAPPELIJKE HERNIEUWING
COMMISSION DE LA
S
ANTÉ PUBLIQUE
,
DE L
'E
NVIRONNEMENT
ET DU
R
ENOUVEAU DE LA
S
OCIÉTÉ
VAN
DU
14-12-1999
14-12-1999
HA 50
COM 072
HA 50
COM 072
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 14 december 1999
COMMISSIE VOOR DE VOLKSGEZONDHEID, HET
LEEFMILIEU EN DE MAATSCHAPPELIJKE HERNIEU-
WING
-
COM 072
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Daniel Bacquelaine aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over
het conflict tussen oogartsen en opticiens (nr. 531)
- mevrouw Yolande Avontroodt aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over
de afbakening van de rechten van de opticiens (nr. 656)
5
sprekers : Daniel Bacquelaine, voorzitter van de PRL
FDF MCC-fractie, Yolande Avontroodt, Magda Ael-
voet, minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu
Mondelinge vraag van de heer Yvan Mayeur aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de oprichting van een sociaal observato-
rium binnen het ministerie van Volksgezondheid
(nr. 566)
7
Sommaire
Mardi 14 de´cembre 1999
COMMISSION
DE
LA
SANTE
´
PUBLIQUE,
DE
L'ENVIRONNEMENT
ET
DU
RENOUVEAU
DE
LA SOCIE
´ TE´
-
COM 072
Questions orales jointes de :
- M. Daniel Bacquelaine a` la ministre de la Protection
de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
le conflit entre me´decins ophtalmo-
logistes et opticiens
(n° 531)
- Mme Yolande Avontroodt a` la ministre de la Protection de
la
consommation,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement sur
la de´limitation des droits des opti-
ciens
(n° 656)
5
orateurs : Daniel Bacquelaine, pre´sident du groupe
PRL FDF MCC, Yolande Avontroodt, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation, de la
Sante´ publique et de l'Environnement
Question orale de M. Yvan Mayeur a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
la cre´ation d'un observatoire social
au sein du ministe`re de la Sante´ publique
(n° 566)
7
2
HA 50
COM 072
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes conférés pour l'Organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement du citoyens pour le changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social-chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie & ID21
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 50 0000/00 : Documents parlementaires de la 50e
DOC 50 0000/00 : Parlementaire documenten van de 50e zittingsperiode +
législature, suivi du n° et dy n° consécutif
het nummer en het volgnummer
QRVA
: Question et Réponses écrites
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
HA
: Annales (Compte Rendu intégral)
HA
: Handelingen (Beknopt Verslag)
CRA
: Compte Rendu Analitique
BV
: Beknopt Verslag
PLEN
: Séance plénière
PLEN
: Plenum vergadering
COM
: Réunion de commission
COM
: Commissievergadering
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officiele publicaties, van de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation, 1008 Bruxelles
Natieplein, 1008 Brussel
Fax : 02/549 82 60
Fax : 02/549 81 60
Tél. : 02/549 82 74
Tel. : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
sprekers : Yvan Mayeur, Magda Aelvoet, minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Jean-Marc Delize´e aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over
de financiering van de MUG's en de GUD in de streek
Entre-Sambre-et-Meuse
(nr. 602)
- de heer Bruno Van Grootenbrulle aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu en
aan de minister van sociale Zaken en Pensioenen over
de erkenning van de MUG voor het ziekenhuis van
Beloeil
(nr. 659)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu)
9
sprekers : Jean-Marc Delize´e, Bruno Van Grooten-
brulle, Magda Aelvoet, minister van Consumenten-
zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
Mondelinge vraag van de heer Jaak Van den Broeck aan
de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
het geknoei met het gewicht van slacht-
karkassen
(nr. 604)
13
sprekers : Jaak Van den Broeck, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Claude Eerdekens aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over
de tandprothesen (nr. 610)
- mevrouw Frieda Brepoels aan de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen over
de tandprothesen (nr. 582)
- de heer Luc Sevenhans aan de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen over
de tandprothesen en de
erkenning van tandprothesisten
(nr. 619)
- mevrouw Yolande Avontroodt aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over
de enque^te van Testaankoop inzake een illegaal circuit
voor tandprothesen
(nr. 664)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu)
15
sprekers : Claude Eerdekens, voorzitter van de PS-
fractie, Frieda Brepoels, Luc Sevenhans, Yolande
Avontroodt,
Magda
Aelvoet,
minister
van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
Mondelinge vraag van mevrouw Yolande Avontroodt aan
de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de inventaris van registratiegegevens
inzake palliatieve zorg
(nr. 635)
19
orateurs : Yvan Mayeur, Magda Aelvoet, ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et
de l'Environnement
Questions orales jointes de :
- M. Jean-Marc Delize´e a` la ministre de la Protection de la
consommation,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement sur
le financement des SMUR et SUS
de l'Entre-Sambre-et-Meuse
(n° 602)
- M. Bruno Van Grootenbrulle a` la ministre de la Protection
de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement et au ministre des Affaires sociales et des
Pensions sur
l'agre´ation SMUR pour la clinique de Be-
loeil
(n° 659)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par la ministre de la Protection
de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement)
9
orateurs : Jean-Marc Delize´e, Bruno Van Grooten-
brulle, Magda Aelvoet, ministre de la Protection de la
consommation,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement
Question orale de M. Jaak Van den Broeck a` la ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique et
de l'Environnement sur
les fraudes concernant le poids
des carcasses d'animaux abattus
(n° 604)
13
orateurs : Jaak Van den Broeck, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation, de la
Sante´ publique et de l'Environnement
Questions orales jointes de :
- M. Claude Eerdekens a` la ministre de la Protection de la
consommation,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement sur
les prothe`ses dentaires (n° 610)
- Mme Frieda Brepoels au ministre des Affaires sociales et
des Pensions sur
les prothe`ses dentaires (n° 582)
- M. Luc Sevenhans au ministre des Affaires sociales et
des Pensions sur
les prothe`ses dentaires et la reconnais-
sance des techniciens dentaires
(n° 619)
- Mme Yolande Avontroodt a` la ministre de la Protection de
la
consommation,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement sur
l'enque^te de Test-Achats relative a`
un circuit ille´gal pour les prothe`ses dentaires
(n° 664)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par la ministre de la Protection
de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement)
15
orateurs : Claude Eerdekens, pre´sident du groupe PS,
Frieda Brepoels, Luc Sevenhans, Yolande Avon-
troodt, Magda Aelvoet, ministre de la Protection de la
consommation,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement
Question orale de Mme Yolande Avontroodt a` la ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement sur
l'inventaire des donne´es enre-
gistre´es sur les soins palliatifs
(n° 635)
19
HA 50
COM 072
3
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
sprekers : Yolande Avontroodt, Magda Aelvoet, mi-
nister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu
Mondelinge vraag van de heer Michel Wauthier aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de gevallen van tuberculose in het
dierenasielcentrum van Coutisse
(nr. 640)
20
sprekers : Michel Wauthier, Magda Aelvoet, minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmi-
lieu
Mondelinge vraag van mevrouw Frieda Brepoels aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
zwaarlijvigheid bij kinderen (nr. 643)
22
sprekers : Frieda Brepoels, Magda Aelvoet, minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmi-
lieu
Mondelinge vraag van mevrouw Frieda Brepoels aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu
over
antibioticagebruik en -resistentie
(nr. 644)
24
sprekers : Frieda Brepoels, Magda Aelvoet, minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmi-
lieu
Mondelinge vraag van de heer Marcel Hendrickx aan de
minister van Landsverdediging over
de achterstand bij de
afhandeling van de dossiers voor werkweigeraars en
weggevoerden
(nr. 625)
26
sprekers : Marcel Hendrickx, Andre´ Flahaut, minister
van Landsverdediging
Mondelinge vraag van de heer Luc Sevenhans aan de
vice-eerste minister en minister van Begroting, Maat-
schappelijke Integratie en Sociale Economie over
het
ministerieel besluit van 29 november 1999 betreffende de
vervanging van de financie¨le hulp door materie¨le hulp
(nr. 626)
27
sprekers : Luc Sevenhans, Johan Vande Lanotte,
vice-eerste minister en minister van Begroting, Maat-
schappelijke Integratie en Sociale Economie
orateurs : Yolande Avontroodt, Magda Aelvoet, mini-
stre de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement
Question orale de M. Michel Wauthier a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
les cas de tuberculose chez les
animaux du refuge de Coutisse
(n° 640)
20
orateurs : Michel Wauthier, Magda Aelvoet, ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement
Question orale de Mme Frieda Brepoels a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
l'obe´site´ des enfants (n° 643)
22
orateurs : Frieda Brepoels, Magda Aelvoet, ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement
Question orale de Mme Frieda Brepoels a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
l'usage d'antibiotiques et la re´-
sistance des bacte´ries
(n° 644)
24
orateurs : Frieda Brepoels, Magda Aelvoet, ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement
Question orale de M. Marcel Hendrickx au ministre de la
De´fense sur
l'arrie´re´ dans le traitement des dossiers
relatifs aux re´fractaires et aux de´porte´s
(n° 625)
26
orateurs : Marcel Hendrickx, Andre´ Flahaut, ministre
de la De´fense
Question orale de M. Luc Sevenhans au vice-premier
ministre et ministre du Budget, de l'Inte´gration sociale et
de l'E
´ conomie sociale sur
l'arre^te´ ministe´riel du 29 no-
vembre 1999 concernant le remplacement de l'aide finan-
cie`re par l'aide mate´rielle
(n° 626)
27
orateurs : Luc Sevenhans, Johan Vande Lanotte,
vice-premier ministre et ministre du Budget, de
l'Inte´gration sociale et de l'E
´ conomie sociale
4
HA 50
COM 072
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE LA SANTE´ PUBLIQUE,
DE L'ENVIRONNEMENT
ET DU RENOUVEAU DE LA SOCIE´TE´
COMMISSIE VOOR DE VOLKSGEZONDHEID,
HET LEEFMILIEU
EN DE MAATSCHAPPELIJKE HERNIEUWING
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 14 DE
´ CEMBRE 1999
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 14 DECEMBER 1999
De vergadering wordt geopend om 14.07 uur door me-
vrouw Yolande Avontroodt, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 14.07 heures par Mme Yolande
Avontroodt, pre´sidente.
Questions orales jointes de :
- M. Daniel Bacquelaine a` la ministre de la Protection
de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
le conflit entre me´decins oph-
talmologistes et opticiens
- Mme Yolande Avontroodt a` la ministre de la Protec-
tion de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
la de´limitation des droits des
opticiens
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Daniel Bacquelaine aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
over
het conflict tussen oogartsen en opticiens
(nr. 531)
- mevrouw Yolande Avontroodt aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
over
de afbakening van de rechten van de opticiens
(nr. 656)
M. Daniel Bacquelaine (PRL FDF MCC) : Madame la
pre´sidente, madame la ministre, depuis un certain nom-
bre d'anne´es, un conflit oppose les me´decins ophtalmo-
logistes et les opticiens a` propos de la de´limitation des
compe´tences professionnelles respectives des uns et
des autres au regard de l'arre^t royal n° 78 relatif a` l'art de
gue´rir, de l'arre^te´ royal du 30 octobre 1964 re´glementant
la profession d'opticien, du traite´ CE et de la jurispru-
dence de la Cour de Cassation, laquelle, depuis 1989, a
pre´cise´ que la compe´tence des opticiens se limitait a`
l'examen subjectif de la vue. Une proce´dure est du reste
actuellement pendante devant la Cour de justice euro-
pe´enne relativement a` ce diffe´rend.
Cette situation conflictuelle re´sulte certainement des
interpre´tations juridiques divergentes des diffe´rentes dis-
positions normatives applicables qui subsistent nonobs-
tant la jurisprudence re´cente.
Aussi, madame la ministre, pourriez-vous re´pondre aux
questions suivantes :
Quelle est votre position a` l'e´gard de cette proble´mati-
que ? En particulier, comment estimez-vous que la sante´
publique puisse e^tre la mieux garantie en matie`re d'exa-
men de la vue ? Estimez-vous qu'une adaptation ou une
meilleure harmonisation des textes normatifs applicables
serait souhaitable ? Ce proble`me fait-il actuellement l'ob-
jet d'un examen par vos services ? Une concertation
avec les milieux concerne´s a-t-elle eu lieu ou est-elle
envisage´e a` cet effet ?
De voorzitter : Mevrouw de minister, collega's, heeft
iemand bezwaar tegen het feit dat ik mijn vraag vanuit de
voorzittersstoel formuleer. (Neen)
Mevrouw de minister, collega's, door een gebrek aan een
duidelijk wettelijke regeling omtrent de bevoegdheden
van de opticien, heeft de opticien zich de jongste jaren
steeds meer op het domein van de behandeling van de
gezichtsafwijkingen en ooggebreken gewaagd.
De oogartsen voeren aan dat de bepalingen, voorzien in
het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967
betreffende de uitoefening van de geneeskunst en de
paramedische beroepen, duidelijk worden overtreden
door de opticiens. De handelingen van de opticien zijn
gericht op de optische artikelen, met name brillen, lenzen
en kunstogen, en niet op de ogen. Hij is niet gekwalifi-
ceerd om handelingen op het gebied van de genees-
kunde te stellen.
Het decreet van 14 juli 1998 betreffende het onderwijs IX
bepaalt in de artikelen 75, 76 en 77 dat op het niveau van
het hoger onderwijs de opleiding optiek en optometrie
HA 50
COM 072
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
kan worden gestart. Na drie jaar studie studeert men af
als gegradueerde in de optiek en optometrie. Reeds in
september 1998 werd in de IRIS Hogeschool Brussel
deze opleiding opgestart.
De oogartsen zijn van mening dat door deze opleiding -
waarbij het opsporen en analyseren van de diverse
visuele problemen en het trainen van het zicht en de
visuele ontwikkeling onder meer tot de taken van de
afgestudeerde opticien-optometrist zou behoren - de
bepalingen van het koninklijk besluit nr. 78 van 10
november 1967 zullen worden overtreden.
Graag kreeg ik van mevrouw de minister een antwoord
op de volgende vragen.
Ten eerste, overweegt de minister het nemen van een
wettelijk initiatief om tegemoet te komen aan de gestelde
problematiek zodat een duidelijke afbakening van de
handelingen van de opticiens wordt gerealiseerd ?
Ten tweede, zal de minister, in overleg met de bevoegde
ministers voor onderwijs, deze problematiek aankaarten
zodat opleidingen die worden georganiseerd niet leiden
tot het overtreden van de bepalingen van het koninklijk
besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de
uitoefening van de geneeskunst en de paramedische
beroepen ?
Ten derde, heeft de minister met betrekking tot deze
problematiek reeds overleg gepleegd met de minister
van sociale zaken rekening houdend met de financie¨le
gevolgen voor het RIZIV van beslissingen die worden
genomen met betrekking tot dit dossier ?
Ten vierde, overweegt de minister initiatieven te nemen
om het afleveren door de opticien van een bril of contact-
lenzen afhankelijk te maken van een medisch voorschrift
van de oogarts zodat de beslissing over de aard van het
gezichtsgebrek door de oogarts dient te gebeuren ?
Mme Magda Aelvoet, ministre : Madame la pre´sidente,
chers colle`gues, tout d'abord, je traiterai la situation en
termes juridiques : elle est tre`s claire, a` savoir que l'art de
gue´rir est clairement limite´ a` ceux qui sont reconnus avoir
acce`s aux professions de la sante´. Pour ce qui est des
opticiens, il ne font pas partie de cette cate´gorie.
Toutefois, tout le monde sait qu'il existe une diffe´rence
re´elle entre la situation juridique et la situation sur le
terrain. J'ajouterai encore un argument a` cette question
juridique : tous les arre^ts prononce´s par des cours ont
toujours confirme´ la re`gle le´gale.
Cela dit, dans la re´alite´, nous constatons deux e´le´ments.
Primo, des lunettes sont quasiment en vente libre dans
les grands magasins ou` souvent aucun opticien ne
travaille, auxquelles tout le monde a acce`s : chacun peut
essayer des montures avec verres. Bien su^r, elles
concernent surtout les personnes qui souffrent de pres-
bytie.
Cependant, dans la re´alite´, nous assistons au de´velop-
pement de certaines pratiques chez les opticiens : non
seulement, gra^ce a` des appareillages souvent sophisti-
que´s, ils mesurent les de´fauts de vision. Ils peuvent
toutefois engendrer des proble`mes, non officiellement
inventorie´s de manie`re spe´cifique, a` cause de la de´tec-
tion tardive de maladies plus se´rieuses, parfois interpre´-
te´es diffe´remment par certains d'entre eux.
Apparemment, mon pre´de´cesseur a tente´ de rassembler
les diffe´rentes professions autour de la table, mais cette
de´marche n'a pas abouti. Moi, je n'ai pas encore entame´
de de´marche depuis juillet, je vous le dis franchement.
Mais les approches pre´alables n'ont pas abouti et il y
aurait me^me un refus de la part des organisations
d'opticiens a` participer officiellement a` ce genre de table
ronde de mise au point.
Je vais maintenant tenter de faire rede´marrer ces pour-
parlers, ne fu^t-ce que pour de´limiter clairement les acti-
vite´s autorise´es et non autorise´es de chaque profession,
ainsi que les conditions pre´alables comme par exemple
la formation. Jusqu'a` pre´sent, je n'ai pas pu assumer ce
proble`me et je vais m'y atteler dans les mois qui viennent
pour clarifier la situation. En effet, j'estime inde´fendable
de laisser les choses en l'e´tat et de feindre que, gra^ce a`
la loi et aux divers arre^ts, la situation soit parfaitement
re´glemente´e, tout en sachant qu'elle ne l'est pas. Il
convient de reprendre le de´bat, mais il est difficile de
re´gler un diffe´rend sans la participation active des par-
ties.
Secundo, j'en arrive aux questions de Mme Avontroodt.
De opleidingen optiek en optometrie worden inderdaad,
zoals u het zegt, op het niveau van de Vlaamse Gemeen-
schap georganiseerd. Dit zijn uiteraard twee verschil-
lende opleidingen die door de wet van juli 1998 mogelijk
werden gemaakt. Door de driejarige opleiding zijn er
momenteel nog geen afgestudeerden op de markt aan-
wezig. Het is in elk geval een duidelijke uitnodiging om
daarvan tijdig werk te maken.
In verband met deze opleidingen staan er contacten met
de Gemeenschappen en met Frank Vandenbroucke op
de agenda, teneinde afspraken te maken met het RIZIV.
Op 20 december heb ik een afspraak met alle collega's
van het departement van Volksgezondheid, waarbij dit
laatste punt op het programma vermeld staat. Pas in de
maand januari wordt dit punt met Frank Vandenbroucke
besproken.
Via deze twee wegen wens ik deze zaak verder uit te
diepen. Ik heb echter niet kunnen nagaan wat er op dit
ogenblik op het vlak van vorming bij de Franse Gemeen-
schap bestaat. Misschien zijn er hier leden aanwezig die
dit wel weten, maar ik zal het in elk geval volgende
6
HA 50
COM 072
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
maandag vernemen aangezien dit punt werd gea-
gendeerd op die vergadering waar zowel de Franstali-
gen, de Nederlandstaligen als de Duitstaligen aanwezig
zullen zijn. Ik zal u dan een gedetailleerder antwoord
kunnen verstrekken.
Ik heb nog een laatste bedenking. In een aantal landen
van de Europese Unie zijn er blijkbaar een aantal ver-
schuivingen aan de gang. In verscheidene landen is het
toegelaten bepaalde handelingen te stellen voor beroe-
pen die bij ons niet erkend zijn als een gezondheids-
beroep. Wij wachten hiervoor nog op een uitspraak van
het Europees Gerechtshof. Bepaalde landen springen
met dergelijke praktijken vlotter om dan wij. Mocht men
de keuze maken om in die richting te evolueren, dan
moet deze zaak worden geregeld. Het feit dat deze
zaken niet geregeld zijn, draagt er effectief toe bij dat er
schade wordt aangericht op het niveau van de volksge-
zondheid. Een vaak voorkomend punt is dat een opticien
jongeren van minder dan vijftien jaar onderzoekt. Het is
precies bij de jongeren dat er problemen zijn die zich
eerst vertalen in het niet zo goed kunnen zien van zaken
op bepaalde afstanden. Een tijdige detectie van be-
paalde oogziekten zou ertoe kunnen leiden dat men een
behandeling zou kunnen instellen die grotere problemen
kan vermijden. Door het inadequaat optreden van een
opticien zou het spijtig zijn indien zulk een probleem niet
tijdig zou worden opgevolgd. Vandaar dat ik zeg dat wij
uit de grijze zone moeten en dat er een duidelijke
regeling moet komen.
Een laatste element inzake de Europese situatie is dat er
in het Verenigd Koninkrijk wel een vorming tot optometrie
op universitair niveau bestaat. Deze opleiding wordt in
verscheidene gei¨ndustrialiseerde landen alsook in de
Verenigde Staten erkend als een universitaire opleiding.
Dit is echter een totaal andere opleiding dan deze van de
opticiens.
M. Daniel Bacquelaine (PRL FDF MCC) : Madame la
pre´sidente, je remercie Mme la ministre de sa re´ponse
circonstancie´e. Je me re´jouis que l'on puisse organiser
une concertation avec les diffe´rents acteurs concerne´s
pour clarifier la situation.
Selon moi, il faut garder comme principe fondamental la
protection de la sante´ afin d'organiser au mieux les
rapports entre les opticiens, optome´tristes et ophtalmo-
logues, en conside´rant, comme l'ont dit Mme Avontroodt
et Mme la ministre, que l'on risque effectivement de
donner un sentiment de fausse se´curite´ aux patients qui,
sortant de chez l'opticien, se sentiraient immunise´s de
tout proble`me, alors que l'examen de la vue fait partie
d'un bilan de sante´ et qu'il permet de situer chaque
individu par rapport a` une se´rie de pathologies. Il me
parai^t important de garantir au patient la possibilite´ de
be´ne´ficier de la meilleure pre´vention. Selon moi, l'exa-
men ophtalmologique rele`ve de la me´decine curative,
certes, mais e´galement de la me´decine pre´ventive. A
` cet
e´gard, l'opticien et l'optome´triste ne peuvent remplacer le
me´decin.
De voorzitter : Mevrouw de minister, ik heb daar eigen-
lijk weinig aan toe te voegen. Ik hoop dat u met de
beroepsgroepen rond de tafel zult zitten om deze zaak
naar kwaliteitsnormen te beslechten.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de M. Yvan Mayeur a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement sur
la cre´ation d'un observa-
toire social au sein du ministe`re de la Sante´ publi-
que
Mondelinge vraag van de heer Yvan Mayeur aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
de oprichting van een sociaal
observatorium binnen het ministerie van Volksge-
zondheid
(nr. 566)
M. Yvan Mayeur (PS) : Madame la pre´sidente, madame
la ministre, en janvier 1998, une journe´e d'e´tudes sur
Le
service social en ho^pital
a rassemble´ 350 travailleurs
sociaux hospitaliers de tout le pays, tous re´seaux hospi-
taliers confondus.
Ce colloque e´tait le prolongement de la premie`re phase
de l'e´tude du Pr Marie-Christine Closon de l'UCL, traitant
de l'impact des facteurs sociaux sur la dure´e de se´jour et
les cou^ts dans les ho^pitaux.
Cette journe´e a notamment conclu a` la ne´cessite´ de
cre´er, au sein du ministe`re de la Sante´ publique, un
observatoire social afin de favoriser l'adaptation des
politiques de soins hospitaliers aux facteurs sociaux.
La cre´ation d'un tel observatoire poursuivait six objectifs :
1. e´tudier, mettre en place et re´aliser les diffe´rentes
propositions concernant le travail social a` l'ho^pital avec
une de´marche de reconnaissance professionnelle et une
structuration du service social;
2. e´tablir les interfaces avec l'ensemble des responsa-
bles me´dicaux, infirmiers et administratifs en ho^pital;
3. e´tablir les interfaces avec les institutions et organes
exte´rieurs, comme les MRS, Soins a` domicile, MR,
Mutuelles;
4. e´tudier et favoriser l'expe´rimentation et la mise en
place de nouvelles me´thodes comme, par exemple, le
case management;
HA 50
COM 072
7
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
5. collecter et analyser les donne´es sociales ou lie´es a` la
fonction sociale de l'ho^pital, plus la fonction d'ombuds-
man, ainsi qu'e´tudier leur impact sur les me´thodes de
travail et les cou^ts;
6. organiser la formation continue des travailleurs so-
ciaux et mettre en place des programmes de sensibilisa-
tion ouverts aux professionnels du secteur sur les pro-
ble`mes sociaux et leur incidence dans les soins de sante´
hospitaliers.
Madame la ministre, quelles suites ont e´te´ donne´es a`
cette proposition ? L'observatoire social a-t-il e´te´ installe´
au sein du ministe`re de la Sante´ publique ? Auquel cas,
comment fonctionne-t-il ? Quelle est sa composition ?
A-t-il e´te´ dote´ de moyens ? Un rapport de ses activite´s
est-il envisageable dans les mois qui viennent ?
Mme Magda Aelvoet, ministre : Madame la pre´sidente,
cher colle`gue, pour ce qui est de la proble´matique sociale
dans les ho^pitaux, il est exact qu'a` la suite de la journe´e
d'e´tudes sur
Le service social dans les ho^pitaux, il a e´te´
propose´, entre autres, de cre´er et de de´velopper un
observatoire social au sein du ministe`re des Affaires
sociales, de la Sante´ publique et de l'Environnement en
vue de favoriser l'adaptation de la politique des soins de
sante´ dans les ho^pitaux, en fonction des facteurs so-
ciaux.
Je peux de´ja` vous communiquer qu'entre-temps, plus
particulie`rement depuis le 1er aou^t de cette anne´e, une
collaboratrice a e´te´ engage´e a` temps plein dans le cadre
de personnel exceptionnel et temporaire. Cette personne
a la compe´tence ne´cessaire e´tant donne´ qu'elle appar-
tient justement a` l'e´quipe du Pr Closon.
Bien su^r, je suis consciente qu'une seule personne est
incapable d'assumer toutes les responsabilite´s sugge´-
re´es dans le cadre de cette journe´e d'e´tudes. L'adminis-
tration avait donc introduit des demandes de personnel,
dans le cadre des besoins exceptionnels et temporaires,
pour pouvoir rendre ope´rationnel cet observatoire social
le plus rapidement possible. Malheureusement, ces de-
mandes n'ont pas e´te´ approuve´es par le de´partement
des Finances. En conse´quence, l'administration est blo-
que´e dans ses tentatives de donner davantage de vo-
lume a` cet observatoire absolument ne´cessaire.
Toutefois, dans le cadre du projet
Re´fe´rent hospitalier,
les objectifs 2, 3 et 4, tels que vous les avez e´nume´re´s
dans votre question, sont assume´s. Avant de de´cider de
l'imple´mentation de´finitive de ce mode`le de re´fe´rent
hospitalier, il a donc e´te´ convenu de prolonger de six
mois le projet
Re´fe´rent hospitalier, a` savoir jusqu'en
juillet 2000.
Dans cette pe´riode interme´diaire, il faudra bien entendu
de´cider de la meilleure manie`re d'imple´menter les re´sul-
tats de cette recherche, ainsi que la place du re´fe´rent
hospitalier dans l'organigramme de l'ho^pital e´lu en rela-
tion avec, entre autres, le service social.
De plus, je veux attirer votre attention sur le fait qu'il
existe deux groupes de travail au sein du conseil national
des e´tablissements hospitaliers. Le groupe de travail
service social se re´unit au sein de la section program-
mation et agre´ment; le groupe de travail
facteurs so-
ciaux
se re´unit au sein de la section financement.
Concernant les travaux du premier groupe cite´, je peux
vous informer que l'administration attend un avis de´finitif
pour le de´but de l'anne´e prochaine. Le second groupe
donnera un avis au ministre sur les trente premiers
ho^pitaux qui entrent en ligne de compte pour le budget
pre´vu pour le profil social des ho^pitaux e´lus. Le montant
s'e´le`ve, pour l'anne´e 1999, a` 65 millions de francs
belges. Ces groupes de travail plaident pour une forte
augmentation du budget pour l'anne´e 2000 dans laquelle
la re´partition entre les ho^pitaux dont le profil social est le
plus de´favorable serait faite en fonction de crite`res a`
de´finir ulte´rieurement.
Je peux vous dire que, pour l'anne´e 2000, nous avons
re´serve´ le double de ce montant. Il est donc passe´ de 65
a` 130 millions de francs.
La collaboratrice qui a e´te´ engage´e va concre´tiser la
cre´ation de l'observatoire social et les missions concre`-
tes qui en de´coulent sur base des avis des groupes de
travail cite´s et des re´sultats de l'e´tude du professeur
Closon, ainsi que des propositions faites a` la suite de la
journe´e d'e´tude. Les missions de cet observatoire a` cre´er
sont, entre autres, des recherches, e´tablir et re´aliser
diffe´rentes propositions concernant le travail social dans
les ho^pitaux, rassembler et analyser les donne´es concer-
nant les activite´s du service social dans les ho^pitaux,
e´tudier et promouvoir des expe´riences et/ou de nouvelles
me´thodes de travail, et organiser la formation continue
pour les travailleurs sociaux. En fonction de tous ces
e´le´ments, un budget supple´mentaire sera demande´.
M. Yvan Mayeur (PS) : Madame la ministre, je voudrais
plaider aupre`s de vous, comme je le fais aupre`s du
ministre Vandenbroucke, pour que soit fait droit a` ma
demande de collecter et analyser les donne´es sociales
lie´es aux fonctions sociales de certains ho^pitaux.
Car me^me si le montant alloue´ passe a` 130 millions, ce
ne sont toujours que des subsides. Ce que les ho^pitaux
qui ont un profil social demandent, c'est que cette
fonction sociale soit inte´gre´e dans les parame`tres de
financement de l'ho^pital, et non pas en terme de subsi-
diation qui est soumise a` l'e´volution budge´taire et qui
n'est pas reprise comme un crite`re d'analyse du prix de
journe´e.
8
HA 50
COM 072
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mme Magda Aelvoet, ministre : Je voudrais encore
ajouter que mon cabinet a pris l'initiative de demander a`
l'administration de s'informer aupre`s des ho^pitaux pour
obtenir plus de pre´cisions sur, par exemple, le nombre de
patients qui demandent a` payer leur facture en plusieurs
fois. Il est en effet tre`s fre´quent que des malades qui
quittent l'ho^pital n'arrivent pas a` payer la facture. C'est
e´galement un indicateur tre`s pratique pour savoir quelle
population fre´quente quel ho^pital et quels sont les pro-
ble`mes sociaux qui sont cre´e´s par la ne´cessite´ de payer
la somme qui reste a` charge du patient.
La pre´sidente : L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Questions orales jointes de :
- M. Jean-Marc Delize´e a` la ministre de la Protection
de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
le financement des SMUR et
SUS de l'Entre-Sambre-et-Meuse
- M. Bruno Van Grootenbrulle a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement et au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur
l'agre´ation SMUR pour
la clinique de Beloeil
(La re´ponse sera donne´e par la ministre de la Protec-
tion de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement)
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Jean-Marc Delize´e aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
over
de financiering van de MUG's en de GUD in de
streek Entre-Sambre-et-Meuse
(nr. 602)
- de heer Bruno Van Grootenbrulle aan de minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leef-
milieu en aan de minister van sociale Zaken en
Pensioenen over
de erkenning van de MUG voor het
ziekenhuis van Beloeil
(nr. 659)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leef-
milieu)
M. Jean-Marc Delize´e (PS) : Madame la pre´sidente,
madame la ministre, la premie`re partie de ma question
sera d'ordre pluto^t ge´ne´ral, me^me si dans un deuxie`me
temps, je souhaite attirer l'attention de Mme la ministre
sur la situation particulie`re de l'Entre-Sambre-et-Meuse.
Le domaine de l'aide me´dicale urgente, c'est-a`-dire les
services mobiles d'urgence et de re´animation, les servi-
ces d'urgence spe´cialise´s et les services de soins inten-
sifs, ne´cessite une re´flexion sur son financement faisant
suite aux arre^te´s, pris par votre pre´de´cesseur les 27 avril
et 10 aou^t de l'anne´e dernie`re, et qui concernent les
normes d'agre´ment qui ont e´te´ revues, les normes d'e´-
quipement, de fonctionnement, de personnel ainsi que le
mode de financement de ces services.
Ces arre^te´s font en sorte qu'a` partir du 1er juin de cette
anne´e, un SMUR, pour e^tre reconnu et donc finance´ par
la Sante´ publique, doit e^tre un service hospitalier inte´gre´
dans une structure hospitalie`re qui en assume l'entie`re
responsabilite´.
La philosophie ge´ne´rale de votre pre´de´cesseur e´tait tout
a` fait louable. Elle avait pour objectif d'assurer une
qualite´ d'accueil et de soins pour les patients concerne´s
et de faire en sorte qu'un blesse´ qui est admis aux
urgences puisse e^tre soigne´ sur le champ et en toutes
circonstances.
Toutefois, ces nouvelles normes ont provoque´ un vif
de´bat dans le secteur ainsi qu'au sein de notre assem-
ble´e et de nombreuses questions avaient e´te´ pose´es a`
votre pre´de´cesseur, notamment en ce qui concerne le
financement de ces services.
Je me souviens d'une se´rie d'interpellations et d'un de´bat
qui s'en e´tait suivi, il y a environ un an, au cours duquel
M. Colla avait admis que le financement des services,
me^me si une somme plus importante avait de´ja` e´te´
alloue´e a` l'e´poque, devrait sans doute encore e^tre ame´-
liore´ au cours des prochaines anne´es.
En effet, il s'ave`re que des proble`mes se posent pour des
ho^pitaux de faible ou de moyenne envergure qui sont
finalement pe´nalise´s par le mode de financement base´
sur le nombre de lits, le nombre d'admissions et sur les
prestations re´alise´es.
Ainsi, par exemple, le fait d'imposer la pre´sence d'un
spe´cialiste dans un grand ho^pital en zone urbaine est
rentabilise´ par un nombre plus grand d'admissions en
urgence. Par contre, en re´gion rurale, si ce spe´cialiste ne
rec¸oit sur une journe´e qu'une ou deux admissions, il
devra ne´anmoins e^tre re´mune´re´ par l'ho^pital pour sa
journe´e de travail.
Le directeur du Centre de Sante´ des Fagnes de Chimay
a fait re´aliser une petite e´tude et a de´termine´ que, selon
une note que je mettrai a` votre disposition, le nombre de
lits minimum permettant l'autofinancement des services
serait de 265 lits pour un service d'urgence spe´cialise´,
mais en cas de coexistence avec un SMUR, la situation
d'e´quilibre ne serait atteinte qu'a` partir de 315 lits.
Donc, j'en viens a` la seconde partie de mon intervention
qui concerne plus spe´cifiquement le Centre de Sante´ des
Fagnes de Chimay, qui est un ho^pital qui dessert une
vaste zone, qui couvre ce qu'on appelle l'Entre-Sambre-
HA 50
COM 072
9
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
et-Meuse (donc le Sud Hainaut et le Sud Namurois), qui
est agre´e´ pour 120 lits et qui fait donc l'objet d'une
de´rogation au nombre minimal de 150 lits, ce, pour des
raisons d'isolement ge´ographique.
C'est pour cette me^me raison qu'il be´ne´ficie d'un SMUR
et d'un service spe´cialise´ des urgences puisqu'il est le
seul e´tablissement couvrant une zone d'un rayon d'une
cinquantaine de kilome`tres.
Le Centre de Sante´ des Fagnes ne peut faire face au
financement supple´mentaire induit par les nouvelles nor-
mes. La charge annuelle supple´mentaire est estime´e a`
environ 25 millions de francs pour un exercice annuel
complet.
Cette situation de´ficitaire est pre´occupante pour l'ho^pital
qui sollicite, par le biais d'une intercommunale, les petites
communes environnantes pour combler ce de´ficit. Ces
communes apportent de´ja` une contribution au finance-
ment de l'intercommunale. Sur le plan du principe, il me
semble anormal que le financement de l'aide me´dicale
urgente soit reporte´ d'une manie`re qui devient de´me-
sure´e sur des communes qui n'ont d'ailleurs pas les
moyens d'y faire face.
Aussi, madame la ministre, je voudrais vous poser les
questions suivantes :
Quelle est votre e´valuation de ces proble`mes de finan-
cement des SMUR et SUS d'une manie`re ge´ne´rale ?
Quelles solutions envisagez-vous pour financer les char-
ges supple´mentaires des e´tablissements ? Je vise en
particulier ceux de moyenne et de petite taille, c'est-a`-
dire moins de 300 lits.
Quelles mesures spe´cifiques pouvez-vous envisager de
prendre pour rencontrer les difficulte´s particulie`res de
l'Entre-Sambre-et-Meuse, a` savoir un centre hospitalier
en de´rogation dans une re´gion rurale a` faible densite´ de
population ? Existe-t-il en Belgique d'autres ho^pitaux se
trouvant dans une situation similaire ?
Je terminerai en rappelant que Mme De Galan, en visite
dans cette re´gion en fe´vrier de cette anne´e, avait e´te´
sensibilise´e par les colle`ges e´chevinaux des communes
concerne´es ainsi que par la direction du Centre de Sante´
des Fagnes. Elle avait e´voque´ quelques pistes.
Un financement supple´mentaire du personnel infirmier et
soignant dans un service spe´cialise´ des urgences impli-
que une modification de l'arre^te´ de financement du 2 aou^t
1986. Les services compe´tents de l'administration
avaient e´te´ charge´s par Mme De Galan d'e´laborer un
projet de modification des textes le´gaux afin de rencon-
trer les difficulte´s des e´tablissements de moyenne et de
petite taille. Je ne sais pas ou` en est ce travail.
Une meilleure prise en charge des me´decins dans les
SMUR et les SUS par le syste`me des forfaits implique
une modification de la nomenclature. C'est un sujet
peut-e^tre difficile qui est de la compe´tence du conseil
technique me´dical. Pour les honoraires, la commission
me´dico-mutuelliste doit faire des propositions. Quel est
votre avis a` ce sujet ?
La prise en charge supple´mentaire du personnel infirmier
dans un SMUR semblait envisage´e. Je ne sais pas si elle
sera re´alise´e pour l'anne´e 1999. En effet, pour le Centre
de Sante´ des Fagnes, le proble`me du de´ficit se pose de´ja`
pour cette anne´e. Qu'en est-il pour l'anne´e 2000 ? Quel
serait l'impact financier par SMUR et de manie`re glo-
bale ? S'il s'agit par exemple du financement d'un e´qui-
valent temps plein infirmier et sachant qu'il faut six
infirmiers pour assurer une permanence 24 heures sur
24 pendant toute l'anne´e, est-il envisageable que vous
preniez une mesure spe´cifique de manie`re a` ce que cette
permanence soit prise en charge directement par le
de´partement des Affaires sociales ?
Quelles sont les suites re´serve´es a` ces diffe´rentes pro-
positions ? Je suis convaincu que vous e^tes consciente
de l'importance de l'aide me´dicale urgente. Celle-ci est
vitale, aussi bien dans les zones rurales a` faible densite´
de population que dans les villes. L'Entre-Sambre-et-
Meuse est aussi une re´gion tre`s fre´quente´e par un grand
nombre de ville´giateurs tout au long de l'anne´e mais
surtout en pe´riode estivale. En cas d'accident ou de
proble`me grave de sante´, il est essentiel que chacun
puisse compter sur un service rapide, efficace et compe´-
tent. C'est une question de vie ou de mort. L'aide
me´dicale urgente, c'est la vie.
M. Bruno Van Grootenbrulle (PS) : Madame la pre´si-
dente, madame la ministre, chers colle`gues, la dernie`re
re´glementation en matie`re de soins mobiles d'urgence
(SMUR) et de service 100 a eu de douloureuses conse´-
quences pour les e´tablissements hospitaliers de Beloeil
et de Pe´ruwelz, dans la mesure ou`, ne disposant pas
d'une fonction
soins urgents spe´cialise´s et, par conse´-
quent, limite´s a` une premie`re prise en charge, ils e´taient
exclus de l'aide me´dicale urgente.
La re´cente modification du 21 fe´vrier 1998 de la loi
relative a` l'aide me´dicale urgente, ainsi que les arre^te´s
d'application qui ont suivi, visaient a` offrir une se´curite´
maximale au patient et a` optimaliser la qualite´ des soins
offerts.
Ne´anmoins, je me demande si les crite`res que doivent
remplir les ho^pitaux souhaitant disposer d'une fonction
soins urgents spe´cialise´s n'ont pas e´te´ fixe´s d'une
manie`re trop stricte. A mon avis, pour des re´gions
principalement rurales, la barre a e´te´ place´e trop haut.
Deux e´tablissements hospitaliers de ma re´gion, Beloeil et
Pe´ruwelz, incapables de re´pondre a` ces crite`res, ont e´te´
10
HA 50
COM 072
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bruno Van Grootenbrulle
exclus l'e´te´ dernier du syste`me de l'aide me´dicale ur-
gente. Cette situation n'a pas manque´ de susciter l'in-
quie´tude des populations locales qui, en cas d'urgence,
ne pouvaient plus e^tre prises en charge que par des
SMUR e´manant d'Ath, de Baudour ou de Tournai, seuls
ho^pitaux de la re´gion disposant d'une fonction
soins
urgents spe´cialise´s
.
Heureusement, en ce qui concerne Pe´ruwelz, un com-
promis a pu e^tre conclu, a` la satisfaction de toutes les
parties concerne´es. Il consiste a` re´activer partiellement
le service mobile d'urgence local. Sur demande du
pre´pose´ du syste`me d'appel unifie´ - le service 100 -,
l'e´quipe d'intervention de la fonction
service mobile
d'urgence
est a` nouveau tenue d'intervenir. Cependant,
une fois le patient stabilise´ sur place, cette e´quipe ne
peut le conduire a` l'ho^pital de Pe´ruwelz, mais doit le
de´poser dans un des trois e´tablissements hospitaliers de
la re´gion disposant d'une fonction
soins urgents spe´cia-
lise´s
.
Le principal avantage de cette solution est de re´duire
conside´rablement le laps de temps qui s'e´coule entre
l'appel du pre´pose´ et l'arrive´e sur place de l'e´quipe
d'intervention, pe´riode durant laquelle le patient ne fait
l'objet d'aucun suivi me´dical.
A ce jour, la situation de Beloeil est reste´e inchange´e. A
la diffe´rence de Pe´ruwelz, cette commune ne disposait
plus d'aucun SMUR depuis fin 1997. Seuls, les pompiers
se chargeaient d'intervenir en cas d'appel du pre´pose´ au
service 100.
Serait-il possible d'envisager pour Beloeil le me^me com-
promis que pour Pe´ruwelz si la clinique et la commune de
Beloeil acceptaient de se doter d'une e´quipe d'interven-
tion de la fonction
service mobile d'urgence re´pondant
aux normes pre´vues par l'arre^te´ royal du 10 aou^t 1998 en
matie`re de personnel et d'e´quipement ?
Mme Magda Aelvoet, ministre : Madame la pre´sidente,
chers colle`gues, en ce qui concerne l'interpellation de
M. Delize´e, j'attire votre attention sur le fait que les
de´veloppements et les questions pose´es en commission
sont sensiblement diffe´rents du texte qui avait e´te´ intro-
duit. Dans celui qui m'a e´te´ soumis, apre`s deux paragra-
phes introductifs, le texte se concentre sur la situation de
Chimay. Toutes les autres questions souleve´es ne figu-
raient pas du tout dans le texte initial qui m'a e´te´
transmis. Je vais donc re´pondre par rapport aux choses
que je connais mais je ne peux pas inventer des re´pon-
ses a` des questions qui ne me sont pas parvenues
pre´alablement.
Ceci e´tant dit, j'attire l'attention des membres de la
commission sur le fait que c'est la troisie`me ou la
quatrie`me fois que je suis interroge´e au sujet des SMUR,
SUR, etc. En ce qui me concerne, c'est l'un des dossiers
les plus complique´s auxquels je dois faire face. Pour-
quoi ? L'e´volution de la de´finition de service d'urgence
spe´cialise´ et les crite`res de reconnaissance ont e´te´
module´s au fil du temps et je dois admettre que c'est
gra^ce a` un certain nombre de pressions que le nombre a
augmente´ sensiblement. Compte tenu de la densite´ de la
population en Belgique et de la situation des pays qui
nous entourent, on avait estime´ le nombre normal de
services d'urgence spe´cialise´s entre 70 et 85.
M. Jean-Marc Delize´e (PS) : Pour l'ensemble du pays ?
Mme Magda Aelvoet, ministre : Exactement et a` quoi
sommes-nous arrive´s une fois de plus en Belgique ? Au
chiffre faramineux de 149 ! De plus, toutes les demandes
qui nous parviennent vont dans le sens d'une augmen-
tation des centres spe´cialise´s. Je pre´cise que cette
situation est intenable. Mais entre-temps et je l'ai de´ja` dit
en toute clarte´ lors de re´unions pre´ce´dentes, une situa-
tion le´gale a e´te´ cre´e´e et oblige l'autorite´ fe´de´rale a`
assumer un certain nombre de de´penses a` payer par
l'INAMI. Mais il est clair et je le dis en toute ouverture,
que le ministre Vandenbroucke et moi devons rectifier la
situation ainsi cre´e´e. On ne peut pas maintenir, sans
de´bordements ulte´rieurs, 149 centres d'urgence spe´cia-
lise´s. C'est intenable !
Ceci suppose deux grands changements : le premier est
de revoir sur le plan fe´de´ral ce qui est de´fendable a` la fois
en termes de sante´ publique et en termes de poids
financier pour l'INAMI.
Le deuxie`me e´le´ment consistera a` se remettre autour de
la table avec les Communaute´s, lesquelles e´taient impli-
que´es justement dans la reconnaissance des services
d'urgence spe´cialise´s. Conse´quemment, nous nous trou-
vons en cette matie`re a` la frontie`re entre les responsa-
bilite´s fe´de´rales et celles des Communaute´s. Dans ce
contexte, je souhaiterais attirer tout particulie`rement vo-
tre attention sur l'e´le´ment suivant : la seule de´cision
politique, qui n'ait jamais e´te´ conteste´e par quelque
partie que ce soit, est l'arre^te´ ministe´riel signe´ par les
ministres De Galan et Colla, lequel permettait toutes les
combinaisons possibles et l'ouverture de toute une se´rie
de services d'urgence spe´cialise´s supple´mentaires.
C'est la` la seule de´cision politique en ce domaine qui n'ait
e´te´ conteste´e par personne. Sinon, quoi que l'on fasse, il
se trouve toujours un groupe pour demander l'annulation
des mesures gouvernementales en ce secteur aupre`s du
Conseil d'Etat. Mais lorsqu'il s'est agi d'ouvrir largement
la porte gra^ce a` l'arre^te´ ministe´riel susmentionne´, aucun
de´saccord ne se pre´senta au niveau de la socie´te´, enfin
de la socie´te´ organise´e d'une certaine fac¸on. Disons les
choses clairement.
Quels enseignements peut-on tirer de cet e´tat de fait ?
L'on peut en de´duire que l'on se trouve face a` une
ope´ration politique extre^mement difficile qui est celle
HA 50
COM 072
11
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
consistant a` arriver a` une re´duction qui puisse faire l'objet
d'une acceptation par toutes les parties - et je veux dire
par cela, par toutes les tendances politiques, ide´ologi-
ques, communautaires, etc. Pourtant, il faudra bien s'at-
teler a` cette ta^che. A cet effet, un groupe de travail a e´te´
constitue´ et connai^t pour la premie`re phase des re´sultats
positifs.
En outre, au niveau de la concertation avec les Commu-
naute´s, il va de soi que les engagements pris par le
passe´ doivent e^tre honore´s. En conse´quence, les chan-
gements qui devront intervenir porteront sur l'avenir et
non pas sur une re´organisation a posteriori des engage-
ments passe´s, afin de ne pas cre´er des situations
impossibles au niveau des institutions hospitalie`res qui
ont de´ja` du^ faire face a` des de´penses conside´rables pour
s'organiser par le passe´ d'une certaine fac¸on.
Comme je vous l'ai dit pre´ce´demment, mon colle`gue des
Affaires sociales et moi-me^me, nous avons charge´ un
groupe de travail, cabinet-administration, d'examiner tou-
tes les facettes du proble`me des soins urgents et, plus
particulie`rement, de dresser tous les parame`tres perti-
nents permettant d'e´valuer l'activite´ des fonctions d'ur-
gence.
C'est la` qu'intervient, par exemple, le cas de Chimay, qui
pre´sente de fait une situation ge´ographique et re´gionale
particulie`re. Mais je vous annonce de`s a` pre´sent, mon-
sieur Delize´e, que nous assisterons au combat entre les
villes et les re´gions rurales, des villes ayant deux, trois
ho^pitaux qui estiment pourtant tous avoir besoin du
service d'urgence spe´cial. Et nous verrons les me^mes
familles politiques se battre pour des dossiers comple`te-
ment contradictoires. Voila` dresse´ le cadre dans lequel
nous allons nous retrouver. J'espe`re que vous me rejoin-
drez pour de´fendre la rationalite´ qui permettra de cre´er
des petites situations d'exception en raison de localisa-
tions ge´ographiques spe´cifiques, donnant lieu de`s lors
au de´veloppement ne´cessaire en milieu rural de cette
fonction de service d'urgence spe´cialise´ au sein de
petites institutions hospitalie`res, de´veloppement impose´
par des motifs de rapidite´ et de proximite´.
Les fonctionnaires du ministe`re de la Sante´ ont en effet
attire´ l'attention de mes collaborateurs sur la situation du
centre de sante´ des Fagnes de Chimay.
Je vous dis de`s a` pre´sent que je de´fendrai toutes les
situations objectives et que je me battrai contre toutes les
autres, qui malheureusement, seront les plus nombreu-
ses.
Dans le cadre des discussions en groupe de travail
cabinet-administration, il sera tenu compte - et cette
re´ponse inte´ressera certainement M. Van Grootenbrulle -
des situations selon lesquelles un petit ho^pital, d'utilite´
re´gionale, doit remplir les me^mes ta^ches qu'une grande
ou moyenne institution. A
` co^te´ de l'harmonisation d'un
certain nombre de services d'urgence en relation avec
les besoins de la population, je ta^cherai de faire en sorte
que les services ne´cessaires rec¸oivent un financement
suffisant, et ce, inde´pendamment de leur taille.
J'en viens a` la situation de la clinique de Beloeil.
Tout d'abord, je remercie les de´pute´s de l'inte´re^t qu'ils
portent a` l'aide me´dicale urgente.
Je vous communique que la me´dicalisation des ambu-
lances au de´part de l'ho^pital de Beloeil a e´te´ arre^te´e sur
de´cision de la nouvelle entite´ hospitalie`re, a` l'occasion de
la fusion des ho^pitaux d'Ath, Pe´ruwelz et Beloeil.
La de´cision n'a jamais fait l'objet d'une contestation de la
part des autorite´s ni d'une plainte par rapport a` la prise en
charge des patients. Le SMUR le plus proche se trouve a`
dix kilome`tres de la clinique de Beloeil, ce qui correspond
a` une distance tout a` fait acceptable. A
` mon avis, a` court
terme, l'ho^pital de Beloeil est destine´ a` devenir un ho^pital
non aigu - MRS - revalidation.
Je tiens e´galement a` attirer l'attention du de´pute´ sur les
crite`res de programmation des SMUR qui ont fait l'objet
d'un arre^te´ royal le 10 aou^t 1998.
En conclusion, en termes de sante´ publique, l'instaura-
tion d'un SMUR a` Beloeil ne parai^t pas se justifier.
M. Jean-Marc Delize´e (PS) : Madame la pre´sidente, je
remercie la ministre pour ses re´ponses, les pre´cisions
qu'elle a fournies et e´galement, pour sa franchise.
Je voudrais revenir sur le fait que ma question de´passait
le cadre de son intitule´. Au moment ou` je la re´digeais, je
me suis rendu compte que j'aurais peu-e^tre du^ de´velop-
per une demande d'interpellation. J'ai effectivement
voulu aborder un cadre plus ge´ne´ral avant d'en venir a`
une situation plus spe´cifique, celle de l'Entre-Sambre-et-
Meuse. Je suis bien conscient de la complexite´ du
dossier dont vous nous avez parle´, madame la ministre.
Ma pre´occupation n'e´tait nullement de type
lobbyiste. Il
suffit de consulter une carte ge´ographique pour com-
prendre la situation. Il n'est pas ne´cessaire de plaider :
cela semble une e´vidence pour tout le monde - c'e´tait le
cas pour la pre´ce´dente ministre des Affaires sociales.
Dans les cabinets et dans les administrations, tout le
monde se rend compte que nous sommes confronte´s a`
une situation spe´cifique. Nous ne sommes pas dans un
syste`me de concurrence : il n'y a qu'un seul centre
hospitalier qui de plus, est une intercommunale plura-
liste; donc, aucun proble`me sur ce plan.
Je retiens de votre re´ponse, madame la ministre, que
vous allez poser le proble`me pour l'avenir et mener une
re´flexion en ce qui concerne les besoins des citoyens,
afin que tous puissent avoir acce`s a` l'aide me´dicale
urgente. Je comprends les difficulte´s qui existent dans
certaines zones.
12
HA 50
COM 072
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Marc Delize´e
Pour l'Entre-Sambre-et-Meuse, ma question portait e´ga-
lement sur le fait de savoir si une solution serait mise en
oeuvre ou non pour cette anne´e. Vous semblez dire que
non. Dans ce cas spe´cifique, il semble que la prise en
charge, me^me partielle, d'une permanence Infirmiers
pour un SMUR serait de´ja` de nature a` alle´ger les choses.
En tout cas, je vous transmettrai le texte de l'intervention
et toutes les donne´es objectives dont je dispose. Je suis
a` votre disposition pour que l'on essaie d'examiner
l'ensemble du dossier ainsi que la situation spe´cifique de
cette re´gion.
Mme Magda Aelvoet, ministre : Je pourrais encore
ajouter un e´le´ment qui m'a e´chappe´, a` savoir que, pour le
15 janvier, l'administration m'aura fait parvenir l'inven-
taire complet des crite`res pertinents et la re´ponse qui est
donne´e dans le cadre des reconnaissances actuelles.
Donc, comme je l'ai clairement dit dans ma re´ponse, si
l'administration est convaincue qu'il y a encore un point
blanc qui doit e^tre re´gle´, je n'exclus pas la possibilite´ de
le faire encore au cours de l'anne´e 2000. Je ne peux
cependant pas vous annoncer de`s a` pre´sent une date
pre´cise.
M. Bruno Van Grootenbrulle (PS) : Madame la pre´si-
dente, je remercie madame la ministre pour la re´ponse
qu'elle m'a apporte´e. Je profite de l'occasion pour souli-
gner que le compromis e´tabli sur Pe´rulwez re´pond a` la
demande des diffe´rentes personnes suite a` l'inquie´tude
qui s'est installe´e la`-bas. Ma question e´tait de savoir si la
commune, en prenant en charge des frais e´ventuels,
pouvait envisager la me^me situation sur Beloeil. J'ai pris
bonne note de la re´ponse de Mme la ministre.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Jaak Van den Broeck
aan de minister van Consumentenzaken, Volksge-
zondheid en Leefmilieu over
het geknoei met het
gewicht van slachtkarkassen
(nr. 604)
Question orale de M. Jaak Van den Broeck a` la
ministre de la Protection de la consommation, de la
Sante´ publique et de l'Environnement sur
les frau-
des concernant le poids des carcasses d'animaux
abattus
De heer Jaak Van den Broeck (Vlaams Blok) : Mevrouw
de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, vooraf
wens ik te zeggen dat ik een interpellatieverzoek in
verband met dit thema had ingediend. Ik diende dit echter
om te zetten in een mondelinge vraag, hoewel ik eigenlijk
van oordeel blijf dat het probleem voldoende belangrijk
en ernstig is voor een interpellatie.
Parafraserend zouden we kunnen stellen dat het kamer-
lid wikt maar dat de Conferentie van voorzitters beschikt.
Zo werkt het systeem nu eenmaal.
Als gevolg van de tijdsbeperking eigen aan de monde-
linge vraag -blijkbaar is de voorzitter ruim in de
interpretatie-, ben ik genoodzaakt om in mijn uiteenzet-
ting een paar gedachtesprongen te maken.
Sinds het begin van de jaren '90 bestaan er Europese
richtlijnen en verordeningen in verband met slachten.
Daarvoor waren er een aantal EEG-verordeningen.
Sinds 1992 maakt het Algemeen Boerensyndicaat (ABS)
zijn ongenoegen over bepaalde misbruiken kenbaar.
Naar aanleiding van de dioxinecrisis werden deze nog-
maals aangekaart. Dit gebeurde in een schrijven van
26 september aan regeringscommissaris Willockx betref-
fende de fiscale fraude in en rond de vetsmelterijen.
Nadien gebeurde dit in een faxbericht van het ABS van 8
oktober aan dezelfde regeringscommissaris aangaande
de moeilijkheden van de betrokken sector bij het beko-
men van dioxineleningen. Het is mij niet bekend of het
ABS intussen reeds een antwoord heeft gekregen van de
heer Willockx.
Het ABS neemt het niet - en terecht - met de vinger te
worden gewezen als fraudeurs terwijl het de misbruiken
in de slachthuizen reeds jaren aanklaagt. Elk jaar op-
nieuw werd herinnerd aan het feit dat Belgie¨ de Europese
verordeningen terzake nog steeds niet wil toepassen,
met de benadeling, of moet ik eigenlijk zeggen diefstal,
van de producent als gevolg.
De boodschapper, het ABS, wordt hiervoor door de echte
fraudeurs en met hulp van het IVK scheef bekeken en
met een kluitje in het riet gestuurd.
Een terechte vraag die zowel in als buiten de sector
leeft is hoe de heer Verkest aan de tot nu toe gekende
600 miljoen frank zwart geld komt.
Ik maak hierbij de bedenking dat iedereen zich kan
opwerken, zelfs een beenhouwersknecht, maar...
De Europese verordeningen van 1990 die nadien meer-
maals zijn verfijnd, verbieden de ontvetting van slacht-
karkassen voor weging in het slachthuis.
De stukken die aanwezig moeten blijven in het slacht-
karkas zijn nauwkeurig omschreven en het IVK moet hier
in theorie nauwlettend op toezien.
De realiteit bewijst het tegendeel. Ongeveer 90% van alle
slachtkarkassen worden eerst ontvet en pas dan gewo-
gen. Het zou hier in hoofdzaak gaan om runds-
slachtingen, maar ook bij varkens gebeurt het. Bij som-
mige dieren loopt het uitgepelde, dit is vakjargon, gewicht
aan vet op tot 40kg. Als men een realistische benadering
neemt van een 20kg vet per rund, dan komt men voor
HA 50
COM 072
13
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bruno Van Grootenbrulle
1997 - en het zijn cijfers die uit het jaarverslag van het
IVK komen - aan ongeveer 750 000 geslachte runderen.
90% hiervan vertegenwoordigt 675 000 stuks, a rato van
20kg vet maakt dat 13 500 000 kg vet. Dit is enkel voor
runderen.
Het gaat hier om een pak miljoenen zwart geld, want dit
vet wordt dagelijks doorverkocht aan vetsmelterijen en
men kan niets officieel verkopen dat niet officieel is
ingekocht.
Dit gebeurt allemaal met medeweten en goedkeuring van
het IVK dat op die wijze fraude legaliseert. Een dergelijke
handelwijze leidt ertoe dat steeds meer boeren hun
dieren in het buitenland laten slachten, vooral in Neder-
land en Frankrijk. Dit staat totaal los van de hormonen-
kwestie.
Doorheen de geschiedenis heeft slechts e´e´n sector
bewezen dat ze in staat is een natie in stand te kunnen
houden, namelijk de landbouw. De handel en de indus-
trie, die spijtig genoeg zo vaak het vet van de soep romen
om nadien vervuiling achter te laten, zijn daar niet in
geslaagd. Slechts veertien dagen geleden hoorde ik op
het radionieuws dat een vijfde van onze landbouwers
minder dan 400 000 frank per jaar verdient. Dit betekent
minder dan 30 000 frank per maand. Ik meen dat de
armoedegrens niet veraf is, en in het geval van sommige
jonge landbouwers zeker wordt overschreden.
Ik heb dan ook de volgende vragen voor de minister. Is
de minister op de hoogte van de misbruiken ? Zo ja,
welke maatregelen gaat ze nemen om dergelijk misbruik
van de producent in de toekomst te voorkomen ? Zal ons
landje, dat vaak pretendeert tot de beste leerlingen van
Europa te behoren, eindelijk de richtlijnen en de veror-
deningen terzake correct toepassen ? Gaat de minister
sancties nemen tegen IVK-keurders die de verordenin-
gen niet correct toepassen ? Ook daar is de verleiding
groot, wat kan leiden tot enkele lucratieve extraatjes. Is
de minister, net als vele anderen waaronder ikzelf, van
oordeel dat het vermogen van fraudeurs moet worden
geconfisqueerd om gedupeerden te vergoeden ?
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, de heer
Van den Broek verwijst naar het ABS dat al een aantal
keren aan de alarmbel zou hebben getrokken. Bij monde
van de secretaris van de ABS-afdeling Waasland, de
heer Aloi¨s Van Goethem, zou de beroepsvereniging zich
hebben gericht tot regeringscommissaris Willockx. De
heer Willockx heeft mij bevestigd dat hij twee brieven van
de heer Van Goethem heeft ontvangen waarin verschil-
lende zaken werden aangekaart. Een van de punten was
het gewicht van slachtkarkassen. De regeringscommis-
saris heeft de heer Van Goethem gei¨nformeerd over wat
hij terzake wist.
De kritiek aan het adres van het IVK met betrekking tot
het gewicht van de slachtkarkassen is totaal onterecht. Ik
zeg dit niet omdat het IVK boven elke vorm van kritiek
verheven zou zijn of omdat er nooit iets misloopt. Het IVK
heeft echter specifieke keuropdrachten die niets te ma-
ken hebben met het wegen van welk onderdeel dan ook.
Het moet de kwaliteit van het vlees dat ter slachting wordt
aangeboden nagaan. De ambtenaren zijn dus wel be-
voegd om in de slachthuizen toezicht te houden op de
naleving van de reglementering. Ik krijg van het IVK zeer
regelmatig brieven waarin wordt gemeld dat uitbatings-
vergunningen worden ingetrokken omdat het van oordeel
is dat de wetgeving onvoldoende wordt gerespecteerd,
dat de hygie¨ne te wensen overlaat of dat er problemen
zijn in verband met hormonen of residu's. Dat is de
opdracht van het IVK; daarover kunnen vragen worden
gesteld. Het wegen van karkassen behoort niet tot de
opdrachten. Het IVK kan dan ook niet worden beschul-
digd van gesjoemel. Normaliter mag worden verwacht
dat mensen hun werk doen.
Dan is er nog een gradatie in de wijze van uitvoering. Ik
ken bijzonder weinig instanties die dingen gaan doen die
ze echt niet hoeven te doen, behalve als ze over een
bepaald probleem specifiek worden gei¨nterpelleerd. Er
wordt mij duidelijk meegedeeld dat zij terzake geen
bevoegdheid hebben. Ik neem wel contact op met de
Economische Commissie die toezicht moet houden op
de economische aspecten. Dat is echter een instantie
waarvoor ik geen politieke verantwoordelijkheid draag.
De heer Jaak Van den Broeck (Vlaams Blok) : Mevrouw
de minister, u kunt natuurlijk maar oordelen op basis van
de informatie waarover u beschikt, maar hetzelfde geldt
voor mij.
Het ABS beweert nochtans over heel veel bewijs-
materiaal te beschikken, hoewel ik het zelf nog niet
gezien heb, dat al die frauduleuze praktijken kan bewij-
zen. Meer kan ik daarover nu niet zeggen.
Regeringscommissaris Willockx kan nu wel beweren dat
hij die man geregeld tegen het lijf loopt en dat die hem op
die vragen heeft geantwoord, maar als men iemand twee
brieven schrijft, mag men ten minste toch een antwoord
op papier krijgen.
La pre´sidente : L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Questions orales jointes de :
- M. Claude Eerdekens a` la ministre de la Protection
de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement
sur
les prothe`ses dentaires
14
HA 50
COM 072
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
- Mme Frieda Brepoels au ministre des Affaires so-
ciales et des Pensions sur
les prothe`ses dentaires
- M. Luc Sevenhans au ministre des Affaires sociales
et des Pensions sur
les prothe`ses dentaires et la
reconnaissance des techniciens dentaires
- Mme Yolande Avontroodt a` la ministre de la Protec-
tion de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
l'enque^te de Test-Achats rela-
tive a` un circuit ille´gal pour les prothe`ses dentaires
(La re´ponse sera donne´e par la ministre de la Protec-
tion de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement)
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Claude Eerdekens aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
over
de tandprothesen (nr. 610)
- mevrouw Frieda Brepoels aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over
de tandprothe-
sen
(nr. 582)
- de heer Luc Sevenhans aan de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen over
de tandprothesen en de
erkenning van tandprothesisten
(nr. 619)
- mevrouw Yolande Avontroodt aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
over
de enque^te van Testaankoop inzake een ille-
gaal circuit voor tandprothesen
(nr. 664)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leef-
milieu)
M. Claude Eerdekens (PS) : Madame la pre´sidente,
madame la ministre, chers colle`gues, ma question s'ins-
pire d'un article publie´ dans Test-Sante´ a` propos d'une
e´tude re´alise´e au niveau des prothe`ses dentaires.
On y constate que ce secteur ne fait pas preuve d'une
grande clarte´ non seulement en matie`re de montants
re´clame´s aux patients mais aussi en matie`re d'informa-
tions fournies a` ces derniers.
Dans cet article, il est fait e´tat d'un certain nombre de
reproches.
Le premier concerne les montants excessifs qui seraient
re´clame´s par certains dentistes, certains e´tant 3,5 fois
plus e´leve´s que le prix demande´ par le laboratoire
dentaire pour une prothe`se.
Test-Sante´ suspecte e´galement un certain nombre de
dentistes de surfacturer les prothe`ses, leur prescription
devenant ainsi plus lucrative que les prestations ordinai-
res qualifie´es dans cet article de moins rentables.
De plus, le patient ne rec¸oit pas dans tous les cas de note
de´taille´e reprenant les diffe´rents montants justifiant la
somme totale re´clame´e.
Les bare`mes de remboursements seraient ine´quitables
car base´s sur un remboursement lie´ a` l'a^ge du patient et
non a` l'e´tat de ne´cessite´ me´dicale.
Enfin, un certain nombre de personnes, surtout les plus
modestes, risquent, en raison de l'ambigui¨te´ du statut du
technicien dentaire et du cou^t des prestations, de ne pas
faire appel, en cas de ne´cessite´, a` un dentiste mais pluto^t
d'attendre pour ensuite se faire soigner directement par
le prothe´siste.
Monsieur le ministre, je souhaiterais connai^tre la position
du gouvernement sur cette question. Quelles sont, selon
vous, les mesures qui pourraient e^tre envisage´es pour
e^tre su^r que des soins dentaires de grande qualite´ et a` un
prix raisonnable soient dispense´s aux patients ?
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mevrouw de voor-
zitter, mevrouw de minister, Test Aankoop bezorgt ons de
laatste tijd nogal wat vragen die we hier in de commissie
kunnen aankaarten.
Ik had mijn vraag oorspronkelijk gericht tot minister
Vandenbroucke, maar ik heb begrepen dat mevrouw
Aelvoet bereid is namens de twee departementen een
antwoord te geven.
Volgens Test Aankoop zou er in ons land een illegaal
circuit bestaan van tandtechnici die zelf tandprothesen
plaatsen, alhoewel alleen de tandartsen hiervoor be-
voegd zijn. In de praktijk blijkt dat slechts een minderheid
van de patie¨nten rechtstreeks naar de tandtechnici gaat,
maar bij de groep patie¨nten die geen terugbetaling
kunnen krijgen, stijgt dat aantal tot e´e´n op vijf patie¨nten,
dus ongeveer 20%. Bij de patie¨nten met een lange
prothese-ervaring komt men zelfs aan een resultaat van
e´e´n op drie.
Ik ben van mening dat dit toch risico's met zich brengt. Ik
denk bijvoorbeeld aan de aanpassingen die moeten
gebeuren wanneer de prothese wordt geplaatst. Wan-
neer dat niet op een perfect hygie¨nische manier gebeurt,
kunnen er ontstekingen ontstaan. Deze gegevens komen
uit een enque^te uitgevoerd bij patie¨nten met een uit-
neembare prothese.
Zoals de heer Eerdekens al heeft aangehaald, gaan
patie¨nten rechtstreeks naar tandtechnici om hoofdzake-
lijk financie¨le redenen. Een prothese van zes of zeven
tanden kost bij de tandtechnici tussen 2 700 en 5 300
frank, een prijs die zich bij de tandarts al vlug situeert
tussen 10 620 tot 14 300 frank.
HA 50
COM 072
15
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frieda Brepoels
Het RIZIV betaalt tandprothesen alleen terug aan patie¨n-
ten ouder dan 50 jaar, behoudens enkele uitzonderingen.
Toch heeft al 23% van de 35- tot 44-jarigen een gedeel-
telijke of hele tandprothese.
Vindt de minister het niet noodzakelijk om de prijsbere-
kening van dergelijke tandheelkundige ingrepen te eva-
lueren en kan zij vrede nemen met deze onrechtlijnige en
vooral schimmige prijsvorming ?
Kunnen deze praktijken niet uit de illegaliteit worden
gehaald ?
Is de minister van mening dat er moet worden nagedacht
over het eventueel erkennen van tandtechnici, aangezien
uit de test ook blijkt dat de mensen erg tevreden zijn over
hun prestaties ?
Stelt zij voor dit probleem eventueel andere maatregelen
voor ?
- Voorzitter : de heer Philippe Seghin
De heer Luc Sevenhans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, ik ken het probleem al
lang en ik wachtte niet tot Test Aankoop dit te berde
bracht, maar wel tot enkele collega's deze vraag zouden
stellen om mij bij hen aan te sluiten.
Het probleem is te belangrijk om er een politiek spelletje
van te maken. Ik ben mij ervan bewust dat ik, wat betreft
dit onderwerp, in een ietwat moeilijke partij zit, maar
nogmaals, ik wens er geenszins een politiek spelletje van
te maken en dat is de reden waarom ik terzake heb
gewacht.
Ik zit al twee jaar met die vraag in mijn hoofd. Het
probleem wordt goed geschetst in Test Aankoop, maar in
werkelijkheid is het nog erger. Zelfs de aangehaalde
bedragen werden onderschat; ik kan het weten, want ik
ken de sector goed.
Iets aanklagen is e´e´n zaak, maar een oplossing bieden is
uiteraard een andere zaak. Tussen alle koren zit er kaf; er
zijn goede en correcte tandartsen en er zijn er anderen
die slechts kunnen worden gesitueerd in de categorie
poenpakkers.
Voorts wens ik te wijzen op het groot verschil tussen een
tandtechnicus en een tandprothesist. Immers, deze laat-
ste volgt een bijkomende opleiding van drie jaar, waarbij
hij ook les krijgt van dokters. Wanneer in het artikel
sprake is van zich te wenden naar tandtechnici, dan
bedoelt men in feite tandprothesisten. Tandprothesisten
kunnen overgaan tot het plaatsen van uitneembare tand-
prothesen.
Mevrouw de minister, mijn vraag is vooral gericht op de
patie¨nt en heeft dus meer betrekking op het sociale
aspect van de zaak. Vroeger, in mijn hoedanigheid van
OCMW-raadslid, ontmoette ik personen die in financie¨le
problemen verzeild geraakten omwille van dergelijke
rekeningen. Maar ik kan u beter mijn persoonlijke erva-
ring terzake vertellen. Vorige week ging ik naar de
tandarts om een bestek te laten maken en dat bedroeg
1 200 000 frank ! Als dat geen enorm bedrag is.
Volgens mij is het in het belang van de patie¨nt dat in deze
sector klaarheid wordt geschapen.
Naar verluidt zouden tandartsen verplicht zijn een extra-
winstmarge te berekenen omdat bepaalde zaken te
weinig financieel resultaat opleveren in verhouding tot de
studies die zij achter de rug hebben. Sta mij toe hieraan
te twijfelen.
Wat mij ook stoort is de bewering dat de lagere prijzen bij
de tandprothesist mogelijk zijn omwille van het zwart
circuit. Met alle respect voor beide beroepscategoriee¨n,
maar verwijt de pot de ketel niet dat hij zwart ziet ? Deze
discussie mag zeker niet die weg opgaan.
Wij moeten ook nagaan wat er over de grenzen gebeurt.
In Test Aankoop wordt aangehaald en zelfs gesugge-
reerd bepaalde ingrepen te laten uitvoeren door tand-
prothesisten in Nederland, gezien zij daar erkend zijn. Op
termijn zullen wij trouwens wel moeten overgaan tot
erkenning, in het belang van de patie¨nt. Ik weet ook niet
waar het verschil in prijs zich precies situeert, maar is het
verantwoord dat, louter voor het plaatsen van een pro-
these, plots winstmarges 100, 200 en zelfs 300% worden
genomen ?
Ik voeg er echter meteen aan toe dat ik niet alle tandart-
sen over dezelfde kam wil scheren.
Hoe dan ook, de tandartsenlobby's zijn nog steeds - en al
veel te lang -machtiger dan deze van de tandtechnici en
er is politieke moed nodig om dit te doorbreken.
Mevrouw de minister, ik praatte ooit over dit probleem in
de wandelgangen met uw voorganger, de heer Colla, en
hij antwoordde mij dat hij weet had van het probleem,
maar dat ik mij op glad ijs bevond. Daarom wachtte ik op
een soort gelijkgezindheid binnen de verschillende par-
tijen. De visie van de heer Eerdekens valt samen met de
mijne, evenals die van mevrouw Brepoels. Voorts neem
ik aan dat mevrouw Avontroodt ook een zekere sociale
ingesteldheid aan de dag zal leggen, in het belang van de
patie¨nten.
Ik denk dat men - om een grijze zone te vermijden - de
bevoegdheden moet afbakenen, verschuiven en strikt
controleren.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Mijnheer de voor-
zitter, mevrouw de minister, collega's, de uiteenzetting
van de heer Sevenhans heeft mij verontrust, omdat hij
zowel de klemtoon legt op een sociaal als op een politiek
probleem.
16
HA 50
COM 072
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Yolande Avontroodt
Geen van de vraagstellers had immers oog voor de
wetenschappelijke vorming en consequenties, verbon-
den aan een prothese.
Op sociaal vlak wil ik hier ook de enorme inspanningen
inzake preventie belichten. Dank zij een goede preventie,
die begint op de scholen, is het aantal prothesedragers
gelukkig gedaald. Dit is een kwestie van politiek.
Wat het OCMW te Antwerpen betreft - een situatie die ik
heel goed ken - wil ik onderstrepen dat zij met veel
gevoel voor de betrokkene aan de noden tegemoet
komen.
Aan de Hoge Raad voor Tandheelkunde werd de vraag
reeds herhaalde malen gesteld. Ik wil bij deze aan
mevrouw de minister vragen of zij dit advies kent.
Het gaat hier namelijk om een terechte vraag en de Raad
is met het advies niet over e´e´n nacht ijs gegaan. Men
heeft zeer consequent een aantal kwaliteitscriteria en
procedurestappen bepaald. Zo moeten aan een prothese
bij de tandarts minimum vijf sessies voorafgaan. Als u
weet welke de consequenties zijn, onder meer het risico
op kaakgewrichtsklachten en andere klachten dan lopen
de kosten aardig op als men niet bij de tandarts terecht
kan. Dit is de verborgen agenda waarvoor men in de
vraagstelling jammer genoeg te weinig aandacht had.
In tegenstelling tot de vraagstellers ben ik geschrokken
van het grote aantal clie¨nten. Als het zo is, dat 17% van
de patie¨nten zich voor een eerste prothese wenden tot
een tandprothesist of een tandtechnicus, vind ik dit een
fenomenaal hoog aantal.
In een wetenschappelijk onderbouwde enque^te zou men
ook aandacht moeten hebben voor de opvolging na een
aantal maanden en jaren. In de RIZIV-nomenclatuur voor
de oudere patie¨nt is een
rebasing voorzien. Dit is een
aanpassing van de prothese aan de resorptie van het
bot. Deze aanpassing is van groot belang voor de
mondgezondheid en voor de gezondheid in het alge-
meen.
Mevrouw de minister, ik kan na deze korte inleiding
overgaan naar mijn precieze vragen.
Ten eerste, overweegt u om toezicht uit te oefenen op die
illegale praktijken en eventueel maatregelen te nemen ?
Ten tweede, heeft u kennis van de vragen die vroeger in
dit verband zijn gesteld door de heer Servais Verher-
straten en bent u op de hoogte van het advies van de
Hoge Raad voor Tandheelkunde ?
Een derde vraag, die een beetje buiten dit verband ligt,
kan u misschien doorspelen aan uw collega van Sociale
Zaken : Overweegt men niet voor bepaalde beroeps-
categoriee¨n een uitzondering te maken ? Ik denk hier
specifiek aan de bakkers werkgevers naar analogie met
de werknemers in een bakkerij, die in aanmerking komen
voor terugbetaling van prothesen omwille van de be-
roepsziekte, gezien zij zijn blootgesteld aan zuren en aan
pharinose.
Hartpatie¨nten onder de 60 jaar komen in aanmerking
voor een terugbetaling. Zou men naar analogie hiervan
geen uitbreiding van de uitzonderingscategoriee¨n over-
wegen ?
Minister
Magda
Aelvoet :
Mijnheer
de
voorzitter,
collega's, de heer Eerdekens is vertrokken en alle andere
vraagstellers zijn Nederlandstaligen.
Alle anderen zijn Nederlandstalig. Ik zal dus in het
Nederlands antwoorden. Bevalt u dat ? In de verschil-
lende vragen worden vier kwesties behandeld.
Een eerste element is wat een tandtechnicus, in dit geval
een tandprothesist, mag doen en wat niet. De wettelijke
situatie is zeer duidelijk. In april 1999 is er een advies
uitgebracht in verband met een herziening van de wet
door de Hoge Raad van de Tandheelkunde. Ik heb dat
advies in mijn bezit, zowel in het Frans als in het
Nederlands. Als er interesse is, wil ik best een kopie
achterlaten. Het is een vele bladzijden tellend advies en
ik ga u daar niet mee belasten. De conclusie, na uitge-
breid onderzoek, is dat er geen nieuwe beroepscategorie
erkend dient te worden. Van mensen die beroepsmatig
tandprothesen maken, moet dus geen geneeskundige
beroepscategorie gemaakt worden.
Een tweede element volgt uit een vraag van de heer
Sevenhans. Hij vroeg of we toch niet tot een erkenning
konden overgaan om op basis van een bijkomende
vorming en een strikte omschrijving het beroep uit de
grijze zone te halen. Op dit vlak is de vaststelling dat na
erkenning de prijzen van de tandprothesisten stijgen tot
het niveau van wat tandartsen vragen. Ik zal daarover
een nieuw advies vragen aan de Raad van de Tandheel-
kunde. Als men redeneert dat men de mensen sneller,
beter en goedkoper zal kunnen helpen als de toelating er
is, dan verdwijnt het element
goedkoper. Volgens de
huidige situatie heeft men mij dit afgeraden. Met even-
tuele nieuwe elementen wil ik de zaak opnieuw voorleg-
gen.
Ik wil toch even een kanttekening maken. Als ik uit elke
studie van Test Aankoop of Test Gezondheid, hoe ernstig
ik ze ook neem, beleidsconclusies zou trekken, dan blijf
ik elke maand bezig. Eerlijk gezegd lijkt het bedrag van
20% mij ongelofelijk hoog. Ik zeg niet dat het niet waar is,
maar ik heb mijn administratie gevraagd daar uitgebreid
onderzoek over te verrichten. Men moet toch weten hoe
men tot zulke schattingen komt. Ik wil en mag wat dat
HA 50
COM 072
17
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
betreft niet over e´e´n nacht ijs gaan. Ik beweer dus niet
dat deze studie niet ernstig is, maar ik wil bijkomend
onderzoek en bijkomende inschakeling van de raden die
ik moet raadplegen, vooraleer ik terzake nieuwe beslis-
singen neem.
Een derde element dat in een aantal vragen naar voren
komt, is de prijs. Ik heb mijn eigen tanden nog, maar via
familieleden weet ik dat een heleboel tandartsen een
kopie geven van wat zij betalen aan een tandprothesist,
zodat je als klant kan vergelijken.
Als dat de normale gang van zaken is, dan loopt er iets
fout en kunnen er zich sociale problemen voordoen. Daar
tegenover staat het verhaal van mevrouw Avontroodt, die
vraagt dat men rekening zou houden met bepaalde
situaties.
Als u mij het bedrag noemt van 1 200 000 frank, dan
vraag ik mij af of het om een gouden gebit gaat. In ieder
geval is dit een zaak die ik zal moeten aankaarten bij mijn
collega Vandenbroucke, omdat de hoogte van de terug-
betalingen, de gevraagde prijzen en het toezicht daarop,
zaken zijn waarover wij een gemeenschappelijke visie
moeten ontwikkelen. Daarover moet in elk geval meer
duidelijkheid komen.
Ik vind het absoluut niet te verantwoorden dat men drie
en een halve keer de prijs zou moeten betalen van de
protheseprijs die door de tandarts aangerekend wordt.
Dat vind ik niet verantwoord. Ik wil daar zeer duidelijk
over zijn. Als dit een algemene praktijk is, dan moet daar
tegen opgetreden worden. Ik heb, wat dat betreft, geen
schrik om mijn verantwoordelijkheid op te nemen, maar ik
wil wel juist weten hoe de vork aan de steel zit en dan
zien welke de normale stappen zijn die kunnen worden
gezet.
Ik denk dat het voor de volksgezondheid zeer gevaarlijk
is als mensen zonder de nodige opleiding prothesen
gaan plaatsen. Ik herinner mij dat het aanbrengen van
een prothese iets is waarvoor men verschillende keren bij
een tandarts te rade gaat. Er wordt een afgietsel ge-
maakt, er wordt verschillende keren aangepast, enzo-
voort. Als dat zonder kennis van zaken wordt uitgevoerd,
kan dat voor ernstige problemen zorgen. Ook mijn col-
lega Vandenbroucke spreekt wat dat betreft zeer duide-
lijke taal. Daarmee moet bijzonder voorzichtig omge-
sprongen worden.
Als die praktijk in 20% van de gevallen zou worden
toegepast, stelt er zich een probleem, ook voor de
volksgezondheid. Als minister van Volksgezondheid kan
ik het niet verantwoorden dat mensen zonder de nodige
bekwaamheid deze handelingen uitvoeren. Wat met de
aansprakelijkheid als er dingen fout lopen ? Ik vind dat
onverantwoord.
Wanneer er toezicht komt, rijst het probleem dat voor alle
categoriee¨n die normaal in aanmerking komen voor
terugbetaling door de ziekenfondsen, deze terugbetaling
niet meer gebeurt.
Ik moet nog onderzoeken hoe daaraan paal en perk kan
worden gesteld. Uiteraard moet dit gepaard gaan met de
controle op de ree¨el aangerekende prijzen.
Mevrouw Avontroodt heeft het over een aantal catego-
riee¨n waarvoor in een uitzondering is voorzien. Ook die
zaak moet ik nog onderzoeken. Ik kan mij voorstellen dat
er verschillende beroepen en gezondheidssituaties zijn
die een uitzondering rechtvaardigen, maar ik merk toch
ook dat, dankzij de preventie, die wordt georganiseerd
door scholen en door de Gemeenschappen, de houding
om snel tanden te laten trekken en een gebit te laten
plaatsen, gelukkig heeft afgedaan.
Er bestaat een tendens om het aanbrengen van een
prothese uit te stellen of te vertragen. Deze tendens moet
zowel door Volksgezondheid als door het RIZIV worden
aangemoedigd. Een gebit gaat maar een beperkte tijd
mee. Het kan breken, of, door een verandering van de
mond of omwille van veroudering, niet langer passen.
Zowel Volksgezondheid als het RIZIV hebben er uit
financieel oogpunt alle belang bij om de preventie aan te
moedigen, eerder dan om dit soort kwakkelpraktijken in
stand te houden.
De heer Luc Sevenhans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, u hebt een zeer omstan-
dig, uitgebreid en gedetailleerd antwoord gegeven en het
was ook een eerlijk antwoord. Het probleem zal niet
vandaag kunnen worden opgelost. Wij hebben nog veel
werk voor de boeg, maar wij moeten alleszins het pro-
bleem onder ogen durven zien.
Ik ben havenarbeider. Er bestaat een wet op de haven-
arbeid en indien ook maar het minste aan die wet zou
worden gewijzigd, sta ik op de barricaden. Ik heb een
waslijst van argumenten om daar niets aan te verande-
ren. Ik bekijk het advies van de Hoge Raad voor Tand-
heelkunde in dezelfde optiek. Het is normaal dat men
zichzelf een beetje beschermd, maar ik denk dat open-
heid steeds geboden is. Waarom heeft in Nederland de
erkenning van de tandprothesisten geen aanleiding tot
problemen gegeven ? Vrij eenvoudig, omdat er minder
tandartsen per inwoner zijn dan in Belgie¨. Bijgevolg
hebben de tandartsen er een andere startpositie dan bij
ons. Dit is e´e´n, maar niet het enige argument. Het zit
ingewikkelder in elkaar. Er spelen verschillende argu-
menten in mee.
Ik kan mevrouw Avontroodt voor een groot deel volgen in
haar argumentatie. Zij spreekt immers als arts. Ikzelf
bekijk alles misschien wat te veel vanuit het oogpunt van
de patie¨nt, of eindgebruiker. Wij hebben beiden een
eigen visie en een deel van het gelijk, maar dit doet niets
af aan de ernst van het probleem.
18
HA 50
COM 072
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Sevenhans
Mevrouw de minister, u bent uitgebreid teruggekomen op
het aspect van de prijs. Hier bevindt zich misschien wel
de essentie van het probleem. Wij zouden tot een meer
doorzichtige structuur moeten komen. Het is toch prach-
tig dat sommige tandartsen onmiddellijk een kopie van de
factuur van hun tandtechnicus kunnen voorleggen ?
Als deze zaak in de openbaarheid wordt gebracht, zal het
probleem al voor een groot deel opgelost zijn. Tandart-
sen, die eventueel niet zo correct werken, zullen moeten
bijdraaien. Ik weet nu wel wat mijn collega gaat zeggen :
Ik ken zelfs tandartsen die tegen terugbetalingstarief
werken
. Nu, het is duidelijk dat u overal allerlei karakters
vindt, dat is ook bij politici zo. Niets menselijks is een
tandarts vreemd, en zo wil ik het hier ook bekijken. Het is
zeker niet mijn bedoeling het proces te maken van de
tandartsen. Dat zou niet eerlijk zijn, want zij kunnen zich
momenteel niet verdedigen. U spreekt namens de tand-
artsen, mevrouw Avontroodt, en ik vertegenwoordig mijn
belangengroep, de patie¨nten.
Ik denk dat wij moeten bekijken of het op termijn niet
wenselijk is om, in het belang van de patie¨nt, de ondui-
delijkheid te laten verdwijnen en over te gaan tot erken-
ning van het beroep van tandprothesist. In het kader van
de harmonisatie van de Europese richtlijnen, is dit trou-
wens onvermijdelijk. Wat in Nederland kan, moet op
termijn ook hier kunnen. Een patie¨nt moet weten waar hij
aan toe is. Er zijn tandartsen die het niet goed menen, net
zoals sommige tandtechnici en tandprothesisten. Toch
meen ik dat het uit den boze is om voor een eerste
prothese onmiddellijk naar een tandprothesist te gaan,
zonder eerst een tandarts te consulteren.
Er kunnen hierover nog zeer interessante discussies
worden gehouden. Wij moeten alleszins op deze proble-
matiek terugkomen, wanneer de verschillende beroeps-
verenigingen hierover een duidelijk standpunt hebben
ingenomen. Bovendien heeft mevrouw de minister ge-
zegd dat een informatieronde wordt opgestart om zo de
grootte van het probleem te kunnen inschatten.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Mijnheer de voor-
zitter, mevrouw de minister, het beleid heeft wetenschap-
pelijke argumenten gezocht. De Hoge Raad voor Tand-
heelkunde heeft deze argumenten overgenomen. De
verhoging van de leeftijdsgrens voor terugbetaling van
prothesen is zeker geen corporatistische reflex. Integen-
deel, deze beslissing maakt deel uit van een weten-
schappelijk onderbouwd preventiebeleid. Deze keuze
heeft reeds vruchten afgeworpen. Heel wat mensen
blijven van een totale prothese gespaard.
De beleidskeuze om de kwaliteit van de zorgen te
stimuleren via accreditering en peer reviews is positief.
De beroepsgroep verleent hieraan voluit zijn medewer-
king in het belang van de patie¨nt. Een nivellering naar
onder toe staat, mijns inziens, diametraal tegenover deze
hoge kwaliteitsnormen. De patie¨nt heeft recht op de
beste therapie. Dat is het vertrekpunt. Dit recht kan
gewaarborgd worden met accreditering en kwaliteitsnor-
men. De deur open laten voor een lager niveau van
zorgverstrekkers is geen goed beleid.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Yolande Avontroodt
aan de minister van Consumentenzaken, Volksge-
zondheid en Leefmilieu over
de inventaris van
registratiegegevens inzake palliatieve zorg
(nr. 635)
Question orale de Mme Yolande Avontroodt a` la
ministre de la Protection de la consommation, de la
Sante´ publique et de l'Environnement sur
l'inven-
taire des donne´es enregistre´es sur les soins pallia-
tifs
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Mijnheer de voor-
zitter, mevrouw de minister, ik heb een aantal palliatieve
eenheden bezocht zowel in de thuiszorg als residentieel.
Men registreert gegevens. De registraties zijn echter niet
op mekaar afgestemd. Bovendien heeft men op eigen
houtje een aantal registratiedocumenten opgesteld. Dit
komt de eenduidigheid niet ten goede.
De VLD heeft een voorstel van resolutie ingediend om
een behoeftengestuurd palliatief plan te ontwikkelen met
een zorg op maat.
Om de behoeften te kennen, moeten we een inventaris
maken van al de registratiegegevens. Er moet werk
gemaakt worden van een uniform registratiemodel voor
al de zorgvormen. Op die manier worden de behoeften
duidelijker.
Dat is eigenlijk de bedoeling van deze vraag waarin ik
drie concrete elementen formuleer. Welke regels moeten
in acht worden genomen bij het organiseren van de
registratie van de gegevens ? Welke initiatieven zult u
nemen om de onduidelijkheid rond die regels weg te
werken ? Kunt u ons een actuele inventaris bezorgen van
de registratieopdrachten die momenteel bestaan ?
Minister
Magda
Aelvoet :
Mijnheer
de
voorzitter,
collega's, op dit ogenblik bestaan er inderdaad verschil-
lende registratiemodellen. De modellen die nu in omloop
zijn zullen worden opgevraagd. We zullen de sector
vragen om tot eenvormigheid in de modellen te komen
zodat we vergelijkbare gegevens binnenkrijgen, zoniet
hebben we een slechte basis voor het uitstippelen van
het beleid. Ik deel op dat vlak uw mening. Aan de andere
kant wil ik de bestaande modellen niet zonder meer
HA 50
COM 072
19
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
afschrijven. Het is goed om tot een overzicht te komen
zodat we kunnen nagaan wat in de verschillende model-
len in aanmerking wordt genomen. In overleg met de
betrokkenen kunnen we dan tot e´e´n uitgewerkt model
komen.
Samen met minister Vandenbroucke heb ik de admini-
stratie de opdracht gegeven om een overzicht te maken
van de bestaande wettelijke regels en de nog resterende
leemten in verband met palliatieve zorgen. Net als minis-
ter Vandenbroucke wordt ik door verschillende mensen
benaderd. Mensen die met een residentieel model wer-
ken, stellen ook vast dat er behoefte is aan steun van de
familie. Er zijn dan twee mogelijkheden. Er zijn families
die expliciet vragen om iemand e´e´n of twee dagen per
week naar een dienst te kunnen brengen. De patie¨nt kan
daar dan verzorgd worden en opnieuw op adem komen.
Anderen vragen eerder meer permanente en sterkere
modellen van ondersteuning zodat de palliatieve zorg
volledig thuis kan worden verstrekt. Een goede inventaris
is dus een heel belangrijk middel om een nauwkeurige
registratie van de palliatieve zorg in Vlaanderen en de
rest van Belgie¨ te verkrijgen.
Ik heb de indruk dat de Vlaamse Federatie voor Pallia-
tieve Zorgen zeer ver staat met het bundelen van allen
die op het terrein bezig zijn en met het uitwerken van heel
concrete voorstellen en vragen. Zij zijn bij mij gekomen
met een heel goed uitgewerkte documentatie. Hierin
erkende men de verschillende invalshoeken van waaruit
palliatieve zorg benaderd wordt. Uiteraard wil ik een
federaal beleid dat in dienst staat van de verschillende
geledingen. Ik ben dan ook evenzeer gei¨nteresseerd in
alles wat op dat vlak uit Wallonie¨ komt.
Op dit ogenblik kan ik u geen goede inventaris van de
registratiegegevens voorleggen omdat die er nog niet is.
Het opvragen van de actuele registratiegegevens is een
onderdeel van de opdracht die ik de administratie heb
gegeven. Het gaat hierbij zowel om registratie van de
netwerken voor palliatieve zorg als van de ziekenhuis-
afdelingen en de palliatieve supportfunctie. Op deze drie
vlakken is de registratie aan de gang. Aangezien de
geschiedenis van al deze instellingen nog zeer jong is,
beschikken we nog niet over een nauwkeurig overzicht
van het geheel.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Mijnheer de voor-
zitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw inzet om de
registratiegegevens effectief te verzamelen. Ik meen dat
u daarbij vooral ook oog voor de thuiszorg moet hebben.
Men zou misschien een werkgroep moeten samenroe-
pen om een model te ontwikkelen zodat men bijvoor-
beeld ook bij de huisartsen, door middel van een
enque^teformulier of iets dergelijks, de effectieve behoef-
ten van de patie¨nten zou kunnen inschatten. De wet zegt
enkel dat men moet registreren, maar men zegt niet hoe
dat moet gebeuren. Men heeft mij verteld dat Caritas
voor de ziekenhuizen zelf een model heeft ontwikkeld om
een aantal gegevens te verzamelen. Het is mijns inziens
een goed initiatief, maar ik denk dat u er op beleidsniveau
weinig kunt mee aanvangen als u niet hetzelfde model
ontwikkelt voor alle ziekenhuizen. Er zou een uniform
registratiesysteem moeten komen.
Minister Magda Aelvoet : Ik neem daarvan nota. U drukt
ook mijn wens uit. Men mag evenwel niet uit het oog
verliezen dat vele ondersteunende functies, zoals onder
meer de palliatieve zorgen thuis, door de gemeenschap-
pen worden geregeld. Ik zeg niet dat het niet nodig is
over registratiegegevens te beschikken, maar dat zal in
samenwerking met de gemeenschappen moeten gebeu-
ren.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Uiteraard. Ik weet
evenwel niet of het een exclusieve gemeenschaps-
materie is om de behoeften van de patie¨nten te kennen.
Minister Magda Aelvoet : Mijn ervaring is dat men bij-
zonder
touchy is als het over interpretatie van bevoegd-
heden gaat. We moeten een volledig beeld krijgen. De
materie van de thuissituatie is daarin van het aller-
grootste belang.
Le pre´sident : L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Question orale de M. Michel Wauthier a` la ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publi-
que et de l'Environnement sur
les cas de tubercu-
lose chez les animaux du refuge de Coutisse
Mondelinge vraag van de heer Michel Wauthier aan
de minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu over
de gevallen van tuberculose
in het dierenasielcentrum van Coutisse
(nr. 640)
M. Michel Wauthier (PRL FDF MCC) : Monsieur le
pre´sident, madame la ministre, je voudrais vous poser
quelques questions sur les cas de tuberculose apparus
re´cemment chez des animaux exotiques au refuge de
Coutisse. Quelque 35 babouins ont e´te´ euthanasie´s.
Cette enzootie a-t-elle frappe´ uniquement les babouins
ou a-t-elle frappe´ d'autres espe`ces ? Si oui, lesquelles ?
Il m'a e´te´ signale´ qu'on avait e´galement proce´de´ a`
l'euthanasie d'ours bruns. Pouvez-vous me confirmer
cela ?
Quelle est la provenance des animaux reconnus tuber-
culeux ? De quel type de bacille s'agit-il ? En effet, le
singe est beaucoup plus re´ceptif lorsqu'il est en captivite´
et il est plus re´ceptif au type bovin qu'au type humain.
20
HA 50
COM 072
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Michel Wauthier
Quels sont les risques de contamination pour les e^tre
humains, aussi bien les personnes travaillant au domaine
de Coutisse ou dans d'autres domaines du me^me type
que les visiteurs potentiels puisqu'on a pu lire dans la
presse que certaines e´coles, surtout primaires, auraient
visite´ le domaine ?
Quels sont les risques de contamination pour les ani-
maux du voisinage (bovins ou faune locale) ?
Quelles sont les mesures prises pour e´viter la disse´mi-
nation de ce bacille autour de ce domaine prive´ ?
Quelles sont les mesures de prophylaxie, hygie´niques ou
me´dicales et les mesures de de´pistage pre´conise´es dans
le cas pre´cis ? En effet, il y a quelque temps, une
nouvelle enzootie de tuberculose bovine a e´te´ constate´e
dans cette re´gion.
J'ajouterai une sous-question. Quelle est la destination
des cadavres d'animaux euthanasie´s ? Il faut en effet
e´viter le proble`me que nous venons de connai^tre, a`
savoir e´viter que ces cadavres ne se retrouvent dans
l'alimentation des bovins ou me^me des humains.
Mme Magda Alvoet, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, je remercie M. Wauthier d'avoir pose´
ces questions tre`s inte´ressantes et justifie´es.
Au refuge de Coutisse, deux babouins de´ce´de´s ont e´te´
autopsie´s il y a deux mois. C'est a` ce moment qu'a e´te´
pose´ par la faculte´ de me´decine ve´te´rinaire de Lie`ge le
diagnostic de tuberculose cavitaire, donc contagieuse.
Six autres babouins ont pre´sente´ des sympto^mes respi-
ratoires et ont e´te´ ensuite euthanasie´s. Leur autopsie a
re´ve´le´ par la suite qu'ils e´taient atteints de la me^me forme
de tuberculose. Le restant du groupe a e´galement e´te´
euthanasie´ dans un but sanitaire, sous la responsabilite´
des services ve´te´rinaires du ministe`re de l'Agriculture, la
DG5.
Ces animaux provenaient tous d'un jardin zoologique du
Limbourg belge qui avait e´te´ ferme´ sur ordre. Le typage
du bacille de Koch est en cours. Le re´sultat doit e^tre
connu aux environs du 24 de´cembre.
Il est a` noter que des cas de tuberculose avaient de´ja` e´te´
recense´s dans ce zoo en 1996.
La me´decine du travail a e´te´ avertie et un de´pistage par
cutire´action a e´te´ effectue´ chez tous les membres du
personnel.
Heureusement, tous ces tests se sont re´ve´le´s ne´gatifs.
Les chimpanze´s et les fauves seront e´galement teste´s; le
processus est en cours. Une discussion est encore
mene´e a` ce jour pour savoir s'il est ne´cessaire de tester
e´galement tous les autres animaux. Pour le moment,
l'ope´ration est limite´e aux chimpanze´s et aux fauves; il
est toutefois ne´cessaire d'attendre l'e´quipage.
Quels sont les risques possibles de contamination pour
les e^tres humains qui travaillent au sein du domaine ou
pour les visiteurs potentiels ?
Tous les mammife`res peuvent e^tre concerne´s par la
tuberculose. Dans le cas pre´sent, mais c'est a` confirmer,
il devrait s'agir de la forme
tuberculosis bovis, tubercu-
lose bovine, qui infecte parfois l'homme, mais en de rares
cas. Je vous fournis quelques chiffres re´cents : sur 1 200
cas annuels de TBC nouveaux en Belgique, en ge´ne´ral,
la moyenne de tuberculose bovine est de 5. La probabi-
lite´ est donc tre`s re´duite. Il reste que la possibilite´ de
contamination existe et il ne faut pas l'ignorer.
Le risque potentiel pour les travailleurs n'est donc pas
ne´gligeable. Toutes les mesures de de´pistage ont e´te´
prises et se re´ve`lent ne´gatives, comme je vous l'ai dit en
re´ponse a` votre premie`re question. Pour les visiteurs,
bien que les visites soient pluto^t exceptionnelles, depuis
le premier cas, des mesures d'e´loignement ont e´te´ prises
par la pose de barrie`res supple´mentaires.
Pour les animaux du voisinage, comme les bovins ou la
faune locale, le risque est presque nul e´tant donne´ la
topographie des lieux et la ne´cessite´ d'un contact direct.
Mais cela ne doit pas nous dispenser de renforcer les
mesures de de´pistage pour les animaux domestiques et,
plus particulie`rement, les bovins. Elles sont de la com-
pe´tence de la DG5 du ministe`re de l'Agriculture. Toutes
les mesures ne´cessaires sont prises pour e´viter une
contamination du cheptel voisin. Par exemple, il a e´te´
interdit d'utiliser les effluents comme engrais agricoles et
toutes les matie`res organiques ont e´te´ incine´re´es.
Quelles mesures de pre´vention ont-elles e´te´ prises pour
e´viter la contamination du bacille de Koch dans ce cas
pre´cis ? Il n'est pas ne´cessaire de prendre des mesures
supple´mentaires pour e´viter la disse´mination du bacille
de Koch dans le voisinage. L'euthanasie des babouins
pre´sents dans ce refuge et les diverses mesures ex-
pose´es ci-dessus suffisent, en principe, a` e´viter cette
disse´mination. Il sera cependant proce´de´ a` un de´pistage
des autres animaux du refuge par les services de l'Agri-
culture ainsi qu'a` la poursuite du de´pistage au sein du
personnel par la me´decine du travail.
Quelles sont les responsabilite´s du ge´rant en cas de
contamination effective ou de disse´mination de ladite
maladie ? Dans la mesure ou` les de´ce`s des premiers
babouins malades ont e´te´ signale´s a` temps aux autorite´s
compe´tentes et que le ve´te´rinaire de l'exploitation a pris
des initiatives et des mesures ade´quates, il me semble
que la responsabilite´ du ge´rant ne devrait pas se voir
engage´e plus avant.
Quelles sont les mesures de prophylaxie et de de´pistage
que je pre´coniserais encore dans la lutte contre la
tuberculose ? Il me parai^t important que toutes les me-
HA 50
COM 072
21
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Alvoet
sures hygie´niques et me´dicales soient prises et se limi-
tent a` l'usage de mate´riels ste´riles. Les ho^pitaux qui ont
hospitalise´ des patients tuberculeux suivent les proce´du-
res de nettoyage et de ste´rilisation recommande´es.
En ce qui concerne le de´pistage de la maladie chez
l'homme, ce sont les Communaute´s flamande, la VRGT,
et franc¸aise, la FARES qui sont compe´tentes. J'ai des
contacts re´guliers avec ces deux organismes. Le de´pis-
tage est base´ sur la de´tection des personnes a` risque et
la recherche des personnes contamine´es ou suscepti-
bles de l'e^tre dans leur entourage.
M. Michel Wauthier (PRL FDF MCC) : Monsieur le
pre´sident, je remercie la ministre pour la concision et la
pre´cision de sa re´ponse.
Je me permettrai de vous interroger a` nouveau dans
quelque temps, madame la ministre, lorsque tous les
re´sultats seront connus car le de´pistage de la tubercu-
lose en laboratoire demande effectivement un certain
temps, surtout pour le
typage des bacilles.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- Voorzitter : mevrouw Yolande Avontroodt
Mondelinge vraag van mevrouw Frieda Brepoels aan
de minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu over
zwaarlijvigheid bij kinderen
(nr. 643)
Question orale de Mme Frieda Brepoels a` la ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement sur
l'obe´site´ des
enfants
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mevrouw de voor-
zitter, mevrouw de minister, onlangs werd vastgesteld dat
11% van de Belgische kinderen en jongeren tot 18 jaar
aan zwaarlijvigheid lijden. In de eerste plaats denken we
hier aan een slecht voedingspatroon, maar ook aan
gebrek aan lichaamsbeweging. Onze jongeren worden
aangesproken door vetrijke producten zoals snoep en
frisdrank. Daardoor komen ziektes als diabetes, hart- en
vaataandoeningen en in mindere mate sommige vormen
van kanker, op latere leeftijd meer voor. De psychische
impact is eveneens groot.
Vandaag wordt in de pers melding gemaakt van jongeren
die in gespecialiseerde centra aan de kust, waar vroeger
astma en aanverwante problemen werden behandeld,
een nieuw gedragspatroon aanleren en gedurende een
aantal maanden worden begeleid om een correct
voedselpatroon aan te leren. De kans om later gecon-
fronteerd te blijven met eenzelfde voedselprobleem is
groot, omdat de vetcellen blijven uitzetten, dit in tegen-
stelling tot andere kinderen.
Overgewicht zou een van de belangrijkste gezondheids-
problemen van de volgende eeuw worden. Onder meer
professor Henouw stelt dat we ons moeten baseren op
onderzoek dat werd verricht in andere westerse landen,
omdat ons land het enige is dat zo goed als geen
onderzoek uitvoert naar voedingsgewoonten.
Over zwaarlijvigheid zouden al helemaal geen studies
bestaan, ondanks de vele vragen die er vanuit weten-
schappelijke hoek bestaan. Op die manier is het ook zeer
moeilijk om een correcte inschatting van het probleem te
maken.
De gemeenschapsregeringen hebben wat het preven-
tieve luik betreft, een belangrijke opdracht. Men pleit
immers voor voedingsvoorlichting in de kleuterklasjes en
sportbeoefening in klasverband. In dit verband verwijs ik
naar de Vlaamse en de Waalse regering.
Op individueel vlak kunnen die¨tisten door gedragsthera-
pie de leef- en eetgewoonten van het kind veranderen. Ik
las deze week in de pers dat het onafhankelijk zieken-
fonds Partena vanaf 1 januari de consultaties bij de
die¨tist terug zal betalen voor kinderen tussen 6 en 18 jaar
die aan zwaarlijvigheid lijden en die over een dokters-
attest beschikken.
Is de minister bereid voorstellen met professoren of
wetenschappelijke instellingen uit te werken en onder-
zoek en toekomstgerichte studies op te zetten ?
In andere landen, zoals in Groot-Brittannie¨, worden een
aantal actieprogramma's aangekondigd om de strijd te-
gen zwaarlijvigheid aan te binden.
Zou de minister eveneens bereid zijn om hier de voedsel-
problemen bij kinderen en jongeren aan te pakken ?
Minister
Magda Aelvoet :
Mevrouw
de
voorzitter,
collega's, het probleem van zwaarlijvigheid bij kinderen
en zwaarlijvigheid in het algemeen is uiteraard geen
nieuw gegeven. Immers, in 1983 reeds werd in de
Verenigde Staten aangetoond dat 5 tot 25% van de
Amerikaanse kinderen aan vetzucht lijdt.
Risico's op kindervetzucht worden verbonden aan erfe-
lijke factoren, aan weinig lichaamsbeweging en aan
overmatige consumptie van bepaalde voedingsmiddelen.
Voorts bestaan er studies over de rol van de televisie als
middel ter bevordering van lichamelijke inactiviteit en van
consumptie van snacks, wat thans deel uitmaakt van ons
leefpatroon.
22
HA 50
COM 072
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
Wie moet dit alles regelen en in goede banen leiden ?
Indien de overheid terzake te veel onderneemt, dan is zij
betuttelend en bemoeit zij zich met het leefpatroon van
de burger, maar als het probleem niet wordt aangeraakt
dan worden er - terecht overigens - andere opmerkingen
gemaakt.
Het aantal studies dat kan worden uitgevoerd in verband
met de gezondheid is uiteraard beperkt. Gelukkig kan
men zich, wat betreft een aantal ziekten, wel steunen op
de studies van buurlanden en dergelijke, waar zich
vergelijkbare situaties voordoen en waarbij extrapolatie
naar de eigen bevolking perfect mogelijk is.
Dagelijks wordt ik benaderd door universiteiten en di-
verse centra, om deze of gene studie te verrichten.
Wellicht weet u dat bepaalde universiteiten een onverza-
digbare behoefte hebben om allerhande studies te doen,
maar mijn middelen om studies te laten verrichten zijn
beperkt.
In Belgie¨ werd terzake een welbekend en degelijk initia-
tief genomen, met name de oprichting van de European
Childhood Obesity Group - uitgaande van de ULB als
mijn geheugen mij niet in de steek laat - en die momen-
teel epidemiologische studies uitvoert.
Het mag dus niet worden gezegd dat in Belgie¨ geen
aandacht zou worden besteed aan onderzoeken op dat
vlak. Trouwens, naar verluidt zou de European Childhood
Obesity Group enige internationale erkenning genieten.
Het wetenschappelijk onderzoek van de ECOG behoort
echter niet tot mijn bevoegdheid, maar wel tot de be-
voegdheid van mijn collega minister Demotte. In de
begroting voor Volksgezondheid wordt weliswaar in mid-
delen voorzien voor het uitvoeren van enkele studies,
maar het gros van het wetenschappelijk onderzoek si-
tueert zich in het pakket dat hoort bij Wetenschapsbeleid.
Het ware misschien aangewezen in dit verband een
vraag te stellen aan minister Demotte die bevoegd is voor
wetenschapsbeleid en wetenschappelijk onderzoek.
Wat betreft de terugbetaling van zorgen kan ik het
volgende zeggen. De aanleiding tot zwaarlijvigheid be-
hoort tot de materie waarvoor minister Vandenbroucke
verantwoordelijk is. Wel kan ik, in mijn hoedanigheid van
minister van Volksgezondheid, bevestigen dat het beroep
van die¨tisten is erkend en dat is de beroepscategorie bij
uitstek van waaruit de impulsen vertrekken voor een
gezonde en evenwichtige voeding en een goed uitgeba-
lanceerd dieet. Heel wat die¨tisten zijn werkzaam in de
basisgezondheidszorg en op hen wordt een beroep
gedaan door heel wat medische praktijken en zelfs door
ziekenhuizen voor het bekomen van aangepaste advie-
zen inzake zwaarlijvigheid.
Het risico tot zwaarlijvigheid kan inderdaad worden ver-
minderd door een degelijke voorlichting en door het
bevorderen van een leefstijl waarbij voldoende ruimte
wordt gemaakt voor lichaamsbeweging. Op dat vlak
dragen ouders een grote verantwoordelijkheid ten aan-
zien van hun kinderen. Immers, veel hangt af van de
manier waarop zij hun kinderen begeleiden, ondersteu-
nen en helpen kiezen inzake hun ontspanning en of zij
hun kinderen al dan niet aanzetten om bepaalde afstan-
den te voet of per fiets af te leggen.
Zelf heb ik daarvoor wel mijn best gedaan. De resultaten
vallen nogal mee.
Ik denk effectief dat de levensstijl van groot belang is,
maar dit aspect, zoals u ook wel weet, ressorteert onder
de persoonsgebonden materie. Aan iemand van uw partij
moet ik niet uitleggen dat ik de bevoegdheid van de
Gemeenschappen respecteer.
Via steunverlening aan bepaalde modellen van basiszorg
en eerstelijnszorg kan ik de nodige aandacht besteden
aan gezondheidsvoorlichting en preventie.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mevrouw de voor-
zitter, mevrouw de minister, ik heb deze vraag in eerste
instantie tot u gericht niet alleen omdat dit inderdaad een
zaak van volksgezondheid is maar vooral met de bedoe-
ling de aandacht te vestigen op mogelijke latere aandoe-
ningen waar de overheid financie¨le inspanningen zal
moeten leveren om degenen die daarmee worden ge-
confronteerd te helpen en te begeleiden.
U hebt terecht, zoals ik ook in mijn uiteenzetting heb
gezegd, verwezen naar de bevoegdheden van de Ge-
meenschappen. Ik denk dat we de collega's moeten
aanmoedigen om de betrokken beleidsverantwoordelijke
op deze problematiek te wijzen.
In Amerika en Groot-Brittannie¨ stelt men vast dat zwaar-
lijvige kinderen
de norm geworden zijn.
De overheid heeft daar een belangrijke opdracht, vooral
ten overstaan van de kinderen, die erin bestaat aan dat
gedragspatroon de nodige aandacht te besteden, vooral
indien het niet van erfelijke aard is, wat bij heel wat
jongeren niet het geval blijkt te zijn.
Uw suggesties in verband met collega Demotte en het
wetenschappelijk onderzoek zal ik zeker opvolgen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Frieda Brepoels aan
de minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu over
antibioticagebruik en
-resistentie
(nr. 644)
HA 50
COM 072
23
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
Question orale de Mme Frieda Brepoels a` la ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement sur
l'usage d'anti-
biotiques et la re´sistance des bacte´ries
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mevrouw de voor-
zitter, enkele maanden geleden werd, zowel door minis-
ter Aelvoet als door minister Vandenbroucke, aangekon-
digd dat een commissie voor antibioticabeleid in ons land
zou worden opgestart en dit onder de bevoegdheid van
het ministerie van Volksgezondheid.
Ik wens hierover een aantal vragen te stellen omdat in
verband hiermee enkele weken geleden, het kader van
een grootschalig Brits onderzoek, een aantal verbanden
werden gelegd tussen het voorschrijfgedrag van artsen in
een bepaalde regio en de resistentie van bacterie¨n in
dezelfde regio. Ik meen dat vroeger reeds zwart op wit
het verband werd aangetoond voor kiemen die ontstekin-
gen van de luchtwegen veroorzaken.
Daarnaast toont dit Brits onderzoek nu ook het verband
aan tussen het gebruik van antibiotica en het resistent
worden van een aantal andere bacterie¨n.
Volgens een van onze professoren, verbonden aan de
Leuvense Universitaire Ziekenhuizen, gaat in Belgie¨ het
voorschrijven van antibiotica, ondanks de grotere be-
wustwording, nog steeds in stijgende lijn. Ik meen dat u
dit ook hebt verklaard naar aanleiding van het opstarten
van deze commissie.
Bovendien bestaan er verschillen tussen landen en
regio's. De marketing van een aantal farmaceutische
bedrijven, maar zeker ook de bestaande gewoontes
spelen hierin een doorslaggevende rol.
Ik heb ook begrepen dat Belgie¨ zich situeert op de
breuklijn tussen de zuiderse landen, waar vaak antibio-
tica wordt voorgeschreven, en de noordelijke landen
-Nederland, Duitsland, of de Scandinavische landen -
waar het gebruik van antibiotica veel strenger zou gere-
glementeerd zijn.
Het voorschrijfgedrag in andere landen heeft echter niet
enkel impact op de resistentie van het land zelf. Het is
natuurlijk ook door het veelvuldig reizen en door het
transporteren van patie¨nten van het ene ziekenhuis naar
het andere dat een aantal resistente bacterie¨n als het
ware de wereld rondgedragen worden.
In die studie werd ook gezegd dat in ons land resistente
vormen opduiken die duidelijk afkomstig zijn uit Frankrijk
en Spanje.
Tenslotte is er ook de belangrijke rol van antibiotica in de
veeteelt.
Het blijkt moeilijk te zijn om aan te tonen dat er een
verband bestaat tussen antibiotica-residu's in vlees, melk
of eieren en de aanmaak van resistente bacterie¨n. Ik heb
dat gelezen in een interview van de voorzitter van de
commissie dat dit wordt vastgesteld. Het is nog niet
duidelijk of antibiotica-resistente bacterie¨n via het vlees
aan de mens worden doorgegeven.
De Europese Commissie heeft ondertussen al een aantal
antibiotica als groeibevorderaar verboden en wil ook op
langere termijn antibiotica volledig uit de veeteelt ban-
nen.
In het regeerakkoord is daarover ook een dergelijke optie
vermeld. Op 12 oktober 1999 ging die commissie van
start en ik zou dan ook graag van u vernemen of u al een
stand van zaken van de werkzaamheden kunt meedelen
of welke stappen er zullen worden ondernomen. Werden
al concrete initiatieven voorgesteld of bestaan er al
concrete plannen om het voorschrijfgedrag van artsen
mee te helpen begeleiden ?
Ik heb daarnet gesproken over de meer noordelijke
landen waar die regelgeving strenger zou zijn. Ik ken
deze regelgeving niet maar u wellicht wel en ik vraag u
dus of daaruit kan worden geleerd en wat ze concreet
voor onze wetgeving kan betekenen ?
Bent u bereid om, in verband met de rol van antibiotica in
de veeteelt, het voorzorgsprincipe te hanteren en op
termijn die antibiotica uit de veeteelt te bannen ? Op
welke termijn of op welke wijze zou u dat kunnen situeren
in de totale problematiek ?
Minister
Magda Aelvoet :
Mevrouw
de
voorzitter,
collega's, het is correct dat de commissie voor een
gecoo¨rdineerd beleid inzake antibiotica medio oktober
werd opgericht. Sindsdien werden drie werkgroepen op-
gestart die zich concentreren op drie deelaspecten : ten
eerste, de ambulante praktijk; ten tweede, de ziekenhuis-
praktijk en ten slotte de diergeneeskunde.
In dit verband deel ik u mee, dat het heel belangrijk is, dat
ook de diergeneeskunde voldoende wordt opgevolgd.
Dat is ook de reden waarom de regering de keuze heeft
gemaakt om de farmaceutische inspectie, afdeling veteri-
naire geneesmiddelen, mee op te nemen in het voedsel-
agentschap.
Mevrouw Van de Casteele bekritiseert dit aspect, omdat
het, haar inziens, niet de juiste keuze is.
Elke werkgroep heeft een aantal projecten uitgewerkt.
Op basis van de beschikbare budgettaire middelen zal
terzake
een
keuze
worden
gemaakt.
Belangrijke
aandachtspunten
zullen
de
bei¨nvloeding
van
het
24
HA 50
COM 072
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
voorschrijfgedrag van artsen en de meting van de resis-
tentie zijn. Dat is precies een van de zaken die men juist
wil onderzoeken. Het staat buiten kijf dat op dit moment
het antibioticagebruik in Nederland en Duitsland heel wat
lager ligt dan in Belgie¨.
Voor Belgie¨ kunnen we op dit ogenblik nog geen over-
zicht geven van een verschillend antibioticagebruik voor
de steden, de provincies of de gewesten. De striktere
opstelling inzake antibiotica in Nederland, Duitsland en
de Noorse landen heeft te maken met een scherper
bewuste publieke opinie die inzake voeding en genees-
middelen zeer strikte regels vraagt. Als Europarlements-
lid is het mij destijds opgevallen dat de nationale wetge-
ving van alle Noorse landen inzake het gebruik van
antibiotica in veevoeder veel strenger was dan in de rest
van de Europese Unie.
Men moet een onderscheid maken tussen het gebruik
van antibiotica voor dieren op het moment dat die dieren
bepaalde ziektes vertonen en het preventief gebruik van
antibiotica in het veevoeder. De Noorse landen zijn
terzake zeer duidelijk en laten geen preventief gebruik
van antibiotica in de veevoeders toe. Dat vind ik op
termijn zeker een verdedigbare lijn, maar dit moet wor-
den gekoppeld aan een bepaalde organisatie van de
veehouderij.
Wat is de oorzaak van de behoefte om preventief anti-
biotica in veevoeder te integreren ? De beesten hebben
zeer weinig bewegingsruimte, zitten op elkaar gepakt,
waardoor besmettelijke diarree gemakkelijk wordt over-
gedragen. Vroeger liepen de beesten in de wei. Met de
huidige productiemethode heeft een bedrijf, teneinde
rendabel te zijn, een bepaalde mate van antibiotica in de
veevoeders nodig, zo niet worden de dieren te veel ziek.
Er zal dus moeten worden onderzocht hoever men, in de
Europese context, kan gaan.
De Europese Commissie zet Zweden en Denemarken
onder druk om hun wetgeving aan te passen aan de
bestaande Europese regelgeving die wel degelijk dat
preventief gebruik van antibiotica in veevoeders toelaat.
Wat dat betreft, is de tekst van het regeerakkoord minder
vergaand dan inzake dierenmeel waar duidelijk gezegd
wordt dat het verboden wordt. Inzake antibiotica wil de
regering onderzoeken welke effecten ree¨el zijn inzake
resistentie zodat ze maatregelen kan nemen die in een
Europese context kunnen worden verdedigd.
Wat helpt het in ons land de productie te verbieden als de
import uit het buitenland niet kan worden tegenhouden.
Dan heb ik niets opgelost. Daarmee moeten we ook
rekening
houden.
Het
eerste
deel
van
het
geneesmiddelenrepertorium voor diergeneeskundig ge-
bruik vestigt de aandacht op de problemen verbonden
aan een te grote aanwezigheid van antibiotica in veevoe-
ders. Dit repertorium wordt ieder jaar uitgegeven door het
Belgisch Centrum voor Farmacotherapeutische Informa-
tie, een VZW die onder toezicht van mijn departement
objectieve informatie verspreidt over geneesmiddelen.
Antibiotica zijn volgens mij een uitstekend geneesmiddel
in bepaalde omstandigheden. Men moet er echter ver-
standig mee omspringen. Dat betekent dat men andere
middelen moet aanwenden als antibiotica niet nodig zijn.
Ik heb de indruk dat er een evolutie is. Mijn huisarts is nu
bijvoorbeeld veel voorzichtiger met het voorschrijven van
antibiotica dan 25 jaar geleden. Toen werd het veel
gemakkelijker voorgeschreven. Die evolutie moet in ieder
geval aangemoedigd worden en daarvoor wil ik me
verder inzetten.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mevrouw de voor-
zitter, mevrouw de minister, u spitst uw aandacht toe,
volgens mij terecht, op de rol van de antibiotica in de
veeteelt. Naar aanleiding van de dioxinecrisis heb ik
enkele veeteeltbedrijven bezocht en hebben we over
deze belangrijke problematiek gesproken. Er werd ge-
vraagd het verbod van antibiotica en de bijkomende
controle op grondstoffen niet tegelijkertijd in te voeren. Ik
denk dat het een zaak is van volksgezondheid als
iedereen aan dezelfde criteria wordt onderworpen dat er
geen sprake kan zijn van concurrentie vervalsing, zeker
als de ons omringende landen, met name Duitsland en
Nederland, deze preventieve antibiotica verbieden in
veevoeder. Hebt u misschien zicht op de timing van de
werking van deze commissie ? Zijn er faseringen afge-
sproken van de werking ?
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, men
heeft mij gezegd dat het toch een half jaar kan duren
vooraleer er voorstellen zullen worden geformuleerd. Ik
vind het ook goed dat ze zich de nodige tijd gunnen. Men
kan toch niet alles tegelijkertijd lanceren.
Ik heb in mijn betoog wel e´e´n element overgeslagen had,
met name het gebruik van antibiotica in de menselijke
geneeskunde. Ik heb gezegd dat dit gebruik in Nederland
en Duitsland lager ligt, maar er is e´e´n element waar wij
goed scoren, met name het profilactisch gebruik van
antibiotica in de heelkunde, waar wij betere resultaten
boeken dan zowel Nederland als Duitsland. De zaken
moeten dus genuanceerd bekeken worden, maar globaal
gezien moet het gebruik verminderen en niet vermeer-
deren.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Marcel Hendrickx aan
de minister van Landsverdediging over
de achter-
stand bij de afhandeling van de dossiers voor werk-
weigeraars en weggevoerden
(nr. 625)
HA 50
COM 072
25
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
Question orale de M. Marcel Hendrickx au ministre de
la De´fense sur
l'arrie´re´ dans le traitement des dos-
siers relatifs aux re´fractaires et aux de´porte´s
De heer Marcel Hendrickx (CVP) : Mevrouw de voorzit-
ter, mijnheer de minister, ik wil het hebben over de wet
van 5 april 1995, die in mei 1995 in het Belgisch
Staatsblad werd gepubliceerd en waarvan nogal wat
mensen, die om allerlei redenen hun aanvraag niet
hadden ingediend na de oorlog, gebruik hebben gemaakt
om alsnog hun dossier in orde te brengen. Er zijn 19 000
aanvragen ingestuurd in de periode 1995-1996. Ik denk
dat het terechte aanvragen waren, want deze werkwei-
geraars en weggevoerden hadden het recht om als
burgerlijk oorlogsslachtoffer erkend te worden. Zij kon-
den het statuut van nationale erkentelijkheid en de daar-
aan verbonden voordelen vroeger niet bekomen omdat
zij, zoals ik reeds zei, door allerlei omstandigheden hun
aanvraag niet op tijd hadden ingediend.
Ik heb recent naar de bevoegde dienst geschreven en ik
kreeg tot mijn verbazing het antwoord dat men een
ellenlange achterstand heeft in deze dossiers. De wet
verscheen op 10 mei 1995 in het Staatsblad en volgens
het antwoord dat ik vorige maand toegestuurd kreeg,
behandelde men toen de dossiers van juli 1995. Men was
in die vier jaar nog maar twee maanden gevorderd met
de aanvragen. Daar stelt zich toch wel een belangrijk
probleem. De mensen die toen een aanvraag indienden,
zijn nu 75 jaar of ouder zodat er, ten eerste, al zeer veel
overleden zijn, maar ze, ten tweede, allemaal overleden
zullen zijn als men aan dat tempo voortwerkt.
U moet beseffen, mijnheer de minister, dat het deze
mensen niet alleen om het financie¨le, maar ook om het
emotionele aspect gaat. Het zijn trouwens mensen die
een verdienste voor het land hebben en voor wie men
van overheidswege het nodige respect zou mogen tonen.
Intussen is er ook nog de wet van 26 januari 1999 die een
nieuwe periode inluidt voor de aanvragen en dit voor alle
oorlogsslachtoffers, zowel de burgerlijke als de militaire.
Het blijkt dat daarvoor een driehonderdtal dossiers is
binnengekomen. Deze dossiers moeten door de dezelfde
dienst met hetzelfde beperkte personeel afgehandeld
worden.
Ik weet dat u tijdens de vorige legislatuur aan mijn collega
Goutry al enkele keren hebt gezegd dat er een persone-
elstekort is en dat er iets aan zou gebeuren. Ik moet
echter vaststellen, mijnheer de minister, dat er aan deze
dienst nog niets veranderd is. Ik verwacht dan ook enkele
concrete antwoorden van u.
Ten eerste, is het juist, zoals mijn informatie luidt, dat er
een grote achterstand is ? Hoeveel dossiers liggen op dit
ogenblik ter behandeling voor ?
Ten tweede, hoe is de bezetting van die diensten en
wordt daar iets aan gedaan ?
Ten derde, hoe denkt u dit probleem aan te pakken om op
die manier het respect te betonen dat die mensen
verdienen.
Ten vierde, wat gebeurt er met de aanvragen van de
mensen die al overleden zijn ?
M. Andre´ Flahaut, ministre : Madame la pre´sidente, cher
colle`gue, j'ai de´ja` re´pondu a` une question semblable il y
a une dizaine de jours, et peu de choses ont change´
depuis lors.
Er werden, ingevolge de wet van 5 april 1995 tot opening
van de termijnen voor het indienen van een aanvraag tot
erkenning als weggevoerde en werkweigeraar, 19 000
aanvragen ingediend. Meer dan de helft hiervan betrof
een aanvraag tot het bekomen van het statuut van
nationale erkentelijkheid.
De overige aanvragen hadden betrekking op de wettelijk
voorziene rente voor erkende weggevoerden en werk-
weigeraars. Van deze aanvragen werden er reeds
10 000 afgehandeld. Ik ben mij ervan bewust dat de
betrokken personen reeds een eerbiedwaardige leeftijd
hebben bereikt en heb er dan ook steeds voor geijverd
opdat deze aanvragen zo snel mogelijk worden behan-
deld.
De Dienst voor Oorlogsslachtoffers zal erop toezien dat
de dossiers correct worden behandeld. Hij staat er borg
voor dat het statuut op dezelfde wijze wordt toegekend
als kort na de oorlog.
Bij de behandeling van dossiers, die gebeurtenissen
beschrijven die zich meer dan 50 jaar geleden hebben
afgespeeld, stoten wij vaak op problemen van bewijs-
voering. Dit terzijde gelaten, heb ik reeds vele maatrege-
len genomen om de afhandeling van de dossiers te
bespoedigen. De personeelssterkte van de Dienst voor
Oorlogsslachtoffers werd verhoogd met 14 contractuele
bedienden. De aanwerving gebeurde om tegemoet te
komen aan bijzondere tijdelijke behoeften.
De toekenningsprocedure werd versoepeld door middel
van een wet. Dossiers zonder noemenswaardige proble-
men worden voortaan bij ministerie¨le beslissing afgehan-
deld. De bevoegde dienst werd geautomatiseerd en zijn
werk werd vereenvoudigd door het van kracht worden
van een koninklijk besluit dat rechtstreeks toegang ver-
leent tot het Rijksregister.
Ik wens te beklemtonen dat de renteaanvragen worden
onderzocht vanaf de uitvoerbaarverklaring van de beslis-
sing tot het toekennen van het statuut. Nadien worden de
aanvragen zeer snel bij ministerieel besluit afgehandeld.
26
HA 50
COM 072
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Andre´ Flahaut
Ik kom tot de aanvragen die werden ingediend op basis
van de wet van 26 januari van dit jaar, die de termijnen
heropent voor de indiening van de aanvragen voor de
statuten van nationale erkentelijkheid.
Une nouvelle commission de reconnaissance nationale a
e´te´ cre´e´e par l'arre^te´ royal du 20 avril 1999. Elle a pour
mission de donner un avis au ministre compe´tent pour
l'attribution, a` titre honorifique, d'un statut en vertu de la
loi pre´cite´e.
Toutes les formalite´s ne´cessaires ont e´te´ accomplies afin
que cette commission puisse e^tre rapidement constitue´e.
On recueille actuellement les candidatures de magistrats
et de de´le´gue´s des associations patriotiques reconnues
afin de soumettre l'ensemble de ces candidatures au Roi
pour nomination. Entre la loi et l'arre^te´ royal se sont
produites les e´lections mais on peut se re´jouir d'une
certaine continuite´ puisque j'ai garde´ la compe´tence du
dossier.
En ce qui concerne les dossiers de personnes de´ce´de´es
au cours de la proce´dure, si le de´ce`s a e´te´ porte´ a` la
connaissance du service des victimes de la guerre, un
de´lai de douze mois a` dater du de´ce`s est laisse´ aux
he´ritiers pour reprendre l'instance introduite par son
auteur. Si, a` l'expiration de ce de´lai, il n'y a pas eu de
reprise de l'instance, la commission compe´tente de´clare
l'action e´teinte.
En re´sume´, on a enregistre´ une forte demande apre`s la
loi du 5 avril. La grosse majorite´ des dossiers et les
dossiers les plus difficiles sont traite´s : ce sont les 10 000
premie`res demandes. Pour la suite, les dossiers pourront
e^tre traite´s plus rapidement, notamment gra^ce aux nou-
velles dispositions qui ont e´te´ adopte´es sur le plan de la
technique d'acce`s au registre national.
Dernier e´le´ment en ce qui concerne la nouvelle loi : les
de´lais sont rouverts pour d'autres demandes. La com-
mission va s'instituer et elle travaillera dans les meilleu-
res conditions possibles (informatique, personnel supple´-
mentaire). En ce qui concerne les demandeurs, des
de´lais si longs sont difficiles a` accepter et je suis le
premier a` partager leur impatience. Il faut tout de me^me
se souvenir qu'avant 1995 et avant la pre´ce´dente le´gis-
lature, toute une se´rie de revendications n'e´taient pas
rencontre´es et le pre´ce´dent gouvernement a mis un point
d'honneur a` y re´pondre. Je crois que les associations
patriotiques en sont conscientes.
De heer Marcel Hendrickx (CVP) : Mijnheer de minister,
uw antwoord van 10 maart 1999 aan collega Goutry is
bijna hetzelfde als wat u nu zegt.
Ik heb het gevoel dat u eigenlijk een probleem hebt om
voor die dienst gekwalificeerd personeel te vinden. De 14
contractuele bedienden, die slechts in tijdelijk verband
werden aangeworven, voelen zich waarschijnlijk niet zo
verbonden met de betrokken dienst.
Van 1995 tot 2000 is voldoende tijd verstreken om die
dienst goed uit te bouwen, zij het met een tijdelijk
karakter omdat die aanvraag eenmalig was.
De betrokkenen verdienen het dat hun dossiers worden
afgehandeld.
M. Andre´ Flahaut, ministre : Je ne vais pas de´fendre a`
tout prix le service. Un renforcement de quatorze
contractuels s'est ope´re´; nous avons demande´ par
ailleurs, notamment aupre`s du ministre de la Fonction
publique et de celui du Budget, deux contractuels sup-
ple´mentaires. Je vous invite a` me poser a` nouveau la
me^me question a` la fin du mois de fe´vrier et d'ici-la`, je
vais reprendre mon ba^ton de pe`lerin pour aller revoir
comment ces services fonctionnent effectivement. Avec
plaisir, je vous invite a` me reposer la me^me question a` la
fin du mois de fe´vrier.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Luc Sevenhans aan de
vice-eerste minister en minister van Begroting, Maat-
schappelijke Integratie en Sociale Economie over
het ministerieel besluit van 29 november 1999 be-
treffende de vervanging van de financie¨le hulp door
materie¨le hulp
(nr. 626)
Question orale de M. Luc Sevenhans au vice-premier
ministre et ministre du Budget, de l'Inte´gration so-
ciale et de l'E
´ conomie sociale sur
l'arre^te´ ministe´riel
du 29 novembre 1999 concernant le remplacement
de l'aide financie`re par l'aide mate´rielle
De heer Luc Sevenhans (Vlaams Blok) : Mevrouw de
voorzitter, mijnheer de minister, ik stel deze vraag omdat
de problematiek mij nogal bekend is.
Ik heb jarenlang ervaring als OCMW-raadslid en was dan
ook verrast toen ik over de radio hoorde dat er een nieuw
ministerieel besluit was verschenen. In dezelfde uitzen-
ding hoorde ik het tot op de grond gelijk maken door de
heer Bob Cools, de OCMW-voorzitter van het grootste
OCMW van Vlaanderen.
Het ministerieel besluit om het OCMW aan te sporen in
materie¨le opvang te voorzien in plaats van in een finan-
cie¨le regeling zal volgens mij weinig resultaat opleveren.
Op dat punt kan ik de visie van mijnheer Cools bijtreden.
Mijnheer de minister, de bedoeling is waarschijnlijk goed,
maar de gebruikte middelen trek ik toch in twijfel. Met
deze middelen zal het oude systeem, dat erin bestaat het
levensminimum te betalen en asielzoekers door te sturen
naar de grote steden, zeker niet veranderen.
HA 50
COM 072
27
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Sevenhans
De reactie van heel wat OCMW voorzitters is, op enkele
uitzonderingen na, weinig positief. Een algemene reactie
is dat de maatregel op vrijwillige basis wordt toegepast
en men vraagt zich dan ook af waarom men het gemak-
kelijke systeem zou opgeven.
Het bedrag van 1 110 frank, zoals bepaald in het minis-
terieel besluit, is absoluut onvoldoende, tenzij men be-
slist overal in opvangcentra te gaan voorzien. Individuele
opvang is voor dat bedrag onmogelijk.
Het is ook niet politiek opportuun asielzoekers op te
nemen in de gemeente. Als het zo is, moet men dat ook
duidelijk durven zeggen, maar thans kleedt men het
allemaal mooi in met allerlei hypocriete argumenten. In
mijn eigen gemeente zal niemand zich echt geroepen
voelen om de zogenaamde vluchtelingen op haar grond-
gebied op te nemen. We zijn allemaal wel democraten,
maar men moet het ook niet overdrijven.
Mijnheer de minister, ik begrijp dat u een oplossing wil
zoeken voor het vluchtelingenprobleem. U zegt terecht
dat het huidige systeem mensen aantrekt, en dat mag
toch nooit de bedoeling zijn.
Een eenvoudige berekening leert mij dat, als dit systeem
ingang vindt, men zelfs voor het bedrag van 1 110 frank
een verhoging zal kennen van 50% van de investering
die de federale regering doet. De meeste OCMW-
voorzitters zijn het met mij eens dat dit het verkeerde
middel is. Van het probleem bent u zeer goed op de
hoogte, maar deze oplossing is mijns inziens niet de
goede.
Ik neem aan dat u de reacties van de verschillende
burgemeesters hebt kunnen analyseren. Zult u uw visie
nu veranderen naar aanleiding van de negatieve reac-
ties, of gaat u er gewoon mee verder ?
Minister Johan Vande Lanotte : Mevrouw de voorzitter,
collega's, het zou me verbazen als veranderingen geen
negatieve reacties meer uitlokken. Op het ogenblik dat
de federale centra werden geopend, zorgde dit voor
problemen. Ondertussen werden er reeds meer dan
4 000 mensen opgevangen.
Er bestaat heel wat onduidelijkheid over de recente
maatregel. In januari zullen de OCMW-voorzitters en
-secretarissen en burgemeesters per provincie worden
uitgenodigd voor een toelichting.
De federale overheid zal de steden en gemeenten, die
wel het bestaansminimum betalen maar de mensen
doorsturen naar een andere gemeente, niet langer de
verschuldigde bedragen terugbetalen. Op dit ogenblik
krijgt een gemeente die mensen doorstuurt 50% van het
bedrag terugbetaald.
In het nieuwe opvangsysteem moeten de gemeenten
minder mensen opvangen. Bovendien vermindert de
druk op de sociaal assistenten van het OCMW. In een
klein opvangcentrum van 40 mensen is er geen werk
meer. Het Rode Kruis kan tegen die prijs perfect 40
mensen voor het OCMW opvangen. Het OCMW kan
deze taak uitbesteden aan organisaties die terzake erva-
ring hebben. Op die manier wordt de werkdruk vermin-
derd. De sociaal assistenten kunnen zich bezighouden
met de begeleiding. Het nieuwe systeem zal eveneens
een invloed hebben op het aantal asielzoekers. Ik her-
haal dat gemeenten die hun verantwoordelijkheid willen
afschuiven, financieel zullen gestraft worden omdat ze de
uitbetaalde bedragen niet kunnen terugvorderen.
Op dit ogenblik zijn een zestal gemeenten sterk gei¨nte-
resseerd in het nieuw systeem. Ik heb reeds twee
overeenkomsten gesloten voor een 50-tal mensen. Een
evaluatie van de standpunten van de gemeenten inzake
het nieuwe systeem kan, mijns inziens, in februari of
maart gebeuren. Ik geloof in het nieuwe systeem maar
sta open voor suggesties van de gemeentebesturen.
Wat Antwerpen betreft, vermoed ik dat de situatie weinig
zal veranderen. Antwerpen wordt immers met een ander
probleem geconfronteerd. Het moet geen asielzoekers
meer inschrijven. Al de asielzoekers willen echter naar
Antwerpen. Ik kan dit niet tegenhouden. Dit is historisch
gegroeid. Ik ben me ervan bewust dat het nieuwe sys-
teem de problemen van Antwerpen en Brussel niet zal
oplossen. Het kan echter wel een oplossing bieden voor
de problemen van andere steden.
Bepaalde gemeenten blijven mensen doorsturen naar
Antwerpen. Rijke gemeenten rond Antwerpen nemen
dikwijls een dergelijke beslissing. Men moet rekening
houden met de gemeentelijke autonomie.
Mevrouw de voorzitter, dit is geen revolutionaire wijziging
maar een betere opvang die misbruiken beperkt en de
aantrekkingskracht van ons land verkleint.
Een betere opvang, minder misbruik en een beperking
van de aantrekkingskracht zijn drie redenen waarom de
regering deze maatregel heeft uitgewerkt. Het zal een
deel van de problemen uit de weg ruimen.
De heer Luc Sevenhans (Vlaams Blok) : Mevrouw de
voorzitter, ik dank de minister voor zijn genuanceerd
antwoord.
Het is correct dat er enorme verschillen bestaan. Be-
paalde gemeenten hebben 100 asielzoekers ingeschre-
ven, maar vangen ze niet persoonlijk op. Als gemeenten
het nieuwe systeem correct willen uitvoeren, kunnen
sommige de opvang onmogelijk organiseren omdat ze
over onvoldoende financie¨le middelen beschikken.
28
HA 50
COM 072
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Sevenhans
Opvang in centra is een programmapunt van het Vlaams
Blok. Niet elke gemeente kan een dergelijk centrum
uitbouwen.
Mijnheer de minister, ik kijk met belangstelling uit naar de
reacties van de OCMW-voorzitters.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 17.03 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 17.03 heures.
HA 50
COM 072
29
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000