B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
V
OLKSGEZONDHEID
,
HET
L
EEFMILIEU
EN DE
M
AATSCHAPPELIJKE HERNIEUWING
COMMISSION DE LA
S
ANTÉ PUBLIQUE
,
DE L
'E
NVIRONNEMENT
ET DU
R
ENOUVEAU DE LA
S
OCIÉTÉ
VAN
DU
07-12-1999
07-12-1999
HA 50
COM 065
HA 50
COM 065
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 065
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes conférés pour l'Organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement du citoyens pour le changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social-chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie & ID21
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 50 0000/00 : Documents parlementaires de la 50e
DOC 50 0000/00 : Parlementaire documenten van de 50e zittingsperiode +
législature, suivi du n° et dy n° consécutif
het nummer en het volgnummer
QRVA
: Question et Réponses écrites
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
HA
: Annales (Compte Rendu intégral)
HA
: Handelingen (Beknopt Verslag)
CRA
: Compte Rendu Analitique
BV
: Beknopt Verslag
PLEN
: Séance plénière
PLEN
: Plenum vergadering
COM
: Réunion de commission
COM
: Commissievergadering
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officiele publicaties, van de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation, 1008 Bruxelles
Natieplein, 1008 Brussel
Fax : 02/549 82 60
Fax : 02/549 81 60
Tél. : 02/549 82 74
Tel. : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 7 december 1999
COMMISSIE VOOR DE VOLKSGEZONDHEID, HET
LEEFMILIEU EN DE MAATSCHAPPELIJKE HERNIEU-
WING
-
COM 065
Mondelinge vraag van mevrouw Annemie Van de Cas-
teele aan de minister van Consumentenzaken, Volksge-
zondheid en Leefmilieu over
de Europese Ministerraad
Gezondheidszorg
(nr. 462)
5
sprekers : Annemie Van de Casteele, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- mevrouw Alexandra Colen aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over
de abortuspil RU.486 (nr. 485)
- de heer Hubert Brouns aan de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen over
de abortuspil (nr. 506)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu)
6
sprekers : Alexandra Colen, Hubert Brouns, Magda
Aelvoet
, minister van Consumentenzaken, Volksge-
zondheid en Leefmilieu
Samengevoegde mondelinge vragen van :
-
de
heer
Jo
Vandeurzen
aan
de
minister
van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over
de dringende medische hulp (nr. 468)
-
de
heer
Jo
Vandeurzen
aan
de
minister
van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over
de dringende medische hulpverlening (nr. 513)
9
sprekers : Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet, minister
van
Consumentenzaken,
Volksgezondheid
en
Leefmilieu
Mondelinge vraag van de heer Jan Peeters aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
het moratorium bij de erkenning van
stagemeesters voor huisartsen in opleiding
(nr. 481)
12
sprekers : Jan Peeters, Maggie De Block, Magda
Aelvoet
, minister van Consumentenzaken, Volksge-
zondheid en Leefmilieu
Mondelinge vraag van de heer Joos Wauters aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de situatie van gebrevetteerde en gedi-
plomeerde verpleegkundigen
(nr. 594)
13
sprekers : Joos Wauters, Magda Aelvoet, minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
Sommaire
Mardi 7 de´cembre 1999
COMMISSION
DE
LA
SANTE
´
PUBLIQUE,
DE
L'ENVIRONNEMENT ET DU RENOUVEAU DE LA
SOCIE
´ TE´
-
COM 065
Question orale de Mme Annemie Van de Casteele a` la
ministre de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement sur
le conseil europe´en
des ministres sur les soins de sante´
(n° 462)
5
orateurs : Annemie Van de Casteele, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation, de la
Sante´ publique et de l'Environnement
Questions orales jointes de :
- Mme Alexandra Colen a` la ministre de la Protection de la
consommation,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement sur
la pilule abortive RU.486 (n° 485)
- M. Hubert Brouns au ministre des Affaires sociales et des
Pensions sur
la pilule abortive (n° 506)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par la ministre de la Protection
de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement)
6
orateurs : Alexandra Colen, Hubert Brouns, Magda
Aelvoet
, ministre de la Protection de la consommation,
de la Sante´ publique et de l'Environnement
Questions orales jointes de :
- M. Jo Vandeurzen a` la ministre de la Protection de la
consommation,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement sur
l'aide me´dicale urgente (n° 468)
- M. Jo Vandeurzen a` la ministre de la Protection de la
consommation,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement sur
l'aide me´dicale urgente (n° 513)
9
orateurs : Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet, ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement
Question orale de M. Jan Peeters a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
le moratoire relatif a` la reconnais-
sance des mai^tres de stages pour me´decins ge´ne´ralistes
en formation
(n° 481)
12
orateurs : Jan Peeters, Maggie De Block, Magda
Aelvoet
, ministre de la Protection de la consommation,
de la Sante´ publique et de l'Environnement
Question orale de M. Joos Wauters a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
la situation des infirmiers brevete´s et
gradue´s
(n° 594)
13
orateurs : Joos Wauters, Magda Aelvoet, ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement
HA 50
COM 065
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van mevrouw Els Van Weert aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de aanwezigheid van giftige stoffen in
spaanderplaten en andere afgewerkte producten vervaar-
digd uit gei¨mpregneerd hout
(nr. 498)
16
sprekers : Els Van Weert, Magda Aelvoet, minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
Mondelinge vraag van de heer Ferdy Willems aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
het houden van wilde dieren door parti-
culieren
(nr. 543)
18
sprekers : Ferdy Willems, Magda Aelvoet, minister
van
Consumentenzaken,
Volksgezondheid
en
Leefmilieu
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
het verdelen van methadon aan heroi¨ne-
verslaafden in medisch-sociale opvangcentra
(nr. 571)
19
sprekers : Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet, minister
van
Consumentenzaken,
Volksgezondheid
en
Leefmilieu
Question orale de Mme Els Van Weert a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
la pre´sence de substances toxiques
dans les panneaux d'agglome´re´ et dans d'autres produits
finis fabrique´s a` base de bois impre´gne´s
(n° 498)
16
orateurs : Els Van Weert, Magda Aelvoet, ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement
Question orale de M. Ferdy Willems a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
la de´tention d'animaux sauvages par
des particuliers
(n° 543)
18
orateurs : Ferdy Willems, Magda Aelvoet, ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement
Question orale de M. Jo Vandeurzen a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
la distribution de me´thadone aux
he´roi¨nomanes dans les centres d'accueil me´dico-sociaux
(n° 571)
19
orateurs : Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet, ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement
4
HA 50
COM 065
07-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE LA SANTE´ PUBLIQUE,
DE L'ENVIRONNEMENT
ET DU RENOUVEAU DE LA SOCIE´TE´
COMMISSIE VOOR DE VOLKSGEZONDHEID,
HET LEEFMILIEU
EN DE MAATSCHAPPELIJKE HERNIEUWING
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 7 DE
´ CEMBRE 1999
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 7 DECEMBER 1999
De vergadering wordt geopend om 14.10 uur door me-
vrouw Yolande Avontroodt, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 14.10 heures par Mme Yolande
Avontroodt
, pre´sident.
Mondelinge vraag van mevrouw Annemie Van de
Casteele aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over
de Europese
Ministerraad Gezondheidszorg
(nr. 462)
Question orale de Mme Annemie Van de Casteele a` la
ministre de la Protection de la consommation, de la
Sante´ publique et de l'Environnement sur
le conseil
europe´en des ministres sur les soins de sante´
(n° 462)b>
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mevrouw
de voorzitter, mevrouw de minister, door het uitstellen
ervan heeft dit punt wat van zijn actualiteitswaarde
verloren. Ik had deze vraag gesteld om een principie¨le
discussie met u uit te lokken over hoe wij de dossiers die
op Europese ministerraden wordt besproken, kunnen
aanpakken. Wij zien hoe meer en meer delen van onze
bevoegdheden verdwijnen naar het Europese niveau. Dit
heeft tot gevolg dat wij daarover in dit Federale Parle-
ment geen debat meer kunnen voeren.
Wanneer in het verleden de Europese Ministerraad on-
derwerpen op haar agenda plaatste die tot de bevoegd-
heid van een bepaalde commissie behoorden, werd
vooraf systematisch over die onderwerpen een debat
gevoerd tussen de minister, enerzijds en de commissie,
anderzijds. Deze procedure was ingeschreven in het
reglement.
Op 18 november werd, onder Fins voorzitterschap, een
Europese Ministerraad over gezondheidszorg gehouden.
Wij kennen de agenda door de informatie die via Internet
werd verspreid. Er stonden een aantal belangrijke items
op, waaronder de strategie binnen Europa inzake het
gezondheidsbeleid dat in de lidstaten wordt gevoerd.
Daarbij kwam het zogenaamde horizontale beleid ter
sprake. Tijdens deze vergadering werd ook de geeste-
lijke gezondheidszorg behandeld, werd een debat ge-
voerd over het verstrengen van de wetgeving op de
tabak, waarvan wij achteraf in de pers de neerslag
hebben gevonden en werd een aantal farmaceutische
dossiers behandeld.
Het is niet de bedoeling, mevrouw de minister, dat u
vandaag ten gronde ingaat op deze belangrijke dossiers.
Het is vooral de bedoeling af te spreken hoe wij in de
toekomst als commissie op de hoogte kunnen blijven van
wat er op Europees niveau gebeurt en welke standpun-
ten de federale regering op dat Europese niveau in-
neemt.
Bij de voorbereiding van al agenda's wordt een aantal
experts naar Europa afgevaardigd. Wij weten meestal
niet wie wordt afgevaardigd. Mevrouw de minister, welke
experts hebben er aan de zojuist geciteerde besprekin-
gen deelgenomen ? Wordt de agenda steeds door de-
zelfde experts voorbereid of worden zij per thema gese-
lecteerd ? Hoe vindt u de mensen op wie u een beroep
wil doen ? Wij hadden graag wat meer transparantie op
dat gebied.
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, me-
vrouw Van de Casteele, uiteraard had ik reeds een paar
weken geleden met plezier uw vraag beantwoord. U
moest toen zelf van de ene commissie naar de andere
hollen, waardoor uw vraag niet kon worden behandeld.
Ik word systematisch uitgenodigd op de ministerraden
voor leefmilieu en volksgezondheid en, naargelang de
inhoud van de agenda, voor economie.
Het is immers zo dat in de meeste landen de bevoegd-
heid over consumenten-bescherming bij economische
zaken ressorteert.
HA 50
COM 065
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
Het eenvoudigst lijkt mij te zijn dat, zodra de betrokken
commissie ons de agenda bezorgd van de onderwerpen
die op Europees niveau worden besproken,
deze agenda aan het parlement wordt overhandigd. Ik
heb er geen enkel probleem mee dat ik over deze
agenda wordt ondervraagd. Dit lijkt mij de eenvoudigste
werkmethode. Ik meen uw vraag hiermee ten gronde te
hebben beantwoord.
De samenstelling van de groep van experts is deels vast,
deels voor wisseling vatbaar. De permanente vertegen-
woordiging van Belgie¨ bij de Europese Unie bestaat uit
een vaste ploeg. Zij begeleidt alle werkzaamheden en
haar samenstelling blijft onveranderd, ongeacht de aan-
wezigheid van mevrouw Durant of van mezelf op de
betreffende Ministerraad.
De samenstelling van de groep wisselt overeenkomstig
de vereiste competentie. Voor de agenda volksgezond-
heid bestaat de Belgische delegatie uit afgevaardigden
van de federale overheid, enerzijds en van de Gemeen-
schappen, anderzijds. De Vlaamse Gemeenschap wordt
vertegenwoordigd door de heer Jan Dams, de Franse
Gemeenschap door de heer Gottesman Eviard. De naam
doet vermoeden dat hij voor de Duitstalige Gemeen-
schap werkt, maar in werkelijkheid maakt hij deel uit van
de Franstalige Gemeenschap.
Er is steeds een afgevaardigde aanwezig van het minis-
terie van Buitenlandse Zaken met het oog op de cohe-
rentie in de buitenlandse vertegenwoordiging van het
land. Het ministerie van Volksgezondheid vaardigt me-
vrouw Anne-Marie Bartin-Sacre af. Voorts ben ikzelf
aanwezig, een medewerkster van mijn kabinet die de
dossiers volksgezondheid op de voet volgt, en tenslotte
twee mensen van de permanente vertegenwoordiging,
de heren Jean-Louis Six en Vincent Houssiau.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mevrouw
de voorzitter, mevrouw de minister, ik denk inderdaad dat
het aangewezen is hierover goede afspraken te maken.
Ik richt mij dan ook tot de voorzitter om, zodra wij de
agenda's kennen, binnen de commissie te oordelen of
het nodig is om met de minister daarover een voorberei-
dend gesprek of een voorbereidend debat te hebben.
Mevrouw de minister, uw antwoord is geruststellend voor
wat de keuze van de experts betreft. Ik had vernomen dat
soms een beroep wordt gedaan op experts die absoluut
niets met de administratie of met het kabinet hebben te
maken, maar die soms vanuit het veld zelf, bij wijze van
spreken, tot expert worden gebombardeerd. Voor het
toezicht in verband met de farmaceutische sector bijvoor-
beeld, vestig ik er de aandacht op dat het niet logisch is
dat iemand die op universitair niveau een aantal dossiers
behandelt, nadien als expert wordt afgevaardigd om
diezelfde dossiers op Europees niveau van nabij te
volgen.
Ik heb er uiteraard geen enkel probleem mee wanneer
mensen van uw administratie als expert worden afge-
vaardigd. Ik denk dat het vooral belangrijk is dat compe-
tente mensen worden ingezet. De samenstelling van de
ploegen moet consistent zijn en belangenvermenging
moet worden vermeden.
Minister Magda Aelvoet : Dat is bij de samenstelling van
mijn delegatie zeker het geval.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Ik had
het niet specifiek op die delegatie bedoeld.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- mevrouw Alexandra Colen aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
over
de abortuspil RU.486 (nr. 485)
- de heer Hubert Brouns aan de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen over
de abortuspil (nr. 506)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leef-
milieu)
Questions orales jointes de :
- Mme Alexandra Colen a` la ministre de la Protection
de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
la pilule abortive RU.486
(n° 485)b>
- M. Hubert Brouns au ministre des Affaires sociales
et des Pensions sur
la pilule abortive (n° 506)b>
(La re´ponse sera donne´e par la ministre de la Protec-
tion de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement)
Mevrouw Alexandra Colen (Vlaams Blok) : Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, volgens recente berich-
ten zal over een half jaar het product Mifepristone, de
fameuze abortuspil RU.486, in Belgie¨ te verkrijgen zijn.
Het verbaast me niet dat Belgie¨ er niet voor terugdeinst
om een chemisch product in de handel te brengen dat als
enig doel het doden van baby's heeft.
Wat mij wel verbaast is de bereidheid om de vrouwelijke
bevolking van dit land als proefkonijnen te gebruiken voor
een pil die, zo blijkt uit alle onderzoeken, bij een groot
aantal vrouwen zware complicaties heeft veroorzaakt en
bij enkelen zelfs met de dood als gevolg.
De pil waarvan sprake is internationaal bekend als uiterst
risicovol, in die mate dat de oorspronkelijke producent
het product heeft afgestoten omdat hij de veiligheid ervan
niet wil garanderen. De Amerikaanse Food and Drug
6
HA 50
COM 065
07-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Alexandra Colen
Administration, die heel secuur en streng is, heeft nog
steeds geen toelating gegeven om dit product op de
markt te brengen, ondanks de sterke politieke druk vanuit
de pro-abortuslobby waardoor zelfs werd geprobeerd
een snelle procedure te volgen.
Al sinds het begin van de jaren '80 voert de FDA proeven
en onderzoeken uit. De FDA wil de verspreiding van de
pil echter niet toelaten omdat de gezondheidsrisico's
voor de vrouwen veel te groot zijn. Die gevaren werden
reeds in 1990 gesignaleerd door een internationale
onderzoekscommissie, die op basis van haar bevindin-
gen de onmiddellijke terugtrekking van RU.486 vroeg,
dat toen in Frankrijk reeds op de markt was. In dat land
haalde de verdeler, met name Roussel-Uclaf, de pil in
oktober 1988 van de markt. Ze werd slechts opnieuw in
omloop gebracht na zeer grote druk van de toenmalige
minister van Volksgezondheid zelf en er werden be-
paalde voorwaarden aan gekoppeld. Hierdoor ontsnapt
de firma onder andere aan de aansprakelijkheid voor
schade aan een eventueel overlevend kind. Er werden
heel strikte beperkingen ingevoerd waardoor de aanspra-
kelijkheid voor complicaties bij een groot aantal vrouwen
niet kan worden ingeroepen.
Geen enkel westers farmaceutisch bedrijf is bereid het
product voor de Verenigde Staten te produceren en te
verdelen. De pil wordt nu gepromoot door een VZW, de
Population Council. Voor hun klinische proeven hebben
ze de pil laten vervaardigen door een firma in Hongarije.
In februari 1997 weigerde dat bedrijf nog verder aan de
abortuspil te werken. Dat gebeurde niet onder druk van
de anti-abortusbeweging. Tot dan toe was het immers
volledig geheim welke firma de pil produceerde.
Kortom, het gaat om iets waarvoor niemand de aanspra-
kelijkheid wil nemen. Niemand wil verantwoordelijk wor-
den gesteld voor het gebruik van de pil RU.486. Alle
studies blijven erop wijzen dat de abortuspil ook voor de
vrouwen zware gevolgen kan hebben en zelfs de dood
kan veroorzaken. Ik kan u enkele voorbeelden geven. 5
tot 10% van de met RU.486 behandelde vrouwen onder-
vinden nevenwerkingen die een medische behandeling
noodzaken. Daartoe behoren ernstige krampen, braak-
neigingen en bloedingen. Bij het gebruik van deze pil
verliest een vrouw tweemaal zoveel bloed als bij men-
struatie of bij een chirurgische abortus. Het bloedverlies
duurt 10 tot 12 dagen en vaak zijn er bloedtransfusies
nodig. 10% van de patie¨nten heeft zoveel pijn dat ze
verdoofd moeten worden. De behandeling veroorzaakt
ook nierproblemen en hartinfarcten. Een aantal vrouwen
zijn overleden als gevolg van de behandeling, met name
in Frankrijk. Het Franse ministerie heeft daarom het
gebruik van de pil beperkt tot vrouwen die niet roken,
jonger zijn dan 35 jaar, weldoorvoed en kerngezond zijn
en die
geen groter risico op complicaties hebben dan
normaal
. Er zijn een heel gamma tegenindicaties, waar-
onder diabetes, hoge bloeddruk, zwaarlijvigheid, astma,
bronchitis, anemie, allergiee¨n.
Mevrouw de minister, ik heb de controverse geschetst en
de weinig geruststellende informatie over de abortuspil
gegeven. Ik wens dan ook te weten of die pil ook in Belgie¨
is getest ? Hoe is dat gebeurd, op wie en wanneer ? In
hoeveel gevallen zijn die testen uitgevoerd ? Wat zijn de
resultaten ? Waarom beschouwt men het product als
veilig terwijl na ernstige en uitgebreide onderzoeken het
product in de VS nog steeds als gevaarlijk wordt be-
schouwd ? Omwille van de zware complicaties en naar
aanleiding van de dood van vrouwen uit bepaalde risico-
groepen heeft men in Frankrijk bovenvermelde restricties
aangebracht. Welke beperkingen zult u opleggen indien
de pil in de handel verkrijgbaar is ? Hoe zult u de controle
daarop organiseren ? Bent u bereid de verantwoordelijk-
heid op u te nemen indien een gebruikster van de pil zou
overlijden ?
Wie zal het product Mifepristone - handelsnaam Mifeg-
gine - hier produceren en verdelen ? Waar is dat bedrijf
gevestigd ? De pil voor de klinische proeven in de
Verenigde Staten werd geproduceerd in Hongarije, door
de firma Gedeon Richter. Dat is niet bepaald een refe-
rentie. Waar zal de fabricatie plaatsvinden van de pil die
hier eventueel zal worden verspreid ? Hoe zal men dat
controleren ? Wie zal trouwens aansprakelijk zijn in geval
van complicaties ? In de Verenigde Staten heeft momen-
teel een VZW, de Population Council, een patent. Wat is
het statuut van het bedrijf Exelggin dat heeft gevraagd de
pil hier in de handel te brengen ?
De heer Hubert Brouns (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, mijn concrete vraag is van techni-
sche aard. Wij weten dat de wet van 3 april 1990
betreffende de zwangerschapsafbreking bepaalt dat de
ingreep moet worden verricht in een instelling voor
gezondheidszorg. Dat kan een ziekenhuis of een cen-
trum zijn. Op dit moment bestaat nog geen enkele
regeling met betrekking tot erkenningen van centra. Men
kan vrij een centrum oprichten. Aanvankelijk waren er
plannen om erkenningsnormen uit te vaardigen voor
abortuscentra, maar dat is uiteindelijk niet gerealiseerd.
Wat is voor u een erkend abortuscentrum ? Bent u van
plan eventueel een aantal erkenningsnormen in te voe-
ren voor deze centra ? Welke normen zullen dat zijn ?
Minister
Magda Aelvoet :
Mevrouw
de
voorzitter,
collega's, Mifegine is de specialiteitsnaam onder dewelke
Mifepristone binnen een aantal maanden op de markt zal
worden gebracht. De goedkeuring van dit product ge-
beurt volgens de Europese procedure van de weder-
zijdse erkenning. Dat houdt in dat, indien een genees-
middel al is goedgekeurd in een Europese lidstaat,
datzelfde geneesmiddel niet volledig opnieuw dient te
HA 50
COM 065
7
07-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
worden onderzocht in de andere EU-lidstaten waar een-
zelfde goedkeuring wordt aangevraagd. Op basis van het
Franse dossier en de Franse goedkeuring heeft de
Belgische Geneesmiddelencommissie zich dus niet ver-
zet tegen de commercialisering in ons land. De essen-
tie¨le elementen van het dossier, met name de kwaliteit,
de veiligheid en de doeltreffendheid, waren wetenschap-
pelijk voldoende verzekerd. Het gebeurt zeer geregeld
dat een geneesmiddel pas later in de Verenigde Staten
wordt goedgekeurd dan in Europa. Het omgekeerde
gebeurt overigens ook. Zoals elk geneesmiddel is ook
Mifegine aan restricties onderworpen. Alle nuttige infor-
matie hierover kan worden gevonden in een uitgebreide
wetenschappelijke bijsluiter die voor het medisch-
farmaceutische korps is bestemd. In een bijsluiter voor
het publiek, die in de verpakking aanwezig is, wordt
dezelfde informatie aan de gebruiker meegedeeld.
De kern van de zaak is dat dit product uiteraard slechts
op voorschrift te verkrijgen zal zijn. Ik heb alle bevoegd-
heid om beperkingen op te leggen ten aanzien van wie
gerechtigd is voor te schrijven. In dit geval lijkt het mij
aangewezen dat het voorschrijven uitsluitend zou gebeu-
ren in speciale centra waar nu abortussen worden uitge-
voerd en in klinieken, uiteraard volgens alle voorwaarden
die in de wet op de zwangerschapsafbreking zijn opge-
nomen.
Dit product zal niet vrij op de markt te verkrijgen zijn. Men
zal het niet kunnen kopen zoals men aspirine koopt. De
verkoop ervan zal strikt worden gereglementeerd en
begeleid volgens de voorwaarden die in de wet op de
zwangerschapsafbreking zijn vastgelegd.
Mifegine zal in Frankrijk worden geproduceerd en door
de firma Exelgin op de markt worden gebracht. Deze
registratiehoudende firma is verantwoordelijk voor de
intrinsieke eigenschappen van het geneesmiddel. De
controle op de fabricatie berust bij de Franse autoriteiten.
Ik beklemtoon nogmaals dat het om een geneesmiddel
gaat dat is erkend volgens de in de Europese Unie
aanvaarde regels. Het gebruik ervan zal steeds onder
dokterstoezicht gebeuren. De normale wettelijke bepalin-
gen inzake zwangerschapsafbreking zullen ook in deze
omstandigheden worden gecontroleerd.
De vraag van de heer Brouns was aan minister Vanden-
broucke gericht. Op dit ogenblik bestaat er inderdaad nog
geen definitie van een erkend abortuscentrum. Er zijn
echter centra die al jaren ongehinderd functioneren. De
redenen waarom er in de voorbije legislatuur geen dui-
delijke definitie is totstandgekomen, zijn het geachte lid
waarschijnlijk bekend. De wet van 3 april somt voorwaar-
den op die vrij gemakkelijk kunnen worden omgezet in
erkenningscriteria. Tijdens de vorige legislatuur is hiertoe
geen enkel initiatief genomen en er is evenmin in enige
financiering terzake voorzien. Deze toestand wordt al
jaren aangeklaagd door de centra die reeds vo´o´r het
totstandkomen van de wet actief waren op het terrein. Ik
heb met minister Vandenbroucke afgesproken dat wij
ervoor zullen zorgen dat de erkenningscriteria eindelijk
worden vastgelegd.
De abortuspil mag uitsluitend onder verantwoorde medi-
sche voorwaarden worden toegediend. Deze voorwaar-
den zijn beschreven in de abortuswet. Een multidiscipli-
naire aanpak is te verkiezen boven een eenzijdig
medisch optreden. De aanwezigheid van psycho-sociale
begeleiders is noodzakelijk, net zoals bij de traditionele
zwangerschapsafbreking door middel van curettage. Dit
is een reden te meer dat er snel werk moet worden
gemaakt van het opstellen van erkenningsnormen en het
financieren van de abortuscentra.
Mevrouw Alexandra Colen (Vlaams Blok) : Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, heb ik het goed begre-
pen dat in Belgie¨ de bewuste pil er komt op basis van een
puur administratieve procedure, waarbij hier geen onder-
zoek werd gevoerd ?
Mevrouw de minister, u zegt restricties te zullen opleggen
bij het voorschrijven van de abortuspil. U hebt geen
antwoord gegeven op mijn vraag in verband met de
controle daarop. Hoe zult u de controle terzake organi-
seren ? Een vrouw kan bijvoorbeeld verzwijgen dat zij
rookt en toch tot een van de risicogroepen behoren die in
Frankrijk werden omschreven. Hoe zullen dergelijke za-
ken worden gecontroleerd ? Hoe wordt nadien de verant-
woordelijkheid opgenomen bij complicaties die frequent
voorkomen ?
Als ik het goed begrijp, is het de bedoeling deze abortus-
pil als geneesmiddel in omloop te laten brengen. Bete-
kent het ook, zoals volgens de geneesmiddelenwet ver-
plicht is, dat de bijsluiter zal vermelden dat een zwangere
vrouw moet opletten met het gebruik van dit
geneesmid-
del
? Trouwens, het ontsnapt mij wat dit geneesmiddel
moet genezen.
Mevrouw de minister, de firma Exelggin die de vraag
heeft gesteld om dit geneesmiddel te verspreiden, is een
start-up company. Die firma produceert dat product zelf
niet. De firma bestaat slechts uit een handvol mensen. U
zegt dat de pil in Frankrijk wordt geproduceerd. Weet u
dat zeker ? Hebt u er garanties voor ? Bij welke firma in
Frankrijk is het fabricageproces van die pil gelokali-
seerd ? Op deze vraag kreeg ik graag een concreet
antwoord. Ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat het
hier gaat om een soort symbool. De abortuspil heeft
zeker een symbolische waarde bij een bepaald onder-
deel van de vrouwenbeweging. Dit geldt niet voor heel de
vrouwenbeweging; er is ook een strekking die ertegen
contesteert.
8
HA 50
COM 065
07-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
Mevrouw de minister, ik kan mij niet van de indruk
ontdoen dat ondanks de ernstige risico's en de geheim-
zinnigheid rond de productie en het opnemen van ver-
antwoordelijkheid bij complicaties, bepaalde landen ab-
soluut die pil op de markt willen hebben, alleen al voor de
ideologische waarde ervan. Daaraan wordt alles opgeof-
ferd. Het is ook in strijd met de fameuze
rechten van de
vrouw
. Vrouwen moeten volledig gei¨nformeerd worden
en hebben recht op gezondheid.
Deze pil heeft niets met volksgezondheid of genees-
kunde te maken. Ik ben trouwens van plan om de zaak
verder uit te pluizen. Ik zal blijven aanklagen dat dit
zomaar kan. Ik weet niet of u in het bezit bent van meer
informatie over de fabricage van die pil dan u in uw
antwoord hebt meegedeeld.
De heer Hubert Brouns (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, u zegt werk te zullen maken van de
erkenningsnormen voor de abortuscentra. Wij stellen
vast dat de pil wellicht verspreid zal zijn vooraleer wij die
erkenningsnormen kennen.
Mevrouw de minister, het is volgens mij niet goed dat dit
soort medicijnen via een ondoorzichtige administratieve
procedure
erkend
geraken.
Binnenkort
komt
de
zelfmoordpil op de markt. Die pil komt eraan. De lance-
ring ervan werd reeds aangekondigd. Dergelijke zaken
moeten toch op zijn minst aan een gemeenschappelijk
politiek debat worden onderworpen.
Minister
Magda Aelvoet :
Mevrouw
de
voorzitter,
collega's, mevrouw Colen en de heer Brouns doen
opmerken dat het hier over een ondoorzichtige admini-
stratieve procedure gaat. Ik kan u bevestigen dat terzake
de normale administratieve procedure is gevolgd. Het is
de procedure die altijd van toepassing is als men het
heeft over middelen die officieel als geneesmiddel wor-
den erkend. Of men het nu leuk vindt of niet, dit middel is
volgens de geijkte procedure in een van de lidstaten van
de Europese Unie als een geneesmiddel erkend.
Wat het maatschappelijk en politiek debat terzake betreft,
dit heeft in ons land zeer uitgebreid plaatsgevonden op
het ogenblik dat men de wet op de legalisatie van de
zwangerschapsafbreking heeft goedgekeurd. De moda-
liteiten volgens welke een abortus wordt uitgevoerd, zijn
als dusdanig niet bij wet geregeld geweest. Welke me-
thode wordt gebruikt, behoort niet tot het politieke debat.
Het gebruik van de abortuspil moet aan strikte regels
worden onderworpen en ik zal erop toezien dat de centra
en klinieken, die terzake al jaren praktijkervaring hebben
opgebouwd, hun rol vervullen ingeval een vrouw ervoor
zou kiezen om dit middel toegediend te krijgen.
Het verhaal betreffende het aantal infarcten wordt door
andere artikelen tegengesproken. Ik kan mij moeilijk
voorstellen dat vrouwen zouden kiezen om een uitge-
sproken gevaarlijk middel te gebruiken als er minder
gevaarlijke methoden voorhanden zijn. Het is inderdaad
essentieel dat het recht op informatie en op gezondheid
via de gee¨igende kanalen wordt gegarandeerd.
Een vrouw, die op dit middel een beroep zou doen, zal
uiteraard eerst door een geneesheer worden onderzocht.
Men mag er toch van uitgaan dat een geneesheer deze
mensen op een passende wijze begeleidt en dat hij de
mogelijke tegenindicaties en neveneffecten onder de
aandacht zal brengen.
Het enige wat ik over dit product weet, is dat het in
Frankrijk wordt vervaardigd, dat de controle op de pro-
ductie bij de Franse autoriteiten berust en dat het de
Franse firma Exelgin is die het product op de markt
brengt. Over meer gegevens beschik ik op dit ogenblik
niet.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Jo Vandeurzen aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
over
de dringende medische hulp (nr. 468)
- de heer Jo Vandeurzen aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
over
de dringende medische hulpverlening (nr. 513)
Questions orales jointes de :
- M. Jo Vandeurzen a` la ministre de la Protection de la
consommation, de la Sante´ publique et de l'Environ-
nement sur
l'aide me´dicale urgente (n° 468)b>
- M. Jo Vandeurzen a` la ministre de la Protection de la
consommation, de la Sante´ publique et de l'Environ-
nement sur
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, ik kom nog eens terug op
de erkenning, de programmatie en de financiering van de
dringende medische hulpverlening in ons land omdat ik
meen dat de chaos steeds meer toeneemt. Ik heb bij
vorige gelegenheden reeds gezegd dat de huidige minis-
ter deze zaak van de vorige bevoegde ministers heeft
gee¨rfd. Intussen kunnen de huidige bevoegde ministers
zich wel in het debat mengen en de zaak bijsturen.
Ik wens dus twee vragen te stellen. Deze vragen werden
op verschillende momenten ingediend omdat het pro-
bleem steeds ingewikkelder werd. Ik heb bewust gezwe-
gen over de financiering van de permanenties van de
artsen omdat dit in de medico-mud's is vervat en we daar
nog helemaal geen duidelijk zicht hebben op de financie-
ring.
HA 50
COM 065
9
07-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jo Vandeurzen
Op mijn vraag in verband met de inwerkingtreding van de
koninklijke besluiten op de erkenning van de MUG's en
de programmatie ervan, heeft de minister mij geantwoord
dat dit, na een eerste uitstel tot november, opnieuw zou
worden uitgesteld tot februari. Deze timing lijkt mij ook
niet echt realistisch, gelet op het aantal stappen dat hierin
nog moet genomen worden. Ondertussen is 1 november
reeds voorbij en zijn de koninklijke besluiten van toepas-
sing op de MUG's, op het verbod van de dienst 100 om
te rijden naar niet-erkende spoedgevallenfuncties alsook
op de programmatieregels. Er is immers geen koninklijk
besluit verschenen waarin de inwerkingtreding wordt
uitgesteld. Ik had begrepen dat dit de bedoeling was van
de minister. Het spoedadvies van de Nationale Raad van
Ziekenhuisvoorziening suggereert om het koninklijk be-
sluit nog verder uit te stellen en de zaak nog grondiger te
evalueren. Indien men de inwerkingtreding van een ko-
ninklijk besluit echter wenst uit te stellen, dan moet men
dit eerst publiceren. Tot op heden is het koninklijk besluit
waarin de datum van 1 november wordt vooropgesteld
echter nog niet verschenen. Dit betekent dat wij momen-
teel in een soort van
grijze zone verkeren waarbij een
wetgeving bestaat die echter niet kan worden toegepast.
Dit is geen gunstige situatie.
Ik kom dus tot mijn eerste vraag. Wanneer zal dit
koninklijk besluit, dat aangekondigd was vo´o´r het berei-
ken van de bewuste vervaldatum, in het Staatsblad
verschijnen ?
Mijn tweede vraag heeft betrekking op de financiering
van die erkende spoedgevallenfuncties. De Gemeen-
schappen hebben veel meer spoedgevallenfuncties er-
kend dan eigenlijk oorspronkelijk in de financiering voor-
zien werd. Om alles te kunnen financieren heeft men
eigenlijk het dubbele nodig hebben van wat hiervoor in de
verpleegdagprijs voor 1999 werd voorzien. Ziekenhuizen
die reeds sedert 1998 erkend zijn en gedurende het hele
jaar 1999 de inspanning gedaan hebben om aan die
nieuwe normen te voldoen, moeten nu vaststellen dat de
financiering voor 1999, laat staan voor 2000, er nog niet
is. Wat zal er gebeuren met de middelen die in het budget
en de verpleegdagprijs voorzien werden voor de erkende
spoedgevallenfuncties ? Zullen de ziekenhuizen die nu
reeds erkend zijn hiermee gefinancierd worden ? Het lijkt
mij juridisch totaal onmogelijk om dit met terugwerkende
kracht te programmeren. Indien de ziekenhuizen worden
gefinancierd zoals voorheen werd overeengekomen, zal
er dan een budgettaire correctie gebeuren ?
Quid met de ziekenhuizen die deze erkenning nastreef-
den, in die zin uitgaven hebben gedaan en thans moeten
vaststellen dat daarvoor niet meer in een financiering is
voorzien ? Werden in dat verband maatregelen uitge-
werkt tot schadeloosstelling of werden afspraken ge-
maakt met de Gemeenschappen inzake tegemoetkomin-
gen ?
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, dames
en heren, in antwoord op de eerste vraag verwijs ik naar
wat ik tijdens een vorige commissievergadering heb
verklaard, met name dat ik nog steeds bij het standpunt
blijf dat de inwerkingtreding van het koninklijk besluit
inzake dringende geneeskundige hulpverlening tot 1
februari 2000 moet worden uitgesteld.
Het koninklijk besluit werd een tijdje geleden door het
Staatshoofd ondertekend en werd reeds voor publicatie
aan het Staatsblad overgemaakt. Telkens ik erom vraag
wordt mij geantwoord dat het eerstdaags zal verschijnen.
Al is het nog maar een kwestie van dagen, ik ben het met
de heer Vandeurzen eens dat dit niet zo goed is, maar
het groot aantal te publiceren stukken zorgt momenteel
wel voor enige problemen. Hoe dan ook, ik heb mijn taak
vervuld.
Wat het fundamenteel probleem betreft is het inder-
daad
juist
dat
momenteel
144
gespecialiseerde
spoedgevallenfuncties op meerdere campussen van ge-
fusioneerde ziekenhuizen werden erkend. Dit heeft uiter-
aard een belangrijk effect op budgettair vlak. De vraag is
echter of al die erkende functies wel degelijk beantwoor-
den aan de erkenningsnormen.
Een optimale interactie tussen erkenning, programme-
ring en financiering moet blijvend worden beoogd. De
erkenning houdt minimale voorwaarden in waaraan een
dienst moet beantwoorden om goed te functioneren. De
doelstelling van de programmering bestaat erin erover te
waken dat het aanbod de noden dekt. De financiering
moet gebaseerd zijn op het principe dat de vaste kosten
ten laste worden genomen en dat de variabele kosten
worden bepaald in verhouding tot de ree¨le activiteiten
zodanig dat gelijke inspanningen ook gelijk worden ver-
goed.
Er moet worden gestreefd naar een dynamische bena-
dering inzake erkenning van de spoedgevallen. Dat
dynamisch karakter wordt mede gegarandeerd door de
definie¨ring van spoedgevallen vanuit de aangeboden
zorgenprogramma's. Een systematische opvolging moet
toelaten de erkenning van de functie spoedgevallen op
regelmatige basis te hernieuwen en de financiering van
de variabele kosten te verzekeren volgens de werkelijke
behoeften en de realiteit op het terrein. De huidige
normen geven enkel een aanduiding over de infrastruc-
tuur en het aantal kwalificaties van het personeel. Het
betreft een evaluatie van de conformiteit aan bepaalde
omstandigheden en voorwaarden, maar het betekent niet
noodzakelijk een evaluatie van de kwaliteit van de zor-
gen.
De vraag of al dan niet moet worden voorzien in een
programmering is onlosmakelijk verbonden met de kriti-
sche massa van de toepassing op het ziekenhuis en de
10
HA 50
COM 065
07-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
dienst. Indien op basis van het geheel van taken waar-
voor een ziekenhuis is erkend, spoedgevallen tot de
verantwoordelijkheden van het ziekenhuis behoren, dient
de ziekenhuisprogrammering zelfs met dit aspect reke-
ning te houden.
Inzake fusies, associaties en groeperingen, zou concreet
een onderscheid kunnen worden gemaakt tussen ener-
zijds fusies om de technische diensten en voorzieningen
te rationaliseren door schaalvoordelen en anderzijds
fusies uit functioneel oogpunt inzake zorgenverdeling.
Voor medische zorgen in verband met spoedgevallen
kunnen de fusies vanuit dit laatste oogpunt slechts
bijdragen tot meer regelmatigheid door het werkelijk
samen functioneren. Mijn collega voor Sociale Zaken en
ikzelf hebben hiermee rekening gehouden en wij hebben
de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen onder-
vraagd over de volgende punten.
Ten eerste, de noodzakelijkheid en de opportuniteit van
een beperking van het aantal of een programmatie van
het aantal erkende gespecialiseerde spoedgevallen-
functies, al dan niet verspreid over verscheidene versies
en plaatsen, met desgevallend een voorstel over
programmeringscriteria.
Ten tweede is er het verband tussen de functies gespe-
cialiseerde spoedgevallenfunctie en het stelsel van de
dringende geneeskundige hulpverlening en de mobiele
urgentie.
Ten derde, de eventuele noodzaak tot wijziging van de
reglementering inzake medische omkadering en de per-
manentie in de functies gespecialiseerde spoedgevallen-
zorg, intensieve zorg en mobiele urgentiegroep met in
het bijzonder aandacht voor de cumulatieregeling.
Op onze eerste vraag stelde de Raad voor in de huidige
omstandigheden geen programmatie te doen.
Ten tweede, de Nationale Raad van de Ziekenhuis-
voorzieningen wenst gedurende een jaar een program-
matie over de urgentiefuncties voor te bereiden.
Ten derde moeten de normeringen gedurende dat jaar
verbeterd worden en wel zodanig dat het zoveel mogelijk
kan gebeuren aan de hand van behoefteonderzoek.
Ten vierde wil de plenaire vergadering van de Nationale
Raad graag gei¨nformeerd worden over het standpunt
van de twee ministers betreffende de programmering van
urgentiefuncties.
Uit dit antwoord blijkt dat de Raad van mening is dat
wijzigingen op een omzichtige manier moeten gebeuren,
gelet op de recente inspanningen die ziekenhuizen te
goeder trouw hebben geleverd. Hoewel nu reeds duide-
lijk is dat er aanpassingen nodig zullen zijn, wordt ervoor
gepleit nieuwe regelingen slechts in te voeren na een
onderzoek van de bijdragen tot een betere dienstverle-
ning en in het kader van meer duidelijkheid inzake de
onderscheiden functies van spoedgevallendiensten.
Bovendien hebben mijn collega van Sociale Zaken en
ikzelf een werkgroep kabinet-administratie belast met het
onderzoeken van alle facetten van dit probleem en meer
bepaald met het opstellen van een inventaris van alle
pertinente parameters die het meten van de activiteit van
de spoedgevallendienst toelaten. Het is onze bedoeling
de bestaande regeling te wijzigen zodat het aantal er-
kende, gespecialiseerde spoedgevallenfuncties beter
overeenstemt met de noden van de volksgezondheid en
de patie¨nten de kwaliteitszekerheid hebben waarop ze
recht hebben.
In deze context en in afwachting van de wijzigingen dient
de financiering van de gespecialiseerde spoedgevallen-
functies te worden herzien zodat een basisfinanciering
van zes personen kan worden verzekerd, desgevallend
verhoogd in verhouding tot de vastgestelde activiteiten
tot op vandaag gemeten aan de hand van de supplemen-
ten
voor
spoedgevallen
voorzien
door
de
ZIV-
nomenclatuur.
De vroegere situatie, namelijk het afgelopen jaar van
1 december 1998 tot 31 december 1999, zal begin 2000
worden geregeld. Men kan immers niet retroactief pro-
grammeren. De budgettaire middelen zijn hiervoor vrij-
gemaakt.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
ik dank de minister voor haar antwoord. Ik kan uiteraard
geen uitspraak doen over de vraag bij wie de verantwoor-
delijkheid ligt wanneer een klein koninklijk besluit niet
tijdig in het Staatsblad wordt gepubliceerd, maar de
minister zal het met mij eens zijn dat men niet kan
spreken van een behoorlijk bestuur wanneer de actoren
op het terrein het signaal krijgen dat de huidige situatie
hoe dan ook wordt getolereerd. Dat is geen goed sys-
teem.
Mevrouw de minister, ik vrees dat hetzelfde zich voordoet
bij de reconversie van de psychiatrie. Ook daar hoor ik
dat de datum van 1 december verstreken is en wordt
vervangen door een datum in april of mei van volgend
jaar zonder dat er een corrigerend koninklijk besluit wordt
gepubliceerd.
Ik pleit er toch voor te doen wat men zegt. Ik heb er
begrip voor dat het kabinet van de huidige minister niet
aansprakelijk kan worden gesteld, maar de regering mag
de bestaande moratoria en termijnen toch niet zomaar
laten verstrijken en illegale situaties cree¨ren zodat een en
ander nadien met retroactiviteit moet worden geregeld,
zeker niet als het om dringende hulpverlening gaat.
HA 50
COM 065
11
07-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jo Vandeurzen
Als ik het goed begrijp, zegt u, mevrouw de minister, dat
iedereen nu wel erkend is, maar vraagt u zich af of de
Gemeenschappen alle erkenningsnormen wel behoorlijk
onderzocht hebben en of ze niet lichtzinnig hebben
erkend. Dat is een zeer belangrijk statement, ook al hebt
u dit in vragende vorm verwoord. In Vlaanderen vraagt
men zich immers vaak af of de Waalse Gemeenschap
wel dezelfde lat hanteert wanneer het gaat over
erkenningscriteria, het interpreteren van afstanden tus-
sen ziekenhuizen om aan normen te voldoen en derge-
lijke zaken meer.
Ik stel vast dat de normen niet altijd correct worden
toegepast.
Mevrouw de minister, ik hoop dat de financiering voor
1999 zal worden uitgevoerd op basis van de erkenning
zoals was aangekondigd. Dit betekent dat de budgettaire
middelen zullen moeten worden aangepast. De huidige
verpleegdagprijs is niet voldoende voor de financiering
van 1999.
Mevrouw de minister, uit uw antwoord kan ik opmaken
dat er nieuwe criteria zullen worden vastgelegd voor
2000. Het is mij niet helemaal duidelijk hoe dit met dat de
datum van 1 februari 2000 kan worden verzoend.
Als ik daaruit echter mag afleiden dat voor 1999 iedereen
zal worden betaald in het kader van de erkenning -
waarvoor kredieten zijn voorzien - en voor 2000 er
nieuwe criteria zullen komen, dan dank ik u voor dit
duidelijk antwoord.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Jan Peeters aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
het moratorium bij de erkenning
van stagemeesters voor huisartsen in opleiding
(nr. 481)
Question orale de M. Jan Peeters a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement sur
le moratoire relatif a` la
reconnaissance des mai^tres de stages pour me´de-
cins ge´ne´ralistes en formation
De heer Jan Peeters (SP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, huisartsen in beroepsop-
leiding lopen in ons land stage bij gevestigde huisartsen
die door de minister van Volksgezondheid erkend zijn als
stagemeester. Dit systeem is positief niet alleen inzake
beroepsopleiding en praktijkervaring voor jonge begin-
nende huisartsen maar ook met betrekking tot goed
draaiende groepspraktijken. Het systeem maakt het mo-
gelijk dat de beginnende huisarts in de stageperiode
zonder al te veel eigen investeringen kennis maakt met
een bestaande groepspraktijk of associatie. Ook de
reeds gevestigde huisartsen halen voordeel uit het sys-
teem. Ze leren de beginnende arts beter kennen en
kunnen een samenwerkingsverband opbouwen.
Mevrouw de minister, op dit ogenblik geldt een feitelijk
moratorium op stagemeesters. Reeds meer dan een jaar
worden geen Vlaamse huisartsen meer erkend als stage-
meesters. Uw voorganger nam deze beslissing om de
pedagogische criteria en kwaliteitseisen van de stage-
meester nauwkeuriger te kunnen vastleggen. Naar ver-
luidt werden de nieuwe criteria nog niet opgesteld en
wachten 50 mensen op een stageplaats. In Wallonie¨
heeft men het moratorium doorbroken en worden op-
nieuw stagemeesters aangeduid. In Vlaanderen is dit niet
het geval.
Mevrouw de minister, wanneer en op basis van welke
criteria zullen Vlaamse huisartsen opnieuw als stage-
meester erkend worden ?
Wat gebeurt er met de aanvragen die reeds ingediend
waren ?
Bent u van plan het systeem te wijzigen ? Wanneer ?
Vindt u het systeem van stagemeesters geen geschikt
middel om de oprichting van associaties en groepsprak-
tijken vlot te laten verlopen ?
De voorzitter : Mevrouw De Block, u hebt in september
over dit onderwerp een schriftelijke vraag ingediend die
tot dusver zonder antwoord is gebleven ?
Mevrouw Maggie De Block (VLD) : Inderdaad, mevrouw
de voorzitter. Mevrouw de minister, reeds voor de aan-
vang van het parlementaire jaar heb ik u een vraag
gesteld over deze zaak omdat collega's hierover contact
met mij opnamen. Ik werd daarmee trouwens ooit zelf
geconfronteerd. Ik had mij destijds kandidaat gesteld
voor stagemeester. Eensklaps besloot minister Colla
toen echter om het aantal stagemeesters niet meer te
verhogen.
Mevrouw de minister, toen ik u hierover in het halfrond
aansprak, zei u mij dat u nog een heel groot aantal
verticaal geklasseerde dossiers hebt die u moet oprui-
men. Ik wil graag weten hoever het hiermee staat. Zult u
deze maatregel bijsturen of eventueel opheffen ?
Minister
Magda Aelvoet :
Mevrouw
de
voorzitter,
collega's, de erkenning als stagemeester in de huisarts-
geneeskunde wordt geregeld door het ministerieel besluit
van 26 november 1997 tot vaststelling van de criteria
voor de erkenning van stagemeester in de huisarts-
geneeskunde. Op verzoek van mijn voorganger werden
alle erkenningen als stagemeester in de huisarts-
geneeskunde opgeschort vanaf 30 september 1998. Als
12
HA 50
COM 065
07-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
u dit wenst, kan ik u de brieven in bijlage ter beschikking
stellen. Het verzoek tot opschorting van de erkenning als
stagemeester stoelde op het te grote aantal erkenningen
als huisarts-stagemeester op dit ogenblik. Bij brief van de
werkgroep
Huisartsen
van
de
Hoge
Raad
van
geneesheren-specialisten en huisartsen van 22 decem-
ber 1998 werd aan de minister gevraagd om het mora-
torium op te heffen voor het Franstalige landsgedeelte.
Ook die brief heb ik intussen in mijn bezit. Op 3 mei werd
het moratorium voor de Franstalige aanvragen opgehe-
ven, dit met ingang vanaf 1 april. Tijdens de maanden
augustus en september van dit jaar werd bij de erkende
Nederlandstalige stagemeesters een enque^te gehouden.
Ik beschik intussen over de resultaten. Hieruit blijkt dat er
nog steeds een reserve is. Goed 70% van degenen die
zich ooit hebben aangemeld hebben effectief een
kandidaat-stagiair in dienst gehad. Ik kan alle nodige
details ter beschikking stellen omdat deze enque^te voor
mij zeker publiek is. Ik heb de Hoge Raad van
geneesheren-specialisten en huisartsen gevraagd of
deze zaak niet ook aan Nederlandstalige kant opnieuw
moest worden bekeken. Tijdens de zitting van 19 novem-
ber is vervolgens besloten een beperkt aantal nieuwe
aanvragen tijdens de volgende zitting, op 17 december,
te bespreken. Aangezien er al een zestigtal aanvragen
binnen zijn, zal er een eerste selectie worden gemaakt
door de werkgroep Huisartsen, dit op grond van het
ministerieel besluit van 26 november 1997 waarin de
criteria voor de erkenning zijn vastgelegd. Het koninklijk
besluit van 16 juni 1999 regelt de associaties en de
samenwerkingsverbanden terwijl het koninklijk besluit
van 3 mei betreffende de groepspraktijken, dat voor
publicatie bij het Belgisch Staatsblad ligt, kandidaat-
huisartsen de mogelijkheid biedt om zich bij een groep-
spraktijk te voegen.
Ik wens te beklemtonen dat het niet de bedoeling is de
erkenning van stagemeesters te gebruiken als instru-
ment voor het bevorderen van associaties. Hiertoe zullen
te gelegener tijd andere instrumenten en incentives wor-
den gecree¨erd. Het stagemeesterschap dient in de eer-
ste plaats in dienst te staan van een goede opleiding. De
criteria voor de erkenning werden vooral gezocht in de
pedagogische kwaliteiten en mogelijkheden van de
kandidaat-stagemeester.
Wat de schriftelijke vragen betreft, heb ik vandaag op
mijn kabinet nog een overzicht laten maken van alle
beantwoorde en onbeantwoorde vragen. Zoals u weet
moeten de antwoorden geleverd worden door de admi-
nistratie. De vaststelling hierbij was dat slechts 20% van
de schriftelijke vragen die de administratie worden over-
gemaakt tijdig worden beantwoord. 80% loopt dus ver-
traging op. Ik heb hierover al ettelijke keren mijn beklag
gedaan bij de secretaris-generaal.
Ik heb de secretaris-generaal verzocht een dezer dagen
met de verschillende diensthoofden een overleg te orga-
niseren, want ik vind deze evolutie ontoelaatbaar en
wens die absoluut te veranderen. Ik zal er blijven aan
werken.
Ik ben zeer ontgoocheld over het feit dat ik niet sneller
kan antwoorden want het is mijn grootste wens.
De heer Jan Peeters (SP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, ik stel met genoegen vast dat u in
de feiten het moratorium opheft, ook aan Nederlandsta-
lige kant, terwijl dit vroeger reeds aan Franstalige kant
geschiedde.
Mevrouw de minister, u spreekt over een beperkt aantal
op een totaal van 60 hangende dossiers. Gaat dat over
een tweetal of neigt het meer naar de orde van grootte
van 50 ?
Minister Magda Aelvoet : Het schommelt rond de 40
dossiers.
De voorzitter : Mevrouw de minister, ook ik dank u voor
uw antwoord. Het was zeker geen verwijt aan uw adres.
Ik besef dat uw administratie u het nodige materiaal moet
aanbrengen. Inderdaad, het is onze eerste bekommernis
de kandidaat-artsen een goede opleiding te kunnen
geven. Toch moeten de kandidaten over voldoende
keuze en regionale spreiding kunnen beschikken. Zeker
door de opheffing van het moratorium wordt dit verhol-
pen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De interpellatie nr. 155 van de heer Joos Wauters werd
omgevormd tot de mondelinge vraag nr. 594.
Mondelinge vraag van de heer Joos Wauters aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
de situatie van gebrevetteerde en
gediplomeerde verpleegkundigen
(nr. 594)
Question orale de M. Joos Wauters a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement sur
la situation des infirmiers
brevete´s et gradue´s
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mevrouw
de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega's, de
studierichting van de verpleegkundigen heeft zich histo-
risch opgebouwd. Er bestaat een lange traditie. Er wer-
den verschillende soorten diploma's en titels uitgereikt.
HA 50
COM 065
13
07-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Joos Wauters
Bepaalde beroepscategoriee¨n zoals kinderverzorgster of
sanitair helpster werden toegelaten tot de uitoefening van
het beroep. Men heeft er allerlei regels voor gevonden
die voor deze sector aan duidelijkheid te wensen overla-
ten.
Tijdens de vorige legislatuur hebben wij gepoogd om er
orde in te scheppen. Op het einde van de legislatuur
waren wij bijna tot een modus vivendi gekomen, wat nog
geen totale oplossing veronderstelde. In ieder geval
zouden toch een aantal problemen worden opgelost. Op
een ongelukkige manier zijn die goede voornemens toen
gesneuveld. Door dit sneuvelen blijven er voor mij nog
vier problemen bestaan.
Een eerste probleem gaat over de gediplomeerde ver-
pleegkundigen. Door het hogeschooldecreet werd de
klassieke opleiding voor gebrevetteerde verpleegkundi-
gen op een andere manier georganiseerd, met name in
het BSO. De diploma's die werden afgeleverd waren
geen diploma van gebrevetteerde verpleegkundigen
maar van gediplomeerde verpleegkundige. Om op een
wettelijke basis de verpleegkunde uit te oefenen moet
men in die wettelijke basis opgenomen zijn. Het koninklijk
besluit nr. 78 dat dit punt regelt, heeft deze gediplo-
meerde verpleegkundigen nog niet opgenomen.
De eerste gediplomeerde verpleegkundigen zijn in juni
afgestudeerd en ik weet dat ze op verschillende terreinen
werken, in de ziekenhuizen, maar vooral in de RVT's en
de rusthuizen, en dat ze een aantal verpleegkundige
handelingen stellen. Volgens mij is dat niet wettelijk
geregeld en ik dring erop aan dat terzake een rechts-
grond wordt uitgewerkt, zodat deze mensen nooit iets
kan worden aangewreven.
Mevrouw de minister, meteen moet ook het probleem van
de verhouding van de nieuwe gediplomeerde verpleeg-
kundigen ten aanzien van de gebrevetteerde en de
gegradueerde verpleegkundigen worden geregeld. Wat
kunnen zij doen ? Welke verpleegkundige handelingen
kunnen zij stellen ? Kunnen zij alle verpleegkundige
handelingen uitvoeren ? Dit zou volgens mij geen goede
zaak zijn. Ik vind dat zij, vermits zij een andere opleiding
hebben genoten, in een bepaalde verhouding moeten
staan tot de gebrevetteerde en gegradueerde verpleeg-
kundigen.
Mijn voorstel terzake is dat deze verpleegkundigen,
assistenten in de verpleegkunde zouden worden ge-
noemd, die een belangrijke taak toegewezen krijgen,
waardoor veel jonge mensen zouden worden aangetrok-
ken.
Een tweede probleem dat moet worden opgelost is de
gelijke toegang tot alle diensten, zowel voor de gebre-
vetteerde als voor de gegradueerde verpleegkundigen. Ik
pleit dus voor een gelijkstelling, omdat de gebrevetteerde
verpleegkundigen
tot
hiertoe
in
alle
diensten
en
gezondheidssectoren gelijkaardige verpleegkundige ac-
tiviteiten hebben kunnen uitoefenen. Vroeger kon men
aan de kledij nog zien wie een A1- en wie een A2-diploma
had, maar dat onderscheid is gelukkig verdwenen. Nie-
mand kan nu zien wie een gebrevetteerd en wie een
gegradueerd verpleegkundige is. Zij hebben ook altijd
toegang gekregen tot alle diensten, tot op het ogenblik
dat een aantal koninklijke besluiten werden gepubliceerd
waarin de personeelsnormen werden vastgelegd en
waardoor de gebrevetteerde verpleegkundigen geen nor-
male doorstroming meer hadden naar de verschillende
diensten. Ik denk aan de spoedopname, de MUG en de
intensieve verzorging, waar een gebrevetteerd verpleeg-
kundige volgens de nieuwe reglementering niet langer
diensthoofd kan zijn. minister Colla had, vooraleer de
bespreking terzake was afgerond, een koninklijk besluit
uitgevaardigd, waarin onder meer was bepaald dat deze
mensen, mits vijf jaar ervaring, op deze diensten konden
blijven. Op dat vlak zou eveneens een gelijkstelling
moeten komen.
Dit geldt ook voor de psycho-geriatrische diensten, waar-
van men als gebrevetteerd verpleegkundige geen dienst-
hoofd kan zijn en waar ook in de dienst zelf alleen maar
gegradueerde verpleegkundigen, en daarnaast mogelij-
kerwijs ook verzorgenden, in dienst worden genomen. Ik
verwijs ook naar de dienst palliatieve zorgen, waar 66%
van de verpleegkundigen een diploma van gegradueerde
moet hebben. Ook daar zouden de functies zowel voor
gegradueerde als voor gebrevetteerde verpleegkundigen
toegankelijk moeten zijn.
Mevrouw de minister, voor mij is het duidelijk dat de
toegang tot de verschillende diensten, ook tot de gespe-
cialiseerde functies in die diensten, zowel voor gebrevet-
teerde als voor gegradueerde verpleegkundigen moet
bestaan,
op
voorwaarde
natuurlijk
dat
dezelfde
kwaliteitsnorm en beroepsbekwaamheid wordt gee¨ist.
Het derde probleem is de ordening van de titels en de
beroepsbekwaheid. Mettertijd zijn een aantal titels ont-
staan, bijvoorbeeld in de pediatrie. Na de oorlog was de
kind- en moederzorg bijzonder belangrijk, vandaar de
bijzondere titel voor de pediatrie. Ook de intensieve zorg
en de spoedopname hebben een bijzondere titel gekre-
gen. In Vlaanderen bestond nochtans geen enkele oplei-
ding om deze titel te behalen. In de officie¨le, Vlaamse
scholen wordt alleen een soort bijscholing georgani-
seerd. In Wallonie¨ organiseren 1 of 2 scholen deze
opleiding. Zij hebben de titel als dusdanig in hun regle-
mentering opgenomen. Ik vind het dan ook onaanvaard-
baar dat de titel als voorwaarde wordt gesteld voor
indiensttreding.
We moeten in de toekomst streven naar vier basisoplei-
dingen : de algemene gezondheidszorg, de gezond-
heidszorg voor ouderen, de thuisgezondheidszorg en de
geestelijke gezondheidszorg. De opleidingen kunnen la-
14
HA 50
COM 065
07-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Joos Wauters
ter worden aangevuld met verschillende beroeps-
bekwaamheden. De nadruk moet vooral liggen op de
verdere specialisatie. Nu is het zo dat bijvoorbeeld vroed-
vrouwen zich enkel op de verloskunde kunnen toeleg-
gen. Ze krijgen namelijk geen basisopleiding verpleeg-
kunde meer. Ik denk dat de ordening van titels en
beroepsbekwaamheden op een goede manier moet wor-
den georganiseerd. Dit belet echter niet dat een aantal
bruggen worden geslagen voor mensen met een lagere
opleiding zoals de gediplomeerden en gebrevetteerden.
Er moet een overgang mogelijk zijn naar de gegra-
dueerde verpleegkundigen. Bij deze overgang moet re-
kening worden gehouden met de inhoud van de opleiding
en met de stages. Nu is het zo dat gebrevetteerde
verpleegkundigen die een opleiding volgen voor de titel
van gegradueerde verpleegkundigen, de stages integraal
moeten doen terwijl ze al jaren werken in een ziekenhuis
en de verschillende diensten reeds hebben doorlopen.
Die brug is dan ook een heel belangrijke zaak.
Mevrouw de minister, mijn vragen waren concreet gefor-
muleerd en ik verwacht van u ook een concreet ant-
woord.
Minister
Magda Aelvoet :
Mevrouw
de
voorzitter,
collega's, ik zal eerst antwoorden op de vragen met
betrekking
tot
de
beroepstitel
en
de
beroeps-
bekwaamheden.
Het koninklijk besluit van 2 juli is pas op 11 november
verschenen. Ik stel vast dat het de gewoonte is dat er een
zekere tijd verstrijkt tussen de ondertekening van een
koninklijk besluit en de publicatie in het Staatsblad, maar
dat mag geen excuus zijn.
Nieuw in dit besluit van 11 november, in feite het besluit
van 2 juli, is dat voor gebrevetteerde gediplomeerde
verpleegkundigen in twee bijkomende beroepstitels
wordt voorzien, namelijk de bijzondere beroepstitel van
verpleegkundige
in
de
intensieve
zorg
en
de
spoedgevallenzorg en de bijzondere beroepstitel van
verpleegkundige in de geriatrie.
Na de publicatie van de lijst moeten vervolgens de
erkenningscriteria voor de bijzondere beroepstitels en
beroepsbekwaamheden bij ministerieel besluit worden
vastgelegd. De Nationale Raad voor verpleegkunde
heeft reeds adviezen uitgebracht voor een hele serie
beroepstitels, zoals gegradueerde in de geestelijke ge-
zondheidszorg, gegradueerde in de sociale gezond-
heidszorg, gegradueerde in de pediatrische verpleeg-
kunde,
verpleegkundige
in
de
geestelijke
gezondheidszorg, verpleegkundige in de intensieve zorg
en de spoedgevallenzorg, verpleegkundige in de geria-
trie.
Voor de volgende bijzondere beroepsbekwaamheden
werd eveneens een advies uitgebracht : verpleegkundige
ziekenhuishygie¨nist, verpleegkundige in de palliatieve
zorg en verpleegkundige in de oncologie. Op basis van
die adviezen kan de uitwerking van het ministerieel
besluit worden versneld.
Welke activiteiten kunnen gediplomeerde verpleegkundi-
gen uitoefenen en zullen die in het koninklijk besluit
nr. 78 worden opgenomen ?
Opdat ook de afgestudeerde gediplomeerde verpleeg-
kundigen in Vlaanderen de verpleegkunde zouden kun-
nen uitoefenen, werd op 26 oktober het koninklijk besluit
van 26 april gepubliceerd. Het gaat om het koninklijk
besluit tot uitvoering van het artikel 49quater van het
koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967. Het geeft
een hele reeks cijfers met betrekking tot de uitoefening
van de geneeskunde, de verpleegkunde, de paramedi-
sche beroepen en de geneeskundige commissies.
In artikel 1 wordt bepaald dat het diploma in de
ziekenhuisverpleegkunde en het diploma in de psychia-
trische verpleegkunde, afgeleverd door de Vlaamse Ge-
meenschap gelden als een brevet van verpleger of
verpleegster bedoeld in artikel 24quater, paragraaf 1, van
het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november. Hierdoor
zijn zij gemachtigd de verpleegkunde uit te oefenen.
Wat is de functionele verhouding van de gediplomeerde
verpleegkundige ten opzichte van de A2- en A1-
verpleegkundige ? Het is niet onmiddellijk duidelijk wat
de omschrijving
functionele verhouding precies beoogt,
maar op basis van artikel 21quater zijn zowel gegra-
dueerde als gebrevetteerde gediplomeerde verpleegkun-
digen gemachtigd de verpleegkunde uit te oefenen. In
het koninklijk besluit van 18 juni 1990 dat de lijst van de
technische verpleegkundige prestaties vastlegt alsook de
lijst van de handelingen die door een geneesheer aan de
beoefenaars van de verpleegkunde kunnen worden toe-
vertrouwd, de wijze van uitvoeren van die prestaties en
de handelingen en de kwalificatievereisten waaraan die
moeten voldoen, wordt inzake beroepsuitoefening geen
onderscheid gemaakt tussen gegradueerde en gebrevet-
teerde gediplomeerde verpleegkundigen.
De
interpellant
heeft
de
vraag
gesteld
of
A2-
verpleegkundigen op gelijke wijze toegang krijgen tot de
verschillende diensten. De erkenningsnormen voor de
diverse diensten - zorgprogramma's of functies - worden
opgesteld overeenkomstig de kwaliteitsoogmerken. Dit
betekent dat bijzondere kwalificaties zijn vereist voor
bepaalde specifieke normen. Ik kan terzake een over-
zicht bezorgen.
Ik wens wat dieper in te gaan op de vraag of A2-
verpleegkundigen eveneens toegang krijgen tot de psy-
chogeriatrische diensten. De bijlage van het koninklijk
besluit van 23 oktober 1964 inzake de normen die de
HA 50
COM 065
15
07-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
ziekenhuizen en diensten moeten naleven, bepaalt dat
de diensten moeten beschikken over een hoofdverpleger
die slechts bij voorkeur houder moet zijn van de bijzon-
dere beroepstitel van gegradueerde verpleegkundige in
de geestelijke gezondheidszorg of gegradueerde geria-
trische verpleegkundige. Per 30 bezette bedden moeten
de diensten over ten minste 8 gegradueerde verpleeg-
kundigen beschikken, bij voorkeur houders van een van
de bovenvermelde beroepstitels evenals over 6 leden
verzorgend personeel. Geen enkele bepaling ontzegt de
toegang van gebrevetteerde of gediplomeerde verpleeg-
kundigen tot de psychogeriatrische diensten.
Een andere vraag handelt over de voorwaarden van een
eventuele
overgangsbrug
voor
A2-
naar
A1-
verpleegkundigen. Op het einde van de vorige regeer-
periode heeft de minister van Volksgezondheid overleg
gepleegd met de Gemeenschappen inzake de concrete
uitwerking van de bruggen tussen de opleiding van
gegradueerde en gebrevetteerde gediplomeerde ver-
pleegkundigen. Dit overlegproces werd niet voltooid. Ik
deel u mee dat de onderhandelingen binnenkort hervat
zullen worden. Na de goedkeuring van het wetsontwerp
dat het koninklijk besluit nr. 78 inzake de uitoefening van
de genees- en verpleegkunde wijzigt, was een overleg
dringend nodig.
Wat de uitoefening van de verpleegkunde betreft, bevat
het wetsontwerp drie beroepstitels : algemeen verpleeg-
kundige, gebrevetteerd verpleegkundige en ziekenhuis-
assistent. Dit brevet wordt op dit ogenblik niet langer
afgeleverd. De beroepstitel
ziekenhuisassistent moet
echter behouden blijven omdat de huidige ziekenhuis-
assistenten de verpleegkunde zullen mogen blijven uit-
oefenen.
Er zal eveneens een overleg met de Gemeenschappen
worden georganiseerd inzake de overgangsbrug van
gediplomeerde verpleegkundige naar A1.
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mevrouw
de voorzitter, mevrouw de minister, ik geef grif toe dat uw
uitgebreid antwoord een aantal elementen bevat die
soelaas bieden voor bepaalde categoriee¨n verpleegkun-
digen. Voor mij is dit echter onvoldoende.
Mevrouw de minister, ik dring aan op een uitvoerig debat,
zodat een aantal regels vereenvoudigd en duidelijker
worden. Op dit ogenblik worden de gebrevetteerde ver-
pleegkundigen tevreden gesteld. Zij halen hun slag thuis.
Zij kunnen doorgroeien in hun diensten zoals de MUG,
intensieve zorg en spoedgevallen. Deze maatregel lost
echter het fundamentele probleem niet op.
Minister Colla heeft daarover een rondetafelconferentie
gehouden. Ik meen echter dat we deze discussie in het
parlement moeten kunnen voeren. We kunnen dan een
aantal deskundigen horen zodat we achteraf lijnen kun-
nen trekken.
Wat de pediatrie betreft, wijs ik erop dat dit geen specia-
liteit meer is. De titel bestaat nog, maar we moeten hierin
orde scheppen. We moeten de basisopleiding en de
beroepsbekwaamheid duidelijk in kaart brengen. Me-
vrouw
de
minister,
u
hebt
een
aantal
beroeps-
bekwaamheden aangehaald maar ik denk dat er nog
tientallen andere zijn. Ook het probleem van de vroed-
vrouwen moet binnen de kortste keren worden opgelost.
Mevrouw de minister, inzake de psychogeriatrie blijf ik op
mijn
honger.
Uiteraard
werd
gebrevetteerde
A2-
verpleegkundigen de toegang niet ontzegd. Het is echter
een feit dat zij alleen als verzorgenden in dienst kunnen
komen. Dat geeft een weddeverschil van 15 000 tot
25 000 frank. Dat was de uitsluiting waarop ik doelde.
Men kan gegradueerden en verzorgenden in de norm
opnemen, maar daartussen ligt er niets. Dit betekent dat
de gebrevetteerden wel als verzorgenden binnen kunnen
komen, maar inzake hun loon scheelt dit meer dan een
slok op een borrel.
Ook inzake de diensthoofden in de psychogeriatrie, de
intensieve zorg en de afdeling spoed blijf ik op mijn
honger. Een aantal mensen zijn nu diensthoofd terwijl zij
volgens de huidige reglementering die functie niet kun-
nen blijven uitoefenen. Ik vraag u dus om voor deze
aspecten een oplossing te vinden.
Mijn belangrijkste vraag blijft echter om terzake beslis-
singen te nemen. Misschien kunnen we dan ook nagaan
hoe de gebrevetteerden aan een A1-diploma kunnen
komen.
Tot slot ben ik verheugd dat er een oplossing is gevonden
voor de gediplomeerden en dat zij nu wettelijk de ge-
neeskunde kunnen beoefenen. Ik vraag mij echter af in
welke functionele verhouding dit zich verder zal ontwik-
kelen. Ook op dat vlak moet er duidelijkheid komen.
Iedereen zegt dat dit een andere opleiding is dan vroe-
ger. Ik ben er voorstander van dat mensen via dit kanaal
binnen kunnen komen. Het is van groot belang voor
mensen die misschien wat intellectuele kracht te kort
komen maar die de patie¨nten wel goed kunnen verzor-
gen en bijstaan. De vroegere opleiding voor gebrevet-
teerde heeft aangetoond dat hieruit uitmuntende ver-
pleegkundigen kunnen voortkomen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Els Van Weert aan
de minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu over
de aanwezigheid van giftige
stoffen in spaanderplaten en andere afgewerkte pro-
ducten vervaardigd uit gei¨mpregneerd hout
(nr. 498)
16
HA 50
COM 065
07-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
Question orale de Mme Els Van Weert a` la ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publi-
que et de l'Environnement sur
la pre´sence de subs-
tances toxiques dans les panneaux d'agglome´re´ et
dans d'autres produits finis fabrique´s a` base de bois
impre´gne´s
Mevrouw Els Van Weert (VU&ID) : Mevrouw de voorzit-
ter, mevrouw de minister, allereerst ben ik mij ervan
bewust dat deze problematiek zeer complex is, zeker
inzake de bevoegdheidsverdeling.
Mevrouw de minister, aangezien ik meen dat u bevoegd
bent over een aantal aspecten terzake, veroorloof ik mij u
de volgende vragen te stellen.
Via de media vernamen wij dat Nederlandse bedrijven op
grote schaal giftig houtafval uitvoeren naar een aantal
Europese landen, waaronder Belgie¨. Dit giftig houtafval
wordt onder meer in het bedrijf Unilin te Wielsbeke,
verwerkt tot spaanderplaten.
Nederlandse wetenschappelijke studies wezen uit dat
het gei¨mpregneerd hout dat wordt verwerkt tot houtsnip-
pers waarvan spaanderplaten worden gemaakt, een
hoog gehalte arseenzuur en chroom VI-verbindingen.
Arseen- en chroom VI-verbindingen zijn de meest ge-
vaarlijke kankerverwekkende verbindingen en zijn opge-
nomen in classe I. Zij kunnen een groot gevaar inhouden
voor de volksgezondheid. Deze stoffen zouden nog
gevaarlijker zijn dan asbest waarvoor al heel wat maat-
regelen werden genomen.
Enig opzoekwerk wees uit dat het Nederlands Ecologi-
sche Kenniscentrum waar deze kwestie al geruime tijd
wordt onderzocht, op 7 september jongstleden de Bel-
gische ambassade in Den Haag schriftelijk op de hoogte
bracht van de leveringen van giftig houtafval aan voor-
noemd Belgisch bedrijf. Op 14 september schreven zij
opnieuw een brief naar de ambassade met bijkomende
informatie over dit dossier.
De giftige stoffen die in het hout aanwezig zijn, zouden
reprotoxisch zijn, wat een toxische effect inhoudt op de
reproductiefunctie van vrouwen en mannen, onder an-
dere
impotentie,
fertiliteitsproblemen,
menstruatie-
stoornissen, testiskanker, alsook op het nageslacht via
vrouwen en mannen, zoals miskramen, onwikkelings-
stoornissen, doodgeboorte.
Bovendien zouden deze stoffen genotoxisch zijn, wat
inhoudt dat wanneer slechts e´e´n molecule het menselijk
lichaam binnendringt, dit op termijn reeds kan leiden tot
kanker.
Deze stoffen kunnen ook genetische schade veroorza-
ken.
Deze gegevens zijn afkomstig uit een wetenschappelijk
rapport over deze stoffen.
Op basis van dat onderzoek en na een dwingend arrest
van het hoogste gerechtshof werd beslist dat de produc-
ten die vervaardigd zijn uit gei¨mpregneerd hout, niet
langer mogen worden verkocht.
Hier volgen enkele voorbeelden van producten vervaar-
digd uit behandeld hout : tuinhuisjes, afsluitingen, speel-
tuigen, pergola's, tuinmeubelen, dwarsliggers van trein-
sporen.
In Nederland werd beslist het probleem bij de bron aan te
pakken door het gebruik van de houtsnippers die vrijko-
men bij bouw- en sloopafval, niet langer toe te staan.
Maar de uitvoer ervan, onder meer naar Belgie¨, blijft in
theorie nog steeds mogelijk, wat eigenlijk wijst op een
inconsequentie vanwege de Nederlandse overheid.
Mevrouw de minister, bent u op de hoogte van de
alarmerende berichten die de Belgische ambassade op 7
en 14 september ontving ?
Bent u van plan maatregelen te nemen om de verkoop in
ons land van producten vervaardigd uit gei¨mpregneerd
hout - in het bijzonder de spaanderplaten die te Wiels-
beke worden vervaardigd - te verbieden. Bent u van plan
om maatregelen te nemen voor producten vervaardigd
uit behandeld hout, die ook schadelijke stoffen bevatten
en waaruit onder andere speeltuigen worden gefabri-
ceerd ?
Hierin zouden ook giftige stoffen kunnen zitten, hetgeen
zeer delicaat is omdat kinderen ermee in aanraking
kunnen komen.
Als de minister dit niet van plan is, welke argumenten
heeft ze om de verdere verkoop van deze giftige houten
producten, waartoe ook speeltuigen voor kinderen beho-
ren, toe te staan ?
Een laatste vraag heeft betrekking op de bevoegdheids-
verdeling terzake. Overlegt de minister met de gewesten
om na te gaan of het probleem ook bij ons aan de bron
kan worden aangepakt ? Het verbieden van het versnip-
peren van het hout en het gebruik ervan als brandstof of
grondstof behoort tot de bevoegdheid van de gewesten.
Heeft de minister overlegd met de gewesten over een
mogelijk verbod. Heeft de minister enig zicht op deze
zaak ?
Minister
Magda Aelvoet :
Mevrouw
de
voorzitter,
collega's, mijn administratie is inderdaad op de hoogte
gebracht van de briefwisseling tussen het Nederlands
Ecologisch Kenniscentrum en de Belgische ambassade.
Uit de brief van het Nederlands Ecologisch Kennis-
centrum kan worden opgemaakt dat het arrest van de
Nederlandse Raad van State het versnipperen van be-
handeld hout verbiedt. Ook heb ik weet van een beslis-
HA 50
COM 065
17
07-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
sing van het Nederlandse College Toelating Bestrijdings-
middelen (CTB) om vanaf 1 januari 2000 - dus niet nu -
het gebruik van chroom VI en arseenhoudende middelen
niet langer toe te staan voor hout dat in direct of indirect
contact komt met grond of bestemd is voor de verwerking
of het gebruik door particulieren. De recente maatregel
wijkt dus af van de beperkingen die in Belgie¨ voor deze
middelen gelden. De beoordeling van het College Toela-
ting Bestrijdingsmiddelen over het risico van het hout dat
met arseenzuur, koper en chroom VI is behandeld, is iets
genuanceerder dan wat mevrouw Van Weert daarnet
heeft voorgelezen. Op dit moment gaat mijn administratie
deze zaak samen met mijn kabinet na. We willen wel
degelijk weten hoe de vork in de steel zit en welke
maatregelen moeten worden genomen.
De aanpak van het probleem van het afvalhout is natuur-
lijk een zaak van de gewesten. De aanpak aan de bron,
in dit geval de toelating voor het op de markt brengen, de
gebruiksvoorschriften
inzake
houtbeschermingsmid-
delen en de normen met betrekking tot de samenstelling
van wat op markt kan worden gebracht, valt onder de
bevoegdheid van de federale overheid. Overleg en coo¨r-
dinatie met de gewesten is in dit geval gewenst en werd
reeds opgestart. De federale overheid heeft trouwens de
plicht de gewesten te betrekken bij het voorbereiden van
reglementeringen op het vlak van leefmilieu en product-
normen. Gisteren heb ik overigens een telefoontje gekre-
gen van de beroepsfederatie van de houtbewerkings-
sector teneinde mijn aandacht erop te vestigen dat ik
zeer omzichtig te werk zal moeten gaan bij het opleggen
van normen omdat bepaalde producten op dit ogenblik
onvervangbaar zijn. Kortom, de normale procedures zijn
al gestart.
Mevrouw Els Van Weert (VU&ID) : Mevrouw de voorzit-
ter, het verheugt mij dat de minister alert heeft gerea-
geerd op deze onrustwekkende berichten. Met betrek-
king tot de onvervangbaarheid heeft het Nederlands
Ecologisch Kenniscentrum ons verzekerd dat er wel
degelijk ecologisch verantwoorde alternatieven bestaan.
Misschien zou het goed zijn dat de sector hiervan op de
hoogte wordt gesteld. Ik zal de zaak verder opvolgen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Ferdy Willems aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
het houden van wilde dieren door
particulieren
(nr. 543)
Question orale de M. Ferdy Willems a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement sur
la de´tention d'animaux
sauvages par des particuliers
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Mevrouw de voorzit-
ter, mevrouw de minister, dit is een thema dat mij al een
tijdje bezighoudt. Op 8 december 1983 bekwam ik -
vanuit de oppositie - dat in de gemeenteraad van Den-
dermonde een reglement werd goedgekeurd om het
houden van wilde dieren op het grondgebied van Den-
dermonde te regelen. Dat was naar aanleiding van de
zaak van de leeuwin Ilse die men had verminkt en die
toen zelfs de nationale pers heeft gehaald. Toen ik in dit
parlement kwam heb ik navraag gedaan of men hier ook
met deze problematiek bezig was. Blijkbaar zijn dienaan-
gaande heel wat vragen, interpellaties en voorstellen ter
sprake gekomen. Gisteren vond ik bij mijn post het blad
van Gaia waarin dierentuinen nogmaals op een nega-
tieve wijze in de actualiteit kwamen. Het ging met name
om de dierentuinen van Wazoo en Terdonk. Dit thema is
dus actueel.
Vele mensen bezitten blijkbaar wilde dieren in dit land,
hoewel er terzake geen reglementering is. Dat zorgt voor
problemen, in de eerste plaats voor de betrokken dieren.
Zij worden slecht verzorgd en hebben geen gepaste
huisvesting. Zij worden vaak jong aangekocht. Als zij
groter worden, ontstaan de problemen. Het lieve kleine
welpje wordt een jager. Het lieve kleine aapje krijgt
seksuele neigingen, met alle onplezierige gevolgen van
dien voor de mensen in zijn buurt. Men wil zich dan zo
snel mogelijk ontdoen van het dier dat men zo enthou-
siast had aangekocht. Meestal gaat het hier om mensen
die problemen hebben met zichzelf. De dierenarts maakt
die dieren af, of verminkt ze. Zo werden bijvoorbeeld de
tanden van de leeuwin waarover ik het had, uitgetrokken
en de nagels verwijderd. Die beesten komen in de
dierenhandel terecht, waar het verhaal herbegint. Zij
belanden uiteindelijk in een opvangcentrum. In die die-
renasielen weet men niet goed wat gedaan met die
dieren. Het spuitje is vaak het enige redmiddel, want het
is dweilen met de kraan open. Bovendien zorgen die
dieren vaak voor gevaar. Er zijn mij tal van gevallen
bekend waarbij zo'n beest ontsnapt, met alle gevolgen
van dien.
De oorzaak is dat in Belgie¨ terzake geen wetgeving
bestaat, met uitzondering van de beschermde diersoor-
ten, die zijn opgenomen in de conventie van Washington.
Om het even wie kan bij ons wilde dieren kopen en
houden. De wet van 14 augustus 1986, gewijzigd door de
wet van 4 mei 1995, voorziet in de mogelijkheid beper-
kingen op te leggen door middel van lijsten die men kan
aanleggen van de dieren die mogen worden gehouden.
Die lijsten zijn klaar voor de zoogdieren, maar niet voor
de andere dieren. Bovendien geeft dezelfde wetgeving
de mogelijkheid om bekwaamheidsvoorwaarden op te
leggen aan personen die zich met dieren bezighouden,
zoals honden- en kattenkwekerijen, dierenasielen en
-pensions en handelszaken.
18
HA 50
COM 065
07-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Ferdy Willems
Mevrouw de minister, wilt u deze limitatieve lijst verder
uitbreiden, zoals voorzien in de wet ? Wilt u het houden
van dieren door particuliere verzamelaars aan banden
leggen via reglementering terzake, bijvoorbeeld analoog
met de reglementering inzake dierentuinen ? Bent u
bereid een uitdoofbeleid te voeren ? Indien ja, kunt u een
tijdsbepaling geven ?
Minister
Magda Aelvoet :
Mevrouw
de
voorzitter,
collega's, er zijn inderdaad problemen met het houden
van wilde dieren. Er zijn op dat vlak al heel wat wantoe-
standen geweest waarbij het duidelijk is dat particulieren
dierlijk lijden hebben veroorzaakt, maar er zijn ook an-
dere omstandigheden. We hebben de indruk dat in deze
interpellatie alleen de negatieve zijden worden belicht.
De eerlijkheid gebiedt toch vast te stellen dat er zorg-
zame dierenhouders zijn die minder gewone dieren met
de vereiste kennis, bekwaamheid en toewijding verzor-
gen. Dit neemt niet weg dat het houden van dergelijke
dieren ethische vragen kan oproepen en ik meen dat dit
de basis was om het artikel 3bis in de wetswijziging van
mei 1995 op te nemen. Het houden van dieren wordt niet
als een vanzelfsprekendheid beschouwd en dat wordt als
dusdanig vastgelegd in artikel 3bis.
Het ontwerp van een positieve lijst van zoogdieren is al
klaar sinds 1996, maar is nog niet effectief in een
koninklijk besluit opgenomen omdat men al jaren wacht
op het advies van de Europese Commissie. De vraag rijst
immers of het verbod op het houden van sommige dieren
in overeenstemming is met de Europese regelgeving
inzake vrijhandelsverkeer. Tot dusver is het verzoek
onbeantwoord gebleven, niettegenstaande verscheidene
herinneringen. Nog vorige maand werd er een herinne-
ring gestuurd.
Dit kon volgens mij niet langer aanslepen en ik heb mijn
diensten de opdracht gegeven om een ontwerp van
koninklijk besluit dat een positieve lijst van zoogdieren
vastlegt, af te werken en naar de Raad van State te
sturen zodat er niet te veel tijd meer verloren gaat. Ik ben
van oordeel dat vooral het houden van wilde zoogdieren
problemen kan scheppen en dat dit bij voorrang moet
worden geregeld.
Door de uitvaardiging van voornoemd besluit wordt im-
pliciet voor een uitdoofbeleid gekozen, hoewel naar mijn
mening de mogelijkheid voor uitzonderingen moet blijven
bestaan. Die uitzonderingen moeten, geval per geval,
door een ethische en wetenschappelijke commissie wor-
den beoordeeld. Het zou verkeerd zijn indien voor eutha-
nasie wordt gekozen, boven het verder houden van die
dieren in optimale omstandigheden, alleen omdat het om
een particulier gaat. Ik acht het dus noodzakelijk dat er
een inventaris wordt opgemaakt van de wilde zoogdieren
die in ons land worden gehouden en van de positielijst
door prive´-personen, zoals is bepaald in de wet van
14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het
welzijn van de dieren. Aan de hand daarvan zullen we
onderzoeken of het noodzakelijk is om hiervoor nieuwe
huisvestingsnormen vast te stellen, dan wel of de normen
geldend voor het houden van dieren in dierentuinen
moeten worden gehanteerd.
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Mevrouw de voorzit-
ter, het is evident dat er ook mensen zijn die goed met
dieren omgaan en daar moet de wetgever zich niet mee
bezig houden.
In ben het met de minister eens dat we bij de Europese
Commissie moeten aandringen op een spoedige behan-
deling van deze zaak. Ik ben tevreden met de acties die
de minister onderneemt bij de diverse instanties, te
beginnen met de Raad van State, en met de andere
initiatieven die zij heeft aangekondigd. Wij zullen die
inspanning op de voet volgen en wij danken haar nu
reeds voor wat zij voor deze zaak doet.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De mondelinge vragen nr. 531 van de heer Daniel
Bacquelaine en nr. 566 van de heer Yvan Mayeur worden
naar een latere datum verschoven.
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
het verdelen van methadon aan
heroi¨neverslaafden in medisch-sociale opvangcen-
tra
(nr. 571)
Question orale de M. Jo Vandeurzen a` la ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publi-
que et de l'Environnement sur
la distribution de
me´thadone aux he´roi¨nomanes dans les centres d'ac-
cueil me´dico-sociaux
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, deze vraag is gei¨nspireerd door
mijn overtuiging dat wij dringend nood hebben aan een
regeling voor de substitutieproducten. Terzake gebeuren
de facto een aantal zaken die niet in overeenstemming
zijn met de regelgeving. Dat is alleszins mijn vermoeden
nadat ik het antwoord heb gelezen op een schriftelijke
vraag die jaren geleden aan collega Goutry werd gege-
ven.
HA 50
COM 065
19
07-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jo Vandeurzen
Mevrouw de minister, in de medisch-sociale opvangcen-
tra - MSOC - wordt methadon gegeven aan heroi¨ne-
verslaafden. Kunt u mij meedelen waar deze centra hun
methadon kunnen of mogen aankopen en op welke wijze
dit geneesmiddel volgens de wettelijke voorschriften
moet worden verpakt en verdeeld ?
Wordt terzake een wetenschappelijke evaluatie ge-
maakt ? Wordt de wijze waarop deze centra omgaan met
methadon ook in deze wetenschappelijke studie opgeno-
men ?
Minister
Magda Aelvoet :
Mevrouw
de
voorzitter,
collega's, gelet op de artikelen 13 en 19 van het koninklijk
besluit van 31 december 1930 betreffende de handel in
slaapmiddelen en verdovende middelen, moet het afle-
veren van methadon door een apotheker gebeuren, op
schriftelijk, gedagtekend en ondertekend voorschrift van
een geneesheer, een veearts of een licentiaat in de
tandheelkunde. Een speciaal oranjerood etiket moet op
de verpakking worden aangebracht met, in het zwart
gedrukt, een doodshoofd en de melding 'poison-vergif'.
Gelet op het artikel 4, § 1, van het koninklijk besluit nr. 78,
waarover wij het vandaag al hebben gehad, is alleen de
officina-apotheker bevoegd om geneesmiddelen, onder
andere met methadon, in individuele dagdosissen te
bereiden en af te leveren.
De
medisch-sociale
opvangcentra
moeten
hun
methadongeneesmiddelen aanschaffen bij een officina-
apotheker. Heden worden, na aflevering in de apotheek,
de individuele dagdosissen ofwel in de apotheek, ofwel in
de centra door de betrokkenen ingenomen.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
ik dank de minister voor haar antwoord. De vraag is wat
de overheid gaat doen, wetende dat het in de praktijk niet
op deze manier gebeurt ? In een aantal artsenkranten
werden verhalen gepubliceerd over de liters geneesmid-
delen die worden opgehaald en gedistribueerd. Bestaat
terzake een vorm van inspectie ? Hoe wordt daarop
gereageerd ?
Mevrouw de minister, u hebt niet geantwoord op de vraag
of dat probleem ook in de wetenschappelijke evaluatie
zal worden behandeld. Ik denk dat terzake een opvallend
verschil bestaat tussen het wettelijke kader en de dage-
lijkse realiteit.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 15.50 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 15.50 heures.
20
HA 50
COM 065
07-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000