B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
B
INNENLANDSE
Z
AKEN
,
DE
A
LGEMENE
Z
AKEN
EN HET
O
PENBAAR
A
MBT
COMMISSION DE L
'I
NTÉRIEUR
,
DES
A
FFAIRES GÉNÉRALES
ET DE LA
F
ONCTION PUBLIQUE
VAN
DU
14-12-1999
14-12-1999
HA 50
COM 070
HA 50
COM 070
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 14 december 1999
COMMISSIE
VOOR
DE
BINNENLANDSE
ZAKEN,
DE ALGEMENE ZAKEN EN HET OPENBAAR AMBT
COM 070
Interpellatie van de heer Alfons Borginon tot de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
het
grootstedenbeleid van regeringscommissaris Charles Pic-
que´
(nr. 153)
5
sprekers : Alfons Borginon, Laurette Onkelinx, vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid,
Franc¸ois-Xavier de Donne´a
Moties
10
Mondelinge vraag van de heer Claude Desmedt aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de effectieve
inwerkingtreding van de wet van 13 mei 1999 tot invoering
van gerechtelijke administratieve sancties
(nr. 548)
11
sprekers : Claude Desmedt, Antoine Duquesne, mi-
nister van Binnenlandse Zaken
Mondelinge
vraag
van
mevrouw
Ge´raldine
Pelzer-
Salandra aan de minister van Binnenlandse Zaken over
de devolutie van de kopstemmen (nr. 529)
12
Sommaire
Mardi 14 de´cembre 1999
COMMISSION
DE
L'INTE
´ RIEUR, DES AFFAIRES
GE
´ NE´RALES ET DE LA FONCTION PUBLIQUE
COM 070
Interpellation de M. Alfons Borginon a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
la politique des
grandes villes du commissaire du gouvernement Charles
Picque´
(n° 153)
5
orateurs : Alfons Borginon, Laurette Onkelinx, vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi, Franc¸ois-
Xavier de Donne´a
Motions
10
Question orale de M. Claude Desmedt au ministre de
l'Inte´rieur sur
la mise en vigueur effective de la loi du
13 mai 1999 relative aux sanctions administratives dans
les communes
(n° 548)
11
orateurs : Claude Desmedt, Antoine Duquesne, mini-
stre de l'Inte´rieur
Question orale de Mme Ge´raldine Pelzer-Salandra au
ministre de l'Inte´rieur sur
la de´volution des votes en case
de te^te
(n° 529)
12
2
HA 50
COM 070
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes conférés pour l'Organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement du citoyens pour le changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social-chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie & ID21
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 50 0000/00 : Documents parlementaires de la 50e
DOC 50 0000/00 : Parlementaire documenten van de 50e zittingsperiode +
législature, suivi du n° et dy n° consécutif
het nummer en het volgnummer
QRVA
: Question et Réponses écrites
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
HA
: Annales (Compte Rendu intégral)
HA
: Handelingen (Beknopt Verslag)
CRA
: Compte Rendu Analitique
BV
: Beknopt Verslag
PLEN
: Séance plénière
PLEN
: Plenum vergadering
COM
: Réunion de commission
COM
: Commissievergadering
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officiele publicaties, van de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation, 1008 Bruxelles
Natieplein, 1008 Brussel
Fax : 02/549 82 60
Fax : 02/549 81 60
Tél. : 02/549 82 74
Tel. : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
sprekers :
Ge´raldine
Pelzer-Salandra,
Antoine
Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
Mondelinge
vraag
van
mevrouw
Ge´raldine
Pelzer-
Salandra aan de minister van Binnenlandse Zaken over
de interventie op zaterdag 27 november 1999 van de
burgerlijke bescherming in de Hoge Ardennen
(nr. 575)
12
sprekers :
Ge´raldine
Pelzer-Salandra,
Antoine
Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Marcel Hendrickx aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de bijstand van
politiediensten aan geneesheren bij verdachte huisbezoe-
ken
(nr. 608)
13
sprekers : Marcel Hendrickx, Antoine Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Paul Timmermans aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de toekenning van
een verblijfsvergunning aan buitenlandse studenten
(nr. 587)
14
sprekers : Paul Timmermans, Antoine Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van mevrouw Kristien Grauwels aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de immigratie-
ambtenaren
(nr. 618)
15
sprekers : Kristien Grauwels, Antoine Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Gerolf Annemans aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
het in beslag
nemen van leeuwenvlaggen tijdens de 'blijde intredes'
(nr. 615)
16
sprekers : Gerolf Annemans, voorzitter van de Vlaams
Blok-fractie, Antoine Duquesne, minister van Binnen-
landse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Bart Laeremans aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de achterstand bij
de Raad van State, afdeling administratie
(nr. 570)
17
sprekers :
Bart
Laeremans,
Antoine
Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Danie¨l Vanpoucke aan de minister van Binnen-
landse Zaken over
de toekenning van bepaalde vergoe-
dingen aan lokale uitvoerende mandatarissen
(nr. 629)
- de heer Karel Van Hoorebeke aan de minister van
Binnenlandse Zaken over
de uitvoering van de wet van
4 mei 1999 inzake het sociaal statuut van de lokale
mandataris
(nr. 660)
19
sprekers : Danie¨l Vanpoucke, Karel Van Hoorebeke,
Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- mevrouw Ge´raldine Pelzer-Salandra aan de minister van
Binnenlandse Zaken over
de toepassing van het project
nuloverlast te Lokeren
(nr. 528)
orateurs : Ge´raldine Pelzer-Salandra, Antoine Du-
quesne, ministre de l'Inte´rieur
Question orale de Mme Ge´raldine Pelzer-Salandra au
ministre de l'Inte´rieur sur
l'intervention de la protection
civile le samedi 27 novembre 1999 en Haute Ardenne
(n° 575)
12
orateurs : Ge´raldine Pelzer-Salandra, Antoine Du-
quesne, ministre de l'Inte´rieur
Question orale de M. Marcel Hendrickx au ministre de
l'Inte´rieur sur
l'assistance des services de police aux
me´decins lors des visites a` domicile pour des cas sus-
pects
(n° 608)
13
orateurs : Marcel Hendrickx, Antoine Duquesne,
ministre de l'Inte´rieur
Question orale de M. Paul Timmermans au ministre de
l'Inte´rieur sur
l'octroi d'un permis de se´jour aux e´tudiants
e´trangers
(n° 587)
14
orateurs : Paul Timmermans, Antoine Duquesne,
ministre de l'Inte´rieur
Question orale de Mme Kristien Grauwels au ministre de
l'Inte´rieur sur
les fonctionnaires de l'immigration (n° 618)
15
orateurs : Kristien Grauwels, Antoine Duquesne,
ministre de l'Inte´rieur
Question orale de M. Gerolf Annemans au ministre de
l'Inte´rieur sur
la saisie des drapeaux flamands lors des
'joyeuses entre´es'
(n° 615)
16
orateurs : Gerolf Annemans, pre´sident du groupe
Vlaams Blok, Antoine Duquesne, ministre de l'Inte´rieur
Question orale de M. Bart Laeremans au ministre de
l'Inte´rieur sur
l'arrie´re´ aupre`s du Conseil d'Etat, section
administrative
(n° 570)
17
orateurs : Bart Laeremans, Antoine Duquesne, mini-
stre de l'Inte´rieur
Questions orales jointes de :
- M. Danie¨l Vanpoucke au ministre de l'Inte´rieur sur
l'octroi de certaines indemnite´s aux mandataires locaux
(n° 629)
- M. Karel Van Hoorebeke au ministre de l'Inte´rieur sur
l'exe´cution de la loi du 4 mai 1999 relative au statut social
du mandataire local
(n° 660)
19
orateurs : Danie¨l Vanpoucke, Karel Van Hoorebeke,
Antoine Duquesne, ministre de l'Inte´rieur
Questions orales jointes de :
- Mme Ge´raldine Pelzer-Salandra au ministre de l'Inte´rieur
sur
la pratique de la tole´rance ze´ro a` Lokeren (nr. 528)
HA 50
COM 070
3
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
- de heer Filip Anthuenis aan de minister van Binnen-
landse Zaken over
het project nuloverlast te Lokeren
(n° 583)
20
sprekers : Ge´raldine Pelzer-Salandra, Filip Anthue-
nis, Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse
Zaken, Kristien Grauwels
Mondelinge vraag van de heer Olivier Chastel aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de personeelsfor-
matie en de personeelsbezetting in de rijkswacht
(nr. 631)
23
sprekers : Olivier Chastel, Antoine Duquesne, minis-
ter van Binnenlandse Zaken
Mondelinge
vraag
van
mevrouw
Ge´raldine
Pelzer-
Salandra aan de minister van Binnenlandse Zaken over
de bekendmaking van de procedure voor regularisatie
van het verblijf van bepaalde categoriee¨n van vreemde-
lingen verblijvend op het grondgebied van het Rijk
(nr. 633)
24
sprekers : Ge´raldine Pelzer-Salandra, Antoine Du-
quesne, minister van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Pieter De Crem aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de uitwijzing van
Roma-zigeuners in Gent
(nr. 637)
25
sprekers : Pieter De Crem, Antoine Duquesne, minis-
ter van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Pieter De Crem aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de deelname door
studenten aan de komende gemeenteraadsverkiezingen
(nr. 650)
27
sprekers : Pieter De Crem, Antoine Duquesne, minis-
ter van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Pieter De Crem aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de veiligheid van
het voetbalstadion van Charleroi
(nr. 651)
29
sprekers : Pieter De Crem, Antoine Duquesne, minis-
ter van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Karel Van Hoorebeke aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
een conflict in
de rijkswachtbrigade van Voeren
(nr. 661)
31
sprekers : Karel Van Hoorebeke, Antoine Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Bart Somers aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de immigratie-
ambtenaren
(nr. 648)
31
sprekers : Bart Somers, Antoine Duquesne, minister
van Binnenlandse Zaken
- M. Filip Anthuenis au ministre de l'Inte´rieur sur
le projet
tole´rance ze´ro a` Lokeren
20
orateurs : Ge´raldine Pelzer-Salandra, Filip Anthue-
nis, Antoine Duquesne, ministre de l'Inte´rieur, Kris-
tien Grauwels
Question orale de M. Olivier Chastel au ministre de
l'Inte´rieur sur
le cadre du personnel et les effectifs en
fonction dans la gendarmerie
(n° 631)
23
orateurs :
Olivier
Chastel,
Antoine
Duquesne,
ministre de l'Inte´rieur
Question orale de Mme Ge´raldine Pelzer-Salandra au
ministre de l'Inte´rieur sur
la publicite´ de la proce´dure de
re´gularisation de certaines cate´gories d'e´trangers re´sidant
sur le territoire du Royaume
(n° 633)
24
orateurs :
Ge´raldine
Pelzer-Salandra,
Antoine
Duquesne, ministre de l'Inte´rieur
Question orale de M. Pieter De Crem au ministre de
l'Inte´rieur sur
l'expulsion de Roms a` Gand (n° 637)
25
orateurs : Pieter De Crem, Antoine Duquesne, mini-
stre de l'Inte´rieur
Question orale de M. Pieter De Crem au ministre de
l'Inte´rieur sur
la participation des e´tudiants aux prochai-
nes e´lections communales
(n° 650)
27
orateurs : Pieter De Crem, Antoine Duquesne, mini-
stre de l'Inte´rieur
Question orale de M. Pieter De Crem au ministre de
l'Inte´rieur sur
la se´curite´ du stade de football de Charle-
roi
(n° 651)
29
orateurs : Pieter De Crem, Antoine Duquesne, mini-
stre de l'Inte´rieur
Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au ministre de
l'Inte´rieur sur
un conflit a` la brigade de gendarmerie a`
Fourons
(n° 661)
31
orateurs : Karel Van Hoorebeke, Antoine Duquesne,
ministre de l'Inte´rieur
Question orale de M. Bart Somers au ministre de
l'Inte´rieur sur
les fonctionnaires de l'immigration (n° 648)
31
orateurs : Bart Somers, Antoine Duquesne, ministre
de l'Inte´rieur
4
HA 50
COM 070
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE L'INTE´RIEUR,
DES AFFAIRES GE´NE´RALES
ET DE LA FONCTION PUBLIQUE
COMMISSIE VOOR DE BINNENLANDSE
ZAKEN, DE ALGEMENE ZAKEN
EN HET OPENBAAR AMBT
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 14 DE
´ CEMBRE 1999
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 14 DECEMBER 1999
De vergadering wordt geopend om 10.05 uur door de
heer Paul Tant, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 10.05 heures par M. Paul Tant,
pre´sident.
Interpellatie van de heer Alfons Borginon tot de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegen-
heid over
het grootstedenbeleid van regeringscom-
missaris Charles Picque´
(nr. 153)
Interpellation de M. Alfons Borginon a` la vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi sur
la
politique des grandes villes du commissaire du gou-
vernement Charles Picque´
De heer Alfons Borginon (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, mevrouw de minister, collega's, allereerst wil ik mij
verontschuldigen voor de vertraging van vorige week.
Als Antwerpenaar en participant aan de bestuurs-
meerderheid in Antwerpen, volg ik de problematiek al
enkele jaren op de voet. Ik stel vast dat inzake stedelijk
beleid heel wat goede ideee¨n leven, maar elke partij, elke
schepen wil ook zijn ideee¨n realiseren. Ook de Vlaamse
regering wil - ongeacht de samenstelling - haar ding doen
en voorziet daarvoor eigen fondsen en impulsen. Het-
zelfde geldt voor de provincies en de federale regering.
De grote uitdaging waarvoor we staan is de coo¨rdinatie
op het niveau van de steden. De beschikbare middelen
voor een fatsoenlijk stedelijk beleid moeten op het ste-
delijk niveau efficie¨nt worden ingezet en niet in allerlei
potjes verdeeld.
Dat is de reden waarom ik kritisch sta tegenover het
beleid dat door deze regering en meer bepaald door
regeringscommissaris Charles Picque´ wordt gevolgd.
Dit beleid begint stilaan vorm te krijgen en de globale
aanpak zal concreet vorm krijgen via twee instrumenten.
Enerzijds wil men interventiegebieden vastleggen. Hierbij
is het mij niet duidelijk of die inhoudelijk of territoriaal
worden gei¨nterpreteerd. Anderzijds wil men binnen spe-
cifieke stadsgebieden tot positieve discriminatie komen
via fiscale stimuli.
Binnen de begroting werd een provisie van 1,5 miljard
frank uitgetrokken, waarvan 300 miljoen frank voor de
stad Antwerpen, waarvoor dank. Mijn kritiek ligt dan ook
op een ander vlak.
Daar de beleidsinstrumenten zich op verschillende ni-
veaus bevinden werd een regeringscommissaris met het
grootstedenbeleid belast. Over het statuut van deze
regeringscommissaris wil ik het eigenlijk niet hebben,
maar het is toch belachelijk dat ik de minister van
Werkgelegenheid moet interpelleren over het beleid voor
de grote steden dat tot de bevoegdheid van een collega
behoort.
De vraag naar de politieke verantwoordelijkheid wordt
nog ingewikkelder als blijkt dat de interministerie¨le Con-
ferentie voor Stedelijk Beleid samen geroepen dient door
de minister van Binnenlandse Zaken en de regerings-
commissaris. Bovendien kan men zich afvragen of de
heer Picque´, in zijn hoedanigheid van regeringscommis-
saris en volksvertegenwoordiger, de interministerie¨le
Conferentie wel kan voorzitten.
Ten gronde blijkt onze vrees - die we tijdens de bespre-
king van het regeerakkoord reeds lieten horen - even-
eens te worden bevestigd. Elke federale recuperatie
inzake grootstedenbeleid moet uitgesloten worden.
Daarom begrijpen wij niet dat in de laatste alinea van het
hoofdstuk Leefbare Steden wordt gesproken wordt over
een verbintenis van de steden ten aanzien van de
federale overheid. De steden zelf kunnen immers niet
worden verplicht om verbintenissen aan te gaan.
HA 50
COM 070
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Alfons Borginon
Het euvel waaraan elk ministerieel beleid ten opzichte
van de steden lijdt, is dat men wel middelen ter beschik-
king stelt, maar zeer minutieus vaststelt waaraan het geld
moet worden besteed en met een uitvoerige bureaucra-
tische rapportering.
Dan is er de orie¨nteringsnota van de heer Picque´ aan de
Ministerraad van 26 september 1999 waarin hij aangeeft
een complementair beleid te willen voeren met verster-
kende klemtonen op aangeven van steden en gewesten.
Uit andere elementen uit die nota blijkt dat er eerder een
tendens naar een parallel beleid groeit, zoals de voorbije
jaren al het geval was. Hierdoor wordt de armslag van de
lokale beleidsmakers beperkt.
Als het gaat om de verhouding tussen federale staat en
gewesten draait men de rollen om. In de orie¨nteringsnota
van het luik contractualisering spreekt men van cofinan-
ciering van de Gewesten bij federale projecten, terwijl het
omgekeerd zou moeten zijn. De ministerie¨le bevoegd-
heid ligt immers bij de Gewesten en niet bij de federale
overheid. Ook in het debat over de afbakening van
interventiegebieden blijkt die schizofrenie bevestigd te
worden.
Men schuift de criteria van het Sociaal Impuls Fonds naar
voren en men vraagt raad aan de Vlaamse overheid.
Deze tendens kristalliseert zich bovendien in de creatie
van het stedenobservatorium, dat onder meer zal instaan
voor de uitwerking van evaluatieprocedures. Dit zal zo-
wat de tiende evaluatieprocedure zijn die men terzake
invoert.
Het is duidelijk dat niet alleen de bevoegde gewest-
ministers deze trend met argusogen zullen bekijken; ook
de steden hebben geen baat bij een beleid dat opnieuw
tot bijkomende betutteling leidt. Er bestaat immers reeds
een duidelijke bevoegdheidsafbakening en er is reeds
een kader uitgetekend op gewestelijk vlak dat de coo¨rdi-
natie van het stedelijk beleid verzorgt. De initiatieven die
de regeringscommissaris ontwikkelt, kunnen hoogstens
een aanvullend karakter hebben op het instrumentarium
dat reeds aanwezig is binnen de verschillende gewesten.
Het lijkt er dus steeds meer op dat de opdracht waarmee
de commissaris belast werd, namelijk de opvolging en de
coo¨rdinatie van de algemene federale beleidslijnen die
een weerslag hebben op het stedelijk beleid, in de
verdrukking dreigt te komen. Uit de lange lijst van de
bijlage, toegevoegd aan de orie¨nteringsnota van 26
september 1999, blijkt dat op dit vlak voldoende werk
aanwezig is. Toch spreekt men in de regeringsbeslissing,
volgend op de goedkeuring van de orie¨nteringsnota,
enkel nog over het in kennis stellen van de projecten die
een belangrijke weerslag hebben op het vlak van het
stedelijk beleid.
Mevrouw de minister, ik kom thans tot mijn vragen.
Ten eerste, wie zal de interministerie¨le Conferentie voor
het Stedelijk Beleid voorzitten ? Onder wiens politieke
verantwoordelijkheid vallen de daden die de regerings-
commissaris stelt in deze Conferentie ?
Ten tweede, welke concrete stappen heeft de regerings-
commissaris reeds ondernomen om actief mee te werken
aan de opvolging en de coo¨rdinatie van die federale
projecten die een weerslag kunnen hebben op het ste-
delijk beleid ? Ik denk daarbij onder meer aan de aange-
kondigde belastinghervorming, aan het GEN, de politie-
hervorming enzovoort.
Ten derde, welke criteria zullen worden gehanteerd bij
het vaststellen van de interventiegebieden die kunnen
genieten van federale investeringsprogramma's ?
Hoe is de verstandhouding met de Vlaamse regering op
dit vlak ? Welke criteria zullen worden gehanteerd bij het
omschrijven van de interventiegebieden waar positieve
discriminatie zal worden toegepast inzake fiscale sti-
muli ?
Ten vierde, welke verdeelsleutel zal worden gehanteerd
bij het verdelen van die 1,5 miljard frank ?
Ten
vijfde,
hoever
staat
het
met
het
steden-
observatorium ? Zijn er al voorstellen ingediend ? Hoe
zal het worden samengesteld ?
Ten zesde, op welke wijze zal u, als bevoegde minister,
erop toezien dat de regeringscommissaris zich niet bui-
ten de opdracht begeeft, zoals omschreven in artikel
2 van het benoemingsbesluit van 22 juli 1999 ?
Het gaat immers alleen om het coo¨rdineren van het
federale stedelijke beleid. Hoe zorgt u ervoor dat de
regeringscommissaris geen coo¨rdinatie tussen het fede-
rale en het gewestelijke beleid tot stand brengt maar zich
beperkt tot het federale beleid ter zake ?
Minister Laurette Onkelinx : Mijnheer de voorzitter, ge-
achte collega's, vooraleer ik een duidelijk antwoord geef
op de gestelde vragen wens ik het debat terug in de juiste
context te plaatsen, meer bepaald binnen het regerings-
beleid. De huidige federale meerderheid achtte het nood-
zakelijk om het probleem van de grootsteden grondig aan
te pakken. Dat onze grootsteden af te rekenen hebben
met grote moeilijkheden is zeker geen nieuw gegeven.
Nieuw daarentegen is de houding die wij hebben willen
aannemen. Deze houding is ingegeven door het feit dat
talrijke federale bevoegdheden een rechtstreekse en
specifieke weerslag hebben op onze steden. Het is
immers onweerlegbaar dat onze zienswijze op het vlak
van tewerkstelling, veiligheid, maatschappelijke integra-
tie en fiscaliteit ook moet kunnen worden afgestemd op
de specifieke uitdagingen van de grootstedelijke gebie-
den. Om maar e´e´n voorbeeld aan te halen, er kan een
algemene diagnose voor de grote steden worden gesteld
6
HA 50
COM 070
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Laurette Onkelinx
waaruit duidelijk blijkt dat de grote meerderheid van hun
werkzoekenden ongeschoold zijn en dus ook niet kunnen
worden ingeschakeld in de arbeidsmarkt die vooral in de
steden steeds meer geschoolde krachten vereist. Het
jeugdtewerkstellingsplan past dus ook in deze context.
Ik neem eveneens de gelegenheid te baat om te herha-
len wat reeds door mijn collega, minister Daems, gepre-
ciseerd werd in de commissie, namelijk dat er geen
dubbelzinnigheid bestaat in verband met het statuut van
Charles Picque´. Hij heeft een opdracht op het vlak van
coo¨rdinatie en expertise die nauwgezet gedefinieerd en
gecontroleerd wordt door de regering.
Ik zal de zes vragen een na een beantwoorden. Ten
eerste vroeg u wie de interministerie¨le conferentie voor
het stedelijk beleid zal voorzitten en onder wiens politieke
verantwoordelijkheid de daden van de regeringscommis-
saris binnen de conferentie vallen. Om de inter-
ministerie¨le conferentie voor het stedelijk beleid een
sterke dynamiek te geven, werd door de federale rege-
ring besloten om de minister van Binnenlandse Zaken, in
samenwerking met de regeringscommissaris bevoegd
voor het grootstedelijk beleid, de bevoegdheid te geven
om in onderling overleg de interministerie¨le conferentie
inzake stedelijke vernieuwing te laten samenroepen. De
interministerie¨le conferentie zal als interministerieel over-
legorgaan onder het voorzitterschap van de minister van
Binnenlandse Zaken vergaderen waarbij het niet uitge-
sloten is dat de regeringscommissaris in de praktijk bij de
dagelijkse organisatie van het permanent overleg en voor
zover het zijn opdrachten betreft het voorzitterschap van
de overleginitiatieven waarneemt.
Ten tweede wou u weten welke concrete stappen de
regeringscommissaris reeds ondernomen heeft om actief
mee te werken aan de opvolging en de coo¨rdinatie van
de federale projecten die een weerslag kunnen hebben
op het stedelijk beleid. De regeringscommissaris partici-
peert in de werkgroepen inzake de politiehervormingen.
Hij neemt deel aan de uitbouw van het federaal
veiligheidsplan, dit na overleg met de betrokken politie-
diensten van de grootsteden.
In overleg met de minister van Financie¨n zullen voorstel-
len worden uitgewerkt inzake fiscaliteit. De regerings-
commissaris heeft ook met mij overleg gepleegd inzake
het Rosetta-plan. Bovendien nam hij deel aan de bespre-
kingen van de veiligheids- en samenlevingscontracten.
Hij heeft ook werkbezoeken aan de steden georgani-
seerd. Zo komt het dat Charleroi en Antwerpen, op basis
van de nota die door de regering werd goedgekeurd, zijn
begonnen met het uitwerken van concrete voorstellen.
Charleroi wenst dat er wordt tussengekomen in het
project Marchienne-e´tat, terwijl Antwerpen een omvang-
rijk programma wil opstarten op de site Spoorweg-
emplacement naast de Seefhoek.
Ten derde, welke criteria zullen worden gehanteerd bij
het vaststellen van de interventiegebieden die kunnen
genieten van de federale investeringsprogramma's en
welke criteria zullen worden gehanteerd bij het omschrij-
ven van de interventiegebieden waar positieve discrimi-
natie zal worden toegepast in de vorm van fiscale sti-
muli ? De federale regering heeft op 1 oktober 1999 de
nota goedgekeurd die op initiatief van de regeringscom-
missaris werd ingediend. In concreto zullen de interven-
ties voor zone 1 betrekking hebben op de bevoegdheden
maatschappelijke integratie en sociale economie, veilig-
heid en binnenlandse zaken, de regie der gebouwen en
werkgelegenheid, en dit in de eerste plaats voor de grote
steden. Over het concreet vastleggen van de desbetref-
fende grote steden zal worden beslist op de Ministerraad
op basis van de voorstellen van de regeringscommissa-
ris. Deze heeft nooit de pretentie gehad om het Vlaams
stedelijk beleid te recupereren, integendeel. Wij willen
met het federaal stedelijk beleid het gewestelijk stedelijk
beleid precies versterken en ondersteunen door, binnen
onze bevoegdheden, specifiek complementaire acties uit
te werken. Uiteraard is overleg met de Gewesten en de
steden daarbij cruciaal. Dit vereist van alle partners
echter een positieve ingesteldheid.
Voor Antwerpen werd de zone 1 in samenwerking met
het Vlaams Gewest en de stad afgebakend. Voor de
maatregelen inzake zone 2 - ondersteunende maatrege-
len zoals bijvoorbeeld fiscale - hebben wij bij de Gewes-
ten de cijfers opgevraagd die de ontwikkelingscriteria
voor de afbakening van zone 2 zouden moeten onder-
steunen. Voor Vlaanderen kunnen wij beschikken over
het statistisch materiaal dat is verbonden aan de vier
criteria. Dat zijn nu eenmaal de beschikbare statistische
gegevens waarop Vlaanderen zijn stedelijk beleid steunt.
Aan de andere Gewesten werd gevraagd om in de eerste
fase voor hun grondgebied vergelijkbare statistische ge-
gevens te verzamelen. Daarnaast hebben wij alle Ge-
westen ook gevraagd om bijkomende suggesties te doen
voor criteria.
Een volgende overleg met de Gewesten is vastgelegd op
2 december 1999. Eens de criteria vastgesteld en de
statistische gegevens ingezameld, komt het erop aan de
criteria onderling af te wegen en voor ieder criterium een
graad van pertinentie toe te kennen, in het licht van de
toestand die wordt weerspiegeld. Het spreekt trouwens
ook voor zich dat de maatregelen inzake positieve dis-
criminatie slechts moeten worden toegepast voor be-
paalde wijken, bijvoorbeeld op subgemeentelijke geogra-
fische entiteiten.
Om zo precies te werk te gaan, moeten de statistische
resultaten uiteraard met de grootste voorzichtigheid wor-
den gei¨nterpreteerd. Er zullen dus enkele weken nodig
zijn om een voorstel voor de zones met positieve discri-
minatie aan de regering voor te leggen. De positief
HA 50
COM 070
7
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Laurette Onkelinx
discriminerende fiscale maatregelen, die uiteraard moe-
ten passen in het globaal fiscaal beleid, gevoerd door de
regering, zullen worden uitgewerkt in onderling overleg
met de minister van Financie¨n, de Gewesten en de
steden.
U vraagt welke verdeelsleutel gehanteerd zal worden
bij het verdelen van het Fonds dat momenteel een eerste
provisie van 1,5 miljard frank bevat. Het is niet de
bedoeling om het stedelijk beleid van de Gewesten over
te doen. Vandaar dat voor de gebieden van zone
1 uitdrukkelijk wordt gekozen voor de grote steden in
Belgie¨. Zoals ik al heb gezegd, zal de beslissing inzake
de betrokken steden worden genomen door de Minister-
raad, op basis van een voorstel van de regeringscom-
missaris, die momenteel een eerste ronde werkbezoeken
aan een aantal steden aflegt en mogelijke projecten en
actieterreinen inventariseert.
Een andere vraag betreft de oprichting van een groot
stedenobservatorium. U vraagt, onder meer, op welke
wijze dit orgaan zal worden samengesteld. In de nota aan
de regering werd voorgesteld om op middellange termijn
de oprichting van een stedenobservatorium te overwe-
gen, omdat het optimaal functioneren van onder andere
de interministerie¨le conferentie voor stedelijk beleid af-
hankelijk is van voldoende administratieve ondersteu-
ning. De regering heeft daartoe nog geen concrete
beslissing genomen.
Hoe ziet de minister erop toe dat de regeringscommis-
saris zich niet buiten de opdracht begeeft zoals omschre-
ven in artikel 2 van het benoemingsbesluit van 22 juli
1999 ? De regeringscommissaris heeft als opdracht te
coo¨rdineren en voorstellen te doen inzake stedelijk beleid
aan de federale regering, die uiteindelijk de beslissingen
neemt. Het is mijn bedoeling het werk van de regerings-
commissaris van nabij te volgen. Ik wens ook te herhalen
dat de heer Picque´ zich ter beschikking van de commis-
sie houdt om meer inlichtingen te geven over het groot-
stedelijk beleid.
De heer Alfons Borginon (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, mevrouw de minister, hoe meer ik u hoor bevesti-
gen dat de federale overheid het beleid van de Vlaamse
regering niet wil overdoen, hoe meer ik de indruk krijg dat
dit we´l gebeurt, en soms ongewild. Ik geeft daarvan een
voorbeeld. Als men statistische gegevens opvraagt om
de wijken af te bakenen waarin men bepaalde interven-
ties wil doen, kan men dat natuurlijk niet los zien van de
effectieve actie. Ik bedoel, als u overal wijken gaat
vastleggen, bent u het werk aan het overdoen, hoewel u
de beschikbare budgettaire ruimte efficie¨nter zou kunnen
aanwenden. Als u, bijvoorbeeld, iets wilt doen aan de
verloedering van de winkelstraten, kunt u aan de hand
van statistische gegevens onmiddellijk de lijst opmaken
van de winkelstraten die in aanmerking komen. Welnu,
als u terzake maatregelen treft, bent u waarschijnlijk
dubbel werk aan het verrichten, want in Vlaanderen
bestaat reeds het Mercuriusproject dat bedoeld is om
een aantal van die winkelstraten nieuw leven in te blazen.
Het zou net interessant zijn om de straten, die buiten de
werking van het Vlaamse Mercurius-project vallen, te
ondersteunen. Wellicht vallen zij evenwel net buiten de
criteria. Men kan de twee beleidsvisies dus niet van
elkaar scheiden.
Het verheugt mij dat de beslissing tot het oprichten van
een stedenobservatorium nog niet is genomen. Het beste
observatorium dat er bestaat zijn immers de steden zelf.
Als er een wetenschappelijke analyse moet komen, dan
moet dit door de universiteiten gebeuren. Er zijn biblio-
theken volgeschreven met boeiende studies over de
manier waarop men een stad beter zou kunnen besturen.
Het probleem is de efficie¨nte uitwerking op het terrein. Ik
zou aan de heer Picque´ een boodschap willen meege-
ven. In plaats van kwistig hier en daar miljoenen rond te
delen - wat natuurlijk zeer aangenaam is, de heer de
Donne´a zal ze zeker niet weigeren - zou hij beter het
stedelijk beleid op federaal vlak ondersteunen. Als men
er bijvoorbeeld in zou slagen de politiehervorming twee
maanden vlugger te realiseren, is dat beter dan het
rondstrooien van bijkomend manna met bijkomende me-
chanismen. Ik blijf van mening dat het federaal beleid
doublerend werkt. Ik ben er tevens van overtuigd dat de
betutteling vanwege de hogere overheden tegenover de
steden blijft bestaan. Bijgevolg zal ik terzake een motie
van aanbeveling indienen.
M. Franc¸ois-Xavier de Donne´a (PRL FDF MCC) : Mon-
sieur le pre´sident, madame la ministre, tout ce que j'ai lu
et entendu des projets du commissaire du gouverne-
ment, M. Picque´, semble montrer que globalement,
celui-ci prend les bonnes orientations.
Je voudrais ne´anmoins formuler quelques remarques
pour pre´ciser ma pense´e a` cet e´gard.
Selon moi, M. Picque´ a raison lorsqu'il pose comme
priorite´ nume´ro un l'ame´lioration de la se´curite´. Je suis
e´galement d'accord avec lui quand il dit que si l'on veut
augmenter la se´curite´ dans les villes, notamment dans
les quartiers difficiles, les deux mesures principales a`
prendre sont, d'abord, nommer les magistrats qui man-
quent au cadre - leur donner les moyens de travailler,
instaurer et faire fonctionner les proce´dures acce´le´re´es -
et ensuite, cre´er le plus rapidement possible des e´tablis-
sement de redressement pour les jeunes de´linquants
re´cidivistes. Nous sommes actuellement confronte´s a`
des noyaux, relativement petits, mais dont les membres
se font parfois arre^ter quarante, cinquante, soixante fois
par an. Ces jeunes ne doivent e´videmment pas e^tre
place´s dans des prisons traditionnelles, mais dans des
e´tablissements ferme´s de re´e´ducation ou` ils pourront
jouir d'un encadrement spe´cial.
8
HA 50
COM 070
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Franc¸ois-Xavier de Donne´a
Je me re´jouis tre`s fort de l'accent que M. Picque´ met sur
ce point. Il est inutile de continuer a` augmenter les
effectifs policiers dans les villes, si l'appareil judiciaire ne
peut suivre, ce qui est le cas dans la plupart des grandes
villes de notre pays, et si nous ne pouvons sortir de la rue
les noyaux durs de jeunes re´cidivistes. Telle est la cle´ de
ce proble`me. Tout le reste n'est que blabla.
Je suis entie`rement d'accord avec M. Borginon sur le fait
qu'il est inutile de re´aliser des e´tudes et des observatoi-
res supple´mentaires. Je sais exactement ce que j'ai a`
faire dans ma ville. Le proble`me est de le faire, et de le
faire faire, jusqu'au niveau de la base : il ne suffit pas que
les officiers, les procureurs du Roi ou les procureurs
ge´ne´raux soient convaincus de mener une action, encore
faut-il que cela se re´percute jusqu'aux plus petits des
substituts, des juges d'instructions, des agents et des
auxiliaires de police.
Enfin, je voudrais demander a` Mme Onkelinx quand les
fonds destine´s au soutien de la politique de la ville seront
libe´re´s. En effet, il faut du temps pour de´penser de
l'argent dans notre pays : l'organisation de recrutements
implique de suivre des proce´dures, la re´alisation de
travaux est soumise a` la loi sur les marche´s publics, les
tutelles de le´galite´ des re´gions doivent fonctionner. Si le
gouvernement souhaite des effets rapides - je crois que
tel est son objectif et j'y souscris -, nous devons disposer
rapidement des sommes pre´vues, afin de pouvoir agir
rapidement sur le terrain. Si les sommes nous sont
formellement promises en janvier, ce que M. Picque´ m'a
re´pe´te´ a` plusieurs reprises en prive´, dans le meilleur des
cas, les re´sultats n'apparai^tront qu'apre`s l'e´te´, compte
tenu des recrutements a` effectuer et des travaux a`
re´aliser.
Pour ma part, j'adjure le gouvernement a` se de´pe^cher
sur trois points : libe´rer des fonds pour soutenir la politi-
que de M. Picque´ a` laquelle je souscris, permettre a`
M. Verwilghen de nommer les magistrats qui manquent
dans les grandes villes et enfin, mettre sur pied, en
collaboration avec les communaute´s, des e´tablissements
de re´e´ducation pour jeunes mineurs re´cidivistes.
En plaidant de la sorte, je ne fais que renforcer ce que
M. Picque´ qui travaille depuis des anne´es sur le me^me
terrain que moi, dit e´galement.
Mme Laurette Onkelinx, ministre : Je voudrais vous
faire part de quelques e´le´ments supple´mentaires.
A
` M. Borginon, je dirai - et je pense lui avoir re´pondu
dans ma premie`re intervention - qu'il n'est e´videmment
pas question de doubler les politiques communales ou
re´gionales.
Il s'agit de travailler en comple´mentarite´. Il serait stupide,
dans le cadre des compe´tences reste´es fe´de´rales, que
l'on ne puisse pas travailler en discrimination positive au
profit des proble`mes que connaissent les grandes villes.
Quand on parle d'incitants fiscaux, c'est encore au
niveau fe´de´ral que l'on pourrait peut-e^tre apporter les
appuis dont ont besoin les villes et les re´gions. C'est
dans cet esprit que travaille et ne´gocie le commissaire du
gouvernement. Pour Anvers, par exemple, la de´finition
de la zone a fait l'objet de ne´gociations et d'un accord
avec la Re´gion et avec la ville. La volonte´ du gouverne-
ment est de travailler main dans la main pour rencontrer
les proble`mes tre`s se´rieux que connaissent Anvers et les
autres villes.
A M. de Donne´a, je re´pondrais qu'ame´liorer la se´curite´
dans les grandes villes est e´videmment une des priorite´s
de Charles Picque´, comme de nous tous d'ailleurs. En
fait, tout passera par un travail transversal dans le cadre
des politiques fe´de´rales. J'ai parle´ tout a` l'heure du plan
emploi jeunes. Nous allons devoir, au niveau fe´de´ral,
engager des jeunes. Par exemple, on a besoin d'assis-
tants sociaux dans les quartiers ou d'auxiliaires de police,
etc. On peut tre`s bien, par le biais du plan jeunes et dans
la cascade que nous avons de´cide´e en commission des
Affaires sociales et en se´ance ple´nie`re hier, affecter du
personnel supple´mentaire au profit des grandes villes, en
collaboration avec les communes et les re´gions.
Comme M. Picque´ l'a dit, le gouvernement veut e´gale-
ment re´gler le proble`me des cadres dans la magistrature.
A Bruxelles, comme M. de Donne´a vient de l'e´voquer, le
proble`me est criant. Au tribunal de premie`re instance de
Bruxelles, il y a, je pense, 28 places vacantes au cadre.
Et me^me si le cadre e´tait rempli, cela ne re´glerait pas
tous les proble`mes. La situation est e´galement pre´occu-
pante dans les autres grandes villes du pays. L'action
dans ce domaine est e´galement une priorite´ du gouver-
nement.
Travailler en comple´mentarite´ avec les communaute´s,
c'est aussi re´soudre le proble`me des jeunes de´linquants
ou criminels. Je ne tiendrai pas le me^me discours que
M. de Donne´a, et je crois que M. Picque´ non plus, quand
il parle de maisons de redressement.
M. Franc¸ois-Xavier de Donne´a (PRL FDF MCC) : Si,
M. Picque´ a utilise´ le me^me langage que moi.
Mme Laurette Onkelinx, ministre : Eh bien, comme je
suis la ministre de tutelle, je lui dirai qu'il doit changer de
langage. En effet, il y a heureusement tre`s longtemps
que nous avons balaye´ le terme de maisons de redres-
sement de notre vocabulaire. Nous organisons pluto^t des
accueils en milieux ferme´s. Il s'agit donc bien d'une
sanction mais au cours de laquelle il y a un travail
pe´dagogique pour permettre au jeune d'avoir un espoir
apre`s l'enfermement. C'est donc tre`s diffe´rent de la
simple notion de punition dans des maisons de redres-
sement.
HA 50
COM 070
9
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Laurette Onkelinx
M. Franc¸ois-Xavier de Donne´a (PRL FDF MCC) : Ma-
dame la ministre, je crois que nous parlons de la me^me
chose. Toutefois, en ce qui me concerne, je parle sans
euphe´misme parce que les gens en ont assez des
euphe´mismes. J'appelle donc
maison de redressement
ce qui est en fait une
maison de re´e´ducation. Le but est
bien ce que vous de´crivez.
La diffe´rence entre nous, c'est que vous le dites avec
euphe´misme et moi, je l'ai dit sans langue de bois.
Mme Laurette Onkelinx, ministre : Je ne parle pas la
langue de bois. J'ai ge´re´ le secteur de l'aide a` la jeunesse
pendant plusieurs anne´es et je sais que sur le terrain, on
fait une diffe´rence entre une re´e´ducation et un redresse-
ment.
Je constate quand me^me que nous sommes d'accord sur
le fond. Tant mieux.
Le pre´sident : Chers colle`gues, puis-je vous demander
de ne plus vous interrompre ?
M. Franc¸ois-Xavier de Donne´a (PRL FDF MCC) : Mais
on peut tout de me^me dialoguer, monsieur le pre´sident.
Le pre´sident : Ce n'est pas le moment opportun pour le
faire, monsieur de Donne´a. Mon ro^le est de faire respec-
ter le Re`glement.
Mme Laurette Onkelinx, ministre : Monsieur le pre´si-
dent, l'ide´e est de re´investir. C'est une ne´cessite´ absolue.
Il n'y a pas suffisamment de places en milieu ferme´ pour
ces jeunes qui connaissent des proble`mes. Il faudrait
augmenter le nombre de places d'accueil pour jeunes
de´linquants ou en difficulte´s, soit en utilisant la formule
que l'on connai^t actuellement dans les communaute´s,
soit sur la base de mode`les e´trangers. Le mode`le hol-
landais me´rite certainement d'e^tre examine´.
Quant a` l'observatoire, d'apre`s les informations dont je
dispose, s'il est vrai qu'il existe bon nombre d'e´tudes
universitaires sur le sujet, nous n'avons pas les informa-
tions ne´cessaires dans toute une se´rie de secteurs. Par
exemple, vous ne trouvez rien sur le volet fiscalite´ et
politique urbaine. Les e´tudes sur la criminalite´ en milieu
urbain sont foison. Dans ce domaine, une e´tude supple´-
mentaire n'est pas ne´cessaire, il suffit de re´colter, d'ana-
lyser, de synthe´tiser.
Comment rassembler les informations ne´cessaires, au
sein de cet observatoire, et augmenter le nombre d'indi-
cateurs qui nous permettraient, au niveau fe´de´ral, de
mener une ve´ritable politique comple´mentaire, toutes
compe´tences confondues ? Voila` la question qui se pose
pour la cre´ation de cet observatoire.
Vous me demandez quand les fonds seront libe´re´s,
monsieur de Donne´a. La volonte´ est de de´penser le plus
vite possible car les besoins sur le terrain sont bien re´els.
Bien entendu, cela de´pend des projets des villes. A partir
du moment ou` ils s'inscrivent dans le cadre des priorite´s
et des crite`res de´finis par le commissaire du gouverne-
ment et de`s qu'ils sont accepte´s par le gouvernement, les
fonds pourront e^tre libe´re´s de`s janvier.
M. Franc¸ois-Xavier de Donne´a (PRL FDF MCC) :
Pouvons-nous les introduire de`s a` pre´sent ?
Mme Laurette Onkelinx, ministre : Bien entendu.
Le pre´sident : En conclusion de cette discussion, des
motions ont e´te´ de´pose´es.
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties
ingediend.
Une motion de recommandation a e´te´ de´pose´e par
M. Alfons Borginon et est libelle´e comme suit :
La Chambre, ayant entendu l'interpellation de M. Alfons
Borginon, et la re´ponse de la vice-premie`re ministre et
ministre de l'Emploi, invite le gouvernement a` respecter
pleinement, dans le cadre de l'e´laboration de sa politique
relative aux grandes villes, les compe´tences des E
´ tats
fe´de´re´s et a` inte´grer sa politique dans les choix politiques
ge´ne´raux ope´re´s par les villes me^mes.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer
Alfons Borginon en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellatie van de heer Alfons
Borginon, en het antwoord van de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid, roept de regering op bij
het uitstippelen van haar beleid inzake grootsteden de
bevoegdheden van de deelstaten ten volle te respecte-
ren en haar beleid in te passen in de algemene politieke
keuzes die de grootsteden zelf maken.
Une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par MM. Fran-
c¸ois-Xavier de Donne´a, Denis D'hondt, Andre´ Fre´de´ric et
Jean Depreter et Mme Kristien Grauwels.
Een eenvoudige motie werd ingediend door de heren
Franc¸ois-Xavier de Donne´a, Denis D'hondt, Andre´ Fre´d-
e´ric en Jean Depreter en mevrouw Kristien Grauwels.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
10
HA 50
COM 070
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Question orale de M. Claude Desmedt au ministre de
l'Inte´rieur sur
la mise en vigueur effective de la loi
du 13 mai 1999 relative aux sanctions administrati-
ves dans les communes
Mondelinge vraag van de heer Claude Desmedt aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
de effec-
tieve inwerkingtreding van de wet van 13 mei 1999 tot
invoering van gerechtelijke administratieve sancties
(nr. 548)
M. Claude Desmedt (PRL FDF MCC) : Monsieur le
pre´sident, monsieur le ministre, chers colle`gues, a` la fin
de la le´gislature pre´ce´dente, le parlement a vote´ une loi
relative aux sanctions administratives dans les commu-
nes. Cette loi date´e du 13 mai a e´te´ publie´e au Moniteur
du 10 juin. Elle est extre^mement inte´ressante pour les
communes puisqu'elle pre´voit qu'en cas d'infraction aux
ordonnances et re`glements communaux, les communes
pourront infliger des amendes administratives et les
percevoir, alors qu'actuellement, seules des sanctions
pe´nales sont possibles. En pratique, ces sanctions se
re´alisent tre`s rarement car les parquets ne poursuivent
pas et, lorsqu'ils poursuivent, les recettes sont attribue´es
a` l'Etat fe´de´ral. Cette loi est incontestablement tre`s
positive et apportera un plus aux communes dans la
re´pression des infractions a` leurs re`glements.
Le Moniteur ayant publie´ cette loi le 10 juin, elle entrait en
principe en vigueur 10 jours plus tard. Cependant, elle
pre´cise que le Roi re`gle par arre^te´ de´libe´re´ en Conseil
des ministres la proce´dure de de´signation par la com-
mune du fonctionnaire qui infligera l'amende administra-
tive, ainsi que la manie`re de percevoir cette amende.
C'est un point essentiel de la loi car, aussi longtemps que
cet arre^te´ royal n'est pas publie´, elle ne peut entrer en
vigueur.
Monsieur le ministre, voila` six mois que cette loi a e´te´
publie´e. Bien su^r, il y a eu un changement de gouverne-
ment mais je suppose que cela ne change rien a` sa mise
en application. J'aimerais connai^tre vos intentions en ce
qui concerne la publication de cet arre^te´ royal. Ou` en
sont les choses ? Je sais que vous e^tes vous me^me
municipaliste et vous n'ignorez pas que cette loi re´pond a`
une ne´cessite´ et a` l'attente des communes.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, le §13 de l'article 119bis nouveau de la
nouvelle loi communale, y inse´re´ par la loi du 13 mai
1999 a` laquelle M. Desmedt fait allusion, pre´voit effecti-
vement que le Roi re`gle, par arre^te´ de´libe´re´ en Conseil
des ministres, la proce´dure de de´signation par la com-
mune, du fonctionnaire qui sera charge´ d'infliger
l'amende administrative appele´e a` sanctionner une in-
fraction a` une ordonnance de police communale, ainsi
que la proce´dure selon laquelle cette amende sera
perc¸ue.
Ces amendes ne pourront de`s lors e^tre inflige´es que
lorsque le mode de perception de celles-ci aura e´te´
de´termine´ par le Roi. Re´cemment a e´te´ constitue´ un
groupe de travail qui est charge´ de pre´parer un projet
d'arre^te´ royal portant exe´cution de cette disposition. Ce
groupe de travail comprend notamment des fonctionnai-
res de la police ge´ne´rale du royaume qui ont e´te´ associe´s
en son temps a` la re´daction du projet de loi devenu la loi
du 13 mai 1999 relative aux sanctions administratives
dans les communes. Il est pre´vu e´galement d'envoyer
une circulaire explicative aux communes e´tant donne´
que le fonctionnaire communal qui sera de´signe´ pour
infliger l'amende administrative disposera d'un certain
pouvoir d'appre´ciation quant a` l'e´tendue de celle-ci.
L'amende administrative pourra s'e´lever jusqu'a` 10 000
francs. Ce fonctionnaire doit e^tre choisi selon une proce´-
dure qui offre toutes les garanties voulues quant a` sa
capacite´ a` remplir cette fonction de manie`re impartiale.
Le projet d'arre^te´ et la circulaire seront pre^ts, dans leur
version de´finitive, d'ici quelques semaines. Le projet
d'arre^te´ pourra donc e^tre soumis aux de´libe´rations du
Conseil des ministres, conforme´ment a` l'article 119bis,
§13 pre´cite´ de la nouvelle loi communale. On travaille
beaucoup au ministe`re de l'Inte´rieur et ce proble`me
pourra probablement e^tre re´gle´ de´but 2000.
J'attire votre attention sur le fait que d'autres sanctions
administratives pre´vues par la loi du 13 mai 1999 peu-
vent d'ores et de´ja` trouver a` s'appliquer pour autant, cela
va de soi, qu'elles soient e´dicte´es par l'ordonnance de
police vote´e par le conseil communal. Il en va ainsi
notamment de la sanction, de la suspension ou du retrait
administratif d'une autorisation ou d'un permis de´livre´ par
la commune ou encore de la fermeture administrative
d'un e´tablissement a` titre temporaire ou a` titre de´finitif.
Ces sanctions sont de`s a` pre´sent a` la disposition des
communes.
M. Claude Desmedt (PRL FDF MCC) : Monsieur le
pre´sident, je remercie le ministre et je note avec satis-
faction que le chantier avance. Je sais effectivement que
le ministe`re de l'Inte´rieur a beaucoup de travail pour le
moment. Je dirai cependant que ce type d'arre^te´ royal
devrait e^tre moins complexe a` faire que certains autres
sous les feux de l'actualite´. Monsieur le ministre, j'espe`re
qu'au cours du premier trimestre 2000, l'arre^te´ royal
pourra e^tre publie´ et que cet outil sera enfin mis a` la
disposition des communes.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur Desmedt,
votre question va donner des ailes a` mon administration.
Le pre´sident : L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
HA 50
COM 070
11
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Question orale de Mme Ge´raldine Pelzer-Salandra au
ministre de l'Inte´rieur sur
la de´volution des votes en
case de te^te
Mondelinge vraag van mevrouw Ge´raldine Pelzer-
Salandra aan de minister van Binnenlandse Zaken
over
de devolutie van de kopstemmen (nr. 529)
Mme Ge´raldine Pelzer-Salandra (AGALEV-ECOLO) :
Monsieur le pre´sident, monsieur le ministre, je ne sais
pas si ma question sera encore longtemps d'actualite´. En
effet, comme chacun le sait, vous travaillez a` modifier la
loi e´lectorale, et vous espe´rez peut-e^tre que votre travail
s'appliquera avant les communales. Puisque je ne sais
pas ou` vous en e^tes, je vous pose tout de me^me ma
question. Actuellement, la loi communale dit qu'un e´lu
dont l'e´lection a e´te´ valide´e peut renoncer a` son mandat
avant que l'on mette en place le conseil communal. En
principe, il a droit a` trois supple´ants. Qu'en est-il s'il
renonce avant sa mise en place ? Lui reste-t-il deux ou
trois supple´ants ?
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
madame Pelzer, votre question est tout a` fait pertinente
et d'actualite´. D'apre`s la loi actuelle, au moment ou` un
candidat e´lu conseiller communal se de´siste de son
mandat avant l'installation du conseil, le bureau principal
a de´ja` proclame´ les e´lus aux mandats effectifs et a` la
supple´ance. Le re´sultat de l'e´lection est devenu de´finitif.
Si la liste a obtenu deux e´lus, les quatre candidats non
e´lus ayant obtenu le plus grand nombre de voix auront
e´te´ de´clare´s supple´ants.
Dans le cas que vous avez e´voque´, la liste n'a obtenu
qu'un seul e´lu, et les trois candidats non e´lus ayant
obtenu le plus grand nombre de voix auront e´te´ pro-
clame´s supple´ants puisqu'au terme de l'article 58 de la
loi e´lectorale communale, le nombre des e´lus supple´ants
ne peut e^tre infe´rieur a` trois. Le premier supple´ant sera
donc appele´ a` sie´ger en lieu et place de l'unique e´lu qui
renonce a` exercer le mandat lui ayant e´te´ confe´re´. Il reste
de`s lors a` ce moment deux supple´ants. Telle est la loi.
Le pre´sident : L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Ordre des travaux
Regeling van de werkzaamheden
La question orale n° 530 de Mme Ge´raldine Pelzer-
Salandra est retire´e.
Question orale de Mme Ge´raldine Pelzer-Salandra au
ministre de l'Inte´rieur sur
l'intervention de la protec-
tion civile le samedi 27 novembre 1999 en Haute
Ardenne
Mondelinge vraag van mevrouw Ge´raldine Pelzer-
Salandra aan de minister van Binnenlandse Zaken
over
de interventie op zaterdag 27 november 1999
van de burgerlijke bescherming in de Hoge Arden-
nen
(nr. 575)
Mme Ge´raldine Pelzer-Salandra (AGALEV-ECOLO) :
Monsieur le pre´sident, monsieur le ministre, je vous
demande encore une fois quelques pre´cisions. En date
du 27 novembre, entre 13 heures 30 et 14 heures,
plusieurs te´moins ont aperc¸u dans le village de Stoumont
plusieurs ve´hicules de la protection civile. Je pense qu'il
s'agissait de cinq ve´hicules qui circulaient avec leurs
gyrophares. Ces te´moins ont eu l'impression que les trois
voitures du milieu portaient le sigle nucle´aire. Pouvez-
vous, monsieur le ministre, nous pre´ciser la nature de
cette mission de la protection civile et e´videmment nous
rassurer quant a` la nature de ce qu'ils transportaient ?
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
madame Pelzer, je vais en effet pouvoir vous rassurer - et
me rassurer par la me^me occasion, parce que je n'habite
pas tre`s loin. Il n'y avait rien de radioactif dans tout cela.
Les volontaires de la protection civile du poste avance´ de
Remouchamps ont organise´ le samedi 27 novembre
dernier un exercice de simulation de chute d'avion dans
le village de My, a` environ 15 km au sud-ouest de
Remouchamps, exercice qui s'est termine´ a` 14 heures.
Ils s'y sont rendus via le village d'Arze´e avec six ve´hicu-
les de la protection civile, a` savoir quatre minibus et deux
camions de sauvetage Aluvan.
Quatre de ces ve´hicules provenaient du poste avance´ de
Remouchamps et les deux autres de l'unite´ permanente
de Crisne´e, pre`s de Lie`ge. Ce sont probablement ces
ve´hicules qui ont e´te´ aperc¸us dans la re´gion. Et il est plus
que vraisemblable que les te´moins ont confondu le sigle
de la protection civile (un triangle bleu dans un cercle
orange) figurant sur ces ve´hicules avec le symbole de
danger de radioactivite´ (un tre`fle stylise´ noir dans un
triangle jaune a` bord noir).
Etes-vous rassure´e madame ?
Mme Ge´raldine Pelzer-Salandra (AGALEV-ECOLO) :
Monsieur le ministre, ne devrait-on pas pre´voir une
certaine publicite´ autour de ce type d'ope´ration ? Cela
vous e´viterait peut-e^tre de perdre votre temps en re´pon-
dant a` des questions comme celle que je viens de vous
poser.
M. Antoine Duquesne, ministre : Madame, de tels exer-
cices ne sont pas des spectacles.
Mme Ge´raldine Pelzer-Salandra (AGALEV-ECOLO) :
Quand je parle de publicite´, je ne parle pas d'attirer des
spectateurs. Je souhaiterais simplement que l'on informe
la population des ope´rations organise´es dans leur re´gion.
12
HA 50
COM 070
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Ge´raldine Pelzer-Salandra
M. Antoine Duquesne, ministre : Je dois ajouter que le
passage de ve´hicules de se´curite´ de la police, de la
gendarmerie, des pompiers ou de la protection civile ne
devrait normalement inquie´ter personne. Ce qui serait
inquie´tant, c'est qu'ils ne soient pas pre´sents quand il le
faut. On doit donc apprendre - c'est probablement un
proble`me d'e´ducation et de formation - a` ne pas confon-
dre un ve´hicule de la protection civile et un ve´hicule sur
lequel figure le symbole de radioactivite´.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Marcel Hendrickx aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
de bij-
stand van politiediensten aan geneesheren bij ver-
dachte huisbezoeken
(nr. 608)
Question orale de M. Marcel Hendrickx au ministre de
l'Inte´rieur sur
l'assistance des services de police
aux me´decins lors des visites a` domicile pour des
cas suspects
De heer Marcel Hendrickx (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, mijnheer de minister, u weet ongetwijfeld dat huisart-
sen de voorbije jaren regelmatig worden geconfronteerd
met agressieve en gewelddadige personen die vooral 's
nachts vragen om een huisbezoek.
Tijdens de wachtdiensten rijzen daardoor heel wat pro-
blemen want de geneesheren moeten personen bezoe-
ken die zij niet kennen en waarvan zij de agressiviteit of
de gewelddadigheid niet kunnen inschatten. Vooral in
stedelijke agglomeraties, waar druggebruik en criminali-
teit toenemen, wordt dit probleem steeds groter. Jonge
artsen, vooral vrouwen, werden al meermaals het slacht-
offer van dergelijke brutaliteiten.
Enerzijds zijn de huisartsen verplicht medische zorgen te
verstrekken bij een oproep hoe verdacht deze ook is,
maar anderzijds is hun veiligheid niet verzekerd.
In het begin van dit jaar liet de toenmalige minister van
Binnenlandse Zaken een omzendbrief circuleren waarin
hij de lokale besturen - de gemeentepolitie en de lokale
preventieraad - verzocht zich met dit probleem in te laten
mochten er in die zin klachten zijn op hun grondgebied.
Deze omzendbrief bevat enkele mogelijke initiatieven als
reactie op dergelijke situaties, zoals een betere registra-
tie, een duidelijke en naar de buitenwereld gecommuni-
ceerde code in verband met ontoelaatbaar gedrag, trai-
ning in het omgaan met agressie, opvang door collega's
en eventuele afspraken met de lokale politie. U zult
echter moeten toegeven, mijnheer de minister, dat dit
een zwakke basis is om verder op te bouwen.
In sommige steden, zoals Vise´, werd een akkoord geslo-
ten tussen huisartsen en politiediensten, om de huisarts
te vergezellen bij verdachte oproepen. Enerzijds rijst
weliswaar de vraag naar de wettelijkheid hiervan : over-
treedt de geneesheer al dan niet de wet op de privacy als
hij de identiteit van een persoon die om medische hulp
vraagt bekendmaakt aan de politie ? Schendt hij hierbij
eventueel zijn beroepsgeheim ? Anderzijds rijst de vraag
of de politie gemachtigd is om zonder toestemming van
de patie¨nt diens woning te betreden, om de huisarts te
vergezellen.
Het is duidelijk dat deze aangelegenheid dringend bij wet
moet worden geregeld, vermits het niet opgaat dat ge-
neesheren in de uitoefening van hun beroep voortdurend
aan dergelijke gevaren blootstaan.
Mijnheer de minister, welk is de precieze draagwijdte van
de omzendbrief die uw voorganger liet verspreiden en
bent u eventueel van plan terzake wijzigingen aan te
brengen ?
Bestaat er een wettelijk kader waarbinnen een overeen-
komst kan worden gesloten tussen de huisartsen-
verenigingen en de politiediensten, om dergelijke proble-
men te vermijden ? Zo niet, kunt u dan eventueel tijdelijke
oplossingen suggereren in afwachting van wettelijke be-
palingen ?
Houdt het inroepen van politiehulp door een arts in dat
ipso facto afbreuk wordt gedaan aan het beroepsgeheim
waaraan de arts is onderworpen en waarvan overtreding
strafbaar is volgens artikel 458 van het strafwetboek ?
Ten slotte had ik graag vernomen, mijnheer de minister,
of huisartsen in de toekomst gebruik zullen kunnen
maken van het radiocommunicatienetwerk Astrid. Hoe-
wel Astrid werd aangekondigd als een gemeenschappe-
lijk radionet voor alle hulp- en veiligheidsdiensten, blijven
de huisartsen voorlopig nog in de kou staan. Wanneer zal
het netwerk ook voor hen worden opengesteld ?
Minister Antoine Duquesne : Mijnheer de voorzitter,
collega's, de draagwijdte van de rondzendbrief is zeer
beperkt. Er werd via de gouverneurs aan de burgemees-
ters gevraagd dat ze een vijfhoeksoverleg zouden orga-
niseren wanneer daartoe een behoefte bestond. Er werd
aan de politiediensten gevraagd om een lokale oplossing
voor te stellen. Er werden geen richtlijnen gegeven met
betrekking tot de inhoud van een eventuele overeen-
komst.
Il n'existe pas de cadre le´gal pour que les me´decins et la
police concluent des accords. Dans le principe du droit
de re´quisition, il n'est pas possible que la police soit
requise pour des visites a` domicile. La seule solution est
un accord volontaire entre les deux parties.
HA 50
COM 070
13
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
Par le passe´, des concertations ont eu lieu entre les
ministe`res de l'Inte´rieur, de la Sante´ publique et les
autres intervenants. Lors de ces concertations, plusieurs
pistes ont e´te´ sugge´re´es pour diminuer le sentiment
d'inse´curite´. Je vais citer quelques exemples. Tout
d'abord, un syste`me de service central de garde ou` les
appels des patients aboutissent. Dans ce cas, le patient
ignore le nom du me´decin de garde. La base le´gale de ce
syste`me est l'article 9 de l'arre^te´ royal du 10 novembre
1967. Autre hypothe`se : un syste`me de liaison radio
entre les me´decins et les services de police; par exemple
sous forme de te´le´phone portable programme´. Troisie`me
exemple : la formation des me´decins afin qu'ils soient
mieux pre´pare´s pour se de´fendre face a` l'agressivite´ de
leurs patients ou d'autres personnes. Enfin, dernie`re
hypothe`se : une centrale d'appels prive´e organise´e par
l'Ordre des me´decins. Dans ce cas, c'est la centrale qui
transmet l'appel a` l'aide - l'alarme donc - a` la police.
De geneesheren zijn geen voorstander van het systeem
waarbij de politie de dokter vergezelt bij zijn huisbezoek.
Hierdoor wordt inderdaad een inbreuk gepleegd op het
beroepsgeheim van de geneesheer. Een systeem waar-
bij de politie op een eenvoudige manier wordt opgeroe-
pen wanneer er daadwerkelijk sprake is van een gevaar-
lijke situatie, verdient de voorkeur.
Conforme´ment a` l'article 3 de la loi du 8 juin 1998 relative
aux radio-communications des services de secours et de
se´curite´ et aux articles 7 et 8 du contrat de gestion entre
l'Etat belge et la socie´te´ anonyme ASTRID, celle-ci a
re´parti ses clients potentiels en trois marche´s cibles. Les
marche´s primaires et secondaires ne comportent, a`
l'exception de la Croix-Rouge, des services d'ambulance
prive´e et des transports de fonds, que des services
publics actifs dans le domaine de la se´curite´ et des
secours. Le marche´ tertiaire vient en troisie`me ordre de
priorite´. Il s'agit d'un marche´ cible commercial auquel la
socie´te´ anonyme ASTRID ne peut s'ouvrir qu'apre`s y
avoir e´te´ autorise´e par un arre^te´ royal de´libe´re´ en Conseil
des ministres. Les clients potentiels de ce troisie`me
marche´ doivent e´galement e^tre actifs dans les domaines
des secours ou de la se´curite´. A ce titre, les me´decins
ge´ne´ralistes pourraient figurer dans ce marche´ tertiaire.
La connexion ne pourrait toutefois s'envisager que lors-
que
les
deux
autres
marche´s
prioritaires
seront
connecte´s et a` la condition que cela n'entrai^ne pas de
surcharge du re´seau et qu'il y ait suffisamment de
garanties de se´curite´ et de confidentialite´.
La question me parai^t de`s lors encore largement pre´ma-
ture´e. Mais cette piste me parai^t tout a` fait inte´ressante et
possible.
De heer Marcel Hendrickx (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, mijnheer de minister, ik dring erop aan dat een
werkgroep wordt samengesteld om dit probleem van
naderbij de bestuderen. De oplossingen die de minister
heeft gesuggereerd zijn in de praktijk niet haalbaar. De
realiteit is dat vooral jonge, vrouwelijke huisartsen op dit
ogenblik in het geheel niet worden beschermd. Een
samenwerking met de politiediensten ligt helemaal niet
voor de hand omdat heel veel politiediensten zich afvra-
gen of zij gemachtigd zijn dergelijke bijstand te verlenen.
Ik vraag de minister dan ook dit probleem van zeer nabij
te bekijken.
M. Antoine Duquesne, ministre : Cher colle`gue, si je
vous entends bien, je ne crois pas qu'un nouveau groupe
de travail soit la meilleure des solutions. En effet, un
groupe de travail s'est re´uni et c'est lui qui a propose´ les
solutions dont je vous ai parle´ et dont vous dites qu'elles
sont insuffisantes.
Mais c'est bien volontiers que je vais re´activer ce groupe
de concertation afin de voir si, a` la lumie`re de l'expe´-
rience, de nouvelles propositions peuvent ou doivent e^tre
faites.
Le pre´sident : L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Question orale de M. Paul Timmermans au ministre
de l'Inte´rieur sur
l'octroi d'un permis de se´jour aux
e´tudiants e´trangers
Mondelinge vraag van de heer Paul Timmermans aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
de toe-
kenning van een verblijfsvergunning aan buiten-
landse studenten
(nr. 587)
M. Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, monsieur le ministre, permettez-moi de vous
interpeller sur une matie`re qui ne m'est gue`re familie`re
mais qui est pose´e a` partir d'une proble´matique d'emploi
et de formation qui, elle, m'est familie`re. Il s'agit de
l'octroi de permis de se´jour a` des e´tudiants e´trangers.
L'inscription a` des e´tudes pour certaines cate´gories
d'e´tudiants e´trangers est lie´e a` la possession d'un titre de
se´jour pour e´tudes. L'octroi du permis de se´jour pour
e´tudes est, quant a` lui, lie´ a` l'inscription officielle aux
e´tudes. Si vous me permettez l'expression, il s'agit donc
du serpent qui se mord la queue. Cette situation est le
fruit d'un manque d'harmonisation des textes le´gaux et
communautaires puisque la formation est une compe´-
tence des communaute´s.
Jusqu'a` pre´sent, le proble`me e´tait de´passe´ dans la
mesure ou` il existait, par la gra^ce de je ne sais quel texte,
un formulaire de pre´-inscription aux e´tudes. Les e´tu-
diants se pre´sentaient donc dans leur e´cole de promotion
sociale, recevaient un formulaire de pre´-inscription et,
avec ce formulaire, pouvaient obtenir un permis de
se´jour, qui donnait droit a` la re´gularisation de la situation.
14
HA 50
COM 070
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Paul Timmermans
Aujourd'hui, ce formulaire de pre´-inscription ou de pre´-
admission - les deux vocables sont utilise´s - n'est plus
accepte´ par l'Office des e´trangers. De`s lors, un certain
nombre de jeunes ne peuvent ni s'inscrire aux e´tudes, ni
recevoir un permis de se´jour pour e´tudes.
Monsieur le ministre, s'agit-il d'une directive particulie`re
ou d'une interpre´tation de l'Office des e´trangers ? Par
ailleurs, quelles mesures envisagez-vous pour mettre fin
a` ce manque d'harmonisation des textes administratifs
dont sont victimes des personnes voulant reprendre des
e´tudes et voulant s'inse´rer ?
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, vous allez constater, monsieur Timmer-
mans, que le serpent ne se mord la queue en l'espe`ce
que lorsqu'il est inattentif ou ne´gligent. Ainsi, pour tous
les e´trangers autorise´s au se´jour pour suivre des e´tudes
en Belgique, la de´livrance ou la prorogation d'un titre de
se´jour est directement lie´e a` la production de la preuve
de leur statut d'e´tudiant. Cette preuve ne peut e^tre
apporte´e que par une attestation d'inscription de´finitive
en la qualite´ d'e´tudiant re´gulier dans un enseignement
supe´rieur re´pondant aux conditions le´gales prescrites
aux articles 58 et 59 de loi du 15 de´cembre 1980 sur
l'acce`s au territoire, le se´jour, l'e´tablissement et l'e´loigne-
ment des e´trangers. Ce n'est que pour les futurs e´tu-
diants re´sidant encore dans leur pays d'origine qu'une
pre´-inscription ou de´cision d'admission est accepte´e
pour la de´livrance de l'autorisation de se´jour provisoire.
En outre, les e´tudiants ont l'obligation de se pre´senter
aupre`s de leur administration communale au plus tard un
mois avant la date d'e´che´ance de leur titre de se´jour, afin
d'obtenir la prorogation de celui-ci. Je vous renvoie a`
l'article 101 de l'arre^te´ royal du 8 octobre 1981. En
conse´quence, tous les e´tudiants e´trangers titulaires d'un
titre de se´jour arrivant a` expiration le 31 octobre doivent
se pre´senter avant le 30 septembre aupre`s de leur
administration communale. A ce moment-la`, le proble`me
e´voque´ ne se pre´sente pas encore, puisque les e´tudiants
sont encore en possession de leur titre valable. Il est a`
noter que la plupart des e´tudiants se re´inscrivent direc-
tement apre`s la session des examens, en juin ou en
septembre, et que ce type de re´inscription est quasiment
automatique. Le proble`me que vous e´voquez ne se pose
de`s lors que pour les cas d'inscription tardive demande´e
juste avant ou directement apre`s l'expiration du certificat
d'inscription au registre des e´trangers. Pour tous ces cas,
l'Office des e´trangers proce`de a` une analyse du dossier
au cas par cas.
M. Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
ministre, je vous remercie des pre´cisions techniques que
vous venez de me fournir, et que je ne manquerai pas de
communiquer aux institutions charge´es de la gestion de
ces proble´matiques. Je pense ne´anmoins que subsiste-
rait un proble`me pour les personnes qui suivraient des
cours de langues en promotion sociale et dont l'arrive´e
n'est pas rythme´e par les pe´riodicite´s scolaires.
M. Antoine Duquesne, ministre : N'he´sitez pas a`
m'e´crire a` ce sujet si la difficulte´ persiste.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Ordre des travaux
Regeling van de werkzaamheden
La question orale n° 605 de M. Jean-Pol Poncelet est
reporte´e a` une date ulte´rieure.
Aangezien de heer Bart Somers nog niet aanwezig is, zal
hij zijn mondelinge vraag nr. 648, die samengevoegd is
met die van mevrouw Kristien Grauwels, later stellen.
Mondelinge vraag van mevrouw Kristien Grauwels
aan de minister van Binnenlandse Zaken over
de
immigratieambtenaren
(nr. 618)
Question orale de Mme Kristien Grauwels au ministre
de l'Inte´rieur sur
les fonctionnaires de l'immigra-
tion
Mevrouw Kristien Grauwels (AGALEV-ECOLO) : Mijn-
heer de voorzitter, mijnheer de minister, de immigra-
tieambtenaren worden in de luchthavens ingezet bij de
controle van de documenten van alle personen die langs
een luchthaven het land willen verlaten of binnenkomen.
Ze worden ook naar het buitenland gezonden om Sa-
bena bij de controles bij te staan. Ter gelegenheid van
een vorige vraag heeft de minister bevestigd dat er
missies naar het buitenland zijn geweest met de bedoe-
ling ter plaatse te controleren vo´o´r de passagiers het
vliegtuig betreden.
Wat gebeurt er met personen die hun land ontvluchten,
bijvoorbeeld omdat ze worden vervolgd, en de bedoeling
hebben asiel aan te vragen, maar dit slechts kunnen door
gebruik te maken van valse documenten ? Welke instruc-
ties hebben immigratieambtenaren in dit verband gekre-
gen ? Kunnen de immigratieambtenaren die vaststellen
dat een persoon zich met valse papieren aanmeldt
onmiddellijk beoordelen of die persoon al dan niet in
aanmerking komt voor het statuut van politiek vluchte-
ling ?
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, par l'adoption de la note que j'ai pre´-
sente´e au gouvernement le 1er octobre, il a effective-
ment e´te´ de´cide´ d'envoyer des fonctionnaires a` l'immi-
gration vers des pays ayant des ae´roports a` risques,
HA 50
COM 070
15
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
c'est-a`-dire des ae´roports de de´part d'ou` plus de huit
personnes par mois arrivent sans e^tre en possession des
documents ne´cessaires pour l'entre´e et/ou le se´jour en
Belgique. Il s'agit ici exclusivement d'ae´roports africains.
Les fonctionnaires a` l'immigration ne rec¸oivent pas d'ins-
tructions concernant les personnes qui fuient leur pays
pour cause de perse´cution au sens de la Convention de
Gene`ve. The´oriquement, il peut arriver que quelqu'un ne
puisse pas fuir son pays pour des raisons de perse´cution
quand il ne dispose pas de documents en ordre. C'est la`
le fait non des officiers de l'immigration ou encore de la
Sabena, mais bien entendu des autorite´s locales. En
effet, madame Grauwels, quelles personnes en danger
fuiraient leur pays en passant par un ae´roport, un des
endroits ge´ne´ralement les plus contro^le´s par la police, en
Afrique ? Votre hypothe`se est donc tre`s the´orique.
De plus, la pratique montre clairement qu'une grande
partie des gens qui arrivent a` Bruxelles-National sans les
documents requis ne demandent pas spontane´ment
l'asile a` la Belgique; ils sont souvent en transit vers un
autre ae´roport. Ils espe`rent passer en Belgique pour aller
ailleurs ou, dans un certain nombre d'hypothe`ses, pou-
voir entrer en Belgique sans proble`me.
Lorsque les autorite´s se rendent compte qu'ils sont sans
papiers et qu'elles leur signalent ce fait, de`s ce moment,
ils demandent imme´diatement l'asile. C'est la re´alite´.
Bien entendu, les fonctionnaires a` l'immigration ne sont
pas habilite´s a` juger si un e´tranger se de´clarant re´fugie´
remplit effectivement les conditions pour e^tre reconnu
comme tel. Ils assistent la Sabena pour la ve´rification des
documents et ils de´livrent une formation a` ses agents
locaux. C'est bien entendu la Sabena qui prend la
de´cision d'embarquement, ce n'est pas l'officier de l'im-
migration. Je crois de`s lors que vos craintes ne sont pas
fonde´es et que le ro^le des fonctionnaires a` l'immigration
est tre`s limite´.
Cela e´tant, je dis tre`s clairement, et cela fait partie des
ne´gociations actuelles avec la Sabena, qu'il n'est pas
normal que tant de personnes arrivent dans notre pays
sans papiers. Cette situation n'est pas acceptable.
Lorsqu'il y a de ve´ritables proble`mes d'asile, on peut
demander la collaboration de nos ambassades. Dans le
passe´, j'ai prouve´ que je pouvais accorder des visas
d'entre´e en Belgique, sachant que ceux qui les ont
obtenus demanderaient l'asile. Je vous renvoie a` cet
e´gard aux autorisations que j'ai donne´es a` des Tutsis se
trouvant en Re´publique de´mocratique du Congo.
Mevrouw Kristien Grauwels (AGALEV-ECOLO) : Mijn-
heer de voorzitter, ik blijf vrezen dat het door de intense
en veelvuldige controles - waarvan ik begrijp waarvoor ze
nodig zijn - onmogelijk wordt dat mensen met een valse
identiteit hun land ontvluchten, ook al hebben zij daar
goede redenen voor. Ik dank de minister voor zijn ant-
woord.
M.
Antoine
Duquesne,
ministre :
Non,
madame
Grauwels, des contro^les sont effectue´s par les autorite´s
locales. Ceux qui ont voyage´ en Afrique savent que les
contro^les sont plus se´rieux dans les ae´roports qu'ailleurs.
Par contre, les contro^les effectue´s par les transporteurs
et en particulier la Sabena ne sont pas suffisants.
Telle est la re´alite´. Pour notre part, nous estimons qu'il
est beaucoup plus douloureux de renvoyer des gens qui
ont pu croire qu'ils e´taient arrive´s sur notre territoire que
de les refouler de`s le de´part.
Je re´pe`te qu'il est peu vraisemblable que des gens, qui
savent que des contro^les de police sont effectue´s a`
l'initiative des autorite´s locales et qui se pre´tendent
perse´cute´s, aillent se pre´senter a` un ae´roport ou` ils
savent que ces contro^les existent.
En re´alite´, madame, on passe les contro^les avec des
papiers que l'on s'empresse de de´truire dans l'avion.
Bien souvent, ces personnes n'ont pas l'intention de
venir chez nous mais de se rendre ailleurs. Et ce n'est
qu'a` partir du moment ou` les services de police aux
frontie`res les interpellent qu'elles demandent l'asile en
Belgique.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Gerolf Annemans aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
het in
beslag nemen van leeuwenvlaggen tijdens de 'blijde
intredes'
(nr. 615)
Question orale de M. Gerolf Annemans au ministre de
l'Inte´rieur sur
la saisie des drapeaux flamands lors
des 'joyeuses entre´es'
De heer Gerolf Annemans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, ik hoor aan de licht ironische toon waarmee u
mijn vraag voorleest dat dit klinkt alsof het misschien een
geval van de minimis non curat praetor is. Dat is echter
niet het geval aangezien het hier om het symbool van de
Vlaamse Gemeenschap gaat.
Ik meen dat de rijkswacht een vorm van machtsmisbruik
heeft gepleegd naar aanleiding van de
blijde intredes.
Mij zijn een aantal gevallen bekend van mensen die met
een leeuwenvlag naar de blijde intredes zijn gegaan en
die onmiddellijk werden geassocieerd met ordeverstoor-
ders, wat niet het geval was. Ik wens dat laatste te
benadrukken. Zij werden administratief aangehouden en
hun leeuwenvlaggen werden in beslag genomen. De
rijkswacht heeft nu een constructie opgezet om die
vlaggen niet te moeten teruggeven. Zij beweert dat de
leeuwenvlaggen op basis van politiereglementen neer-
gelegd worden ter griffie met het verzoek om ze in het
16
HA 50
COM 070
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Gerolf Annemans
kader van een strafrechtelijke procedure verbeurd te
verklaren. Dat is uiteraard totale onzin en een vorm van
usurpatie, machtsmisbruik en arrogantie vanwege de
rijkswacht. In e´e´n geval ben ik gaan nakijken of de
rijkswacht de waarheid sprak. De rijkswacht heeft de
betrokkene laten weten dat de leeuwenvlaggen krach-
tens de uitvoering van een politieverordening van de stad
Leuven in beslag genomen werden. Ik ben alle politie-
verordeningen van de stad Leuven gaan opzoeken en
uiteraard bestaat er geen enkel verbod op leeuwen-
vlaggen, zelfs niet bij de speciale politieverordeningen in
verband met de blijde intrede van de prins in Leuven.
Daar werden alleen een aantal parkeervoorwaarden naar
voren gebracht. Er is zelfs geen enkele verwijzing naar
ordeverstoring te vinden.
Als men een procedure start tegen personen die niets
anders doen dan een leeuwenvlag meebrengen, dan
moet men vaststellen dat het volgens de rijkswacht een
vorm van ordeverstoring is om de prins een leeuwenvlag
te tonen. Een andere mogelijkheid is dat de rijkswacht te
ver is gegaan in deze zaken. Mijnheer de minister, als
uiting van rechtvaardigheid en van respect voor het
symbool van de Vlaamse Gemeenschap kunt u de
betrokkene de leeuwenvlaggen onmiddellijk restitueren.
Hem kan overigens geen enkel misdrijf worden verweten.
Minister Antoine Duquesne : Mijnheer de voorzitter,
zoals het geachte lid wellicht zeer goed weet is de vlag
die symbool staat voor de Vlaamse Gemeenschap de
afbeelding van een zwarte leeuw met rode tong en
klauwen op een gele achtergrond, zoals bepaald in de
wet van 11 juli 1985. Dat is correct, nietwaar ?
De heer Gerolf Annemans (Vlaams Blok) : Inderdaad.
Minister Antoine Duquesne : De rijkswacht heeft ter
gelegenheid van de blijde intreden van de kroonprins en
zijn toenmalige verloofde geen enkele vlag die aan die
beschrijving beantwoordt in beslag genomen. Op 4 no-
vember 1999 werd te Leuven het lokaal politiereglement
toegepast om onder meer een vlag in beslag te nemen.
De betrokken vlag was een afbeelding van een zwarte
leeuw op gele achtergrond en wordt in die vorm onder
meer door de NSV, de Nationalistische Studentenvereni-
ging, als symbool aangewend.
Cette association avait annonce´, lors d'une confe´rence
de presse le 22 octobre 1999, une offensive antibelge qui
devait entre autres avoir lieu lors des joyeuses entre´es.
Ainsi, des affiches comportant des slogans qui e´taient
clairement dirige´s contre la maison royale belge avaient
e´te´ placarde´es dans la ville de Leuven. La gendarmerie a
donc, dans ce contexte, pre^te´ a` juste titre une attention
particulie`re a` la pre´sence de membres et de symboles
des associations qui avaient appele´ a` mener des actions.
Ainsi, lors de la joyeuse entre´e a` Leuven, 31 arrestations
administratives ont e´te´ effectue´es.
Le proprie´taire du drapeau dont question a e´galement
e´te´ arre^te´. Il a d'ailleurs demande´ par e´crit la restitution
de ce drapeau au commandant du district de gendarme-
rie locale. La personne a e´te´ informe´e par retour du
courrier du de´po^t au greffe de l'objet et a e´te´ mise en
possession du nume´ro de dossier du parquet de Leuven.
In deze aangelegenheid kan het optreden van de rijks-
wacht dan ook niet anders dan als legitiem gekwalifi-
ceerd te worden. Deze overheidsdienst kan duidelijk
geen gebrek aan respect voor de officie¨le symbolen van
de Vlaamse Gemeenschap verweten worden.
De heer Gerolf Annemans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
minister, ik weet echt niet of ik nu moet lachen of
verontwaardigd moet zijn. Een Vlaamse leeuw zonder
rode klauwen is niet het symbool van de Nationalistische
Studentenvereniging. Naar mijn oordeel is dit het sym-
bool van de Vlaamse Gemeenschap. De verwijzing naar
het koninklijk besluit over de rode klauwen is volslagen
belachelijk. De betrokkenen hebben volgens mijn infor-
matie op geen enkele manier de strafwet overtreden. Ik
heb alle begrip voor de waakzaamheid van de rijkswacht
en voor hun streven om de orde te bewaren, maar ik
begrijp niet waarom u hier komt vertellen dat een leeuw
zonder rode klauwen een provocatie is voor de prins. Ik
stel vast dat dit blijkbaar het geval is en dat u dit
verdedigt. Ik zal daaruit de nodige gevolgtrekkingen
maken binnen de beweging waaruit ik voortkom. Ik vind
dit een volslagen waanzinnig antwoord.
Minister Antoine Duquesne : De wet is de wet voor een
minister van Binnenlandse Zaken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Bart Laeremans aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
de achter-
stand bij de Raad van State, afdeling administratie
(nr. 570)
Question orale de M. Bart Laeremans au ministre de
l'Inte´rieur sur
l'arrie´re´ aupre`s du Conseil d'Etat,
section administrative
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, excuseert u mij dat ik de volgorde van de
agenda enigszins door elkaar gooi. In de commissie voor
de Justitie bespreken wij momenteel echter het zeer
belangrijke wetsontwerp met betrekking tot de nationali-
teit. Ik ben daar woordvoerder voor onze fractie. Straks
moeten wij trouwens dringend naar de plenaire vergade-
ring omdat plots delen van het wetsontwerp daarheen
zijn afgevoerd, hoe gek dit ook mag klinken. Alles is
mogelijk in dit land.
HA 50
COM 070
17
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
Ik zal mijn vraag zeer kort houden, aangezien ik alles
voor de minister op papier heb gezet. Wij hebben vast-
gesteld dat Vlamingen veel langer moeten wachten voor
zij een uitspraak kunnen krijgen in vernietigingszaken
dan Franstaligen. Dat is in grote mate het gevolg van de
pariteit bij de Raad van State. Hierdoor ontstaat een
ongekende discriminatie van de Nederlandstalige bur-
gers. Vlamingen moeten gemiddeld bijna 44 maanden
wachten op een uitspraak, terwijl de Franstaligen slechts
24 maanden moeten wachten. Dat is bijna het dubbele.
Er is dan ook geen enkel argument om de pariteit nog te
handhaven. Ik heb de minister tal van vragen gesteld
over specifieke evoluties sedert september 1998 en de
verklaringen van zijn voorganger. Ik ben benieuwd naar
het antwoord.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
monsieur Laeremans, a` la fin de l'anne´e judiciaire 1998-
1999, c'est-a`-dire le 31 aou^t 1999, environ 16 036 reque^-
tes e´taient en suspens a` la section Administration du
Conseil d'Etat.
Il y a lieu de tenir compte du fait que la totalite´ de ces
recours ne peuvent e^tre conside´re´s comme appartenant
a` l'arrie´re´. Parmi les 16 036 recours, quelques-uns se
trouvent encore dans la phase initiale de la proce´dure
dans laquelle, par exemple, des me´moires doivent en-
core e^tre e´change´s de telle sorte qu'ils ne sont pas
encore en e´tat d'e^tre examine´s. Cette re´serve normale
de travail comporte environ 7 525 affaires, le retard re´el
s'e´levant donc a` 8 511 recours.
Je signale a` l'honorable membre que le retard est donc
exprime´ en recours et non plus, comme c'e´tait le cas
jusqu'en 1997, en nume´ros de ro^les ge´ne´raux. La diffe´-
rence entre les deux consiste dans le fait qu'une affaire,
nume´ro de ro^le ge´ne´ral, peut comporter plus d'un re-
cours; par exemple, un recours en annulation pre´ce´de´
d'un recours en suspension. La charge de travail re´elle
pour la section Administration est donc exprime´e en
nombre de recours, chaque recours devant e^tre suivi
d'un arre^t, et non en nombre d'affaires.
Le nombre d'arre^ts ayant e´te´ rendus au cours de l'anne´e
judiciaire 1998-99 s'e´levait a` 6 519 dont 3 441 rendus par
les chambres francophones, 3 019 par les chambres
ne´erlandophones, 54 par la chambre bilingue et 5 en
assemble´e ge´ne´rale. De ces 6 519 arre^ts, 2 311 arre^ts
ont e´te´ rendus en matie`re de contentieux
e´tranger du
co^te´ francophone et 1 178 du co^te´ ne´erlandophone.
Pour ce qui concerne l'anne´e judiciaire 1997-98, le
nombre d'arre^ts s'e´levait a` 7 768 dont 4 151 du co^te´
francophone, dont 2 855 dans le domaine des e´trangers,
et 3 595 du co^te´ ne´erlandophone, dont 1 344 dans le
domaine des e´trangers, ainsi que 22 dans la chambre
bilingue et en assemble´e ge´ne´rale.
Quant a` la quote-part des affaires
e´trangers dans les
affaires globales, seuls des chiffres approximatifs peu-
vent e^tre donne´s pour la raison susmentionne´e, c'est-a`-
dire qu'il vaut mieux exprimer la charge de travail en
nombre de recours pluto^t qu'en nombre d'affaires ou
nume´ros de ro^les ge´ne´raux. Sur un total de 16 036
recours, on peut estimer qu'environ 6 000 recours ont
trait a` des affaires
e´trangers dont un tiers est pendant
du co^te´ francophone et deux tiers du co^te´ ne´erlando-
phone.
Il faut remarquer une nouvelle fois que ces affaires ne
doivent pas toujours e^tre conside´re´es comme relevant de
l'arrie´re´, en raison du fait que plusieurs d'entre elles se
trouvent encore dans la phase initiale de la proce´dure et
ne sont donc pas en e´tat d'e^tre juge´es. De toute manie`re,
le contentieux du Conseil d'Etat augmentant de manie`re
conside´rable, j'ai l'intention de proposer tre`s prochaine-
ment au gouvernement une augmentation des cadres.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord, dat
jammer genoeg niet volledig is. Mijn laatste vraag is een
politieke vraag en daar heb ik geen antwoord op gekre-
gen. Ik vroeg of de minister het rechtvaardig vindt dat
Nederlandstaligen langer op een uitspraak moeten wach-
ten dan Franstaligen. Zou het niet beter zijn dat, omwille
van die rechtvaardigheid en discriminatie van Neder-
landstaligen, de pariteit wordt doorbroken ? Ik heb op dat
vlak jammer genoeg geen enkel perspectief gehoord.
Wat uw cijfers betreft, mijnheer de minister, is het mij nu
onmogelijk om hieruit conclusies te trekken. Ik hoop
enkel dat u mij in de mogelijkheid stelt om die cijfers snel
te bekijken door mij uw schriftelijk antwoord te overhan-
digen, zodat ik niet moet wachten op de Handelingen.
Ik heb begrepen dat er niet systematisch gewerkt wordt
aan het wegwerken van de achterstand van Nederlands-
talige zaken. Dit is, gezien de structuur van de Raad van
State, onmogelijk. De enige conclusie is - en ik hoop op
de steun van de Vlaamse meerderheid in dit parlement -
dat er zo snel mogelijk gebroken wordt met de pariteit bij
de Raad van State en dat een verhouding van 60%
Nederlandstaligen en 40% Franstaligen, overeenkomstig
de bevolkingscijfers, wordt bekomen.
M. Antoine Duquesne, ministre : Les proce´dures durent
le temps qu'elles doivent durer, afin que les dossiers
soient traite´s avec se´rieux. Et cela n'a rien a` voir avec la
politique.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
18
HA 50
COM 070
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Danie¨l Vanpoucke aan de minister van
Binnenlandse Zaken over
de toekenning van be-
paalde vergoedingen aan lokale uitvoerende manda-
tarissen
(nr. 629)
- de heer Karel Van Hoorebeke aan de minister van
Binnenlandse Zaken over
de uitvoering van de wet
van 4 mei 1999 inzake het sociaal statuut van de
lokale mandataris
(nr. 660)
Questions orales jointes de :
- M. Danie¨l Vanpoucke au ministre de l'Inte´rieur sur
l'octroi de certaines indemnite´s aux mandataires
locaux
- M. Karel Van Hoorebeke au ministre de l'Inte´rieur
sur
l'exe´cution de la loi du 4 mai 1999 relative au
statut social du mandataire local
De heer Danie¨l Vanpoucke (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, mijnheer de minister, de wet van 4 mei 1999 tot
verbetering van de bezoldigingsregeling en van het so-
ciaal statuut van de lokale gekozene voert in de gemeen-
tewet een aantal sociale bepalingen in. Het betreft, onder
meer, de bescherming door de sociale zekerheid van niet
beschermde personen en het toekennen van vakantie-
geld en een eindejaarspremie. Een andere wet van
dezelfde
datum
regelt
de
compensatie
voor
het
vervangingsinkomen, maar daarover heb ik vroeger al
een vraag gesteld.
In een aantal Vlaamse gemeenten werden deze voorde-
len al toegekend. De vorige Vlaamse minister van Bin-
nenlandse Aangelegenheden verzette zich immers niet
tegen de uitvoering van dergelijke gemeenteraads-
besluiten, dit in tegenstelling tot de nieuwe Vlaamse
minister van Binnenlandse Aangelegenheden. Bij brief
van 1 oktober 1999 heeft de nieuwe minister laten weten
een einde te zullen maken aan alle vergoedingen die
naast de mandatariswedde worden uitbetaald door lokale
besturen. Het gaat hier om de eindejaarspremie, het
vakantiegeld, het compensatiebedrag voor het verlies op
een vervangingsinkomen en de kosten voor het zich in
regel brengen met de sociale zekerheid.
Het is duidelijk dat dit optreden in vele Vlaamse gemeen-
ten een grote onduidelijkheid schept. De nieuwe
Vlaamse minister beroept zich op het recente wettelijke
kader, dat bepaalt dat de wet, ik citeer,
...pas na de
eerstvolgende algemene vernieuwing van de gemeente-
raden in werking treedt
.
De wet betreffende de compensatie van het vervanging-
sinkomen is reeds van kracht, maar het koninklijk besluit
ontbreekt nog. Ook de wet op de bescherming van niet
door de sociale zekerheid beschermde mandatarissen
kan vroeger van kracht worden, maar is eveneens afhan-
kelijk van een uitvoeringsbesluit. In de laatste nieuwsbrief
van de VVSG spreekt men in dit verband trouwens van
de processie van Echternach. Een aantal gemeenten
betaalden deze vergoedingen al uit.
Aangezien de nieuwe Vlaamse minister van Binnen-
landse Aangelegenheden het gedoogbeleid van zijn
voorganger verlaat, zich beroepend op het federale ka-
rakter, zou ik aan de minister bijkomend nog de volgende
vragen willen voorleggen :
Ten eerste, gaat de minister akkoord met deze strikte
interpretatie van de federale wetgeving door de Vlaamse
minister van Binnenlandse Aangelegenheden, of meent
hij dat het vroegere gedoogbeleid kan worden voortgezet
tot de nieuwe wetgeving gei¨mplementeerd is ?
Ten tweede, wanneer wordt het koninklijk besluit in
verband met de compensatie van het vervangingsin-
komen genomen en zal dit met terugwerkende kracht zijn
tot augustus 1999 ?
Ten derde, in welke fase zit de voorbereiding van het
koninklijk besluit voor de niet beschermde personen ?
Ten vierde, is het juist dat de minister aan een delegatie
van de VVSG beloofd heeft om ook de vervroeging van
het vakantiegeld en de eindejaarspremie te onderzoe-
ken, er vanuit gaande dat deze integraal deel uitmaken
van de wedde ?
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag gaat in de-
zelfde richting.
Vele collega's zijn gealarmeerd door de nieuwsbrief van
de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten waar-
uit de grote bezorgdheid blijkt van de lokale mandataris-
sen met betrekking tot hun sociaal statuut.
Mijnheer de minister, ik heb het genoegen gehad onder
uw voorganger de debatten te kunnen volgen die hebben
geleid tot de wet van mei 1999. Toen werd gezegd dat, na
jarenlang ijveren voor een beter sociaal statuut voor de
lokale mandataris, die wet er moest komen en een snelle
uitvoering moest krijgen. Vandaag moeten we vaststellen
dat de huidige Vlaamse minister van Binnenlandse Aan-
gelegenheden het gedoogbeleid van zijn voorganger
heeft stopgezet, met als argument dat bijkomende voor-
delen of een beter sociaal statuut slechts kunnen binnen
het wettelijke kader dat op federaal niveau is vastgelegd.
We kunnen natuurlijk discussie¨ren over de opportuniteit
van het intrekken van dat gedoogbeleid, maar ik denk dat
wij als wetgever ook moeten begrijpen dat, wanneer er
bepaalde voordelen worden toegekend, zelfs wanneer
het gaat om het sociaal statuut van de lokale mandataris,
dit toch altijd conform de wettelijke bepalingen moet
gebeuren. Daarom ondersteun ik ook volledig de vragen
ter verduidelijking van collega Van Poucke.
HA 50
COM 070
19
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Karel Van Hoorebeke
Mijnheer de minister, ik dring er tevens op aan opdat,
indien de huidige Vlaamse minister van Binnenlandse
Aangelegenheden gelijk heeft om dit gedoogbeleid stop
te zetten, u dan zo snel mogelijk alle mogelijke
uitvoeringsbesluiten zou nemen om dit sociaal statuut
van de lokale mandatarissen op een normaal en mense-
lijk niveau te brengen. Ik herinner mij dat, tijdens het
debat voorafgaand aan die wet, er herhaaldelijk op
gewezen werd dat vele lokale mandatarissen goed in-
houdelijk en zwaar werk verrichten zonder dat dit eigen-
lijk gehonoreerd wordt. In ieder geval is een behoorlijke
sociale bescherming belangrijk.
Mijnheer de minister, ik zou dus willen vragen dat u aan
dit probleem de nodige aandacht besteedt, zodat de
mandatarissen verder hun werk kunnen doen. Dit maakt
het interessanter om naar aanleiding van de komende
gemeenteraadsverkiezingen geschikte kandidaten aan
te trekken, die in de toekomst op gemeentelijk vlak het
passende beleid kunnen voeren.
Minister Antoine Duquesne : Mijnheer de voorzitter,
collega's, artikel 19, § 1bis van de nieuwe gemeentewet,
dat bepaalt dat het vakantiegeld en de eindejaarspremie
van de burgemeesters en schepenen door de Koning
wordt vastgesteld, treedt pas in werking bij de eerstvol-
gende algemene vernieuwing van de gemeenteraden.
Het ontwerp van besluit in verband met de compensatie
van vervangingsinkomens is voor advies voorgelegd aan
de Raad van State. Het voorziet in een terugwerkende
kracht tot 1 augustus 1999.
Aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen wordt
zijn instemming gevraagd met het door zijn departement
op het einde van de vorige legislatuur opgestelde ont-
werp van besluit voor de niet beschermde personen.
Overigens verwijs ik naar mijn antwoord van 5 oktober
1999 op een vroegere vraag van de heer Vanpoucke
over hetzelfde onderwerp.
Gelet op de bepaling van artikel 19, §1bis, van de nieuwe
gemeentewet, is een vervroegde toekenning van vakan-
tiegeld en eindejaarspremie niet mogelijk.
Wat de tweede vraag van meneer Van Hoorebeke be-
treft, zal ik overleg plegen met de bevoegde ministers op
gewestelijk niveau om een overgangsregeling uit te wer-
ken. Gezien het voorgaande is dergelijk overleg niet aan
de orde, maar ik zal er vanzelfsprekend alles aan doen
om ervoor te zorgen dat de besluiten zo vlug mogelijk
klaar zijn.
De heer Danie¨l Vanpoucke (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, het antwoord van de heer minister is niet alleen kort
maar ook zeer duidelijk. Het is in ieder geval spijtig dat
afgevaardigden van de VVSG de minister tijdens het
onderhoud blijkbaar verkeerd hebben begrepen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- mevrouw Ge´raldine Pelzer-Salandra aan de minister
van Binnenlandse Zaken over
de toepassing van het
project nuloverlast te Lokeren
(nr. 528)
- de heer Filip Anthuenis aan de minister van Binnen-
landse Zaken over
het project nuloverlast te Lok-
eren
Questions orales jointes de :
- Mme Ge´raldine Pelzer-Salandra au ministre de l'In-
te´rieur sur
la pratique de la tole´rance ze´ro a` Loke-
ren
(nr. 528)
- M. Filip Anthuenis au ministre de l'Inte´rieur sur
le
projet tole´rance ze´ro a` Lokeren
Mme Ge´raldine Pelzer-Salandra (AGALEV-ECOLO) :
Monsieur le pre´sident, j'aimerais attirer votre attention
sur ce qui se passe dans cette commission. Je pensais
poser une question au ministre de l'Inte´rieur et je me
rends compte, en lisant l'e´nonce´ de la question jointe a` la
mienne, que j'ai de´ja` rec¸u une re´ponse en la personne de
M. Anthuenis. C'est tre`s bien de sa part de montrer a` quel
point il est inte´resse´ par la politique policie`re mene´e dans
sa commune. Je voudrais cependant faire remarquer que
si chaque fois qu'on aborde le sujet ici, nous devons avoir
droit a` un brillant et franc plaidoyer de M. Anthuenis, on
devrait se poser quelques questions quant au respect du
re`glement !
De heer Filip Anthuenis (VLD) : Mijnheer de voorzitter,
moet ik de woorden van mevrouw Pelzer als een per-
soonlijk feit beschouwen ? Ik wens alleen te zeggen dat
ik door de bevolking verkozen ben. Je suis e´lu par la
population. Ik heb 22 000 stemmen gehaald, mevrouw,
en ik heb het recht hier een vraag te stellen. Ik ben
vroeger een beetje op de vlakte gebleven omdat mij dat
deontologisch het meest verantwoord leek. Nu heb ik mij
voorgenomen om, telkens er een vraag komt over het
nuloverlastproject in Lokeren uit eender welke hoek, mij
aan te sluiten bij de vraagsteller. Ik doe dat eerst en
vooral omdat ik wel concrete vragen heb aan de minister,
maar ook omdat ik het verantwoord vind enige verduide-
lijking te geven over het nuloverlastproject in Lokeren. Ik
meen immers vrij goed geplaatst te zijn om daarover
enige verduidelijking te geven. Mijn vader is in Lokeren
burgemeester en ik weet dus waarover ik spreek. Als u
problemen of vragen hebt, ben ik graag bereid op al die
vragen te antwoorden. Om die reden heb ik mij aange-
sloten bij uw vraag en, als parlementslid, vind ik dat dit
mijn goed recht is.
20
HA 50
COM 070
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mme Ge´raldine Pelzer-Salandra (AGALEV-ECOLO) :
Monsieur le pre´sident, monsieur le ministre, il y a environ
trois semaines, nous avions de´ja` eu l'occasion d'aborder,
au sein de cette commission, le sujet de l'application de
la tole´rance ze´ro a` Lokeren.
Vous nous aviez alors assure´s, monsieur le ministre, que
si le volet re´pressif e´tait tout a` fait ne´cessaire en matie`re
de se´curite´, il fallait tenir compte de son pendant, le volet
pre´ventif.
Au cours de la semaine suivante, j'ai pu voir, comme bon
nombre de personnes en Wallonie, une e´mission intitule´e
Vues de Flandre, qui nous a donne´ un aperc¸u des
me´thodes policie`res applique´es a` Lokeren, fort diffe´ren-
tes des me´thodes humanistes dont vous nous avez
parle´. Avec des forces de l'ordre qui vont a` la rencontre
des gens pour re´pondre a` leurs inquie´tudes, mais aussi
et tout naturellement, a` leur besoin de se´curite´. Dans
l'intervention policie`re que j'ai vue, trois jeunes person-
nes avaient e´te´ couche´es sur le sol. Le seul de´lit qu'elles
semblaient avoir commis - vous me pardonnerez l'ex-
pression, monsieur le ministre, mais tout le monde ici sait
de quoi je parle - e´tait le de´lit de
sale gueule.
Monsieur le ministre, vous e^tes garant de cette ope´ration
et vous avez fourni un soutien supple´mentaire pour
poursuivre l'expe´rience a` Lokeren. De`s lors, pourriez-
vous me dire quelles mesures vous comptez prendre
pour que l'aspect re´pressif ne soit pas le seul applique´ ?
Peut-e^tre ne disposons-nous pas de toutes les informa-
tions a` ce sujet, mais pourriez-vous me parler des
dispositions en vigueur en matie`re de pre´vention ?
Vous avez peut-e^tre eu l'occasion de vous renseigner a`
propos de ce qui s'e´tait passe´ a` Lokeren - les images
e´taient assez effrayantes.
Effectivement, en l'occurrence, il s'agissait de personnes
entrai^ne´es. Cependant, le fait que quelqu'un qui dispose
d'une arme, pointe celle-ci sur la te^te d'une personne en
train de mettre de l'essence dans sa voiture, est de
nature a` amener un ministre de l'Inte´rieur a` se poser des
questions.
Je me permets d'insister, monsieur le ministre, car nous
sommes en pe´riode d'e´lections communales. Comme
vous le savez, de nombreuses communes sont tente´es
par ce type d'expe´rience. Celle-ci comporte certainement
des aspects positifs, mais nous voudrions tous recevoir
l'assurance qu'il n'y a pas de risque majeur de de´rapage,
comme dans l'e´mission que j'ai vue a` la te´le´vision.
De heer Filip Anthuenis (VLD) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, wat het
nuloverlast- project in
Lokeren inhoudt, heb ik reeds vorige maal aan mevrouw
Grauwels verduidelijkt. Er is een repressief gedeelte
waarbij men strenger optreedt tegen criminelen. Er is ook
een preventief gedeelte waarbij onze aandacht uitgaat
naar preventie. Hier is het resultaat echter iets moeilijker
meetbaar
dan
bij
het
repressief
gedeelte.
Het
nuloverlast-project in Lokeren heeft echter resultaat. In
een
vergelijkbare
periode
werden
vierhonderd
processen-verbaal minder opgesteld, wat toch een goed
resultaat is. Wat misschien nog belangrijker is, is dat
meer dan 70% van de Lokerse bevolking volledig ak-
koord gaat met het gevoerde veiligheidsbeleid. Iets meer
dan 30% heeft hiermee nog problemen, zowel extreem-
rechts als extreem-links. Extreem-rechts vindt dat wij de
avondklok moeten instellen, extreem-links is van mening
dat wij in een politiestad leven.
Uw concrete vraag over de beelden die u op de televisie
hebt gezien zal ik even verduidelijken. Het optreden van
de politie is volledig correct verlopen. De politie van
Lokeren werd tweemaal opgeroepen in verband met een
overval. De correcte procedures werden hierbij ter
plaatse toegepast, met name het fouilleren met getrok-
ken pistool. Dit wordt vermeld in de richtlijnen die de
politie heeft gekregen. Het probleem hierbij was echter
dat men de verkeerde persoon vasthield, doch het optre-
den van de politie is voor 100% correct gebleken. Het
dient gezegd dat onveiligheid, en met name extreem-
rechts, alleen maar op het terrein in Lokeren kan bestre-
den worden en niet hier onder de vorm van academische
discussies. Wij denken dat wij hiermee in Lokeren toch
resultaten bereiken. Om het in concrete politieke termen
te zeggen, het Vlaams Blok is in Lokeren nog altijd niet
de grootste politieke partij in vergelijking met andere
Vlaamse steden.
Ik moet ook nog de minister danken voor de tijdelijke
toezegging van de zes bijkomende rijkswachters tot
31 januari. Ik zou echter graag een pleidooi willen
houden om de versterkte rijkswacht te behouden tot aan
de volgende politiehervorming. Ik heb ook een brief
ontvangen van de Liga van de Rechten van de Mens.
Veiligheid staat vermeld in het Verdrag van de Rechten
van de Mens en ik ben ervan overtuigd dat veiligheid ook
een recht van de mens is.
De voorzitter : Mijnheer Anthuenis, ik moet u er toch op
wijzen dat het niet helemaal past dat u de rol van de
minister overneemt. U antwoordt eigenlijk op de vraag
van uw collega's. Dat is echt niet de bedoeling. U heeft
het recht een vraag een beetje in te leiden, maar dan
moet er ook essentieel een vraag worden gesteld. Dat is
hier nauwelijks het geval. Dit is goed voor een keer, maar
niet meer. In principe kan het niet dat een lid een vraag
stelt aan de minister en dat een ander lid essentieel niet
veel meer doet dan op die vraag antwoorden. Ik denk dat
iedereen de kans moet krijgen de minister te bevragen,
maar niet om de rol van de minister over te nemen.
Daarvoor is het nog iets te vroeg.
HA 50
COM 070
21
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
madame Pelzer, c'est vrai que, depuis ma visite de travail
a` Lokeren, la presse nationale a consacre´ beaucoup
d'attention au projet qu'au lieu de
tole´rance ze´ro, on
appellerait de pre´fe´rence
nuisance ze´ro de Lokeren.
Jusqu'a` aujourd'hui, il m'a e´te´ tre`s difficile de juger a`
quelle e´mission du week-end vous faisiez re´fe´rence et
quelle station l'avait diffuse´e. Vous me l'avez dit
aujourd'hui seulement et je dois avouer ne gue`re avoir de
temps pour suivre toutes les e´missions de te´le´vision. Je
n'ai pas vu cette e´mission.
Mais cela ne change pas les choses. Ce n'est pas une
e´mission de te´le´vision qui constitue un dossier qui peut
permettre d'appre´cier le se´rieux d'une ope´ration. Il existe
une le´gislation, des proce`s-verbaux, des proce´dures
disciplinaires, des proce´dures judiciaires et c'est a` tout
cela que je me re´fe`re et non a` des e´missions de
te´le´vision qui peuvent e^tre partielles, voire partiales.
Cela e´tant, je ne peux que vous renvoyer aux re´ponses
que j'ai faites ante´rieurement, a` savoir que je soutiens
toujours l'aspect conceptuel du projet
Nuisance ze´ro,
tel qu'il fonctionne actuellement a` Lokeren et qui com-
porte deux volets, l'un pre´ventif et l'autre re´pressif.
Lors d'une pre´ce´dente re´ponse, je vous ai dit que vous
deviez vous faire a` l'ide´e que, malgre´ tous les volets
pre´ventifs imaginables, il existerait toujours des interven-
tions plus e´nergiques des forces de police; d'ailleurs,
elles ont des instructions a` ce sujet. Si elles ne prenaient
pas certaines pre´cautions, cela pourrait e´quivaloir pour
elles a` prendre des risques tre`s se´rieux pour leur propre
se´curite´. Mais je ne connais pas la situation a` laquelle
vous faites re´fe´rence.
Mijnheer Anthuenis, in afwachting van de distributie uit
het evaluatierapport heb ik besloten het project tot en met
31 januari 2000 verlengen.
Monsieur Anthuenis, je tiens a` pre´ciser que je suis
insensible aux pressions dont je fais l'objet, d'ou` qu'elles
viennent. J'ai dit que j'attendais un rapport d'e´valuation.
Admettant un certain retard, j'ai prolonge´ l'attente
jusqu'au 31 de´cembre et c'est uniquement lorsque je
serai en possession de ce rapport que je prendrai une
de´cision de´finitive.
Mme Ge´raldine Pelzer-Salandra (AGALEV-ECOLO) :
Monsieur le pre´sident, je vous remercie d'avoir pre´cise´ la
de´finition et d'une question et d'une re´ponse.
Monsieur le ministre, je vous entends bien lorsque vous
parlez d'une e´mission de te´le´vision. En fait, celle-ci
retransmettait les images d'une came´ra de surveillance.
Aussi, aucune marge n'existe quant au message que
peut donner une came´ra de surveillance. Lorsqu'un
cameraman se trouve derrie`re celle-ci, on peut s'imagi-
ner qu'il va prendre un angle pour filmer, faisant en sorte
que ces images vont correspondre a` ce qu'il veut faire
passer. Ce n'e´tait pas le cas dans ce cadre-la`.
Je m'e´tonne cependant, monsieur le ministre. Certes, je
ne vous avais pas pre´cise´ de quelle e´mission il s'agissait.
J'en suis de´sole´e, mais je m'e´tonne ne´anmoins de
constater que, depuis plus de 15 jours - il ne s'agit plus
d'une question d'actualite´, parce qu'elle a e´te´ reporte´e
pour des raisons inde´pendantes de votre volonte´ -, vous
ne vous soyez pas inquie´te´ de ce qui s'est passe´ a`
Lokeren.
J'entends toujours le vibrant plaidoyer de M. Anthuenis et
vous, monsieur le ministre, affirmez e^tre insensible a`
toute forme de pression. J'espe`re que vous n'e^tes pas
insensible a` toute forme d'information re´elle, parce qu'il
existe un risque majeur de de´rapage. Vous avez affaire a`
des hommes arme´s, entrai^ne´s peut-e^tre, mais il n'empe^-
che qu'il est exage´re´ de poser un revolver sur la tempe
de quelqu'un qui n'a commis qu'un seul de´lit, celui d'e^tre
basane´ et l'on est en droit de se poser quelques ques-
tions.
Je vous approuve dans le cadre de votre politique
pre´ventive. Vous avez tout a` fait raison, mais vous avez
le devoir d'aller plus loin dans votre re´ponse. Vous
soutenez ce type d'initiative et je vous re´pe`te ce que je
vous ai dit tout a` l'heure. De nombreuses communes
veulent re´ellement aller en ce sens et vous avez le devoir
d'exiger de ne pas e^tre aussi prompt pour braquer les
gens de la sorte.
Lokeren est une commune de 35 000 habitants. Je vous
enverrai donc les images, monsieur le ministre. Ce que
j'ai vu, ce sont des pratiques policie`res telles qu'en usage
a` New York. Je vous demande donc d'y re´fle´chir. En
ge´ne´ral, vous tenez un discours tre`s humaniste. Vous
devriez, a` mon sens, appliquer cet humanisme a` la
question policie`re e´galement.
Mevrouw Kristien Grauwels (AGALEV-ECOLO) : Mijn-
heer de voorzitter, teneinde geen misverstand hierover te
laten bestaan, wens ik even te reageren. Ik heb mij door
de mensen die het project hebben opgestart grondig
laten informeren, zonder evenwel reeds over alle infor-
matie te beschikken. Ik had graag het pamflet gehad dat
onder de bevolking werd verspreid en waarbij alle gedra-
gingen worden beschreven die beantwoorden aan de
nultolerantie. Ik ben geen voorstander van dit soort
beleid maar wens dit met een kritisch en waakzaam oog
te volgen.
De heer Filip Anthuenis (VLD) : Mijnheer de voorzitter,
het spreekt voor zich dat u recht hebt op informatie en ik
zal trachten u nog deze week het desbetreffende pamflet
te bezorgen. Aan mevrouw Grauwels zou ik willen zeg-
22
HA 50
COM 070
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Filip Anthuenis
gen dat zij niet ongerust dient te zijn. Lokeren is nu
veiliger dan vroeger. De handelingen van de politie zijn
voor 100% correct verlopen. Mijzelf of mijn vader be-
schuldigen van extreem-rechtse praktijken zoals die zich
in New York voordoen, zou een belediging zijn. In Lok-
eren staan wij bekend als sociale liberalen en van New
Yorkse-praktijken is helemaal geen sprake. Ik zou u
willen uitnodigen om een bezoek te brengen aan Lokeren
zodat u op het terrein kan merken hoe alles functioneert.
De voorzitter : Mijnheer Anthuenis, vooraleer de vol-
gende vraag daarover wordt gesteld, stel ik voor dat u dit
bezoek organiseert zodat er geen onnodige discussies
ontstaan.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, je ne suis e´videmment pas insensible
aux informations objectives qui me sont donne´es. Dans
cette affaire, je demanderai d'ailleurs un rapport objectif
au bourgmestre de Lokeren. Je ne fais pas et je ne ferai
pas mon opinion, madame, sur la base d'une e´mission
de te´le´vision dont les images peuvent e^tre interpre´te´es
inde´pendamment de tout contexte ou de toute re´alite´.
Nous vivons dans un Etat de droit et il existe des
proce´dures, notamment en matie`re disciplinaire, qui per-
mettent de poursuivre les manquements dans le chef
d'agents de l'autorite´. Sur cette base d'ailleurs, je pro-
nonce des sanctions disciplinaires quasiment tous les
jours. C'est la bonne voie a` utiliser lorsqu'on a a` se
plaindre de certains comportements.
Je suis le premier responsable des services d'autorite´
dans ce pays. Madame, je dois vous dire que je ne
laisserai pas se de´velopper cette campagne de de´sinfor-
mation et d'intoxication en cours qui ferait de tous les
policiers et gendarmes de ce pays, des suspects. Si on
veut assurer un peu plus de se´curite´ dans ce royaume,
on doit te´moigner un minimum de confiance a` l'e´gard de
ceux qui font un me´tier difficile, risque´ et parfois me^me
tre`s dangereux. Je n'he´site pas a` appliquer des sanc-
tions disciplinaires quand il y a des manquements parce
qu'ils doivent e^tre plus que d'autres au-dessus de tout
soupc¸on. Mais je ne peux admettre les tentatives qui
sont, de manie`re permanente jusque et y compris dans
cette maison, mene´es par certains pour essayer de
discre´diter les services de police et de gendarmerie.
Madame, vous devez savoir que la population est
contente de les voir arriver quand elle a des proble`mes
ou quand elle est en danger.
De voorzitter : Mevrouw, ik moet het Reglement strikt
toepassen. Maakt u zich niet meer zorgen dan nodig. Ik
vind het positief dat deze thematiek meer dan vroeger -
hoewel niet altijd vanuit hetzelfde gezichtspunt - ter
sprake kan komen.
Mijnheer de minister, ik meen dat dat voor iedereen goed
is, behalve wellicht voor sommigen die hier niet aanwezig
zijn. Er niet over spreken is waarschijnlijk het kwalijkste.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Question orale de M. Olivier Chastel au ministre de
l'Inte´rieur sur
le cadre du personnel et les effectifs
en fonction dans la gendarmerie
Mondelinge vraag van de heer Olivier Chastel aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de perso-
neelsformatie en de personeelsbezetting in de rijks-
wacht
(nr. 631)
M. Olivier Chastel (PRL FDF MCC) : Monsieur le pre´si-
dent, monsieur le ministre, lors de la discussion de la
note de politique ge´ne´rale, vous avez de´clare´ que la
constitution des zones interpolice ne suscitait gue`re de
difficulte´s. La loi du 7 de´cembre 1998 organisant un
syste`me de police inte´gre´ et structure´ a` deux niveaux
pre´voit l'e´laboration d'un grand nombre d'arre^te´s royaux
pour la mise en oeuvre de la re´organisation des services
de police.
Tous les services de police devront a` cet effet s'assurer
que les diffe´rents cadres du personnel soient remplis
bien avant l'entre´e en vigueur de la loi. Or, aujourd'hui,
dans certains districts de gendarmerie, la diffe´rence
entre le cadre pre´vu et les effectifs re´ellement en fonction
varie entre 10 et 15%. D'une manie`re ge´ne´rale d'ailleurs,
les chiffres sont pluto^t a` la baisse puisque, s'il y avait
8 169 gendarmes effectifs dans les brigades devant
fusionner avec les polices communales au moment de
l'accord octopartite, il n'y en avait plus que 7 976 en
octobre 1999, soit une diminution de pre`s de 200 unite´s.
A Charleroi par exemple, ville que je connais un peu
mieux que les autres, le cadre est loin d'e^tre rempli. Pour
les trois brigades concerne´es par la zone interpolice de la
ville de Charleroi, il est de 227 gendarmes. Au moment
de l'accord octopartite en mai 1998, il n'y avait de´ja` que
210 gendarmes effectifs, et en octobre 1999, le nombre
des effectifs n'e´tait plus que de 198 gendarmes, soit une
diffe´rence avec le cadre organique de 29 unite´s (soit
environ 15% au-dessous du cadre).
Monsieur le ministre peut-il assurer que les cadres des
services de la gendarmerie seront bien remplis a` l'entre´e
en vigueur de la loi du 7 de´cembre 1998 ?
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, les tableaux organiques des brigades
territoriales de gendarmerie s'inscrivent dans le cadre
des tableaux organiques de la gendarmerie en ge´ne´ral.
En ses articles 11 et 13, la loi du 2 de´cembre 1957 sur la
HA 50
COM 070
23
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
gendarmerie de´termine les cate´gories de personnel et
l'effectif le´gal qui y est lie´. Ainsi, l'effectif du corps
ope´rationnel a e´te´ fixe´ a` 15 563 unite´s, celui de la
cate´gorie de personnel de police spe´ciale a` 222 unite´s,
celui du corps administratif et logistique a` 2 500 unite´s et
enfin celui du personnel auxiliaire civil a` 920 unite´s
(e´quivalents temps plein).
Cet effectif le´gal n'est pas atteint. Globalement l'effectif
ope´rationnel re´el pre´sente aujourd'hui un de´ficit de l'or-
dre de 7,69%. En ce qui concerne plus particulie`rement
l'effectif des gendarmes des brigades territoriales, les
conside´rations suivantes peuvent e^tre apporte´es. Lors
du vote de la loi, le 7 de´cembre 1998, une diminution de
71 unite´s par rapport a` la date de l'accord
octopus, le
23 mai 1998, a e´te´ enregistre´e. Cette diminution s'expli-
que d'une part par les mesures prises en vue de consti-
tuer l'unite´ d'escorte
transports de fonds et, d'autre
part, par l'impact des premie`res mesures relatives a` la
politique d'immigration du pre´ce´dent gouvernement. Au
1er octobre 1999, l'effectif brigades est de 7 976 unite´s.
Par rapport a` la date du vote de la loi, une diminution de
122 unite´s est a` nouveau constate´e. Ce qui repre´sente
donc 193 unite´s en moins par rapport a` la date de
l'accord
octopus. Cette diminution re´sulte de la mise a`
niveau des effectifs de l'unite´ d'escorte et du De´tache-
ment Se´curite´-Ae´roport National, ainsi qu'a` la compen-
sation des de´ficits des unite´s de police spe´ciale, (chemin
de fer, navigation, ae´ronautique, transfe´re´es entre-temps
a` la gendarmerie).
Cela dit, par rapport aux effectifs qui ont e´te´ pris en
compte dans le cas de la mise en oeuvre des zones
interpolice et des chartes de se´curite´, (effectifs du 1er
juin 1995 fixe´s a` 7 857 en exe´cution de la circulaire
ministe´rielle ZIP 1 du 5 de´cembre 1995), l'effectif des
brigades territoriales au 1er octobre 1999 pre´sente tou-
jours un surplus de 119 unite´s. Plus pre´cise´ment, les
brigades du district de Charleroi en ge´ne´ral, et de la zone
interpolice de la ville de Charleroi en particulier ont eu a`
connai^tre le me^me phe´nome`ne d'e´rosion de leurs effec-
tifs que celui constate´ pour l'ensemble des brigades du
pays.
A l'avenir, les brigades territoriales pourront a` nouveau
be´ne´ficier d'un apport plus important de jeunes gendar-
mes forme´s de`s lors que les priorite´s e´voque´es ci-avant,
(unite´s d'escorte, de police spe´ciale et de l'ae´roport),
sont de´sormais majoritairement rencontre´es en termes
de capacite´s.
Cela e´tant, en fonction des recrutements de gendarmes
budge´tairement autorise´s par le gouvernement pour
1999 et pour 2000, il est de`s a` pre´sent acquis que
l'effectif ope´rationnel de la gendarmerie, en ge´ne´ral, et
des brigades, en particulier, restera de´ficitaire a` l'entre´e
en vigueur de la loi du 7 de´cembre 1998. Je rappelle qu'il
e´tait de´ja` de´ficitaire au moment ou` la loi a e´te´ vote´e, cela
n'a donc rien d'inquie´tant. Dans ce cadre, il n'est pas
inutile de rappeler qu'entre le moment ou` la de´cision de
recruter un gendarme est prise et celui ou` il est nomme´,
un de´lai d'environ dix-huit mois s'e´coule pour la se´lection
et la formation.
En re´sume´, ce que certains ont pu penser, a` savoir que
la gendarmerie essayait de de´graisser ses brigades
locales de manie`re a` ne pas transfe´rer le nombre
convenu d'hommes dans les nouvelles zones de police,
est une inquie´tude non fonde´e. Les explications qui me
sont donne´es sont se´rieuses. De toute manie`re, je veille-
rai a` ce que les engagements pris soient respecte´s,
c'est-a`-dire a` ce que l'effectif des brigades au moment
d'Octopus soit transfe´re´ dans les zones de police, puis-
que c'est sur cette base que nous effectuons tous les
calculs pour appre´cier la fonctionnalite´ des zones, leur
e´ventuelle pre´carite´, et donc leur capacite´ a` faire face a`
toutes les missions d'une police de premie`re ligne.
M. Olivier Chastel (PRL FDF MCC) : Monsieur le pre´si-
dent, je remercie le ministre de ces informations qui sont
effectivement de nature a` rassurer les autorite´s commu-
nales concerne´es au premier chef, notamment par les
proble`mes lie´s a` l'inse´curite´.
Le pre´sident : L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Question orale de Mme Ge´raldine Pelzer-Salandra au
ministre de l'Inte´rieur sur
la publicite´ de la proce´-
dure de re´gularisation de certaines cate´gories d'e´-
trangers re´sidant sur le territoire du Royaume
Mondelinge vraag van mevrouw Ge´raldine Pelzer-
Salandra aan de minister van Binnenlandse Zaken
over
de bekendmaking van de procedure voor regu-
larisatie van het verblijf van bepaalde categoriee¨n
van vreemdelingen verblijvend op het grondgebied
van het Rijk
(nr. 633)
Mme Ge´raldine Pelzer-Salandra (AGALEV-ECOLO) :
Monsieur le pre´sident, monsieur le ministre, la proce´dure
de re´gularisation qui sera mise en oeuvre apre`s le vote
de cette semaine au Se´nat, ne peut e^tre une re´ussite
qu'a` la condition que les demandeurs soient tous in-
forme´s le plus comple`tement possible de l'existence et
des conditions de cette proce´dure.
Monsieur le ministre, comment allez-vous proce´der pour
mener cette campagne d'information ?
24
HA 50
COM 070
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Ge´raldine Pelzer-Salandra
Dans le cadre des discussions que nous avons eues en
commission, vous avez longuement aborde´ la question
des moyens financiers qui avaient e´te´ de´gage´s pour
re´ussir cette ope´ration de re´gularisation et vous avez
e´voque´ la somme de 1 milliard a` y affecter prioritaire-
ment, mais sans de´terminer la manie`re de proce´der.
Vous nous avez explique´ que cette somme devrait e´ga-
lement servir a` la re´sorption de l'arrie´re´ fort important. Si
l'on compte la location du ba^timent, l'engagement de 200
personnes et leur e´quipement en mate´riel informatique,
ce milliard sera vite e´puise´.
Le gouvernement vient de se donner les moyens d'infor-
mer tre`s largement la population sur les effets du bug de
l'an 2000.
Dans le cadre de la re´gularisation, il me semble qu'il faut
e´galement faire un re´el effort d'information, peut-e^tre
moins important car moins de personnes sont concer-
ne´es.
Je vous remercie, monsieur le ministre, de bien vouloir
m'expliquer quels canaux d'information vous utiliserez
pour cette ope´ration.
M. Antoine Duquesne, ministre : Vous e^tes impatiente,
madame Pelzer, car la loi n'est pas encore vote´e au
Se´nat me^me si j'espe`re qu'elle le sera jeudi.
Apre`s le vote, une campagne d'information sera mene´e a`
l'intention du public cible, en collaboration avec le service
fe´de´ral d'information et le Centre pour l'e´galite´ des
chances.
Le ministre de l'Inte´rieur coordonne cette campagne et
en assure principalement le soutien financier. Une re´u-
nion s'est tenue a` mon cabinet, ce lundi 13 de´cembre.
Une brochure d'information d'une vingtaine de pages,
e´dite´e par le Centre pour l'e´galite´ des chances en cinq
langues, franc¸ais, ne´erlandais, allemand, anglais et es-
pagnol, sera adresse´e via le service fe´de´ral d'information
aux communes et aux CPAS. Un call center de´ja` mis en
place en octobre dernier par le Centre pour l'e´galite´ des
chances, en collaboration avec l'Office des e´trangers,
recevra les renforts ne´cessaires pour fonctionner de
manie`re optimale durant les trois semaines pre´vues pour
l'introduction de la demande.
Je donnerai e´galement une confe´rence de presse, durant
cette pe´riode, pour assurer la meilleure information me´-
diatique possible.
Le Centre pour l'e´galite´ des chances me`nera plusieurs
se´ances d'information dans toute la Belgique.
Et enfin, les communes seront informe´es par circulaire,
de´ja` dans le courant de la semaine prochaine, en prin-
cipe.
Mme Ge´raldine Pelzer-Salandra (AGALEV-ECOLO) :
Monsieur le pre´sident, monsieur le ministre, je suis tre`s
heureuse d'apprendre qu'une brochure va e^tre e´dite´e
dans plusieurs langues. Si les personnes concerne´es par
la re´gularisation sont bien souvent encadre´es par les
organisations qui vont essayer de les guider, je pense
toutefois que ces personnes sont peu sensibles a` une
information e´crite. Ne serait-il pas opportun d'envisager
la diffusion d'un spot qui pourrait passer re´gulie`rement a`
la te´le´vision, pendant les trois semaines pre´vues pour
l'introduction des demandes ? Je n'ai aucune ide´e de ce
que cela peut cou^ter mais cette ope´ration doit e^tre une
re´ussite. C'est pourquoi il serait peut-e^tre inte´ressant
d'envisager cette solution.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Pieter De Crem aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de uitwijzing
van Roma-zigeuners in Gent
(nr. 637)
Question orale de M. Pieter De Crem au ministre de
l'Inte´rieur sur
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, op 9 december heeft de OPR Roma
bekendgemaakt
dat
in
Gent
verblijvende
Roma-
zigeuners uitnodigingen hebben ontvangen van de wijk-
politie om zich te melden voor een verblijfscontrole. De
hoofdcommissaris en de burgemeester waren daarvan
niet op de hoogte. Het wijksecretariaat zou haar opdracht
rechtstreeks hebben gekregen van de autonome afdeling
vreemdelingenzaken van de dienst bevolking. Die afde-
ling krijgt haar bevelen rechtstreeks, zonder hie¨rarchi-
sche tussenstap, van de dienst Vreemdelingenzaken.
U weet dat naar aanleiding van de problemen die we
hebben gehad begin oktober, de burgemeester van Gent
een rustpauze had ingelast in het meewerken aan de
uitwijzingen, tot er volledige duidelijkheid zou komen
omtrent het te volgen beleid. U weet net zo goed als ik
dat de maatregelen die een tiental dagen geleden wer-
den aangekondigd, de grootste verwarring hebben ge-
schapen in Gent.
Mijnheer de minister, ik heb een aantal vragen, die wij tot
in den treure moeten herhalen, terwijl we nog geen stap
dichter zijn gekomen bij het fameuze gei¨ntegreerde
vreemdelingenbeleid. Wat concreet dit dossier betreft,
zijn er opnieuw uitwijzingen gepland ? Dat zal ongetwij-
feld het geval zijn want ik heb zelf een van de ingevulde
formulieren van de dienst Vreemdelingenzaken gezien,
waarbij in het rood de vermelding was aangebracht dat
een opleiding en een ambtshalve schrapping dienden te
gebeuren. Waarom werden de burgemeester en de
hoofdcommissaris niet op de hoogte gebracht van het
HA 50
COM 070
25
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pieter De Crem
bevel tot controle dat op hun grondgebied moest worden
uitgevoerd ? Mijns inziens is dat elementair. U bent
burgemeester, ik ben burgemeester, net als een aantal
collega's. Ik begrijp niet dat dit na alle vorige geschiede-
nissen nog altijd mogelijk is.
Wanneer gaan er duidelijke procedures tot stand komen
voor het uitwijzingsbeleid, zodat de gemeentelijke verant-
woordelijken niet voortdurend voor schut worden gezet ?
Mijnheer de minister, de beleidsverantwoordelijken die
met die uitwijzingen worden geconfronteerd, zitten met
de handen in het haar omdat zij ten opzichte van hun
eigen personeel zeer tegenstrijdige opdrachten moeten
geven. Hen wordt gevraagd een interpretatief kader voor
die opdrachten te geven. Zij weten evenwel niet welk
interpretatief kader dat zou zijn. Zij worden ook door de
bevolking daarover geraadpleegd.
De opdracht tot die uitwijzingsactie kwam van de dienst
Vreemdelingenzaken. Hebt u van uw optie daaromtrent
ook uw andere regeringspartners op de hoogte ge-
bracht ? Passen deze uitwijzingen in een nieuwe cyclus
van uitwijzingen ?
Ik kom nu terug op het dossier van oktober inzake de
uitgewezen Slowaken. Werden die dossiers verder indi-
vidueel opgevolgd ? U weet net zo goed als ik dat het
merendeel van de Slowaken zich ondertussen opnieuw
in Gent bevindt en hun vroegere activiteiten weer hebben
hervat. De toestand in het Gentse politiekorps is drama-
tisch. De wijkagenten die deze opdrachten moeten uit-
voeren worden bijna fysiek onder druk gezet. Zij worden
zelfs aangevallen door de personen aan wie ze het
document voor de verblijfscontrole moeten overhandi-
gen. Zij worden ook onder druk gezet door een aantal
organisaties. De burgemeester geeft er de brui aan. Het
stadsbestuur weigert nog mee te werken. Ook de politie-
diensten in Gent zeggen dat zij niet meer weten hoe te
handelen. Mijnheer de minister, ik weet dat u dit niet
graag hoort, maar ik meen dat wij in alle eerlijkheid
moeten zeggen dat, op zijn zachtst uitgedrukt, het
uitwijzingsbeleid faalt, zeker wat de Gentse problematiek
betreft. Ik vraag mij overigens af waarom u deze uitwij-
zingen altijd in Gent laat plaatsvinden.
Er zijn nog andere provinciehoofdsteden in dit land waar
het probleem minstens even schrijnend is. Ik begrijp dus
niet waarom u altijd Gent uitkiest. Indien dit goed geor-
ganiseerd gebeurt, onder duidelijke voorwaarden en na
duidelijke afspraken met de beleidsvoerders zou ik dit
nog kunnen goedkeuren, maar eens te meer is dit in de
grootste improvisatie gebeurd.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
monsieur De Crem, je sais bien que vous n'aimez pas
entendre les re´ponses que je vous donne. Vous pre´ten-
dez avoir vu, je vous cite,
un nouvel e´pisode dans la
politique de´faillante en matie`re d'e´loignement
. Et bien,
ce jugement a` l'emporte-pie`ce, base´ sur une non-
question, ne tient pas la route. La politique du gouverne-
ment en matie`re d'e´loignement, de´cide´e le 1er octobre
dernier, a au contraire pris son rythme : depuis le
3 novembre dernier, il y a en effet de nouveau des
e´loignements avec contrainte, un vol spe´cial a e´te´ orga-
nise´ et le nombre des e´loignements sans contrainte
augmente. Telle est la re´alite´. De plus, votre question est
une non-question, car vous avez de´ja` pu lire clairement
les re´ponses dans les journaux. Bien entendu, je suis
pre^t a` vous re´expliquer ce qui s'est re´ellement passe´. En
fait, il n'y a vraiment pas lieu a` une pole´mique.
Premie`rement, aucun nouveau plan d'e´loignement n'est
pre´vu pour les Tziganes de Gand.
Deuxie`mement, il est exact que ni le bourgmestre ni le
commissaire de police en chef n'ont e´te´ mis au courant
de l'exe´cution de l'ordre de contro^ler la pre´sence de
certaines personnes sur le territoire. Il s'agit ici d'une
proce´dure normale, existant depuis de nombreuses an-
ne´es, et parfaitement connue des bourgmestres; l'Office
des e´trangers peut le´gitimement proce´der a` ce type de
contro^les, qui rele`vent de la simple routine.
Troisie`mement, rien ne justifie l'alle´gation suivant la-
quelle les bourgmestres se trouveraient, comme vous le
pre´tendez, devant le fait accompli, car la politique en
matie`re d'e´loignement est claire et connue de tous.
Peut-e^tre manquez-vous d'un certain nombre d'informa-
tions. Je rappellerai simplement que la priorite´ est
donne´e aux INADS en ce qui concerne les e´loignements.
Quatrie`mement, vous me demandez si les partenaires du
gouvernement sont tenus au courant d'une nouvelle
action d'e´loignement. Pour vous re´pondre, puis-je vous
rappeler qu'il faut distinguer l'accord politique sur les
e´loignements de son exe´cution. Le premier a trouve´ sa
concre´tisation dans la concertation et a fait l'objet d'un
accord de gouvernement. L'exe´cution de cette politique,
quant a` elle, qu'elle soit le fait du ministre de l'Inte´rieur ou
de n'importe quel autre ministre, ne doit pas e^tre syste´-
matiquement porte´e a` la connaissance des autres mem-
bres du gouvernement. Ainsi, en matie`re d'e´loignement,
je n'informe pas mes colle`gues de chaque action que
j'entreprends dans l'exe´cution de la politique gouverne-
mentale de´cide´e le 1er octobre. C'est une question de
confiance, et je be´ne´ficie de cette confiance au sein du
gouvernement. Par contre, je tiens re´gulie`rement informe´
le gouvernement de l'e´volution des choses, ce qui est en
soi bien normal.
Cinquie`mement, ces e´loignements ne s'inse`rent pas
dans un nouveau cycle d'e´loignements.
Sixie`mement, les dossiers des Slovaques rapatrie´s n'ont
pas fait l'objet d'un suivi que vous qualifiez de particulier,
sans pouvoir expliquer re´ellement ce que vous sous-
entendez par la`.
26
HA 50
COM 070
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
En conclusion, monsieur De Crem, je peux simplement
vous dire que la politique d'e´loignement est sur les rails
et qu'a` l'occasion de vos prochaines non-questions, je
vous le rappellerai volontiers, aussi souvent que vous le
souhaiterez.
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, als ik u goed heb begrepen sprak u
over
une non-question.
Ik heb de indruk dat, wanneer er vragen worden gesteld
die u niet liggen, het dan gaat over anti-politiek en
niet-vragen. Ik stel alleen vast dat de tenuitvoerlegging
van uw politiek niet klopt.
U zegt
ce n'est rien. Ik meen dat dit het refrein was van
een liedje van Julien Clerc, maar ik wil u toch wel zeggen
c'est beaucoup.
U doet ongelooflijk neerbuigend en minachtend ten op-
zichte van uw gewezen collega's parlementsleden maar
de problematiek in het Gentse wordt bijzonder pijnlijk
aangevoeld.
De dienst Vreemdelingenzaken, dus de dienst die u eerst
afschaft en dan opnieuw opricht en die niets anders is
dan een spiegelbeeld van de huidige organisatie, voert
gewoon opdrachten uit en komt niet meer tussen.
Ik raad u aan om uw schaduwminister van asielbeleid
dringend contact te laten opnemen met de administra-
tieve vertegenwoordigers in de dienst Vreemdelingen-
zaken. Deze mensen zitten met de handen in het haar. Zij
worden over niets gecontacteerd, zij mogen alleen een
aantal orders uitvoeren en zij hebben zelfs de mogelijk-
heid niet meer om op een of andere manier uw maatre-
gelen te interpreteren of te begeleiden.
U zegt dat de INADS als eerste worden teruggestuurd.
Zo is het altijd geweest. Ik geloof dat de gemiddelde duur
van een INADS in de luchthaven van Zaventem negen
uur was. U zegt dat de INADS worden uitgewezen. Het
zou buiten alle proporties zijn als dit niet meer zou
gebeuren.
U zegt dat de uitwijzingen doorgaan. Er wordt in elk geval
een bevel tot uitwijzing opgemaakt maar u weet even-
goed als ik dat de effectieve repatrie¨ring niet wordt
uitgevoerd. Ik zal u daarvan binnenkort een aantal voor-
beelden kunnen geven.
La politique d'asile est sur les rails, maar ik denk dat
Gent eens te meer bewijst dat uw politiek ontspoort. Als
u op een spoor zit, dan zal het in elk geval een dood
spoor zijn. Volgens mij zit u in een
cul de sac en zal het
heel wat maatregelen vergen om er nog uit te geraken.
Mijnheer de minister, Maar ik zeg u dat zonder tremolo's.
Ik zal mij enkel baseren op cijfers.
De voorzitter : Het incident gesloten.
L'incident est clos.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De voorzitter : Mijnheer de minister, u had mij gevraagd
onze werkzaamheden te bee¨indigen om 12.15 uur.
Welnu, het is nu 12.30 uur en er staan nog drie vragen
aan de agenda. Ziet u de mogelijkheid over te gaan tot de
afhandeling van deze vragen, wat uiteraard voor ieder-
een het gemakkelijkst zou zijn ?
M. Antoine Duquesne, ministre de l'Inte´rieur : Monsieur
le pre´sident, j'ai une re´union importante. Si vous l'esti-
mez ne´cessaire, je peux la retarder mais cela signifie que
je serai disponible plus tard cet apre`s-midi.
Le pre´sident : C'est moins ennuyeux car notre re´union
de l'apre`s-midi commence par l'examen de quelques
propositions de loi. Vous pouvez e´ventuellement vous
faire remplacer par un membre de votre cabinet a`
14 heures.
M. Antoine Duquesne, ministre : Cela vous convient-il,
monsieur le pre´sident, que je revienne a` 15 heures ?
Le pre´sident : Si la commission est d'accord, monsieur
le ministre, je n'y vois aucun inconve´nient. (Assentiment)
Mondelinge vraag van de heer Pieter De Crem aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de deelname
door studenten aan de komende gemeenteraads-
verkiezingen
(nr. 650)
Question orale de M. Pieter De Crem au ministre de
l'Inte´rieur sur
la participation des e´tudiants aux
prochaines e´lections communales
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, deelname door jongeren aan poli-
tieke besluitvorming is een bijzonder belangrijke aange-
legenheid.
Tijdens de vorige legislatuur werden wetgevende initia-
tieven
genomen
omtrent
de
participatie
bij
gemeenteraads- en parlementsverkiezingen. Gewezen
collega Daems die destijds tot de oppositie behoorde,
deed een voorstel in dat verband.
De problematiek kan als volgt worden samengevat. Het
gaat om personen die de stemgerechtigde leeftijd heb-
ben bereikt, maar die hun hogere studies aanvatten in
een stad waar zij niet zijn gedomicilieerd en er bijgevolg
hun stem niet mogen uitbrengen.
HA 50
COM 070
27
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pieter De Crem
In het verleden werden daaromtrent discussies gevoerd,
mijnheer de minister, maar uw voorgangers hebben de
boot altijd afgehouden omwille van praktische, maar
zeker ook politieke redenen. Ik herinner mij trouwens dat
uw voorganger, Louis Tobback, een heftige tegenstander
terzake was; hij zag het niet meteen zitten dat studenten
die in zijn stad vertoeven, zouden deelnemen aan
gemeenteraadsverkiezingen aangezien dit de machts-
verhoudingen zou kunnen wijzigen.
Mijnheer de minister, bent u zinnens de wetgeving ter-
zake
aan
te
passen,
meer
bepaald
wat
de
gemeenteraadsverkiezingen betreft, die plaatsvinden de
tweede zaterdag van oktober ?
Uiteraard verblijven studenten slechts tijdelijk op het
grondgebied van de stad of de gemeente waar zij stude-
ren, maar ik vraag mij af of hun deelname aan de
verkiezingen niet kan worden opgelost via het elektro-
nisch stemmen. Als men de wet strikt interpreteert kan
men slechts deelnemen aan de verkiezing voor de sa-
menstelling van de gemeenteraad als men daar zijn
domicilie heeft, en dus niet als men er verblijft. Dat
principe mag van toepassing blijven, maar de elektroni-
sche stemming kan het toch mogelijk maken dat een
student zich aanmeldt aan het stemlokaal van de stad
waar hij verblijft om te studeren aan de hogeschool of de
universiteit, weze het Leuven, Gent of Antwerpen, en
aldaar elektronisch zijn stem uitbrengt voor de samen-
stelling van de gemeenteraad waar hij is gedomicilieerd.
Mocht zulks niet mogelijk zijn, mijnheer de minister, dan
zullen de kieswetgeving, meer bepaald op het vlak van
het kiesverzuim, of de artikelen die van toepassing zijn
op het kiesverzuim, bijzonder streng moeten worden
toegepast. Hiervoor zullen aan de lokale besturen in-
structies moeten worden gegeven. In uw hoedanigheid
van burgemeester weet u ook wel wat er dan gebeurt :
dan wordt de afdeling burgerlijke stand overstelpt met
doktersbriefjes van studenten met een plotse griepaanval
of met keelontsteking.
Mijnheer de minister, acht u het mogelijk in dit verband
een overleg op gang te brengen met de academische
overheden en eventueel met de medische wereld ? Ik
weet ook wel dat er eigenlijk geen afstanden meer
bestaan, maar om de participatie van jongeren te garan-
deren is het aangewezen deze zaak te bespreken.
Ten slotte, mijnheer de minister, las ik dat de heer Van
Quickenborne dienaangaande in de Senaat een voorstel
indiende.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, aux termes de l'article 18, aline´a 1er,
4° de l'arre^te´ royal du 16 juillet 1999, les personnes qui
se´journent, pour raison d'e´tudes, en dehors du milieu de
re´sidence du me´nage auquel elles appartiennent, sont
conside´re´es comme temporairement absentes de la
commune sie`ge dudit me´nage et restent en tant que
telles inscrites au registre de la population de cette
commune.
En vertu de cette disposition, les e´tudiants qui effectuent
leurs e´tudes dans une commune autre que celle du lieu
de re´sidence de leur me´nage, ne peuvent donc y e^tre
inscrits dans les registres de la population.
La loi e´lectorale communale dispose toutefois en son
article 42bis que les dispositions de l'article 147bis du
Code e´lectoral, relatives au vote par procuration, sont
d'application pour les e´lections communales. De me^me,
l'article 9ter de la loi du 19 octobre 1921 organique des
e´lections provinciales, y inse´re´ par la loi du 16 juillet 1993
visant a` achever la structure fe´de´rale de l'Etat, reprend
une disposition absolument identique a` celle de l'article
147 bis du code pre´cite´.
Il en re´sulte que tant pour les e´lections communales que
provinciales, qui se tiendront le 8 octobre 2000, les
e´tudiants se´journant, pour des raisons d'e´tudes, dans
une commune autre que celle du lieu de re´sidence de
leur me´nage, pourront exprimer leur suffrage par procu-
ration.
L'article 147bis du Code e´lectoral, §1er, aline´a 1er, 6° tel
qu'il a e´te´ comple´te´ par la loi du 5 avril 1995 dispose, en
effet, que peuvent mandater un autre e´lecteur pour voter
en leur nom, les e´tudiants qui, pour des motifs d'e´tudes,
se trouvent dans l'impossibilite´ de se pre´senter au bu-
reau de vote, a` condition qu'ils produisent un certificat
e´manant de la direction de l'e´tablissement d'enseigne-
ment qu'ils fre´quentent et attestant cette impossibilite´.
J'en viens maintenant aux questions pre´cises que vous
m'avez pose´es.
1. Je n'ai pas l'intention de modifier l'arre^te´ royal du
16 juillet 1992 afin de permettre aux e´tudiants de se faire
inscrire dans les registres de population de la commune
sie`ge de l'e´tablissement d'enseignement qu'ils fre´quen-
tent. Je ne souhaite pas, en effet, me de´partir de la
politique suivie par mes pre´de´cesseurs en cette matie`re.
Donner satisfaction aux e´tudiants qui souhaitent une
inscription distincte dans les registres de la population
aurait pour effet, je ne l'ignore pas, que leurs parents
pourraient fiscalemet de´duire du montant imposable de
leurs revenus 80% des frais d'entretien qu'ils leur ver-
sent. Un tel effet serait discriminatoire vis-a`-vis des
e´tudiants qui poursuivent leurs e´tudes dans la commune
de re´sidence du me´nage auquel ils appartiennent puis-
que les parents de ces e´tudiants ne disposent pas, quant
a` eux, de cette possibilite´ de de´duction fiscale.
28
HA 50
COM 070
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
2. L'e´ventuelle extension du vote automatise´ est sans
rapport avec la proble´matique que vous avez souleve´e.
L'e´tudiant qui, pour des raisons d'e´tudes, se´journe dans
une commune autre que celle du lieu de re´sidence du
me´nage auquel il appartient, exprimera son suffrage soit
en personne, soit par procuration dans la commune au
registre de la population de laquelle il demeure inscrit,
que cette commune fasse ou non partie d'un canton ou` le
vote est automatise´.
3. Le releve´ des e´lecteurs absents accompagne´, le cas
e´che´ant, des excuses pre´sente´es par ceux-ci pour justi-
fier leur abstention est transmis, a` l'issue des ope´rations
de vote, au juge de paix du canton, conforme´ment a`
l'article 146 du Code e´lectoral. Aux termes de l'article 208
du code e´lectoral, il n'y a pas lieu a` poursuite si le juge de
paix admet le fondement de ces excuses en accord avec
le procureur du Roi de l'arrondissement judiciaire dont il
rele`ve. Dans les huit jours de la proclamation des e´lus, le
procureur du Roi dresse la liste des e´lecteurs qui n'ont
pas pris part au vote et dont les excuses n'ont pas e´te´
admises. Ces e´lecteurs sont appele´s, par simple avertis-
sement, devant le tribunal de police et celui-ci statue
sans appel, le ministe`re entendu, conforme´ment a` l'arti-
cle 209 du Code e´lectoral.
Les peines susceptibles d'e^tre prononce´es a` l'encontre
des e´lecteurs absents sont pre´cise´es a` l'article 210 du
me^me code. Ce n'est donc pas le ministre de l'Inte´rieur
mais le juge de paix, apre`s avis du procureur du Roi, qui
juge de l'opportunite´ des poursuites en matie`re d'ab-
sence injustifie´e au vote. Il n'appartient pas davantage au
ministre de l'Inte´rieur de donner a` cet e´gard des instruc-
tions aux communes.
Enfin, je ne vois pas l'opportunite´ d'entamer en cette
matie`re une concertation avec les autorite´s acade´miques
et le monde me´dical. S'agissant des me´decins, le
Conseil de l'Ordre des me´decins est seul habilite´ a` agir a`
leur encontre s'il devait s'ave´rer qu'ils ont de´livre´ des
attestations de complaisance.
Je vous signale que j'envisage, me^me si je n'ai pas
encore pris attitude, de de´poser prochainement un projet
visant a` assouplir les conditions d'exercice du vote par
procuration.
En conclusion, il me parai^t que les dispositions existan-
tes permettent aux e´tudiants de participer effectivement
aux e´lections sans qu'il faille prendre des mesures
comple´mentaires a` cet e´gard. On peut difficilement pre´-
tendre que le 8 octobre, les e´tudiants soient en pe´riode
d'e´tude en vue des examens.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Pieter De Crem aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de veiligheid
van het voetbalstadion van Charleroi
(nr. 651)
Question orale de M. Pieter De Crem au ministre de
l'Inte´rieur sur
la se´curite´ du stade de football de
Charleroi
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, ingevolge de loting die gisteren
plaatsvond voor de wedstrijden voor Euro 2000, zal op
zaterdag 17 juni 2000, in de groep A, de wedstrijd
Engeland-Duitsland worden gespeeld.
Deze sportgebeurtenis is niet van risico's ontdaan, niet in
het minst omdat in het verleden voor het wereldkampi-
oenschap in Frankrijk een analoge wedstrijd ontaardde
en leidde tot hevig voetbalgeweld met dramatische ge-
volgen waarvan de beelden trouwens nog steeds op ons
netvlies zijn geprint.
De wedstrijd vindt plaats in het stadion van Charleroi, dat
is gelegen tussen woonwijken met dichte bebouwing en
dat bijzonder moeilijk te bereiken is. Het concept van het
stadion verhoogt, op zijn zachtst uitgedrukt, de onveilig-
heid. In tempore non suspecto, zijnde op het ogenblik dat
Charleroi werd uitgekozen als tornooistad, zag ik een
simulatie van de evacuatie van een onpasselijk gewor-
den persoon die op een berrie met een soort katrol-
systeem moest worden verwijderd uit de tribune.
Mijnheer de minister, vanmorgen hoorde ik hoofdcom-
missaris Vertessen via de radio zijn grote bekommernis
en bezorgdheid uitdrukken, niet alleen omtrent de voor-
bereiding van de wedstrijd, maar ook omtrent het verloop
en de afloop ervan. In een Nederlandstalig dagblad las ik
vanmorgen het commentaar van de heer Blicky, verant-
woordelijke bij de rijkswacht, die terzake eveneens bij-
zondere waakzaamheid aanraadde.
Mijnheer de minister, werd het stadion reeds aangepast
om te beantwoorden aan de voor het EK-tornooi gel-
dende veiligheidsbepalingen ? Zal de ongewone inplan-
ting van de zitplaatsen niet bijdragen tot een gevoel van
onveiligheid ? Naar verluidt zou de steile helling in de
zittribunes de bereikbaarheid bemoeilijken en de onvei-
ligheid bevorderen.
Is de regering bereid een dergelijk veiligheidsrisico te
lopen, mijnheer de minister ? De eerste minister drukte in
dat verband, zij het in verhullende taal, enige bezorgd-
heid uit, maar ook de organisatoren hebben u reeds hun
bezorgdheid bekendgemaakt. Het lijkt mij aangewezen
hiermee rekening te houden.
Het EK-comite´ zal hieraan in de loop van volgende week
een aantal vergaderingen wijden. Ik stel voor, uit veilig-
heidsoverweging, deze risicomatch in een ander stadion
te laten spelen, bijvoorbeeld in het Koning Boudewijn-
HA 50
COM 070
29
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pieter De Crem
stadion te Brussel. Dat stadion is beter bereikbaar en
biedt betere evacuatiemogelijkheden, wat de veiligheid
uiteraard verhoogt. Om problemen te vermijden lijkt het
mij aangewezen anticipatief te werk te gaan.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
monsieur De Crem, je vous invite a` venir en toute
confiance a` Charleroi pour assister au match Allemagne-
Angleterre. M. Chastel vous lancera une invitation.
Les responsables du maintien de l'ordre sont pre´occu-
pe´s, et c'est tout a` fait normal. Il leur appartient, six mois
avant le tournoi, de prendre toutes les mesures pour que
les choses se passent bien et spe´cialement lorsqu'on
peut craindre un match plus risque´ qu'un autre. Cela ne
signifie pas qu'ils sont inquiets mais qu'ils sont vigilants.
Je rencontre non seulement le colonel Bliki mais aussi le
bourgmestre de Charleroi, le commissaire en chef et le
commandant du district de Charleroi : ils sont vigilants et
pas inquiets.
Au niveau du ministe`re de l'Inte´rieur, il n'existe pas de
norme spe´cifique pour les stades participant a` l'organi-
sation du tournoi Euro 2000. Tous les stades doivent
satisfaire aux normes e´dicte´es par la loi du 21 de´cembre
1998, que vous avez probablement vote´e, relative a` la
se´curite´ lors des matchs de football et a` l'arre^te´ royal du
2 juin 1999 contenant les normes de se´curite´ a` respecter
dans les stades de football.
En ce qui concerne le stade de Charleroi, il est inspecte´
- tout comme les autres stades de l'Euro 2000 - tre`s
re´gulie`rement depuis deux ans par la cellule football du
ministe`re de l'Inte´rieur, afin de suivre l'e´volution des
travaux et l'e´tat de pre´paration du stade pour l'Euro 2000.
La dernie`re inspection a eu lieu le 13 septembre dernier
et un proce`s-verbal a e´te´ dresse´ : il reprenait entre autres
des remarques sur la hauteur du grillage empe^chant
l'intrusion des spectateurs vers le terrain, la hauteur
insuffisante de certains garde-corps, la largeur de certai-
nes zones de circulation dans les gradins. Nous nous
assurerons bien entendu que tout cela va e^tre mis au
point.
En ce qui concerne l'implantation des sie`ges, les servi-
ces d'inspection d'incendie n'ont e´mis aucune remarque
quant a` un quelconque proble`me de se´curite´ du^ a` cette
implantation. Celle-ci doit re´pondre a` des normes ge´ne´-
rales relatives aux ba^timents destine´s a` accueillir le
public.
Plus ge´ne´ralement, j'ai fait proce´der re´gulie`rement a` une
inspection des stades quant a` leur conformite´ a` la loi
football et a` ses arre^te´s d'exe´cution. Des dispositions
ge´ne´rales quant aux autres normes concernent notam-
ment la se´curite´ incendie, la conformite´ au permis de
ba^tir. Si, ne´anmoins, le bourgmestre estime que le stade
n'offre pas toutes les garanties ne´cessaires, c'est a` lui et
non au gouvernement qu'il revient, sur la base de l'article
3, point 2 de l'arre^te´ royal du 2 juin 1999 contenant les
normes de se´curite´ a` respecter dans les stades de
football, d'interdire l'usage de ladite infrastructure.
Je n'ai pas connaissance de craintes particulie`res de la
part de l'organisateur. Il lui incombe personnellement, a`
la suite de ce choix, de prendre les dispositions de
se´curite´ qui s'imposent et de se conformer en plus aux
exigences formule´es par l'autorite´ administrative locale.
Vous n'ignorez pas qu'une convention doit e^tre signe´e
avant la fin du mois de janvier, entre les organisateurs et
les autorite´s locales.
Rien ne permet actuellement de penser que les matchs
pre´vus ne pourraient pas se de´rouler dans les villes
se´lectionne´es. Dans une telle hypothe`se, il reviendrait
cependant a` l'organisateur de rechercher lui-me^me une
alternative avec le bourgmestre d'une autre ville. Ce n'est
pourtant absolument pas d'actualite´.
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik dank de heer minister voor zijn antwoord. Wij moeten
inderdaad waakzaam zijn, maar niet ongerust.
Ik stel vast dat mogelijke problemen doorgeschoven
worden naar de verantwoordelijkheid van de burgemees-
ter van Charleroi. Dat is een belangrijk statement. Ik wijs
erop dat uw Nederlandse collega Peper gisteravond ook
heeft meegedeeld dat, indien er aanduidingen zijn dat
bepaalde matchen een te hoog risico zouden meebren-
gen, deze niet mogen doorgaan op locaties waar men
problemen vermoedt of zelfs, zoals men zo mooi zegt in
de taal van Vondel, dat men ze u¨berhaupt niet mag laten
doorgaan, zelfs al hebben deze beslissingen grote finan-
cie¨le gevolgen. Ik hoop dat dit niet moet gebeuren, maar
ik denk dat waakzaamheid van groot belang is. Ik blijf
erbij dat een dergelijke risicomatch ook beter niet in een
andere stad in het noorden of in het zuiden van het land
gespeeld wordt, maar wel in de goed bereikbare en
optimale structuur van het Koning Boudewijnstadion in
Brussel.
Minister Antoine Duquesne : Mijnheer De Crem, ik heb
met de heer Peper gesproken. Je n'ai pas vu qu'il e´tait
inquiet : nous partageons les me^mes analyses, les me^-
mes objectifs et les mesures que nous mettons en place
sont concerte´es. De me^me, je rencontre re´gulie`rement
les bourgmestres, les commissaires, les commandants
de district et, hier encore, les gouverneurs de province.
Soyez tranquille, monsieur De Crem.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
30
HA 50
COM 070
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van de heer Karel Van Hoorebeke
aan de minister van Binnenlandse Zaken over
een
conflict in de rijkswachtbrigade van Voeren
(nr. 661)
Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au minis-
tre de l'Inte´rieur sur
un conflit a` la brigade de
gendarmerie a` Fourons
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, naar verluidt heerst er in
de rijkswachtbrigade van Voeren sinds geruime tijd een
gespannen sfeer naar aanleiding van een sluimerend
conflict tussen een rijkswachter en de brigade. Er werd
beroep gedaan op een aantal personen in Voeren, onder
meer op iemand die er jarenlang een vooraanstaande rol
heeft gespeeld en op dit ogenblik Waals minister is. Het
zou kunnen dat er afrekeningen met het verleden worden
gemaakt.
Een aantal rijkswachters werden voor de onderzoeks-
commissie te Brussel geroepen. Ik vermoed dat u dit
dossier zult ontvangen. Uw kabinetschef was destijds
arrondissementscommissaris voor Voeren. Hij is bijzon-
der goed geplaatst om te weten hoe gespannen de sfeer
in Voeren vroeger kon zijn. Op dit ogenblik is dit niet
langer het geval. De rijkswachter in kwestie, de tweede in
graad, wordt ervan beschuldigd zich in het verleden niet
neutraal te hebben opgesteld en de Vlamingen te hebben
bevoordeeld. Naar verluidt is deze aanklacht onterecht
en heeft de betrokkene zich steeds zeer correct opge-
steld. Men gebruikt deze beschuldiging om hem uit te
rangeren.
Mijnheer de minister, u hebt reeds een aantal keren het
belang beklemtoond van een goede werking van de
rijkswacht die het vertrouwen van de bevolking geniet.
De betrokken rijkswachter geniet dit vertrouwen van heel
de bevolking van Voeren, Nederlandstaligen e´n Fransta-
ligen. Het zou bijzonder jammer zijn dat een vete uit het
verleden die door een aantal vooraanstaanden wordt
opgeschroefd, aan de basis ligt van een eventuele over-
plaatsing van de betrokkene.
Mijnheer de minister, alhoewel ik weet dat u geen infor-
matie kunt verstrekken over het dossier zelf, wens ik een
aantal vragen te stellen.
Bent u op de hoogte van het dossier ? Zo ja, bevestigt u
het dossier in alle sereniteit te zullen behandelen en geen
rekening te zullen houden met oude communautaire
conflicten en commoties ? Als de brigade naar behoren
functioneert, moeten er, mijns inziens, geen personeels-
wijzigingen worden doorgevoerd.
Minister Antoine Duquesne : Mijnheer de voorzitter,
collega, met betrekking tot de spanningen die zouden
bestaan in de brigade Voeren, heb ik onmiddellijk de
inspecteur-generaal van de rijkswacht met een onder-
zoek gelast. Deze dient mij de resultaten zo snel mogelijk
mee te delen. Dit is de normale procedure.
Je puis vous assurer, puisque c'est dans mon tempe´ra-
ment, qu'en cette affaire comme dans d'autres, je ferai
preuve de se´re´nite´.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord.
U zult het mij niet kwalijk nemen, mijnheer de minister,
dat we dit dossier blijven volgen met een zekere waak-
zaamheid die in dergelijke materies toch aangewezen is.
M. Antoine Duquesne, ministre : Tout le monde a raison
d'e^tre vigilant.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Bart Somers aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de immigra-
tieambtenaren
(nr. 648)
Question orale de M. Bart Somers au ministre de
l'Inte´rieur sur
les fonctionnaires de l'immigration
De heer Bart Somers (VLD) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, vorige maand heb ik reeds een
aantal vragen gesteld over de immigratieambtenaren. U
hebt enerzijds beloofd het aantal immigratieambtenaren
te evalueren en, anderzijds dat zij meer op het terrein
zullen worden ingezet.
Mijnheer de minister, hoeveel immigratieambtenaren
werden ingezet ? Waar en voor welke activiteiten ?
Heeft de evaluatie reeds plaatsgevonden ? Zo ja, wat zijn
de resultaten ?
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, en de´cembre, deux missions ont e´te´
organise´es : une vers Conakry en Guine´e du 4 au
6 de´cembre, et l'autre vers Cotonou au Be´nin, du 6 au
9 de´cembre. Une troisie`me mission est pre´vue pour cette
semaine vers Banjul en Gambie.
A chaque fois, il y avait deux fonctionnaires sur place.
Trois personnes seront envoye´es a` Banjul afin de mieux
pre´parer le terrain.
A Conakry, un contro^le de deuxie`me ligne de deux vols
avait e´te´ mis en place, ainsi qu'une formation a` l'attention
des collaborateurs locaux de la Sabena. A Cotonou,
quelques proble`mes ont e´te´ rencontre´s, lie´s a` l'absence
de collaboration avec les autorite´s locales. Je crois
malheureusement qu'un peu de temps sera ne´cessaire
pour re´soudre ces difficulte´s.
HA 50
COM 070
31
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
En janvier, trois missions ont e´te´ pre´vues. C'est sur la
base des statistiques relatives aux pays d'origine des
INADs que les destinations, et donc les ae´roports a`
risque, seront de´termine´es. Une e´valuation globale aura
lieu a` la fin du mois de janvier. Et sur la base de cette
e´valuation, le rythme de l'envoi des fonctionnaires de
l'immigration sera de´termine´, de me^me que la collabora-
tion avec certains de nos partenaires europe´ens et
l'e´ventuelle ne´cessite´ de pre´voir des fonctionnaires a`
l'immigration de la deuxie`me ge´ne´ration, c'est-a`-dire
davantage en collaboration avec le ministe`re des Affaires
e´trange`res.
Je ne fais aucun myste`re : je souhaite la ge´ne´ralisation
de ce proce´de´. Je pre´fe`re que des personnes qui ne sont
pas en re`gle ne puissent pas quitter ces pays, pluto^t que
de devoir, peu apre`s, les e´loigner de Belgique, ce qui est
toujours une ope´ration pe´nible et difficile.
Je pense aussi que ces officiers a` l'immigration ne
doivent pas ne´cessairement e^tre des gendarmes. Un
certain nombre de membres du personnel consulaire
pourraient parfaitement faire l'affaire.
De heer Bart Somers (VLD) : Mijnheer de voorzitter, ik
dank de minister voor zijn antwoord. Eind januari zal ik
hem over deze problematiek opnieuw ondervragen. Ik
deel de standpunten van de minister dat enerzijds een
preventief optreden te verkiezen is boven een repressief
optreden en, anderzijds dat het niet noodzakelijk rijks-
wachters moeten zijn.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 13.00 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 13.00 heures.
32
HA 50
COM 070
14-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000