B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR HET
B
EDRIJFSLEVEN
,
HET
W
ETENSCHAPSBELEID
,
HET
O
NDERWIJS
,
DE
N
ATIONALE WETENSCHAPPELIJKE
EN CULTURELE INSTELLINGEN
,
DE
M
IDDENSTAND
EN DE
L
ANDBOUW
COMMISSION DE L
'E
CONOMIE
,
DE LA
P
OLITIQUE SCIENTIFIQUE
,
DE L
'E
DUCATION
,
DES
I
NSTITUTIONS SCIENTIFIQUES
ET CULTURELLES NATIONALES
,
DES
C
LASSES MOYENNES
ET DE L
'A
GRICULTURE
VAN
DU
14-12-1999
14-12-1999
HA 50
COM 071
HA 50
COM 071
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 071
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes conférés pour l'Organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement du citoyens pour le changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social-chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie & ID21
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 50 0000/00 : Documents parlementaires de la 50e
DOC 50 0000/00 : Parlementaire documenten van de 50e zittingsperiode +
législature, suivi du n° et dy n° consécutif
het nummer en het volgnummer
QRVA
: Question et Réponses écrites
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
HA
: Annales (Compte Rendu intégral)
HA
: Handelingen (Beknopt Verslag)
CRA
: Compte Rendu Analitique
BV
: Beknopt Verslag
PLEN
: Séance plénière
PLEN
: Plenum vergadering
COM
: Réunion de commission
COM
: Commissievergadering
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officiele publicaties, van de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation, 1008 Bruxelles
Natieplein, 1008 Brussel
Fax : 02/549 82 60
Fax : 02/549 81 60
Tél. : 02/549 82 74
Tel. : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 14 december 1999
COMMISSIE
VOOR
HET
BEDRIJFSLEVEN,
HET
WETENSCHAPSBELEID,
HET
ONDERWIJS,
DE
NATIONALE WETENSCHAPPELIJKE EN CULTURELE
INSTELLINGEN,
DE
MIDDENSTAND
EN
DE
LANDBOUW
-
COM 071
Samengevoegde interpellaties en mondelinge vraag :
- interpellatie van mevrouw Martine Dardenne tot de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek
over
de octrooiverlening op levende organismen
(nr. 163)
- mondelinge vraag van mevrouw Magda De Meyer aan
de minister van Economie en Wetenschappelijk Onder-
zoek over
de octrooien op levende organismen (nr. 573)
- interpellatie van mevrouw Simonne Creyf tot de minister
van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek over
de
houding van Belgie¨ ten aanzien van de Europese octrooi-
richtlijn
(nr. 189)
5
sprekers : Martine Dardenne, Magda De Meyer, Rudy
Demotte, minister van Economie en Wetenschappelijk
Onderzoek
Moties
12
Mondelinge vraag van de heer Jean-Paul Moerman aan
de minister van Landsverdediging en aan de minister van
Economie en Wetenschappelijk Onderzoek over
de po-
sitie van de Belgische ondernemingen in het kader
van de industrie¨le activiteiten met civiele en/of militaire
toepassingen
(nr. 430)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van
Economie en Wetenschappelijk Onderzoek)
13
sprekers : Jean-Paul Moerman, Rudy Demotte, minis-
ter van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek
Mondelinge vraag van mevrouw Simonne Creyf aan de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek
over
de verkoop van alcohol in de nachtwinkels (nr. 597)
14
sprekers : Simonne Creyf, Rudy Demotte, minister
van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek
Mondelinge vraag van mevrouw Simonne Creyf aan de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek
over
de vervalsing van betaalkaarten (nr. 662)
15
sprekers : Simonne Creyf, Rudy Demotte, minister
van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek
Mondelinge vraag van de heer Claude Eerdekens aan de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek
over
de betrekkingen waarvoor betaald moet worden
(nr. 621)
16
sprekers : Claude Eerdekens, voorzitter van de
PS-fractie, Rudy Demotte, minister van Economie en
Wetenschappelijk Onderzoek
Sommaire
Mardi 14 de´cembre 1999
COMMISSION DE L'E
´ CONOMIE, DE LA POLITIQUE
SCIENTIFIQUE, DE L'E
´ DUCATION, DES INSTITUTIONS
SCIENTIFIQUES
ET
CULTURELLES
NATIONALES,
DES CLASSES MOYENNES ET DE L'AGRICULTURE
COM 071
Interpellations et question orale jointes :
- interpellation de Mme Martine Dardenne au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique sur
le brevet-
age du vivant
(n° 163)
- question orale de Mme Magda De Meyer au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique sur
le brevet-
age du vivant
(n° 573)
- interpellation de Mme Simonne Creyf au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique sur
la position
de la Belgique au sujet de la directive europe´enne sur les
brevets
(n° 189)
5
orateurs : Martine Dardenne, Magda De Meyer, Rudy
Demotte, ministre de l'Economie et de la Recherche
scientifique
Motions
12
Question orale de M. Jean-Paul Moerman au ministre de
la De´fense et au ministre de l'Economie et de la Recher-
che scientifique sur
le positionnement des entreprises
belges dans le cadre des activite´s industrielles a` applica-
tions civiles et/ou militaires
(n° 430)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre de l'Economie et
de la Recherche scientifique)
13
orateurs : Jean-Paul Moerman, Rudy Demotte, mini-
stre de l'Economie et de la Recherche scientifique
Question orale de Mme Simonne Creyf au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique sur
la vente
d'alcool dans les magasins ouverts durant la nuit
(n° 597)
14
orateurs : Simonne Creyf, Rudy Demotte, ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique
Question orale de Mme Simonne Creyf au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique sur
la falsifi-
cation des cartes de paiement
(n° 662)
15
orateurs : Simonne Creyf, Rudy Demotte, ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique
Question orale de M. Claude Eerdekens au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique sur
les em-
plois payants
(n° 621)
16
orateurs : Claude Eerdekens, pre´sident du groupe PS,
Rudy Demotte, ministre de l'Economie et de la Recher-
che scientifique
HA 50
COM 071
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van de heer Andre´ Fre´de´ric aan de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek
over
publicaties bestemd voor alle brievenbussen
(nr. 620)
17
sprekers : Andre´ Fre´de´ric, Rudy Demotte, minister
van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek
Mondelinge vraag van mevrouw Frieda Brepoels aan de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek
over
de controle op vuurwerk (nr. 642)
17
sprekers : Frieda Brepoels, Rudy Demotte, minister
van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek
Schorsing
19
Mondelinge vraag van de heer Daan Schalck aan de
staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling
over
de aangekondigde tariefdalingen voor elektriciteit
met ingang van 1 juli 2000
(nr. 535)
19
sprekers : Daan Schalck, Olivier Deleuze, staatsse-
cretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling
Mondelinge vraag van de heer Joos Wauters aan de
staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling
over
de berging van nucleair afval (nr. 586)
20
sprekers : Joos Wauters, Olivier Deleuze, staatsse-
cretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling
Question orale de M. Andre´ Fre´de´ric au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique sur
les publi-
cations toutes boi^tes
(n° 620)
17
orateurs : Andre´ Fre´de´ric, Rudy Demotte, ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique
Question orale de Mme Frieda Brepoels au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique sur
le contro^le
des feux d'artifice
(n° 642)
17
orateurs : Frieda Brepoels, Rudy Demotte, ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique
Suspension
19
Question orale de M. Daan Schalck au secre´taire d'Etat a`
l'Energie et au De´veloppement durable sur
la re´duction
annonce´e des tarifs de l'e´lectricite´ a` compter du 1er juil-
let 2000
(n° 535)
19
orateurs : Daan Schalck, Olivier Deleuze, secre´taire
d'Etat a` l'Energie et au De´veloppement durable
Question orale de M. Joos Wauters au secre´taire d'Etat a`
l'Energie et au De´veloppement durable sur
le stockage
des de´chets nucle´aires
(n° 586)
20
orateurs : Joos Wauters, Olivier Deleuze, secre´taire
d'Etat a` l'Energie et au De´veloppement durable
4
HA 50
COM 071
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE L'E´CONOMIE,
DE LA POLITIQUE SCIENTIFIQUE,
DE L'E´DUCATION, DES INSTITUTIONS
SCIENTIFIQUES ET CULTURELLES
NATIONALES, DES CLASSES MOYENNES
ET DE L'AGRICULTURE
COMMISSIE VOOR HET BEDRIJFSLEVEN,
HET WETENSCHAPSBELEID,
HET ONDERWIJS, DE NATIONALE
WETENSCHAPPELIJKE EN CULTURELE
INSTELLINGEN, DE MIDDENSTAND
EN DE LANDBOUW
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 14 DE
´ CEMBRE 1999
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 14 DECEMBER 1999
De vergadering wordt geopend om 14.15 uur door de
heer Jos Ansoms, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 14.15 heures par M. Jos
Ansoms, pre´sident.
Interpellations et question orale jointes :
- interpellation de Mme Martine Dardenne au ministre
de l'Economie et de la Recherche scientifique sur
le
brevetage du vivant
- question orale de Mme Magda De Meyer au ministre
de l'Economie et de la Recherche scientifique sur
le
brevetage du vivant
- interpellation de Mme Simonne Creyf au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique sur
la
position de la Belgique au sujet de la directive
europe´enne sur les brevets
Samengevoegde
interpellaties
en
mondelinge
vraag :
- interpellatie van mevrouw Martine Dardenne tot de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onder-
zoek over
de octrooiverlening op levende organis-
men
(nr. 163)
- mondelinge vraag van mevrouw Magda De Meyer
aan de minister van Economie en Wetenschappelijk
Onderzoek over
de octrooien op levende organis-
men
(nr. 573)
- interpellatie van mevrouw Simonne Creyf tot de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onder-
zoek over
de houding van Belgie¨ ten aanzien van de
Europese octrooirichtlijn
(nr. 189)
Mme Martine Dardenne (AGALEV-ECOLO) : Monsieur
le pre´sident, monsieur le ministre, chers colle`gues, la
directive 98/44 sur la protection juridique des inventions
biotechnologiques a fait l'objet de de´bats tre`s longs et
parfois durs au Parlement europe´en. Cette directive avait
e´te´ refuse´e une premie`re fois par l'assemble´e parlemen-
taire europe´enne en 1995. Elle a ensuite e´te´ rede´pose´e
par la Commission et finalement adopte´e en 1997 - on
peut le dire - sous la pression d'une se´rie de lobbies
inte´resse´s, notamment le ge´nie ge´ne´tique, l'agro-
alimentaire et l'industrie pharmaceutique.
L'habillage juridique cite´ par les partisans du brevetage
ge´ne´ralise´ du vivant ne masque pas le contenu re´el de la
directive. Il s'agit bien d'une le´gislation visant avant tout a`
faciliter la vie des multinationales et a` e´tendre l'emprise
et la logique du secteur marchand a` des domaines qui lui
e´taient jusque la` exte´rieurs, sinon interdits.
En fait, le principe du brevetage des organismes vivants
et du support de l'he´re´dite´ - c'est-a`-dire des se´quences
d'ADN - est devenu la base me^me de la directive.
Je m'en voudrais de ne pas rappeler au moins trois
points ici. Le premier parlera des pre´suppose´s sur les-
quels repose la notion de brevetage. Le second concerne
les changements fondamentaux du concept me^me de
brevetage qui sont induits par cette directive. Et, en
troisie`me lieu, les conse´quences de la ge´ne´ralisation de
cette pratique en ce qui concerne le vivant. C'est ce que
la directive nomme pudiquement les inventions biotech-
nologiques.
Quels sont les pre´suppose´s qui sont a` la base de la
notion de brevetage ? Avant de re´pondre a` cette ques-
tion, il faut rappeler une chose qui e´tait e´vidente jusqu'il
HA 50
COM 071
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Martine Dardenne
y a peu, mais qui ne l'est plus. C'est que les processus
biologiques ont toujours e´te´ exclus de la brevetabilite´, du
fait de leur caracte`re incontro^lable. Au de´part, seuls les
processus physiques et, dans un deuxie`me temps, les
me´canismes chimiques furent conside´re´s comme des
forces naturelles qui pouvaient e^tre pre´dites et contro^-
le´es.
Il y eut de`s lors consensus sur le fait que
seules les
inventions dont le contenu re´sultait de l'application arbi-
traire de formes humaines exte´rieures a` la matie`re
inanime´e pouvaient e^tre brevete´es.
Cette de´finition a
e´te´ donne´e par la division d'appel de l'office allemand
des brevets.
Certes, il est fondamental, dans une socie´te´ e´volue´e, de
prote´ger les droits de ceux qui contribuent, par leur
travail, a` l'approfondissement des connaissances et a`
l'enrichissement collectif de l'humanite´. Les cre´ateurs,
les chercheurs, les inventeurs ne peuvent se voir de´-
posse´de´s de la paternite´ de leurs de´couvertes et inven-
tions, en particulier lorsque des applications commercia-
les rentables sont pre´visibles.
Le me´canisme du brevet ne pose gue`re de proble`mes
quand on reste dans le domaine de l'inanime´. Par contre,
il soule`ve des questions fondamentales quand on veut
l'appliquer au vivant et en particulier a` l'homme lui-
me^me.
J'en viens maintenant au deuxie`me point, que j'ai
d'ailleurs de´ja` pu aborder a` l'occasion d'interpellations
de´veloppe´es au Se´nat durant la pre´ce´dente le´gislature :
les changements fondamentaux me^mes du concept de
brevetage qui sont induits par cette directive.
Que se passe-t-il actuellement ? On fait comme si de rien
n'e´tait. Effectivement, dans la plupart des pays euro-
pe´ens, la de´livrance de brevets sur les ge`nes, qui s'ope`re
plus ou moins a` la sauvette, ne se fait pas sur la base
d'une loi nationale mais a de´coule´ d'interpre´tations juri-
diques successives dont le public n'a pratiquement ja-
mais eu connaissance. Ainsi, l'Office europe´en des bre-
vets prend-il des de´cisions en matie`re de brevetage sur
le vivant, sur la base de la convention europe´enne de
1973 sur laquelle je reviendrai en fin d'interpellation.
Cette directive ne disait bien e´videmment mot - et pour
cause - des inventions biotechnologiques.
Toutes les de´cisions prises de cette manie`re par l'Office
europe´en des brevets sont susceptibles d'e^tre le´gale-
ment conteste´es, vu l'absence de base juridique claire. Il
y a d'ailleurs des proce`s pendants devant les tribunaux,
notamment sur la souris transge´nique, si je ne m'abuse.
Le but de la directive est de garantir la se´curite´ juridique
a`
tous les inventeurs et a` toutes les matie`res concer-
ne´es par les biotechnologies. Cette se´curite´ juridique
passe par des changements fondamentaux du concept
me^me du brevetage.
La premie`re diffe´rence, le premier changement induit sur
la notion de brevet est l'e´limination de la diffe´rence entre
la de´couverte et l'invention. La directive pre´cise, en effet,
qu'une matie`re biologique isole´e de son environnement
naturel ou produite a` l'aide d'un proce´de´ technique peut
e^tre l'objet d'une invention, me^me lorsqu'elle pre´existait a`
l'e´tat naturel.
Il faut donc bien faire la diffe´rence entre deux e´le´ments :
d'une part, la matie`re biologique qui pre´existe, qui n'est
pas quelque chose que l'on invente mais que l'on de´cou-
vre ou dont on met a` jour les processus; d'autre part, les
techniques et les processus qui servent a` mettre a` jour
les processus.
Si nous pouvons accepter que les techniques de mise a`
jour ou, en tout cas, de conservation soient effectivement
brevete´es, il n'en est pas de me^me des ge`nes que l'on
isole ou que l'on clone ou des se´quences de ge`nes
provenant de ve´ge´taux, d'animaux ou d'humains qui
deviennent brevetables d'apre`s l'acception de la directive
et qui sont conside´re´s de facto comme les proprie´te´s
intellectuelles potentielles d'un chercheur puisqu'ils sont
devenus de ve´ritables inventions. Non seulement pro-
prie´te´ intellectuelle d'un chercheur mais aussi d'une
institution ou d'une compagnie transnationale, me^me si
ces ge`nes existent depuis des milliers d'anne´es.
Deuxie`me e´le´ment fondamental, me semble-t-il, dans le
changement de concept, la condition de stricte reproduc-
tibilite´ que l'on exige des re´sultats d'une invention est
supprime´e par la directive. Il n'est de´sormais plus indis-
pensable que l'invention donne des re´sultats identiques
apre`s reproduction, ce qui e´tait un crite`re fondamental
jusqu'ici pour obtenir un brevet. La suppression de cette
condition de brevetabilite´ s'explique par le fait qu'il est
pratiquement impossible d'obtenir, avec les me´thodes
d'euge´nisme ge´ne´tique actuelles, une version ge´ne´tique-
ment identique des organismes vivants. Il y aura toujours
une petite diffe´rence.
L'intention de la directive est de supprimer toutes les
contraintes qui nuiraient a` cette forme de brevetage. Il
suffira donc, a` l'avenir, de de´poser un simple exemplaire
de l'invention prote´ge´e.
En ce qui concerne les ge`nes humains, la directive
pre´cise qu'un ge`ne humain ou tout autre e´le´ment peut
constituer une invention brevetable de`s lors qu'il est isole´
du corps humain. Nous serons biento^t
brevete´s. Les
femmes le sont de´ja` en partie puisqu'une substance du
lait maternel est brevete´e.
Cet article consacre la marchandisation et la commercia-
lisation du corps humain. On peut se poser le´gitimement
la question de savoir si le ge´nome humain n'est pas le
patrimoine commun de l'humanite´. La conception selon
laquelle l'e^tre humain, comme l'animal ou le ve´ge´tal, se
re´duit a` un assemblage d'organes, de cellules ou de
6
HA 50
COM 071
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Martine Dardenne
se´quences d'ADN s'impose pre´cise´ment avec l'adoption
de cette directive. La commercialisation qui s'ensuit,
quelles que soient les fausses balises mises en place, en
est la conse´quence logique.
Cette conception marchande se heurte a` une se´rie de
positions officielles. En 1991, notamment, le Comite´
consultatif national d'e´thique franc¸ais avait remis un avis
significatif sur la non-commercialisation du ge´nome hu-
main. Plus re´cemment, en 1996, la Commission juridique
du comite´ international de bioe´thique de l'Unesco a
de´clare´ le ge´nome humain patrimoine commun de l'hu-
manite´ et a mis l'accent sur l'impe´rieuse ne´cessite´ d'un
partage e´quitable des connaissances scientifiques sur le
ge´nome humain qui doivent profiter a` l'humanite´ dans
son ensemble. C'est un des aspects essentiels du pro-
ble`me.
Autre point de comparaison, la Convention europe´enne
sur les brevets, de me^me d'ailleurs que l'ADPIC, accord
relatif aux aspects des droits de proprie´te´ intellectuelle
qui touchent au commerce du GATT, exclut de la breve-
tabilite´ les techniques the´rapeutiques et diagnostiques
qui sont, la plupart du temps, lie´es a` cette proble´matique
des ge`nes.
Cela doit sans doute faire partie du paquet que l'on
voudrait revoir a` l'OMC mais chacun sait ce qu'il est
advenu a` Seattle de cet ensemble de propositions.
Je voudrais e´voquer rapidement les conse´quences du
glissement de cette notion de brevet sur les inventions et
non sur les de´couvertes, et donc le brevetage du vivant.
Ces conse´quences sont nombreuses. C'est notamment
la marginalisation des petits agriculteurs, la le´galisation
de la
biopiraterie, l'exclusion du tiers monde, la dimi-
nution de la qualite´, l'augmentation des prix et l'e´rosion
de la biodiversite´.
Comment se fait-il que les petits agriculteurs se retrou-
veront marginalise´s ? En fait, c'est assez simple a` com-
prendre - et je pense que nous en avons de´ja` abondam-
ment parle´. En fait, le brevetage des semences agricoles
menace le milliard de producteurs du Sud, qui nourris-
sent 80% de la population des pays sous-de´veloppe´s,
lequel brevetage permettra a` des socie´te´s prive´es de
contro^ler toute la chai^ne alimentaire, depuis le patrimoine
ge´ne´tique jusqu'a` la commercialisation des aliments. Les
socie´te´s agro-chimiques de´veloppent des plantes a` haut
rendement, qui exigent une consommation accrue de
pesticides et d'engrais chimiques dans la production
desquels elles interviennent e´galement en retour.
Sous couvert de libe´ralisation, nous sommes en re´alite´
confronte´s aux formes de monopole les plus avance´es,
le brevetage e´tant d'ailleurs a` mon sens une des formes
les plus parfaites du protectionnisme. Une fois de´tentri-
ces d'un brevet, ces socie´te´s peuvent interdire a` un
agriculteur de reproduire lui-me^me les semences ou de
les croiser avec d'autres. Conse´quemment, ce droit au
re´ensemencement, revendique´ par tous les agriculteurs
du tiers monde, se trouve de la sorte largement menace´
par la directive en question. Il est donc vrai que ce
syste`me engendre l'exclusion des producteurs les plus
pauvres, en entravant leur capacite´ de produire des
aliments et de gagner leur vie, qu'il renforce dangereu-
sement la de´pendance de paysans vis-a`-vis de socie´te´s
transnationales et qu'il re´duit de ce fait aussi l'autosuffi-
sance alimentaire.
En outre, qu'en est-il de la le´galisation de la biopiraterie ?
Le brevetage du vivant va encourager les socie´te´s pri-
ve´es a` puiser dans la riche biodiversite´ des pays du Sud,
afin de cre´er des produits qu'elles commercialisent en-
suite sur le marche´ international. Les petits agriculteurs
et les communaute´s locales des pays sous-de´veloppe´s
se voient ainsi de´posse´de´s d'une richesse qu'ils ont
prote´ge´e et ame´liore´e au cours des sie`cles, me^me si
c'e´tait de manie`re empirique. L'on estime que l'utilisation
des ressources ge´ne´tiques du tiers monde dans le
secteur agricole rapporte aux pays de´veloppe´s quatre a`
cinq milliards de dollars par an. Partant, le tiers monde
est e´videmment exclu, puisque la cre´ation de semences
agricoles et l'obtention de brevets constituent des pro-
cessus extre^mement lents, spe´cialise´s et cou^teux, et
puisque le tiers monde ne dispose pas de ces technolo-
gies et n'a pas le me^me acce`s au brevetage que les
nations riches. De la`, les petits producteurs se retrouvent
dans l'incapacite´ de tirer profit de leurs connaissances
traditionnelles et de leurs innovations, ce qui accroi^t les
phe´nome`nes de de´pendance.
Par ailleurs, l'on peut se dire que dans les pays riches ou`
les brevets sont autorise´s, l'industrie agro-alimentaire
pre´fe`re les semences brevetables, c'est-a`-dire manipu-
le´es ge´ne´tiquement, car celles-ci ge´ne`rent des revenus
plus importants. Ne´anmoins, les conse´quences des or-
ganismes ge´ne´tiquement modifie´s sur l'environnement et
sur la sante´ publique demeurent largement me´connues.
De plus, les brevets vont impliquer la perception de
royalties de`s l'achat de semences et le prix des aliments
ne pourra qu'augmenter en conse´quence sur le marche´
mondial.
Enfin, je pointerai comme dernie`re conse´quence de ce
brevetage l'e´rosion de la biodiversite´, e´tant donne´ que le
de´veloppement de l'agriculture industrielle, favorise´e par
le brevetage du vivant, provoque bien entendu une
fulgurante e´rosion de la biodiversite´. Il est urgent de s'en
pre´occuper car cette agriculture industrielle constituera
- et constitue d'ailleurs de´ja` - la source me^me de l'ali-
mentation mondiale et car le processus d'e´rosion de la
biodiversite´ est de´ja` en marche - pour preuve, en Gre`ce,
nous sommes passe´s de mille espe`ces de ble´ emblave´
au de´but du sie`cle a` sept ou huit aujourd'hui.
HA 50
COM 071
7
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Martine Dardenne
Il est e´vident que l'e´rosion de la biodiversite´ constitue
potentiellement un danger, notamment en matie`re d'ali-
mentation mondiale, contrairement a` ce que l'on croit
trop souvent.
Au surplus, outre les pays du Sud et les agriculteurs, les
consommateurs seront aussi perdants, puisque les bre-
vets encouragent notamment le de´veloppement des or-
ganismes ge´ne´tiquement modifie´s. Les consommateurs
n'y trouveront aucun avantage, d'autant qu'ils sont tre`s
peu informe´s et ne be´ne´ficient gue`re d'e´tiquetages cor-
rects. De la me^me fac¸on, l'on peut affirmer que les
patients seront aussi touche´s par le brevetage ge´ne´ralise´
du vivant, e´tant donne´ que des socie´te´s pharmaceuti-
ques pourront a` l'avenir devenir proprie´taires de ge`nes
ou d'une se´quence de ge`nes, qu'elles ont de´couverts et
non invente´s, et qu'elles pourront de`s lors entraver la
recherche scientifique en bloquant ce ge`ne ou cette se´rie
de ge`nes. Partant, le syste`me du brevetage n'encourage
assure´ment pas la recherche commune de nouveaux
traitements me´dicaux, ce qui est de´ja` illustre´ aujourd'hui
par de nombreux exemples concrets.
D'autre part, l'environnement sera e´galement perdant
puisque la disse´mination des OGM entrai^ne des trans-
ferts de ge`nes, entrai^ne l'utilisation accrue de certains
pesticides, entrai^ne des cas de re´sistance et une perte
de biodiversite´ des e´cosyste`mes.
J'estime donc utile de rappeler ces diffe´rents enjeux
puisqu'ils restent en de´bat. En effet, a` la suite de
l'adoption de cette directive, plusieurs gouvernements
- Pays-Bas, Italie et Norve`ge en qualite´ de membre de
l'espace e´conomique europe´en - ont introduit une action
en annulation aupre`s de la Cour europe´enne de justice.
Comme je viens de le dire, les arguments e´thiques et
juridiques ne manquent pas pour motiver cette de´cision
d'annulation.
Au lendemain de Seattle, la question du brevetage trouve
un e´cho de plus en plus large dans l'opinion publique. Un
e´le´ment nouveau vient d'apparai^tre dans le dossier; c'est
sur cet e´le´ment que je voulais vous interroger, mais je
trouvais ne´cessaire de refaire le point sur la question.
L'Office europe´en des brevets a de´cide´, le 16 juin dernier,
de proce´der a` une modification du re`glement d'applica-
tion de la Convention europe´enne des brevets en y
inte´grant les donne´es les plus contestables de la direc-
tive 98/44, ce qui arrange bien certaines socie´te´s. Ces
modifications sont entre´es en vigueur le 1er septembre
1999 et autorisent l'Office europe´en des brevets a` oc-
troyer des brevets dans des domaines conteste´s par des
gouvernements qui ont introduit des recours en annula-
tion.
Le conseil d'administration de l'Office europe´en des
brevets a manifestement pris une de´cision qui exce`de sa
compe´tence, parce qu'en modifiant le re`glement d'appli-
cation de la convention, il a modifie´ la convention s'agis-
sant de ce domaine. Cela rele`ve pre´cise´ment des attri-
butions
exclusives
des
Etats
membres
et
cette
modification de la convention rele`ve des Etats membres.
Je rappelle ce qui s'est passe´ pre´alablement sur le vote
de la directive. La Belgique s'e´tait abstenue lors du vote
en Conseil des ministres puisqu'il avait e´te´ impossible
d'obtenir un accord de toutes les re´gions; un de´bat avait
eu lieu au parlement, comme je l'ai rappele´.
La situation e´tant ainsi pose´e, monsieur le ministre, je me
permets de vous poser les questions suivantes. Allez-
vous exiger l'annulation de la de´cision ille´gale du conseil
d'administration de l'Office europe´en des brevets en date
du 16 juin 1999, puisque la Belgique est partie prenante
a` cette convention ? A tout le moins, exigerez-vous une
re´union des Etats membres de cette convention pour
e´claircir la question ?
Comptez-vous rouvrir le de´bat sur le contenu contestable
de la directive et re´clamer au moins un moratoire sur la
mise en oeuvre de la directive 98/44 qui n'est pas encore
transcrite ? Compte tenu du recours pendant a` la Cour
de justice europe´enne, la plus grande prudence s'impo-
serait : mettrez-vous en place un moratoire en attendant
la de´cision ?
Enfin, une question qui va plus loin : appuierez-vous les
gouvernements des Pays-Bas, d'Italie et de Norve`ge
dans une action en annulation de cette directive et,
e´ventuellement, comptez-vous vous joindre a` cette ac-
tion ?
Je vous remercie de´ja` de vos re´ponses.
Mevrouw Magda De Meyer (SP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, in het kader van de
WHO-onderhandelingen in Seattle die
faliekant zijn
afgelopen, wordt het debat over octrooien van levende
organismen weer ontzettend belangrijk en staat het in het
midden van de belangstelling.
Voor ons was het essentieel dat werd erkend dat multi-
laterale overeenkomsten over milieu, gezondheid, arbeid
en mensenrechten boven de WHO staan.
De wereldomvattende handelsrelaties moeten in die zin
worden geamendeerd. Het uitbreiden van TRIPS, trade
related intellectual property rights, tot levende organis-
men zou niet mogen plaatsvinden. Er bestaat een inhe-
rent conflict tussen de doelstelling van het biodiversiteits-
verdrag enerzijds en TRIPS anderzijds. TRIPS staat voor
monopolie en privatisering van biodiversiteit, terwijl het
biodiversiteitsverdrag precies het belang erkent van ge-
meenschappelijke rechten, van vrije beschikbaarheid
van biodiversiteit en het delen van de winsten die eruit
8
HA 50
COM 071
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda De Meyer
voortvloeien, dit in de optiek dat de aarde van iedereen
is. Het is dan ook geen wonder dat de ministers van de
Organisatie voor Afrikaanse Eenheid zich eensgezind
hebben uitgesproken tegen het octrooieren van levende
organismen.
Desondanks werd de richtlijn 98/44 van de Europese
Ministerraad met betrekking tot de juridische bescher-
ming van de biotechnologische uitvindingen door het
Europees Parlement wel degelijk goedgekeurd. Die richt-
lijn zou voor juli 2000 in nationale wetgeving moeten
worden verankerd.
Intussen hebben de regeringen van Nederland, Italie¨ en
Noorwegen de vernietiging gevraagd bij het Europees
Gerechtshof op basis van ethische en juridische argu-
menten. Desondanks heeft het Europees octrooien-
bureau de meest omstreden elementen uit deze richtlijn
al in een nieuw reglement omgezet.
Diverse derdewereldorganisaties vragen aan de Bel-
gische regering om stappen te ondernemen om deze
beslissing van het octrooienbureau, dat duidelijk zijn
boekje te buiten is gegaan, te vernietigen en om in
Europa aan te dringen op een moratorium op richtlijn
98/44 in afwachting van het vonnis van het Europees
Gerechtshof. De vraag is of de minister bereid is hierop in
te gaan.
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, op dit ogenblik is het
octrooieren van bepaalde biotechnologische uitvindingen
in principe niet mogelijk. Het cree¨ren van het Europees
juridisch kader heeft ongeveer 10 jaar geduurd en is
slechts vorig jaar beslecht met de goedkeuring van de
richtlijn 98/44 van het Europees Parlement en de raad
van 6 juli 1998. De Belgische regering heeft zich destijds
in de Europese Raad onthouden, maar de richtlijn moet
tegen 30 juli 2000 in Belgisch recht worden omgezet. Het
octrooieren van biotechnologische uitvindingen is geen
vanzelfsprekendheid. Er zijn vele maatschappelijke en
ethische vragen en bedenkingen bij de stellingen te
formuleren. Daarom heeft de vorige minister van Econo-
mie op 22 februari 1996 aan het raadgevend comite´ voor
bio-ethiek advies gevraagd met betrekking tot het voor-
stel van richtlijn betreffende de rechtsbescherming van
biotechnologische uitvindingen. Dit advies werd bijna
twee jaar later gegeven op 9 februari 1998. Van dit advies
zou men kunnen zeggen dat het beperkt is omdat het
geen rekening houdt met alle aspecten van leefmilieu,
derdewereld en zo meer. Het comite´ heeft zich bij de
vervulling van haar opdracht beperkt tot het beantwoor-
den van de ethische vragen die rechtstreeks te maken
hebben met de menselijke persoon en het menselijk
lichaam.
Het advies, waarvan vooral punten drie en vier belangrijk
zijn, is te interpreteren als volgt : een eerste principe
bestaat erin dat het niet a priori onethisch is een octrooi
te verlenen aan uitvindingen die gebruik maken van
biologisch materiaal met inbegrip van elementen van
menselijke oorsprong.
Punt vier van het advies zegt dat andere specifieke
principes de voorwaarden kunnen preciseren binnen
dewelke het aanvaardbaar is om een octrooi te verlenen
aan uitvindingen die op een of andere manier te maken
hebben met elementen van menselijke oorsprong.
Intussen hebben een aantal buitenlandse regeringen de
vernietiging van de richtlijn bij het Europees Hof aange-
vraagd. Het Europees octrooienbureau zou haar stand-
punt ten aanzien van biotechnologische uitvindingen
hebben versoepeld. De vraag is welke de houding van
Belgie¨ terzake is ?
Zal de regering een wetsontwerp in het parlement indie-
nen tot omzetting van de Europese richtlijn ?
Wanneer zal ze dit doen ? Tenslotte, zal de regering
rekening houden met het advies van het raadgevend
comite´ voor de bio-ethiek ?
M. Rudy Demotte, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, tout d'abord en ce qui concerne les
proble`mes qui viennent d'e^tre e´voque´s, je rele`ve un point
d'intersection, a` savoir la connotation e´thique de ces
de´bats. Les trois intervenants ont mis en e´vidence l'im-
portance de la relation e´quilibre´e ou non entre l'e´thique et
l'e´conomie.
Je partage l'opinion qui a e´te´ e´mise tout a` l'heure, a`
savoir que nous entrons dans une certaine mesure dans
une logique de cynisme par rapport a` la commercialisa-
tion du vivant. Je reconnais e´galement qu'il faut e^tre
extre^mement attentif. C'est un de mes soucis majeurs,
au titre de ministre de la Politique scientifique mais aussi
en tant qu'agent influenc¸ant le de´veloppement durable,
en ma qualite´ de ministre de l'Economie, de prote´ger la
biodiversite´.
La directive europe´enne du 6 juillet 1999 relative a` la
protection des inventions biotechnologiques a pose´ tre`s
concre`tement ce principe du sauvetage des organismes
vivants. Il ne faut pas se voiler la face : le de´bat est
ouvert. En vertu de cette directive, la Belgique est tenue,
madame Creyf, de transposer dans son droit national,
pour le 30 juillet 2000 au plus tard, cette disposition.
Ce principe de base pose´ par la directive suscite le´giti-
mement des espoirs et des inquie´tudes. Sur le principe
me^me, le Comite´ belge de bioe´thique a rendu un avis qui
est sans e´quivoque, en affirmant comme
principe pre-
mier
qu'il n'est pas a priori contraire a` l'e´thique d'ac-
corder un brevet sur des inventions impliquant la matie`re
HA 50
COM 071
9
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Rudy Demotte
biologique, y compris des e´le´ments d'origine humaine.
Cela dit, le Comite´ de bioe´thique a recommande´ que
d'autres principes pre´cisent les conditions de la breveta-
bilite´ d'inventions des e´le´ments d'origine humaine.
Cet avis du Comite´ belge de bioe´thique s'inscrit dans le
prolongement d'un autre avis, qui avait e´te´ e´mis le 25
septembre 1996 par le groupe des conseillers pour
l'e´thique de la biotechnologie de la Commission euro-
pe´enne. Or, je ne vous cacherai pas que la directive du 6
juillet dernier m'inspire certaines re´serves, notamment en
raison de l'approche technique pour ne pas dire techni-
ciste qui a e´te´ adopte´e par les auteurs de cette directive.
J'ai a` l'esprit ce concept de
Meilleur des Mondes de A.
Huxley, lorsqu'on aborde ces matie`res de la sorte.
Il importe e´videmment que la transposition de cette
directive, a` laquelle la Belgique est tenue, ne puisse
ouvrir la porte a` de pareilles de´rives. Cependant, il faut
raison garder et e´viter les raccourcis trop faciles dans
tous les sens et, a` juste titre, des manipulations ge´ne´ti-
ques peuvent e^tre perc¸ues ne´gativement lorsqu'il s'agit,
par exemple, de la question des organismes ge´ne´tique-
ment modifie´s, qui sont souvent vendus a` l'acheteur sans
me^me que celui-ci en ait conscience. Sur le plan e´thique,
cela me parai^t contestable, mais puisque j'ai dit ne pas
vouloir sombrer dans la caricature, la biotechnologie ne
peut e´videmment e^tre re´duite a` cela.
Donc, la recherche biotechnologique devrait conduire,
par exemple, a` l'e´mergence de nouvelles techniques.
Prenons l'exemple qui permettrait peut-e^tre demain de
fertiliser des terres de´sertiques et donc de nourrir des
populations qui, jusqu'a` pre´sent, n'avaient pas l'occasion
de retirer les ressources d'un sol peu fertile. Cela rele`ve
du domaine du re^ve. Ne brisons pas le re^ve !
De la` nai^t l'offre sur le plan me´dical, un potentiel qu'on ne
peut non plus ne´gliger.
La recherche biologique ne peut e^tre bannie d'emble´e,
mais doit e^tre encourage´e tout en e´tant fermement
encadre´e.
- Pre´sidente : Mme Muriel Gerkens
Il me semble fondamental qu'une question aussi impor-
tante que celle qui a e´te´ souleve´e par les trois membres
qui m'ont interpelle´ et qui aborde des aspects e´thiques
fondamentaux fasse l'objet d'un large de´bat public.
A cet e´gard, il est symptomatique de constater que les
experts en e´thique, qui ont e´te´ consulte´, ont a` chaque
fois fait remarquer que la complexite´ et le caracte`re
sensible des questions souleve´es dans le domaine de la
biotechnologie imposent de consentir des efforts particu-
liers pour mieux informer les citoyens sur les aspects tant
techniques que scientifiques, sociaux et e´thiques de ces
questions.
Deze overweging lijkt mij vooral juist te zijn.
Dat is de reden waarom ik niet van plan ben een definitief
standpunt in te nemen in deze materie vooraleer terzake
een uitgebreid colloquium te organiseren waarop alle
acteurs zullen worden uitgenodigd.
Het moet de bedoeling zijn de basisprincipes te analyse-
ren die de Belgische wet moet vastleggen ter aanvulling
van de Europese richtlijn, principes die nodig zullen zijn
voor de autoriteiten belast met het onderzoek van deze
octrooiaanvragen.
Ik meen dat er ten minste drie basisprincipes zouden
moeten worden opgenomen.
Ten eerste, de garantie van de waardigheid van het
menselijk lichaam.
Ten tweede, het principe van de vrije toestemming van de
donor en gegeven met kennis van zaken.
Ten derde, het verbod op het bekomen van een octrooi
voor de ontdekking of de identificatie van een gen of van
een gedeelte van een gen.
Om gedetailleerder terug te komen op de vragen die u
stelt, moet ik u er eerst op wijzen dat ik uw mening deel
over de op zijn minst ongebruikelijke methode gekozen
door het Europees octrooibureau voor de omzetting van
de Europese richtlijn. Belgie¨ heeft trouwens tegen het
voorstel gestemd dat door het octrooibureau is uiteenge-
zet tijdens de vergadering van de raad van beheer
gehouden van 14 tot 16 juni 1999.
Bij mijn weten is er echter geen enkel beroep mogelijk
tegen deze beslissing maar ik heb mijn administratie de
opdracht gegeven een gedetailleerd studie uit te voeren.
Wat het beroep tot vernietiging betreft ingediend tegen
de richtlijn van 6 juli 1999 heeft juridisch gezien geen
enkel opschortend effect. Belgie¨ is dus verplicht de
richtlijn om te zetten tegen 30 juli 2000.
Tenslotte lijkt het mij weinig waarschijnlijk dat er een
mogelijkheid zou bestaan om op het niveau van de Raad
en van het Europees Parlement een uitstel te bekomen
over het van kracht worden van de richtlijn. Immers, deze
richtlijn is aangenomen ingevolge een discussie die tien
jaar heeft geduurd en nauwelijks voltooid is.
Mme Martine Dardenne (AGALEV-ECOLO) : Madame
la pre´sidente, je voudrais remercier le ministre pour sa
re´ponse.
Monsieur le ministre, je voudrais cependant vous deman-
der des pre´cisions sur le
large de´bat public que vous
avez e´voque´. Envisagez-vous re´ellement de tenir un tel
de´bat ? Pourrait-on avoir des de´tails sur sa forme e´ven-
tuelle ? J'ai quant a` moi ma petite ide´e a` ce sujet.
J'aimerais en effet que l'on consulte, outre les experts
habituels, qui sont toujours les me^mes et qui sont ge´ne´-
ralement partie prenante, des non-spe´cialistes, les
consommateurs par exemple. Et ai-je bien compris qu'il y
aurait dans les principes de base l'interdiction du breve-
tage du ge`ne ou de parties de ge`ne ?
10
HA 50
COM 071
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
M. Rudy Demotte, ministre : Je vais vous donner lecture
exacte de ce que j'ai dit pour e´viter toute interpre´tation.
Donc les trois principes sont
1. la non-patrimonialite´ du
corps humain; 2. le principe du consentement libre et
informe´ du donneur; 3. l'interdiction d'obtenir un brevet
pour la de´couverte ou l'identification d'un ge`ne ou de la
se´quence de celui-ci
. Je vous donnerai e´videmment le
texte e´crit.
Mme Martine Dardenne (AGALEV-ECOLO) : Il est tre`s
important de savoir qu'il y a une interdiction de brevetage
sur la de´couverte ou l'identification d'un ge`ne. Mais cela
veut-il dire que c'est le ge`ne qui n'est pas brevetable ?
En effet, la technique qui permet de de´couvrir ou d'iden-
tifier peut a` mon avis e^tre brevete´e.
Quant a` l'autorisation librement consentie, je pense que
c'est un prinicpe tout a` fait louable qui doit effectivement
e^tre applique´, mais qui devrait e^tre tout autant applique´
quand il s'agit d'aller puiser dans la biodiversite´ des pays
tiers ou` il est ge´ne´ralement peu applique´, ou qui n'est en
tout cas pas aussi clair que l'on veut bien le laisser croire.
Je me fe´licite que vous envisagiez d'ouvrir largement le
de´bat. Cela donnera lieu a` bon nombre d'expressions
d'opinions inte´ressantes.
Mevrouw Magda De Meyer (SP) : Mevrouw de voorzitter,
het derde basisprincipe dat de minister heeft genoemd, is
een belangrijk uitgangspunt.
De minister heeft een colloquium over deze problematiek
aangekondigd. In de commissie voor de Volksgezond-
heid hebben wij gevraagd een debat te organiseren over
genetisch gemodificeerde organismen en biotechnologie
in het algemeen. Dit parlementaire debat zal in het
voorjaar van 2000 worden gevoerd. Bestaat er een
mogelijkheid om dit parlementaire initiatief deel te laten
uitmaken van het brede maatschappelijke debat dat de
minister zelf heeft georganiseerd ? Hiertoe kan er een
associatie worden gevoerd tussen de commissie voor de
Volksgezondheid en de commissie voor het Bedrijfsle-
ven. Ik dring erop aan dat men rekening houdt met het
initiatief ter zake van de commissie voor de Volksgezond-
heid.
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
ik wist niet dat de commissie voor de Volksgezondheid op
dit vlak reeds een initiatief had genomen. Ik hoop alles-
zins dat wij niet opnieuw zullen moeten meemaken dat
de commissie voor het Bedrijfsleven een advies formu-
leert voor de commissie voor de Volksgezondheid. Indien
er een debat komt over deze problematiek, dan moet dit
in de commissie voor het Bedrijfsleven gebeuren en voor
sommige aspekten die de volksgezondheid raken kan er
een gezamenlijke bespreking zijn. Ik juich het initiatief
van de minister toe om een colloquium te organiseren,
maar ik wil hem erop wijzen dat hij het parlement hierbij
moet betrekken. Ik heb dan ook een motie van aanbeve-
ling ingediend waarin ik de minister verzoek geen stand-
punt in te nemen inzake de omzetting van de Europese
richtlijn tegen 30 juli 2000 zonder rekening te houden met
de aanbevelingen van het parlement.
Het antwoord van de minister is een geschipper tussen
geven en nemen, zowel op het vlak van de procedure als
op het vlak van de inhoud. Ik geef toe dat deze materie
allesbehalve eenvoudig is. Octrooieerbaarheid is een
technische aangelegenheid. Bovendien gaat het hier om
het octrooieren van proce´de´s waarbij menselijke organis-
men zijn betrokken. Ik begrijp de schroom ter zake. Dit
belet echter niet dat het parlement zijn inspraakrecht
moet kunnen laten gelden.
La pre´sidente : Pouvez-vous nous donner plus d'infor-
mations sur la manie`re de concevoir le de´bat ?
M. Rudy Demotte, ministre : Madame la pre´sidente,
chers colle`gues, en ce qui concerne la forme du de´bat, je
rejoins tout a` fait les propos tenus par Mme Creyf a` la fin
de son intervention.
Selon moi, la de´cision finale appartient au parlement.
L'ide´e est de puiser le plus d'informations possibles pour
e´tayer notre position. Et on sait qu'un certain nombre
d'avis ont de´ja` e´te´ remis.
Quels seraient les participants a` ce colloque avant que
nous disposions de ces informations ?
Il faut tout d'abord savoir qu'il y a beaucoup d'acteurs. On
a parle´ des consommateurs. Selon moi, il serait inte´res-
sant que le Conseil de la consommation puisse s'expri-
mer sur ce sujet.
Les comite´s scientiques et ceux qui ont de´ja` e´mis un
certain nombre d'avis ainsi que leurs experts pourraient
e´galement participer aux de´bats.
Inde´pendamment du de´bat parlementaire qui aura lieu, il
est clair que les membres de cette commission peuvent
constituer un support tre`s utile a` ce de´bat. En effet, si la
commission de la Sante´ publique envisage de mener une
re´flexion, il ne serait pas ininte´ressant qu'elle fasse
profiter les partipants de ce colloque des fruits de sa
re´flexion. Mais il est important que nous empruntions
notre propre voie.
En ce qui concerne les autres acteurs, une des origina-
lite´s de la de´marche consiste a` organiser un de´bat ouvert
ou` ne participent pas uniquement des spe´cialistes, mais
e´galement monsieur et madame Tout-le-monde que
nous avons rarement l'occasion d'entendre, me^me du-
rant nos de´bats en commission.
HA 50
COM 071
11
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Rudy Demotte
Ce colloque n'a donc pas pour vocation de fermer le
de´bat au parlement, mais d'apporter par la suite, en
nourriture, le de´bat interne au parlement. C'est une
technique plus ouverte que celle que nous avions de´ja`
utilise´e pre´ce´demment par les auditions en commission.
Nous verrons ce que nous apportera cette originalite´.
Je peux vous fournir une deuxie`me indication en ce qui
concerne ma position de fond. Il est vrai, madame Creyf,
que pour le moment, j'ai e´vite´ de donner une position tre`s
tranche´e : si j'avais la certitude que ce que je dis est la
fac¸on dont on transcrira demain la directive europe´enne
en droit interne, c'est que je
by-passerais le parlement.
Or, nous devons d'abord tenir ce de´bat entre nous.
J'entends que les avis ne sont pas des avis qui reposent
sur un socle consensuel suffisant. Pourquoi ? Parce que
nous avons besoin d'une expertise, nous avons besoin
d'opinions qui viennent e´clairer davantage notre propre
chemin de´cisionnel. Je ne voudrais pas prendre le risque
de nous voir nous engager dans une voie qui ne serait
pas bonne a` la fois pour la recherche scientifique, pour
les impacts e´conomiques mais e´galement pour les as-
pects e´thiques de´crits ici, avec beaucoup de doigte´, par
l'ensemble des intervenants.
Voila` le mode`le sur lequel je repose ma re´flexion. Pour
ceux qui me connaissent depuis un certain temps, ils
savent que je n'ai jamais pour principe de de´fendre une
vision caricaturale. Dans cette matie`re-ci, plus que dans
toutes les autres, je craindrais celui ou celle qui viendrait
nous dire savoir comment faire a priori.
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mijnheer de minister, u
hebt een werkwijze uitgestippeld. Een colloquium kan
zeer interessant zijn, vooral omdat hierbij niet uitsluitend
deskundigen aan het woord zullen komen. Er zal een zo
breed mogelijk maatschappelijk debat worden gevoerd.
De conclusies van het colloquim moeten de basis vor-
men van het parlementair debat dat als uitgangspunt
moet dienen bij het tot stand komen van het wetsont-
werp. Het heeft geen zin een parlementair debat te
voeren nadat de minister het wetsontwerp heeft inge-
diend.
Minister Rudy Demotte : Ik heb geen enkel bezwaar
tegen de manier van werken die mevrouw Creyf voor-
stelt.
Mme Martine Dardenne (AGALEV-ECOLO) : Madame
la pre´sidente, monsieur le ministre, je trouve inte´ressante
votre fac¸on d'envisager le de´bat, notamment le fait de
vouloir l'ouvrir.
J'he´siterais cependant a` lui donner la forme d'un collo-
que, ce qui est encore tre`s traditionnel. D'autres pays ont
tente´ des expe´riences, comme les confe´rences citoyen-
nes qui associent les experts et les profanes. Je trouve le
sujet particulie`rement opportun pour mener une premie`re
expe´rience en Belgique d'une telle confe´rence citoyenne.
L'inte´re^t serait d'abord d'innover; ensuite, d'associer plus
largement la population. Personnellement, je serais
d'avis de mener en paralle`le le de´bat parlementaire et le
de´bat citoyen, sachant que les deux pourraient s'e´clairer;
en tout cas, le de´bat citoyen doit e^tre un e´clairage dans
la prise de de´cision. Cela n'empe^che pas que les parle-
mentaires tiennent leur propre de´bat pour e´clairer e´ga-
lement la prise de de´cision. Voila` comment je l'envisage.
La pre´sidente : Il s'agirait donc d'associer la population,
les chercheurs et le parlement.
En conclusion de cette discussion, des motions ont e´te´
de´pose´es.
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties
ingediend.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door me-
vrouw Simonne Creyf en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellaties van de dames
Martine Dardenne en Simonne Creyf
en het antwoord van de minister van Economie en
Wetenschappelijk Onderzoek, vraagt de regering alvo-
rens het wetsontwerp over de omzetting van de Euro-
pese Richtlijn 98/44/EG in te dienen in het parlement, het
parlementair debat over biotechnologie in het algemeen
en over de octrooiering van biotechnologische uitvindin-
gen in het bijzonder af te wachten en desgevallend met
de aanbevelingen ervan rekening te houden.
Une motion de recommandation a e´te´ de´pose´e par Mme
Simonne Creyf et est libelle´e comme suit :
La Chambre, ayant entendu les interpellations de Mmes
Martine Dardenne et Simonne Creyf
et la re´ponse du ministre de l'Economie et de la Recher-
che scientifique, invite le gouvernement a` attendre, pour
de´poser au parlement le projet de loi sur la transposition
de la directive europe´enne 98/44/EG, le de´bat parlemen-
taire sur la biotechnologie en ge´ne´ral et l'octroi de
brevets pour les inventions biotechnologiques en parti-
culier et, le cas e´che´ant, a` tenir compte des recomman-
dations qui en re´sulteraient.
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw
Anne Barzin en de heren Bruno Van Grootenbrulle en
Jacques Chabot.
Une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par Mme Anne
Barzin et MM. Bruno Van Grootenbrulle et Jacques
Chabot.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
12
HA 50
COM 071
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Question orale de M. Jean-Paul Moerman au ministre
de la De´fense et au ministre de l'Economie et de la
Recherche scientifique sur
le positionnement des
entreprises belges dans le cadre des activite´s indus-
trielles a` applications civiles et/ou militaires
(La
re´ponse
sera
donne´e
par
le
ministre
de
l'Economie et de la Recherche scientifique)
Mondelinge vraag van de heer Jean-Paul Moerman
aan de minister van Landsverdediging en aan de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onder-
zoek over
de positie van de Belgische ondernemin-
gen in het kader van de industrie¨le activiteiten met
civiele en/of militaire toepassingen
(nr. 430)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek)
M. Jean-Paul Moerman (PRL FDF MCC) : Madame la
pre´sidente, monsieur le ministre, chers colle`gues, cette
question est revenue a` diffe´rentes occasions et elle
tombe aujourd'hui a` point nomme´ puisqu'une des
e´che´ances importantes tombe fin de´cembre 1999.
Le positionnement des entreprises belges dans le cadre
des activite´s industrielles a` applications civiles et/ou
militaires connai^t actuellement deux enjeux d'avenir : le
Futur Large Aircraft et le Joint Strike Fighter. Il s'agit de
positionnements dans lesquels notre pays est deman-
deur, non seulement pour les entreprises, mais aussi
pour le maintien du savoir-faire et du niveau technologi-
que et en prenant en conside´ration l'ensemble des
e´le´ments sociaux dont notamment l'emploi.
Notre pays pourra-t-il s'inscrire dans ces programmes ?
Y aura-t-il un consensus suffisant ou, au niveau du
gouvernement, faudra-t-il des de´tonateurs positifs afin de
permettre les engagements de partenaires qui se font
peut-e^tre aujourd'hui encore tirer l'oreille (comme par
exemple le FLAG), curieusement d'ailleurs puisque dans
leur zone de compe´tence se trouvent e´galement un
ensemble d'entreprises tre`s inte´resse´es ?
M. Rudy Demotte, ministre : Madame la pre´sidente,
chers colle`gues, je vais e´galement re´pondre au nom du
ministre de la De´fense puisque nous avons tous deux
des compe´tences en cette matie`re.
Je parlerai tout d'abord du Future Large Aircraft. La Force
ae´rienne pre´voit le remplacement des avions de trans-
port C130H vers 2015. Dans le cadre de la de´finition des
capacite´s europe´ennes de de´fense, un groupe de pays
europe´ens envisage de de´velopper et de produire un
avion militaire. La de´cision d'entamer ce programme a
e´te´ reporte´e a` avril 2000. Plusieurs grandes nations ont
reporte´ le choix de leur futur avion de transport militaire.
Il appartiendra a` la Belgique de de´cider, le moment venu,
si elle participe ou pas a` ce programme FLA dans le
cadre d'une politique industrielle nationale pour l'ae´ro-
nautique.
En ce qui concerne le Joint Strike Fighter, le Conseil des
ministres du 30 avril 1999 a donne´ son accord a` la
participation belge a` la
Concept Demonstration Phase
du Joint Strike Fighter, fixe´e a` 10 millions de dollars, sous
condition d'une participation financie`re des re´gions et de
l'industrie. Actuellement, les parties concerne´es ne´go-
cient et cherchent a` fixer des engagements concrets
dans le sens demande´ par le Conseil des ministres.
Les inte´re^ts de l'industrie belge seront sauvegarde´s de`s
que l'accord sur l'engagement respectif des parties
concerne´es sera obtenu. Pour ma part, en tant que
ministre de l'Economie, je suis particulie`rement conscient
de l'importance d'une participation belge au programme
FLA ainsi que des conse´quences ne´fastes d'une non-
participation.
Cependant, comme l'a de´ja` souligne´ le ministre de la
De´fense nationale, la de´cision est reporte´e a` avril 2000.
Par ailleurs, Airbus Military Company (AMC) estime que
les travaux seront re´partis entre nos partenaires, dont
Flabel, selon leur participation dans le capital de la
socie´te´ et leurs compe´tences, sans avoir d'effet ne´gatif
sur le cou^t du programme
. Donc AMC refuse de prendre
des engagements plus pre´cis a` l'e´gard de ses sous-
traitants avant qu'un contrat lui ait e´te´ confie´ par les pays
qui participeront au programme.
Je tiens a` signaler a` M. Moerman et aux membres de
cette commission que la signature du
memorandum of
agreement
et le paiement du droit d'entre´e qui l'accom-
pagne ne constituent en aucun cas, malheureusement,
une garantie pour nos entreprises quant a` l'obtention du
moindre contrat.
L'adhe´sion de la Belgique a` la
Concept Demonstration
Phase
permet seulement a` nos industriels d'e^tre pris en
conside´ration dans le programme, dans la mesure ou` ils
feront preuve de leurs capacite´s technologiques, mais
aussi - et de plus en plus, comme nous le verrons, dans
le cadre des marche´s militaires - de leur compe´titivite´. Il
n'y a plus d'effet retour automatique.
Enfin, la de´cision de participer a` ces deux programmes
devra inte´grer la proble´matique du financement des
NRC,
non recurring costs qui y sont affe´rents.
M. Jean-Paul Moerman (PRL FDF MCC) : Madame la
pre´sidente, monsieur le ministre, en ce qui concerne la
proble´matique du FLA, si le lancement de l'A400M se fait
sans la Belgique, cela va compromettre la participation
de Bel-Airbus a` l'A3XX. Ce serait gravement pre´judicia-
ble au maintien du niveau technologique de nos entre-
HA 50
COM 071
13
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Paul Moerman
prises et nous pourrions craindre des de´localisations.
Comme vous le savez, monsieur le ministre, dans ce
domaine de haute technologie, certaines entreprises
belges ne sont plus que les succursales tre`s spe´cialise´es
d'entreprises ayant leur sie`ge ailleurs - je pense a`
Thompson, notamment.
Ensuite, en ce qui concerne le JSF, votre re´ponse m'a
quelque peu rassure´. Cependant, les 400 millions ne
sont la` que
pour voir. Je peux comprendre qu'il y ait
une re´ticence, mais si nous ne sommes pas autour de la
table
pour voir - permettez-moi cette expression un peu
le´ge`re, pluto^t bienvenue en matie`re d'aviation, d'ailleurs !
-, nous ne pourrons plus prendre part aux autres pro-
grammes et sur le plan de l'armement, nous n'avons
aucune possibilite´ d'introduire nos firmes, puisqu'aucune
ne participe a` la conception ou a` la fabrication de ce
genre de missile. Nous passerions alors totalement a`
co^te´ de d'une opportunite´.
Monsieur le ministre, je vous remercie. Je pense que
vous e^tes extre^mement attentif a` ces aspects de la
question.
La pre´sidente : L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van mevrouw Simonne Creyf aan
de minister van Economie en Wetenschappelijk On-
derzoek over
de verkoop van alcohol in de nacht-
winkels
(nr. 597)
Question orale de Mme Simonne Creyf au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique sur
la
vente d'alcool dans les magasins ouverts durant la
nuit
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
mijnheer de minister, u zal zich wellicht nog het debat
herinneren dat we hebben gevoerd over de wet van
24 juli 1973 tot instelling van een verplichte avondsluiting
in handel, ambacht en dienstverlening.
Op 13 mei 1998 hebben wij de aanpassing van deze wet
goedgekeurd, het is de wet van 29 januari 1999 gewor-
den. Tijdens de bespreking van die wet hadden wij onder
meer een geanimeerd debat over de nachtwinkels. We
hebben die nachtwinkels toen erkend, aanvaard als
beantwoordend aan een sociale behoefte en geregle-
menteerd. In die reglementering was opgenomen dat
nachtwinkels als dusdanig herkenbaar moeten zijn, dat
ze moeten kiezen voor het statuut van dag- of nacht-
winkel, dat de oppervlakte aan bepaalde beperkingen is
onderworpen en dat ze slechts een beperkt gamma
producten mogen aanbieden.
Het blijkt nu dat die wet in de praktijk op verschillende
aspecten wordt overtreden. De vaststellingen van de
Gentse politie, die half november een controle uitvoerde,
bewijzen dit. Burgemeester Beke van Gent zou zelfs
contact opgenomen hebben met de minister van Binnen-
landse Zaken met de vraag de verkoop van alcohol in
nachtwinkels aan banden te leggen, met het oog op de
veiligheid.
Ik citeer :
Er ontstaan vechtpartijen door zware dronken-
schap en door de verkoop van flessen ligt de straat vol
glasscherven.
.
Bij de bespreking van de wet op de nachtwinkels werd
onder meer door de CVP een amendement ingediend om
de verkoop van alcohol van meer dan 6% in nachtwinkels
te verbieden, wat ook in de pers een ruime weerklank
had. Dit amendement werd verworpen. Op het terrein
blijkt nu echter dat de wet niet wordt toegepast en dat
burgemeesters vragen een verbod op alcohol in te stel-
len.
Wat denkt de minister over de vraag van de burgemees-
ter van Gent ? Neemt hij dit ernstig en is hij bereid een
verbod op de verkoop van alcohol in nachtwinkels te
overwegen ? Zijn er nog in andere steden controles
uitgevoerd op de naleving van de wet in het algemeen en
in het bijzonder wat de nachtwinkels betreft en wat zijn
daarvan de resultaten ?
Minister Rudy Demotte : Mevrouw de voorzitter, me-
vrouw Creyf, de vraag of wij de verkoop van alcohol in
nachtwinkels moeten toelaten, heeft reeds het voorwerp
uitgemaakt van oneindige discussies. Dit is trouwens een
van de belangrijkste redenen waarom de aanpassing van
de wet op de avondsluiting aan de nieuwe realiteit zo
lang op zich heeft laten wachten. Na de parlementaire
discussies is men het erover eens geworden dat de wet
met betrekking tot de openingsuren van winkels een
economische wetgeving is. Een verbod op de verkoop
van dranken met meer dan 6% alcoholgehalte in nacht-
winkels is vreemd aan de aard en het doel van deze
reglementering. Als minister van Economie zie ik bijge-
volg niet in waarom de wet moet worden gewijzigd. Als er
zich problemen voordoen nadat klanten alcohol gebruikt
hebben die ze in de nachtwinkels hebben gekocht, kan er
een andere wetgeving worden toegepast. Ik denk hierbij
aan het besluit van 14 november 1993 met betrekking tot
de beteugeling van de openbare dronkenschap of aan
artikel 561 van het Strafwetboek met betrekking tot het
nachtlawaai.
Wat de controle op de nieuwe regeling inzake nacht-
winkels betreft, kan ik u het volgende meedelen.
Midden november heeft de Economische Inspectie een
algemeen onderzoek gestart, in overleg met de lokale
overheden en de parketten. Het is momenteel nog niet
14
HA 50
COM 071
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Rudy Demotte
mogelijk uit dit onderzoek algemene conclusies te trek-
ken. In de stad Gent werden 23 nachtwinkels bezocht en
er werden 12 processen-verbaal opgesteld. Het gaat om
overtredingen zoals het niet eerbiedigen van de ver-
plichte sluitingsdag, het ontbreken van de prijsvermel-
ding, het niet eerbiedigen van openingsuren, het uitbaten
van niet toegelaten ambulante handel. Ik heb geen weet
van eventuele problemen, veroorzaakt door de verkoop
van alcohol in nachtwinkels in deze stad.
- Voorzitter : de heer Ansoms
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik bevind mij een beetje in een eigenaardige situatie. Ik
heb mijn vraag eerst ingediend in de commissie voor de
Binnenlandse Zaken omdat burgemeester Beke zich
gericht had tot minister Duquesne. Mijnheer Duquesne
antwoordt op mijn vraag alleen dat hij niet bevoegd is en
dat ik mij tot minister Demotte moet wenden. Ik stel mijn
vraag opnieuw in de commissie Bedrijfsleven en minister
Demotte laat mij nu eigenlijk verstaan dat dit een materie
is voor Binnenlandse Zaken omdat er voor hem geen
problemen zijn. Ik zou het op prijs stellen indien beide
ministers dit probleem samen eens zouden bekijken,
want er is wel degelijk een probleem voor Binnenlandse
Zaken. De heer Duquesne heeft in dat verband een brief
gekregen betreffende de openbare orde.
Als er een wet is met betrekking tot Economische Zaken
moet ook de minister van Economische Zaken ervoor
zorgen dat ze wordt toegepast. Ons amendement op de
verkoop van alcohol kan in deze wet perfect worden
gei¨ntegreerd, maar ik stel vast dat de minister deze
discussie weer verschuift naar een ander, ruimer debat.
In het licht van de ervaringen op het terrein, vraag ik toch
het amendement nog eens opnieuw te bekijken.
M. Rudy Demotte, ministre : D'abord, je regrette que
votre question ait e´te´ renvoye´e en commission de l'Eco-
nomie et je ne jouerai pas au ping-pong en la renvoyant
en commission de l'Inte´rieur, d'autant plus que sur des
e´le´ments de fond, nous pourrons partager un bout de
chemin, madame Creyf.
S'il suffisait de modifier la loi sur l'ouverture des maga-
sins de nuit pour e´viter les proble`mes lie´s a` l'usage de
l'alcool et aux e´ventuels inconve´nients en termes de
bruits, tapages nocturnes et autres de´ga^ts, vous trouve-
riez imme´diatement un consensus. Mais reme´dier a` ces
proble`mes impose aussi une re´vision de la loi sur les
cafe´s et de´bits de boissons : heures d'ouverture, alcools.
Le de´bat doit donc e^tre beaucoup plus large.
Je suis de´sole´ pour M. Duquesne, mais je n'ai pas
compe´tence pour re´tablir l'ordre dans les rues de Gand.
Pour ce qui concerne cette matie`re, je suis formel : elle
ne concerne pas du tout la loi sur l'ouverture des
magasins de nuit.
Le pre´sident : L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van mevrouw Simonne Creyf
aan de minister van Economie en Wetenschappelijk
Onderzoek over
de vervalsing van betaalkaarten
(nr. 662)
Question orale de Mme Simonne Creyf au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique sur
la
falsification des cartes de paiement
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, vorige week verscheen in
de pers een bericht over fraude met betaalkaarten en
diefstal van de betaalterminal van een benzinestation.
Volgens Banksys zou het informatiesysteem als dusda-
nig niet zijn gekraakt.
In de nacht van 4 op 5 december zouden ten minste
300 mensen elk 10 000 frank lichter zijn gemaakt door
middel van vervalste betaalkaarten en de erbij horende
pincodes. Volgens de berichtgeving hebben de oplichters
hun slag geslagen in Luxemburg-stad.
Elke consument en gebruiker van betaalkaarten schrikt
bij het horen van een dergelijk bericht. Men vraagt zich af
hoe zoiets kan gebeuren. Een pincode is immers geheim.
Blijft de code misschien aanwezig in de terminal wanneer
men met een betaalkaart betaalt ? Hoe zit het met de
bescherming van de privacy ? Krijgt de gebruiker van de
kaart zijn geld terug wanneer hij wordt beroofd door
middel van een vervalste betaalkaart ? In het geval dat ik
heb aangehaald, zouden de gedupeerden hun geld
inderdaad terugkrijgen hoewel hierover weinig of geen
wettelijke richtlijnen bestaan.
Op 30 juni 1997 vaardigde de Europese Commissie een
aanbeveling uit betreffende transacties die met elektro-
nische bankinstrumenten worden verricht. De aanbeve-
ling beoogt de bescherming van de consument bij het
gebruik van elektronische betaalkaarten. De lidstaten
werden uitgenodigd deze aanbeveling om te zetten in
een reglementering. Dit werk moest uiterlijk op 31 de-
cember 1998 zijn voltooid. De Europese Commissie
heeft, gezien haar toezichtbevoegdheid en met het oog
op het uitvaardigen van een passende wetgeving, een
grootschalig onderzoek ingesteld naar de stand van
zaken in verband met de tenuitvoerlegging van deze
aanbeveling in de Europese Unie.
Kan de minister mij uitleg verschaffen over de stand van
zaken van dit onderzoek en over de huidige concrete
opvolging van de aanbeveling in Belgie¨ ? Overweegt de
minister een snelle omzetting van de aanbeveling in onze
HA 50
COM 071
15
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Simonne Creyf
wetgeving of wil hij de resultaten van het Europese
onderzoek afwachten ? Klopt het dat de Europese Com-
missie aan een actualisering van deze aanbeveling
werkt ? Wat is de timing die hiervoor is vooropgesteld ?
Minister Rudy Demotte : Mijnheer de voorzitter, me-
vrouw Creyf, de Europese aanbeveling van 30 juli 1997
legt de lidstaten geen verplichting op om de bepaling om
te zetten in interne wetgeving.
De verschillende betaalkaarten en instrumenten voor
elektronische betaling hebben het leven van de consu-
menten aanzienlijk vereenvoudigd. Toch doen zich vaak
problemen voor, zoals het verlies van kaarten, diefstal of
misbruik. Er moet derhalve worden voorzien in een
betere bescherming van de consumenten ten einde een
volledig vertrouwen te cree¨ren in de moderne betaalmid-
delen.
De
ontwikkeling
van
elektronische
betaal-
systemen kan enkel goed verlopen op voorwaarde dat
iedereen er baat bij heeft : de financie¨le instellingen, de
handelaars en de consumenten. Het is in die geest dat
mijn voorganger een voorontwerp betreffende de omzet-
ting van deze aanbeveling heeft voorgelegd aan de Raad
voor Verbruik.
Ik heb de tekst, die een nieuw hoofdstuk zal vormen in de
wet op de Handelspraktijken, overgenomen. De titel
ervan luidt :
Transacties uitgevoerd met instrumenten
voor elektronische overmaking van geldmiddelen
.
Mijn kabinet legt op dit ogenblik de laatste hand aan de
aanpassing van de tekst, rekening houdend met de
opmerkingen die door de Raad voor Verbruik en door een
kleine groep van universitaire experts werden geformu-
leerd. Het is mijn bedoeling de tekst zo vlug mogelijk voor
te leggen aan de Ministerraad en daarna aan het parle-
ment.
Het is overbodig de resultaten af te wachten van de
evaluatie van de Europese Commissie inzake de effec-
tieve toepassing van de aanbeveling. Het is trouwens
mogelijk dat deze aanbeveling een richtlijn wordt mits
enkele aanpassingen van tweede orde. De nieuwe Eu-
ropese tekst zal waarschijnlijk pas over enkele jaren
voltooid zijn.
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, het gaat inderdaad om een aanbe-
veling die weliswaar niet dwingend is, maar die de
lidstaten niettemin uitnodigt een praktische reglemente-
ring uit te werken.
Het verheugt mij dat de minister werk maakt van de
omzetting van deze aanbeveling. Het gaat immers om de
bescherming van de consument. Het gebruik van betaal-
kaarten wordt hoe langer hoe meer aangemoedigd,
gezien de risico's die men loopt bij het gebruik van baar
geld.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de M. Claude Eerdekens au ministre
de l'Economie et de la Recherche scientifique sur
les emplois payants (n° 621)b>
Mondelinge vraag van de heer Claude Eerdekens aan
de minister van Economie en Wetenschappelijk On-
derzoek over
de betrekkingen waarvoor betaald
moet worden
(nr. 621)
M. Claude Eerdekens (PS) : Monsieur le pre´sident,
monsieur le ministre, chers colle`gues, je serai extre^me-
ment bref. Ma question concerne une publication dans le
dernier Test Achats relativement au fait que se pre´sen-
tent en matie`re d'
emplois payants comme on les ap-
pelle maintenant, un certain nombre d'abus manifestes,
touchant malheureusement les couches les plus de´mu-
nies de la population. S'il y a une sorte de pigeons
auxquels les de´fenseurs de la nature ne s'inte´ressent
pas, ce sont les pigeons humains, et Dieu sait s'ils sont
depuis toujours la cible favorite de tous les escrocs qui
trouvent dans la nai¨vete´ et la cre´dulite´ humaines un
terrain leur permettant de s'enrichir a` bon compte.
L'exemple cite´ dans Test Achats e´tait celui de ces per-
sonnes a` qui l'on proposait d'assembler a` domicile des
colliers de perles; elles pouvaient recevoir pour ce travail
une somme non ne´gligeable mais devaient pre´alable-
ment payer pour pouvoir exercer ce travail d'inde´pendant
- ou` se pose aussi un autre proble`me en termes de
cotisations sociales. Elles se voyaient donc proposer une
somme qu'elles ne recevaient jamais. On peut aussi
parler des voyants extra-lucides et d'autres illumine´s : a`
la fin de ce sie`cle, a` l'approche du mille´naire nouveau,
toute une se´rie de personnes nai¨ves pensent pouvoir
assurer leur salut ou gagner un peu d'argent.
Cela rele`ve peut-e^tre plus du droit pe´nal, puisque ce sont
des escroqueries, mais toujours est-il qu'il se pose un
proble`me de protection du citoyen. En effet, vis-a`-vis des
parquets, des poursuites sont rarissimes, compte tenu de
la modicite´ des montants en jeu. De plus, ces personnes
sont e´conomiquement faibles, dans l'incapacite´ de pren-
dre un avocat pour re´cupe´rer ce qui est irre´cupe´rable, les
escrocs ayant joue´ les filles de l'air.
De plus, ce type d'annonce fait l'objet de publicite´s
officielles. Il doit donc y avoir une responsabilite´ des
e´diteurs de journaux par exemple, ou de l'imprimeur, je
n'en sais rien.
Mais la question qui vous est pose´e est de savoir ce que
l'on pourrait faire. N'y a-t-il pas de reme`de miracle pour
essayer d'e´viter que tant de personnes modestes et
malheureuses se retrouvent encore plus dans la ge^ne ?
16
HA 50
COM 071
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Claude Eerdekens
M. Rudy Demotte, ministre : Monsieur le pre´sident, cher
colle`gue, je vous remercie de l'attention que vous avez a`
la fois a` l'encontre de l'espe`ce animale mais plus parti-
culie`rement de l'animal humain qui est parfois le pigeon
dans ces cas d'arnaque.
De`s lors qu'il s'agit d'une arnaque d'ordre purement
commercial, les services d'inspection e´conomique ont
compe´tence et peuvent agir. Les plus flagrants cas
d'escroquerie sont signale´s devant les cours et tribunaux
et sanctionne´s. Il existe un autre cas que vous avez
souligne´ a` travers cet article de Test Achats qui est ici un
cas d'arnaque a` l'emploi, qui est doublement scanda-
leuse. D'abord parce qu'elle laisse croire aux gens qu'ils
vont obtenir un emploi, et ensuite parce qu'elle leur
soustrait de l'argent. A titre personnel, je suis extre^me-
ment affecte´ par le fait que ce type d'arnaques touche
effectivement les classes de la population les moins
arme´es pour se de´fendre. Elles n'en sont que plus
scandaleuses.
Pour ce qui me concerne, j'ai sollicite´ de nombreuses
compe´tences pour voir si je pouvais, sur la base des
compe´tences de mon de´partement, agir en matie`re d'ar-
naques a` l'emploi. Mais il ne m'est pas possible de
prendre des dispositions. Par conse´quent, si je peux me
permettre de formuler une suggestion a` l'honorable
membre, c'est de poser a` une question a` la ministre de
l'Emploi qui pourra effectivement mettre en oeuvre ses
syste`mes d'inspection pour de´noncer cette forme spe´ci-
fique d'arnaque qu'elle doit connai^tre et re´primer.
Le pre´sident : L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Question orale de M. Andre´ Fre´de´ric au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique sur
les
publications toutes boi^tes
Mondelinge vraag van de heer Andre´ Fre´de´ric aan de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onder-
zoek over
publicaties bestemd voor alle brievenbus-
sen
(nr. 620)
M. Andre´ Fre´de´ric (PS) : Monsieur le pre´sident, mon-
sieur le ministre, chers colle`gues, vous n'e^tes pas sans
savoir que depuis le 1er mai 1998, des publicite´s non
adresse´es ne sont plus de´pose´es par la socie´te´ La Poste
dans les boi^tes aux lettres mentionnant l'indication
pas
de publicite´, S.V.P
.
Malheureusement, il n'en va pas de me^me pour bon
nombre de distributeurs prive´s qui ne respectent pas
syste´matiquement ce genre de mention.
A l'heure ou` les villes et communes font en sorte de
motiver leurs citoyens a` proce´der a` des tris se´lectifs et
alors que l'on s'inscrit dans une logique de de´veloppe-
ment durable, il faudrait peut-e^tre s'inquie´ter de ce pro-
ble`me de fac¸on a` e´viter une augmentation inconside´re´e
de la consommation de papier et, par conse´quent, limiter
les distributions de toutes boi^tes.
Ma question est simple et bre`ve. Ne serait-il pas souhai-
table, au-dela` des possibilite´s laisse´es aux villes et
communes de percevoir des taxes en la matie`re qui ont
de´ja` un effet dissuasif, d'envisager une re´glementation
de ce secteur ? Le ministre de l'Economie ne devrait-il
pas prendre attitude en la matie`re ou, comme je l'ai dit,
envisager une re´glementation en la matie`re ?
Plus spe´cifiquement, comment pourrait-on faire pression
sur le secteur de la distribution prive´e, dont la part de
marche´ est de plus en plus importante, pour qu'il res-
pecte la mention pre´cite´e figurant sur les boi^tes aux
lettres et qui fait partie des liberte´s fondamentales du
citoyen ?
M. Rudy Demotte, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, comme chacun le sait, le proble`me
souleve´ par l'honorable membre est tout a` fait re´el.
En tant que ministre soucieux du de´veloppement dura-
ble, je dois dire que cette pratique occasionne un gas-
pillage incommensurable de papier. Je suis donc double-
ment sensible a` ce proble`me.
En ce qui me concerne, je vais mettre en place une
proce´dure concre`te apre`s avoir consulte´ le Conseil de la
consommation sur l'opportunite´ de prendre des mesures.
A priori, comme dans d'autres domaines proches, l'auto-
re´gulation re´pond a` ce type de cas.
A cet e´gard, je constate que La Poste a montre´ le bon
exemple. Et demain, les distributeurs prive´s devraient
s'aligner sur ce mode`le.
Monsieur Fre´de´ric, je vous ferai part des mesures que le
Conseil de la consommation pre´conise en la matie`re.
Le pre´sident : L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van mevrouw Frieda Brepoels aan
de minister van Economie en Wetenschappelijk On-
derzoek over
de controle op vuurwerk (nr. 642)
Question orale de Mme Frieda Brepoels au ministre
de l'Economie et de la Recherche scientifique sur
le
contro
^ le des feux d'artifice
HA 50
COM 071
17
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, mijnheer de minister, collega's, mijn vragen hande-
len over de controle op vuurwerk. Deze problematiek
krijgt gewoonlijk veel aandacht in de maand december.
Als de feestdagen voorbij zijn, kraait er geen haan meer
naar. Ik betreur dit omdat ik vaststel dat er steeds meer
gevaarlijk tuig op de markt komt en het succes van
vuurwerk steeds groter wordt. Begrijp me niet verkeerd,
ik heb geen probleem met vuurwerk. Voorwaarde is
echter wel dat het veilig is.
Naar
verluidt
heeft
Vlaanderen
reeds
meer
dan
200 politiemensen en rijkswachters opgeleid om de op-
slag in winkels te controleren. De wetgeving terzake is
echter vrij technisch. Bovendien vertoont ze een aantal
leemten. Dit bemoeilijkt de controles. De verpakking van
het vuurwerk vermeldt niet altijd de nodige gegevens. De
controle wordt eveneens bemoeilijkt door de herkomst
van het vuurwerk. Er wordt weinig vuurwerk geprodu-
ceerd op eigen bodem maar veeleer ingevoerd vanuit
Nederland en China. Elk land heeft een eigen wetgeving
terzake. Er wordt heel wat gesmokkeld. De Zuid-
Europese landen zijn zeer tolerant. Het Noorden is
bikkelhard. De strengere Nederlandse wetgeving blijkt
echter niet veiliger te zijn voor de consument. Het ge-
rechtshof in Den Haag heeft een Nederlands zaakvoer-
der met een handel in Limburg tot drie jaar cel veroor-
deeld omdat hij sinds 1992 honderdduizenden kilo's
vuurwerk aan Nederlandse afnemers heeft verkocht.
Alhoewel hij in ons land legaal handel drijft, bestempelt
de Nederlandse rechter hem als de leider van een
criminele bende. Het gerecht stelt dat de Nederlandse
wet op economische delicten bepaalt dat deelname aan
een economisch misdrijf strafbaar is, zelfs als de deel-
nemer zich buiten Nederland aan de feiten heeft schuldig
gemaakt.
We weten allemaal dat vuurwerk in Nederland alleen de
laatste drie dagen van het jaar en onder zeer strenge
voorschriften mag worden verhandeld.
Mijnheer de minister, ik ga dieper in op de situatie in ons
land. Naar verluidt beschikt de dienst Springstoffen van
uw departement, die vuurwerk controleert, slechts over
1 controleur voor heel Vlaanderen. Hij kan onmogelijk
voldoende controles uitvoeren in deze eindejaars-
periode.
Mijnheer de minister, ik wens een aantal vragen te
stellen. Is het correct dat de technische wetgeving de
controles ter plaatse bemoeilijkt ? Moet de wetgeving niet
duidelijker worden ? Is het niet wenselijk dat een aantal
gegevens over het vuurwerk verplicht op de verpakking
worden vermeld ? Is het correct dat slechts 1 controleur
beschikbaar is voor de controles op vuurwerk ? Houdt
het departement er rekening mee dat heel wat Nederlan-
ders naar Limburg afzakken om zich te bevoorraden ?
Worden er controles in Wallonie¨ uitgevoerd ? Welke
maatregelen zult u nemen om de nakende feestdagen
veilig te laten verlopen inzake het gebruik van vuurwerk ?
Minister
Rudy
Demotte :
Mijnheer
de
voorzitter,
collega's, de reglementering op vuurwerk, bestemd voor
particulieren, voldoet tot op heden niet. Sinds enkele
maanden wordt werk gemaakt van een volwaardige
reglementering waarin de veiligheidsvoorschriften voor
het gebruik van deze producten moeten worden vastge-
legd. Het gaat om een koninklijk besluit tot wijziging van
het koninklijk besluit van 23 september 1958 houdende
een algemene regeling inzake ontploffend vuurwerk en
om een uitvoerend ministerieel besluit. De nieuwe regle-
mentering maakt de etikettering op de verpakking van het
vuurwerk verplicht. De Raad van State heeft recentelijk
een advies verleend en de teksten worden nu aangepast.
Het is spijtig genoeg uitgesloten dat de nieuwe regeling
nog voor de eindejaarsfeesten in werking treedt. Er
worden nochtans dringende maatregelen genomen om in
de mate van het mogelijke risico's tijdens de oudejaar-
snacht te vermijden. Een ministerieel besluit dat ertoe
strekt bepaalde vormen van vuurwerk van een groot
kaliber uit de handel te nemen en de verkoop ervan te
schorsen zal onmiddellijk worden gepubliceerd. Het be-
sluit is ondertekend door de minister van Consumenten-
zaken, mevrouw Aelvoet, en mezelf. Het werd genomen
op basis van de wet van 9 februari 1994 betreffende de
veiligheid van de consumenten. Het verbiedt de verkoop
van verschillende soorten gevaarlijk vuurwerk dat te
zwaar is of wordt verkocht zonder een gedetailleerde
gebruikswijze die is opgesteld in de taal van de regio. De
ambtenaren van de Economische Inspectie zullen con-
troleren of dit besluit wordt gerespecteerd.
Wat de personeelsformatie van de controleurs van ex-
plosieven betreft kan ik meedelen dat tot op heden in
Vlaanderen slechts e´e´n persoon in dienst is, hoewel het
er volgens de personeelsformatie twee kunnen zijn.
Blijkbaar is het moeilijk om een nieuwe controleur aan te
werven ter vervanging van een controleur die in mei op
pensioen is gegaan. Voor Wallonie¨ voorziet de perso-
neelsformatie in e´e´n functie, die momenteel is ingeno-
men. Een uitbreiding van de personeelsformatie is nood-
zakelijk. Hopelijk kan dit snel worden opgelost. De
Economische Inspectie zal meewerken aan de controle
voorzien in het ministerieel besluit inzake de onmiddel-
lijke intrekking van gevaarlijke springstoffen.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, het verheugt mij dat de minister niet alleen op korte
termijn maatregelen neemt teneinde een aantal gevaar-
lijke springstoffen uit de handel te nemen. Hij maakt ook
werk van een wijziging van de wetgeving. Dit is een grote
stap vooruit.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
18
HA 50
COM 071
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
L'incident est clos.
De vergadering is geschorst.
La se´ance est suspendue.
- De vergadering wordt geschorst om 15.50 uur.
- La se´ance est suspendue a` 15.50 heures.
- La se´ance est reprise a` 16.32 heures.
- De vergadering wordt hervat om 16.32 uur.
Le pre´sident : La se´ance est reprise.
De vergadering is hervat.
Mondelinge vraag van de heer Daan Schalck aan de
staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwik-
keling over
de aangekondigde tariefdalingen voor
elektriciteit met ingang van 1 juli 2000
(nr. 535)
Question orale de M. Daan Schalck au secre´taire
d'Etat a` l'Energie et au De´veloppement durable sur
la re´duction annonce´e des tarifs de l'e´lectricite´ a`
compter du 1er juillet 2000
De heer Daan Schalck (SP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de staatssecretaris, collega's, enige tijd geleden
- ondertussen bijna 2 weken - heeft de voorzitter van het
controlecomite´ aangekondigd dat er opnieuw tariferings-
maatregelen zouden zijn en tariefdalingen voor elektrici-
teit voor in totaal ongeveer 6 miljard frank.
Uiteindelijk zou het een technische commissie zijn die
zou bepalen naar wie die tariefdalingen zouden gaan,
maar de voorzitter van dat controlecomite´ liet al duidelijk
uitschijnen dat 4,5 miljard frank zou gaan naar de klanten
van intercommunales en 1,5 miljard naar de recht-
streekse klanten.
Hierbij heb ik een aantal bedenkingen. Het is al uit
verschillende studies gebleken dat de prijs voor elektri-
citeit in Belgie¨ voor particulieren - de mensen die afhan-
kelijk zijn van intercommunales -, nog steeds ruim boven
het Europese gemiddelde ligt. In tegenstelling daarmee
hebben de bedrijven nu reeds aan vrij concurrentie¨le tot
zeer concurrentie¨le tarieven elektriciteit.
Door de liberalisering van de elektriciteitsmarkt die nu
gefaseerd zal worden ingevoerd, zullen het eigenlijk
opnieuw de particulieren zijn die pas in laatste instantie
van die liberalisering op het vlak van prijs zouden kunnen
genieten. Het zijn ook de grotere klanten die gefaseerd
daarvan gebruik kunnen maken.
Als ik dan de regeringsverklaring lees, meen ik dat er
eigenlijk 3 grote doelstellingen op het vlak van energie
inzitten : ten eerste, de liberalisering van de elektriciteits-
markt op zich; ten tweede, lagere prijzen en dit vooral
voor particulieren en ten derde, een aantal milieu-
doelstellingen waaronder onder meer het afbouwen van
de kernenergie en het rationeel energieverbruik.
Een aantal binnen- en buitenlandse studies tonen aan
dat de prijs een belangrijke rol kan spelen als men wil
komen tot een meer rationeel energieverbruik. Veelal
wordt gesteld dat heel goedkope prijzen voor groot-
gebruikers eerder een rem zijn op rationeel energie-
verbruik dan omgekeerd.
Ik betreur dan ook een beetje dat men nu met een toch
aanzienlijke prijsverlaging van 6 miljard een beetje de
kool en de geit spaart en niet resoluut durft te kiezen voor
de verbruikers die in Belgie¨ nog de hoogste tarieven
betalen in Europese vergelijking en die eigenlijk ook
kleinverbruikers zijn.
Ik wens een aantal concrete vragen te stellen.
Ten eerste, hoeveel prijsverlaging heeft het controleco-
mite´ reeds goedgekeurd sedert 1 juli 1999 ?
Ten tweede, hoe worden die prijsverlagingen verdeeld
over de directe verbruikers en de verbruikers die afhan-
kelijk zijn van de intercommunales voor hun elektriciteit ?
Staatssecretaris Olivier Deleuze : Mijnheer de voorzitter,
ik dank de heer Schalck voor zijn vragen.
Mijnheer Schalck, ik heb hier een schriftelijk, uitgebreid
technisch antwoord betreffende de verdeling van die
verminderingen, tarief per tarief. Ik zal u dat ook bezor-
gen.
Zoals u weet, zijn de elektriciteitstarieven ingewikkelde
formules en daarom stel ik u voor dit technische ant-
woord niet te lezen, maar ik zal u een samenvatting
geven van die prijsverminderingen.
In 1999 werden twee prijsverminderingen toegepast en
1 aangekondigd die zal worden toegepast vanaf 1 juli
2000.
Zoals u zult lezen, is de eerste prijsvermindering van
toepassing vanaf januari 1999. Voor residentie¨le consu-
menten bedraagt dit ongeveer 0,3% van hun gemiddelde
factuur.
De gemiddelde factuur van een elektriciteitsverbruiker in
Belgie¨ bedraagt ongeveer 25 000 frank. Het gaat hier dus
over iets meer dan 60-70 frank per jaar. Dat is natuurlijk
niet reusachtig en pas van toepassing sinds 1 januari
1999.
Een tweede tariefverlaging van ongeveer 1,2% van die-
zelfde gemiddelde factuur is van toepassing sinds sep-
tember 1999.
HA 50
COM 071
19
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Olivier Deleuze
Het gaat hier voor een gemiddelde consument over 250
frank per jaar. Er werd een derde verlaging aangekon-
digd op 23 november 1999 en die zou van toepassing zijn
vanaf 1 juli 2000. Er werd een verdeling onder alle
consumenten voorgesteld maar de officie¨le beslissing
daarover moet nog worden genomen door de bevoegde
instanties van het controlecomite´.
Indien de aangekondigde vermindering wordt toegepast
in juli 2000, dan gaat het om een daling van 5% voor de
gemiddelde residentie¨le verbruiker en dus ongeveer
1 000 frank per jaar per verbruiker. Samengeteld gaat
het, wat 1999 betreft, zowel wat de twee toegepaste
tariefdalingen betreft als de derde die pas van toepassing
zal zijn op 1 juli 2000, over een prijsdaling van 6%.
De tarieven voor de kleine consumenten zijn in Belgie¨
hoog. Dat werd nog bevestigd door een studie, aange-
vraagd door het controlecomite´ aan een prive´-instelling.
Bovendien mag men zich verwachten aan verdere prijs-
dalingen, niet alleen omdat in Belgie¨ de prijzen hoger zijn
dan in andere landen, maar ook omdat er een liberalise-
ring van de markt is. Dat staat los van het feit of de wet
van april of van mei 1999 waarin de termijnen van de
liberalisering worden bepaald, onder meer van de inter-
communales, zou worden gewijzigd.
Onafhankelijk van die wetswijziging zal er volgens mij
toch een prijsvermindering komen. Immers, in een situa-
tie waarin er een stijgende concurrentie is tussen de
actoren, komt er uiteraard een prijsdaling. Ik weet wel dat
er langdurige contracten zijn, die enkele jaren geleden
gesloten werden tussen de intercommunales en de
elektriciteitsproducenten. Men mag zich echter aan ver-
dere prijsdalingen verwachten. De details van deze prijs-
dalingen heb ik hier, tarief per tarief, voorbereid door mijn
administratie en voor iedereen beschikbaar.
Tot nu toe werden prijsdalingen aangekondigd voor on-
geveer 6%, maar gezien de situatie in andere landen
mag men zich verwachten aan prijsdalingen tot 15%.
Niemand is daaraan gebonden, maar dit geeft u een idee
van de minimumdaling van de prijzen.
De uitdaging voor de staat is ten eerste de snelheid van
die prijsdalingen. Ten tweede, welke middelen voor een
rationeel energiegebruik zullen worden aangewend, we-
tende dat er in ieder geval een prijsdaling komt voor de
consument ?
De heer Daan Schalck (SP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de staatssecretaris, elke prijsdaling op zich is
verheugend. Ik blijf echter bij mijn stelling dat het contro-
lecomite´ de kans heeft laten schieten om de verbruikers
die hoog scoren in vergelijking met het Europees gemid-
delde, aan te pakken. Als we die 6 miljard integraal
zouden besteden aan de residentie¨le klanten is de kloof
van 15% al voor de helft gedicht. Voorlopig gaat het niet
verder dan 6%.
Men blijft voorlopig op 6% steken. Het controlecomite´ zou
in de toekomst wat progressiever mogen zijn in zijn
prijsbeleid en het zou wat meer oog mogen hebben voor
de kleine verbruikers, alsook voor de ecologische doel-
stellingen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Joos Wauters aan de
staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwik-
keling over
de berging van nucleair afval (nr. 586)
Question orale de M. Joos Wauters au secre´taire
d'Etat a` l'Energie et au De´veloppement durable sur
le stockage des de´chets nucle´aires (n° 586)b>
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, de voorzitter van
de commissie heeft uw cijfergegevens met dank aan-
vaard en hij heeft mij meegedeeld dat hij een begelei-
dende brief gaat schrijven die hij aan elke Belg zou
zenden. Onze contacten waren zo goed dat uw uitmun-
tende informatie inderdaad voor verspreiding in aanmer-
king komt.
De staatssecretaris weet dat wij tijdens de vorige regeer-
periode verschillende vragen hebben gesteld over de
berging van laagradioactief afval. Ons standpunt was
duidelijk : we zijn voorstanders van bovengrondse opslag
omdat nog geen goede methoden voor ondergrondse
opslag voorhanden zijn. Een van de belangrijkste punten
was de omkeerbaarheid. Daarover bestond geen enkele
zekerheid. Ondanks ons betoog heeft de vorige minister
beslist het Niras de opdracht te geven om verschillende
gemeenten aan te spreken en verschillende sites te
bestuderen met het oog op het stockeren van laag-
radioactief afval. De procedure werd samen met de
gemeenten opgesteld. De gemeenten konden zich ook
zelf melden.
Volgens onze informatie is bijna geen enkele gemeente
op deze vraag ingegaan. De minister had wel zelf nucle-
aire sites aangewezen. De gemeenten waar deze sites
gelegen zijn, waren dus als het ware gevat. De gemeente
Dessel is met het Niras aan tafel gaan zitten en heeft een
contract afgesloten. De gemeente Mol wijst erop dat ze
niet alleen met laagradioactief afval zit opgescheept,
maar ook met hoog radioactief afval. Bovendien beperkt
20
HA 50
COM 071
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Joos Wauters
het zich niet tot de gemeentelijke grenzen, maar is de
hele regio Geel-Mol-Dessel betrokken partij. Er moet dan
ook een totaalbeleid worden ontwikkeld, zowel met be-
trekking tot het laag- als het hoogradioactief afval.
Mijnheer de staatssecretaris, wat is de stand van zaken
met betrekking tot de opdracht die aan het Niras werd
gegeven ? Welke sites en welke gemeenten komen in
aanmerking ? Is de lijst van de gei¨nteresseerde gemeen-
ten afgesloten ? Welke gemeenten hebben interesse
getoond en welke hebben met Niras een contract voor
verder onderzoek ? Wat is de houding van de staatsse-
cretaris ten overstaan van de gemeente Mol ? De ge-
meenteraad heeft van het Niras gee¨ist dat de hele regio
rond de nucleaire site als e´e´n geheel wordt beschouwd
en dat een onderzoek wordt gedaan over het laag- en het
hoogradioactief afval. Kan het Niras hieraan tegemoet-
komen ?
Ik betwist dat Niras dit kan uitvoeren omdat de vorige
regering het instituut daartoe niet de opdracht heeft
gegeven.
Mijnheer de staatssecretaris, zijn er reeds proce´de´s
voorhanden inzake de omkeerbaarheid als de regering
een beslissing neemt met betrekking tot de onder-
grondse berging van laagradioactief afval ? Welke maat-
regelen zult u nemen om de omkeerbaarheid te verze-
keren ? U weet dat de groenen steeds voorstander zijn
geweest van een berging op de productieplaats. Dit is,
ons inziens, een belangrijk principe om de producent van
het afval voor zijn verantwoordelijkheid te kunnen blijven
plaatsen. De groenen zijn er als de dood voor dat
producenten het afval ergens zouden dumpen zonder er
zich verder iets van aan te trekken. Hoe lang duurt de
aansprakelijkheid van afvalproducenten ?
De Kempen hebben af te rekenen met een groot nucleair
passief. De bevolking dringt aan op de sanering ervan. Ik
herinner u aan de BPI en -II. Heeft de regering de nodige
financie¨le middelen vrijgemaakt voor de sanering ? Wan-
neer zal de sanering van start gaan ?
Staatssecretaris Olivier Deleuze : Mijnheer de voorzitter,
collega's, er zijn heel wat slechte oplossingen voor de
nucleaire afvalverwerking. Een ervan was de openstel-
ling van 98 sites zonder voorafgaand contact met de
betrokken gemeenten. De plaatselijke bevolking is te-
recht gealarmeerd omdat ze niet op de hoogte is van de
omstandigheden en de specifieke bergingsmethoden.
Mijnheer de voorzitter, als ik deze problematiek niet wil
oplossen, lanceer ik gewoon een plan. Op die manier ben
ik er zeker van dat er geen oplossing komt in deze
regeerperiode.
Laten we echter ernstig blijven. Ik verwijs naar de pas-
sage over nucleair afval in de regeerverklaring. Er wordt
uitdrukkelijk vermeld, ik citeer :
Ten slotte zal het nucle-
air afval bij voorrang geplaatst worden in de reeds
gebruikte sites
.
U kent deze sites. Er zijn er 4 : Dessel-Mol-Geel,
Farciennes-Fleurus, Doel en Tihange. Dat zijn de sites
waar het nucleair afval bij voorrang zal worden geborgen.
De Kamer heeft onlangs de wet inzake de volksraadple-
ging goedgekeurd. Het gemeentebestuur kan een volks-
raadpleging organiseren. Ik vermoed dat geen enkele
regering het zou aandurven een site te kiezen in een
gemeente die in een volksraadpleging de berging van
afval heeft afgewezen.
De bevolking heeft de garantie dat haar advies wordt
gevolgd bij het zoeken van een site.
Er werd een bijkomende vraag gesteld inzake mijn
standpunt tegenover de gemeenten Mol, Dessel en Geel,
die vinden dat de problematiek moet worden geglobali-
seerd. Het gaat hierbij niet enkel over de energie-
problematiek, maar ook over de veiligheid. De veiligheid
behoort echter niet tot mijn bevoegdheid. Het is goed dat
deze twee bevoegdheden niet mogen worden gecombi-
neerd. Op 8 december heb ik duidelijk aan de burge-
meesters van de drie bovengenoemde gemeenten ge-
zegd dat ik geen enkel bezwaar heb tegen de oprichting
van een opvolgingscommissie, die fungeert als orgaan
voor de uitwisseling van informatie en voor concertatie
tussen de drie gemeenten, en die zich eveneens bezig-
houdt met het bestuderen van de veiligheidsaspecten.
Het FANC, dat tot de bevoegdheid van de minister van
Binnenlandse Zaken behoort, zou hierbij eveneens wor-
den betrokken. Ik heb minister Duquesne persoonlijk op
de hoogte gebracht van mijn standpunt. Indien de bur-
gemeesters mij hun wensen schriftelijk bezorgen en mij
uitdrukkelijk verzoeken hun standpunt duidelijk te maken
aan een lid van de regering, zal ik ongetwijfeld op hun
verzoek ingaan. Vervolgens zal er een concertatie-
structuur totstandkomen tussen de drie gemeenten, die
zich niet enkel zal bezighouden met aangelegenheden
die mijzelf en het Niras betreffen, maar ook met de zaken
die minister Duquesne en het FANC aangaan. Ik vind het
overigens niet meer dan normaal dat de bevolking zich
bezighoudt met de veiligheidsaspecten.
Wat de omkeerbaarheid betreft, is het moeilijk een op-
lossing te aanvaarden indien er geen zekerheid bestaat
over de hoeveelheid afval. Dit betekent dat de levens-
duur van de centrales moet vastliggen. Hoe langer een
centrale werkt, hoe meer afval ze produceert. Voorts
vestig ik de aandacht op het belang van de omkeerbaar-
heid. Indien er in de toekomst een nieuwe technologie
komt over de verwerking van het afval, moet men in staat
zijn deze nieuwe technologie toe te passen. Indien men
HA 50
COM 071
21
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Olivier Deleuze
daarnaast zou constateren dat het gekozen concept
fouten vertoont, dan moet de samenleving in staat zijn in
te grijpen en te corrigeren. De omkeerbaarheid is een
voorwaarde voor het kiezen van een oplossing. Men
verwacht tegen het einde van 2000 een rapport van het
Niras over de verschillende opties inzake het stockeren
van radioactief afval type A. Wanneer het dossier klaar is,
zullen het parlement en de regering beslissen over de
stockeringswijze van dit afval. Is het dossier niet klaar,
dan zal de beslissing later vallen. Dit hangt niet uitslui-
tend van mij af, maar onder meer ook van het parlement
en van de burgemeesters.
Wat de aansprakelijkheid van de afvalproducenten be-
treft, is er een zin in de regeringsverklaring die luidt als
volgt :
De thans bij wet vastgestelde financie¨le en juri-
dische verantwoordelijkheden van de producenten zullen
behouden blijven.
Het gaat over de wet van 8 augustus
1980, die werd gewijzigd door de wet van 11 januari
1991, de ONDRAF-wet. De wet zegt, wat het mandaat
van het Niras betreft :
Met het doel de bescherming van
de werknemers, de bevolking en het leefmilieu te waar-
borgen en te verzekeren en de onverminderde juridische
en
financie¨le
verantwoordelijkheid
van
de
afval-
producenten, wordt de instelling belast met het beheer
van het radioactief afval.
Er werd op 30 maart 1981 een koninklijk besluit genomen
ter toepassing van de wet van 1980, gewijzigd in 1991.
Dat koninklijk besluit zegt :
De tenlasteneming van het
radioactief afval door de instelling, met het oog op het
vervoer, de conditionering, de opslag en/of de berging
ervan, zal het voorwerp zijn van overeenkomsten tussen
de afvalproducenten en de instelling. De overeenkom-
sten bevatten een clausule waarin wordt gestipuleerd dat
degene die het afval heeft geconditioneerd, verplicht is
gedurende een periode die niet meer dan 50 jaar be-
draagt, de instelling te vergoeden voor de bijkomende
kosten die deze zou moeten dragen tijdens de opslag-
periode of tijdens de bergingsverrichtingen en die zouden
voortspruiten uit een gebrek dat niet kan worden opge-
spoord op het ogenblik van de keuring ervan door de
instelling, op voorwaarde dat zij deze elementen kan
bewijzen.
Ik heb een uitgebreid juridisch advies gevraagd over dit
koninklijk besluit. Ik zou willen weten in hoeverre het kon
worden genomen ter toepassing van die wet van 1980 en
in hoeverre dit koninklijk besluit in overeenstemming is
met de zin van de regeringsverklaring inzake de finan-
cie¨le en juridische verantwoordelijkheid van de produ-
cent.
Uw laatste vraag betrof de financiering van de passiva
BPI en -II. Men moet een onderscheid maken tussen
enerzijds, de passiva die reeds werden gedragen door de
Staat, volgens de overeenkomst van december 1990 -
BPI - en anderzijds, de passiva die tot nu toe werden
gedragen door de producent. Wat de passiva betreft die
werden gedragen door de Staat, zie ik niet in waarom de
Staat zou beslissen om dat vanaf nu niet meer te doen.
Wat de passiva betreft die worden gedragen door de
prive´-producenten, is er een probleem. De overeenkomst
van december 1990 is slechts geldig tot eind 2000. In
december 1996 heeft de vorige regering aan de minister,
bevoegd voor Energie, gevraagd om terug te onderhan-
delen teneinde te weten wat zal gebeuren na 2000. De
onderhandeling moest plaatsvinden voor juni 1997.
Behoudens verrassingen zie ik geen elementen die wij-
zen op een onderhandeling met positieve resultaten. Ik
heb daar nog niets van gezien. In december 1990 werd
een overeenkomst getekend die loopt tot eind 2000.
Intussen werd de markt voor elektriciteit geliberaliseerd.
De wetgeving van mei 1999 voorziet de mogelijkheid
voor de staat om bij de Europese Commissie de erken-
ning van stranded costs te vragen. Dit wordt gedefinieerd
als kosten die prive´-actoren hebben aanvaard te dragen
omdat zij zich niet in een geliberaliseerde markt bevon-
den maar die zij in een geliberaliseerde markt nooit
zouden hebben aanvaard. Als die kosten als stranded
costs worden beschouwd, kan men overschakelen op
een tijdelijke formule.
Op 15 oktober 1999 heeft de regering beslist om de
Europese Commissie te vragen om de passiva van BP2,
een bedrag van ongeveer 13 miljard frank na 2000, te
beschouwen als stranded costs. De regering heeft beslist
dat als dit wordt aanvaard door Europa, die passiva
zullen worden betaald door een heffing op de elektriciteit
die wordt geconsumeerd in Belgie¨ als die van nucleaire
oorsprong is, hetzij van Belgische, hetzij van buiten-
landse kerncentrales. Dat is het spoor dat wordt gevolgd.
Wij wachten nu het antwoord van de Europese Commis-
sie af. Als de commissie bevestigend antwoordt, staan wij
een grote stap verder. Wij zullen de commissie voor
Regulatie van Elektriciteit en Gas dan vragen om dit toe
te passen.
Ik weet wel dat er een probleem is bij Belgoproces. Ik heb
de vertegenwoordigers van de werknemers vorige
woensdag ontmoet en ik heb hen duidelijk gemaakt dat
er steeds afval is, of men nu voor of tegen kernenergie is.
Het is dus noch een ecologische, noch een sociale
oplossing om te zeggen dat men daar niets van wil
weten. Wij moeten een oplossing vinden voor het afval.
De mensen die indertijd begonnen zijn met het produce-
ren van elektriciteit via kernenergie, hadden niet het
minste idee welke oplossing er voor het afval moest
komen of hoe dit zou worden betaald. Dat is natuurlijk
een onverantwoordelijke wijze van beslissingen nemen.
Uw laatste vraag ging over de timing. Voor het ogenblik
heeft Belgoproces een werkprogramma voor de vijf ko-
mende jaren. Dat betekent echter niet dat alles zal
worden opgelost in de volgende vijf jaar.
22
HA 50
COM 071
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Olivier Deleuze
Het laatste document dat ik de commissie kan bezorgen
is een tijdschema. Het lijkt heel nauwkeurig te zijn, maar
het zou een vorm van scie¨ntisme zijn om te veel aan-
dacht te besteden aan een schema dat loopt tot 2051-
2052. Het is min of meer quatsch om te zeggen dat de
schouw in 2051 zal worden ontmanteld. Toch geeft het
een idee van de periode die nodig is om de installatie van
Belgoproces te ontmantelen.
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
voorzitter, ik dank de staatssecretaris voor zijn deskundig
en goed gedocumenteerd antwoord. De omkeerbaarheid
blijft in uw beslissing een voorwaarde. Het is beperkt tot
de nucleaire sites. Er komen geen andere sites of
gemeentes in aanmerking.
Ik ben nieuwsgierig naar het juridisch advies dat wordt
verwacht rond de wet en de uitvoering van het koninklijk
besluit, want 50 jaar is een beperkte tijd.
Ik verheug me erop dat u de zaak met een open geest
tegemoet treedt. Hetzelfde geldt voor de sanering van
het nucleair passief. Er wordt blijkbaar een goede proce-
dure gevolgd.
Ik hoop dat de Europese Commissie het licht op groen
zet. Dat biedt de mogelijkheid tot heffing rond elektriciteit
van nucleaire oorsprong, wat logisch lijkt. We zullen dit
dossier goed opvolgen. We constateren in ieder geval
een grote openheid in vergelijking met de vorige legisla-
tuur.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 17.10 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 17.10 heures.
HA 50
COM 071
23
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000